Digitaal magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie, nummer 2, 1 mei 2012 Nog even en dan is het zover!, Voorwoord ..............................................................................................2 Nieuws ......................................................................................................................................................3 Boeken......................................................................................................................................................5 Uit de andere bladen ................................................................................................................................7 Snelwandelen, Column.............................................................................................................................8 Hardlopen in top drie blessuregevoelige sporten, Sportmedisch.............................................................9 Belasting... geen 1 aprilgrap!, Wandelen ...............................................................................................13 Combinatiefunctionaris laat school en sport beter aansluiten, Aan het woord/Atletiekwerk ..................16 Loopondernemer: een nieuwe tak van sport, De aanpak ......................................................................19 Samenwerken met collegatrainers is een must, hoe geef jij dat handen en voeten?, De kwestie ........22 Hoe leert mijn atleet techniek het best te gebruiken, Voor u gelezen en beoordeeld............................23 Het Runners Circuit voor hardlopers, Oefenstof ....................................................................................26 Nieuws van de afdeling opleidingen, Opleidingen..................................................................................28 Geef je mening! Sinds zes jaar ontvangen gelicentieerde trainers vier maal per jaar het ‘Digitale Magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie’. Ter verbetering van het magazine neemt de redactie graag kennis van de mening van de lezers. Om de respons zo groot mogelijk te maken bestookt de redactie je na elke uitgave in 2012 met een beperkt aantal vragen. Met de uitkomst willen we veranderingen doorvoeren zodat het Magazine optimaal blijft aansluiten bij de doelgroep: loop- en atletiektrainers met een licentie. Wie zijn mening geeft maakt kans op leuke prijzen. Colofon Het Digitaal magazine voor licentiehouders, uitgegeven door de Atletiekunie, verschijnt viermaal per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over trainerszaken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een digitale 'Nieuwsflits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 3/2012 komt 1 september uit. Een Wordversie van het Digitaal Magazine is op te vragen via
[email protected]. Zo kun je artikelen plaatsen in het clubblad of op de website. Vermeld echter wel de bron en auteur van het betreffende artikel. Redactie Eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], www.steun.biz, 024-3566601. Redactie: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Ton de Kort, Hannie Huber, Clemens Vollebergh (hoofdredacteur) Aan de inhoud van dit magazine werkten ook mee: Peter Verlooy, Bob Altena en Margot Kouwenberg. Medewerker kaderontwikkeling Atletiekunie: Melanie Schüttler Opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen of suggesties voor De Kwestie:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen dit magazine per mail. Wijzigingen van het e-mailadres geeft u door aan:
[email protected].
1
VOORWOORD
Nog even en dan is het zover! De wintertraining zit erop en jullie pupillen staan straks weer in korte broek met een startnummer op hun borst op de atletiekbaan. Nieuwsgierig waar al die trainingen toe zullen gaan leiden. Het baanseizoen kan beginnen! Het gaat natuurlijk allemaal in eerste instantie om het plezier wat we in de atletiek beleven. Maar een beginner, een jeugdig talent of een topper heeft ook nog een ander gemeenschappelijk doel. Ze proberen hun grenzen te verkennen en te verleggen, allemaal op hun eigen niveau. Eerst nog onbewust en met beginnersgeest, later met meer richting eventuele ambities. Het is als trainer een voorrecht in deze sport te mogen werken en jonge kinderen te helpen hun talenten verder te ontwikkelen. Ook onze huidige Olympische toppers die straks in Londen aan de start staan zijn zo begonnen. Voor de lol, met een vriendje mee of op advies van de gymleraar gingen ze ooit naar de atletiekbaan; nog geen enkel idee wat er allemaal op hun pad zou komen. Lekker rennen, springen of gooien. Leuk, weer een stukje verder of harder.! Geen training willen missen. Dat gevoel. Allemaal zijn ze bij de clubs begonnen. De clubs zijn de kurk waar onze mooie sport op drijft. Daar is het ook voor onze huidige toppers begonnen, daar is de basis gelegd voor de latere successen. We staan voor een belangrijk atletiekjaar met de Europese Kampioenschappen en de Olympische spelen voor de deur. Nog een paar maanden te gaan, de voorbereiding zit er bijna op. We zijn het afgelopen jaar op verschillende goede trainingslocaties geweest, van Papendal tot Potchefstrom en van St Moritz tot Stellenbosch. Zoveel sporters en zoveel verschillende verhalen. Maar ik weet zeker dat al onze toppers nog wel eens terugdenken aan hoe het allemaal begonnen is, aan dat nieuwsgierige gevoel van vroeger. Die oorspronkelijke beginnersgeest is nog steeds een belangrijke voorwaarde om het beste uit henzelf te halen, ook op Olympisch niveau. Ik wens alle trainers en atleten een mooi atletiekjaar toe. Peter Verlooy, technisch directeur van de Atletiekunie
2
NIEUWS Eten zoals vroeger Gezond oud worden. Dat kan onder meer door terug te keren naar de voedingsgewoonten uit de steentijd. Dat concludeert promovendus Remko Kuipers die op 26 maart zijn proefschrift verdedigde aan de RUG. Hij onderzocht waar onze voorouders leefden en maakte een reconstructie van hun voeding. De voeding van onze voorouders bevatte meer eiwitten, minder koolhydraten, minder linolzuur en meer omega-3-vetzuren. De oervoeding bevatte veel minder linolzuur (omega-6-vetzuur) dan westerse voeding. Deze bevinding gaat in tegen de heersende veronderstelling dat een hoge inname van linolzuur een beschermende werking heeft op het ontstaan van hart- en vaatziekten. In lijn met de inzichten van Kuipers laat een recente Amerikaanse studie zien, dat de aanbevolen vervanging van verzadigde vetzuren door linolzuur in de westerse wereld eerder een toename dan een afname van harten vaatziekten heeft veroorzaakt. Kuipers bekritiseert daarnaast de huidige praktijk verzadigd vet in de voeding te vervangen door koolhydraten. Op basis van een literatuurstudie stelt hij dat niet de inname van verzadigd vet, maar juist de inname van koolhydraten met een hoge glycemische index zoals suikers in frisdranken en snoep, de kans op hart- en vaatziekten verhoogt. Deze inzichten stemmen overeen met de resultaten van de reconstructie van de oervoeding. Hierin was verzadigd vet in gelijke hoeveelheden aanwezig (net als in de huidige westerse voeding), terwijl de oervoeding daarnaast meer eiwitten, en juist minder koolhydraten, vetzuren en ziektes bevatte. De vetzuursamenstelling van de hedendaagse voeding wordt in verband gebracht met typische westerse ziektes, haalt Kuipers verder aan. Zo bestaat er consensus dat te weinig inname van omega-3-vetzuren bij volwassenen verband houdt met het ontstaan van hart- en vaatziekten en depressie. Bij pasgeboren kinderen zou het krijgen van te weinig omega3-vetzuren leiden tot een minder optimale ontwikkeling van de hersenen. Bron: Rijksuniversiteit Groningen.
Veel zitten vergroot kans op vroeg sterven Mensen die langdurig zitten hebben een grotere kans te sterven, dan mensen die dat maar een een paar uur per dag doen. Het risico doet zich ook voor bij mensen die sporten of een gezond gewicht hebben. Onderzoeker Hidde van der Ploeg van de Universiteit van Sydney ontdekte dat bij onderzoek onder 200.000 45-plussers tussen 2006 en 2008. Het blijkt dat mensen die minstens 11 uur per dag zitten, 40 procent meer kans hebben te sterven tijdens de onderzoeksperiode dan mensen die minder lang op een stoel doorbrachten. De indruk is dat mensen die hun bureauwerk of tv-kijken verruilen voor wandelen of andere lichte activiteiten, daarmee langdurig hun gezondheid verbeteren. Van der Ploeg zegt dat zitten van invloed is op bloedvaten en metabolisme door het vet in het bloed en de afname van de goede variant van cholesterol. 'Als je veel staat of wandelt, zijn je benen steeds in beweging. Dat helpt tegen glucose en vet in het bloed. Als je zit, gebeurt dit niet omdat je spieren niet actief zijn.' Bron: www.nu.nl, 30 maart 2011, aldaar: Archives of Internal Medicine.
Regelmatig bewegen goed voor bloedsuikerspiegel Diabetes type 2 patiënten die regelmatig trainen hebben substantieel lagere pieken in hun bloedsuikerspiegels na maaltijden. Zij hoeven hiervoor niet per se elke dag te trainen, zoals tot nu toe werd aangenomen. De effecten van dagelijkse trainingen van een half uur zijn hetzelfde als langere trainingen (van een uur) om de dag. Dat blijkt uit een publicatie van promovendus Jan-Willem van Dijk en zijn collega-onderzoekers van de Universiteit Maastricht in het tijdschrift Diabetes Care. Het onderzoek is uitgevoerd bij dertig mannen met diabetes type 2, allemaal rond de zestig jaar oud. Zij namen deel aan drie experimenten. In het eerste experiment fietsten zij zestig minuten op de eerste dag, gevolgd door een rustdag. Tijdens het tweede experiment fietsten zij twee dagen achter elkaar gedurende dertig minuten. Bij het derde experiment kregen zij geen enkele training. Tijdens de trainingen en de daaropvolgende dagen werd het bloedsuikerniveau continu gemeten. Bij het experiment zonder training werd 32% van de tijd een verhoogd bloedsuikerniveau gemeten, terwijl dit bij de twee experimenten mét training slechts in 24% van de tijd het geval was. De resultaten uit dit onderzoek dragen bij aan een betere afstemming van het beweegadvies voor de individuele patiënt. Bron: Universiteit Maastricht, maart 2012.
3
Koudwaterbaden: minder spierpijn, geen betere prestatie Koudwaterbaden na inspanning kunnen bijdragen aan het verminderen van de ervaren spierpijn. Daarnaast lijkt het nemen van koudwaterbaden na inspanning geen positief effect te hebben op de fysieke prestatie die 1-4 dagen later geleverd moet worden. Dit blijkt uit een zeer gedegen studie van Bleakly naar de werkelijke effecten van koude baden na inspanning op de ervaren spierpijn, prestatie en een paar relevante stoffen in het bloed (creatinekinase en interleukine-6). Onderdompeling in (ijs)koud water wordt veelvuldig geadviseerd aan en ondergaan door atleten, en heeft de laatste jaren serieus zijn intrede gedaan. Waardoor sporters minder spierpijn ervaren is niet duidelijk. Een warm bad, uitlopen en compressiekleding lijken even goed te helpen. De onderzoekers adviseren meer onderzoek te doen naar het effect van koudwaterbaden. Bron: www.topsporttopics.nl, Herman IJzerman, aldaar: Bleakly C, McDonough S, Gardner E, Baxter GD, Hopkins TY, Davison GW (2012) Cold-water immersion (cryotherapie) for preventing and treating muscle soreness after exercise. Cochrane Database Syst. Rev., feb 15;2: CD008262.
Korte nacht vergroot eetlust Een nachtje doorgaan of een kort nachtje maken maak het verlangen om te eten groter. Die conclusie komt van Zweedse onderzoekers. Ze baseren hun conclusies op experimenten. Daarbij verzamelden de onderzoekers 12 mannen met een normaal gewicht. die foto’s van voedsel kregen te zien en terwijl ze daarnaar keken, werden hun hersenen gescand. De mannen bekeken de foto’s na een goede nachtrust of na een nachtje waarin ze niet geslapen hadden. De hersenen van de mannen die een nachtje doorgetrokken hadden, reageerden veel heftiger op de beelden van eten, zo blijkt. Het deel van de hersenen dat ons het verlangen geeft om te eten, was veel actiever. Het onderzoek heeft nogal wat implicaties voor deze moderne tijd waarin het aantal uren slaap rap terugloopt. Ook verklaart het mogelijk waarom mensen die weinig slapen soms ook last kunnen hebben van overgewicht. Het benadrukt in ieder geval dat acht uur slaap belangrijk is. Bron: The Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism.
Fitheid jongeren neemt af In een periode van 45 jaar zijn jongeren slechter gaan scoren op een aantal fitheidstests. Dat betoogt Han Kemper in zijn boek Fitte kinderen, sportieve tieners. Hij haalt daarvoor drie soorten fitheidstest aan: de sprongtest (vermogen), sprinttest (snelheid) en duurlooptests (aerobe vermogen). De verandering in vermogen en snelheidtests laat een stijging zien van slechts 0.03-0.04% per jaar terwijl de aerobe test een daling van 0,36% per jaar vertonen. De resultaten bleken nauwelijks te verschillen tussen landen, jongens en meisjes en ook niet tussen kinderen en tieners. Wel zijn er verschillen over de tijd: tussen 1958 en 1970 vertonen de sprong- en sprinttests een verbetering en vanaf 1984 een verslechtering. De duurlooptests vertonen tot 1970 ook een verbetering, maar daarna een toenemende verslechtering. In de periode 1954 tot 1965 verbeterde dit met 7% en daalde daarna constant. In 1990 is de duurloopprestatie weer gelijk aan die van 1954. De totale daling in 2002 bedraagt bijna 13%. Bron: Fitte kinderen, sportieve kinderen, Han Kemper 2011.
