Digitaal Magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie nummer 4, 1 december-2008
Inhoud
De toekomst bepaal je zelf!, voorwoord ................................................................................................. 2 Nieuws ..................................................................................................................................................... 3 De nieuwe opleidingsstructuur, de stand van zaken……………………………………………………………………………5 Boeken ..................................................................................................................................................... 6 De piramide van Maslow, column........................................................................................................... 9 Achillespeesklachten, medisch.............................................................................................................. 10 PAC en Rotterdam Atletiek doen samen, aan het woord ..................................................................... 13 Tien tips bij de aanstelling van een verenigingsmanager, arbo-zaken ................................................. 15 Steeplelopen: onbekend maakt onbemind, de aanpak ........................................................................ 17 Hoe houd je de motivatie van je lopers hoog, de trainer werpt op ...................................................... 18 Talentontwikkeling leidt slechts tot goede junioren, de stelling .......................................................... 22 Horden? Ja leuk!, atletiekoefenstof ...................................................................................................... 25 Geen cooling down maar er een nachtje over slapen!, voor u gelezen en beoordeeld ........................ 28
Colofon Het Digitaal magazine voor Licentiehouders wordt uitgegeven door de Atletiekunie en verschijnt 4x per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over trainersrelevante zaken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een zogenaamde digitale 'Nieuwsflits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 1/2009 verschijnt 1 februari.
Redactie: Eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], www.steun.biz, 024-3566601 Redactiemedewerkers: Dé Hogeweg, Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Clemens Vollebergh (eindredacteur) Aan de inhoud van deze brief werkten ook mee: Erik Lankers (WOS), Roy Sip. Manager kaderontwikkeling Atletiekunie: Paul Peters Voor opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen en suggesties voor ‘De Stelling’ en ‘De trainer werpt op’ mailt u:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen dit magazine per mail. Geef eventuele veranderingen van uw e-mailadres door aan de ledenadministratie:
[email protected].
VOORWOORD
De toekomst bepaal je zelf! 2009 wordt een slecht jaar, de werkloosheid stijgt, de economie loopt terug: één grote malaise. Het gaat nu nog goed maar het wordt slechter... Houd de hand op de knip en blijf zitten waar je zit, zoek vaste waarden op: stel je inkomen veilig, kies voor politieke partijen die niet teveel willen veranderen en zet je af tegen het onbekende. Kom pas in beweging als er elders iets gaat schuiven. Het lijkt een heel logische reactie, maar het is de dood in de pot. Want net zo min als dat je leven geregeerd mag worden door het verleden, mag de toekomstverwachting je tegenhouden in je ontwikkeling. De actualiteit daagt je uit dingen anders en beter te doen. Hoe het niet moet laten ons de horecaondernemers zien. Dat het rookverbod er zou komen was al jaren bekend, maar als je dat niet ziet zitten en je alleen maar blijft afzetten tegen een beleid dat ‘de kleine caféeigenaar vermoordt’, manoeuvreer je jezelf in de slachtofferrol. Denken vanuit bedreigingen en niet vanuit kansen heet dat. Los van het feit dat de horeca-eigenaren geen boodschap hebben aan de positieve effecten zoals gezondheidswinst voor werknemer en bezoeker, is deze houding geheel tegen marketingwetten in. Want een ondernemer speelt voortdurend in op veranderingen. Hij zoekt naar nieuwe formules, nieuwe doelgroepen en bedenkt een nieuw caféconcept: hallo dit is de eenentwintigste eeuw! En wat doen wij atletiektrainers? Kijken we ook naar 2009 als een jaar waarin het niet goed kán gaan? Knijpen we de billen bij elkaar of vormt het na-olympisch jaar dé uitdaging verder te kijken. Je vakinhoudelijk ontwikkelen en nieuwe samenwerking aangaan. Wie van de looptrainers heeft op de looptrainersdag structurele contacten aangeknoopt met andere trainers? Is lid geworden van Hardlooptrainers Nederland, of bedenkt nieuwe producten en diensten voor de loopmarkt? Toegegeven, gelijke tred houden met trends is niet gemakkelijk. De keerzijde is dat het nog desastreuzer is ontwikkelingen te ontkennen en straks verongelijkt te doen als je niet bij kunt blijven (‘spikes vergeten’). Het digitaal magazine vormt één van de hulpmotortjes voor trainers. Eén ding wil ik alvast verklappen: trainers kunnen het niet meer op eigen houtje. Intensief samenwerken en voortdurend kennis uitwisselen zijn nodig om verder te komen. Discussieer mee naar aanleiding van de rubriek ‘De Trainer werpt op’, vindt nieuwe oefenstof die de hordentraining nog leuker maakt. Motiveer collega-trainers werk te maken van de steeplechase voor vrouwen, of steek iets op van het (samenwerkings)verhaal van verenigingsmanager Hareld Dielemans in de Rotterdamse Atletiek. En is de cooling-down een vanzelfsprekend onderdeel van de training? Of kun je er beter een nachtje over slapen? Met een inspirerende column over de fundamentele behoeftes volgens Maslow, neemt vaste columniste Dé Hogeweg afscheid van het Digitaal Magazine. Motivatie is belangrijk, maar soms concludeert Dé retorisch ‘is de lol eraf als de lol eraf is’. De redactie en de lezers hebben haar schrijfsels steeds bijzonder gewaardeerd. Het zetten van een stap, al is die niet direct in de goede richting, is dikwijls waardevoller voor je ontwikkeling dan meelopen met de grote stroom. De mooiste toekomst is je eigen toekomst. 2009 Yes we can!
Clemens Vollebergh Eindredacteur
2
NIEUWS Paramedische ondersteuning Het Nederlands Genootschap voor Sportmassage (NGS) en de Atletiek Unie hebben elkaar weer gevonden! Beide gaan zorgen voor de paramedische ondersteuning van zoveel mogelijk (ongebonden)lopers. Via de uitgebreide netwerken en vertakkingen van beide organisaties is er op korte termijn een 44-tal sportmassage praktijkhouders gevonden dat klaar is om de lopers te ontvangen en te voorzien van de nodige blessurepreventieve zorg. Deze sportmasseurs zijn allemaal geregistreerd in het Centraal Kwaliteitregister van het NGS.' Trainersconsulent neemt kijkje bij recreanttrainers Intervisie voor (recreant)trainers op locatie. Dat is in het kort wat de Trainersconsulent doet. De proef met dit kwaliteitsinstrument die inmiddels bij Nijmegen Atletiek is afgerond, wordt in de omgeving van Nijmegen en/of aangrenzende regio's voortgezet met een pilot onder vijf atletiekverenigingen. Ook uw vereniging kan zich daarvoor aanmelden. Wat doet de consulent? De trainersconsulent loopt twee keer mee met elke recreanttrainer: hij vult een protocol in en geeft de trainer aanbevelingen. Nadat alle trainers gezien zijn stelt de consulent een rapportage samen met een trainersbeleidsadvies. Vervolgstappen zijn het ontwikkelen van een gezamenlijke visie door de trainers, het maken van een plan van aanpak en implementatie ervan. Ook in praktische zin is er voorzien in bijscholingen voor de trainers die aansluiten bij hetgeen geobserveerd is. Ook de trainer vult een vragenlijst in. Over zijn achtergrond en reflexie op zijn trainerschap. Daarnaast vullen twee deelnemers uit de groep een vragenlijst in, zodat ook deze mening wordt meegenomen in de conclusies en aanbevelingen. Zij zijn tenslotte de ‘afnemers’ van het ‘hardloopproduct’. Voorafgaand aan de consulten vult de trainingscoördinator een vragenlijst in met kenmerken van de vereniging en de trainersgroep en de verwachtingen van de club bij de inzet van de trainersconsulent. De vragenlijsten zijn flexibel en kunnen desgewenst bij specifieke vragen van de vereniging/trainers, worden aangepast. De consulent geeft trainers of vereniging geen rapportcijfer en hij stelt ook geen kant en klaar plan op. Trainers die meewerken krijgen van de Atletiekunie een half licentiepunt. Tegemoetkoming in kosten! De Atletiekunie heeft naar aanleiding van de positieve resultaten bij Nijmegen Atletiek besloten tot een pilot onder vijf verenigingen in de omgeving van Nijmegen en/of aangrenzende regio's, alvorens te bepalen of het instrument landelijk wordt ingezet. De helft van de kosten (€ 37,50 ex BTW per uur plus reiskosten) worden door de Atletiekunie vergoed. De bijdrage van de Atletiekunie kent daarbij een maximum van € 1000,- per vereniging. Verenigingen die van de trainersconsulent gebruik willen maken of eerst meer informatie willen, kunnen daarover contact opnemen met trainersconsulent Clemens Vollebergh via:
[email protected]. Xander Koesen Atletiekunie Stimulatie van bewegen helpt De Nederlander moet meer gaan bewegen. Van acht beweeginterventies is het stimulerend effect aangetoond, twaalf zijn goede achtervolgers. Er is een redelijke kans dat het met deze interventies lukt ons te verleiden tot meer lichaamsbeweging. De Nederlander wordt collectief te dik, waardoor de kans op hart- en vaatziekten, diabetes en depressie toeneemt. Bij meer bewegen heeft ook de gemeente een taak. Binnen het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen krijgt een aantal ‘bewegingsarme’ gemeentes subsidie voor ‘beweeginitiatieven’. Inmiddels zijn er talloze interventies bedacht om mensen uit hun luie stoel te halen, van judolessen op school, beweegkriebels voor peuterleidsters, tot wandelen met de bridgeclub voor ouderen. Er is echter weinig zicht op het effect van deze interventies. Voor het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen onderzocht het NIVEL (Nederlands
3
instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) 61 van deze beweeginitiatieven op relevantie, effectiviteit en uitvoerbaarheid. Het rapport biedt gemeentes een overzicht van kansrijke interventies. Het onderzoek is gesubsidieerd door het ministerie van VWS. Beweeginterventies Acht beweeginitiatieven of interventies scoorden bijzonder goed. Van deze koplopers is het stimulerend effect op bewegen aangetoond. Daarbij zijn ze volgens de in het onderzoek gehanteerde criteria relevant en uitvoerbaar in elke gemeente. Twaalf interventies zijn goede achtervolgers. Ze zijn kansrijk, maar de effectiviteit is nog niet onomstotelijk bewezen. Drieëndertig volgen als peloton. Deze interventies zijn relevant, maar effectiviteit en uitvoerbaarheid zijn nog onder de maat. Acht interventies vielen af vanwege een te lage score. De beweeginitiatieven of -interventies richten zich op verschillende doelgroepen. Er zijn initiatieven om ouderen meer te laten bewegen, zoals het programma Denken en Doen. Ouderen komen bij elkaar om te bridgen en vanuit die sociale structuur gaan ze ook wandelen en andere lichamelijke activiteiten ondernemen. Een programma als Start to run richt zich op een grote groep van jong tot oud. In zes weken leer je hardlopen, met theorielessen over onderwerpen die variëren van schoenen tot voeding, met als afsluiting een hardloopevenement. Voor de kleintjes zijn er bijvoorbeeld de Beweegkriebels. Want er zijn ook al peuters met overgewicht en ‘bewegingsachterstand’, bijvoorbeeld kinderen die veel tv kijken of niet de mogelijkheid hebben om lekker buiten te spelen. Binnen dit programma worden peuterleidsters geschoold in het ontwikkelen en uitvoeren van een speels beweegaanbod. (Bron: www.gezonderworden.nl, 2 oktober 2008, aldaar: NIVEL) Renner met korte hielen is zuiniger Hardlopers met korte hielen verbruiken minder energie. Dat concludeert bewegingswetenschapper Melanie Scholz, verbonden aan de VU Amsterdam, uit onderzoek met vijftien Zuid-Afrikaanse hardlopers. De studie verschijnt binnenkort in het wetenschappelijke tijdschrift The Journal of Experimental Biology. Hardlopers verschillen onderling in energieverbruik tijdens het lopen. Volgens de studie valt driekwart van die verschillen te verklaren uit de afstand tussen hun enkelgewricht en de achillespees, kort gezegd: de lengte van de hiel. Bij de vijftien professionele en semiprofessionele hardlopers uit de Zuid-Afrikaanse provincie Gauteng varieerde deze afstand tussen 4,2 centimeter en 5,3 centimeter. Dat de hardlopers met een korte hiel het zuinigst lopen, ontdekte Scholz door hen te testen op een loopband. Volgens Scholz verklaart die zuinigheid voor een groot deel de verschillen in prestatie tussen atleten. Als een hardloper landt, fungeert zijn achillespees als een veer waarin energie wordt opgeslagen die weer vrijkomt als de loper zich afzet. Scholz stelde een wiskundig model op dat laat zien dat de achillespees de meeste energie kan opslaan als de afstand tussen het enkelgewricht en de achillespees kort is. De hiellengte verklaart het verschil in hardloopprestaties statistisch beter dan andere variabelen zoals het hebben van dunne of hoge kuiten. Studies van de Deense fysioloog Bengt Saltin lieten eerder zien dat benen met hoge dunne kuiten efficiënter door de lucht zwaaien. ‘Mensen met dunne benen hebben vaak ook een kortere hiel,‘ zegt Scholz. ‘En dát helpt bij het hardlopen. Maar het effect van de dunne onderbenen verdwijnt als je corrigeert voor hiellengte. Daarentegen blijft het effect van de korte hiellengte bestaan, zelfs als je corrigeert voor dunne benen of hoge kuiten.’ Scholz vermoedt dat de hiellengte ook een rol speelt in de verklaring van de superieure hardloopprestaties van sommige Ethiopiërs en Kenianen. (Bron: www.nrcnext.nl, 24 oktober 2008). Zie artikel in Pro Loop. Rectificatie: in Digitaal magazine voor licentiehouders nummer 3, is in het artikel van Jan Heusinkveld ‘Periodiseren en cyclisch organiseren van de training’ is een aantal keer cijfers vervangen door een woord en woorden vervangen door cijfers. Zoals ‘2’en ‘twee’ en ‘3’en ‘drie’. Dit vergroot de leesbaarheid niet. Zo staat onderaan pagina 28 twee4, terwijl dit 24 moet zijn. In tabel 3 is in de tweede rij macy abusievelijk in mycy veranderd. (red.)
