Nieuwsbrief voor licentiehouders september 2007 Inhoudsopgave Colofon.................................................................................................................................................................... 1 Jumpen is (het) leven. Voorwoord ................................................................................................................... 2 Nieuwe opleidingsstructuur. Kaderontwikkeling .......................................................................................... 3 Bijscholingen: Aanbod bijscholingen ............................................................................................................... 5 Aansprakelijkheid. Verzekering....................................................................................................................... 7 Hoogspringtrainer Sierd Wijnalda over competentie gerichte leertrajecten. Technische rubriek 9 Nieuwe looptechnieken. Uit de vakliteratuur ............................................................................................. 12 Nationaal trainingscentrum polshoog. Aan het woord .............................................................................. 15 Popi Polsstok Column ......................................................................................................................................... 17 Core stability. Veel is niet altijd beter. Recensie ..................................................................................... 18 Van balwerpen naar speerwerpen. Oefenstof ............................................................................................ 19 'Als trainer grijp ik in….’De Stelling .............................................................................................................22 Blessures bij het hoogspringen, Medisch ....................................................................................................24 Nieuws .................................................................................................................................................................27
Colofon De Nieuwsbrief voor Licentiehouders wordt uitgegeven door de Atletiekunie en verschijnt 4x per jaar. De brief informeert gediplomeerde en gelicenseerde trainers over het belang van en de ontwikkelingen rondom de trainerslicentie. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (licentiesysteem van de Atletiekunie). Met een Nieuwsflits houdt de Atletiekunie alle licentiehouders tussentijds op de hoogte van relevant nieuws dat niet kan wachten op de reguliere Nieuwsbrief. Nieuwsbrief nummer 4/2007 verschijnt op 1 december. Redactie: Eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], 024-3566601 Redactiemedewerkers: Paul Peters, Dé Hogeweg, Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Els Stolk, Clemens Vollebergh (eindredacteur) Aan deze nieuwsbrief werkte verder mee: Theo de Kovel Manager kaderontwikkeling Atletiekunie: Paul Peters Voor opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen en reacties op De Stelling mailt u:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen deze nieuwsbrief per mail. Geef eventuele veranderingen van uw e-mailadres door aan de ledenadministratie, p/a:
[email protected].
1
Voorwoord Jumpen is (het) leven Springen is leuk en levendig. Zelfs de jeugd heeft het ontdekt, al noemen ze dat jumpen. De paarden kenden al langer Jumping Amsterdam, kikkers en sprinkhanen weten niet beter. Springen in de atletiek doe je ver-, hoog- of polshoog. Voor de laatste twee vormen is veel aandacht in deze nieuwsbrief. Zo vindt u een verhaal over polshoogschool Sittard en een beschrijving van de corestability dvd van bondscoach polshoog George Friant. Polsstokhoogspringen lijkt hot: zelfs onze columniste, Dé Hogeweg, wijdt haar bijdrage aan dit populaire atletiekonderdeel. Wat een treinreis door Zuid-Limburg al niet aan informatie en inspiratie geeft. Ook zonder stok wordt hoog gesprongen. Betty Hofmeijer sprak met hoogspringcoach Sierd Wijnalda. Niet zozeer over het hoogspringen, maar over zijn visie op competentie gerichte leertrajecten. Hij adviseert de Atletiekunie praktijkdeskundigen hiervoor in te zetten die al binnen de atletiek werken. ‘Koester deze mensen’. Sportarts Els Stolk gaat dit keer in op de blessures die bij het hoogspringen kunnen voorkomen. Natuurlijk heeft de nieuwsbrief voor ieder wat wils. Voor de werptrainers onder u: Theo de Kovel geeft in woord en beeld voorbeelden van jeugdtraining: balwerpen als voortraject op speerwerpen. Dankzij de inventarisatie van Jan Heusinkveld zien de hardlooptrainers door de bomen van de looptechniek weer het bos om in te lopen. Of is lopen ook een vorm van springen. En met onze laatste jump komen we bij de stelling: lees de reacties van de vorige keer en reageer op de nieuwe stelling voor de volgende nieuwsbrief. Als je het nader beschouwt past jumpen heel goed in onze wereld: waar we zappen van kanaal naar kanaal, vliegen van hot naar haar en surfen op internet, sms’en, msn’en enz. Zelfs het wisselen van baan heet tegenwoordig ‘jobhoppen’. Aandacht vasthouden is uit, aandacht verplaatsten is in. Wie beweegt leeft!
Clemens Vollebergh eindredacteur
2
Kaderontwikkeling Nieuw opleidingsstructuur Geachte licentiehouder, De atletiekunie zoekt cursisten voor pilots. Kent u nog iemand of wilt u zelf deelnemen, geef u dan op. Op de site van de Atletiekunie vindt u meer informatie onder Atletiekunie, Opleidingen en bijscholingen, Pilotopleidingen. In onderstaande brief de oproep van directeur Rien van Haperen aan de verenigingsvoorzitters op 15 augustus jl. --------------------------Beste voorzitter, De Atletiekunie is, net als andere sportbonden, geruime tijd bezig met de voorbereiding van de nieuwe opleidingsstructuur die aansluit bij het voorgeschreven beleid van het Ministerie van VWS. In de Nieuwsbrief van de Atletiekunie is aan dit onderwerp al vaker aandacht besteed. Graag vraag ik uw speciale aandacht voor de volgende zaken binnen de nieuwe opleidingsstructuur die op korte termijn actueel worden.