Ongezonde leefstijl: groei dementerenden Het aantal dementerenden tussen de 50 en 60 jaar groeit de komende jaren explosief. Voor een groot deel komt dat door een ongezonde leefstijl. Om het zwaar onderschatte probleem van obesitas en overgewicht onder jongeren aan te pakken werken vier hoogleraren van de VU en het VU medisch centrum in Amsterdam samen. Volgens de hoogleraren is er een rechtstreeks verband tussen een ongezonde leefstijl in de vroege jeugd en dementie. 'Deze ziekte wordt niet serieus genomen. In de eerste 25 jaar kun je het voor de rest van je leven verpesten', zegt hoogleraar neuropsychologie Erik Scherder. Nederland telt 75 duizend kinderen met obesitas en een half miljoen kinderen met overgewicht. Dit aantal groeit. De gemiddelde leeftijd van patiënten met alzheimer is tussen de 70 en 80. De verwachte toename van het aantal vroeg dementerenden komt door een ongezonde leefstijl. Slechts 1 procent van de toename kan verklaard worden door erfelijke factoren. Het onderzoek naar dementie en obesitas staat nog in de kinderschoenen. Dementie is een terminale ziekte. Vanaf het moment dat de ziekte zich openbaart, leeft de patiënt nog zes tot twaalf jaar. Bron: De Volkskrant, Lydy Nicolasen Marie Louise Schipper, 10 april 2012
4
BOEKEN De recent verschenen boeken in deze rubriek zijn mogelijk interessant voor atletiektrainers. Tenzij aangegeven, betreft de vermelding geen waardeoordeel van de redactie of Atletiekunie. Doodloper In aanloop naar de Olympische Spelen van Londen 2012, verscheen ‘Doodloper’ van journalist Frits Conijn. Dit boek vertelt het tragische einde van marathonkampioen Samuel Wanjiru, de winnaar van de Olympische marathon van Beijing 2008. ‘Doodloper’ beschrijft de keerzijde van de roem en hoe een marathon kan veranderen in een doodlopende weg. Samen met een gerenommeerd Nederlandse patholoog lichten Frits Conijn en Simon Maziku de deksel van de rijk gevulde doofpot en komen zij tot een schokkende conclusie. ‘Doodloper’ is een boek over uitzonderlijk talent, overspel, armoede, hekserij, vernedering en de wereld van topsporters. Doodloper, 288 pagina's Auteur: Frits Conijn/Simon Makizu Uitgeverij: Tirion Sports ISBN: 9789043914611 Prijs: ca € 18,95 Je bent niet je brein Je brein doet soms rare dingen met je. Je raakt in paniek, denkt dat je dingen niet kunt of móet toegeven aan ongezonde verlangens. Maar je bent niet je brein, stellen neurowetenschappers Jeffrey M. Schwartz en Rebecca Gladding. Sterker: je kunt je brein zélf anders programmeren. In vier stappen ban je ongezonde gedachten en gedrag uit en verander je slechte gewoontes blijvend. Dat de 4-stappenmethode van Schwartz en Gladding werkt, bewijzen de verhalen van Steve die naar de fles greep als hij gestrest was, van Kara die geloofde dat mensen alleen van haar konden houden als zij een perfect lichaam had of van Ed die verlamd was door zijn angst voor afwijzing. Uniek aan de methode van Schwartz en Gladding is het cruciale onderscheid tussen jou en je brein. Waar andere methoden je hooguit leren hoe je de betekenis van je gedachten kunt veranderen, leren Schwarz en Gladding je bovenal dat die gedachten helemaal niets over jou zeggen. Bij hen identificeer je eerst misleidende gedachten, vervolgens verander je de manier waarop je tegen die gedachten aankijkt, om je daarna te richten op activiteiten en mentale processen die wél heilzaam zijn. Uiteindelijk leer je (opnieuw) in je eigen kracht te staan. Zo krijg je weer zeggenschap over je eigen leven, over je gewoonten en gedachten! Je bent niet je brein Auteurs: Jeffrey M. Schwartz & Rebecca Gladding Uitgeverij: Kosmos uitgevers ISBN 978 90 215 5129 6 Prijs: € 24,95 Sportpsychologie Sportpsychologische onderwerpen waar de sportpraktijk vragen over heeft, vormen het vertrekpunt voor het boek Sportpsychologie. Het boek bestaat uit twaalf hoofdstukken. In elk hoofdstuk worden psychologische begrippen en relevante theorieën, modellen en onderzoeken besproken. Ook worden voorbeelden gegeven van concrete toepassingen van de gepresenteerde kennis in de praktijk van de sport. Het boek is geschikt voor studenten in het hoger onderwijs, voor trainers, coaches en sporters. Sportpsychologie, 496 pagina’s Auteurs: dr. Frank C. Bakker & dr. Raôel R.D. Oudejans Uitgeverij: Arko Sports Media ISBN: 978-90-5472-182-6 Prijs: € 52,50
5
Sportvoedingsatlas Op het gebied van sport en voeding heeft menig sporter nog een wereld te winnen. Is je voeding niet optimaal, dan belemmert je dat optimaal te presteren of het leidt tot lichamelijke klachten. Maar wat is dan optimaal? Hoe vind je je weg in de wereld van sport en voeding? Een goede wegwijzer, zoals deze Sportvoedingsatlas, kan daarbij helpen. De Sportvoedingsatlas brengt het complete voedingslandschap voor sporters in kaart: wat, wanneer en hoeveel kun je het best als sporter eten en drinken. En hoe zit dat bij gewichtsklassesporters, kinderen en sporters met een voedselintolerantie? Naast al die theorie is er veel aandacht voor de praktijk. De Sportvoedingsatlas geeft handige tips en meer dan 150 heerlijke recepten. Voor sporters en hardlopers op weg naar topprestaties, of tennissers voor gezondheid. Sportdiëtisten Carlien Harms-Aris en Tiny Geerets wijzen je met de Sportvoedingsatlas op zeer toegankelijke wijze de weg naar de optimale balans tussen voeding en sportieve activiteiten. Sportvoedingsatlas, 408 pagina's Auteurs: Carlien Harms-Aris en Tiny Geerets Uitgeverij: Arko Sports Media ISBN: 978-90-5472-181-9 Prijs: € 42,35
Haile Gebrselassie Haile Gebrselassie is met recht de grootste hardloper aller tijden te noemen. Hij verbrak wereldrecords op vele afstanden, werd meermalen olympisch kampioen en was jarenlang wereldrecordhouder op de marathon. Hij stond ook bekend om zijn eeuwige glimlach, die zelfs na de zwaarste wedstrijden zijn gezicht sierde. Dit met vele foto’s geïllustreerde boek vertelt het fascinerende levensverhaal van deze unieke persoonlijkheid. Het boek gaat onder andere in op zijn afkomst, zijn jeugd, zijn hardloopcarrière en zijn zakelijke loopbaan. Voorwoord van voormalig topatleet en Haile’s manager Jos Hermens. Prettig leesbaar. Haile Gebrselassie, de grootste hardloper aller tijden, 186 pagina's Auteur: Klaus Weidt Uitgeverij: Tirion Sport ISBN: 978 90 4391 444 4 Prijs: € 18,95
Fit met voedingssupplementen Gezonde voeding. Waarom dan toch voedingssupplementen? Omdat ons lichaam en onze genen gedurende miljoenen jaren aan mediterrane voeding en het ‘oerdieet' gewend zijn geraakt. De mens is ermee opgegroeid. Hoe anders is onze levensstijl nu. Hoe goed je ook eet en hoe verantwoord je ook leeft, de omstandigheden zijn sterk verandert. Ons lichaam en onze genen hebben dit niet bij kunnen benen. De auteurs tonen aan dat de orthomoleculaire wetenschap een logisch uitvloeisel is van grote ontdekkingen binnen de voedingswetenschap in de vorige eeuw. Het sluit volledig aan op het gedachtegoed van de ontdekkers van vitaminen. Revolutionair is het inzicht dat deze tijdlijn kan worden doorgetrokken naar de toekomst, met de afronding van het Humane Genoom Project nog geen tien jaar geleden als aanjager. Waar de huisarts liever medicijnen voorschrijft, geeft dit boek tips over goede voeding en voedingssupplementen die de oorzaak van de aandoening aanpakken, zeker bij het ouder worden. Voor trainers kan het belangrijk zijn deze achtergronden bij de gezondheid te herkennen. Fit met Voedingssupplementen. Neem uw gezondheid in eigen hand, 384 pagina's Auteurs: dr. Gert E. Schuitemaker; drs. Toine de Graaf Uitgeverij: Ortho Communications & Science, www.gezondeboeken.nl ISBN: 978-9-076161-24-2 Prijs: € 29,95
6
UIT DE ANDERE BLADEN
Jan Heusinkveld (JH) / Clemens Vollebergh (CV) Hieronder vindt je een selectie van relevante artikelen uit diverse onlangs verschenen trainersgerelateerde bladen. Voor de een relevanter dan voor de ander. Raadpleeg bij interesse de bladen zelf of hun website. Sportgericht, vakblad voor specialisten in beweging, nr. 1, 2012 • Miriam van Reijen, Speed endurance training ontrafeld. Unieke combinatie van duur en intensiteit, blz.2-5. In veel cyclisch sporten bestaat de voorbereiding op een evenement voor een groot deel uit intervaltraining. Opvallend is dat deze aanpak bijt met het alom bekend principe van specificiteit. Er wordt namelijk met een hogere snelheid én over een kortere afstand getraind dan tijdens de uiteindelijke wedstrijd. Miriam van Reijen gaat in op wat deze manier van trainen zo effectief maakt. (CV) • Sil Kloppenburg, Jorrit Rehorst en Ron Beurskens, Complex training: definitie en theoretische rationale, blz.11-16. Het begrip complex training wordt binnen de sportprestatietraining en de sportrevalidatie in toenemende mate gebruikt. In de praktijk ontbreekt het echter aan overeenstemming over de inhoud van deze manier van trainen en hoe deze kan worden toegepast binnen de training of revalidatie. (CV) • Martin Moons, Meten en trainen van spronghoogte in sport en revalidatie. Trainen van spronghoogte op basis van motorische leerprincipes (deel 4), blz.18-22. Over trainen van spronghoogte gebaseerd op moderne inzichten op het gebied van motorisch leren en neurofysiologie. (CV) • Toine van de Goolberg, Toepassing van de Interval Shuttle Run Test (ISRT) binnen het profvoetbal, 25-27. Beschrijft de uitvoering, analyse en planning van de Interval Shuttle Run Test bij het eerste team van voetbalclub Feyenoord. (CV) • J.H.A. van Rossum, Talentontwikkeling en topsport, ten minste 10.000 uur training... (deel 2), blz.40-46. Dit tweede en laatste deel gaat over noodzaak van aanpassingen van het concept 'deliberate practice' op basis van de 10.000 uur regel. (CV) Sport & Geneeskunde, uitgave van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) en de Vlaamse Vereniging voor Sportgeneeskunde en Sportwetenschappen (VVS), nummer 1, maart 2012 • K.E.M Harmelink., T. ten Elshof, R. van Cingel, W. Hullegie, Sporten na een Totale Knie Prothese, 28-31. In dit artikel worden de 6 P's toegelicht die een clinicus kan hanteren bij advisering van patiënten bij het sporten met knieprothese. (CV) Leistungssport, nummer 2, maart 2012 www.dosb.de • M Keiner., K. Sander, A. Schlumberger, K. Wirth, D. Schmidtbleicher: Verbesserung der Sprintleistung, blz.20-25. Over de vraag of corestability-oefeningen bij warming-up, de sprintprestatie verhoogt. Het antwoord is: nee. Wel hebben dynamische rek-oefeningen van heupbuigers en heupstrekkers een positieve invloed op de voorspanning (tonus) van de rompspieren. (JH) • J. Ramlow, Aspekte der Gestaltung des Lauftrainings im Nachwuchsbereich unter Berücksichtigung des Prinzips der Belastungsdynamik, blz. 46-51. Ramlow was de trainer achter Waldemar Cierpinski, die tijdens twee Olympische Spelen (1976 en 1980) goud op de marathon won. Artikel geeft zowel informatie op macro-niveau (maar zonder vernieuwende inzichten), als ook op micro-niveau. Bij dat laatste ligt de klemtoon op het bezwaar van veel duurtraining op de looptechniek, met name de afzetkracht. Daarvoor bedacht de schrijver dat lopers tijdens de duurlopen nu en dan (details ontbreken) korte alactische sprints over 30 m. moeten doen (zie ik Verheul hier instemmend knikken?). Het belang daarvan acht hij zo groot dat praten over de omvang-intensiteits-controverse volgens hem zinloos is, als de ontwikkeling van de afzetkracht gehinderd wordt. Voor Cierpinski had hij een Lauf-SprungÜbung bedacht (Zug-Sprünge) die Cierpinski over 10 km kon volhouden. (JH)