4
STAND VAN ZAKEN
De nieuwe opleidingstructuur Pilot opleidingen In november 2007 zijn diverse pilot opleidingen van start gegaan. In oktober 2008 zijn wederom enkele pilot opleidingen van start gegaan (Atletiektrainer 3 en Werptrainer 4). De hele ombouw van de opleidingenstructuur neemt enkele jaren in beslag. Het implementeren van nieuwe opleidingen kost nu eenmaal tijd kost en het ministerie van VWS doet een kwaliteitsborging in de vorm van een zogenaamde audit. Elke nieuwe opleiding wordt door het ministerie bekeken. Dit bestaat uit twee delen: 1. de zogenaamde deskresearch – een theoretische toetsing van de ontwikkelde zaken en 2. een praktijktoetsing waarbij het ministerie meekijkt tijdens de afname van de zogenaamde Proeven van Bekwaamheid (PvB) (examen nieuwe stijl). Er wordt vooral gekeken of de procedure van de PvB wordt gevolgd. Overigens zijn de PvB’s na te lezen op de site van de Atletiekunie. Positieve audit De Atletiekunie heeft voor de Juniorenatletiektrainer 3, de Milatrainer 4, de Looptrainer 3 en de Jeugdatletiektrainer 2 al een positieve audit van het ministerie van VWS binnen. Dat betekent concreet dat er goedkeuring is over de kwaliteit en dat de Atletiekunie voor deze opleidingen outputsubsidie kan aanvragen. Outputsubsidie is subsidie die je krijgt voor geslaagde cursisten. Dit geld is hard nodig omdat de individuele begeleiding van de cursisten dit met zich meebrengt. Zonder deze subsidie zouden de cursusgelden sterk moeten stijgen. De definitieve opleidingen De pilotopleidingen van 2007 zijn bijgesteld en de definitieve versies daarvan zijn in oktober gestart (het betreft Looptrainer 3 en Juniorenatletiektrainer 3/Pupillenatletiektrainer 3 - de opvolgers van de JAL cursus en de TLG cursus). Het bijstellen en vooral het ontwikkelen van het juiste materiaal heeft de nodige tijd gekost. Daar kwam nog bij dat de door de Atletiekunie aangeschafte Elektronische Leeromgeving (ELO) van N@tschool te complex en traag bleek. De Atletiekunie heeft daarom een alternatief systeem laten bouwen. De eerste ervaringen met dit systeem (Atletiek Academie) zijn bijzonder positief te noemen. Binnenkort wordt het mogelijk om een kijkje te nemen in dit systeem (gast account) zonder dat je aan een opleiding deelneemt. De opleidingen oude stijl Zoals in de verschillende voorzittersbrieven te lezen is, heeft de Atletiekunie ervoor gekozen ‘de winkel open te houden terwijl er verbouwd wordt’. Derhalve worden er nog steeds JAL modules gegeven (dit eindigt in december 2008) en lopen ook de AT modules nog door (basismodules kunnen niet meer worden aangevraagd en alle AT vervolgmodules moeten voor 1 augustus 2009 zijn afgerond). Ook de cursus Assistent Recreatieve Loopgroepen loopt nog door tot het voorjaar van 2009. Dan wordt deze cursus opgevolgd door de Looptrainer 2 cursus. Opleiders Dit alles zorgt ervoor dat de afdeling Opleidingen en de opleiders extra belast worden. Om voldoende opleiders aan te trekken is ondertussen een structurele werving opgezet. Dat heeft een 30-tal nieuwe opleiders opgeleverd. Deze zijn (gedeeltelijk) al ingezet op de te starten opleidingen nieuwe stijl die in oktober van start zijn gegaan. Communicatie en site De communicatie over de nieuwe manier van opleiden is nog niet groots opgezet. Ook in de komende periode wordt daar maar mondjesmaat tijd voor vrij gemaakt. De afdeling Marketing en Communicatie heeft een communicatieplan geschreven en start daar binnenkort mee. Uiteraard wordt de nieuwe manier van opleiden uiteindelijk ‘vanzelf’ bekend binnen de atletiekverenigingen doordat leden de cursus gaan volgen. In het late voorjaar van 2009 worden acht informatieavonden georganiseerd (per kieskring één). Op deze avonden worden 2 onderwerpen toegelicht, waar onder opleidingen.
5
BOEKEN Het verwoeste leven van Foekje Dillema. De grootste tragedie uit de Nederlandse sportgeschiedenis Auteur: Max Dohle Uitgever: Uitgeverij de Arbeiderspers/Het sporthuis ISBN: 978902956687 Omvang: 112 pagina’s Prijs: € 14,95 Leesbare biografie over Foekje Dillema: ‘de tragiek van de vrouw die een ander geslacht kreeg opgedrongen en zich daar niet tegen kon verweren.’ Volgens de auteur Max Dohle de grootste tragedie uit de Nederlandse sportgeschiedenis. In de jaren 1948 en 1949 was de Friezin Foukje Dillema een sprintster van wereldniveau die de ongenaakbare Fanny Blankers Koen naar de kroon stak. Max Dohle kiest niet voor distantie maar – misschien wel een te grote - betrokkenheid, zoals blijkt uit de vele uitroeptekens en toevoegingen. Zoals na een uitspraak van Foekje, ‘Ferme taal Foekje!’ Je kunt betwisten of dit de grootste tragedie uit de Nederlandse sportgeschiedenis is geweest, maar dat het leven van Foekje Dillema verwoest werd, maakt Dohle de lezer zonneklaar. Vanuit het niets. Hoe Nike de hardloopwereld veroverde Auteur: Geoff Hollister Uitgever: Arko Sports Media ISBN: 978-90-5472-072-0 Omvang: 244 pagina’s Prijs: € 22,50 Eindelijk de geschiedenis van Nike op papier. Het verhaal waarin alles zit van de Amerikaanse droom. Wat begon met een handdruk en de overdracht van een paar honderd dollar tussen Phil Knight en de legendarische atletiekcoach Bill Bowerman groeide uit tot het wereldmerk Nike. Ook wie niets met Nike heeft leest over ondernemen, grenzen verleggen en sportontwikkeling. Uitgebreidere recensie in Pro Loop met verloting van drie exemplaren op prijsvraag.
Nike. Nederland aan het hardlopen Auteur: Michel Lukkien Uitgeverij: Nieuw Amsterdam ISBN: 9789046803271 Omvang: 207 pagina’s Prijs: € 19,95 Nike, Nederland aan het hardlopen is het verhaal over hoe Nike Nederland aan het hardlopen kreeg, de mensen en de marketing er achter. Nederland was het eerste land in Europa waar Nike zich vestigde en marketeer en sportfanaat Michel Lukkien startte met zijn bedrijf Warming-up Sportpromotions een marketingcampagne voor Nike in Nederland. Het boek leest lekker en er staan mooie herkenbare foto’s in. Uitgebreidere recensie in Pro Loop 4.
6
Hardlopen met succes je grenzen verleggen Auteurs: Paul Kamphuis en Jan Fokke Oosterhof Uitgever: Fronzen Dreams Media ISBN: 978-90-813288-1-4 Omvang: 204 pagina’s Prijs: € 24,95 ‘Hardlopen met succes je grenzen verleggen’ is een verhalend avonturenboek over hardlopen en het verleggen van grenzen. Een boek over het realiseren van een ultieme hardloopdroom. De auteurs, schrijvers van avonturenboeken over hardlopen, extreme uitdagingen en expedities putten uit hun eigen ervaring als wedstrijdlopers. Ze schrijven openhartig, meeslepend en soms intiem over hun training, voorbereiding en de dramatische finish in de zwaarste hardloopwedstrijd van Europa, de Spartathlon. Een hardloopwedstrijd over 246 kilometer non-stop in 36 uur door de gloeiende Griekse hitte. Het boek bevat ook een praktisch stappenplan om zelf als hardloper stap voor stap verder te komen. Het STER-model maakt je doel helder, je training praktisch uitvoerbaar en je stappen haalbaar. Lees de recensie in Pro Loop. De snelheid van vrouwenbenen (Geschiedenis van een eeuw sprinten) Auteur: Jan Ros Uitgever: www.freemusketeers.nl, besteladres ISBN: 978-90-484-0309-7. Prijs: € 16,95 (exclusief verzendkosten) De geschiedenis van de vrouwensprint in de atletiek is meer dan een aaneenschakeling van wedstrijden met medailles en steeds snellere tijden. Zij is doorspekt met persoonlijke drama’s, wederopstandingen en discussies over chromosomen. Alle vormen van rivaliteit, sportief en sluw, hebben zich gemanifesteerd. Oorlog en vrede, in het klein en in het groot. Vrouwensprint werd uithangbord voor emancipatie en nationale propaganda. Betere trainingsmethoden, betere technologie en nieuwe ondersteunende en tot bedrog leidende medicamenten. Ethiek in beweging. Bewegen en ethiek in onderwijs, sport en gezondheidssector Auteurs: Hilde Bax, Anton van den Heuvel Uitgever: Koninklijke Van Gorcum BV ISBN: 978-90-232-4064-8 Omvang : 202 pagina’s Prijs: € 28,80 Sport is meer dan bewegen en beweging gaat samen met ethiek. Ethiek in beweging bestaat uit drie delen. Het eerste deel behandelt de verschillende opvattingen over bewegingsconcepten, het tweede deel is gevat in een kader van waarden: moraal en ethiek. Hoe kan over waarden gedacht worden en hoe bepalend zijn reglementen en instructies. Het derde deel brengt een aantal beroepscodes in kaart. Voor studenten van lerarenopleidingen, sport-, management- en gezondheidsopleidingen aan de ALO’s en Sporthogescholen, leergang vakbekwaam bewegingsonderwijs van de PABP en voor professionele trainers en coaches in opleiding.