1. Start pilots in november 2007 Er worden diverse pilotopleidingen gestart in november 2007. Dit betreft onder meer de opleidingen tot Looptrainer 3 (de bijeenkomsten worden in de regio Valkenswaard gehouden), Juniorenatletiektrainer 3 (bijeenkomsten in de regio Amersfoort) en Pupillenatletiektrainer 3 (bijeenkomsten in de regio Geldermalsen). De Atletiekunie is op zoek naar cursisten voor deze leertrajecten. Meld eventuele kandidaten binnen uw vereniging aan bij de Atletiekunie. De afdeling Kaderontwikkeling neemt dan contact op met deze mensen.
2. Praktijkbegeleiding In de nieuwe opzet van de opleidingen moet de cursist, door het doen van een aantal praktische opdrachten, zoveel mogelijk op de ‘werkplek’ leren. Het geven van training, de voornaamste taak van een trainer, wordt in de praktijk geleerd. Hiervoor wordt een nieuwe rol gecreëerd, te weten, de praktijkbegeleider. Deze man of vrouw is een ervaren trainer die de cursist begeleidt en de mogelijkheid biedt om in de praktijk te leren. Binnenkort organiseert de Atletiekunie een drietal bijscholingen en roept trainers op hieraan deel te nemen. De Atletiekunie heeft begrip voor het feit dat verenigingen in eerste aanleg voorzichtig zijn met de inzet van trainers voor opleidingsactiviteiten. In de nieuwe opzet is het echter cruciaal dat cursisten in de praktijk, dus bij de verenigingen of loopgroepen, opdrachten kunnen uitvoeren. Deze opzet schept echter ook kansen voor trainers om zich verder te kunnen ontwikkelen. Ik vraag u, bij verzoeken van cursisten bij uw vereniging de opdrachten te mogen doen, zoveel mogelijk medewerking te verlenen.
3. Opleidingen op niveau 4 fundamenteel anders In de huidige opleidingsstructuur kan een trainer, die werkt met recreatieve atleten, in principe de hoogste opleiding volgen. In de nieuwe opzet is dat niet langer meer mogelijk. Competentiegericht opleiden houdt in het uitvoeren van opdrachten in de juiste context, dat wil zeggen met
3
atleten van het juiste niveau (van regionaal top niveau en landelijk subtop niveau). Ook moeten competenties worden verworven die atleten van dit niveau vragen: • Ontwikkelt en voert sporttechnisch beleid uit; • Werkt samen met begeleidingsteam en onderhoudt externe contacten; • Bevordert competentieontwikkeling van sporttechnisch kader. Bij de intake voor een opleiding op niveau 4 (het op één na hoogste niveau) wordt hier naar gekeken. Voor de groeiende categorie Looptrainers, die vaak met recreatieve atleten werken, is een alternatief bedacht in de vorm van een meerdaagse bijscholing. Deze wordt komend najaar voor het eerst georganiseerd.
4. De winkel blijft open tijdens de verbouwing De Atletiekunie heeft ervoor gekozen om - voor zoveel dat mogelijk is - de opleidingen oude stijl te blijven aanbieden en ondertussen de nieuwe opleidingen op te starten. Na afronding en evaluatie van een pilot opleiding, bijvoorbeeld Looptrainer 3, wordt de opleiding tot Looptrainer (momenteel bekend als Trainer Loopgroepen) niet meer op de oude wijze gegeven. Geïnteresseerden moeten dan de nieuwe opleiding tot Looptrainer (Looptrainer 3) volgen. Hiervoor wordt een planning opgesteld. Zodra deze gereed is, vindt publicatie hiervan plaats op de website.
5. Elektronische leeromgeving (ELO) Voor de cursisten die gaan starten met een pilotopleiding is een ELO beschikbaar. De cursist kan hier zijn studieroute volgen. Gemaakte opdrachten kunnen in de ELO worden gemaakt en opgeslagen. Hierdoor wordt het mogelijk dat de praktijkbegeleider en de leercoach de vorderingen van de cursist volgen en daar op kunnen reageren. Door de ELO te gebruiken kan de cursist ook gemakkelijk contact onderhouden met mede cursisten. Het aantal contacturen is in de nieuwe opzet minder dan in de oude opzet.