7
COLUMN
Snelwandelen Snelwandelen is een Olympische sport en onderdeel van de atletiek. Het staat er echt. Op Wikipedia. En dan zou het dus waar kunnen, nee: moeten zijn. En toch … toch bekruipt me het gevoel dat wij als Nederlandse atletiekwereld het snelwandelen niet serieus nemen. Dat gevoel werd alleen nog maar versterkt, toen ik me tijdens het Atletiekcongres op Papendal aansloot bij de workshop ‘Snelwandelen ook in de clubtraining’. Slechts negen bezoekers van de voormalige Dag van de Baanatletiek hadden de moeite genomen om zich in te schrijven voor deze sessie, die werd verzorgd door 43-voudig Nederlands kampioen Harold van Beek, de enthousiaste master Boetje Huliselan en de talentvolle junior Colin Versteeg. Wie eenmaal kennis heeft gemaakt met de passie die deze heren voor ‘hun’ sport hebben, zal moeilijk kunnen begrijpen waarom het snelwandelen er in ons land maar een beetje bijhangt. ‘Snelwandelen integreert hier niet echt in de atletiek’, bevestigde de al genoemde Van Beek. Hij was in 1992 de tiende en laatste Nederlander die het tot de Olympische Spelen wist te schoppen. Voor de laatste oranje snelwandelaar vóór hem moeten we zelfs terug tot 1936! De Nederlandse baantitels worden tegenwoordig vergeven in het bijprogramma van de internationale meerkampen in Woerden. Er zijn plannen het snelwandelen, zowel indoor als outdoor, weer toe te voegen aan de officiële NK-programma’s. Dat zou een stapje in de goede richting zijn. Al moeten we dan wél beloven niet massaal koffie te gaan drinken, wanneer de snelwandelaars de piste betreden. Wat ook kan helpen, is het opnemen van snelwandelen in de competitie. In Frankrijk is dat sinds mensenheugenis het geval. Daar brengen teams in de hoogste drie divisies telkens twee mannen (of vrouwen) in stelling bij competitiewedstrijden. Dat is iets wat Van Beek en zijn kompanen ook graag in ons land zouden zien. Om daarop vooruit te lopen toonde de workshop in elk geval aan dat snelwandelen ook in een reguliere loop- of wandeltraining prima in te passen is. Snelwandelen is misschien wel de meest technische vorm van lopen. Lenigheid en coördinatie gaan samen in oefeningen als ‘slaapwandelen’ en ‘afrollen als een vliegtuigje’. De race walking drills zijn ook voor lopers met blessures prima te behappen. Daarom wil ik er bij deze voor pleiten om het snelwandelen weer als een volwaardig atletiekonderdeel te gaan beschouwen. En wees maar niet bang dat de snelwandelaars dan naast hun schoenen gaan lopen. Die blijven heus wel met beide benen op de grond … Ton de Kort
8
SPORTMEDISCH
Veiligheidsbarometer:
Hardlopen in top drie blessuregevoelige sporten Clemens Vollebergh Na zaalvoetbal en squash is hardlopen de sport met het hoogste risico op blessures. En dat hoge risico wordt door hardlopers behoorlijk onderschat. Dit zijn enkele opvallende conclusies in de Veiligheidsbarometer Sporters van Consument en Veiligheid. In dit artikel de belangrijkste bevindingen. Omdat hardlooptrainers behoefte hebben aan zo specifiek mogelijk gegevens volgen aan het eind aanbevelingen voor de barometer over vier jaar. Daarmee samenhangend, een suggestie richting Atletiekunie en een oproep aan hardlooptrainers de kwaliteit van hun trainingsprogramma's te verbeteren als belangrijkste blessurepreventieve maatregel. In 2008 verzamelde Consument en Veiligheid voor het eerst informatie via de methodiek van de Veiligheidsbarometer. Hiermee werd de veiligheidsbeleving en het veiligheidsgedrag van sporters in kaart gebracht. Het ging hierbij om 12 takken van sport: veldvoetbal, zaalvoetbal, tennis, hockey, hardlopen, volleybal, wielrennen, mountainbiken, skiën, snowboarden, schaatsen en paardrijden. In 2011 werd opnieuw de stand van zaken onderzocht. 7000 sporters werden ondervraagd. Het rapport geeft inzicht in de manier waarop sporters denken en handelen in relatie tot blessurepreventie, en waar aanknopingspunten liggen voor de toekomst. Naast veranderingen in bijvoorbeeld de omgeving of regelgeving, liggen bij (het gedrag van) de sporter veel mogelijkheden om het risico op een blessure te verlagen, aldus de Veiligheidsbarometer. Achtergrondkenmerken, sportgedrag en blessuregeschiedenis van de hardlopers (630). Tussen haakjes, indien van toepassing, de positie ten opzichte van de andere 12 onderzochte sporten Gemiddelde leeftijd: 43 (4e) Hoogopgeleid: 50% (3e met skiën, 1e hockey, 2e snowboarden) Laag opgeleid: 50% Man: 52% (8e)
Vrouw 48% (4e)
Autochtoon: 91% (11e, samen met tennis en snowboarden)
Allochtoon: 9%
Aantal uren hardlopen per jaar: 96 (7e) Lidmaatschap vereniging: 19% (7e) Aantal sporten: alleen hardlopen: 34%
Meerdere: 66%, gemiddeld 3 (10e)
Gezonde BMI*: 60% (3e, samen met schaatsen, 1e snowboarden, 2e paardrijden) Voldoen aan de NNGB**: 58% (3e, samen met tennis en wielrennen, 1e paardrijden, 2e schaatsen) Wedstrijddeelname: 32%
Niet-wedstrijd 68%
Ervaren***: 79% (10e, laagste scores snowboarders en skiërs)
Niet-ervaren: 21%
Blessures in afgelopen 12 maanden: 28% (4)
Behandeld voor laatste blessure: 50% (12) 1e behandelaar (sport)fysiotherapeut (55%)
2
*BMI= Body Mass Index: gewicht : lengte . 20-25 normaal gewicht, 25-30 overgewicht; > 30 vetzucht. **NNGB= Nederlandse Norm Gezond Bewegen (vijf dagen per week een half uur per dag matig intensief bewegen). *** Ervaren: sporters die minimaal 1 jaar de sport beoefenen.
9
De ondervraagde hardlopers in deze barometer: • menen goed op de hoogte te zijn van waar men terecht kan voor de behandeling van blessures • zijn op de hoogte van het bestaan van maatregelen om blessures te voorkomen • zijn iets minder op de hoogte van de beschikbaarheid van informatie en advies over het voorkomen van blessures en over wat te doen als men door of tijdens het sporten ergens last van krijgt • hebben een kennisniveau dat ten opzichte van 2008 niet significant veranderd is Het merendeel van de hardlopers vindt het belangrijk maatregelen te nemen om blessures te voorkomen, maar hardlopers scoren ten opzichte van andere sporters het hoogst bij het onderschrijven van de stelling 'blessures ontstaan nu eenmaal, hoe voorzichtig je ook doet', terwijl men het wel heel vervelend vindt. Dat moet ons trainers toch te denken geven. Ongeveer 60% van de hardlopers denkt dat de meeste sportblessures niet zo ernstig zijn. 90% procent wil graag goed geïnformeerd worden over blessures en is het daarom oneens met de stelling: ‘Door informatie over sportblessures word ik alleen maar bang om een blessure te krijgen’.
Blessures ontstaan nu eenmaal, hoe voorzichtig je ook doet. (dat moet ons trainers toch te denken geven) Wat kan de hardloper zelf doen? 12% van de hardlopers denkt heel veel te kunnen doen aan het voorkomen van sportblessures (was 17% in 2008); 71% denkt veel te kunnen doen, 16% weinig en minder dan 1% niets. De meeste hardlopers zien blessures als toeval en eigen schuld. Dat is opvallend omdat daarachter de overtuiging schuilgaat dat je je moeilijk tegen blessures kunt wapenen. Ruim de helft is het eens met de stelling ‘Als ik een blessure voel opkomen, neem ik maatregelen om erger te voorkomen’ en ongeveer 40% kan zich geheel vinden in de stelling ‘Ik kan goed inschatten of ik een blessuremedische behandeling nodig heb’. Meer dan 50% van de hardlopers loopt wel eens te lang door met een blessure. Ten opzichte van 2008 is de eigen effectiviteit van hardlopers niet veranderd. Blessurepreventieve maatregelen Beleidsmakers, medici en trainers noemden in een expertmeeting als belangrijkste blessurepreventieve maatregelen: • het doen van een warming-up • regelmatig nieuwe hardloopschoenen aanschaffen • een brace of tape dragen indien men eerder een enkelblessure heeft gehad • een goede trainingsopbouw toepassen • spierversterkende oefeningen doen Samen met tennissers en volleyballers onderschatten hardlopers de blessuregevoeligheid van hun sport. Die houding is ten opzichte van 2008 niet veranderd. 94% van de hardlopers weet dat het doen van een warming-up hardloopblessures kan voorkómen, maar doet dit niet altijd. Voorafgaand aan de hardlooptraining en het vrij/recreatief hardlopen voert 47% altijd een warming-up uit en 25% doet dat vaak. Bij wedstrijd of loopevenement zijn deze percentages respectievelijk 64% en 18%. 14% noemt het toepassen van een goede (trainings)-opbouw spontaan als een belangrijke maatregel. Van de hardlopers past 37% altijd een goede trainingsopbouw toe, 39% doet dit vaak, 23% soms en 2% nooit. Het dragen van een brace of tape noemt slechts een kleine groep hardlopers (6%) spontaan. Het regelmatig aanschaffen van nieuwe hardloopschoenen wordt niet spontaan genoemd, het dragen van goede schoenen wel (47%). Overige veelgenoemde maatregelen zijn: een goede cooling down (36%) en luisteren naar je lichaam/niets forceren (25%). Spierversterkende oefeningen Op de vraag ‘Doet u spierversterkende oefeningen die voor hardlopen van belang zijn?’, geeft 46% aan dit nooit te doen, 31% doet dit één keer per week of minder, 17% twee keer per week en 4% drie keer per week of vaker. Van de hardlopers die minder dan vier keer per week spierversterkende oefeningen doen, geeft 18% aan van plan te zijn om dit vaker te gaan doen. De meest genoemde redenen deze intentie niet te hebben zijn: 'er nooit over nagedacht hebben' en 'het niet nodig vinden'.
