Digitaal magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie, nummer 1, 1 februari 2011
Inhoud Blijven ontwikkelen, Voorwoord................................................................................................................2 Nieuws ......................................................................................................................................................3 Boeken......................................................................................................................................................6 Uit de andere bladen ................................................................................................................................8 Looptrainers, column ................................................................................................................................9 Wederkerigheid tussen club en trainer, Ingezonden ..............................................................................10 De waarde van sportmedisch onderzoek, Sportmedisch.......................................................................11 De wandeltrainer krijgt een gezicht, Wandelen ......................................................................................13 'Jeugdkampen binden leden aan de club', Aan het woord.....................................................................15 'De spannende meerkamp', De aanpak .................................................................................................17 ‘Training van jonge junioren op de middellange afstand: hoe pak jij dat aan?’, De kwestie..................20 Middagslaap als vast onderdeel van het trainingsproces, Voor u gelezen en beoordeeld....................22 Zelflerende hoogspringers, Oefenstof ....................................................................................................24 Van damesteam tot licentiepunten, Opleidingen....................................................................................28
Colofon Het Digitaal magazine voor Licentiehouders, uitgegeven door de Atletiekunie, verschijnt viermaal per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over trainerszaken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een digitale 'Nieuwsflits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 2/2011 verschijnt 1 mei. Een wordversie van het Digitaal Magazine is op te vragen via
[email protected]. Zo kunt u artikelen plaatsen in uw clubblad of op uw website. Vermeld echter wel de bron en auteur van het betreffende artikel. Redactie Eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], www.steun.biz, 024-3566601. Redactiesamenstelling: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Ton de Kort, Hannie Huber, Clemens Vollebergh Aan de inhoud van deze brief werkten ook mee: Henk-Jan Geelen, Rien Slager, Medewerker kaderontwikkeling Atletiekunie: Nanette Rijnders Opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen of suggesties voor De Kwestie:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen dit magazine per mail. Geef eventuele wijzigingen van het emailadres door aan:
[email protected].
1
VOORWOORD
Blijven ontwikkelen 'Hoeveel tijd besteedt de gemiddelde trainer aan studie en zelfstudie?', vroeg Henk Kraaijenhof zich af in zijn artikel ‘Innovaties in de atletiek, nonsens of noodzaak?’, in december 2010 in Pro Loop. Daaraan voorafgaand stelde hij zich de vraag of 'wij trainers wel kritisch genoeg naar ons zelf kijken'. Tja, hij heeft daar wel een punt. Maar tegelijkertijd is de vraag bijna niet te beantwoorden. Wat is dan kritisch genoeg? Maar de kern van zijn boodschap is helder: iedereen moet zich blijven ontwikkelen. Stilstaan is in ieder geval achteruitgaan! De missie van NLcoach is trainers en coaches te helpen zich verder te ontwikkelen, beter te worden. Niet sportspecifiek, maar op sporttakoverstijgende thema’s als mental coaching, talentontwikkeling, teambuilding en trainingsleer. Daarbij maken we onder meer gebruik van de kennis en ervaring van topcoaches. Het delen van die kennis en ervaring, met u en andere trainer-coaches, is een belangrijk uitgangspunt. In 2010 startte NLcoach met het aanbieden van diverse cursussen, zeven in totaal. Voortbordurend op de congressen die we ook al organiseerden, merkten we dat trainer-coaches meer kennis op wilden doen, juist op die eerder genoemde sporttakoverstijgende thema’s. Met onze cursussen proberen we in die steeds grotere behoefte te voorzien. Daarbij houden we ze zo praktisch mogelijk, zodat de cursisten de opgedane kennis ook meteen kunnen toepassen in hun dagelijkse praktijk. Ze duren slechts drie, vier avonden. Nog niet alle thema’s zijn echter ingevuld. Dit jaar zullen we het cursusaanbod daarom verder uitbreiden. Ook NLcoach blijft zich dus ontwikkelen. Dat kan echter alleen met medewerking van u, de trainer-coaches. Waar hebt u behoefte aan of nog méér behoefte aan? Kent NLcoach uw behoeften voldoende? Nee! Schroom dus niet om uw ideeën te laten horen. Bestook ons met uw suggesties, tips, vragen, behoeften. Alleen kunnen wij het niet. Dat laatste geldt ook als organisatie. Het is zo verleidelijk binnen de veilige muren van je eigen organisatie te blijven. Samenwerken brengt immers ook onzekerheid met zich mee. En ook dat je je moet openstellen naar en voor anderen. Je wordt dan kwetsbaar, tenminste dat denk je. Samenwerken is echter een must. Bundeling van krachten, bundeling van kennis en bundeling van activiteiten maakt iedereen veel sterker, ook als organisatie. Daarom ook de samenwerking tussen NLcoach en de Atletiekunie en Hardlooptrainers Nederland. Wij denken dat we elkaar goed kunnen aanvullen, elkaar helpen en elkaar versterken. Doen we dat al voldoende? Nee! We hebben goede stappen gezet in 2010 en ontwikkelen dat verder in 2011. Ontwikkelt u zichzelf ook in 2011? Henk-Jan Geelen Adjunct-directeur Nlcoach 2
NIEUWS Minder drinken verbetert prestatie marathonlopers Marathonlopers die het meeste gewicht verliezen tijdens een wedstrijd, finishen sneller. Zelfs als het gewichtsverlies het aantal aanbevolen grammen voor de beste loopprestatie overschrijdt, aldus een nieuwe studie van de University of Cape Town South Africa. Onderzoeker Timoth Noakes bestudeerde 884 marathonlopers tijdens de Mont Saint-Michel Marathon 2009 in Frankrijk. De deelnemers werden voor én na de wedstrijd gewogen. De lopers kregen allemaal dezelfde richtlijnen mee: probeer tijdens de marathon elke 20 minuten ongeveer 250 ml te drinken. Water of een koolhydraatrijk drankje. Gemiddeld verloren de renners tijdens de marathon 2,3 procent van hun totale lichaamsgewicht. Sportexperts waarschuwen vaak dat een gewichtsverlies boven de 2 procent de sportprestaties kan aantasten. Maar toen Noakes het gewichtsverlies en de eindtijd vergeleek, ontdekte hij dat degenen met het meeste gewichtsverlies het snelste waren. Veel vochtinname wordt vaak geassocieerd met betere sportprestaties, maar in de afgelopen jaren zijn er tijdens Amerikaanse marathons lopers gestorven, doordat zij juist te veel water hadden gedronken. Dit kan leiden tot een abnormaal laag natriumniveau in het bloed. Afstandlopers Meer gewichtsverlies bereik je door minder vocht in te nemen of door sneller vocht te verliezen. Noakes adviseert lange afstandlopers te drinken wanneer zij dorst hebben. Dit zal per persoon verschillen. Bron: www.nu.nl,27 december 2010, aldaar: British Journal of Sports Medicine Spierversterkende oefeningen enkels online Met het aantal van 600 duizend komen enkelblessures, na knieblessures het meest voorbij sporters in ons land. Vooral voetbal, volleybal, hockey, schaatsen en hardlopen scoren hoog. Voor bijna 4 op de 10 enkelblessures is medische behandeling nodig. De kosten hiervoor worden jaarlijks geschat op 40 miljoen euro. De kosten door arbeidsverzuim zijn geschat op 150 miljoen euro per jaar. Om sporters te helpen enkelblessures te voorkomen, stelden Consument en Veiligheid en de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) een online oefenprogramma samen. Elke sporter met zwakke enkels of herstellend van een eerdere enkelblessure kan hiermee op elk gewenst moment van de dag een spierversterkend oefenprogramma uitvoeren. De oefeningen zijn als bewezen effectief aangetoond door het VU/ EMGO. Met het oefenprogramma, gebaseerd op een serie balansoefeningen, wordt het risico op een herhaling van een enkelverstuiking met ruim een derde teruggebracht. Met name het eerste jaar na een enkelverstuiking is er een verhoogd risico bij een sporter met zwakke enkels op een herhaling van de blessure. Een blessure die voor de sporter vaak gepaard gaat met chronische pijn, langdurige klachten, medische zorg en arbeidsverzuim. Meer informatie: voorkomblessures.nl/enkel en sportzorg.nl Bron: sportzorg.nl, 7 januari 2011
Beweging: het krachtigste wapen tegen verkoudheid Mensen die vijf of meer keren per week intensief bewegen zijn minder lang, minder vaak en minder ernstig verkouden dan mensen die één keer of minder in de week bewegen. Dat blijkt uit onderzoek. De wetenschappers noemen dagelijks dertig minuten per dag actief bewegen het ‘krachtigste wapen dat iemand tijdens het griepseizoen heeft’. De onderzoekers verzamelden 1000 mensen in de leeftijd van achttien tot 85 jaar en volgden deze gedurende de herfst en winter twaalf weken lang. De proefpersonen moesten zelf bijhouden hoe vaak ze sporten en hoe fit ze zich voelden. Uit het onderzoek blijkt dat een verkoudheid bij mensen die vijf of meer keren per week actief bewogen zo’n 43 tot 46 procent korter duurde dan bij mensen die één keer per week of nooit sporten. De mensen die zich het fitst voelden, kregen ook wel eens griep, maar dan waren de symptomen wel 41 procent minder ernstig dan de mensen die zich helemaal niet fit voelden. ‘We keken naar het dieet, naar de stress, het opleidingsniveau, het geslacht, enzovoort,’ vertelt onderzoeker David Nieman. ‘Maar waar mensen iets aan kunnen doen – hun levensstijl – steekt er met hoofd en schouders boven uit.’ Uit de studie blijkt ook dat mensen die ouder en getrouwd zijn een kleinere kans hebben op verkoudheid dan jongeren en singles. Mogelijk hebben de oudere mensen meer antilichaampjes de ziekte te bestrijden. Getrouwde mensen brengen meer tijd thuis door en komen zo minder in aanraking met bacteriën. Bron: scientias.nl, gezondheid, Caroline Hoek, 2 november 2010
Duursporters sneller als ze koolhydraten proeven en uitspugen Sporters die een sportdrank met snelle koolhydraten door hun mond laten gaan en dan uitspugen zetten betere tijden neer dan sporters die de sportdrank doorslikken. Bewegingswetenschappers van Ghent University hebben een nieuw stukje van de puzzel gepubliceerd. Dat sporters beter presteren 3
door sportdrank als ze twee tot drie uur actief zijn, dat is logisch: de glycogeenvoorraden raken op en de glucosespiegel daalt. Maar hoe sportdranken de prestaties verbeteren als sporters een uur of korter actief zijn, dat is nog steeds niet duidelijk. Een mogelijkheid is dat het prestatieverbeterende effect ontstaat in de mond. In recente studies presteren sporters beter als ze hun mond spoelen met sportdrank en die daarna uitspugen. De Belgen lieten 12 getrainde triatleten een hoeveelheid arbeid verzetten op een fiets. Als de sporters continu op 75 procent van hun maximale vermogen zouden fietsen, dan zouden ze 1 uur over de inspanningsproef doen. De ene keer kregen de triatleten 14 ml Gatorade per kg lichaamsgewicht (carbohydrate electrolyte solution of CES), de andere keer een met aspartaam gezoete placebo zonder joules. Gatorade is een isotone sportdrank die voor 6 procent bestaat uit snel opneembare koolhydraten. De sporters verdeelden de drank over de periode dat de rit duurde. Ze moesten per keer de vloeistof 5 seconden door hun mond spoelen en uitspugen of meteen doorslikken. De tijd die de triatleten nodig hadden voor hun rit was 3.7 procent korter als ze hun mond alleen maar spoelden. Het spoelen verhoogde de hoeveelheid arbeid die de sporters per tijdseenheid konden verzetten en het verhoogde de concentratie melkzuur in het bloed. Melkzuur komt vrij als spieren koolhydraten verbranden. Het spoelen lijkt de oxidatie van glucose te versterken. Dat de sportdrank niet werkt als je die alleen maar doorslikt komt waarschijnlijk doordat inslikken kort duurt, vermoeden de onderzoekers. Kennelijk zitten er in de mond receptoren voor koolhydraten die de verbranding van glucose door het lichaam stimuleren. Bron: Ergogenics, aldaar: (Scand J Med Sci Sports. 2010 Feb;20(1):105-11.)