6. Informatie Veel informatie over de nieuwe opleidingsopzet staat op www.atletiekunie.nl. Onder de kolom Atletiekunie, klikt u op Opleidingen en trainers, dan vindt u links Kwalificatiestructuur Sport (KSS). Naast veel algemene informatie treft u hier de nodige informatie aan over de te starten pilotopleidingen inclusief de procedure voor aanmelding. Voor aanvullende informatie neemt u contact op met Paul Peters, manager Kaderontwikkeling op het bondsbureau van de Atletiekunie (
[email protected]) Ik neem aan u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, ATLETIEKUNIE
Rien van Haperen directeur
4
Aanbod bijscholingen Atletiekunie Bijscholingen Op de nieuwe site van de Atletiekunie staat een ruim aanbod van bijscholingen. Hieronder een lijst van de bijscholingen op korte termijn, te weten in de maanden september en oktober 2007. Er staan veel meer bijscholingen vermeld die in de maanden daarna zijn gepland. Klik op de link voor meer informatie: http://www.atletiekunie.nl/index.php?page=169
Bijscholing Veteranentrainer •
Plaats: Woerden Datum: 8 september 2007
Bijscholing Voet-, schoen en loopanalyse •
Plaats: Harderwijk Datum: 15 september 2007
Bijscholing Core Stability •
Plaats: Culemborg Datum: 15 september 2007
Bijscholing Testen en Meten •
Plaats: Sittard Datum: 22 september 2007
Bijscholing Vaartspelen •
Plaats: Breda Datum: 22 september 2007
Bijscholing Fittestleider •
Plaats: Soest Datum: 22 september 2007
Bijscholing Liefde voor de horden •
Plaats: Veenendaal Datum: 22 september 2007
Bijscholing Nordic Walking met reuma •
Plaats: Zoetermeer Datum: 29 september 2007
Bijscholing Nordic Walking met reuma •
Plaats: Veenendaal Datum: 29 september 2007
5
Bijscholing Trainingsschema’s maken •
Plaats: Arnhem Datum: 29 september 2007
Bijscholing Running Skills •
Plaats: Den Haag Datum: 29 september 2007
Bijscholing Nordic Walking en Sportief wandelen met Astma/COPD •
Plaats: Zoetermeer Datum: 29 september 2007
Bijscholing Loopscholing •
Plaats: Hengelo Datum: 20 oktober 2007
Bijscholing Hardlopen als Therapie •
Plaats: Sittard Datum: 20 oktober 2007
Bijscholing Testen en meten •
Plaats: Den Haag Datum: 27 oktober 2007
6
Verzekering
Als het ongeluk in een klein hoekje zit
Aansprakelijkheid Tijdens een door een vrijwilliger gegeven training (duurloop) valt een lid van de vereniging ongelukkig en breekt daarbij een arm. Hoe zit het in dat geval met de aansprakelijkheid? Uit onderzoek komt naar voren, dat de vrijwilliger de leden heeft blootgesteld aan onverantwoorde risico’s. In dit geval kan het betreffende lid de vrijwilliger en de vereniging/ stichting aansprakelijk stellen voor de opgelopen (im)materiële schade. Indien sprake is van een instructiebevoegdheid van de vereniging/ stichting jegens de vrijwilliger, dan zal in de onderlinge verhouding de vereniging/ stichting opdraaien voor de schade. Uit bovenstaand voorbeeld blijkt dat het aansprakelijkheidsrecht zeer complex is omdat de problematiek veelal casuïstiek van aard is en afhankelijk van de gegeven omstandigheden. Criterium voor het succesvol kunnen claimen is aansprakelijkheid.
Activiteiten binnen verenigingsverband Trainers van een atletiekvereniging zijn meeverzekerd op de aansprakelijkheidsverzekering van de Atletiekunie. Een trainer wordt als een ondergeschikte van een atletiekvereniging aangemerkt en indien de vereniging is aangesloten bij de Atletiekunie valt deze trainer eveneens onder de aansprakelijkheidsverzekering van de Atletiekunie, mits de trainer uiteraard activiteiten ontplooit binnen verenigingsverband.
Franchise Naar aanleiding van de diverse ontvangen schademeldingen in 2006 van verschillende atletiekverenigingen heeft Vanbreda Risk & Benefits, het kantoor waar de atletiekunie de aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten, in samenspraak met de Atletiekunie het eigen risico van € 45,00 per gebeurtenis laten vervangen door een franchise ter grootte van € 50,00. Bij een eigen risico wordt van het eventueel uitgekeerde schadebedrag € 45,00 in mindering gebracht. Het hanteren een franchise van € 50,00 betekent dat indien het schadebedrag boven de grens van € 50,00 uitkomt het volledige schadebedrag wordt uitgekeerd. Indien het schadebedrag onder de € 50,00 blijft volgt er geen schade-uitkering.
Downloads De schadeafdeling van Vanbreda Risk & Benefits adviseert en is behulpzaam bij het indienen van een schadeclaim bij verzekeraars. Bij het indienen van een schadeclaim kunt u van de site www.vanbredanl.com een schadeaangifteformulier downloaden (onder het kopje downloads). Vul dit formulier in en retourneer het aan: Vanbreda Risk & Benefits, t.a.v. Afd. Schade, Postbus 875, 3000 AW ROTTERDAM of stuur het per mail toe aan
[email protected]. Wilt u in het bezit komen van de voorwaarden die van toepassing zijn op deze aansprakelijkheidsverzekering of heeft u vragen over de verzekering dan kan dit worden kenbaar gemaakt door het sturen van een mailbericht aan
[email protected].
7
Vanbreda Risk & Benefits B.V. is een familiebedrijf en opgericht in 1856. Vanbreda Risk & Benefits B.V. is specialist in verzekeringen en de assurantiemakelaar van de Atletiekunie. De Atletiekunie heeft in haar hoedanigheid van eigenaar/exploitant van een nationale atletiek bond onder meer een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten voor haar ‘leden’.
De ‘leden’ en dus de verzekerden van deze aansprakelijkheidsverzekering zijn: • •
Bij de Atletiekunie aangesloten verenigingen en stichtingen; Loopservice als aangesloten vereniging; Medeverzekerd is de aansprakelijkheid voor schade verband houdend met de organisatie van verenigingsevenementen en activiteiten, welke niet direct met de doelstelling van de vereniging te maken hebben, doch hieraan wel bevorderlijk zijn.
Tevens worden als verzekerden aangemerkt: • • •
Bestuursleden van de vereniging, handelend als zodanig; De leden van de vereniging; De ondergeschikten en vrijwilligers van verzekeringnemer, indien zij werkzaamheden voor hem verrichten en voor zover niet elders verzekerd.