10
Het percentage hardlopers dat van plan is vaker spierversterkende oefeningen te doen daalde ten opzichte van 2008 van 25% naar 18%. Conclusie 1: Veiligheidsbarometer kan beter Het is goed dat de veiligheidsbeleving en het veiligheidsgedrag van onder meer hardlopers regelmatig onderzocht worden. De focus van de barometer ligt op: • kennis van blessurepreventie • houding tegenover (risico op) blessures en het nemen van blessurepreventieve maatregelen • het inschatten van de eigen kans op een blessure en de waargenomen ernst • eigen effectiviteit (de mate waarin de sporters blessures zelf denken te kunnen voorkomen of het veilig en verantwoord kunnen omgaan met blessures • intentie tot blessurepreventief gedrag (het nemen van maatregelen, zoeken en toepassen van informatie) Een legitieme insteek. Immers de Veiligheidsbarometer is een grote kwantitatieve meting bij 12 takken van sport en richt zich vooral op de beleving en het gedrag van sporters. Jammer voor de hardlooptrainer is dat een aantal begrippen niet nader omschreven is, zoals 'goede warming-up', 'goede trainingsopbouw', en 'spierversterkende oefeningen'. De barometer zou voor ons aan waarde winnen als in de vraagstellingen een inhoudelijk scherpe omschrijving wordt opgenomen: dat wat de hardloper zelf vindt, hoeft nog helemaal niet te bewijzen dat het ook zo is. Conclusie 2: Kennis van hardlopers kan beter Bij veel lopers ontbreekt het aan kennis over de relatie fysieke training en het voorkómen van blessures of er bestaan niet onderbouwde meningen. Zoals blijkt uit de houding tegenover spierversterkende oefeningen: de meesten denken er niet over na en zien het niet zitten, bijna de helft doet geen spierversterkende oefeningen. En het percentage dat er over denkt vaker spierversterkende oefeningen te doen, is ten opzichte van 2008 gedaald van 25 naar 18. Dat moeten we ons als hardlooptrainers wellicht aantrekken, al illustreert het denk ik ook de trainerscultuur waar hardlopen nog wel gekoppeld wordt aan beweeglijkheid en oefeningen, maar niet aan kracht. Dat heeft, zo is mijn indruk, ook te maken met te weinig kennis op dit gebied: wat zijn werkelijk spierversterkende oefeningen en welke plaats geef ik deze in de trainingsprogramma's. Met andere woorden 'onbekend maakt onbemind'. Dat geldt eveneens voor het hoge percentage hardlopers dat gelooft dat blessures niet te voorkomen zijn, hoe voorzichtig je ook doet. Hier is het goed als hardlooptrainer te weten dat het dikwijls niet de belasting is die blessures veroorzaakt, maar de geringe belastbaarheid van de lopers. We moeten daarom het lichaam (kracht)trainen voor dat we kunnen sporten. Navraag leert dat die houding voor alle hardlopers geldt; of zij nu trainen bij de vereniging onder leiding van een gediplomeerd trainer of op eigen houtje sporten. Dat moet ons hardlooptrainers toch te denken geven. Immers, door onze kennis en kunde over te dragen op de lopers willen we toch graag het verschil maken tussen georganiseerd en ongeorganiseerd hardlopen.
'...blessures worden vaak veroorzaakt door de geringe belastbaarheid van de lopers.' Conclusie 3: Tijd voor een veiligheidsbarometer hardlooptrainers Hoe ziet tot slot de veiligheidsbeleving en het veiligheidsgedrag van trainers eruit. Hoe gebruiken zij hun kennis om blessures bij hun hardlopers te voorkomen? Om dat te achterhalen kan de Atletiekunie wellicht, in aanvulling op de Veiligheidsbarometer sporters, een Veiligheidsbarometer Hardlooptrainers laten uitvoeren. Met de uitkomsten kan de trainersopleiding versterkt worden en kunnen bijscholingen Krachttraining voor hardlopers en Blessurepreventie ontwikkeld worden. Zo komt men tegemoet aan de behoefte van hardlopers 'een leven lang te sporten' en het samenlevingsbelang blessures terug te dringen. Aantoonbaar minder behandelingen en verzuim dankzij een beter kwaliteit van trainingsprogramma's: dat scoort natuurlijk bij de zorgverzekeraar en werkgever!
...kan de Atletiekunie (...) een Veiligheidsbarometer Hardlooptrainers (laten) uitvoeren. 11
Elk mens is op elke leeftijd trainbaar Blessures (en het risico daarop) zijn veel meer dan beleving, gedrag en het nemen van blessurepreventieve maatregelen. Dat laat zich heel mooi illustreren aan de hand van lichamelijke ongemakken (blessures) bij het ouder worden. Veel mensen (en dus ook trainers) denken dat de ouderdom nu eenmaal met gebreken komt, waar je niets aan kunt doen. Een onjuiste veronderstelling want een mens blijft, ongeacht zijn leeftijd, trainbaar. Juist de inactiviteit op oudere leeftijd versterkt het natuurlijk proces van afname van de spiermassa. De enige remedie is gericht belasten: veel bewegen en om dat te kunnen: kracht trainen. Wie dat vroegtijdig oppakt duwt de rollator figuurlijk voor zich uit (en niet letterlijk), hoeft geen pillen voor de hoge bloeddruk te slikken, heeft geen kunstheup nodig en houdt ze allemaal op een rijtje'. Het is niet de leeftijd maar de inactiviteit waardoor mensen fysiek (en mentaal) steeds minder kunnen. Daarom moeten mensen hun uitrusting (carrosserie) versterken, zodat zij verantwoord functie kunnen vragen: om plezierig te bewegen in het dagelijks leven of met een kleinere kans op blessures te kunnen hardlopen.
...niet de leeftijd maar de inactiviteit waardoor mensen fysiek (en mentaal) steeds minder kunnen Bron: Veiligheidsbarometer Sporters 2008-2011, Blessurepreventie: de veiligheidsbeleving en het veiligheidsgedrag van sporters, Hoofdstuk 7 Hardlopen, 115-133. E. Kemler, M. Panneman, M. Fabrie, K. Klein Wolt, S. Kloet, I. Vriend, Consument en Veiligheid, 2011. Clemens Vollebergh is hoofdredacteur van het Digitaal Magazine.
12
WANDELTRAINING
De wandeltrainer bezig met trainen
Belasting… geen 1 april grap! Hannie Huber Vóór 1 april moest een ieder de belastingaangifte doen en insturen naar de belastingdienst. Nu de gedachte toch in de belasting modus staat is het aan jou als trainer vanuit deze modus na te denken over hoe je jouw deelnemers in de training moet belasten. Ieder is anders en hoe ga ik daar mee om? Ik wil mijn deelnemers belasten, maar ga ik niet te ver? In deze rubriek ga ik verder in op het onderwerp differentiatie. Verder maak ik een eerste aanzet over het onderwerp belasting in relatie tot belastbaarheid. KNBLO-NL… Beweegprogramma voor ouderen WandelFit is een nieuw lokaal wandelprogramma van KNBLO-NL om de sportparticipatie onder ouderen te stimuleren. Zij maken op een laagdrempelige manier kennis met de wandelsport. Gedurende drie maanden worden ze door professionele wandelsporttrainers voorbereid op deelname aan een meerdaags wandelevenement. Dit jaar wordt WandelFit op 23 locaties uitgevoerd. De komende jaren wil KNBLO-NL groeien tot 100 locaties. Wil je volgend jaar bij jou in de buurt het WandelFit programma uitvoeren? Maak dan je interesse kenbaar via
[email protected], met je naam en woonplaats, telefoonnummer en e-mailadres, je genoten wandelsportopleiding en of je WandelFit via een vereniging wilt aanbieden of via een andere bindingsvorm. Kijk voor meer informatie op www.wandelfit.nl. Oefenvormen digitaal beschikbaar Veel trainers zoeken naar oefenstof om hun deelnemers steeds weer nieuwe variatie te kunnen voorschotelen. KNBLO-NL biedt samen met de Atletiekunie haar wandeltrainers de eerste 40 oefenvormen digitaal aan. Het streven is op deze manier de trainer te ondersteunen met direct inpasbare oefenstof voor de training, maar ook met extra tips over de Do’s en Dont’s bij elke oefening. Door de opbouw van de trainingsdomeinen kun je met deze oefeningen zo een training in elkaar zetten. De volgende trainingsdomeinen worden gehanteerd: W-up en Cool-down/ Techniek SW – NW/ Kracht Statisch – Dynamisch/ Duurtraining/ Intervaltraining/ Coördinatie-oefeningen/ Circuitvormen. De oefeningen komen beschikbaar via www.knblo.nl. Bij grote interesse en enthousiaste toepassing van de oefenstof, streven we naar een jaarlijkse update van nieuw materiaal. Elk mens is anders… differentieer dus! In de vorige rubriek heb ik dit onderwerp al eens aangestipt, hoe ga ik om met de verschillen in 'kunnen' binnen mijn wandelgroep. Ter verduidelijking, wat wordt bedoeld met differentiëren? Die vorm van training, waarbij de deelnemers op hetzelfde ogenblik een andere trainingsbelasting ondergaan: in werktempo, leerstof, werkniveau en werkvorm. De meeste wandeltrainers kiezen voor een differentiatie in werkvorm. Voorbeelden hiervan zijn, de tegengestelde cirkelloop, de 8-tjes loop of de driehoekenloop (zie de tekeningen hieronder). Dat houdt in dat alle deelnemers dezelfde tijd, techniek en oefenvorm doen. Het verschil, en dus de differentiatie, drukt zich uit in de afgelegde afstand. Immers, de snelle wandelaar loopt meer meters dan de langzamere wandelaar in dezelfde tijd. Als beide wandelaars de oefening correct uitvoeren zullen beide wandelaars met hetzelfde gevoel van belasting de oefening uitvoeren. Plat gezegd, beide wandelaars zijn even vermoeid, maar de een heeft daar 150 meter voor nodig en de ander 250 meter.
13
Meer dan differentiatie naar werkvorm Als trainer staan andere vormen van differentiatie ter beschikking! Volgens mij wordt hier te weinig gebruik van gemaakt. Ik heb het hierbij niet over de noodzakelijke differentiatie die voortkomt uit een blessure of een chronische aandoening. Waar ik op doel is de differentiatie naar werkniveau, waarbij je als trainer (on)bewust de verschillen in de wandelgroep benadrukt. Ter illustratie een oefening tijdens een wandeltraining. Bij een heuveltraining (met als doel kracht vragen van bovenbenen) geef je als trainer de opdracht dat iedereen 5 keer de heuvel op en af moet, tempo is vrij. Vaak zie je in dergelijke situaties dat de snellere wandelaars eerder klaar zijn dan de langzamere wandelaars en daardoor een bepaalde tijd ‘wachten’ totdat iedereen klaar is. Vaak differentieert een trainer door de snelle wandelaar 6 keer de heuvel op te laten gaan. In wezen is dat niets meer dan een aanpassing van werkvorm. Als trainer kun je er ook voor kiezen de snellere wandelaars extra gewicht mee te laten nemen bij het oplopen van de heuvel. Hiermee blijft de oefenvorm voor een ieder hetzelfde, maar er is een differentiatie naar werkniveau gemaakt. Door deze keuze benadrukt de trainer het verschil in niveau in de groep, maar dat hoeft niet negatief te zijn. Ik denk dat de snelle wandelaar hiermee geprikkeld wordt zich naar kunnen in te spannen en het kan stimulerend werken voor de langzamere wandelaar. Voordeel voor de les is dat, mits goed ingeschat, alle deelnemers gelijktijdig aan het werk zijn met dezelfde oefening en niemand stil staat. Het is iedere deelnemer zijn recht oefenstof te krijgen, aangepast aan zijn kunnen en het is iedere trainer zijn plicht aan dat recht te voldoen! Belasting en belastbaarheid (1) Hoe zorg ik ervoor dat er verbetering ontstaat bij de deelnemers van mijn wandelgroep? Zonder op didactisch niveau in te gaan op wat men bedoelt met verbetering, is dit een vraag die menig trainer zichzelf stelt. Om de principes van belasting en belastbaarheid uit te leggen kies ik in dit artikel voor de doelstelling sneller wandelen. Met andere woorden, hoe zorg ik als trainer ervoor dat mijn deelnemers sneller wandelen. Het komt vaak voor dat een trainer meer snelheidsverhogende oefenvormen aanbiedt. Kort gezegd betekent dit dat de belasting op de wandelaar verhoogd wordt, maar is de belastbaarheid van de wandelaar voldoende?
... bijvoorbeeld 10 kilometer wandeling lopen in 2 uur en 30 minuten De oefeningen die je als trainer aanbiedt en door de deelnemers worden uitgevoerd bepalen de belasting. In mijn doelstelling (hierboven) wil ik dat mijn wandelaars sneller wandelen. Dat impliceert een verhoging van de belasting. Immers, de deelnemers moeten dezelfde afstand in minder tijd afleggen (dus 10 kilometer onder de 2 uur en 30 minuten). Belastbaarheid hangt samen met de algehele conditie van het lichaam of delen van het lichaam. Voordat je de belasting kunt verhogen moet het geraamte (spieren, pezen en botten) in staat zijn die belasting aan te kunnen. Conditie van het lichaam of de conditie van delen van het lichaam zijn sleutelwoorden bij het begrip belastbaarheid.