Getrainde spieren sterker door vasten Een trainingsschema waarbij de atleet om de dag vast, maakt de spieren nog sterker en sneller. Dit is de opmerkelijke uitkomst van een studie van onderzoekers aan de Universidad Pablo de OlavideCSIC. In hun onderzoek bij muizen at de ene helft de eerste 18 weken van de proef de ene dag wel en de andere dag niet (EOD). Een controlegroep at gewoon elke dag [AL]. Afvallen deden de EODmuizen niet. Op de dagen dat ze mochten eten aten de muizen kennelijk extra veel. Na die 18 weken trainde de helft van beide groepen muizen gedurende een periode van zes weken zonder dat de voederschema's veranderden [T]. Er waren dus vier groepen proefdieren: AL, ALT, EOD en EODT. Na de 24 weken waren de spieren van de muizen in de EODT-groep sterker geworden dan die van de andere dieren. Tijdens een uitputtingsproef liepen de EODT-muizen bovendien langer en legden ze meer meters af. In de spiercellen van de EODT-muizen was de verbranding van vet - de beta-oxidatie - verhoogd. Na intensieve fysieke inspanning vonden de onderzoekers ook minder tekens van spierschade in de EODT-dieren: er zat minder creatinekinase in hun bloed en minder beschadigde vetzuren (MDA) in de membranen van hun spiercellen. De EODT-dieren hadden meer mitochondria in hun spieren. De omzetting van voedingsstoffen in energie verliep daardoor soepeler, en dus waren de muizen sterker en minder snel moe. De onderzoekers vermoeden dat ook mensen iets aan hun dierstudie hebben. 'The combination of the reduction of calorie intake and the practice of aerobic exercise would also increase physical performance in humans and then, improve their quality of life', schrijven ze. De Spanjaarden laten zich niet uit over de mogelijkheid of sporters beter presteren als ze hun calorische inname de ene dag opvoeren, en de andere dag juist verlagen. Bron: ergogenecis, aldaar: PLoS One
Sportvasten remedie tegen welvaartsziekten Welvaartsziekten als diabetes, hoge bloeddruk en ongezonde cholesterolwaarden zijn volgens medisch bioloog Remco Verkaik te bestrijden of in ieder geval te verminderen door sportvasten. Sinds Verkaik een publicatie van Pieter de Lange las over food deprived muscle, houdt hij zich bezig met de vraag water er in een spier gebeurt als er een voedingstekort ontstaat door vasten én duurlopen. Verkaik ontdekte dat die onconventionele combinatie een wonderbaarlijk effect op het lichaam sorteert. Na jaren onderzoek ontwikkelde hij Sportvasten, waarin de spieren van het menselijk lichaam gedwongen worden door een combinatie van vasten, duurtraining en voedingssupplementen over te schakelen van suiker-naar vetverbranding. Het resultaat: lager gewicht, meer vitaliteit en aanzienlijk betere duursportprestaties. Bijkomend gevolg is dat typische verschijnselen van westerse welvaartsziekten verdwijnen. Het effect op zaken als diabetes, hoge bloeddruk en cholesterol is significant, zegt Verkaik. […] Vooral het zogeheten abdominale buikvet, veroorzaker van suikerziekte en hoge bloeddruk, wordt met behulp van Sportvasten te lijf gegaan. Hij bezweert dat zijn methode voor mannen dé remedie is tegen het gevreesde bierbuikje. […] Dat scepsis hierover in de medische wereld, verbaast hem geenszins. 'Sportvasten staat haaks op alles wat tijdens medische studies geleerd wordt. Daar wordt niet gedacht in termen van trainingsprikkels uitdelen door trainen, vasten of desnoods een geneesmiddel om je lichaamseigen gezondheid te verbeteren. Iedereen is gedeformeerd.' […] Verkaik 4
krijgt ook in de wereld van de topsport langzaam maar zeker vaste voet aan de grond. 'Sporters kunnen, doordat ze versneld overschakelen op het verbranden van vetten, met veel minder duurtraining hetzelfde effect bereiken. In plaats van vijf uur training, volstaat een uur of twee. Daardoor blijft er meer tijd over voor andere trainingsvormen. Bovendien worden de spieren door Sportvasten stressresistenter en zijn ze beter bestand tegen intensieve belasting.' Meer informatie: www.sportvasten.nl. Bron: Telesportief/P, Luuk Blijboom 4 december 2010
Schokgolftherapie helpt niet bij springersknie Doorspelende sporters die korter dan een jaar last hebben van een springersknie hebben geen baat bij schokgolftherapie. Tot die conclusie komt promovendus Hans Zwerver na onderzoek onder amateursporters. Springersknie of patelladinopathie is een aandoening die veel voorkomt bij basket-, hand- en volleyballers. Behandeling, zelfs chirurgisch, is lang niet altijd succesvol. Extracorporeal Shock Wave Therapie (ESWT), oorspronkelijk ingezet tegen nierstenen, lijkt volgens verschillende onderzoeken wél een veelbelovende therapie. Tot op heden was de therapie echter alleen getest bij mensen met langdurige klachten. Hans Zwerver, die ESWT bij amateursporters testte met een springersknie en er gewoon mee doorsporten, ontdekte dat de therapie bij hen geen enkel effect heeft. Hoogstens voelt de knie een week na de behandeling iets beter aan, maar dat effect verdwijnt snel en objectief gezien haalt de therapie niets uit, zeker niet op de lange termijn. Zwervers onderzoek was een landelijke studie in samenwerking met de sportbonden NBB, NHV en NEVOBO. Hans Zwerver (Emmeloord, 1967) werkt als sportarts en onderzoeker bij het Sportmedisch Centrum van het UMCG. Daar, en binnen de onderzoeksschool SHARE, deed hij ook zijn promotieonderzoek. Bron: gezonderworden.nl, 5 december 2010
Gezondheidswinst door gedragsverandering op oudere leeftijd Ouderen die voldoende bewegen, niet roken, matig alcohol gebruiken en een dieet rijk aan onverzadigd vet en groente en fruit volgen, hebben een lager risico te overlijden aan coronaire hartziekten, cardiovasculaire ziekten, kanker en andere aandoeningen dan ouderen die deze leefstijl niet of gedeeltelijk volgen. Zelfs als de 65-plusser zijn gedrag aanpast, is dit effectief. Dat blijkt uit een factsheet gemaakt door het centrum voor Volksgezondheid Toekomstverkenningen van het RIVM, in opdracht van het ministerie van VWS, directie Publieke gezondheid. Het aantal ouderen (65+) in Nederland loopt op van 2,5 miljoen nu tot 3,4 miljoen in 2020. De gebreken bij de ouderdom zijn vooral gezichtsstoornissen en coronaire hartziekten. Artrose en diabetes mellitus komen ook relatief veel voor bij ouderen. Veel gezondheidsproblemen ontstaan door een ongezonde leefstijl: een ongezond voedingspatroon, te weinig beweging, overmatig alcoholgebruik en roken. Ongeveer 70% van de mensen tussen de 55 en 75 jaar voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (55-plus). Boven de 75 jaar voldoet 45% aan de NNGB. Het ministerie streeft met valpreventietrainingen naar het terugdringen van het aantal ongevallen met heupfracturen met 6% terug te brengen. Bron: Factsheet: De gezondheid van ouderen in Nederland, Dr. E.M. Zantinge, Drs. E.A. Van der Wilk, MPH, 20 april 2010
Aanmoedigingsprijs beste sportwerkgever voor Phoenix Atletiekvereniging Phoenix won op 10 december 2010, tijdens het 7e Nederlands Congres voor Sportbestuurders in WTC Rotterdam de ‘WOS aanmoedigingsprijs voor beste sportwerkgever van het jaar'. De motivatie luidde: 'Atletiekvereniging Phoenix heeft het werkgeverschap erg goed op orde, met twee betaalde krachten (niet-trainers) in dienst. Phoenix probeert ook steeds meer overdagactiviteiten aan te bieden. Er ligt bovendien een uitstekend beleidsplan dat ook in de praktijk wordt uitgevoerd.' Om Phoenix een laatste extra stapje te laten maken krijgt de club speciale begeleiding van Randstad en WOS (Werkgevers Organisatie in de Sport). Bron: Atletiekunie.nl, 14 december 2010
Plezier in atletiek De Dag van de Baanatletiek op zaterdag 26 maart staat in het teken van Plezier in de atletiek. Deze jaarlijkse veelzijdige dag op Papendal is er voor alle geïnteresseerden in de baanatletiek. Onder de 23 workshops en praktijksessies: Michiel van Grunsven (Plezier beleven aan een sponsorplan), Tim Verlaan (Ritme in alle vormen) en Christian Tamminga (Techniek van polsstokhoogspringen). Nieuwsgierig naar het complete aanbod? www.atletiekunie.nl/dagvandebaanatletiek. Houd voor inschrijving je lidmaatschapsnummer bij de hand om in aanmerking te komen voor de ledenprijzen.
5
BOEKEN Publicaties in deze rubriek zijn recent verschenen werken op het interessegebied van atletiektrainers. Zij vormen geen aanbevolen literatuur door de redactie of Atletiekunie. Het Fit met Voeding Kookboek In Fit met Voeding Kookboek, staat lekker en gezond koken met de producten van het seizoen centraal. Het boek geeft daarnaast uitgebreide informatie over de gezondheidswaarde van ingrediënten. Het Fit met Voeding Kookboek is het resultaat van een jarenlange samenwerking tussen apotheker dr. Gert Schuitemaker en voedingstechnoloog Jac van Dongen, beiden nauw betrokken bij het lifestyle magazine Fit met Voeding. In hun boek nemen de auteurs de lezer mee door de winter, lente, zomer en herfst. Elk culinair seizoen opent met een algemene inleiding, waarna voedzame recepten volgen, vergezeld van handige weetjes. Met als doel: fit worden én blijven. Bij alle gerechten gaan gezond én lekker hand in hand, waarbij ‘biologisch’ en producten direct van het land de voorkeur genieten. Koken met de groenten van het seizoen vormt de rode draad in dit boek, dat daarom ook bij uitstek geschikt is voor de groeiende groep van ‘parttime vegetariërs’. Het Fit met Voeding Kookboek is níet het nieuwste afslankboek. De auteurs benadrukken dat het niet gezond is in hoog tempo gewicht te verliezen. En al helemaal niet als de kilo’s er na de ‘kuur’ weer even snel aankomen. Wie echter regelmatig en gezond eet volgens de adviezen in dit boek, ziet zijn lichaamsgewicht geleidelijk dalen, de superieure vorm van gewichtsbeheersing. Het Fit met Voeding Kookboek Auteurs: Gert Schuitemaker en Jac van Dongen Uitgever: KunstMag, Zutphen ISBN 978 90 75979 29 9 Prijs: € 29,95
Grenzwertig Stefan Matschiner, voormalig manager van onder andere Simon Vroemen en Adrienne Herzog, beschrijft in ‘Grenzwertig’ hoe hij een belangrijke speler werd in de internationale dopingwereld. Matschiner leverde, naar eigen zeggen, alles wat verboden was aan Europese atleten met als specialisatie bloeddoping. Matschiner geeft de lezers een inkijkje in de donkere zijde van de topsport. Hij schrijft over zijn reizen naar de Tour de France en verschillende atletiektoernooien. Hij laat zien hoe hij met het bloedlaboratorium Human Plasma in aanraking komt en hoe hij van dichtbij de inval meemaakt tijdens de Olympische Spelen van Turijn. Het boek bevat tal van nog niet bekende anekdotes over de samenwerking tussen atleten, dopingleveranciers, laboratoria en controleurs. Wie verwacht nieuwe namen van sporters te horen die doping van hem hebben gekregen hoeven het boek echter niet te lezen, zo waarschuwt Matschiner in de inleiding. Atleten die nog niet in verband met doping zijn gebracht worden aangeduid met een pseudoniem. ‘Ik zie het niet als taak het bestaan van mensen te beschadigen of zelfs kapot te maken,’ stelt Matschiner. De Oostenrijker hekelt de hypocrisie in de topsport en is van mening dat het een verdorven wereld is. ‘De mensen die waken over de sport zouden maar al te graag een aantal zwarte schapen willen aanwijzen om vervolgens de rest van de sport schoon te kunnen verklaren. […] De sport is een weide vol met zwarte schapen,’ zo schrijft hij in het voorwoord. Bron: bewerkt persbericht Losseveter.nl, 18 januari 2011. Grenzwertig. Aus dem Leben eines Auteurs: Stefan Matschiner und Manfred Behr Riva Sportverlag Prijs: € 20,60
6
Dopingdealers,
216
pagina's
Coach aan de keukentafel Aan het begin van het voetbal- en hockeyseizoen 2010-2011 verscheen het boek ‘Coach aan de Keukentafel’, Handboek voor ouders van sportieve kinderen. Het boek gaat in op vragen die ouders hebben bij hun sportende kind. Wat eet je kind als hij traint rond etenstijd? Hoe ga je om met de druk van een selectiewedstrijd?Is winnen belangrijk? Hoe ga je om met een blessure? Wat roep je langs het veld, de baan of het bad? Een paar van de honderd vragen waar het boek antwoord op geeft. Aan ‘Coach aan de Keukentafel’ werkten tal van bekende (ex-)sporters, trainers, medici en andere experts mee. Van voormalig wereldkampioenen als Ruben Houkes (judo), Sylvia Karres (hockey) en Kenneth Leeuwin (karate) tot deskundigen op het gebied van sport diëtiek, sportpsychologie en sportgeneeskunde. Ook jeugdtrainers uit het voetbal, hockey, tennis, atletiek en andere sporten geven ouders advies. Coach aan de Keukentafel, 98 pagina's Auteur: Robert Bolhuis Uitgever: Basis Communicatie ISBN: 9789076106199 Prijs: € 17,95
Veilige buikspieroefeningen Met grote regelmaat worden bij fitnessinstituten buikspieroefeningen gedaan. Meestal om wat slanker te worden, een platte buik te behouden of een buikje kwijt te raken. Maar sterke buikspieren zijn op zich niet voldoende voor een platte buik. Het is niet zonder risico als het accent gelegd wordt op de kracht ervan: door een onjuiste uitvoering van buikspieroefeningen kan schade optreden aan de bekkenbodem, de buikwand of de tussenwervelschijven. Maar als de buikspieren te zwak zijn, is het heel nuttig ze te trainen. In ‘Veilige buikspieroefeningen’ behandelt Calais-Germain nieuwe soorten buikspieroefeningen die rekening houden met de anatomische bouw van het lichaam. Bestaande opvattingen over buikspieroefeningen worden ter discussie gesteld. ‘Veilige buikspieroefeningen’ behandelt de voorzorgsmaatregelen bij de meest gebruikelijke buikspieroefeningen. Zo wordt de beste manier gevonden voor het gewenste resultaat. Veilige buikspieroefeningen, 111 pagina's Auteur: Blandine Calais Germain Uitgever: Bohn Stafleu van Loghum ISBN: 9789031371808 Prijs: € 38,-
‘Niet lullen, maar lopen’ Ter gelegenheid van zijn 50ste verjaardag op 12 februari 2011, verschijnt er een boek over Tonnie Dirks, de atleet, die excelleerde op de cross met 7 nationale titels en een 29e plaats op de WK Cross. Het boek beschrijft het leven van Dirks, met zijn sportieve prestaties die ook buiten het veldlopen van hoog niveau waren. Zo vierde de atleet uit het Brabantse plaatsje Zeeland successen bij de Zevenheuvelenloop en op de marathon met als hoogtepunten zijn 16e plaats op de WK in Tokyo 1991 en deelname aan de Olympische Spelen. Na zijn actieve hardloopcarrière stortte atletiekliefhebber Dirks zich op het trainingsvak. Ook hierbij is de Zeelander uitermate succesvol, met verschillende nationale titels en deelname aan EK’s en WK’s voor zijn atleten. Ook licht Dirks zijn trainingsvisie toe aan de hand van zijn succesvolste atleten. De belangrijke les die Tonnie al zijn lopers meegeeft: ‘Niet lullen, maar lopen.’ Het boek wordt zaterdag 12 februari 2011 gepresenteerd in de kantine van AV De Keien in Uden, de club waar Tonnie Dirks zijn carrière begon. ‘Niet lullen, maar lopen’ 50 jaar Tonnie Dirks, 224 pagina's Auteur: Miranda Boonstra Prijs: € 17,50, excl. Verzendkosten. Optionele dvd + € 2,50, Bestellen: www.tonniedirks.nl
7
UIT DE ANDERE BLADEN
Onder redactie van Jan Heusinkveld
Als extra service geeft de redactie van het Digitale magazine een overzicht van artikelen die de afgelopen maanden in andere tijdschriften zijn verschenen. Gezien de beperkte ruimte worden niet alle artikelen van een tijdschrift vermeld. Wel wordt de cirkel ruim gelegd. De artikelen kunnen overigens niet via de redactie of de schrijver worden besteld. Wel geven wij u het emailadres van elk van de bladen waaruit wordt geput. Ook wordt zo nu en dan een korte beschrijving gegeven. Wij horen graag of u dit waardeert. Leistungssport 6, 2010 november 2010, www.dosb.de • • • •
Schumacher & Pottgiesser: Höhentraining – Aktueller Stand und neue Tendenzen. Geeft een goed overzicht van de bestaande praktijk en nieuwe ontwikkelingen, 8-12. Hilgner-Recht & Wirth: Krafttraining im Sportschwimmen, 21-27. Strauss & Wydra: Untersuchungen zum Einfluss von statischem Dehnen auf die Wurfgeschwindigkeit im Handball. Met als (voor velen) wellicht verrassende conclusie dat 'Statisch Dehnen der oberen Extremität bedenkenlos absoliviert werden kann', 35-39. Daarnaast in de rubriek 'Aktuelles in Kürze' een recensie van een boek van Larissa Shakhlina, 2010: Medizinisch-biologische Grundlagen des sportlichten Trainings von Frauen, met interessante aspecten over het trainen in het algemeen en van vrouwen in het bijzonder.