8
Technische rubriek Sierd Wijnalda over competentie gerichte leertrajecten
Hoogspringcoach en opleider ‘Instituut voor Sportstudies’ Betty Hofmeijer In de Algemene Nieuwsbrief van de Atletiekunie van juni jl. was te lezen dat het opleiden volgens de nieuwe kwalificatiestructuur in het najaar gaat starten met drie pilots op niveau 3 voor respectievelijk junioren- en pupillenatletiektrainer en looptrainer. Ook is te lezen welke leertrajecten op niveau 2, 3 en 4 de Atletiek Unie nog meer gaat ontwikkelen en organiseren.* Kenmerkend voor het nieuwe opleidingsmodel is het ontwikkelen van competenties bij de cursist in een bepaald leertraject. Terwijl het nieuwe systeem van opleiden bij de sportbonden aan de vooravond staat is het nieuwe leren in het onderwijs al een stapje verder. Althans dit blijkt uit een gesprek met hoogspringtrainer Sierd Wijnalda tevens als opleider verbonden aan het Instituut voor Sportstudies (ALO) te Groningen
Hoogspringcoach Sierd Wijnalda
Wie is Sierd Wijnalda? Sierd is een echte Fries. Hij is 45 jaar en woont in Drachten. Hij is daar al 27 jaar trainer bij de AV Impala. Hij werd trainer na als atleet actief te zijn geweest op de meerkamp en de middenen lange afstand. Naast zijn trainerschap bij AV Impala is hij voor de hoogspringdiscipline ook trainer van het Talententeam Noord. Wekelijks geeft hij tussen de 5 tot 7 uur training. Eerder was hij 10 jaar districtstrainer voor de hoogspringdiscipline voor Noord en Zuid Nederland. Ook was hij 2 jaar als bondstrainer actief voor het vrouwen hoogspringen. Meer recentelijk was deze duizendpoot betrokken bij het opzetten van teamwedstrijden voor pupillen volgens het zogenaamde Fun in Athletics concept en het Baancircuit Noord Nederland.
9
Sierd volgde de opleidingen specialisatie springen en trainer Coach C. Meer bekende atleten die hij begeleidde en begeleidt zijn Margriet van Kammen, Nikki May Woudstra, Marije Langen, Marjon Lewis, Frenke Bolt, Bart Bennema en Chiel Warners.
Instituut voor Sportstudies en competentiegericht onderwijs In het dagelijks leven is Sierd docent wiskunde aan het Stellingwerf College in Oosterwolde en opleider en docent atletiek op het Instituut voor Sportstudies (ALO) in Groningen. Over dat laatste wordt het gesprek voortgezet. Het competentiegericht onderwijs is bij het Instituut in 2002 gestart. Sierd heeft hierin verschillende rollen. Ten eerste is hij studieloopbaan begeleider/opleider. In die rol begeleidt hij op individuele basis een aantal studenten in de hoofdfase Sportontwikkeling (ALO) binnen de context VMBO en Sport. Ook is hij atletiekdocent. In deze functie is hij verantwoordelijk voor de sportcompetentie atletiek. Met drie andere docenten maakt hij deel uit van het zogenaamde. contextteam VMBO en Sport. Vanuit dit team begeleidt hij een groep 2e en 3e jaars studenten. Deze studenten moeten klaargestoomd worden in het opleveren en toetsen van de zogenaamde beroepsproducten. Verder is hij voor hen de stagebegeleider en verantwoordelijk voor de stagecontacten binnen het VMBO Onderwijs. Last but not least is hij opleider voor de specialisatie trainer coach. Al met al een veelheid aan taken; niet alleen veel, maar ook erg intensief en zeker in het begin ook complex aldus Sierd.
Voordelen van het competentiegericht opleiden Sierd is van mening dat de nieuwe opleidingssystematiek veel goede dingen en voordelen teweeg brengt. Zo wordt de student veel breder opgeleid dan voorheen, hij is niet alleen meer de LOdocent in het gymlokaal, maar is als sportprofessional ook een spil in het web tussen school, de sportclubs en de buurt. Wat ook aanspreekt is de sterke toename van de praktijkgerichtheid; nu wordt er 2 dagen per week stage gelopen, dat was voorheen een stuk minder. Ook de individuele in plaats van klassikale, groepsgerichte begeleiding biedt voordeel. De studenten moeten regelmatig terugkoppelen over hun eigen functioneren. Zo’n terugkoppeling is gelijktijdig het startpunt voor het vervolgtraject en in die zin is er dus sprake van begeleiding op maat. De student heeft door de individuele begeleiding ook alle mogelijkheid om z’n eigen studieloopplan te ontwikkelen.
Nadelen van het competentiegericht opleidingen en oplossingen daarvoor Uiteraard kleven aan een nieuw systeem ook nadelen. Als voorbeeld daarvan noemt Sierd daarbij de vrijheid van de student om de eigen ontwikkeling en voortgang van de studie te sturen. In beginsel leidde dat bij veel studenten tot het uitstellen van keuzes, werd te weinig geïnvesteerd in zelfstudie waardoor uiteindelijk grote studieachterstanden ontstonden. Ook liepen studenten als gevolg van minder aanbod aan praktijktraining en kennisoverdracht op de eigen opleiding een achterstand op waardoor ze minder goed functioneerden in vooral de lesgeefsituaties op de stageplek c.q. het werkveld. Uit het werkveld kwamen wel eens reacties in de vorm van onvrede en weerstand. Ook de informatievoorziening naar de praktijk- c.q. stagecoaches over de nieuwe vorm van onderwijzen en begeleiden was onvoldoende met alle miscommunicatie van dien. Het Instituut voor Sportstudies heeft daarop gereageerd met een groot aantal verbeteringen door onder andere te voorzien in: meer en gerichtere individuele begeleiding van de student en het werken in kleine docententeams met een vaste studenten groep meer contacturen praktijktraining in de 6 traditionele sportdomeinen. intensievere contacten met het werkveld; vaste contact personen(opleidingsdocent) voor de verschillende leerwerkbedrijven/stagescholen, informatiebijeenkomsten voor
10
‘eigen’ stagecoaches met betrekking tot competentiegericht opleiden en begeleiden en (verplichte)stagebezoeken. een aanbod van de opleiding zo vorm geven dat de verworven kennis/vaardigheden direct toepasbaar zijn in de eigen praktijk/stage.