Training verbetert de belastbaarheid, het lichaam kan grotere belastingen aan Regelmatig trainen verhoogt de conditie en daardoor de belastbaarheid; het lichaam wordt sterker: er is sprake van een vergroting van de belastbaarheid. Ziektes (ontstekingen/griep), vermoeidheid, overtraining en langdurige onderbreking van de training verlagen de belastbaarheid. Het is gebleken dat je belastbaarheid in een bepaalde bewegingsvorm juist verhoogt door atypische oefeningen uit te voeren. Dus niet louter wandelen en wandeloefeningen verhogen je wandelsnelheid. Door bijvoorbeeld specifieke krachtoefeningen uit te voeren voor de bovenbenen, geeft dat een grotere belastbaarheid van de spieren. Hierdoor kun je als trainer de trainingsbelasting verhogen zodat het trainingsresultaat toeneemt. Het mag duidelijk zijn dat belasting en belastbaarheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, je kunt stellen dat er sprake is van een (vicieuze) cirkel.
14
Atypisch Hierboven noemde ik atypische oefeningen om resultaat te boeken bij het onderdeel wandelen. Er zijn op de markt verschillende hulpmiddelen die de trainer kan gebruiken om te werken aan het vergroten van de belastbaarheid van de wandelaar. Sommige zijn geschikt voor thuis en voor andere moet de wandelaar buiten de deur. De fitnessruimte is een van de meest geschikte hulpmiddelen specifiek te werken aan de belastbaarheid van lichaamsdelen betrokken bij wandelen. Nadeel is echter dat niet iedere wandelaar lid wil worden van een fitnesscentrum, denk aan kosten, tijd, reizen, enzovoort. Een ander voorbeeld is de kettlebell, een soort gewicht dat goed thuis is te gebruiken om ‘huiswerk’ te doen dat de trainer heeft meegegeven. Er zijn veel verschillende formaten voor ieder wat wils en door de vorm kan men met een kettlebell veel verschillende oefeningen uitvoeren. Een nadeel is dat je dergelijke hulpmiddelen moet aanschaffen en het niet zo praktisch is ze mee te nemen als je met de wandelaar op pad gaat. Een ander alternatief, en deze heeft mijn voorkeur, is de Togu Brasil. Het gaat hier ook om een (relatief) klein gewicht dat ik in mijn lessen gebruik om, via krachtoefeningen, de belastbaarheid te vergroten. Voordeel ten opzichte van de eerder genoemde hulpmiddelen is dat het klein is, makkelijk mee te nemen en de kosten niet torenhoog zijn. Nadeel blijft dat het iets is dat mee moet (mits gebruikt tijdens de wandeltraining).* In het volgende artikel ga ik verder in op belasting en belastbaarheid in relatie tot oefeningen. Verder licht ik dit onderwerp nader toe, met name gericht op de wandelende senioren in de wandeltrainingen. Hannie Huber (39), getrouwd en trotse moeder van 4 kinderen, is parttime docente Lichamelijk Opvoeding op Scholen Gemeenschap de Rooi Pannen te Tilburg. Zij is actief binnen de sectie wandelen van Atletiek Vereniging Weert, vooral met het Nordic Walking. In 2010 richtte zij Many Moves – Beweging in Sport op en is de samenwerking met KNBLO-nl aangegaan. Uit deze samenwerking is de opleiding Allround Wandelsportinstructeur 2 en 3 vormgegeven en uitgedragen. Daarnaast nam Hannie deel aan de ontwikkeling van de Wandelsportbegeleider 1 opleiding.
*De volgende keer ga ik hier uitgebreider op in.
15
ATLETIEKWERK/AAN HET WOORD
Ambassadeursrol voor atletiektrainer
Combinatiefunctionaris
laat
school
en
sport beter aansluiten Clemens Vollebergh Sport en onderwijs optimaal op elkaar laten aansluiten vindt de Heusdense combinatiefunctionaris Babette van den Hout een uitdaging. 'Als ik daarbij de niet-sportende kinderen bereik en sportverenigingen versterk, slaag ik in die opzet.' Voor atletiektrainers is er bij de activiteiten van de stichting een ambassadeursrol weggelegd. 'Sport en school, samen sterker', dat is het motto van de Stichting De Schroef, in 2007 opgericht als samenwerkingsverband tussen Atletiekvereniging DAK, hockeyvereniging MHCD en scholengemeenschap d'Oultremontcollege in Drunen. Initiatiefnemers DAK en MHCD ondervonden dat een kleine groep vrijwilligers steeds meer taken op zich moest nemen terwijl de wet- en regelgeving complexer werd. Ze wilden de verenigingen efficiënter en professioneler leiden en de vrijwilligers ondersteunen. Scholengemeenschap d'Oultremontcollege voegde zich al snel bij de partners van de stichting, omdat zij haar leerlingen meer wilde laten bewegen. Stichting De Schroef stelde een combinatiefunctionaris aan die de relatie school en sportvereniging versterkte. In de afgelopen jaren sloten zich zes sportverenigingen aan, zes basisscholen en een Buitenschoolse Opvang (BSO). Het aantal combinatiefunctionarissen werd uitgebreid naar drie.
'Als ik de niet-sportende kinderen bereik en sportverenigingen versterk, slaag ik in die opzet.'
Wat is een combinatiefunctionaris? Een combinatiefunctionaris is in dienst bij één werkgever, maar doorgaans werkzaam voor meer sectoren. In het geval van Stichting De Schroef voor onderwijs en sport. Een combinatiefunctionaris bevordert de samenwerking tussen verschillende partijen, ondersteunt de sportverenigingen op het gebied van vrijwilligers, bij nieuw sportaanbod, wet- en regelgeving, pr en communicatie en jeugdsportstimulering. Daarnaast organiseert en promoot de functionaris het naschools sportaanbod en coördineert hij sportclinics voor buitenschoolse kinderopvang. Combinatiefunctionarissen zijn landelijk op diverse manieren aangesteld: in dienst van de gemeente, vanuit het onderwijs, vanuit de sportvereniging of, zoals in Drunen, bij een stichting. Ook de werkzaamheden van combinatiefunctionarissen kent verschillende verschijningsvormen. Bij De Schroef hebben zij een uitsluitend coördinerende taak maar er kan ook gekozen worden de formatie in te vullen met bijvoorbeeld atletiektrainers die zowel leerkracht atletiek in het onderwijs zijn als trainer bij de vereniging. Met de Impuls wil het kabinet samen met gemeenten en met de onderwijs- sport- en cultuursector een structurele impuls geven aan de realisering van totaal 2.250 combinatiefuncties in 2012. De impuls is landelijk (stand 2011) door 130 gemeenten ondertekend. Tennisschool Via de voormalige voorzitter van haar hockeyvereniging, Mixed Hockey Club Drunen, kwam Babette (27) op de hoogte van de vacature combinatiefunctionaris. 'Als tennistrainster en manager van een tennisschool had ik al veel te maken met sportstimulering voor de jeugd. Deze uitdaging en mijn drive sportverenigingen te ondersteunen, kwamen perfect samen in de combinatiewerkzaamheden. Ik solli-
16
citeerde en werd aangenomen. Mijn activiteiten zijn er op gericht kinderen via school kennis te laten maken met sport, zodat zij zelf kunnen kiezen voor lidmaatschap bij een plaatselijke sportvereniging. Dat gebeurt voornamelijk met een sportaanbod na school, zoals in de Bijschoolse Opvang. Incidenteel ook onder schooltijd, bijvoorbeeld bij een project vanuit de sportbond.' Steeds meer partners willen met De Schroef samenwerken. 'Dat is een positieve ontwikkeling waaruit blijkt dat zij de meerwaarde zien van een organisatie die vraag en aanbod verbindt; een mooi resultaat', aldus Babette. Enthousiasme Bij het realiseren van sportaanbod tijdens of aansluitend op het onderwijs stuit Babette daarbij op het probleem van de beschikbaarheid van atletiektrainers. 'Die moeten meestal werken en worden bij De Schroef, net als bij de atletiekvereniging, op vrijwillige basis ingezet. Dankzij financiële ondersteuning van de hockeybond kunnen hockeytrainers beroepsmatig worden ingezet, bij atletiek faciliteert de bond niet.' Voor de lopende zaken en om de kaderproblemen op te lossen, overlegt Babette eens per zes weken met een contactpersoon bij de verenigingen: 'Dat kan de voorzitter maar ook de vrijwilligerscoördinator. Soms heb ik direct contact met de trainers. Bij hun inzet in het onderwijs beoordeel ik niet alleen de kennis en kunde van de trainer, maar ook of de trainer enthousiasme kan overbrengen op de kinderen. Op die manier vervullen ze namelijk optimaal de ambassadeursrol voor hun (atletiek)vereniging. Het lijkt me voor de atletiektrainer dan ook heel waardevol de schoolkinderen als lid van de atletiekclub terug te zien!'
'...de schoolkinderen als lid van de atletiekclub terug te zien!' Niet-sportende leerlingen Jaarlijks organiseert Babette samen met haar collega functionarissen, een zevental schoolsporttoernooien. Daarbij gaat het onder meer om de scholierenloop van DAK, het schoolvoetbaltoernooi in samenwerking met de Vlijmense Boys, het schoolbeachvolleybaltoernooi en het schoolvolleybaltoernooi samen met Minerva. 'Voor ons een ideale mogelijkheid vooral niet-sportende leerlingen kennis te laten maken met diverse sporten.' De deelnamecijfers over het schooljaar 2010-2011 laten zien dat Stichting De Schroef daadwerkelijk haar doelen bereikt. Voor de sportevenementen schreven zich een kleine 2100 kinderen in, waarvan bijna 800 kinderen die voorheen niet aan sport deden. Met het aanbod werden zo'n 500 extra sporturen gerealiseerd. Ook bleken de deelnemende sportverenigingen hiermee te scoren: zij konden dankzij de sportevenementen beduidend meer jeugdleden verwelkomen. Babette: 'Onze ingangen bij de basisscholen worden door de sportverenigingen het hoogst gewaardeerd. Ook de scholen vinden het prettig met één instantie te maken te hebben, in plaats van elke sportvereniging afzonderlijk te woord te moeten staan. We slagen er dus in partijen met elkaar te laten samenwerken om kinderen in beweging te krijgen.' Doelgroepen Inmiddels is Stichting De Schroef een voorbeeld voor initiatieven in andere gemeenten, maar ook de eigen ontwikkeling staat niet stil. Zo vindt er structurele kennisoverdracht plaats tussen school, sportverenigingen en ander partijen, heeft structureel beleid binnen de betrokken verenigingen meer aandacht en nemen de sport- en beweegmogelijkheden voor jeugd en jongeren in de gemeente Heusden toe. Babette: 'Daarbij is het voor ons belangrijk gericht te blijven op de kernactiviteiten en -doelstellingen: sportdeelname bevorderen en de sportinfrastructuur versterken door het organiseren van sportactiviteiten. Zo blijkt de groep niet-sportende kinderen uit diverse subgroepen te bestaan, zoals
17
kinderen met overgewicht. Sinds kort werken we daarom samen in een project dat deze kinderen richting sport begeleid. In de toekomst zou ik zelf graag nog iets willen betekenen in sportstimulering van kinderen met een verstandelijk handicap, maar dat is nu nog niet aan de orde.' Ook financieel zijn er soms drempels voor kinderen met minder draagkrachtige ouders. Om sporten voor deze groep toch mogelijk te maken is het Jeugdsportfonds Heusden (zie: www.jeugdsportfonds.nl) in het leven geroepen. Dit is een potje met geld waarop gezinnen een beroep kunnen doen als hun kinderen wel willen sporten, maar de ouders het niet kunnen betalen. Babette licht toe: 'Met het beschikbare geld kan de contributie worden betaald en kan een deel van de sportuitrusting worden aangeschaft.'
Partijen met elkaar laten samenwerken om kinderen in beweging te krijgen
Landelijk onderzoek combinatiefuncties laat positieve resultaten zien Uit een landelijke onderzoek blijkt dat de inzet van combinatiefunctionarissen bij zes grote eerste tranche gemeenten leidt tot meer en kwalitatief beter aanbod. Bij sport is er met name een stijging van het naschoolse aanbod; op een (beperkt) aantal scholen is er dagelijks naschools aanbod. Veel betrokken sportverenigingen zien een toename van het aantal leden. Te weinig beschikbare tijd is een veelgenoemd knelpunt voor alle betrokkenen. Volgens de combinatiefunctionarissen zijn de wederzijdse verwachtingen van betrokken organisaties niet altijd goed op elkaar afgestemd. Betrokken scholen en sportorganisaties geven als knelpunt aan dat de functie/taak van de combinatiefunctionaris niet duidelijk is. Om na te gaan hoe het ontstane beeld zich ontwikkelt, wordt dit onderzoek in 2012 en 2013 herhaald. Dan maken ook de volgende tranches deel uit van het onderzoek. Bron: NASB, Karin Vrielink, 12 april 2012
Stichting de Schroef De positieve uitstraling en goede resultaten van Stichting De Schroef zijn niet onopgemerkt gebleven: ze werd verkozen tot het beste sportbestuur van 2008 en ontving eind 2010 de Leisure en Sporttotaal Award, voor de groei en ontwikkeling van de activiteiten en de verankering in de lokale samenleving. Stichting De Schroef is ook een erkend leerbedrijf waar leerlingen uit het middelbaar beroepsonderwijs het praktijkdeel van hun opleiding kunnen volgen. Meer informatie: www.stichtingdeschroef.nl Clemens Vollebergh is hoofdredacteur van het Digitaal magazine.