7
Atletiek- en turnwoordenboek: atletiek, turnen, fitness, krachtsport Samensteller: Jan Luitzen Uitgever: Van Dale Uitgevers ISBN: 978-90-664-8922-6 Omvang: 223 pagina’s Prijs: € 22,50 Van kip naar zwaluw zwaaien of door de haak heen zitten? Samen met nog 1948 andere sportwoorden uit atletiek, turnen, fitness en krachtsport staan deze termen met hun omschrijving in het nieuwe Van Dale Atletiek- en turnwoordenboek, Van afzetbalk tot zolendraai. Een rijke informatiebron voor beoefenaars van deze disciplines. Maar ook de algemene sportliefhebber loopt warm voor deze uitgebreide selectie. Running therapie Auteurs: Bram Bakker/Simon van Woerkom Uitgever: Het Sporthuis ISBN: 978 90 295 6683 4 Omvang: 151 pagina’s Prijs: € 16,95 Regelmatig hardlopen is voor veel mensen prettig. Het biedt compensatie voor het werk dat ze de hele dag met hun hoofd doen en het is een doeltreffende manier om spanning kwijt te raken. Steeds meer wordt hardlopen ook gebruikt als mogelijkheid om psychische klachten te behandelen. Running therapie beschrijft uitvoerig wat runningtherapie inhoud, net als de werkingsmechanismen ervan. Ook voor iedereen die nog geen burn-out heeft. Was getekend -12 paralympiërs Auteur: Eddy Veerman Fotografie: Mathilde Duso Uitgeverij: De boekenmakers Omvang: 176 pagina’s SBN: 978-90-777-40-27-9 NUR: 491 Prijs € 19,95 In ‘Was getekend’ vertellen twaalf paralympische sporters hun levensverhaal, geportretteerd door auteur Eddy Veerman en fotografe Mathilde Dusol. Gehandicaptensporters vragen en verdienen een volwassen positie. Steeds vaker oogst hun doorzettingsvermogen bewondering. Meer en meer ook gaat de aandacht uit naar de prestaties van de paralympische sporters en springt niet louter de beperking in het oog. Dit boek richt de schijnwerpers op de mens achter zowel die prestatie als de handicap. In woord en beeld passeren twaalf Nederlandse topsporters met een lichamelijke beperking de revue, onder wie rolstoeltennisster Esther Vergeer en wereldkampioen meerkamp Pieter Gruijters. Indrukwekkende en inspirerende verhalen over hindernissen en nieuwe kansen, angst, acceptatie en ambitie, en over levens waarin elke dag topprestaties geleverd moeten worden.
8
De piramide van Maslow Dé Hogeweg
Hoe houd je de lol erin als de lol eraf is? Die vraag kreeg ik van een cursist toen ik vorig jaar zelf weer met groepen ging werken. Ik dacht na en ineens schoot me iets te binnen. Het was de motivatiepiramide van humanistisch psycholoog Abraham Maslow. Had die Maslow niet hele slimme dingen over motivatie geschreven? Ik zocht mijn oude studieboek Motivatie en Persoonlijkheid erbij en ja hoor, daar stond het: 'De motivatie die mensen voor hun werk, hobby of sport hebben, komt pas aan de orde als aan andere vormen van behoeftes voldaan is: een dak boven je hoofd, voedsel, veiligheid en aandacht.' Ik loop de treden van de piramide nog eens door: '1. Primaire biologische behoeften: fysieke behoeften als eten, drinken, kleding, onderdak (hier laat Maslow ook sex en sport onder vallen). 2. Bestaanszekerheid: het individu zoekt veiligheid in een georganiseerde kleine of grote groep. 3. Sociale behoefte: er bij horen, positief-sociale relaties, vriendschap en liefde. 4. Erkenning: zelf-imago, reputatie, eigendunk. 5. Zelfontwikkeling, -ontplooiing of -vervulling: doen wat je roeping is. Zelfverwerkelijking is de kern van het menszijn: er zijn echter veel belemmeringen die ons er van afhouden werkelijk uit onszelf te halen wat er in zit. Om deze hindernissen te doorgronden is het belangrijk te weten door welke drijfveren een mens zoal wordt aangedreven in zijn leven.' Trainers - met hun atleten al dan niet onderweg naar die vijfde trede - moeten dus eerst goed achterhalen wat de motivatie van hun atleet eigenlijk precies is. Er bij horen, zelfbeeld oppoetsen, lekker bewegen, wereldkampioen? Soms hebben trainers het misplaatste idee dat zij alsmaar de motivatie van hun atleten hoog moeten houden. Maar het creëren van een stimulerende omgeving, waarin atleten in een open gedachtewisseling met aandacht voor hun eigenwaarde en beleving actief hun eigen inbreng hebben en bijdragen aan de clubcultuur, heeft veel meer effect. Hapert de motivatie? Communicatie! De relatie tussen trainer en atleet staat of valt er mee. De motivatie van de een heeft een stimulerende wisselwerking op die van de ander. Maar soms ... soms is de lol er gewoon af, als de lol er af is.
Dit was de laatste column van Dé Hogeweg in dit magazine. Haar zelfontwikkeling zet zij voort in het Haagse Koorenhuis, waar zij inmiddels lesgeeft in creatief schrijven.
9
MEDISCH
Achillespeesklachten Els Stolk Een veel voorkomende klacht bij lopen, is een stijve en pijnlijke achillespees. Bij lopen treden deze achillespeesklachten vrijwel nooit plotseling op, maar worden de klachten geleidelijk aan erger. Het is dan ook een typisch voorbeeld van een overbelastingsblessure, met pijn meestal in een gebied op zo'n 5 tot 7cm boven het hielbeen. In het beginstadium van deze blessure is er slechts sprake van drukpijn en een stijf en/of een licht zeurend pijngevoel (de ochtend) na een zware training. Als er geen maatregelen worden genomen zullen de pijnklachten ook optreden bij het begin van de training. Deze klachten verdwijnen in eerste instantie nog wel tijdens de warming-up, maar zullen na afloop van het lopen weer terugkeren. Als er dan toch nog wordt doorgelopen, zullen de pijnklachten uiteindelijk zoveel toenemen, dat het lopen gestaakt zal moeten worden. Genezing van de blessure zal dan in het algemeen vele maanden gaan duren.
Oorzaken van deze achillespeesklachten Er spelen meerdere factoren mee bij het ontstaan van deze achillespeesklachten. • Matige doorbloeding van de achillespees. Vooral in het gebied zo'n 5-7cm boven het hielbeen is de doorbloeding van de achillespees matig, waardoor herstel na (kleine) beschadigingen slechts langzaam verloopt. • Overbelasting Door overbelasting ontstaan (kleine) beschadigingen in het peesweefsel. Overbelasting treedt eerder op: ♦ als er geen goede warming-up wordt uitgevoerd; ♦ als de kuitspieren verkort of stijf zijn; ♦ als in een korte tijd te veel, te vaak en te snel gelopen of gesprongen wordt. Vooral aan het begin van het seizoen of na een blessureperiode wordt deze fout vaak gemaakt. Eenzijdige trainingsvormen; vooral heuvel- en sprongkrachttraining zijn berucht; ♦ als er gelopen wordt op een harde ondergrond (asfalt, beton); ♦ als er schoenen gedragen worden die de schokken van de landing onvoldoende opvangen of onvoldoende ondersteuning (aan de hiel) geven; ♦ bij (geringe) standafwijkingen van de onderbenen (bijvoorbeeld 'O-stand'), de voeten (bijvoorbeeld knikplatvoeten) of een beenlengteverschil; ♦ als iemand overgewicht heeft ('te zwaar is'); · ♦ als er geen aandacht besteed wordt aan een cooling-down.
Hoe voorkom je deze achillespeesklachten? Om achillespeesklachten te voorkomen, is het raadzaam om onderstaande 'preventietips' bij het sporten op te volgen. • Warming-up
10
Begin altijd met een goede warming-up. Loop 5 à 10 minuten rustig in. Zeker als je al eerder klachten hebt gehad van achillespeesklachten, is het verstandig rekoefeningen van de kuitspieren als een vast onderdeel van je warming-up (en eventueel ook cooling-down) op te nemen. Dan kun je goed voelen hoe de spieren en pezen ‘er voor staan’. Besteedt vervolgens aandacht aan loopscholing en voer een aantal versnellingsloopjes uit, waarbij de snelheid naar het einde toe steeds meer wordt opgevoerd. Als je de rekoefeningen uitvoert, let dan goed op de aangegeven uitgangshouding. Bij het uitvoeren van de rekkingoefeningen mag geen pijn optreden. Houd de rekoefeningen een dergelijk 5 tot 10 seconden vol en herhaal iedere oefening 2 tot 3 maal per been. • Goede trainingsopbouw Zorg vooral voor een goede trainingsopbouw. Voer de intensiteit en de omvang van de trainingen geleidelijk op. De belastbaarheid van de pees past zich slechts langzaam aan. Bouw dus na een blessure of ziekte de training weer zeer geleidelijk uit tot het oude niveau. • Spierversterkende oefeningen Besteed in de training aandacht aan spierversterkende oefeningen voor de voeten kuitspieren. Hiernaast staat een voorbeeld van spierversterkende oefeningen voor de voetspieren getekend. Bij deze oefening is het de bedoeling dat je de handdoek met je tenen naar je toe krabbelt. Eventueel kun je de oefening zwaarder maken door iets op de handdoek te leggen (bijvoorbeeld een boek). (Excentrische) Spierversterkende oefeningen voor de kuitspieren kan je gemakkelijk (ook thuis) uitvoeren. Voorbeeld van deze oefening: ga met je voorvoeten op een verhoging staan (bijvoorbeeld een traptrede) en kom met beide voeten 'op de bal van de voet'. 'Zak' dan in 2 seconden beheerst op één voet omlaag, waarbij de hak voorbij het horizontaal moet 'doorzakken'. Kom vanuit deze stand vervolgens weer met beide voeten omhoog en herhaal de oefening (2 keer per dag, 3 series van 10-15 keer, zowel met gestrekte als met gebogen knie. De oefening is eventueel te verzwaren door een rugtas met gewicht op de doen). • Ondergrond Train zoveel mogelijk op een zachte, maar wel effen ondergrond (bos, gras). • Sportschoenen Draag goed passende sportschoenen met een schokdempende zool, een stevige hielsteun en een hoge soepele hielrand. Diegenen die ook op de baan trainen, dienen zich te realiseren dat de meeste spikes geen enkele schokdemping of ondersteuning geven. Train dus zoveel mogelijk op je gewone loopschoenen. Als je (lichte) voetafwijkingen hebt, (bijvoorbeeld knikplatvoeten), is het raadzaam om daar rekening mee te houden bij de aanschaf van nieuwe sportschoenen. Zo zijn schoenen met een antipronatiewig aan te bevelen als de voeten bij de afwikkeling te veel naar binnen wegzakken. Een goede sportspeciaalzaak kan je over de aanschaf van de juiste sportschoenen adviseren. Soms is het noodzakelijk om bij voetafwijkingen of een beenlengteverschil een speciale aanpassing in of onder de sportschoen te laten maken. Dit kan het beste door een orthopedisch schoenmaker worden gemaakt. • Cooling-down Beëindig de training altijd met een cooling-down. Deze bestaat uit enkele minuten rustig uitlopen en eventueel ook het uitvoeren van de boven beschreven rekoefeningen. • Lichaamsgewicht Lopers met een (te) hoog lichaamsgewicht, lopen een grotere kans op achillespeesklachten. Bij een (te) hoog lichaamsvetpercentage helpt 'afvallen' zeker mee om overbelasting te voorkomen.