Tips voor de Atletiek Unie in het nieuwe opleidingentraject Met al zijn ervaringen heeft Sierd ook wel ideeën hoe de Atletiek Unie zich in het competentiegerichte opleidingstraject kan behoeden voor valkuilen als bij het Instituut voor Sportstudies. Het meest belangrijke daarbij is vanuit diverse invalshoeken steeds de praktijk centraal te stellen. Dat geldt voor zowel de begeleiding in het werkveld, de keuze voor de beroepsproducten met de prestatie indicatoren als ook voor de kennisoverdracht door de experts. Afsluitend pleit Sierd voor het gebruik maken van de goede tot zeer goede kennis- en praktijkdeskundigen die al binnen de atletiek werken. Koester deze mensen en zet ze in als opleider en/of stagebegeleider is zijn advies. Betty Hofmeijer (1960) is hordentrainster onder meer bij Atletiekschool Aventus (www.atletiekschool.nl) en Horden Talent Support (www.hortas.nl) in Apeldoorn. *Voor wie dit alles nog eens exact na wil lezen of wil weten hoe de nieuwe Kwalificatiestructuur Sport in elkaar steekt kan onder “Atletiekunie” op de website van de Atletiekunie onder de verwijzing opleidingen en trainers de meer informatie vinden.
11
Uit de vakliteratuur Door de bomen het bos niet meer zien
Nieuwe looptechnieken Jan Heusinkveld De laatste jaren wordt de hardloopwereld overstroomd met allerlei looptechnieken, de één nog meer belovend dan de ander. En vrijwel allemaal bieden ze cursussen om de loper te laten delen in de zegeningen van hun vondsten. Jan Heusinkveld inventariseert. Er zijn er zoveel en ze lijken zo verschillend, dat je door de bomen het bos niet meer ziet: explosive running, pose running, chi running, evolution running, barefoot running (oerlopen), gentle running, het lopen volgens Nijboer/Kooman, de BK-techniek. Deze bijdrage is bedoeld om wat achtergrond-informatie over looptechniek te geven, en om op die basis die technieken te beoordelen.
Vijf aandachtspunten Het eerste: het verschil tussen hardlopen en wandelen is, dat hardlopen een zweeffase heeft. En het gekke/opvallende is dat je vanzelf overgaat van wandelen naar hardlopen als je de pasfrequentie opvoert. Het tempo is dan misschien nog niet zo hoog, maar er ontstaat wel een kleine zweeffase. En zweven betekent dat je lichaamszwaartepunt naar beneden gaat en dus ook weer naar boven moet: de ‘beroemde’ verticaliteit. Je krijgt dan hardlopen met weinig verticaliteit en daardoor korte passen en hoge pasfrequentie. Het is een soort ‘wandel-hardloop’ techniek, verder af te korten tot WH-techniek Het tweede: kijk eens naar een hardloper op de loopband. Stel: hij loopt 6 meter per seconde, hij maakt drie passen per seconde en heeft een zweeftijd die net zo lang is als de contacttijd. In de tijd dat de voet op de grond is (op de loopband), gaat die voet 1 meter naar achteren. Die afstand moet de loper daarna weer goedmaken: de voet moet immers weer naar voren. En dat kost energie. Stel nu dat de contacttijd 10% korter is en de zweeftijd 10% langer. Dan gaat die voet nog maar 90 centimeter naar achteren. Je moet dus minder afstand goedmaken, en daarvoor heb je (neemt u dat even van mij aan) in dit voorbeeld ook nog meer tijd. Opgeteld kost dat minder energie. Dus hoe korter de contacttijd hoe minder energie dat elke keer weer-naarvoren brengen van de voet kost. Stel nu dat die loper met dezelfde snelheid blijft lopen, maar twee in plaats van drie passen per seconde maakt en dat zijn contacttijd gelijk blijft. Hij heeft dan een echt lange zweeffase. Hij maakt minder passen en hoeft de voet dus minder vaak weer naar voren te brengen. Logisch dat ook dat op zich energiebesparend werkt. Het derde: er zijn techniekscholen die beweren dat verticaliteit geen energie hoeft te kosten, omdat je bij de landing elastische energie opslaat die je bij de afzet a.h.w. gratis terugkrijgt. Nou, dat is niet gratis. Want je zult de contractiele elementen van de spierbuik wel statisch moeten aanspannen. Doe je dat niet, dan ga je gewoon door je hoeven. En statisch aanspannen kost metabole energie (verbruik ATP). Misschien minder dan bij spierverkorting het geval is, maar het kost wel ATP. Het vierde: als je twee keer zo lang wilt zweven, moet je vier keer zo hoog komen. Dat komt door de wet van de zwaartekracht (de bekende Newtonwetten). En vier keer zo hoog komen kost
12
extra energie (je moet in elk geval de spieren statisch sterker aanspannen). En dan wordt langer zweven ineens heel wat minder aantrekkelijk.