Pro Loop 4, december 2010 info
[email protected] • • •
Kraaijenhof, H.: Innovaties in de atletiek. Nonsens of noodzaak?, 8-10. Boekhorst, B. te: De achilleshiel van de hardloper, diagnose, oorzaken, behandeling en preventie 11-13. Groot, N. de: Jong geleerd; nooit meer kwijt – looptechniek, 18-19.
Sport & Geneeskunde 5, december 2010 www.sportgeneeskunde.nl • •
•
Melick N. van, Cingel R. van: Test-hertestbetrouwbaarheid van de ProJump-sprongmat, met als conclusie dat de test-hertestbetrouwbaarheid uitstekend is, 6-10. Tonoli C., Cumps E., Aerts I., Verhagen E., Meeusen R.: Incidence, risk factors and prevention of running related injuries in long-distance running: a systematic review. Over verschillen bij lopers van verschillend niveau. Opmerkelijke zaken: cross-country lopen is veel minder blessure-gevoelig, het enige preventief werkzame zijn biomechanische inlegzolen, voor rekken en andere vormen van preventie bestaat geen aantoonbaar bewijs van werkzaamheid, 12-17. Takken T., Brussel M. van: Praktische overwegingen bij het meten en interpreteren van de maximale zuurstofopname (VO2max), 22-30.
Sportgericht 6, 2010 www.sport-gericht.nl • • • •
8
Loo, H. van der: ´Herhalen zonder te herhalen´ Nationaal Coach Platform, verslag congres 2&3 november 2010 over 'skill acquisiton', 2-5. Huisman A., Kloppenburg S.: Met sprongen vooruit! Opbouw botbelasting bij mediaal tibiaal stress syndroom (shinsplints). Leerzaam overzicht/inzicht in problemen bij shinsplints met oplossing bij bot-overbelasting, 10-15. Betlem, K. : Schouderklachten bij de bovenhandse strekworp, 24-28. Berg, B. van den (ex-topturnster): Hoe kom je in flow?, 34-37.
COLUMN
Looptrainers Er was een tijd dat voetbalclubs veelvuldig gebruik maakten van atletiektrainers in hun technische staf. Het meest bekende voorbeeld was toch wel Rob Druppers. Deze gewezen 800 metertopper zorgde ervoor dat de spelers van FC Utrecht aan hun conditie en loopvermogen werkten. En dat kwam de heren zeker ten goede. Want niet iedere profvoetballer was van nature begiftigd met loopvermogen, laat staan met sprintkwaliteiten. Toch waren er wel degelijk voetballers, die op de atletiekpiste niet misstaan zouden hebben. Mannen als Ulrich van Gobbel (Feyenoord) en Dennis Rommedahl (RKC, PSV en later Ajax) hadden het zeker in zich om onder de 11 seconden te lopen op de 100 meter. Huidige sprinttopper Giovanni Codrington, inmiddels al goed voor 10.45, werd zelfs ontdekt op het (amateur)voetbalveld, bij GVAV in Groningen.
Kijkend naar de huidige generatie topvoetballers denk ik dat wat extra loop-, of beter gezegd sprinttraining zeker van pas zou komen. Zo werd PSV-verdediger Wilfred Bouma (oké, hij is ‘al’ 32) dit seizoen treffend op zijn gebrek aan snelheid gewezen door Guyon Fernandez van Excelsior. En de vlak voor de winterstop aangetrokken Feyenoordspits Jhon van Beukering (‘pas’ 27) zakte bij zijn debuut voor de Rotterdammers meteen flink door het ijs, met een amechtig ogend spurtje over 30 meter, waarbij hij volgens trainer Mario Been ‘wind tegen’ had. Benieuwd naar wat ze bij Feyenoord van zo’n jongen proberen te maken, ging ik op zoek naar de technische staf van de stadionclub. En wat blijkt: daar loopt in de persoon van Toine van de Goolberg een fysiek trainer rond, die zijn sporen in de atletiek dubbel en dwars heeft verdiend. Met beste tijden van respectievelijk 21.50 en 46.46 op de 200 en 400 meter én een verleden als sprintbondscoach bij de Atletiekunie, moet hij toch minstens last hebben van plaatsvervangende schaamte, wanneer een professioneel voetballer niet in staat blijkt om 30 meter lang te versnellen, ongeacht hoe de wind waait.
Het lijkt me dat er voldoende atletiektrainers in het land rondlopen die hun kennis kunnen en waarschijnlijk ook wel willen delen met betaald voetbalorganisaties. Mocht dat niét zo zijn, dan mogen ze mij, als voormalig bescheiden sprinter (11.3 op 100 meter) altijd bellen. Maar dan wil ik wél een eigen voetbalplaatje.
Ton de Kort
9
INGEZONDEN
Wederkerigheid tussen club en trainer De leraar heeft de grootste invloed op de ontwikkeling en prestatie van het kind, net zo veel als de school en de ouders tezamen. Tot deze opmerkelijke en tegelijk zo voor de hand liggende conclusie komt meneer R. Marzano na analyse van 30 jaar onderwijsonderzoek. Een goede leraar brengt een gemiddelde leerling tot een goed niveau; op een schaal van 100 groeit een leerling van 50 naar 80. Evenzo kan een slechte leraar een leerling van 50 naar minder dan 20 brengen. Een goede of slechte school verandert hier weinig aan. Een goede leraar binnen een slecht functionerend team kan de gemiddelde leerling evengoed van 50 naar 63 brengen. En helaas, de slechte leraar in een goede school trekt het niveau van de leerling naar beneden. De directe invloedsfeer, de leraar, heeft dus de grootste impact op het eindproduct. Eigenlijk wisten we dit allemaal al: welke ouder heeft niet op het schoolplein gemopperd en geklaagd over de leerkracht van hun kind als het niet helemaal naar wens verloopt. Het ambacht van leraar is van enorm belang; de ontwikkeling van onze kinderen en daarmee de toekomst van onze maatschappij ligt, in hun handen! De link met atletiek is snel gelegd, immers de trainer is de leraar op de vereniging, en verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de jonge atleet. Ook al heeft het kind nog zo veel talent, het komt zonder deskundige begeleiding niet tot volledige bloei. Al is de verenigingsstructuur nog zo goed en de accommodatie nog zo mooi: is de trainer niet van dezelfde kwaliteit dan blijft prestatieverbetering uit. Waarom zijn er zo weinig professionele trainers bij jeugdgroepen? Waarom zijn het zo vaak de B- en A-junioren, middelbare scholieren nog, of goedwillende ouders die de pup's en de D's training geven? Het vak van training geven is nog steeds een hobby, liefhebberij. Aan liefhebberij kleeft ook een mate van vrijblijvendheid en dat is gevaarlijk. Afgestudeerde ALO-ers of CIOS-ers moeten het vak van trainer kunnen kiezen net als dat van docent of fitnesstrainer etcetera omdat een serieus aantal uren beschikbaar is, vergoed volgens de richtlijnen van de CAO sport.
Waarom zijn er zo weinig professionele trainers bij jeugdgroepen? Trainers moeten de hand ook in eigen boezem steken en zichzelf en het vak serieus nemen. Workshops en clinics worden enthousiast afgestruind, maar ze staan ook voor een appel en een ei training te geven. 'het is voor mij liefhebberij' of 'de club kan 't geld beter gebruiken dan ik', zijn de veel gehoorde redenen. Zolang zij voor noppes training geven, pikken ze het werk van een ander af en zetten ze een rem op de professionalisering van de sport. Een gratis trainer lijkt op korte termijn voor een club geweldig, op langere termijn is het de dood in de pot.
Trainers moeten zichzelf en het trainersvak serieus nemen Clubbesturen doen de discussie af met 'we willen geen trainer die er voor het geld staat, maar één met passie!' of 'het is een vereniging en liefhebberij, het moet gezellig blijven'. Hardnekkige misvattingen uit de vorige eeuw, rijp voor het vuilnis. Het trainersvak zal altijd een beroep blijven van bevlogen mensen, mensen die werken terwijl anderen vrij zijn. Ook de financiële argumenten zijn achterhaald. Kwaliteit betaalt zich altijd terug in leden, prestaties, plezier, binding. Hoeveel betaalt u eigenlijk aan de fitnessschool per jaar?