18
DE AANPAK
Loopondernemer: een nieuwe tak van sport Betty Hofmeijer Dat hardlopen nog steeds booming is, is een open deur. Ter illustratie; onlangs startte voor het zesde jaar achtereen onder auspiciën van de Atletiekunie een record aantal deelnemers (meer dan 5.000) op 130 verschillende locaties in Nederland een nieuwe Start to Run cyclus. Een initiatief met 6 trainingen onder leiding van een gekwalificeerde trainer om individuele, beginnende hardlopers de mogelijkheid te bieden dat samen te gaan doen. Eén van de trainers die in Leiderdorp met ruim 20 enthousiaste, startende lopers van start ging is Henk van Driel. Een gesprek met deze loopondernemer te Leiden. Het Start to Run project is echter slechts één facet van een breed scala aan fysieke trainingen dat Henk wekelijks verzorgt. Daarbij is hij niet verbonden aan een reguliere atletiekvereniging, maar werkt hij vanuit eigen onderneming onder de naam Van Driel Sports (www.vandrielsports.nl). Ik spreek Henk over het ontstaan van zijn uit de hand gelopen hobby, de sportieve activiteiten die er in zijn onderneming zijn georganiseerd en de betekenis daarvan. Profiel in een notendop: Naam Henk van Driel, 28 december 1949. Atleetverleden
Heel divers met onder meer diverse marathons onder de 3 uur tot aan deelname aan diverse NK (masters) op de 800 meter. Daaraan voorafgaand wielrennen en triatlon.
Trots op loopprestatie Als trainer-coach van een ongeneeslijk zieke deelnemer die de marathon van New York wist te bedwingen. Een heftig emotioneel gebeuren. Trainer geworden
Vanwege de uitdaging mensen/sporters in hun sport van allerlei niveau bij te staan in het bereiken van hun sportieve doelen en hen zo naar een hoger niveau te tillen.
Aantal jaar trainer
22, waarvan onder meer 10 jaar als baanatletiektrainer bij de Bataven (later Leiden Atletiek)
Opleidingen
Trainer loopgroepen, trainer-coach B, specialisatie MiLa- en steeple-chase, maar ook instructeur Nordic Walking, mentale begeleiding en talentontwikkeling, NGS-sportmasseur, geprotocolleerd voor revalideren voor profvoetbal, voedingsleer et cetera.
Eigenaar van
Van Driel Sports, eigen loopgroep Van Driel Runners, aangesloten bij Dutch Runners met 70 leden.
Doelgroepen De sportieve doelgroepen van Henk bestaan veelal uit recreatieve lopers/sporters waarvan een overgroot deel overdag werkt en het sporten voornamelijk een vrije tijd activiteit is. Voor de onderneming van Henk betekent dit naar mijn inschatting dat zijn werk per definitie geen 9-5 job zal zijn. Dat maakt nieuwsgierig naar zijn globale weekindeling. Henk schetst de samenstelling van een willekeurige werkweek. Maandag Ochtend: zorgochtend voor mijzelf. Ga ik naar de masseur als het weer het toelaat op de racefiets en pak ik een ommetje door de duinen van 50 km. Middag: beantwoorden e-mail, voorbereiden trainingen voor maandag avond en dinsdagochtend. Tussendoor vaak nog een paar geteisterde kuiten losmaken.
19
Avond: Voor de CPC draai ik een project van 10 trainingen voor de medewerkers van een woningbouwvereniging in Den Haag. Ook gaf ik trainingen in het Zuiderpark. Mooie tijd zo tussen 17.00 en 19.00 uur. Dinsdag Ochtend: geef ik al een aantal jaren training aan een groep 'notabele' heren verenigd onder de naam DOS wat staat voor DinsdagOchtendSport. Zij huren voor een uur de sporthal. Een circuitje komt regelmatig terug. Daarna spring ik in de auto en ga naar de hartrevalidatie vereniging. Ik geef 3 groepen training van 10.00 tot 13.00 uur. Leuk om te doen. Het houdt je scherp en het is een totaal andere doelgroep. Middag: sportmassage, schemaatje maken, e-mail beantwoorden. Training voorbereiden. Avond: doe ik mijn eigen loopgroep. Mooie accommodatie een skeelerbaan met een fraaie geasfalteerde 400 meter baan. Ik moet vaak uitwijken en heb door Leiderdorp mijn vaste uitgemeten rondjes. Woensdag: Ochtend: ga ik aan de wandel met een Nordic Walking groep. Middag: voorbereiden, website bijwerken, feedback geven, schemaatje maken. Ik begeleid nog een triatleet. Avond: Een groep ambtenaren van de gemeente Leiderdorp voorbereiden op de ambtenaren veldloop. Sportmassage, of bij een hockeyvereniging de lichaamssamenstelling meten en conditietesten afnemen. Donderdag: Ochtend: klim ik op de racefiets voor een rondje van pakweg 60 km. Zo nu en dan nog een elektriciteitsklusje bij ouderenzorg. Middag: sportmassage. Avond: mijn loopgroep training geven en bijkomende werkzaamheden ( mijn partner zorgt voor de inwendige mens van de lopers en onderhoud van het clubgebouw). Tijd van 18.30 tot 21.30 uur. Vrijdag: Ochtend: houd ik leeg om samen met mijn partner gezellige dingen te doen. Soms sluipt er wel eens een klus tussendoor. Middag: vaak een aantal sportmassages Avond: in principe leeg. Soms een workshop van NLcoach, een bijscholing van het NGS (Nederlands Genootschap voor Sportmassage). Zaterdag: Ochtend: de loopgroep van 8.30 tot 10.30 uur, 1 x in de maand in de duinen. Wisselend zaterdag en zondag een bedrijf. Middag: rust Avond: rust Zondag: Ochtend: in principe leeg. Wel met regelmaat wedstrijd begeleiding. Soms een bedrijf. Middag: leeg Avond: rust Voor- en nadelen Een mooie afwisselende week zo houd ik Henk voor. Welke voordelen zijn volgens Henk het belangrijkst en kent zo’n eigen looponderneming eigenlijk ook nadelen? e Henk hierover: 'Toen ik rond mijn 55 boventallig werd verklaard in mijn reguliere baan ging ik wat sportieve activiteiten doen bij een sportschool. Naast het feit dat deze activiteiten slecht werden betaald moest je je ook conformeren aan het beleid. Bijvoorbeeld op het vlak van de inhoudelijke begeleiding. Dat zette aan tot nadenken en brengt me eigenlijk, doordat ik besloot om als ZZP’er verder te gaan, het grootste voordeel wat ik me in mijn huidige werk maar kan bedenken. Ik bepaal namelijk zelf wat ik aanpak en hoe ik dat wil doen en daardoor tevens de eigen werktijden en prijsafspraken. Deze vrijheid van handelen zorgt voor veel voldoening. Maar uiteraard zijn er zoals met ieder werk ook nadelen te bedenken die voor mij op het vlak liggen; dat je eigenlijk nooit echt klaar bent met je werk. Er
20
is altijd wel wat te regelen. Je website bijhouden, je e-mail beantwoorden, je administratie bijhouden, factureren. Maar, tot besluit, het meest lastige is misschien wel dat je eigenlijk niet ziek kunt worden. Vervanging regelen is erg lastig!'. Gezondheid De activiteiten van Henk’s onderneming dragen bij aan het meer in beweging brengen van mensen. Hard nodig zo zullen velen onderkennen. Wat is zijn visie op gezondheid en bewegen? Henk geeft aan het fantastisch te vinden om mensen in beweging te krijgen. In deze tijd van bewegingsarmoede inderdaad enorm belangrijk. Het lijkt erop dat in de huidige tijd alles is toegespitst op het opbouwen van een carrière, veelal in combinatie met een gezin stichten. Er is veel druk, stress en nauwelijks tijd voor bewegen. Tot het moment dat men zich realiseert dat het met de conditie en het gewicht wel erg slecht is gesteld. Start to Run en soortgelijke initiatieven tot meer bewegen, om met elkaar te gaan hardlopen, blijkt de drempel weer wat te gaan doen enorm te verlagen. Opmerkelijk hierbij is het grote aantal vrouwelijke deelnemers. De belastbaarheid van de deelnemers is echter een grote valkuil; ze zijn erg kwetsbaar/blessuregevoelig en heeft mij inmiddels geleerd zeer behoudend te werk te gaan in wat ik ze laat doen. Dit geringe belastingniveau maakt vervolgens wel dat je met een goede, rustige en geleidelijke opbouw de deelnemers veel zichtbare progressie kunt laten boeken wat op zijn beurt uiteraard weer veel voldoening genereert.
Start to Run blijkt de drempel weer wat te gaan doen enorm te verlagen.
Dienstverlening Aansluitend op het vorige gespreksonderwerp heb ik het met Henk over de factor kwaliteit in zijn dienstverlening en hoe hij dit vorm geeft. Henk licht toe te hechten aan een hoog kwaliteitsniveau in zijn trainingen en hiertoe dan ook zoveel mogelijk sportieve ontwikkelingen op de voet te volgen. In dit verband noemt hij zijn abonnementen op bijvoorbeeld Sportgericht en Proloop, maar ook via informatie op internet informeert hij zich over recente ontwikkelingen op velerlei vlak. Ook het volgen van workshops en andere informatieve activiteiten zijn terugkerende momenten in zijn agenda, alsmede het investeren in ondersteunende meet- en andere systemen (software voor loopanalyse, elektronische snelheidsmeting) en materiaal. 'Maar vergeet niet, zo besluit hij, dat vooral ook gesprekken met ervaren trainer- en coaches belangrijke input zijn voor de kwaliteit in je trainingen. Ik heb het genoegen te mogen samenwerken met een aantal toptrainers. Met name Cees Koppelaar is mijn grote voorbeeld. Cees leerde mij goed te kijken naar een sporter. En vooral het enthousiasme over te brengen'.
‘Cees Koppelaar leerde mij goed te kijken naar een sporter. En vooral het enthousiasme over te brengen'. Persoonlijke aandacht Het laatste gespreksitem dat ik vervolgens met Henk aansnijd is wat naar zijn mening het allerbelangrijkste is in de begeleiding van een beginnende hardloper. Henk geeft aan dat hij hier kort en krachtig op kan antwoorden en dat dit naar zijn mening de factor persoonlijke aandacht is. Die persoonlijke aandacht is wat hem betreft tweeledig. Ten eerste de kunst fouten/verbetermogelijkheden te zien in het bewegingspatroon van een loper om daar vervolgens direct feedback op te kunnen geven. Ten tweede de kunst als trainer te kunnen waarnemen wanneer iemand niet goed in zijn vel zit en daar de belasting op aan te passen. Immers ook dat is een prestatiebepalende factor. Hiermee besluit ik een openhartig gesprek met een actieve duizendpoot. Betty Hofmeijer is regiotrainer Horden Atletiekunie/Atletiekschool Aventus/Hortas.