11
‘Wees alert op het begin van deze klachten. Een zeurende pijn tijdens of vlak na het lopen is niet normaal!’ Wat kun je doen als deze achillespeesklachten (toch) zijn ontstaan? • Voer bovenstaande preventietips uit Voer, voor zover mogelijk, (alsnog) bovenstaande preventietips uit. • Pas de training aan Vaak kan het tijdig aanpassen of stoppen van belastende trainingsvormen al voldoende zijn om beginnende peesklachten te laten genezen. Vaak kun je toch nog goed in conditie blijven door andere bewegingsvormen op te zoeken waarbij de achillespees niet te zwaar belast wordt. Denk hierbij aan fietsen en aqua joggen. • Koelen Als de blessure in een beginstadium verkeert, koel de achillespees dan na de training zo'n 15 minuten met ijs. Het heeft de voorkeur om deze koeling uit te voeren door met een ijsblokje langs de pijnlijke plek te masseren. Het been kan ook op een stoel gelegd worden met een coldpack of een plastic zakje met kapotgeslagen ijsklontjes onder de achillespees. Leg dan wel bijvoorbeeld een theedoek tussen de huid en de ijszak ter voorkoming van huidbeschadiging door bevriezing. Herhaal dit koelen zo'n 3-5 keer per dag. • Vraag sportmedisch advies Als bovenstaande maatregelen niet binnen twee tot vier weken leiden tot een duidelijke vermindering van de klachten, ga dan naar de huisarts of naar een sportarts werkzaam in het ziekenhuis of op het Sportmedische Instelling (SMI). Deze kan dan beoordelen welke behandeling voor jou het beste is en of het aanschaffen van nieuwe sportschoenen of het laten aanmeten van sportsteunzolen door een orthopedisch schoenmaker voor jou zinvol is. Je kunt op de website www.sportzorg.nl opzoeken waar bij jou in de buurt een sportarts werkt.
Els Stolk, sportarts
12
AAN HET WOORD
Verenigingsmanager Hareld Dielemans
PAC en Rotterdam Atletiek doen samen1 Clemens Vollebergh ‘Een verenigingsmanager is van meerwaarde voor atletiekverenigingen.’Deze conclusie durft Hareld Dielemans, verenigingsmanager van PAC en Rotterdam Atletiek (RA), na een half jaar wel te trekken. ‘Er zijn veel zaken waar de vereniging de mankracht niet voor heeft of de kennis ontbeert. Met de verenigingsmanager kunnen ze beter en sneller reageren op de eisen van de leden en de vragen van de gemeente maatschappelijke taken op zich te nemen.’ Wat moet een verenigingsmanager kunnen? ‘Een verenigingsmanager moet van veel markten thuis zijn’, legt Dielemans uit. ‘Het gaat om management bij verenigingen die door vrijwilligers gerund worden. Je moet dus een managementtaal spreken op het niveau van de vereniging. Daarnaast is het een pre als je zelf uit de atletiek komt. Doordat ik vanaf mijn zevende lid ben van Sprint Breda, kan ik me verplaatsen in de problematiek van de atletiekverenigingen en ben ik bekend met de organisatiestructuur van de Atletiek in Nederland.’ Hoe is het zo gekomen? ‘Toevalligerwijs liep ik tegen een advertentie aan op internet waar een verenigingsmanager werd gevraagd. Ik stond eigenlijk op het punt om voor iets anders te kiezen, maar na een sollicitatie was het in twee weken rond met mijn werkgever Rotterdam Sportsupport.’ Waar gaat de aandacht naar uit? ‘Het hoofddoel is ervoor te zorgen dat meer allochtonen lid worden van PAC en RA. (zie uitleg kader, CV) Daarnaast zijn er verenigingsgebonden zaken, waarover ik met de hoofdbesturen van beide clubs een prioriteitenlijstje maakte. PAC heeft bovenaanstaan de realisatie van een nieuwe atletiekbaan, omdat de huidige baan is afgekeurd. Bij RA staat sponsoring hoog op de agenda. Omdat de huidige Nenijtobaan op het punt staat afgekeurd te worden, is daar sinds kort ook vernieuwing van de atletiekbaan bijgekomen. Ook meer structuur aanbrengen in het vrijwilligersbeleid staat op het to-do-lijstje.’ Colours of Athletics Sport vormt op veel terreinen van het overheidsbeleid een belangrijke ondersteuning. Deze overtuiging is terug te vinden in de kabinetsnota ‘Tijd voor Sport’ uit 2005. Voor de beleidsperiode 2006-2010 zijn ‘Meedoen, Bewegen en Presteren’ de drie overkoepelend thema’s. Om de achterstand in sportdeelname door allochtone jongeren terug te dringen is binnen deze thematiek een speciaal programma geschreven ‘Meedoen allochtone jeugd door sport’. Met ‘The Colours of Athletics’, sprong de Atletiekunie hier op in. In het kader hiervan is Hareld Dielemans sinds medio 2008 verenigingsmanager bij de atletiekverenigingen PAC en Rotterdam Atletiek. Dit project wordt met kennis en geld ondersteund door de Atletiekunie, Rotterdam Topsport en Rotterdam Sportsupport. De activiteiten van Dielemans moeten leiden tot een percentage allochtonen van minimaal tien procent in 2010, zowel bij de leden als bij het kader.
1
Zie ook het artikel hierna met tips voor het aanstellen van een verenigingsmanager.
13
Ambition By Sport Het project Colours of Atletics valt ook in de smaak bij Stichting Ambition by Sport! Met financiële en materiële middelen ondersteunen zij kinderen voor wie de contributie een drempel is of die geen geschikt sportkleding kunnen aanschaffen. Hiermee dragen zij bij aan maatschappelijke integratie van bevolkingsgroepen, het gemeenschapsgevoel en de sociale cohesie. Op www.ambitionBySport.nl staat: ‘Op het terrein van sport wil Ambition by Sport stimuleren dat zoveel mogelijk mensen, vooral kwetsbare groepen zoals jongeren, ouderen, mensen met een handicap en allochtonen, in beweging komen en blijven, vanuit de meerwaarde van sport met het oog op sociaal-maatschappelijke aspecten - participatie, ontplooiing, ontmoeting, normen en waarden - en gezondheidsaspecten’. Welke resultaten heb je geboekt? Het ‘aardige’ is dat je denkt met een groot aantal zaken flink op te schieten maar dat zich dan alweer nieuwe onderwerpen aandienen. Zoals de Schoolsportvereniging waarin Rotterdam Atletiek participeert. Ik ben namens Rotterdam Atletiek contactpersoon naar de scholen.’ Schoolsport De schoolsportvereniging –een van de dertien proeftuinen van NOC*NSF) is ontstaan in Rotterdamse wijken met nauwelijks sportaanbod. Om de kinderen toch kennis te laten maken met sport komt een aantal sportverenigingen naar de scholen. Op basis van een behoeftepeiling onder de leerlingen en het beschikbare aanbod, is daarbij een keuze gemaakt voor vier sporten, waaronder atletiek. Trainers van Rotterdam Atletiek verzorgen de trainingen op locatie. Na zes proeftrainingen kunnen de leerlingen kiezen of ze lid willen worden. Omdat ook de ouders hiermee moeten instemmen worden zij op een informatieavond geïnformeerd over de vereniging, de verwachtingen die men heeft van de leden, de betrokkenheid en inzet van de ouders en de hoogte van de contributie. Managing? ‘In mijn ‘neutrale’ functie kan ik partijen bij elkaar brengen. Naast verschillen tussen PAC en RA – de eerste is meer gericht op breedtesport en de tweede meer op (top)prestaties – zijn er ook veel overeenkomsten en lopen ze tegen vergelijkbare problemen aan. Bijvoorbeeld hoe zet je nu een meer samenhangend waarderingssysteem voor trainers op. Ook onderzoeken we wat er nodig is om ambitie te koppelen aan doelen en resultaat. Welke kennis en kwaliteiten heeft een trainer nodig om resultaat te bereiken en is het geboekte resultaat terug te voeren op zijn kunde en inspanningen? En hoe kunnen atletiekverenigingen samenwerken op het gebied van talentontwikkeling? Bijvoorbeeld door de samenwerking tussen verenigingen. Zoals tussen RA en Energie in Barendrecht. Talenten van Energie, die zonder trainingsmaatjes van gelijk niveau in Barendracht sporten, kunnen met enige regelmaat onder leiding van gerenommeerde trainers op de baan van Nenijto trainen met atleten van hetzelfde niveau. Dat is dus allereerst in het belang van het talent.’ Resultaten? ‘Die zijn nog moeilijk te geven na een half jaar. Wat ik merk is dat er een grote behoefte is bij de atletiekvereniging aan een verenigingsmanager. Verder is het belangrijk om je takenpakket te bewaken. Wat doe je wel en wat doe je niet. Voorlopig is de kwaliteit van de atletiekvereniging nadrukkelijke op de agenda van het (bestuurlijk) kader van de atletiekverenigingen gekomen. Want het denken moet om.’ Clemens Vollebergh is eindredacteur van dit Magazine
14
ARBO-ZAKEN
Tien tips bij het aanstellen van een verenigingsmanager Eric Lankers Aansluitend bij het verhaal van verenigingsmanager Hareld Dielemans geeft Eric Lankers, beleidsadviseur juridische zaken van de Werkgevers Organisatie in de Sport (WOS) een tiental tips voor het aanstellen van een verenigingsmanager. TIP 1 Zie de verenigingsmanager niet als ‘extra werk’, maar als een versterking (en ontlasting van de positie van de vrijwilligers binnen) de vereniging. Het aannemen van een professionele kracht kan de slagkracht van de vereniging juist vergroten. TIP 2 De functie-inhoud van de verenigingsmanager is zeer afhankelijk van de wensen en de situatie van een atletiekvereniging. Waar de ene verenigingsmanager zich vooral bezighoudt met advisering en ondersteuning van het bestuur, heeft een andere vereniging meer behoefte aan een ondernemende verenigingsmanager met een sporttechnische of beheerderrol. TIP 3 Voor verenigingen die willen starten met een verenigingsmanager vormt het functieprofiel een belangrijk instrument. Het helpt namelijk, voorafgaande aan de werving en selectie, als bestuur goed te overwegen en te bepalen welke rollen de toekomstige verenigingsmanager moet vervullen. Hieruit vloeien tevens de competenties voort die de vereniging nodig heeft en zoekt in een verenigingsmanager. Met dit profiel voor ogen kan tijdens de werving en selectie veel beter worden beoordeeld of een kandidaat geschikt is voor de baan. Het functieprofiel is ook een uitstekende ingang voor het voeren van een functioneringsgesprek. TIP 4 Organiseer voordat u overgaat tot het werven van een verenigingsmanager een informatieavond voor de vrijwilligers, medewerkers en leden van de vereniging om zo de meerwaarde (en evt. noodzaak) van de verenigingsmanager duidelijk te maken. Op deze manier laat u zien dat u veel waarde hecht aan de verenigingsmanager en geeft u er meer status aan. TIP 5 Regel ten minste een minimumpakket aan arbeidsvoorwaardelijke afspraken. Het is raadzaam de CAO-Sport toe te passen. Deze cao is een sportspecifieke cao, met ruimte voor flexibiliteit en maatwerk. Daarnaast kent de CAO-Sport een pensioenvoorziening. TIP 6 Maak goede en heldere afspraken met de verenigingsmanager over de omgangsregels binnen de vereniging, waaraan ook de verenigingsmanager zich moet houden. TIP 7 Trek in het begin tijd uit om de verenigingsmanager wegwijs te maken in de vereniging. Maak vooraf heldere afspraken over de begeleiding, zodat de verenigingsmanager gerichte ondersteuning krijgt. Het is raadzaam een bestuurslid aan te wijzen dat affiniteit heeft met het takenpakket en over voldoende tijd beschikt zodat deze als contactpersoon voor de verenigingsmanager fungeert.