Ergens is er een optimum: wel een zweeffase maar niet te lang Het vijfde is: en dan de landingsschok. Natuurlijk is die in principe groter naarmate je een langere zweeftijd hebt, omdat je lichaam meer op en neer gaat. Maar de praktijk is minder simpel. Er spelen ook andere factoren een rol. Of je lichaam nu 1,5 cm (bij Pose) of 4 cm (bij de ‘gewone’ hardlooptechniek) op en neer gaat, dat verschil zorgt er niet voor dat de landingsschok ineens van 2 naar 3 keer je lichaamsgewicht gaat. Het gaat ook om de manier waarop je die landing verwerkt. Veel lopers kunnen dat niet goed en dan kan een lange zweeffase wel tot een flinke landingsschok leiden en dus tot een grotere kans op blessures. De huidige landings ‘schokregistratiematjes’ (in loopschoenenwinkels, op de dvd van Nijboer/Kooman), en de inlegzolen met sensoren, helpen niet echt bij het onderzoek naar het waarom van de flinke landingsschok. Dat komt o.a. omdat geen onderscheid/onderverdeling gemaakt wordt naar horizontale en verticale component. NB: het wél of niét vóór het lichaamszwaartepunt landen is daarbij niet relevant: je kunt ervóór landen zonder remactie, je kunt eronder landen met wél een remactie. Overigens wordt het probleem van het opvangen en verwerken van de landingsschok binnen afzienbare tijd wellicht wél opgelost. Er is een experiment gaande, waarbij dat probleem centraal staat. Dat wordt dan de D-techniek. Wellicht meer daarover in de/een volgende nieuwsbrief.
Als je nu met dit als voorkennis naar de nieuwe looptechniekscholen kijkt De doelstelling van deze bijdrage is inzicht te geven in techniekachtergronden en de nieuwe looptechnieken daarop te beoordelen.
a) de WH-technieken: Pose running, chi running, evolution running, barefoot running en gentle running gaan er vanuit dat het lichaamszwaartepunt tijdens de zweeffase weinig op en neer moet gaan. En dan gaat het onvermijdelijk altijd om een kleine paslengte en om een hoge pasfrequentie. Het zijn de WHtechnieken. Daarbij is de landingsschok in ieder geval al geringer. Bovendien lijkt het erop dat die, voor zo ver nog nodig, ook beter wordt verwerkt. En als het doel is ‘gewoon, lekker, ontspannen, een aantal keren per week een stukkie lopen ’prima’. Je praat dan over een aparte doelgroep, een doelgroep waarbij prestaties in de vorm van snelheid over op een bepaalde afstand onbelangrijk is. O ja, alle genoemde technieken veroordelen de hiellanding en hebben een voorkeur voor landen op de hele voet. Hoe deze WH-technieken qua loopeconomie uitpakken: geen idee, ik ken geen publicaties waarin daarnaar onderzoek is gedaan. En of je er kortere afstanden in een hoog tempo mee kunt lopen, zonder dat je aan hun uitgangspunten afbreuk doet: gezien deze uitgangspunten (geen verticaliteit, dus korte passen en hoge pasfrequentie) lijkt dat niet waarschijnlijk. Explosive running valt ook min of meer in de WH-hoek, want ook deze school gaat uit van een beperkte verticaliteit. Er is zelfs een uitspraak: ‘als je lang zweeft, wordt je snelheid lager’. Aan de andere kant ligt er ook een klemtoon op trekkend lopen, en op actief landen waardoor er ‘energie terugkomt’.
13
b) de overige techniek-‘scholen’: Vervolgens is er het boek-met-dvd van Nijboer/Kooman: Loop! In het boek staat dat lopen natuurlijk moet zijn. In de dvd zegt Honoré Hoedt dat het gaat om een beetje kniehef, een beetje hakken/billen en zo lui, zo ontspannen mogelijk lopen. Wat het slechte effect van dat laatste is, kun je op de dvd ook duidelijk horen: het zonder voorspanning landen leidt tot harde plof-klappen, ook op bospaden. Als dat niet blessure-uitlokkend is, zelfs op die bospaden. In diezelfde dvd benadrukt Bram Wassenaar dat er een korte contacttijd moet zijn en dat je rechtop moet lopen. De oefeningen die hij laat doen gaan uit van voorspanning. Opgeteld: verwarrend, niet op elkaar afgestemd. Het boek geeft heel weinig, de dvd eveneens. Samen maken ze wat het techniekonderdeel aangaat de claim ‘Hét Standaardwerk’ niet waar. De rest van het boek is in het kader van deze bijdrage over looptechniek niet relevant. En de BK-techniek? Dat is de ‘stuitertechniek’ met als boodschap: ‘verticaliteit kost geen metabole energie, en maakt het lopen met een langere zweeffase mogelijk en wenselijk’. De schaarbeweging, te weten tegelijkertijd het ene been voor-achter, het andere been achter-voor laten gaan, kost dan minder energie. Dat verticaliteit wel ATP kost, is hierboven vermeld. De manier van landen is een apart onderdeel. Alleen blijkt dat de voorgestelde techniek in de praktijk niet zo goed werkt, om wat voor reden(en) dan ook! Deze techniekschool is overigens zeer doordacht, heeft een diepe theoretische basis en is wel geschikt voor de korte en middellange afstanden.