Op korte termijn lijkt het geweldig, een gratis trainer, op langere termijn is het de dood in de pot Willen de clubs niet het beste voor hun atleten? Willen ze de door hun zelf opgeleide talentvolle trainers behouden zodat ook in de toekomst gegarandeerd zijn van goede training voor hun leden? Willen ze niet dat het beste uit hun jeugd wordt gehaald, in sportief, pedagogisch, prestatief en sociaal opzicht? Clubs zorg goed voor je trainers, de trainers zullen goed voor de club zorgen. Wigert Thunissen is bondscoach sprint- en estafettedisciplines
10
SPORTMEDISCH
'Goed sporten is gezond leven'
De waarde van sportmedisch onderzoek Clemens Vollebergh Wij, trainers met een licentie, begeleiden onze atleten bij het verantwoord beoefenen van de veelzijdige atletieksport. Als het goed is neemt het behouden of verbeteren van de gezondheid van de sportbeoefenaars daarbij een prominente plaats in. Het sportmedisch onderzoek, in de volksmond dikwijls de sportkeuring genoemd, levert informatie op over de gezondheidstoestand van de atleet, maar kan ook de trainer informeren over zijn aanpak. Wat houdt het onderzoek in, wat levert het op en hoe interpreteer je de uitkomst in je trainingen? In gesprek met Peter van Beek, sportarts werkzaam bij het Sportmedisch Centrum Papendal (SMCP). En de ervaringen van hardloper Marcel Holthuis. Peter van Beek, sinds 1977 actief als sportarts: 'De sportmedische begeleiding is de laatste decennia van een ziekte-zorgmodel overgegaan in een gezondheid-gedragmodel waarbij meer nadruk gelegd wordt op de eigen verantwoordelijkheid van de sporter. Gezond sporten begint bij de atleet en voorkómen is beter dan genezen. Met het sportmedisch onderzoek geven wij sporters inzicht in hun eigen gezondheid en (sport)gedrag. Ook trainers, belangrijke intermediairs, moeten zich deze verantwoordelijke rol (nog meer) bewust worden. Ze bepalen niet alleen de trainingsbelasting, maar moeten ook in staat zijn deze af te stemmen op de belastbaarheid van de atleet.' Doel van het sportmedisch onderzoek 'Het sportmedisch onderzoek richt zich op een drietal zaken: • Inzicht geven in de risicofactoren: hieronder valt het algemeen onderzoek naar gezondheidsproblemen die kunnen ontstaan door bijvoorbeeld overgewicht, roken of het gebruik van alcohol, maar ook onderzoek naar risico op hart- en vaatziekten (bepaling van het cholesterol en onderzoek volgens het Lausanneprotocol) • Inzicht geven in de fysieke belastbaarheid: we onderzoeken alle gewrichten, kijken naar de core-stabilty en lopen de bewegingsketen na in relatie tot de beoefende tak van sport: een hardloper stelt nu eenmaal andere eisen aan de bewegingsketen dan een hoogspringer of kogelstoter. Voor topsporters geeft een maximaaltest nuttige informatie terwijl dat voor recreatieve sporters minder belangrijk is. • Advies geven gericht op het voorkómen van blessures: bijvoorbeeld bij een afwijkende voetenstand en of voetafwikkeling advies geven over correctie met podotherapeutische zooltjes. SMC Papendal Sport Medisch Centrum Papendal (SMCP) is gevestigd op het terrein van Nationaal Sportcentrum Papendal. Het team bestaat uit hooggekwalificeerde experts op het gebied van sportgeneeskunde, sportrevalidatie, sportcardiologie, fysieke training & leefstijlbegeleiding en voedingsadvies voor sporters. De kwaliteit wordt gewaarborgd door een tweetal certificaten, dat van het ISO 9001-2000 en dat van het SCAS. Doordat op Papendal veel nationale sportteams gevestigd zijn, vormen topsporters een relatief grote groep klanten, maar het SMC staat ook open voor individuele consumenten, het bedrijfsleven en (semi)overheid. Binnen de sportmedische onderzoeken kent men het Groot Sportmedisch Onderzoek en het Uitgebreid Sportmedisch Onderzoek. Deze onderzoeken zijn uit te breiden al naar gelang de wensen van de klant. De meeste zorgverzekeringen vergoeden eenmalig een sportmedisch onderzoek. Meer informatie op www.smcp.nl. Meer informatie over sportmedisch onderzoek en videobeelden is te vinden op www.sportzorg.nl Rol van de trainer-coaches 'Trainers zijn ongelooflijk belangrijk in de trainingstechnische aanpak, maar ook in het aanleren van gezond gedrag. Optimaal trainen gaat nu eenmaal niet samen met teveel en ongezonde voeding of een overmaat aan alcoholgebruik. Zeker direct na het sporten is alcoholinname af te raden. Het is 11
goed dat trainers zich op de hoogte stellen van de inhoud van het sportmedisch onderzoek en hun atleten doorverwijzen.' Peter van Beek benadrukt: 'De uitkomsten van het onderzoek zijn vertrouwelijke gegevens tussen sportarts en patiënt en alleen die laatste kan besluiten de uitkomsten te bespreken met zijn trainer.' Tips voor trainers en vereniging Als het aan Peter van Beek ligt mogen atletiektrainers en -verenigingen nog meer investeren in het voorkómen van blessures en gezondheidsschade bij hun atleten. Daarvoor moet echter wel een aantal voorwaarden gecreëerd worden: • Wees als trainer op de hoogte van de activiteiten van je atleten naast de sportbeoefening. Heeft iemand een zware baan, recent een blessure gehad, andere (sportieve) activiteiten of afwijkingen die voor jou als trainer niet direct waarneembaar zijn? Een goede intake is dan van belang, maar ook kleine trainingsgroepen, waarin je atleten meer en beter aandacht kunt geven. • Geef de sportmasseur/verzorger een belangrijke positie en stem binnen de club. Hij signaleert als eerste of er een blessure op de loer ligt. Hij is ook de eerst aangewezen persoon die in individuele gevallen of bij dreigende overbelasting in de groep contact kan opnemen met de trainer. Bovendien beschikt hij dikwijls over een goed netwerk richting sportfysiotherapeuten en sportartsen. • Sportmedisch onderzoek is voor alle sporters van belang, maar voor beginnende sporters, onregelmatige sporters en sporters boven de vijftig verdient het extra aanbeveling. Bij die oudere groep is het bovendien verstandig lichamelijk onderzoek om de 2-3- jaar te herhalen. • Zorg ervoor dat sporten binnen jouw atletiekvereniging bijdraagt aan goede prestaties, maar bovenal aan een goede gezondheid van de atleten. 'Bewuster van mogelijkheden en beperkingen' Marcel Holthuis (50) onderging enige tijd terug een uitgebreid sportmedisch onderzoek op SMC Papendal. 'Mede gezien mijn leeftijd en het feit dat ik toch zo'n 4-5 keer per week hardloop, vond ik het verstandig me aan zo'n onderzoek te onderwerpen. Ik wil me nog graag prestatief verbeteren, maar wil wel weten of ik onbeperkt kan sporten. Ruim een jaar terug veranderde ik van trainingsbegeleiding: van een vrijwel uitsluitend op extensief interval gebaseerde aanpak naar een combinatie van duurlopen, extensieve intervallen en heuveltraining plus huiswerk in de vorm van rompstabiliteitsoefeningen. Ook dat heeft fysiek positieve effecten.' Marcel: 'Na ervaringen met een wat amateuristische sportkeuring twee jaar terug, pakte de keuze voor het sportmedisch onderzoek op SMC Papendal dit keer prima uit. Er vond een uitgebreide schriftelijke en mondelinge intake plaats, waarbij allerlei fysieke en medische gegevens werden genoteerd. Ook het sportmedisch onderzoek, inclusief maximale inspanningstest, voldeed aan mijn verwachtingen. De sportarts besprak na afloop de eerste uitkomsten van het onderzoek. Daarvoor werd zeker een half uur uitgetrokken. Hij stelde onder meer vast dat ik behoorlijk stijf was in mijn heupen. Dit sloot aan bij de conclusie van een chiropracticus enige tijd terug. Ik was daar om mijn onderrug -waar ik aldoor last van had- te laten kraken. Hij stelde toen al dat de rug niet zozeer het probleem vormde, maar de heupregio. Dat werd nu dus bevestigd en ik kreeg een verwijzing hiervoor. Al met al voelde ik mij – als loper met een pr van net boven de 42 minuten op de tien kilometer – serieus genomen. Ik heb de resultaten, die ik per mail kreeg toegestuurd, besproken met mijn trainer, omdat het voor hem natuurlijk ook belangrijk is te weten wat er uit het sportmedisch onderzoek is gekomen. De conclusie was dat ik gezien mijn leeftijd zeer goed getraind was en een zeer hoog uithoudingsvermogen had. De sportarts zag daarom geen reden de training aan te passen. Wel ben ik op aangeven van de trainer meer gaan investeren in kracht met behulp van de kettlebell. Pas als je een sterker lichaam hebt kun je in het lopen functie vragen, stelt mijn trainer. Een personal trainer ondersteunt mij nu in krachttraining met behulp van de kettlebell. In het begin had ik hier flink spierpijn van, maar inmiddels gaat het goed. En belangrijker nog: de spierpijn in de onderrug en bovenbenen die ik vorig jaar dikwijls had is zo goed als verdwenen. (dit geld overigens met name voor de bovenbenen, nog wel last van een wat stijve onderrug) In wedstrijden kan ik langer een vlak tempo lopen en heb ik na afloop geen last meer van spierstijfheid. De veel effectievere krachttraining heeft de rompstabiliteitsoefeningen vervangen. Al met al heeft het sportmedisch onderzoek me bewuster gemaakt van mijn mogelijkheden en beperkingen. Het bevestigt mijn gevoel dat ik goed bezig ben, maar zet op een aantal punten ook aan tot actie. Ik verwacht daarmee in de trainingen en wedstrijden mijn voordeel te kunnen doen', aldus een gemotiveerde Marcel. Clemens Vollebergh is hoofd- en eindredacteur van het Digitaal Magazine
12
WANDELTRAINING
Wereld vol wandelen verrijkt atletiek
De wandeltrainer krijgt een gezicht Hannie Huber Met trots presenteert de redactie vanaf dit nummer de nieuwe rubriek Wandeltraining. Hierin informeert Hannie Huber de wandeltrainers over ontwikkelingen in het trainersvak en de wandelwereld. Lees en reageer! Dat de loopsport en de wandelsport al geruime tijd naar elkaar toe groeien blijkt uit de samenwerking tussen de bonden Atletiekunie en de KNBLO-NL (Koninklijke Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding- Wandelsportorganisatie Nederland). Op macroniveau de totstandkoming van een gezamenlijk licentie reglement vanaf januari 2011, de gezamenlijke inspanningen voor de organisatie van de Wandeltrainersdag en natuurlijk het co-lidmaatschap voor leden van de wandelafdelingen van atletiekverenigingen. Op microniveau door de samenwerking tussen wandel en atletiekverenigingen en implementatie van de wandelactiviteiten in atletiekverenigingen. Dat genoemde samenwerkingsverbanden tot stand komen is niet zo gek; ondanks de vele verschillen zijn er juist veel overeenkomsten te vinden die we aan den lijve gaan ondervinden op 12 maart als trainers van beide bonden met elkaar bijscholingen gaan volgen. Vanuit deze gedachte is het Digitaal Magazine uitgebreid met de ‘neef’ wandeltraining. Oproep voor succes Al jaren kunnen leden van de Atletiek Unie informatie 'halen' op de digitale snelweg in de vorm van het Digitaal Magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie. Hierin wordt de atletiektrainer op verschillende manieren gevoed als het gaat om de atletieksport, denk aan nieuws, vakliteratuur, enzovoort. Deze mogelijkheid is er nu voor de wandelaar en/of wandeltrainer. Door de eerder genoemde samenwerking tussen de Atletiekunie en de KNBLO-NL komen de ervaringen van de wandeltrainer beschikbaar voor de atletiektrainer en vice versa om zo van elkaars overeenkomsten en verschillen te kunnen leren. Daarnaast informeren de bijdragen over de wandelsport in het digitaal magazine ook over relevante evenementen, lezingen en projecten over de wandelsport. Ik roep de lezers op voor vragen, suggesties, tips, artikelen enzovoort:
[email protected]. Hoe meer interactie hoe groter het succes. Goed opgeleid kader Wandelen is op dit moment bij veel mensen erg in trek. Zowel recreatief- als in wedstrijdverband wordt in Nederland veel gewandeld. Zo zie je steeds meer mensen met reflecterende hesjes in de avonduren rondlopen, maar ook een toename van deelname aan georganiseerde wandelingen en meer mogelijkheden bij verenigingen aan sportieve vormen van wandelen deel te nemen onder gekwalificeerd kader. Je kunt stellen dat wandelen tot één van de meest beoefende sporten in Nederland behoort. Immers, wandelen is laagdrempelig en door nagenoeg iedereen op eigen niveau te beoefenen. De wandelsport verjongt, innoveert, ontwikkelt nieuwe wandelvormen en heeft een nieuw imago gekregen. Zoals blijkt uit de betrokkenheid van overheidsinstanties die in de wandelsport een bijdrage vinden voor de gezondheid. Een mooi voorbeeld hiervan is het project de Beweegkuur van NISB, waarbij de doelgroep diabetici en obesitas patiënten een leefstijlinterventie programma volgen begeleid door diverse professionals. In dit programma wordt de wandelsport (samen met fietsen) met afstand het vaakst gekozen als sport in het beweegprogramma. Juist op dit vlak komt de professionele Wandelsporttrainer om de hoek kijken. Zo blijkt des te vaker dat de diverse groepen wandelaars hun eigen wensen en behoeften hebben en het de kunst is om zo goed mogelijk die hulpvraag te kunnen beantwoorden. Goed opgeleid kader is daarbij een belangrijke succesfactor.