TIP 8 Bespreek regelmatig de voortgang van het werk (kan informeel, bijvoorbeeld iedere week samen even een half uurtje de week doorlopen) om zodoende verenigingsmanager optimaal te laten functioneren. Het is raadzaam
15
éénmaal per (half) jaar een formelere functioneringsgesprek te houden. Het is goed hierover zowel mondeling als schriftelijk met de verenigingsmanager afspraken over te maken. TIP 9 Bekijk de mogelijkheden tot samenwerking met andere verenigingen. Maak ook gebruik van deskundige organisaties zoals de Atletiekunie de Werkgeversorganisatie in de Sport (WOS), NOC*NSF of een sportservicebureau. TIP 10 Gebruik de beschikbare informatie die nu al binnen de sportwereld beschikbaar is. Denk aan de instrumenten, modelcontracten en -regelingen op de website www.werkenindesportvereniging.nl. Eric Lankers is als beleidsadviseur juridische zaken werkzaam bij de Werkgeversorganisatie in de Sport (WOS) en begeleidt sportbonden en sportverenigingen op het terrein van werkgeverszaken. Neem voor meer informatie contact op met
[email protected], of kijk op www.werkenindesportvereniging.nl. Voor meer informatie en ondersteuning vanuit de Atletiekunie: www.atletiekunie.nl (kijk onder wedstrijd het kopje wedstrijdatletiek > veernigingsondersteuning > professionaliseren) of neem contact op met Xander Koesen van de Atletiekunie:
[email protected] of via 026 - 483 48 00.
16
DE AANPAK
Steeplelopen: onbekend maakt onbemind! Betty Hofmeijer Steeplelopen - op z’n Hollands gezegd hindernislopen - is in Nederland een verre van populaire atletiekdiscipline. Wanneer de ranglijsten op dit onderdeel ter hand worden genomen mag duidelijk zijn dat je met een basis van een 15-tal junioren bij de jongens en nog geen 10 meisjes junioren van een minimaal niveau niet kunt verwachten dat er bij de senioren top wordt gepresteerd. De geringe belangstelling bij de vrouwen is mogelijk nog enigszins te rechtvaardigen door het gegeven dat er eerst sinds 1988 sprake is van internationale wedstrijden op deze discipline en dat pas sinds 2005 de 3000m steeple een officieel wedstrijdnummer is op Wereld Kampioenschappen. Op dit kampioenschap was overigens wel een Nederlandse deelneemster in de persoon van Miranda Boonstra vertegenwoordigd. Zij steekt er in eigen land als nationaal recordhoudster op dit onderdeel met 28 hindernissen en 7 maal de waterbak in een tijd van 9.42.87 met kop en schouders boven uit. Hoog tijd om informatie in te winnen over de veelzijdigheid van het nummer en het onder de aandacht te brengen, waardoor het meer uit de schaduw zou kunnen treden. Naam: Miranda Boonstra Geboren: 14-10-1972 Vereniging: Nijmegen Atletiek Trainer-coach sinds 2002: Tonnie Dirks e Gestart met atletiek: 2 jaars A-juniore Onderdeel: steeple-chase Beste prestaties: Baan: 1500 meter: 4.16.82 (25 juli 2008, Oordegem) 3000 meter: 9.14.66 (mei 2004, Vught) 5000 meter: 15.47.16 (mei 2006, Hengelo) 10000 meter: 34.19 (mei 2004, Gorinchem) 3000 meter steeple: 9.42.87 (31 mei 2008, Neerpelt) NR Weg: 10 km: 33.31 (februari 2008, Schoorl) 15 km: 51.19 (november 2008, Nijmegen, Zevenheuvelenloop) halve marathon: 1.14.23 (september 2008, Rotterdam) marathon: 2.49.28 (april 2001, Rotterdam) Toernooien: 2005 – WK Helsinki 2006 – EK Göteborg Website: www.mirandasteeple.nl
e
Uit de persoonlijke gegevens kan worden opgemaakt dat Miranda een echte laatbloeier is. Pas als 2 jaars Ajuniore ging ze op atletiek en uit de data van de reeks van best gevestigde prestaties komt naar voren dat ze prestatief nog steeds in de lift zit! Het komend seizoen richt Miranda zich op het EK Cross in Brussel, december 2008 en het outdoorseizoen wil zich kwalificeren voor de 3000m steeple bij de WK in augustus in Berlijn. De limiet van 9.40 te slechten moet zijn. Miranda kwam overigens bij toeval op de steeple terecht. Tijdens de Keien Meeting in het jaar 1998 in Uden werd ze gevraagd om aan de voor het eerst georganiseerde steeplewedstrijd mee te doen. Het leek haar wel leuk en uiteindelijk ervaarde zij het ook als zodanig. Dat was het begin van haar steeplecarrière die ze, naar eigen idee pas de laatste jaren, onder andere door gerichte horde-/steepletraining, echt serieus heeft opgevat. Om een indruk te geven welke trainingsingrediënten zoal
17
deel uit maken van een trainingsweek en hoe de samenstelling daarvan is volgt hieronder een overzicht. Het gaat om een zware trainingsweek (week 45) in de opbouw naar cross seizoen 2008. Miranda heeft er een toelichting opgegeven voor wat betreft haar beleving, betekenis en ervaringen met de diverse trainingsbouwstenen. In het algemeen geldt dat Miranda de basistrainingen in de winter als erg leuk en afwisselend ervaart. Zware Trainingsweek 45 – 2008 (Voorbereiding op Cross seizoen) Maandag Am: Duurloop 75min zone I/II met op het eind 5x20s vlot. Duurlopen zijn onontbeerlijk voor een goede basis; ik doe ze graag en loop ze in het bos. In het bos lopen vind ik heerlijk; om die reden heb ik ook de keus gemaakt in Molenhoek te gaan wonen. Ik heb verschillende routes waarmee ik kan variëren, waardoor het nooit saai is. Lekker ook uitkijken naar wild, zoals reeën of buizerds. Ik vraag me wel eens af of ik, wanneer ik al die duurvormen op asfalt zou moeten doen, dat wel vol zou houden. Dit jaar is het maken van meer kilometers een speerpunt in de trainingsaanpak. Pm: Krachttraining met accent op rompstabilisatie en sprong- en beenkracht. Van deze trainingsvormen ben ik niet zo gecharmeerd, maar ik weet dat ze onontbeerlijk zijn om beter te worden. Daarom doe ik ze gewoon altijd! Dinsdag Am: Duurloop 60 min zone I. Pm: Baantraining, 4x1500m (5’10-5’04) Pauze 400m. aansluitend 4x 100m. Pauze 100m De baantraining is een heel ander soort training; “gelukkig, zegt Miranda, maar 1x per week in de winter. In de winter vind ik het wel lekker om niet op tijden te hoeven focussen, maar 1x in de week is dan toch wel weer goed om te kijken wat voor tempo je eigenlijk loopt. In het bos let ik meer op hartslag en op de baan op tijden. Meestal kan ik wel met één of meer van de jongens trainen, maakt het ook weer gezellig!” Woensdag Am: Duurloop 80 min zone I/II met op het eind 5x 20s vlot Pm: Duurloop 35min zone I en rompstabilisatie Donderdag Am: Duurloop 60min zone I Pm: Hordetraining Alhoewel ik nog wel eens wat vermoeid aan deze training begin, vind ik het erg leuk, maar ook erg zinvol om te doen. De vermoeidheid zorgt er wel eens voor dat de aandacht die nodig is om e oefeningen technisch goed uit te voeren verslapt. Ik ben nu voor het 2 jaar gericht en gestructureerd met de horde-/steepletechniek aan de slag en leer er veel van. Doordat ik gericht met een hordetrainer aan mijn techniek ben gaan werken ben ik me meer steepleloopster gaan voelen!
18
Vrijdag Am: Duurloop 35min zone I Pm: 20 min inlopen, Heuveltraining, 3x 6x 45s heuvel op, Pauze terug dribbelen, 20min uitlopen. In het programma van Miranda staat iedere week heuveltraining gepland; soms zijn dat korte heuvellopen, zoals hierboven omschreven, soms lange heuvellopen. De langste heuvel wordt in ongeveer 5 minuten omhoog gelopen. De korte heuveltraining vindt Miranda een uitdaging omdat ze op die manier lekker kan concurreren met de jongens. De lange heuveltraining is gaaf vanwege het afzien. Daarna gezellig samen, ook heel belangrijk voor Miranda, half in slaap sukkelend vanwege de vermoeidheid, lekker thee drinken! Zaterdag Am: Lange duurloop 2uur zone I/II Pm: Rust Zondag Am: 20min Zone I, 3 x 10min Zone III (pauze 5min zone I), 20 min Zone I Pm: Rust Miranda vindt het erg jammer dat de steeplechase in eigen land niet populair is. Wedstrijden zijn door de geringe deelname per definitie saai en nodigen daardoor ook niet uit er verder mee te gaan. Om het onderdeel populairder te maken zou er wat haar betreft gelet moeten worden op: het onder de aandacht brengen van het nummer bij de jeugd; voer een 1000m hindernisloop in meer rekening houden met de hoogte van de hindernissen; vooral meisjes/vrouwen vinden het onderdeel snel eng omdat de hindernissen als te hoog worden ervaren. Om die reden adviseert ze om met aangepaste, minder hoge hindernissen te werken trainers moeten in opleidingen en cursusdagen gestimuleerd worden om meer steeple te gaan doen atleten moeten goed op het onderdeel voorbereid worden; een goed algemeen uithoudingsvermogen is van groot belang. Wanneer dat onvoldoende aanwezig is, wordt het nummer een afknapper. In plaats van het nog een keer te gaan doen, haken mensen af. (horde)techniektraining moet deel uitmaken van het programma In competitieprogramma’s niet kiezen voor de officiële wedstrijdafstand, maar voor een 2000m of 1500m wedstrijd in de warming-up van midden- en lange afstandgroepen zou tijdens de loopscholing regelmatig met (korte) horden gewerkt kunnen worden Met deze aanzet om het steeplelopen ook te gaan beoefenen wordt u als trainer bij deze tevens uitgenodigd met aanvullende suggesties te komen die het beoefenen van het hindernislopen impuls geven. Wat mij betreft alvast één: Neem in de regio mila-trainingen voor C-, B- en A-junioren van de Atletiek Unie minimaal 3 trainingen op waarin horden en hindernissen centraal staan Wat is uw voorstel? Laat het de redactie weten:
[email protected]
Betty Hofmeijer is hordentrainster. Ze begeleidt Miranda Boonstra en Adriënne Herzog ter ondersteuning van hun looptechniek.