Een paar sites: www.posetech.com , www.dryessis.com (=explosive running), www.evolutionrunning.com , www.oerlopen.nl , www.wim-running.com (=gentle running) * ik denk dat het uiteindelijk gaat om de verhouding tussen contacttijd en zweeftijd. En niet, of veel minder, om de absolute duur van de contacttijd en de absolute duur van de zweeftijd. Jammer genoeg ken ik geen onderzoeken die dat als onderwerp hebben.
Jan Heusinkveld (1938), loopverslaafd na het zien van de eerste sub-4 minute-mile op 6 mei 1954, volgde zowel de A-B als C-cursus en specialisaties sprint horden en middenlange afstand. Jan is bijna vanaf de aftrap betrokken geweest bij het opzetten van de TLG-cursus. Hij was trainer voor afstanden vanaf 400m t/m de marathon in Enschede, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Soest en nu weer in Enschede bij de studentenatletiekvereniging Kronos.
14
Aan het woord Accommodatie, fulltime trainer en een portie lef
Nationaal trainingscentrum polshoog Clemens Vollebergh
In Sittard heeft men het voor de polsstokhoogspringers prima voor elkaar. In oktober 2002 werd er een speciale hal gebouwd en sinds begin 2006 is George Friant fulltime coach. Friant: ‘De wereldtitel van Rens Blom heeft alles extra in beweging gezet.’ Friant: ‘Vijf jaar geleden telde Nederland bij de mannen drie topspringers, Rens Blom, Laurens Looye en Christian Tamminga; aanwas was er nauwelijks. Om met het polsstokhoogspringen hogerop te komen moest daarom een aantal zaken worden aangepakt. Mede door de inspanningen op bondsniveau van Henk Kort (voormalig technisch directeur Atletiekunie, CV) en Klaas Pollema, vicevoorzitter van Unitas, werd, bij de aanleg van een nieuwe atletiekbaan ook geïnvesteerd in een polshooghal. Met de totstandkoming daarvan kon er vooral in de winterperiode beter getraind worden dan voorheen. De hal heeft vervolgens een uitrusting gekregen –denk aan klimtouwen boven de mat- waarmee specifiek op polshoog kan worden getraind. In mijn functie als bondstrainer trok ik de kaart van de jeugd. Ik organiseerde, samen met Frans Bosch springdagen (hoog, ver, pols, hink) om sportief begaafden op te sporen.’ Dat heeft inmiddels het nodige talent opgeleverd: Robbert Jan Janssen, Wout van Wengerden (verbeterde bij het EK <23 zijn persoonlijk record tot 5.40 en werd 8e), Rianna Galiart ranglijstaanvoerster bij de senioren met 4.25 meter’ , Ivette Caldenhove (tweede op de ranglijst met 4.02), B-meisje Denise Groot ( 2e bij de EYOF, derde op de ranglijst met 4 meter) en alleskunner B-meisje Leonie Schilder (3.85), die in 59,44 sec. een gouden plak won op de 400 meter horden tijdens de EYOF). Friant: ‘Een aantal, zoals Van Wengerden en Groot is in Sittard komen wonen en zit op een LOOT-school, waar het combineren van studie en sport mogelijk is. Natuurlijk moeten deze jonge sporters nog een aantal stappen maken, maar voor de komende tien jaar zit er zeker toekomst in het polsstokhoogspringen.’
Agenda Friant vindt structuur belangrijk. Dat geldt voor een aantal organisatorische aspecten om de sport heen, wonen, studeren, vrije tijd, maar ook als het gaat om een gezamenlijke agenda van trainers. ‘Zoals: wat is de biomechanische weg voor het aanleren van polshoog?’ Ik weet dat een groep trainers er anders over denkt, dat is goed zolang het meerwaarde geeft en onze springers er beter van gaan springen. Binnen die structuur vind ik het aanstellen van Jaap van der Plaat voor twee halve dagen per week in de regionaal erkende hal in Zoetermeer ook een goede zaak.
Friant: ‘Om tegenwoordig van geld in de sport verzekerd te blijven moet je voortdurend de toegevoegde waarde kunnen aantonen. Een consultant bureau controleert deze kwaliteit en kent punten toe. Polshoog kreeg er drie en dat is dan weer gekoppeld aan een financiële bijdrage voor de komende periode.’ 15
Unitas Pollema: Polshoog heeft bij Unitas altijd in the picture gestaan, zeg maar sinds Servee Wijssen eind jaren vijftig - begin jaren zestig als Nederlands recordhouder de toon zette. In het materiaal en de trainingsmethodiek is er daarna heel wat veranderd, waardoor men ook over grotere hoogten is gegaan. Na de unieke prestatie van Rens Blom bij het wereldkampioenschap in Helsinki 2005, was er meer mogelijk. George, die naast zijn baan al drie keer per week vanuit België kwam om training te geven, kon met ondersteuning van NOC*NSF en de Atletiekunie fulltime worden gedetacheerd bij de Rens Blomfoundation. Daarmee konden we het specialisme van polsstokhoogspringen verder uitbouwen.’ Naast fulltimer Friant kent de Rens Blom Foundation een parttime mentale coach, Jan Scholtes en een parttime fysiotherapeut, Maurice Penders. Die laatste is er ook voor andere sporters waaronder een groep meerkampers, met Eugene Martineau, Bob Altena, Bregje Crolla, e.a.
Trainer maakt het verschil Pollema is er van overtuigd dat de trainer het verschil maakt: ‘training geven naast je baan van veertig uur dat is gewoon niet meer van deze tijd. Met parttime of fulltimetrainers is het beter en constanter scoren. De jongere trainers die wij nu op polshoog hebben staan, maar ook op speer en andere onderdelen geven wij volop de kans hun kennis en kunde verder uit te bouwen. Als zij de moeite nemen om een hele dag van huis te zijn om in Duitsland bij een toptrainer beter te worden, dan moet je dat gewoon financieel ondersteunen.’ Meer informatie: www.rensblomfoundation.nl.