13
D eelnemers Wandelmarathon Egmond 2007
Allround Wandelsportinstructeur De KNBLO-NL speelt in op deze behoefte door op drie niveaus opleidingen aan te bieden die opgebouwd zijn volgens de eisen van de Kwalificatie Structuur Sport (KSS). Op het hoogste niveau wordt een opleiding gegeven voor de Allround Wandelsportinstructeur (AWI) niveau 3. Kerntaak is het geven van lessen/trainingen met als uitgangspunten de wensen en (on-)mogelijkheden van de recreatieve sporter in relatie tot de organisatiedoelen. Verder geeft de KNBLO-NL een opleiding voor de AWI niveau 2. De belangrijkste taak is de omgeving voor de wandelsportbeoefening op een adequate manier in gereedheid te brengen, onder leiding van een hoger gekwalificeerde sportleider, (delen van) trainingen te verzorgen en te assisteren bij de uitvoering van wandelsportactiviteiten. Tenslotte de Wandelsportbegeleider 1, een opleiding waarvoor op 29 januari 2011 de audit plaatsvond. Het resultaat moet zijn de eerste opleiding op niveau 1 voor de wandelsport met landelijke erkenning volgens de KSS. De belangrijkste taak van de wandelsportbegeleider is groepen op een plezierige en veilige manier te begeleiden. Daarin wordt hij gestuurd door het beleid binnen een wandel1 sportorganisatie onder leiding van een hoger gekwalificeerde sportleider. Wandelagenda 2011 In Nederland zijn tal van georganiseerde wandeltochten in zowat alle verschillende disciplines van de wandelsport. Loop voor de variatie met uw trainingsgroep een georganiseerde wandeltocht. Voor wandeltochten in uw omgeving: www.landelijkwandelprogramma.nl. Via Vierdaagse 2011 In het kader van een Walk Challenge startte de KNBLO-NL februari 2010 met zeven KNBLO-NL verenigingen de succesvolle pilot Via Vierdaagse. In dit ledenwervingsproject krijgen nieuwe verenigingsleden extra begeleiding van opgeleid kader op weg naar hun debuut tijdens de Vierdaagse van Nijmegen. Bijna 150 nieuwe verenigingsleden bereidden zich binnen Via Vierdaagse op deelname aan de Vierdaagse van Nijmegen in 2010. En met uitstekende resultaten: het uitvalspercentage lag onder deze groep aanzienlijk lager dan onder overige debutanten! In overleg met de Stichting Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen bood KNBLO-NL verenigingen voor 2011 wederom de mogelijkheid onder vergelijkbare criteria, deel te nemen aan Via Vierdaagse 2011. Aanmelden daarvoor is echter niet meer mogelijk. Eerste WandelTrainersDag Zaterdag 12 maart 2011 organiseert de Atletiekunie samen met de KNBLO-NL en de Nederlandse Wandel Trainers en Begeleiders Vereniging (NWTBV) voor de 1e keer de WandelTrainersDag. Deze kennis- en ontmoetingsdag draagt ontwikkelingen binnen de wandelsport uit. De WandelTrainersdag is voor ondersteuners van de wandelsport, zoals wandeltrainers, sportief wandeltrainers, nordic walking trainers. trainerscoördinatoren, docenten en bestuurlijk verenigingskader. De WandelTrainersdag is een ideale gelegenheid actuele informatie over de wandelsport te verkrijgen. In workshops en praktijksessies wordt een breed scala aan onderwerpen gepresenteerd voor het begeleidend en ondersteunend wandelsportkader. Met aandacht voor (nieuwe) trainingsvormen en sessies gericht op diverse doelgroepen. Op de wandelsportmarkt presenteert een tiental partners, aanverwante organisaties en bedrijven hun activiteiten en producten. De WandelTrainersDag vindt plaats op het Universitair Sportcentrum van de Radboud Universiteit te Nijmegen. Aanmelden is helaas niet meer mogelijk daar het maximum aantal van 300 deelnemers op 28 januari is bereikt. Zie www.wandeltrainersdag.nl of mail
[email protected] Hannie Huber is 38 jaar, getrouwd en trotse moeder van 4 kinderen. Daarnaast heeft zij tijd parttime docente Lichamelijk Opvoeding te zijn op de Scholen Gemeenschap de Rooi Pannen te Tilburg. Zij is actief binnen de sectie wandelen van Atletiek Vereniging Weert, vooral met het Nordic Walking. In 2010 richtte zij Many Moves – Beweging in Sport op en ging de samenwerking met KNBLO-nl aan. Uit deze samenwerking is de opleiding Allround Wandelsportinstructeur 2 en 3 vorm gegeven en uitgedragen. Daarnaast nam Hannie deel aan de ontwikkeling van de Wandelsportbegeleider 1 opleiding. 1
Ook in 2011 geeft de KNBLO-NL in samenwerking met de NWTBV opleidingen voor de AWI 3, AWI 2 en de Wandelsportbegeleider. Meer informatie: KNBLO-Wandelsportorganisatie Nederland, Postbus 1020, 6501 BA Nijmegen, telefoon: 024 3655575, email:
[email protected]
14
AAN HET WOORD
Dé Jeugdprijs: Prins Hendrik
'Jeugdkampen binden leden aan de club' Clemens Vollebergh
Tijdens de dag van de baanatletiek 2010 werd Dé Jeugdprijs 2009 uitgereikt. De tweede plaats was daarbij voor Prins Hendrik, vanwege de succesvolle opzet en uitvoering van hun jeugd2 kampen. De redactie sprak met één van de organisatoren: Heleen Kortbeek. Ze is zelf het voorbeeld van deelnemen volgens het motto 'hoe gekker, hoe beter', en organiseren vanuit de gedachte dat jeugdkampen leden binden aan de club. Elk jaar organiseert het jongerencomité van de Vughtse Sportclub Prins Hendrik drie jeugdkampen voor haar atleten, turners en gymnasiasten: voor de pupillen a en b, de junioren c en d en de a en b junioren. De kampen voor de jongste twee groepen worden gehouden in twee opeenvolgende weekenden in maart, het AB-kamp in november. Plezier Ook Heleen was in haar jeugd steevast van de partij bij de jeugdkampen: 'Ik ben geloof ik wel tien keer mee geweest', klinkt het enthousiast. 'Het plezier dat ik heb gehad is ook één van de redenen zelf plaats te nemen in het jongerencomité en leuke jeugdkampen te organiseren. Het positieve van de jeugdkampen is dat de deelnemers elkaar beter leren kennen buiten de context van de atletiek (of turnen). Zo ontdekken ze dat degene die (nog) niet zo goed is in hoogspringen wel creatieve ideeën heeft voor de bonte avond. Door die sociale binding aan te gaan, ontwikkelen de leden ook een verenigingsgevoel. Als zij ouder worden is de kans groter dat zij zich voor hun club willen inzetten: sportief, bestuurlijk of als begeleidend kader. En voor een vereniging in een dorp als Vught, is dat van vitaal belang. Op deze manier is de kans groter dat jeugd die gaat studeren, zich beschikbaar houdt voor de competitie en zich na hun studie op meerdere fronten inzet voor de club', aldus Heleen, zelf inmiddels woonachtig in Utrecht, maar nog steeds verbonden met en actief voor PH. 'Het
plezier dat ik heb gehad is één van de redenen zelf leuke jeugdkampen te organiseren.' Draaiboek De kampen kennen elk jaar een zelfde indeling: vrijdagavond een wandeltocht naar het kamphuis en een nachtspel buiten; zaterdagochtend een spel in duinen of bos; zaterdagmiddag een zeskamp; zaterdagavond een bonte avond en een nachttocht (spooktocht); zondagochtend opruimen en dan naar bos of duin voor een slotspel. Het ABkamp volgt een iets aangepast programma, dan wordt bijvoorbeeld op de zaterdagmiddag een stad bezocht om een ludieke vossenjacht te volbrengen. Heleen: 'Om dat allemaal mogelijk te maken komt het jongerencomité, dat uit zo'n 12 personen bestaat,
in actie. Als eerste wordt de accommodatie – minstens een half jaar van tevoren – vastgelegd. Drie maanden voor het kamp werkelijk plaatsvindt, komen we voor het eerst met het comité bijeen. We bedenken een thema (bijvoorbeeld 'Rock en Roll' of 'Piratenkamp') en er worden taken verdeeld. Elk lid heeft de verantwoordelijkheid over zijn eigen activiteit en moet dus zelf in actie komen voor het regelen van materialen en mensen voor de uitvoering ervan. Ook spreken we elk jaar over een slechtweerscenario. Dat komt er echter nooit van en in de praktijk hebben we ook nog maar een paar keer het programma door slechte weersomstandigheden (licht) hoeven aan te passen. 2
In de rubriek Aan het woord, Digitaal Magazine nummer 3/2010 leest u het verhaal van de winnaar van Dé Jeugdprijs 2009, Atletiekvereniging Valkenswaard.
15
Samenwerken 3 Enige tijd geleden volgde Heleen de cursus vrijwilligersbeleid van de Atletiekunie . Toen ze daar over de jeugdkampen vertelde kreeg ze van de wat kleinere verenigingen te horen dat het voor een omvangrijke club als PH makkelijker is jeugdkampen te organiseren dan voor kleine clubs. Heleen reageert: 'Ik vind dat geen sterk argument. Het gaat er om dat je een aantal mensen vindt dat de kar trekt; als de organisatie staat loopt het meestal vanzelf: de leden van de commissie polsen zelf bij de oudere junioren of zij eens een keer mee willen draaien in de organisatie en op die manier ontstaat er continuïteit. En de jeugd zelf, zo is onze ervaring, is altijd te porren voor een kamp: ze kijken er maanden naar uit: 'Wanneer krijgen we nou de brief voor het kamp?!' en 'we zijn al twee maanden aan het oefenen voor de bonte avond', zijn slechts enkele reacties die de organisatie ontvangt. Wij proberen het kamp zo goedkoop mogelijk te houden, zodat de kosten voor deelname geen belemmering vormen. De afgelopen jaren hebben we wel de sterk gestegen accommodatieprijzen moeten doorberekenen in de kosten voor de deelnemers. Het bijzondere van onze jeugdkampen is de deelname door zowel leden van onze turn- als atletiekafdeling. Voor kleine verenigingen kan dat natuurlijk ook ideeën geven om samen te werken met andere clubs in het dorp. Dat versterkt verenigingen op meerdere terreinen.'
Ze kijken er maanden naar uit: 'Wanneer krijgen we nou de brief voor het kamp?!' Atletiekvereniging Prins Hendrik Prins Hendrik (1908), is een gymnastiek- en atletiekvereniging in Vught die 1600 leden telt, waarvan 1200 bij de atletiek. De atletiekafdeling beschikt binnenkort over een spiksplinternieuwe accommodatie, op steenworp afstand van de huidige locatie. De meest in het oogspringende activiteit met uitstraling naar de regio, is de jaarlijkse Kangoeroeloop, op Tweede kerstdag. In de competitie komen de seniorenteams al jaren uit op het hoogste niveau en de Harry Schulting Games hebben een vaste plek op de kalender gekregen. Het jongerencomité werd aanvankelijk bij PH in het leven geroepen als voorbereiding op het hoofdbestuur, in de praktijk blijkt er van doorstroming echter nauwelijks sprake. Aan de andere kant: het regelt zichzelf en het bestuur heeft er weinig omkijken naar.
Dé Jeugdprijs Heleen vertelt over de bevindingen in het juryrapport: De jeugdkampen van PH kregen de tweede plaats vanwege het goed uitgewerkte draaiboek, maar met name doordat de organisatie van de kampen in handen is van jongeren binnen de vereniging. Zij regelen alles van A tot Z en leggen enkel verantwoording aan het hoofdbestuur af. Ook werd de combinatie van atleten, turners en gymnasiasten als positief beoordeeld. Het bijbehorende geldbedrag van 500 euro is nog niet besteed', laat Heleen weten. 'Het idee is om een zeskamp voor alle jeugdleden te organiseren, maar een goede datum in 2010 werd niet gevonden. Wellicht dat het geld wordt gebruikt voor een ludiek afscheidsevenement bij de huidige baant', aldus één van de nieuwe juryleden van Dé Jeugdprijs. Voor een impressie zie: http://www.youtube.com/user/colinschalken#p/a/u/1/CQe6Jl9TyZ4 Clemens Vollebergh is hoofd- en eindredacteur van het Digitaal Magazine
3
http://www.atletiekunie.nl/index.php?page=2012. De cursus gaat in op het belang van goed vrijwilligersbeleid, hoe dit op te zetten, en binnen een vereniging praktisch op te pakken. De Cursus wordt georganiseerd door de Atletiekunie in samenwerking met een expert op dit gebied.
16
DE AANPAK
Meerjaren Opleidingsplan Meerkamp
De spannende meerkamp Betty Hofmeijer De bondscoaches van de diverse vakgroepen bij de Atletiekunie hebben voor hun atletiekdisciplines meerjarenopleidingsplannen (mjop’s) geschreven. In deze plannen worden onder andere inhoudelijke richtlijnen gegeven voor de trainingsinhoud en -opbouw van jonge junioren tot senioren van topniveau. De disciplines sprint, springen, horden lopen, midden- en lange afstand en werpen werden in voorgaande edities van het Digitale Magazine al onder de aandacht gebracht. In dit magazine besluit ik de bespreking van de mjop’s met een 4 beschouwing over het onderdeel meerkamp. De meerkamp in de atletiek is voor velen dé discipline onder de disciplines. De manier waarop veel verenigingen hun trainingstechnische structuur hebben georganiseerd is hierop ongetwijfeld van invloed. Immers, nagenoeg iedere pupil of C- D-junior maakt met atletiek kennis via trainingen in het lopen, springen of werpen en middels wedstrijden in kleine meerkampjes met een loop-, spring- en een e werpnummer. En met de fantastische 2 plaats van 10-kamper Eelco Sintnicolaas op de Europese Kampioenschappen in Barcelona afgelopen zomer nog vers op het netvlies, zal iedere atletiek- maar ook sportliefhebber bevestigen dat de meerkamp zich daar liet beleven als een spannende tv-serie met een geweldig slot. Vlak daarvoor al, had ook een andere Nederlandse atlete heel veel indruk gemaakt op de meerkamp. Juniore Daphne Schippers liet zich in het Canadese Moncton kronen tot wereldkampioene bij de meisjes junioren op de 7-kamp.