19
DE TRAINER WERPT OP
Hoe houd je de motivatie van je lopers hoog? Dit keer staat de vraag van Sietse Keun centraal. De trainer bij Loopgroep De Mastbosrunners in Breda mailde ons:
‘Ik ben benieuwd hoe andere trainers de motivatie van hun lopers hoog houden. Ik merk vaak dat een aantal lopers de trainingen liever overslaan. Het wordt voor sommigen steeds makkelijker om het uit te stellen tot een andere keer. Ik vraag regelmatig, als men niet komt, naar de reden. Inmiddels meldt bijna iedereen zich met reden af als ze niet komen. Maar ik merk dat dit geen drempel meer is. Trainen is wat mij betreft niet goed als je ziek bent of duidelijk merkt dat het niet gaat. Dan kan een weekje rust helemaal geen kwaad. Dat weten ze van mij. Maar laatst was boodschappen doen belangrijker dan trainen. En dan gaan mijn haren een beetje recht overeind staan. Ik ben benieuwd hoe andere trainers hiermee om gaan en wat zij mij adviseren.’
Peter Peters, trainer van Nijmegen Atletiek probeert als volgt zijn lopers te motiveren: ‘Ik geef al vanaf 1985 training bij deze vereniging. Momenteel heb ik een groep bestaande uit mannen en vrouwen in de leeftijd tussen 25 en 47 jaar. Het contact binnen deze groep was en is nog prima en dat komt doordat we met stapjes naar doelen toe trainen (b.v. de Marikenloop). Zo heb ik de vrijdagavond vrij gemaakt om extra te kunnen trainen en ook naar de Zevenheuvelenloop toe doen we dat. Verder mail en bel ik als lopers geblesseerd zijn en geef ze advies wat wel en niet kan en gaan we ook naar andere locaties om te trainen en tweemaal per jaar gaan we gezamenlijk uit eten. Ik wil daarover best ervaringen uitwisselen. 0243974527 of 0613567115.,
[email protected]
Jan Heusinkveld, trainer van ondermeer studentenvereniging Kronos te Enschede, reageert als volgt ‘Volgens mij heeft de vragensteller een verkeerd uitgangspunt. Je moet er van uitgaan, dat het lopen voor de loper m/v intrinsieke waarde heeft. Heeft hij dat niet, dan zal hij niet blijven lopen. Ik ben er als trainer niet om hem die waarde te geven. Ik ben er wel om trainingen te geven, die hij leuk vindt. De loper moet ook niet voor mij naar de training komen. Ik ben er voor de loper en niet andersom. Afmelden kan een regel zijn, maar ik ben het er fundamenteel mee oneens, dat hij een reden moet noemen. De loper heeft een reden, die voor hemzelf overtuigend genoeg is om niet te komen. Als het een mooiweerloper is, kan regen voor hem een legitieme reden zijn om niet te komen. De mens van hier en nu is een consument, die gebruik maakt van diensten van anderen, waar hij voor betaalt. Het wordt anders als er bilateraal afspraken gemaakt zijn. De loper bereidt zich ergens op voor en vraagt de trainer hem daarbij te helpen. Dan is er wederzijdse commitment: de trainer die naar beste weten en een schema maakt (en soms meer dan dat), de loper die binnen de gemaakte afspraken zijn best doet om dat naar beste weten te volgen. En die afwijkingen meldt, in dit geval inclusief de reden. Als de loper dat commitment niet wil, kan hij vragen om niet meer dan geef-adviezen-als-je-iets-ziet enzo. Wel mag de trainer eisen, dat de non-commitment-loper, als hij komt, doet wat de trainer de groep (eventueel de subgroepen) aan training laat afwerken.
20
Nieuwe vraag: Deze wordt gesteld door Sandra de Jonge, gediplomeerd TLG trainster uit Rozendaal
Wandelen of dribbelen? ‘Bij mijn vereniging wordt er in onze groep tijdens de baantrainingen veel gewandeld. Ik ben het daar niet mee eens want mij lijkt dribbelen beter (verbeterde afvoer afvalstoffen, met wandelen gebruik je andere spiergroepen, met wandelen daalt je hartfrequentie veel meer dan met dribbelen waardoor je (te) uitgerust aan een volgende serie begint en te hard kunt lopen...). Ik ben erg benieuwd wat er leeft onder de trainers en wat zij als beste zien voor de atleet.’ * Onze vraag: wat zou u doen? Mail uw antwoord (in maximaal 150 woorden) naar
[email protected] en doe dat
vóór 15 januari 2009. * Vermeld uw naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten. Heeft u een dilemma in uw trainingsgroep en wilt u advies van andere trainers? Mail dan uw probleem (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] onder vermelding van naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats.
21
DE STELLING:
‘Talentontwikkeling leidt slechts tot goede junioren’ Toelichting: Talentontwikkeling is een speerpunt van beleid (van onder meer de atletiekunie) met het oog op het vroegtijdig opsporen van talenten, zodat deze zich kunnen ontwikkelen en uitgroeien tot goede senioren. Wordt dit doel ook bereikt of leidt talentontwikkeling slechts tot goede junioren en zien we ze niet terug bij de seniorentoernooien? •
Aspect 1: Een twintigjarige atleet kan, met alle internationale jeugdtoernooien, al een aardige palmares hebben, is misschien wel uitgekeken op de atletiek, of kan alle trainingen voor de steeds geringere progressie niet meer opbrengen.
•
Aspect 2: Daarnaast is er ook de factor trainer. Nu er immers beleid is op talenten kun je scoren met je pupillen: pupillen en hun ouders vinden het leuk en de trainer komt daardoor in de verleiding atleten te snel te brengen. Als het talent niet doorbreekt op seniorenleeftijd ligt dat aan de atleet (adolescentengedrag) en niet aan de trainer…
De redactie ontving drie reacties: van bondstrainer meerkamp Ronald Vetter, van bondstrainer polsstokhoogspringen George Friant en bondscoach talentontwikkeling Grete Koens.
Ronald Vetter, bondstrainer Atletiek Unie meerkamp: ‘Ontwikkeling van talent is helaas geen 1 + 1 = 2. Als je kijkt naar de ontwikkeling van een aantal nationale meerkamp toppers zijn er twee groepen te herkennen, meerkampers die als jonge junior al goed scoorden en dat ook doen/deden als senior en meerkampers die je als junior vrijwel niet op de ranglijsten bent tegengekomen maar het als senior goed doen op de toernooien. De eerste groep is in de meerderheid maar het is niet noodzakelijk om als junior bij de top te horen. Wat je wilt met de begeleiding van talent is, de atleten zo begeleiden dat de top hoger komt te liggen en op het juiste moment. Goed scoren op jeugd toernooien kan belangrijk zijn, niet iedereen heeft de potentie om op een seniorentoernooi uit te komen en dan zijn de junioren toernooien het hoogst haalbare. Daarnaast is de ontwikkeling van talentvolle junior naar internationale atleet bij de senioren een lange weg, het is belangrijk dat het een plezierige weg is, jeugd toernooien kunnen motiverend zijn. Een belangrijk aspect is verder hoeveel jaar een atleet de intensieve trainingen fysiek en emotioneel vol kan houden, deze ‘spanboog’ is beperkt. Een goed plan moet worden gemaakt, waarbij eerst de techniek & belastbaarheid centraal staat en pas later maximaal presteren. Wanneer dit goed aangepakt wordt kan de atleet zijn potentie volledig bereiken. De coach heeft behalve deskundigheid discipline nodig om niet in de valkuil van korte termijn succes te stappen.’
22
Ronald Vetter: ‘De coach heeft behalve deskundigheid, discipline nodig om niet in de valkuil van korte termijn succes te stappen.’ Georges Friant, bondstrainer Atletiekunie polsstokhoogspringen: ‘We moeten nieuwe inzichten krijgen om talenten te binden, te boeien en te houden’, stelt Friant. ‘In de sport is talentmanagement bewezen en succesvol. Ook de wetenschap heeft een heldere visie. Hierbij staat een aantal kernpunten centraal: •
Focus op iemands kracht in plaats van op de punten die iemand minder beheerst.
•
Geef (jeugdige) sporters vertrouwen.
•
Focus niet alleen op resultaat, maar op het proces dat leidt naar het resultaat.
Friant merkt hierbij op: ‘Vergeet echter niet dat talentontwikkeling geen doel op zichzelf is maar slechts een middel om te groeien tot goede senior! Ook de middenmoot moet kunnen ‘meewinkelen’ in het concept van ‘talentontwikkeling’! Peter Murphy, prestatiemanager topsport en talentontwikkeling bij het NOC*NSF zei ooit: ‘de trainer moet zijn manier van coachen afstemmen op de sporter.’ Daarvoor is het belangrijk te weten of iemand traint met het doel om te winnen of om te excelleren? De mindset van de atleet moet van tevoren duidelijk zijn. Wat is bepalend in iemands drive en karakter? Als trainer moet je hier rekening mee houden en de coaching afstemmen op iemands karakter en persoonlijke behoefte. Daarvoor moet je weten welke koers je sporter wil varen en vervolgens moet je als trainer je eigen temperament verbinden met die van je sporter. De eigen verantwoordelijkheid van de sporters speelt hierin een zeer belangrijke rol. Talent sturen, begint met leren van je verlies.’ ‘We vergeten te dikwijls, in het opstellen van een structuur, de input van de sporter zelf. De sporter staat centraal om zijn droom te verwezenlijken. Laat hem daarin een rol spelen. Stel vragen aan het talent, laat het talent zelf oplossingen voordragen. De sporter, het talent gaat hierdoor beter nadenken bij het verwezenlijken van zijn doelen. Sporters onthouden het meeste door wat ze zelf zeggen en doen. Betrokkenheid is zeer belangrijk. De vertrouwensrelatie sporter - trainer groeit hierdoor en is niet onbelangrijk in de verdere motivatie en de uitbouw van zijn sportcarrière.’ Zeg wat nodig is ‘Trainers zondigen zich ook te dikwijls door te zeggen wat een sporter niet mag doen, maar ik denk dat je beter
23
benadrukt wat een sporter wel moet doen. Bij talentontdekking moet men uitgaan van de sporter als geheel, als individu met zijn plus- en minpunten. Zet ook de juiste mensen die meehelpen bij de ontwikkeling van een talent, op hun juiste plaats en geef ze een wel omschreven taak en verantwoordelijkheid! Kern voor goed talentmanagement is het maken van juiste keuzes, discipline / tucht en een juiste focus. In een teamsport worden alle spelers op hun juiste plek gezet. Is dat in de organisatie van de trainer versus een individu-sporter ook zo? Neem als vertrekpunt alleszins een goede "SWOT- Analyse"! (sterke en zwakke punten / kansen en bedreigingen) Dan vindt een jeugdig talent zeker de motivatie door te gaan tot hij zijn doel bereikt heeft. Een vroege uitval wordt hierdoor voorkomen’, aldus Friant.