21
DE KWESTIE
'Samenwerken met collegatrainers is een must. Hoe geef jij dat handen en voeten?' Voor 'Start to run' is overleg van meerwaarde
DJA is slechts een kleine vereniging, waar historisch gezien een groot gat zit tussen recreanten en atleten. Al hebben we viermaal per jaar overleg, toch zijn er grote verschillen in onder meer loopscholing en statisch rekken. Wij hebben 2 looptrainers voor onze atleten. Mijn houvast is dat wat ik tijdens de opleiding Trainer Loopgroepen heb geleerd. De andere trainer is een fysiotherapeut, hij benadert veel vanuit de paramedische kant. Voor al mijn vragen op dat vlak kan ik bij hem terecht. Dit is echt van meerwaarde. Bij Sprint wordt het project 'Start-to-Run' door meerdere trainers gedragen. Hier is overleg belangrijk omdat het veelal beginnende lopers zijn die in de juiste groep moeten starten. Van beginners krijg je veel vragen en heb je te maken met beginners ‘pijntjes’. Samenwerking en overleg is onmisbaar. Brigitte Kapiteijn, trainer loopgroepen DJA Zundert/Sprint Breda Elke twee maanden trainersoverleg
No-Limits Bladel is een runnersgroep met een duidelijk recreatief karakter. Binnen de vereniging (± 80 actieve lopers) hebben we vijf niveau groepen; doelstelling MiLa – lekker bezig zijn. 1 startersgroep (05 km) en een adaptatie groep (5-10 km). Er wordt meestal met 3-5 verschillende groepen/trainers getraind. We hebben 4 x LT3, 3 x LT2 en maken gebruik van assistent LT2 (nu 14 stuks die de pilot draaien). De trainingen worden centraal gepland en doorgegeven. De groepen hebben (nog) geen vaste trainer. Hierdoor krijgen de lopers mogelijk van elke trainer les. Inhoudelijk staat het actief bezig zijn centraal, waarbij de trainingen wel op elkaar afgestemd zijn. Na de training op zondag is er koffie en gelegenheid tot coördinatie en fijn programmering van de trainers. Daarnaast is er elke twee maanden een trainersoverleg waarbij met iedereen wordt 'afgestemd'. Hierbij doen we ook wat aan additionele vorming. Eventuele 'probleempjes' tussendoor worden via mail of telefoon afgehandeld. Ad van Heijst (56 jaar), (coördinator)trainer(s), No-Limits, Bladel
Nieuwe Kwestie
Welk trainerstype ben jij? Bestaan ze nog? Trainers die 6x in de week op de baan staan en voor een appel en een ei hun hele ziel en zaligheid in het geven van training stoppen, naast een reguliere job en privé-leven? Of is twee keer per week genoeg, tenminste als er een fatsoenlijke (en wat versta je daaronder) vergoeding wordt betaald? Wat voor trainerstype ben jij? Onze vraag: Wat is jouw mening en wat zijn jouw argumenten? Mail jouw reactie (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] en doe dat vóór 20 augustus 2012. Vermeld je naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie kan bijdragen inkorten.
22
VOOR U GELEZEN EN BEOORDEELD
Impliciet leren beter dan expliciet
Hoe leert mijn atleet techniek het best te (gebruiken)? (deel b) Jan Heusinkveld Vroeger gaf je je pupil heel gedetailleerde aanwijzingen: ‘zet je schouder meer in’, ‘houd je lichaam rechtop’, dat soort dingen. Je realiseerde je misschien wel, dat je hem/haar overvoerde maar ja, het was de enige manier iemand de goede techniek bij te brengen. Soms lukte dat niet, soms ook wel. Dat wil zeggen: in training. Want dan kwam het volgende probleem: iets in training wel goed kunnen betekent nog niet dat het in de wedstrijd, dus onder druk, ook goed gaat. En hoe je het moest aanpakken als het mis ging in de wedstrijd, geen idee. Alles was je hierboven leest, kun je samenvatten onder expliciet leren: je geeft directe aanwijzingen en correcties, de atleet weet daardoor precies hoe het moet. Het zijn vrijwel altijd lichamelijke aanwijzingen. De trainer gaat daarmee door, tot de techniek goed is. Of tot hij denkt: meer bereik ik niet, mijn pupil zal het daarmee moeten doen. Van expliciet naar impliciet Bij impliciet leren probeer je je pupil op een andere manier en als het ware ‘vanzelf’ de juiste beweging aan te leren. Dat kan op twee manieren. 1. Je maakt de omstandigheden zo, dat de atleet wordt gedwongen het goed te doen. Looptrainer Gerard van Lent leert de steepleloper over de balk te gaan door er een grote hoepel boven te houden en de atleet te zeggen dat hij door de hoepel heen over de balk moet. Je weet dan zeker dat hij niet te hoog opspringt (en dat is een vaak voorkomend euvel bij het leren nemen van horde en steeplebalk). Bij de loopscholing is de skipping met de handen boven het hoofd een bekend voorbeeld. Dan blijven de heupen automatisch hoog, en dat zonder dat ook maar één woord aan die ‘hoge heupen’ gewijd is. 2. Je werkt met beeldspraak (imitatie, metafoor, analogie-leren). Professor Peter Beek noemt als voorbeeld de tafeltennisser die de backhand topspin moet leren: ‘doe alsof je een frisbee weggooit’. Nou, (vrijwel) iedereen heeft daar wel een voorstelling bij. En als je dat overbrengt naar het tafeltennis heb je de ideale uitvoering bereikt. Impliciet leren leert beter I. Nauwkeuriger en economische bewegingsverloop. II. Retentietest Retentie betekent zoveel als ‘het onthouden hebben, het nog steeds kunnen’. Het is een belangrijke maatstaf bij het beoordelen van de effectiviteit van leermethoden. Immers: aanleren is leuk, maar als je het later niet kunt herhalen schiet je er niets mee op. Retentietests bij het aanleren van een bewegingstechniek laten zien dat bij impliciet leren beter blijft hangen dan expliciet leren. III. Presteren onder druk Maar, in hoeverre beheers je een techniek nog in de wedstrijd, zeker als je onder grote druk presteert. Ook hierbij biedt impliciet leren een beter resultaat. Dat zit als volgt: je hebt, hoe dan ook, geleerd hoe je een beweging moet uitvoeren. Dat betekent dat die beweging als het ware geautomatiseerd is en dus vanzelf verloopt. Maar als je onder druk staat heb je de neiging invloed uit te oefenen op de beweging; je wilt het nog beter doen. Je gaat dan tegen het automatisch verloop in en dan gaat het mis. Maar als je de goede techniek via impliciet leren hebt verworven, heb je geen instructies geleerd en weet je dus ook niet wat je zou moeten/kunnen doen om de beweging aan te passen. Van het idee ‘schouder meer indraaien’ bijvoorbeeld heb je nog nooit gehoord. Het gaat dan vanzelf goed.
23
'als je onder druk staat heb je de neiging invloed uit te oefenen op de beweging' Filmen/video/camcorder Hulpmiddelen als film, video, camcorder zijn vaak een vorm van expliciet leren, en moeten daarom zoveel mogelijk vermeden worden. Zelfs bij sporten waarbij het niet gaat om het eindresultaat maar om het proces, zoals bij het turnen. Als de gang van zaken, dat proces, centraal staat, kun je de instructie op het gevoel (‘dit was goed, hoe voelde dit aan, probeer dat op te roepen’) richten en niet op lichamelijke aanwijzingen. Bij een experiment met studenten had video-feedback overigens geen invloed op de prestatie. Maar die studenten waren onervaren op het geteste gebied, zodat dit niet hoeft te betekenen, dat de topper met zijn/haar vele jaren ervaring er geen profijt van kan hebben. Soms toch weer naar expliciet Sommige aspecten van impliciet/expliciet leren zijn goed uitgezocht en staan min of meer vast, van andere ligt dat genuanceerder. Wel mag worden aangenomen dat expliciete aanwijzingen bij de jeugd niet werken. In het onderwijs wordt veel te vroeg begonnen met expliciete aanwijzingen. Daardoor leert het kind niet ‘vanzelf’ de goede beweging te maken, maar wordt hem geleerd na te denken en bewust een beweging te maken. Hetzelfde geldt voor de beginner en de sporter met weinig bewegingsgevoel: hoe slechter het bewegingsgevoel is, hoe meer je de nadruk moet leggen op impliciet leren. Dat ligt wellicht anders voor iemand met een goed bewegingsgevoel en voor iemand die al jaren getraind heeft en de beweging goed onder de knie heeft. Voor een verdere perfectionering kunnen expliciete aanwijzingen dan wellicht wel het beste vervolg zijn. Als voorbeeld: misschien moet je bij een hordeloper met vele jaren oefenervaring ook naar meer expliciete aanwijzingen: ‘groot voelen’ na de horde moet dan wellicht worden vervangen door of aangevuld worden met hoe je het landingsbeen dan moet houden. Je kunt dat een ‘lichamelijke aanwijzing’ noemen. Maar, zoals eerder genoemd: bij het onder druk moeten presteren gaat het dan misschien mis. ONDERDEEL 3: EXTERNE FOCUS BETER DAN INTERNE FOCUS Onderdeel 2 ging over het aanleren van een beweging. Maar waar richt een atleet zijn gedachten op tijdens de training als hij de techniek goed beheerst of tijdens de wedstrijd. Externe en interne focus gaat daarover. Je leest wel eens dat een atleet de opdracht heeft om tijdens de wedstrijd op een techniekonderdeel te letten, bijvoorbeeld: zet bij het hardlopen de knie vroeg in. Bij technische nummers, zoals springen en werpen is het nog meer voor de hand liggend, dat je met een techniek-opdracht naar de ring of de aanloop gaat. Zo’n aandacht wordt interne focus genoemd. Uiteraard staat daar externe focus tegenover. Daarbij richt je je aandacht niet op de beweging zelf maar op iets anders. Bij golfen bijvoorbeeld richt je de aandacht niet op de armzwaai, maar op de clubswing, dat is de zwaai van de golfstick. Of op het gevoel, dat met de goede uitvoering gepaard gaat. Dat probeer je dan op te roepen. Bij het zwemmen zeg je niet tegen jezelf ‘armen achteruit slaan’, maar ‘duw het water weg’. Bij hardlopen kun je je concentreren op de tactiek, of op signalen van de concurrent, dat hij moe aan het worden is. Of: niet denken aan de grijppas maar ‘trek je zelf naar voren, duw de grond onder je weg naar achteren’. Bij onderzoek blijkt dat de externe focus het in alle opzichten wint van de interne focus. Letterlijk: ‘accuracy was greater, and EMG activity was lower with an external focus’. Dus: beweging komt dichter bij het ideaalbeeld, en als EMG-activiteit lager is, verloopt de beweging economischer. Een voorbeeld uit de geriatrie, de ‘ouderengeneeskunde’. Ouderen die aan Parkinson lijden, blijken beter en zekerder te bewegen als ze dat doen op de maat van de muziek. En: iemand die herstellende is van een blessure, loopt/wandelt beter als hij bijvoorbeeld op een dienblad een paar koppen koffie moet wegbrengen. Van de ‘andere nieuwe begrippen’ kan bij externe focus gebruik worden gemaakt van beeldspraak, afleidingsmanoeuvre en de landschappelijke aanwijzing. Waarom externe focus beter werkt! Externe focus werkt beter omdat de beweging dan geautomatiseerd verloopt en er minder ‘verstoringen’ zijn. Denk bij verstoringen aan dingen als ‘mijn knie moet eerder vóór zijn’, of ‘mijn romp zit niet goed onder de kogel’, enzovoorts. Bij de externe focus denk je juist niet aan dit soort dingen. Daarbij
24
is het een voordeel, als de atleet via impliciet leren de techniek heeft verworven: hij/zij kan dan nooit vervallen tot correcties zoals hierboven genoemd. Hij/zij kent die immers niet. DE UITLOOP Externe focus en impliciet leren Externe focus en impliciet leren lijken op elkaar. Met name omdat je in beide gevallen niet op de beweging zelf gericht bent, maar op iets anders. Toch moet je ze niet door elkaar halen of op één hoop gooien. De beweging mag dan wel nauwkeuriger en economischer gaan bij de externe focus, maar de vraag is of je dan wel de goede beweging hebt. Er zit eigenlijk een volgorde, een sequentie, in. Eerst moet je, het liefst via impliciet leren, de beweging zo goed mogelijk kunnen maken, daarna moet je het lichaam zelf de gelegenheid bieden om dat in de praktijk, in de wedstrijd bijvoorbeeld, uit te voeren. En dat doe je dan door de externe focus.