'De meerkamp in de atletiek is voor velen dé discipline onder de disciplines' Fulltime aanpak Aan het roer van de meerkampdiscipline staat bondscoach Ronald Vetter. Hij heeft als fulltime bondscoach de eindverantwoordelijkheid over de meerkamp. De ervaren Vetter heeft op verschillende disciplines nationale toppers getraind en is vooral actief geweest met de werpnummers. Na een aantal jaren als bondstrainer kogel/discus te hebben gewerkt is hij vanaf 2006 gevraagd om over te stappen naar de meerkamp. Vanaf 2004 heeft hij als trainer-coach gewerkt met onder meer de succesvolle meerkampers Chiel Warners en Karin Ruckstuhl. Op Nationaal Sportcentrum Papendal begeleidt Vetter momenteel in het fulltime trainingsprogramma van de Atletiekunie onder andere de atleten Jolanda Keizer, Remona Fransen en Yvonne van Langen. Ook sluit Pelle Rietveld regelmatig aan bij de trainingen. Opzet Het meerjarenopleidingsplan voor de meerkamp is, net als de meerkampdiscipline zelf, breed van opzet. Er is veel aandacht voor de ontwikkeling van de atleet: van beginnend atleet tot internationaal topatleet en de koppeling daarvan aan de verschillende leeftijdscategorieën. Verder werkt het plan aan de hand van bijlagen op hoofdlijnen een aantal items uit waarmee een breder inzicht wordt gegeven, zoals bijvoorbeeld in bijlage 2 (pagina 21) over motorisch leren en in bijlage 3 (pagina 22) over krachttraining van D-junior tot senior. Met Vetter vat ik het eerste hoofdstuk over 'de coach' (pagina 4-5) aan om over het plan in gesprek te komen. In het inleidende deel hiervan is te lezen dat, naarmate atleten wat ouder zijn het van belang is dat een coach het overzicht houdt. Bijvoorbeeld voor de afstemming van de trainingen en welke wedstrijden en onderdelen verstandig zijn om te doen. Vervolgens is de trainingsbelasting een zwaarwegend aandachtspunt. Wordt er niet teveel (overbelasting) of juist te weinig (onderbelasting) gedaan? Ik vraag Vetter hoe moeilijk of hoe makkelijk het is om als trainer daadwerkelijk het overzicht te houden. Waarbij wellicht de grootste zorg is of een atleet niet teveel doet (blessuregevaar!) wanneer 4
Wie meer wil weten over de opleidingsplannen kan hiervoor terecht op de website van de Atletiekunie,
www.atletiekunie.nl. Klik op topatletiek en vervolgens op de desbetreffende vakgroep. 17
die bij meerdere trainers zijn trainingsonderdelen afwerkt. Welke instrumenten heeft hij hiervoor ter beschikking en welke rol heeft de atleet hierin eventueel zelf. Vetter hierover: 'Optimaal is natuurlijk als iemand zorgt voor de coördinatie. Dit hoeft niet per se een trainer te zijn, maar kan ook iemand zijn die geïnteresseerd en betrokken is en het initiatief neemt intensief contact te onderhouden met de verschillende trainers. Maar ook zonder coördinator is goede, regelmatige communicatie van groot belang. Met de beschikbaar gekomen nieuwe, elektronische hulpmiddelen als sms, e-mail en internet is er wat dat betreft sprake van een flinke vooruitgang. Dat neemt niet weg dat goede gesprekken, al dan niet per telefoon, onmisbaar blijven. Essentieel is een trainingsplan, met een dagelijkse beschrijving van de trainingen, globaal en gedetailleerd. Een goed plan zorgt voor voldoende variatie in de trainingen. Bijvoorbeeld niet elke training spinten en/of springen en dat de meeste trainingstijd uitgaat naar algemene trainingsvormen. Denk bij een trainingsplan niet meteen aan een boekwerk, één A4 tekst voor vier weken training kan al voldoende zijn. Meerkamp en jeugd Het volgende onderwerp waarover ik met Vetter van gedachten wissel betreft hoofdstuk 3, meerkamptraining bij de jeugd tot en met 11 jaar (pagina 6 tot en met 8). In de allerlaatste alinea van dit hoofdstuk wordt gesproken over de duur van een training voor deze leeftijdscategorie met aansluitend een zin over de wekelijkse trainingsfrequentie. Net als hiervoor lijkt ook deze laatste zin als 'tussen neus en lippen door' genoemd, maar ook nu lijkt er veel meer achter te zitten. Immers de zin luidt 'dagelijks trainen is geen probleem, minder dan tweemaal per week is onverstandig in verband met onderbelasting'. Hoe ver staat deze zin volgens Vetter af van de Nederlandse atletiek(verenigings)praktijk waar pupillen veelal niet meer dan tweemaal per week trainen en welke visie heeft hij op bijvoorbeeld het realiseren van 5 trainingsmomenten. Vetter’s reactie hierop: 'Het begrip trainen is in dit verband discutabel aangezien je pas van training mag spreken als er systematisch, planmatig en gericht wordt gewerkt en dat is bij deze groep niet van toepassing. Beter zou het zijn om van intensief bewegen te spreken. Niet voor alle kinderen van deze leeftijd is fietsen, zwemmen, gymnastieklessen op school en buitenspelen vanzelfsprekend. Als dat wel zo zou zijn is twee keer bij de vereniging 'trainen' ruim voldoende voor een goede bewegingsopvoeding. Voor een goede fysieke ontwikkeling is dagelijks 'trainen' wenselijk, het maakt niet uit of het dan om voetbal, basketbal, turnen, gym, fietsen, tikkertje, stoeien, etc. gaat als er maar intensief bewogen wordt. De veelzijdigheid van de atletiektrainingen maakt dat onze sport een goede (beste?) keus is voor jonge mensen.'
De veelzijdigheid van de atletiektrainingen maakt onze sport een goede (beste?) keus voor jonge mensen.' Stagnatie of doorgroeien Na het voorgaande onderwerp nodigt een alinea in hoofdstuk 5, meerkamptraining voor A/B Junioren en Senioren vanaf 16 jaar, (pagina 13 tot en met 15) me uit om met Vetter verder te spreken over het maken van keuzes om de beste trainingssituatie te creëren. Keuzes die getypeerd worden als moeilijke beslissingen, maar tegelijkertijd ook beslissingen die het verschil kunnen maken tussen stagnatie en doorgroeien. Ik vraag Vetter of en in welke mate de Atletiekunie hierin ook een rol heeft en hoe die rol wordt ervaren. Vetter geeft in dit verband het volgende aan: 'De vereniging heeft de plicht voor de jongste jeugd een veilige en gezonde trainingssituatie aan te bieden. Daarnaast willen veel jonge mensen ook het beste uit zichzelf halen waardoor de trainingen voor dat individu zinvol moeten zijn. Vooral dat laatste is een lastig punt. Onze 'sport' bestaat uit zo’n 20 onderdelen die onmogelijk allemaal binnen één club optimaal kunnen worden aangeboden. Als de oudere junioren vinden dat ze geremd worden in hun atletische ontwikkeling moeten ze zelf actie ondernemen. Dit kan door met hun trainer(s) te praten over wensen en mogelijkheden. Als het binnen de club niet opgelost kan worden is het verstandig om dit buiten de club te zoeken. Voor veel atleten is weggaan bij de trainer waar je al die jaren met plezier hebt getraind, een lastige beslissing, Een atleet die 'meer wil' moet goed voor zichzelf zorgen en niet wachten tot een ander dat voor hem doet. Een trainer heeft de lastige beslissing om voor zijn atleet de trainingssituatie aan te passen of te helpen bij het zoeken naar een andere, betere, trainingssituatie.
18
'Een atleet die 'meer wil' moet goed voor zichzelf zorgen en niet wachten tot een ander dat voor hem doet.' De Atletiekunie kan hier een rol spelen door de regiotraining en het talenten trainingsplan. De regiotraining kan een goede aanvulling zijn op de clubsituatie met extra trainingen. Ook kan de regiotrainer advies geven over training bij de eigen vereniging. Als een jonge atleet voldoende aanleg heeft en er is voor zijn/haar onderdeel een fulltime programma talentontwikkeling dan kan studie en training vervolgens gecombineerd worden op Papendal. Variatie De laatste vraag aan Vetter is met verwijzing naar hoofdstuk 6, en heeft betrekking op TOP-training voor meerkamp, (pagina 16-19), in het bijzonder de indeling van het jaarplan in verschillende microcycli (pagina 17-18). Deze microcycli zijn een hulpmiddel om een optimale variatie in trainingsbelasting te organiseren. Het organiseren van deze microcycli kan op verschillende wijzen. Zo kan er bijvoorbeeld gewerkt worden met een opbouwende of afbouwende drieweekse cyclus of kan er gewerkt worden met een microcyclus van twee weken. Kan Vetter vanuit zijn brede praktijkervaring aangeven wat de voor- en nadelen van de diverse benaderingen zijn en of en waarom hij een voorkeur heeft voor een bepaalde werkwijze op dit punt. Vetter: 'Hoe meer trainingsjaren een atleet heeft hoe belangrijker het wordt om te variëren. Dit kan onder andere door variaties met trainingsvormen, oefenstof, materiaal, omgeving, etc. Een goed uitgangspunt hierbij is: 'als de atleet de oefening beheerst komt de trainer met iets anders'. Ook het wekelijks veranderen van de trainingsbelasting is een e e optie. Zelf ben ik voorstander van de opbouwende cyclus: 1 week beperkte omvang, 2 week grotere e e omvang en de 3 week de grootste omvang. Daarna weer een 1 week met beperkte omvang, etc. De trainingsopdracht in een week blijft hierbij, net als de intensiteit, gelijk. Dit in tegenstelling tot de omvang die toeneemt. In dit verband een voorbeeld voor het lopen van tempo’s: e
1 week 3 series van 300 + 200m met een pauze van 2 min. Na elke serie 8 min. e 2 week 4 series van 300 + 200m met een pauze van 2 min. Na elke serie 8 min. e 3 week 5 series van 300 + 200m met een pauze van 2 min. Na elke serie 8 min. Door deze werkwijze kunnen de atleten de grote omvang goed aan; ondanks de toename van de omvang neemt de intensiteit in week 2 en 3 niet af. Voor een periodisering met een afbouwende cyclus zou je als voordeel kunnen noemen dat na de week met weinig omvang ('rustweek') de zwaarste week komt die de atleten dan beter aan zouden kunnen. Als je werkt met een cyclus van 2 weken en per week varieert in veel en weinig omvang kan dat ook goed werken. In bepaalde perioden van het jaar is dat zelfs aan te bevelen. Bij afronding van het gesprek geeft Vetter aan dat hij graag bereid is nadere vragen over de inhoud van het plan of overige vragen die op meerkampgebied betrekking hebben te beantwoorden. Hij is bereikbaar per mail (
[email protected]). Betty Hofmeijer is regiotrainer Horden Atletiek Unie/Atletiekschool Aventus/Hortas
19
DE KWESTIE
Training van jonge junioren op de middellange afstand: hoe pak jij dat aan? Als blijkt dat junioren, van zeg een jaar of 14, talent hebben voor de middellange afstand, wil je ze als trainer daarop in het trainingsprogramma voorbereiden. Waarop richten zich in de training de eerste aanpassingen en waarom? Met ander woorden hoe ziet een trainingsweek in april eruit, wat zijn de verschillen met een jaar eerder? Vaker trainen, langer trainen, krachttraining toevoegen, intensiever trainen?