George Friant: ‘Bij talentontdekking moet men uitgaan van de sporter als geheel, als individu met zijn plus- en minpunten.’ Grete Koens, bondscoach talentontwikkeling/talentcoach MiLa: ‘Ik ben het niet met de stelling eens. Als talentontwikkeling slechts tot goede junioren leidt wordt het werk niet goed gedaan. De talentontwikkeling, zoals die nu bij de Atletiekunie wordt ingezet, gaat uit van een meerjaren aanpak. Niet alleen scouting van talent maakt deel uit van een goed talentontwikkelingsbeleid. Nog veel belangrijker is het goed begeleiden van de toppers in spé. Het kost zeker tien jaar training voordat er geoogst kan worden. We gaan dan ook niet voor succes op korte termijn. De opleiding tot topsporter op Papendal (die wij nu fulltime kunnen aanbieden) is dan ook gebaseerd op het bereiken van de top in de seniorenleeftijd. Alle coaches op Papendal werken met een meerjaren opleidingsplan. Het hele traject van pupil tot en met senior is in het meerjarenplan stapsgewijs uitgestippeld. Daarbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt in de diverse trainingsvormen in de verschillende leeftijdsfasen. Er moet dus rekening worden gehouden met de (biologische) leeftijd van een atleet. Door een junior niet dezelfde trainingsvormen voor te schotelen als een senior blijft er ruimte voor groei binnen de trainingen en zal stagnatie in prestatie minder snel optreden. Aan de trainer de taak zijn pupil voorzichtig te brengen en elk jaar een stukje te laten groeien. Voor een geslaagde topsportcarrière zijn dus niet alleen talentvolle atleten nodig die hun liefde voor en plezier in de sport weten te behouden. Net zo belangrijk is de talentvolle trainer die niet zwicht voor snel succes.’
Grete Koens: ‘Als talentontwikkeling slechts tot goede junioren leidt wordt het werk niet goed gedaan.’
24
OEFENSTOF
Horden? Ja leuk! Roy Sip
‘Ah, niet weer horden!’, ‘Ja, daaag, zo meteen val ik.’, ‘Pff, zo hoog? Dat is veel te moeilijk.’ Zomaar wat kreten die ik hoorde toen ik een paar jaar geleden bij een hordentraining van C-junioren in Nijmegen aan het kijken was. Als sprint- en hordentrainer vind ik dat jammer. Hordenlopen kan zo leuk zijn, maar hoe bereik je dat bij pubers? Met dit stuk wil ik een denkproces op gang brengen om het plezier in het hordenlopen binnen de trainingen te vergroten. Ik pretendeer niet dat dit dè manier is, maar heb goede ervaringen met wat ik hieronder beschrijf. Na de training heb ik aan de betreffende junioren gevraagd waarom ze hordenlopen niet leuk vonden. Opmerkingen als ‘veel te weinig gedaan’, ‘geen uitdaging in de training’ en ‘veel stilstaan’ kwamen al snel naar voren. Ik denk dat ze met deze drie opmerkingen de vinger precies op de zere plek hebben gelegd. Methodische lijn Met de opmerking ‘veel te weinig gedaan’ ben ik als eerste aan de slag gegaan. Pas bij de D-junioren kregen ze training in het hordenlopen! Een gemiste kans, want hindernislopen of slootje springen kun je al vanaf de miniC pupillen. Ik heb het hordenlopen in 2 probleemgebieden gedeeld: 1) Het horizontale probleem (Alles tot aan de eerste horde plus wat doe je tussen de horden?) 2) Het verticale probleem (Wat doe je om de horde te passeren?) Aan de hand hiervan heb ik de volgende matrix (=methodisch lijn) opgesteld, geïntegreerd in het programma en er voorzien van oefenstof. Mini C en Cpupillen
B-pupillen
A-pupillen
D-junioren
C-junioren
Richt binnen het horizontale probleem je aandacht op:
Tussen slootjes door kunnen lopen. Afstanden tussen de sloten kunnen variëren van lengte.
Tussen slootjes door kunnen lopen, waarbij je iedere keer met hetzelfde been als eerste over de sloot gaat. (constante tussenafstand)
Tussen lage horden door kunnen lopen in 3 of 5-pas, waarbij je iedere keer met hetzelfde been als eerste over de horde gaat. (constante tussenafstand)
Wedstrijdafstanden, waarbij je probeert om 3-pas te blijven te lopen. Er moet een begin zijn van een versnelling in de 3-pas. Constant ritme is ook goed. Maak een begin met het aanleren van de hordenstart.
Wedstrijdafstanden waarbij je een 3blijft lopen. Er moet een versnelling zichtbaar zijn. Constant ritme is ook goed. 8 passen tot aan de eerste horde moet worden aangeleerd.
Richt binnen het verticale probleem je aandacht op:
Kunnen passeren van een sloot zonder te moeten stoppen.
Kunnen passeren van een hindernis (maximaal kniehoogte van de atleet) zonder te
Kunnen passeren van een hindernis (maximaal 60 cm hoog), waarbij je iedere keer met
Kunnen passeren van een wedstrijdhorde met een juiste hordentechniek. De afzet en de landing zijn erop gericht op
Kunnen passeren van een wedstrijdhorde met een juiste hordentechniek. De afzet en de landing zijn erop gericht
25
moeten stoppen.
hetzelfde been als eerste over de horde gaat.
het vasthouden van het tempo.
om te kunnen versnellen. Geef ook aandacht aan de ondersteunende armacties.
Noot: dit is een leidraad. Differentieer daar waar nodig. Uitdagende oefenstof De atleten die ik had gesproken na de training gaven nog twee opmerkingen: ‘geen uitdaging in de training’ en ‘veel stilstaan’ Ook hier heb ik geprobeerd wat mee te doen. Om de uitdaging op te roepen moet je een spanningsveld van ‘het net wel, net niet lukken’ gevoel creëren. Uiteraard wel binnen de veiligheidsregels. Een voorbeeld: om het geheel laagdrempeliger te maken voor beginnende hordenlopers kun je horden gebruiken die niet te hoog zijn of gebruik hindernissen waar men niet over kan struikelen. (voor een voorbeeld van klaphorden, zie link: http://nl.youtube.com/watch?v=fYGo6L372po ) Om het creatieve denkproces op gang te zetten, zocht of plaatste ik een aantal uitdagende oefeningen op internet. Die staan hieronder met de links naar de betreffende sites. Het gaat dus niet om innovatieve oefeningen, maar wat bestaande en/of buitenlandse ideeën die hier weer onder de aandacht worden gebracht. Slootje springen Dit is een zeer goede manier om de jongere kinderen bekend te maken met het horizontale probleem (zie eerder genoemde tabel). De afstanden variëren van 5 tot 8 meter. De sloten zijn qua lengte tussen de 40 cm en 1,20 m. Kies je waarden afhankelijk van het niveau van je atleten.. Bekijk de video op de link: http://nl.youtube.com/watch?v=9IEJ2gafJFs om een idee te krijgen. Maak meerdere oefenplaatsen. Uibouwmogelijkheden: • Iedere keer met dezelfde voet als eerste over de sloten gaan. • Grotere afstanden van tussenruimte en slootlengte. • Verplicht 3 of 5-pas. • Lage hindernis in slootje plaatsen: http://www.youtube.com/watch?v=9IEJ2gafJFs Hoogtes ervaren Om de atleten bekend te laten worden met de hoogte van de horden, kun je vele uitdagende opdrachten geven. Op internet heb ik een aantal filmpjes gevonden dat in deze uitdaging voorziet. Let op: in het filmpje van de eerste onderstaande link ben ik van mening dat de oefeningen niet goed worden uitgevoerd. De heupen draaien volgens mij te ver open en knie van aanvalsbeen gaat buitenlangs. hordenstappen drie varianten http://video.google.nl/videoplay?docid=6737905537120430188&ei=2u71SM6xC42uiAKDiJ3vDg&q=hurdles+exercises&hl=nl Brazilian Twist (anti-clockwise): http://www.wonderhowto.com/how-to/video/how-to-do-the-brazilian-twist-239734/ ‘hip-hoppen’ langs de horden: http://www.wonderhowto.com/how-to/video/how-to-do-knee-and-straight-leg-drives-239718/ ‘hip-hoppen’ 1 been heen en terug:
26
http://www.youtube.com/watch?v=AtuN1mJ-_zg Horden estafette Dit is een zeer leuke uitdagende oefening voor de junioren. Je kunt ook kiezen voor andere lage obstakels of zelfs sloten. Op de link http://www.youtube.com/watch?v=Uj_UDsOPJ8M zie je dat ze 5 horden gebruiken. Dit is wat sneller en wordt als leuker ervaren dan 10 horden. Pas de hoogtes en afstanden aan, aan het niveau van je atleten. Zet de horden goed neer voor de looprichting. Bekertjes schoppen Helaas heb ik geen video hiervan kunnen maken of vinden, maar het is gegarandeerd een succesnummer. Je scheurt plastic bekertjes aan 2 kanten een paar centimeter in, zodat je het bekertje op de horden kunt plaatsen, zonder dat deze eraf valt. Het doel is om op snelheid met je aanvalsbeen de bekertjes eraf te schoppen. De atleet leert dan om naar voren af te zetten en vlak over de horde te gaan. Succeservaring is altijd belangrijk en ze krijgen dat doordat ze het bekertje zien vallen. (nog een tip: leg een hoedje op 4 voetjes voor de horde, dan zetten ze al automatisch naar voren af). Tot slot de volgende links met leuke en goede ideeën voor een hordentraining. Droog oefenen voorwaarts: http://www.youtube.com/watch?v=9RAu0t5kVa0 Droogoefenen achterwaarts: http://www.youtube.com/watch?v=UJoFnBAS9bk 1-pas bijtrek: http://www.youtube.com/watch?v=9KP8LIqmH-g 1-pas aanvalsbeen: http://www.youtube.com/watch?v=PrPPp-Zpph4 1-pas hordenlopen: http://www.youtube.com/watch?v=uvZzKfYRVDs 7 meter: http://www.youtube.com/watch?v=m2IAFsmZLgE Algemeen introductieverhaal (Engelstalig): http://video.google.nl/videoplay?docid=4553298564613495767&ei=UO31SODkHZKsiALlvvHuDg&q=hurdles+pr actice&hl=nl en: http://video.google.nl/videoplay?docid=1656959558842785234&ei=UO31SODkHZKsiALlvvHuDg&q=hurdles+practice&hl=nl Ik houd me aanbevolen voor nieuwe ideeën uit het land en hoop een kleine impuls te hebben kunnen geven voor hordentrainers.* Roy Sip is docent Atletiek aan het CIOS te Arnhem. Verder is hij trainer sprint/horden en ploegleider dames bij Nijmegen Atletiek. In deze hoedanigheid heeft hij de afgelopen 3 jaar diverse medailles op nationaal e kampioenschappen behaald waaronder goud op de 200m meisjes B 2007, 4x100m Meisjes B 2007 (3 tijd ooit bij de junioren), B-junioren clubteam meisjes 2007, zilver 4x100m Meisjes A 2008, Brons 200m NK 2008 meisjes A en senioren dames. Verder is hij opleidingsdocent bij de Atletiekunie. Email:
[email protected] *De redactie neemt deze suggesties graag op in het magazine.