… niet langer eentonig drillen, maar differentieel leren Alles in een notendop Wij gaan niet langer eentonig drillen, maar differentieel leren. Dat betekent het volgende. Wij doen niet meer tig-keer dezelfde oefening, maar variëren zowel binnen dezelfde oefening alsook door een aantal oefeningen min of meer te mixen. Wij zoeken ook verschillende ondergronden, en verschillende (weers)omstandigheden. Daarnaast gaan wij impliciet leren. Dat betekent het volgende. Wij geven niet langer directe ( meestal zijn dat lichamelijke) aanwijzingen, maar proberen de trainingssituatie zo te maken dat de atleet als het ware via een omweg vanzelf de goede beweging uitvoert. En/of: wij gebruiken daarbij metaforen, imitaties, analogie-leren, enz. Wij realiseren ons daarbij, dat geen enkele beweging perfect is. Maar ‘fout’ bestaat niet, elke beweging lijkt in meer of minder mate op de ideaalbeweging. Naarmate een atleet beter is, een beweging beter beheerst en veel bewegingsgevoel heeft, komt er wellicht een moment waarop directe aanwijzingen wel zin kunnen hebben. Dat is echter niet zonder risico’s. En tot slot gebruiken wij, zeker bij wedstrijden, de externe focus. Dat betekent het volgende. Wij concentreren ons niet op de beweging zelf, maar op iets anders. De beweging is dan nauwkeuriger (komt dus dichter bij het ideaalbeeld) en economischer. Externe focus is anders dan impliciet leren. Je moet eerst een beweging goed kunnen. Pas daarna geeft je het lichaam door de externe focus de gelegenheid het zelf zo goed mogelijk uit te voeren. Wie helpt? Iedere trainer leert/onderwijst zijn pupillen. Ook op het gebied van de techniek van de atletieknummers. In dit tweedelige artikel stond een aantal voorbeelden van metaforen, imitaties, enz. Maar het waren er niet veel en zeker niet de best mogelijke. Wij denken dat de atletiekwereld er bij gebaat is, om over zoveel mogelijk voorbeelden te beschikken. We praten dan zowel over differentieel leren alsook impliciet leren en externe focus. Hierbij roepen wij de lezers op te helpen de Nederlandse atletiek te verrijken door zijn/haar ervaringen met alle collega’s te delen. Uw bijdragen zijn van harte welkom op
[email protected]. Ze worden dan verwerkt in een vervolg in het komende nummer van dit magazine. Graag inzenden vóór 1 augustus 2012. Geraadpleegde bronnen: In de twee artikelen is een aantal keer de bronnen genoemd bij eenmalige gedachten. Voor het ‘grote verhaal’ is gebruik gemaakt van een groot aantal artikelen. Deze uitgebreide lijst is door geïnteresseerden op te vragen via de redactie.
Jan Heusinkveld, loopverslaafd na het zien van de eerste sub-4 minute-mile op 6 mei 1954, volgde zowel de A-B als C-cursus en specialisaties sprint horden en middenlange afstand. Jan was betrokken bij het opzetten van de TLG-cursus (huidige LT3). Hij was trainer voor afstanden vanaf 400m t/m de marathon in Enschede, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Soest en nu weer in Enschede bij de studentenatletiekvereniging Kronos.
25
OEFENSTOF
Het Runners Circuit voor hardlopers Bob Altena Ondanks de vele vooroordelen die er bestaan rondom krachttraining, wagen steeds meer hardlopers de stap naar krachttraining. Mits goed gedoseerd, kan krachttraining een positieve bijdrage leveren aan prestaties en blessures voorkomen. We hebben het dan over dynamische krachttraining waarin elementen als snelheid, balans en coördinatie zijn verwerkt. Geen bodybuilders schema’s met 'geïsoleerde' bewegingspatronen, maar geïntegreerde, driedimensionale bewegingen met een hoog herhalingsaantal.
Mits goed gedoseerd, kan krachttraining een positieve bijdrage leveren aan prestaties en blessures voorkomen. Krachttraining voor hardlopers dient dan ook de volgende trainingselementen te bevatten: • Flexibiliteit training is een veelbesproken onderwerp in de hardloopwereld en kan worden toegepast in zowel de warming-up als de cooling-down. Naast een aantal 'traditionele' doelstellingen van de warming up, zoals het verhogen van de lichaamstemperatuur, het verhogen van de zuurstofopname en het versoepelen van de gewrichten, spelen elementen als het verhogen van de reactiesnelheid en coördinatie tevens een belangrijke rol. Door deze proprioceptieve prikkeling wordt ons zenuwstelsel 'in staat van paraatheid' gebracht snel en efficiënt te kunnen handelen. Dynamic stretching is ideaal om te integreren in de warming-up en is een manier de reactiesnelheid en coördinatie positief te beïnvloeden. Het maakt gebruik van spierkracht en 'momentum' om de volledige range of motion van een gewricht te bereiken. Daarbij is het van belang de dynamic stretches uit te voeren in een driedimensionaal vlak omdat bindweefselpatronen het lichaam veelal kruisen van bijvoorbeeld het linkerbeen naar de rechterarm. Het positieve effect van stretching (na een training) op de preventie van blessures is nooit onomstotelijk bewezen en statisch stretchen als warming up kan zelfs leiden tot een verhoogd risico op blessures (met uitzondering van specifieke blessuregerichte bindweefsel stretching). Een juiste toepassing van stretching kan echter de flexibiliteit verbeteren, op een positieve manier bijdragen aan de sportprestaties en de kans op blessures verminderen. Een toename in de flexibiliteit van onder meer de soleus en gastrocnemius (kuit), quadriceps en de iliopsoas kan zorgen voor een grotere paslengte en een verbeterde afzetkracht.
Juiste toepassing van stretching verbetert de flexibiliteit, draagt bij aan betere sportprestaties en vermindert de blessurekans. •
•
26
Metabolic training is een trainingsvorm waarbij oefeningen worden uitgevoerd met een relatief hoge intensiteit en korte rust intervallen tussen de oefeningen. Het systeem wordt hiermee getraind op spieruithoudingsvermogen. Deze vorm van krachttraining is toegankelijk, zeer effectief voor hardlopers en geeft als bonus een enorme prikkel aan het cardiovasculaire systeem! Plyometrie training is een vorm van krachttraining die zich richt op het ontwikkelen van reactiekracht en reactiesnelheid van de spier en helpt bij het ontwikkelen van een grotere paslengte. De paslengte maal de pasfrequentie bepaalt de loopsnelheid. 'Als een hardloper een gemiddelde paslengte heeft van 1,5 meter, heeft hij 6667 passen nodig om 10 km te rennen. Als de paslengte vergroot kan worden naar 1.7 meter heeft hij nog maar
•
5882 passen nodig. Met een krachtiger afzet en gelijkblijvende pasfrequentie kan de looptijd dus met zo’n 10% - 15% verbeteren!' Stabiliteit & Balans training helpt bij het ontwikkelen van agility (behendigheid) en neuromusculaire efficiency. Dit resulteert in minder energieverlies per stap en een kleinere kans op blessures. Stabiliteit begint bij een goede core stability maar mag zich niet beperken tot alleen 'statische' stabilisatie oefeningen. Alle bewegingen die in het dagelijks leven worden verricht spelen zich af in 3D. Buigen, strekken, draaien en trekken zijn veelvoorkomende dagelijkse beweegpatronen, waarvan een aantal ook terug te vinden zijn in de hardloopbeweging. Het wordt dan ook aanbevolen de core stability van het lichaam dynamisch en in 3D beweegpatronen te trainen.
Het Runners Circuit Het Runners Circuit is een ideale trainingsvorm voor hardlopers die in korte tijd hun kracht, flexibiliteit, reactie-kracht en -snelheid willen ontwikkelen en waarin alle eerder genoemde trainingselementen (flexibiliteit training, metabolic training, plyometrie training en stabiliteit & balanstraining) worden vertegenwoordigd. Het circuit wordt gekenmerkt door een intensieve 'total body' workout met een arbeidrust verhouding van 90-30 sec. Niet het herhalingsaantal, maar de 'Time Under Tension' (de tijd die spier 'onder spanning' staat per set) bepaalt de trainingsintensiteit. Voor het trainen van spieruithoudingsvermogen is de ideale 'Time Under Tension' 70 seconden of meer.
...de 'Time Under Tension' bepaalt de trainingsintensiteit. Het Runners Circuit is als volgt opgebouwd: Warming up bestaande uit een vijftal dynamic stretch oefeningen, elk 10x uitgevoerd: • Speed, Agility & Quickness (SAQ) oefeningen bestaande uit een viertal ladderdrills en een viertal hurdle drills die elk 2x wordt uitgevoerd. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan de reactiesnelheid en coördinatie. Tevens bevat het elementen van plyometrie- en balanstraining. • Circuit training dat met name gericht is op stabiliteit en balans en gebruik maakt van het zogenoemde Core Power Program. Dit is een functioneel krachttrainingsprogramma waarin de nadruk ligt op core stability en geïntegreerde krachtoefeningen. De circuit training wordt gekenmerkt door een arbeid-rust verhouding van 90-30 seconden. De combinatie van geïntegreerde krachtoefeningen en de arbeid-rust verhouding resulteren in een groot arbeidsvolume die een beroep doen op gelijkwaardige energiesystemen als tijdens duurtraining. Naschrift: Dit artikel is een bewerking van een workshop die Bob Altena namens de firma Meijers Fit & Gezond verzorgde tijdens de Looptrainersdag 2011. Naast een breed assortiment aan producten beschikt Meijers over een team van trainers met uitgebreide kennis van de producten en de specifieke toepassing ervan. Het team van trainers houdt zich bezig met het ontwikkelen van functionele trainingsprogramma’s, cursussen en workshops voor fitnesstrainers, fysiotherapeuten en sportcoaches werkzaam in alle lagen van de gezondheidsbranche. De oefeningen van het Core power Program vindt u, samen met meer informatie op www.meijers.com. Bob Altena, is werkzaam bij Meijers Fit & Gezond, Krachttrainer bij RTC Wielrennen en Meerkamptrainer bij AV Weert.
27
OPLEIDINGEN
Nieuws van de afdeling opleidingen Plannen voor 2012 Lancering website www.atletiekunie.nl/opleidingen Achter de schermen zijn wij razend druk om onze website te updaten en in een nieuw jasje te steken. De aanpassingen zullen niet zo radicaal zijn als de voorgaande keer. Wij hopen hiermee de vindbaarheid van de informatie over de opleidingen en bijscholingen te verhogen en de website wat aantrekkelijker en leesbaarder te maken. In de eerstvolgende St>rt digitaal wordt de lancering aangekondigd en vind je een artikel over de ervaringen van een trainer die nu in Emmen de opleiding Basis Baanatletiektrainer 3 volgt. Wil je hier meer over weten, geef je dan op voor de St>rt digitaal op http://www.atletiekunie.nl/index.php?page=179. Niveau 2 opleidingen, een nieuw begin De laatste opleidingen op niveau 2 (Looptrainer 2 en Jeugdatletiektrainer 2) zijn inmiddels gestart en worden nog voor de zomer afgerond. Vanaf nu biedt de Atletiekunie geen opleidingen meer aan in deze vorm. Je kan nu als vereniging of loopgroep (aangesloten bij de Atletiekunie) zelf een interne opleiding tot assistenttrainer geven. Wij stellen hiervoor een toolkit beschikbaar met onder andere een handleiding voor de opleider, voorbeeldopdrachten, voorbeeldpresentatie voor de workshops. Uiteraard ben je als vereniging vrij om de materialen aan te passen of aan te vullen. De informatie hierover is vanaf begin mei beschikbaar via de website. Voor vragen, kun je terecht bij één van mijn collega’s van de afdeling. Niveau 3 opleidingen, de laatste loodjes De opleidingen Looptrainer 3 en Baanatletiektrainer 3 komen nu allemaal zo’n beetje tot zijn einde. De meeste opleidingen zijn nu afgelopen wat betreft de workshops die de cursisten volgen. De trainers in opleiding zijn nu heel druk bezig met het doen van de praktijkopdrachten (training geven, coachen van wedstrijden) bij hun eigen vereniging. Wij hopen eind juni weer een groot gedeelte van de cursisten te kunnen feliciteren met hun welverdiend trainersdiploma! Hoe de nieuwe opleidingen op niveau 3 (de Basis Baanatletiektrainer 3 en Basis Looptrainer 3) er precies uit komen te zien kun je ook vanaf begin mei lezen op onze website. Rechtstreeks examen doen Bij de lancering van de nieuwe website, lanceren we ook een nieuw product: het rechtstreeks examen doen. Voor de opleidingen op niveau 2, niveau 3 en niveau 4 wordt het vanaf najaar 2012 mogelijk om rechtstreeks examen te doen voor een opleiding. Groot voordeel hiervan is dat de verenigingen die zelf een opleider in huis hebben de trainers kunnen klaarstomen voor het examen met een eigen maatwerktraject. Het rechtstreeks examen doen is inclusief gebruik van de Atletiek Academie, gebruik van de voorbeeldopdrachten, toegang tot leerteksten en sjablonen. Deze ontwikkeling draagt ook bij om samenwerking te zoeken met verenigingen (AV Heythuizen, Eindhoven Atletiek), formele opleidingsinstituten (ALO Amsterdam, Landstede Zwolle, CIOS Heerenveen) en non formele opleidingsinstituten (Re-Active, Running Holland). Meer informatie vind je op onze website. Heb je als vereniging of opleidingsinstituut interesse in dit product neem dan contact op met onze afdeling. Tot zover de ontwikkelingen op de afdeling Kaderontwikkeling. Margot Kouwenberg,
[email protected]
28