Van harte welkom! Training van jonge junioren op de mila is mijns inziens van harte welkom. Door (extra) aandacht te bieden aan de wensen van deze junioren voorkom je namelijk dat ze zelf maar wat gaan aanklooien met alle gevolgen van dien. Het blijft een leeftijd waarop elke(!) training goed begeleid moet worden. Elk kind is anders, elke groeispurt is anders, dus elke belasting wordt anders ervaren, kan zelfs per kind per maand anders zijn! Ga mee in de enorme variëteit door goed te blijven kijken naar de individuele junior en verleg de accenten in omvang en intensiteit, maar blijf aan de basis (loopscholing, spiercorset, bewegingspatroon) werken! En alles met veel plezier. Gert Velthuizen, 52 jaar, Warmond, trainer bij AAV'36
Ondersteunen bij het bereiken van hun doel Steeds meer kwam de vraag van de junioren of ze ook alleen maar konden hardlopen in plaats van alle andere atletiek onderdelen te trainen. We zijn hiermee gestart in augustus 2010. Als eerste hebben we gekeken wat ze zoal konden en probeerden we het plezier in sporten weer terug te brengen. Hun doel was een leuke 5 kilometer te kunnen lopen. Wij hebben de training daarop afgestemd. Samen kijken wat het doel was van hun training en naar een doel toe werken. Een training in april is gericht op een 5 kilometerloop. Het aantal trainingen is driemaal per week en bestaat uit: korte intervaltrainingen en rustige duurlopen en een intensievere training. Voor ons steeds weer de uitdaging steeds weer een andere variatie te vinden waarbij de junioren zich prettig voelen. In de winterperiode wat crosstrainingen invoegen. Regelmatig een testloop laten lopen over verschillende afstanden en zo laten merken dat ze steeds een stukje vooruit gaan. Hierbij ook rekening houden dat de schoolprestatie niet onder de trainingen achteruitgaan. Met andere woorden een en-en-situatie. Zo beleef je als trainer veel plezier aan deze jeugdige atleten. Joop van Opstal, 62 jaar, Poortugaal, trainer bij Spark Spijkenisse,
Niet in het rood laten trainen Laat de atleet eerst kennis maken met specifiek trainen door middel van een soort stage. Dit kan bijvoorbeeld door 1x per week mee te draaien met een baantraining van de milagroep. Tijdens deze periode leert de atleet wat mila trainen inhoudt. Wanneer de atleet het naar z'n zin heeft, dan kan dit verder uitgebouwd worden tot volledig meetrainen in de mila groep. Het aantal trainingen is dan 3-4 x per week. Een week in april kan er dan als volgt uitzien: ma: rust di: baantraining (looptechniek + extensief interval) wo: rust do: baantraining (snelheid + extensief interval) vr: rust za: bostraining met circuit (core + springen) zo: duurloop
20
Aandachtspunten: • Houd rekening met de beperkte belastbaarheid van jonge atleten. • De trainingen moeten over het algemeen lekker gaan. • Geen verzuring in de training (alleen in wedstrijden). • Uithoudingsvermogen wordt vooral opgebouwd met extensieve interval trainingen. • Er worden weinig duurtrainingen gedaan. • Kracht alleen algemeen trainen door middel van circuit vormen. • Coördinatie, techniek verbeteren door loopscholing. • Snelheid verbeteren door korte stukken hard te lopen (geen verzuring) • Bewegelijk en soepelheid op peil houden. Jack van Avendonk, 43 jaar, Attila, Bladel
Nieuwe Kwestie
Wandelen is een sport. Hoe breng jij dat (tactisch en didactisch) over op nieuwe wandelaars? Toelichting: wandelen is een heel toegankelijke beweegvorm; iedereen kan het. Bij meerdaagse evenementen zoals De Nijmeegse Vierdaagse blijkt dat fit over de finish komen begint bij een goede voorbereiding. Wandelen is dus echt een sport waarin mensen getraind kunnen worden. Hoe breng jij dat tactisch en didactisch over op nieuwe wandelaars? Onze vraag: • • •
21
Wat is uw mening en wat zijn uw argumenten? Mail uw reactie (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] en doe dat vóór 20 april 2011. Vermeld uw naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten.
VOOR U GELEZEN EN BEOORDEELD
Slapen kan het verschil maken
Middagslaap als vast onderdeel van het trainingsproces* Jan Heusinkveld De meeste mensen weten dat er tijdens de slaap veel hersenactiviteit plaatsvindt. Slapen is van groot belang voor het dagelijks functioneren én om te leren. Voor een goed begrip van dit artikel is het belangrijk de ‘nacht’slaap onder te verdelen in een aantal perioden van elk zo’n 1½ tot 2 uur. Binnen elke periode zijn vijf verschillende slaapfasen te onderscheiden. In de eerste twee van de vijf fasen is sprake van een lichte slaap, daarna komen er twee van diepe slaap en tot slot is er de fase van de REM-slaap. Voor dit artikel zijn drie en vier, dus die van de diepe slaap, belangrijk. Dat zijn de zogenaamde ‘slow wave sleep’ fasen. Het belang daarvan is dat er in die fasen grote hoeveelheden hormonen, waaronder HGH, human growth hormone, menselijk groei(1 en 2) hormoon, worden geproduceerd . En dat hormoon zorgt voor herstel, reparatie en overcompensatie. Zoals gezegd: die vijf fasen samen duren 1½ - 2 uur en worden bij de normale nachtslaap een aantal keren achter elkaar doorlopen. Belangrijk om te onthouden is dat de eerste keer, dat die 5 (1 en 2) doorlopen worden, de hormoonproductie erg groot is . Verder is bekend, dat voor het opslaan van (3 en 6) bewegingen slaap nodig is. Daarvoor is overstelpend bewijs voorhanden . De middagslaap ** Ook tijdens de middagslaap worden die vijf fasen doorlopen. Maar zo’n middagslaap moet dan wel 1½ - 2 uur duren. Daarnaast bleek uit een experiment dat er bij een ochtendslaap niet dezelfde gevolgen optreden, met name op het gebied van hormoonproductie. Bij de middagslaap was dat wél (2 en 4) het geval . Daarentegen wordt in bron 5 gezegd, dat alleen in de nachtelijke slaap groeihormoon wordt geproduceerd: 'alleen tijdens de donkere, nachtelijke periode worden hormonen met herstellende eigenschappen zoals melatonine en groeihormoon aangemaakt'. Jammer genoeg wordt niet verwezen naar een (controleerbare) bron. Verwarrend dus. Zoals zo vaak: in de praktijk kan de trainer niet wachten tot dat dispuut is opgelost en moet hij een besluit nemen. Dat kan zijn: 'ik ga ervan uit, dat ook in de 1½ - 2 uur durende middagslaap de hormoonproductie op gang komt'. Daar pleit ook voor dat je in de onder 1 en 2 genoemde bronnen ziet dat bij de normale (nachtelijke) slaap de productie van het groeihormoon in de eerste periode van 1½ - 2uur, dat is dus de periode van de middagslaap, verreweg het hoogst is. Opslaan van bewegingen Wat betreft het opslaan van bewegingen: dat gebeurt zowel tijdens de nachtslaap alsook tijdens de (5 en 6) middagslaap . Maar wat gebeurt er als je twee verschillende bewegingen oefent in dezelfde training? Het antwoord geeft noot 5: 'Recent onderzoek heeft aangetoond, dat bij het aanleren van twee verschillende vaardigheden op 1 dag, de vaardigheid die het laatst getraind wordt het beste beklijft' en in de daarna komende slaap wordt opgeslagen. Die slaap mag ook een middagslaap zijn van minimaal 1½ uur. Blijkbaar wordt de eerst geoefende vaardigheid door de tweede ‘overschreven’. Opvallend is dat er niet wordt ingegaan op de aard van de twee geoefende bewegingen. Of die nu veel of weinig op elkaar lijken: genoemd artikel gaat ervan uit, dat de eerste beweging door de tweede wordt overschreven. Dat is opmerkelijk omdat er ook geluiden zijn (maar niet meer dan dat), dat het niet erg is om tijdens één training twee geheel verschillende bewegingen te trainen. Als er *
'Geen cooling-cown maar er een nachtje over slapen', digitaal magazine 4/2008, werd door Hanno van der Loo (7) overgenomen in het blad Sportgericht(6/2008). Hij gaf zijn reactie, en ik mijn 'dupliek' . Het nut van de middagslaap kwam een aantal keer aan de orde, maar werd niet helemaal uitgediept. Dat doe ik in dit artikel. * * Middagslaap is in dit artikel zowel een echte middagslaap alsook een 'dutje'. Verderop wordt er waar nodig onderscheid gemaakt.
22
bijvoorbeeld eerst een discustraining is en daarna een hordentraining, dan zouden ze allebei door de (7) slaap goed worden vastgelegd . Om zeker te zijn kun je er het veiligst van uitgaan dat je per training, of vóór elke slaapperiode, maar één beweging effectief en efficiënt kunt trainen. Opslaan van bewegingen II (5
Zoals gezegd: het opslaan van bewegingen gebeurt zowel tijdens de nachtslaap alsook tijdens de middagslaap en 6) . Maar, anders dan bij het nastreven van hormonale veranderingen, is het wellicht niet nodig, één zo’n hele periode van 5 slaapfasen door te maken. In het onder 6 genoemde onderzoek was voor het opslaan van bewegingen een dutje van 45 minuten voldoende. Als dat waar is, biedt het onvermoede mogelijkheden zeker voor de meerkamper (U ziet het ook al: twee of drie keer per dag, telkens na een techniektraining, zo’n middagdutje, heerlijk ontspannend en nodig om bewegingen op te slaan). Het zou fijn zijn als de bevindingen van dat onderzoek door ander onderzoek zou worden bevestigd. Omdat ik dat niet heb aangetroffen, blijft die slag om de arm. (8): Ter illustratie een voorbeeld uit de voetbalsport De voetballers van de Nederlandse kampioen, FC
Twente, nemen zoveel mogelijk een (verplichte) middagslaap van zo’n twee uur in de voorbereidingsperiode. Ook tijdens het recente trainingskamp tijdens de winterstop in Spanje was dat het geval. In de wedstrijdperiode lukt dat niet of veel minder, onder meer gezien de vele wedstrijden en andere ** verplichtingen. Verantwoording Ik denk dat het goed is, dat ik nog even twee keuzes probeer te rechtvaardigen. Het gaat om: 1. de hormoonproductie tijdens de middagslaap. De keus is ervan uit te gaan, dat ook tijdens de middagslaap hormoonproductie optreedt. Om te beginnen is het best wel plausibel dat dit gebeurt. En daarnaast zijn er de onder 2 en 4 genoemde bronnen, waarin expliciet wordt gezegd, dat er hormoonproductie tijdens de middagslaap plaatsvindt. 2. het opslaan van bewegingen. De keus is ervan uit te gaan, dat de beweging die als tweede wordt geoefend, de eerste beweging overschrijft. Of de twee geoefende bewegingen nu op elkaar lijken of niet! De reden daarachter is, dat ik nergens aangetoond heb gezien, dat dat overschrijven bij nauwverwante bewegingen wél optreedt en bij twee min of meer verschillende bewegingen níet. Bovendien dekt de keus het overgrote deel van de praktijk. Alleen bij meerkampers kan dat anders liggen. Daar ontkom je er niet aan om soms/vaak meer dan één nummer per training te oefenen. En dan zou je voor de zekerheid kunnen kiezen voor ver van elkaar af liggende bewegingen, dus niet kogel en discus, maar bijvoorbeeld kogel en ver. En dan ook nog: doe het zwakste nummer het laatst. Geraadpleegde bronnen: 1. Takahishi Et Al Growth Hormone Secretion during sleep, The Journal of Clinical Investigation Vol 47, 1968, 2079-2090 2. Cauter Et Al Interrelationships between growth hormone and sleep, Growth Hormone & IGF Research, 2000, Suppl B, 57-62 3. Cranenburgh, Nieuwe wegen in motorisch leren, dl 1 Sportgericht, 62; 1/2008, 39-42, dl 2, 62; 2/2008, 713. 4. Karacan et al: growth hormone levels during morning and afternoon naps, Behav Neuropsychiatry 1974 Apr-1975 Mar; 6 (1-12) 67-7. 5. Raymann, Uitgeslapen aan de start, Sportgericht 63; 6/2009, 13-17. 6. Backhaus Et Al: Daytime naps improve procedural motor memory, Sleep Medicine 7 (2006), 508-512 7. Hanno van der Loo: Een reactie op het artikel van Jan Heusinkveld, Sportgericht 62; 6/2008, 44-45: 'Volgens mijn wetenschappelijke onderbuikgevoel (ook ik weet het niet zeker) zijn deze bewegingspatronen zo verschillend, dat ze best naast elkaar in het motorische korte termijn geheugen opgeslagen kunnen blijven om in de uren na de training als prikkel te dienen voor de adaptatie van c.q. verankering in ons zenuwstelsel'. 8. Met toestemming geciteerd uit een 1-op-1 gesprek met drs. Martin Huizing, bewegingswetenschapper en fysiek trainer bij deze Betaald Voetbal Organisatie. Martin heeft als atleet en trainer wortels in de atletiek, Hij is eigenaar van Galileo2000 in Enschede, een bedrijf dat geavanceerde trainingsapparatuur als krachtplatforms, trilplaten en dergelijke. verkoopt. Jan Heusinkveld, loopverslaafd na het zien van de eerste sub-4 minute-mile op 6 mei 1954, volgde zowel de A-B als C-cursus en specialisaties sprint horden en middenlange afstand. Jan was betrokken bij het opzetten van de TLG-cursus (huidige LT3). Hij was trainer voor afstanden vanaf 400m t/m de marathon in Enschede, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Soest en nu weer in Enschede bij de studentenatletiekvereniging Kronos. * *
In het komende kwartaal-magazine ga ik na wat je allemaal met deze kennis kunt doen om de effectiviteit van de training op te voeren: ‘ÉÉN PLUS ÉÉN IS DRIE’.