27
VOOR U GELEZEN EN BEOORDEELD
Geen cooling down, maar er een nachtje over slapen! Jan Heusinkveld
In vrijwel elke sport worden training en wedstrijd afgesloten met een cooling down. Voor atleten uit de voormalige DDR (Deutsche Demokratische Republik, het voormalige Oost-Duitsland) bijvoorbeeld bestond de cooling down onder andere uit minimaal 20 minuten uitlopen/fietsen/schaatsen. In deze bijdrage worden daar vraagtekens/kanttekeningen bij geplaatst. Met als boodschap: misschien is (zo nu en dan?) nietuitlopen wel beter! De woorden cooling down en uitlopen betekenen in dit artikel hetzelfde, en worden door elkaar gebruikt. Het is meestal een combinatie van rekken en uitlopen, in willekeurig welke volgorde.
Cooling down kan supercompensatieeffect verstoren Hanno van der Loo hield op de jaarlijkse looptrainersdag van november 2007 een lezing die als boodschap had: misschien is een ijsbad (na een training of een wedstrijd) wel goed voor een snel herstel, maar of het ook goed is voor supercompensatie is een ander verhaal. In Sportgericht no 3/2008(1) heeft hij in het verlengde daarvan een prikkelende uitspraak gedaan: er zijn steeds meer wetenschappelijke aanwijzingen dat je de verstoorde homeostase met rust moet laten om een maximale prikkel tot adaptatie te behouden: ‘wellicht verstoor je door een cooling down wel het supercompensatie-effect’. Naar mijn mening geldt dat niet alleen na een training, het geldt evenzo na een wedstrijd. Voor het lichaam is de wedstrijd gewoon een belasting, die de homeostase verstoort en dat leidt in principe tot aanpassingen en dus overcompensatie. Cooling down kan vastleggen van nieuwe techniek verstoren In een tweetal artikelen(2) heeft Dr Ben van Cranenburgh de huidige inzichten op het gebied van motorisch leren op een rij gezet. En dat zou, in het verlengde van de uitspraak van Hanno van der Loo, tot interessante consequenties voor training en cooling down kunnen/moeten leiden. Hij stelt, dat er uit wetenschappelijk onderzoek steeds meer aanwijzingen komen dat tijdens de droomslaap en tijdens de diepe slaap een plastische reorganisatie in de hersenen plaatsvindt. Al het geoefende wordt dan als het ware definitief in de hersenen vastgelegd. Hij citeert onder andere een artikel van Franz waarin de uitspraak voorkomt dat een zekere mate van rust noodzakelijk is om efficiënt te leren. Rust is een periode waarin een belangrijk deel van het leerproces plaatsvindt. Het combineren van beide uitspraken Het is uiteraard voor de hand liggend om de inhoud van de beide voorgaande paragrafen te combineren. Op zich is het al goed, om (zo nu en dan?) een training/wedstrijd zonder cooling down af te sluiten. De dingen die je in die training/wedstrijd gedaan hebt, worden dan via het overcompensatieproces sterker/beter. Maar het geldt evenzeer voor een training waarbij de bewegingstechniek centraal staat. Uitlopen verstoort het opslagproces van de bewegingen in de hersenen. Uitlopen ‘overschrijft’ het als het ware. Dus niet uitlopen, maar je naar huis laten vervoeren, in bed kruipen en 8-10 uur slapen. Uiteraard bedoel ik het laatste ‘bij wijze van spreken’, maar de onderliggende boodschap wordt er wel duidelijker door, toch! Beide auteurs spreken over ‘steeds meer wetenschappelijke aanwijzingen’. Hun verhalen en het aangevoerde bewijsmateriaal zijn echter zo plausibel dat het mijns inziens de moeite waard is er mee aan het werk te gaan. Een aantal voorbeelden In de volgende paragrafen vindt u een aantal toepassingsmogelijkheden. Sommige zijn nog al futuristisch. Maar toch: doe ze niet lacherig af en overweeg ze serieus!
28
De sprinter, springer en werper Veel trainingen van de sprinter, de springer en de werper bestaan uit techniektrainingen, soms/vaak/altijd gecombineerd met kracht. Anders gezegd: techniektraining vanuit de aanwezige kracht. Het is het omzetten van de aanwezige kracht in de beweging van het sprinten, springen of werpen. Dat is de ene kant. Aan de andere kant: bij de wedstrijd en meestal ook bij de training is er nauwelijks sprake van toenemende vermoeidheid. Uitlopen om opgestapelde vermoeidheid kwijt te raken is dus niet nodig. Dat leidt tot een onafwendbare conclusie: als er geen reden is om uit te lopen, doe dat dan ook niet!‘Laat je vervoeren naar huis en kruip in bed om het de plastische reorganisatie in de hersenen zo goed mogelijk te laten plaatsvinden’. Maar zelfs als er wel sprake is van opgestapelde vermoeidheid, dan nog is niet-uitlopen de beste optie. De meerkamper Voor de meerkamper geldt het verhaal van de vorige paragraaf ook. Maar voor hem/haar zitten er meer aspecten aan. Je mag er van uitgaan dat een uitgebreid geoefend bewegingspatroon het daarvóór in dezelfde training even uitgebreid geoefende bewegingspatroon van een ander nummer ‘overschrijft’. Dit is een dijk van een uitspraak, lees hem daarom nog een keer, die nogal wat consequenties heeft. De voornaamste is, dat je eigenlijk (maar ‘eigenlijk’ betekent eigenlijk niets) maar één nummer per training moet doen. En dat betekent (misschien) dat de meerkamper niet één of twee keer per dag moet trainen, maar drie of vier keer. En iedere training maar één nummer zou moeten doen. De fulltime atleet zou dat moeten kunnen, de vrijetijds atleet zou dat in elk geval op de dagen dat hij niet hoeft te werken, moeten doen. U las tussen haakjes het woordje ‘misschien’. Dat komt omdat er nogal wat haken en ogen aan zitten. Een belangrijk ‘misschien’ is het antwoord op de vraag hoe je iets het snelst aanleert. En dat kan weer wat anders zijn dan effectief of efficiënt. Wil je het snel, of effectief, of efficiënt? In de literatuur over motorisch leren is daarover wel het een en ander bekend. Misschien dat de aanwezige kennis er toe leidt, dat je de ene dag 4 keer traint op het discuswerpen, en de andere dag 4 keer op hordenlopen (om maar eens wat te noemen). Het laatste woord daarover is nog niet gezegd. En dat pretendeer ik dan ook niet. Wat ik wel gezegd wil hebben is: vaker trainen en dan één nummer per training doen is mijns inziens altijd beter dan twee of meer nummers in één training. Daar kun je dus al je voordeel mee doen! Overigens geldt dit verhaal tot ook voor de sprinter, de springer en de werper. Want hun specialisme kan ook in deelbewegingen worden gesplitst. En die zou je tijdens een training kunnen benadrukken. Dan kom je ook bij die specialisten voor dezelfde vragen te staan als bij de meerkamper het geval is. De inhoud van deze paragraaf is dus niet het eind van een discussie, maar het begin ervan. Midden- en lange afstand Een aantal opties: 1. doe aparte techniektraining zonder cooling down. 2. doe looptechniektraining na de ‘kern’-training. Techniektraining onder vermoeidheid is een apart doel, toch! 3. beschouw sommige looptrainingen (ook/juist/alleen) als techniektraining, en laat (ook) om die reden de cooling down achterwege. Hierbij kun je denken aan een intervaltraining met korte afstanden, bijvoorbeeld 200meters, in het 800m-tempo, met voldoende pauze. ‘Mijn’ ervaringen daarmee zijn positief: sommige atleten hadden het gevoel, dat ze hun 800- en 1500m wedstrijden bewegingstechnisch veel makkelijker gingen lopen. 4. doe na de duurloop een aantal snelle loopjes over 80-150meter, met een minuut slenterend wandelen als pauze. 5. wat doe je na een zware anaërobe training: wél of níet uitlopen? Niet-uitlopen om het overcompensatieproces maximaal zijn werk te laten doen is een mogelijkheid. Een andere mogelijkheid is om (al dan niet goed uit te lopen en) daarna een techniektraining te doen. Ook hier: techniektraining onder vermoeidheid is een apart doel!
29
Wat is de invloed op het herstel? Als je de voorgaande paragrafen leest, is er bij veel atletieknummers nauwelijks sprake van opeenstapeling van vermoeidheids’producten’. Dat maakt het accepteren van het uitgangspunt ‘doe geen cooling down’ makkelijker. Want het wegwerken van die ‘producten’ is immers de voornaamste of enige reden om uit te lopen. Er zijn echter ook trainingsvormen, die wél een opeenstapeling van vermoeidheidsproducten geven. Je kunt je afvragen of niet-uitlopen bij deze trainingsvormen geen negatieve invloed heeft op de daarná komende training, zeker na een intensieve training. Denk aan stijve spieren, weinig coördinatie over, een gevoel van algemene vermoeidheid, enz. Mijn ervaring met het gebruik van het niet-uitlopen-principe is een aantal jaren oud. De eerste dateert van 2003/2004 denk ik. Mijn ervaringen zijn zonder uitzondering alleen maar positief: er was geen sprake van negatieve invloeden op de daarná komende training. Terwijl er toch zware trainingen bij waren. Het inlassen van bijvoorbeeld een extra rustdag of een zogenaamde hersteltraining (waar ik niet in geloof) was om die reden niet nodig. Wel of niet rekken Na de training zijn de spieren wat korter. Dat komt (onder andere?) omdat ze meer gespannen zijn. Uitlopen is niet altijd een must, lazen wij in het voorgaande. Maar misschien is het wel goed, om even en kort te rekken. Ik heb daar geen informatie over, maar het is een in de praktijk gegroeide gewoonte, die ik graag doorgeef. De hier besproken principes kun je overigens gebruiken bij elke sport. En als uitsmijter: welke vereniging promoot zich als tweede met ‘bij ons hoef je niet uit te lopen’. Noot 1: Wigert Thunnissen, Warming up, cooling down, Sportgericht, jrg 62, nr. 3, 2008, 18-23. Noot 2: Ben van Cranenburgh, Nieuwe wegen in motorisch leren, deel 1 Sportgericht, jrg 62, nr. 1, 2008, 39-42, deel 2 in idem, jrg 62, no 2, 2008, 7-13. Jan Heusinkveld (1938), werd loopverslaafd na het zien van de eerste sub-4 minute-mile op 6 mei 1954. Hij volgde zowel de A-B als C-cursus en specialisaties sprint horden en middenlange afstand. Jan was bijna vanaf de aftrap betrokken bij het opzetten van de TLG-cursus. Hij was trainer voor afstanden vanaf 400m t/m de marathon in Enschede, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Soest en nu weer in Enschede bij de studentenatletiekvereniging Kronos.
30