23
OEFENSTOF
Vaardig onder alle omstandigheden
Zelflerende hoogspringers Rien Slager Vele jaren geef ik training aan een groep van junioren A en senioren die gekozen hebben voor de specialisatie hoogspringen. Vier vrouwen/ meisjes en vier mannen/ jongens. Van deze specialisten begon iedereen op jonge leeftijd met de atletiekbeoefening. Daardoor hebben ze allemaal, tijdens alle trainingen in hun verleden, een groot arsenaal aan ervaringen opgedaan. Voor mij als trainer is dit een geweldige rijkdom en maak daar ook gretig gebruik van. Met deze bijdrage verrijkt Rien de oefenstof van geïnteresseerde trainers en stimuleert hij hen gebruik te maken van de kennis die er is over de wijze waarop leerprocessen verlopen. De trainingsdoelen zijn: • Opbouwen van het specifieke uithoudingsvermogen; • Optimaliseren van de krachtbijdrage tijdens het springen; • Timing in bewegingsverloop; • Inzet opzwaaibeen en arminzet. Dit alles samen moet leiden naar het optimaal presteren onder druk onder alle omstandigheden en bij wedstrijden. Dit is een intensief en langdurig leerproces. Naast de ondersteunende oefenvormen, is het ook van belang dat je als trainer de juiste werkvormen kiest om het leereffect zo effectief mogelijk te maken. Hierover gaat deze 'oefenstof'.
'… dat je als trainer de juiste werkvormen kiest om het leereffect zo effectief mogelijk te maken.' Voorbereidingsperiodes De Vp 1 is gericht op het opbouwen van omvang. Trainingsweek: • maandag springen; • dinsdag rust; • woensdag kracht; • donderdag loopscholing, horden; • vrijdag rust; • zaterdag algemeen uithoudingsvermogen; • zondag rust. In Vp 2 wordt kwaliteit bij alles wat wordt gedaan, veel belangrijker. De trainingsweek is voor wat de indeling betreft gelijk aan Vp1, alleen de inhoud van de trainingen wijzigt en de kwaliteit in uitvoering van de techniek krijgt meer de aandacht. Deze periode bestaat uit twee clusters van vier weken. Het eerste cluster is gericht op de overgang naar een hoog percentage intensiteit en omvang en het tweede cluster is gericht op het uitbouwen van de intensiteit in de richting van de wedstrijd specifieke intensiteit en afname omvang. Dit vind ik belangrijk, omdat ik een langere periode wil gebruiken waarin de benadering van de wedstrijd specifieke impulsen worden uitgevoerd door de atleten. Leerprocessen Timing van het bewegingsverloop, optimaliseren van de krachtimpulsen en ondersteunende zwaaielementen worden niet of nauwelijks geprikkeld als de intensiteit niet in de buurt komt van de prestatiebepalende uitvoering. Deze prikkels zijn van groot belang voor uiteindelijke gewenste resultaat. De 24
wijze van uitvoering is belangrijk en dient van hoge kwaliteit te zijn. Elke herhaling is een ervaring die wordt vastgelegd in het geheugen. Het geheugen slaat alle ervaringen op, zowel positieve - als negatieve ervaringen, zowel goed uitgevoerde als niet zo goed uitgevoerde herhalingen. Dat vind ik belangrijk omdat ik als trainer atleten wil helpen een zo rijk mogelijk geheugen op te bouwen. Het vergt naast kennis van de techniek en trainingsleer ook kennis van leren en leerprocessen.
'Het geheugen slaat alle ervaringen op, zowel goed uitgevoerde als niet zo goed uitgevoerde herhalingen.' Trainingsomstandigheden Een belangrijk doel voor mijn atleten is, het optimaal kunnen presteren in vrijwel alle wedstrijdsituaties. Als trainer is het mijn taak hier de juiste trainingsomstandigheden voor te creëren. Onderzoek toonde aan dat emotionele prikkels speciaal voordeel bieden voor opslag in het lange termijn geheugen. Emotie heeft een grote invloed op de intensiteit van een beleefde ervaring en daarmee op het leerproces. Ook is aangetoond dat indirecte leerprocessen een stabielere techniekuitvoering opleveren. Dus, laten werken vanuit de zelflerende cyclus. Grofweg; we vormen ons een beeld door zien van handelen, door horen van ritme, melodie, teksten of uitspraak, door voelen van de druk, beweging, contouren. Vervolgens wordt het beeld gebruikt in de oefenfase, waarbij het handelen en het zintuiglijk waargenomen beeld voortdurend worden vergeleken. Sturing door interne en externe feedback zorgen voor het afstemmen van gevoel en handelen.
imitatie motivatie voortreffelijke fout
sensatie habituatie
Atleet in de zelflerende loop trainer
oefen en rust arousal
Figuur 1: Zelflerende cyclus: • Nadoen; • Gemotiveerd zijn om te oefenen; • Voortreffelijke fout (interne) feedback; • Sensatie habituatie (geleidelijk wennen aan een terugkerende prikkel); • Oefen en rust periodes; • Arousal (de activatietoestand van het centrale en autonome zenuwstelsel).
'... laten werken vanuit de zelflerende cyclus.'
25
Geen structuur Mijn atleten zijn door hun opgebouwde ervaringen goed in staat via de juiste werkvormen in de zelflerende cyclus te werken. In het eerste cluster van de Vp 2 kies ik voor de werkvormen, blocked practice (twee à drie oefeningen met veel herhalingen in blokken aanbieden), differentieel leren (driepas flop, met linkse en rechtse afzet, schots uit bocht, schots recht, met en zonder arminzet), foutloos leren, dwangstelling leren, enzovoort. Deze oefeningen laat ik terugkomen in het tweede cluster van Vp 2 en gebruik dan de werkvorm random practice. Voorbeelden van een random practice organisatie zijn: • Geen structuur in de volgorde van de oefenstof. • Een beperkt aantal oefeningen wisselt elkaar na een aantal herhalingen af. • Een beperkt aantal oefening wisselt elkaar af zonder vast aantal herhalingen per keer. • Het is een feit, dat de random practice werkvorm een stabielere techniek oplevert. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het steeds opnieuw moeten ‘oproepen’ van een bewegingspatroon uit het geheugen. Door daarbij ook nog te zorgen voor een steeds wisselende, uitdagende, positief emotionele omgeving, kun je als trainer de zelflerende cyclus tot een optimale prikkel maken voor het geheugen.
Voorbeeld van een springtraining uit cluster 2 VP2 (random practice) • 1= actief/reactief lopen over pionnen van ± 30cm. Accent bouncing (Bambi) • 2= schots zowel links als rechts • 3= hele aanloop + sprong (totaal techniek uitvoering: accent per atleet aangegeven) • 4= 5-pas uit stilstand ( progressief versnellen, afzet voorlaatste heup naar voren drukken) • 5= Grote bochtenloop + sprong(accent op functie buitenste been behoud richting) • 6= afzet met actie opzwaaibeen-arm inzet
26
Do’s en don’ts van mij als trainer • • • •
• • • • •
Faciliteer en controleer. Door actief met de oefenende atleten te zorgen voor juiste lathoogte, juiste afstanden pionnen en vouwhorden krijgt iedereen de optimale oefenuitvoering. Mijn instructie grijpt de mechanismen aan die de zelflerende cyclus aandrijven en daarom moet ik weten wat wel en wat niet te doen. Zie figuur 1. Wanneer grijp je in als trainer? Als je je atleten in de zelflerende cyclus wilt laten werken, moet je als trainer vooraf goed overdenken, hoe je hun leerproces positief kunt ondersteunen. Als je op het verkeerde moment feedback geeft, bestaat de kans dat je het leerproces naar je toe trekt en de zelflerende cyclus verstoort. Om die reden zul je dus gebruik moeten maken van feedbackvormen die deze cyclus ondersteunen. Feedback die ik gebruik, binnen mijn groep goed werkt en die ook de zelflerende cyclus ondersteunt zijn: Zelfselecterende feedback; feedback alleen geven op de vraag van een atleet; Summatieve feedback; feedback over de kwaliteit van een aantal pogingen. Deze feedbackvorm gebruik ik aan het eind van de practice in een samenvattende vorm en geef daarbij aan hoe de verschillende pogingen verliepen. Door deze werkwijze ben ik direct betrokken bij hun zelflerende cyclus en kunnen we de volgende training hierop voortborduren. In elke random practice pas ik de oefeningen een beetje aan zodat de omgeving, de vorm, het licht net iets anders worden ervaren. Hierdoor zorg ik voor een rijke ervaringsopbouw. In de wedstrijdperiode blijft de weekindeling vrijwel hetzelfde. De weekenden zijn bedoeld voor wedstrijden of herstel. Voor nu is dit even genoeg.
Met dit artikel reik ik mijn visie en werkwijze aan. Oefenstof moet gericht zijn op de totaalvaardigheid van de atleten. Voor mij bestaat deze vaardigheid uit technisch-, conditioneel-, mentaal-, omgevingsonafhankelijk vaardig.
Hoogspringer Martijn Nuijens in actie
Rien Slager is onderwijskundig adviseur en ontwerper. Hij werkt vanuit zijn eigen bedrijf Skill-lab als zzp-er. Als opleidingsontwerper is Rien nauw betrokken bij de competentie-opbouwende opleidingen van de Atletiekunie en actief als leercoach/ expert en beoordelaar en praktijkbegeleider. Rien is gediplomeerd en heeft een licentie Jeugdatletiekleider, Atletiektrainer, Trainer coach B, Specialisatie kracht, springen, werpen, Topsportcoaching. Trainer-coach van hoog-, ver-, en hink-stapspringers gedurende vele jaren, met Nederlandse kampioenen meisjes A op hoog, top 3 jongens A en mannen op meerkamp, meerdere malen zilver en brons op HSS bij de Heren.
27
OPLEIDINGEN
Van damesteam tot licentiepunten Er gebeurt weer ontzettend veel in 'opleidingenland'. Een kleine greep uit het Nieuws, de trends, de ontwikkelingen. Damesteam van afdeling opleidingen staat klaar om te presteren De afdeling is veranderd qua samenstelling. Paul Peters heeft het stokje doorgegeven aan mij om het team van Opleidingen naar goede prestaties te leiden. Kenmerkend voor een team is dat je het gelukkig niet alleen hoeft te doen (en kan doen!). Helaas wordt mijn oude positie niet opgevuld door een basisspeler, maar hebben we wel een vaste wisselspeler Nanette Rijnders die 1 dag in de week het team komt versterken. Daarnaast zijn Rita en Annelies onze vaste krachten. Gezien de verschuiving zijn ook onze verantwoordelijkheden veranderd. Het nieuwe overzicht vind je op onze website. Wij proberen als team proberen het verlies van onze basisspeler Paul op te vangen, maar natuurlijk gaan wij zijn bijdrage enorm missen. Paul bedankt voor de tomeloze inzet de afgelopen jaren! Onderzoek Op 12 februari vindt er een paneldiscussie plaats tijdens het NK Indoor in het Omnisportcentrum in Apeldoorn. Hier zal een vertegenwoordiging van de onderzoekspopulatie aan de hand van de stellingen flink gaan discussiëren om zo het projectteam van essentiële informatie voorzien. Tijdens deze sessies worden namelijk onder meer de kerntaken van een trainer besproken, de doelgroepen van het werkveld en de kritische succesfactoren van een opleiding. Met deze input worden de vragenlijsten opgesteld die medio maart/april in het land worden uitgezet. Meer nieuws in het volgende Magazine. Stappenplanavonden De Stappenplanavonden zijn ingepland. Je vindt het overzicht op onze website. Deze workshops zijn bij de voorzittersoverleggen aangevraagd door de verenigingen. Het doel is tijdens de workshop een begin te maken met een plan de werving, behoud en opleiden van de trainers in de vereniging op een gewenst niveau te krijgen. Als jij denkt dat er binnen jouw vereniging behoefte is een stappenplanavond bij te wonen geef deze informatie dan zeker door aan de betreffende persoon. Ontwikkeling hulptrainer opleiding Er zijn meerdere verenigingen die intern opleidingen organiseren voor beginnende trainers of ouders van jeugdleden die de vereniging een handje willen helpen bij het geven van training aan jeugdgroepen. De Atletiekunie onderkent het belang ook aan deze personen een opleiding te bieden. Wij zien het als een introductiecursus in de Atletiek/Loopsport en het trainersschap. Ik ben inmiddels met meerdere verenigingen in gesprek om te kijken of wij de al ontwikkelde cursussen kunnen gebruiken als basis voor een Atletiekhulptrainer 1 of Loophulptrainer 1 opleiding. Wordt vervolgd….. Dag van de Baanatletiek Graag jullie aandacht voor de Dag van de Baanatletiek, Papendal, 26 maart Papendal. Plezier in atletiek is dit jaar de rode draad voor het programma. Ewald van Kouwen laat de bezoeker het Positief Coachen ervaren en er zijn weer ruim 25 workshopsleiders actief. De workshops zijn bedoeld voor trainers, trainerscoördinatoren, bestuursleden en combinatiefunctionarissen. Eigenlijk voor iedereen die binnen de Atletiek een steentje bijdraagt op elk mogelijk niveau. Jij als licentiehouder kunt uiteraard tegen een gereduceerd tarief deelnemen. Voor meer informatie en inschrijven check de site (zie ook nieuws) Licentiepunten inzien Rita is de afgelopen maanden enorm druk bezig geweest om het allemaal mogelijk te maken. Je kunt als licentiehouder nu online je behaalde punten inzien. Het aanvragen en verlengen van de trainerslicentie kan ook online gebeuren. Alle vragen en opmerkingen over de functionaliteit van het online licentiepuntensysteem kun je per mail richten aan
[email protected] Margot Kouwenberg
28