Clemens Vollebergh (1963) eindredacteur Nieuwsbrief voor licentiehouders
16
Column Popi polsstok Dé Hogeweg
Het zit in de lift, maar er kan nog meer bij. Dit is geen grappig raadsel, maar een serieus polsstokhoogspringprobleem. Wie had verwacht dat het goud van Rens Blom een run op de atletiekverenigingen zou veroorzaken, zat ernaast. Een rondje langs de banen laat slechts een kleine aanwas enthousiaste 'polsstokhogers' zien. Teveel techniek en te langzaam resultaat houdt de rest van de jeugd tegen. Maar er is hoop, er is Sittard. Bloms bakermat. Een aantal B-meisjes heeft zelfs het ouderlijk huis verlaten om daar op kamers en op training te gaan. Laatst moest ik met de trein naar Maastricht. Onderweg stapten drie in trainingspakken gestoken jongens in. Ze spraken opgewonden over een denktank en een symposium waar ze naartoe onderweg waren. Adidas-boy: 'Ik breng straks in dat het trainen meer op muziek moet. Kijk eens hoe populair het sporten op keiharde house nog altijd is bij de sportschool. En bij wedstrijden moet het ook. Daar kan het dan net als bij darten, dat elke atleet opkomt op zijn eigen tune!' Puma-boy: 'Ja, tof, dan kunnen we inspringen op het andere jumpen en dan vragen we of Jeckyll & Hyde een speciaal sportnummer maken, met een dansje erbij, met stokken, het stick-jumpen!' De derde sporter, die zijn outfit duidelijk bij Bristol vandaan had, zei: 'Maar moeten we ook niet iets met die stokken? Die zijn zo saai. Die moeten we airbrushen. Bijvoorbeeld als zuurstok, met van die gedraaide fluorescerende strepen, of een vlaggenstok, met allerlei vlaggetjes. Of dingen die specifiek bij die atleet horen. Een Blom-stok met bloemen. Dat wordt vast een hele popi stok!' Puma-boy: 'Jaja, of een stok-brood erop geschilderd. En dan zeker een koppelstok voor het synchroonspringen, net als de duo-jump. Ik weet het nog niet. Misschien moeten we het een andere naam geven, want zeg nou zelf, het klinkt ook helemaal niet in de kroeg: wat is jouw sport? O, ik spring polsstok.' Adidas-boy: 'Komen we zeker bij jouw idee van stickjumpen.' Station Sittard. Het sporttrio stapte uit. Het laatste wat ik opving was: 'Als we die polsstok eenmaal popi hebben, volgt het springen vanzelf en is de sky de limit!'
Dé Hogeweg is liefhebber van hardlopen, honkbal, wielrennen en schaatsen. Naast columns schrijft zij korte verhalen. In 2001 verscheen haar verhalenbundel Strandstoelendans.
17
Recensie 'Sterke romp vergroot belastbaarheid'
Core Stability: veel is niet altijd beter Clemens Vollebergh In een tweede editie verscheen onlangs van bondscoach polshoogspringen George Friant, de dvd ‘Core Stability’. Een dvd met veel heldere oefeningen die meer trainers dan alleen polsstokhoogtrainers inspireert maar trainers niet bij de hand neemt en weinig samenhang laat zien. Core stability, romp stabiliteit, stabilisatietraining: begrippen die allemaal slaan op oefeningen die de stabiliteit en bewegingscontrole verbeteren. Daarmee is niet iedere sit-up oefening of krachttraining synoniem aan rompstabiliteit. Daarvoor moet het begrip stabiliteit worden opgevat als een actief systeem (de spieren), een passief systeem (de beenderen, ligamenten, gewrichtskapsels) en het neurale systeem (aansturingmechanismen van de spieren). Deze drie systemen moeten zodanig samenwerken dat ze op een veilige en efficiënte manier krachten kunnen overbrengen. Als elk systeem optimaal ontwikkeld is spreekt men van stabiliteit.
Toptrainers De dvd Core Stability is vooral gemaakt voor toptrainers. De gesproken tekst –overigens door de beelden van polsstokhoogspringers in actie, niet ondersteund- is met al zijn aannames kort achter elkaar, begrijpelijk en te plaatsen voor de hoger opgeleide toptrainer maar, ingewikkeld voor trainers met wat minder bagage. Aan de ander kant kan de tekst worden uitgedraaid en nagelezen. De oefeningen met bosubal, swissball, theraband, medicinbal enzovoorts kunnen trainers van diverse sportgroepen inspireren. Het is echter de vraag of de trainer in staat is de oefeningen en opeenvolging ervan in overeenstemming te brengen met belastbaarheid en trainingsdoelen van zijn groep. De 370 algemene en specifieke oefeningen geven daarvoor veel keus maar weinig sturing. De gesproken tekst op de dvd is vrijwel geheel de weergave van een artikel geschreven door de Belgische Kinesi- en manueel therapeut Robbie Billen, Stabilisatietraining: wat en hoe? Opvallend is dat Friant dit niet vermeldt en slechts (onvolledig) als één van de bronnen noemt van ‘zijn’ tekst. Het gevolg van dit knip- en plakwerk is dat tekst, beeld en boodschap niet eenduidig zijn en de intrinsieke waarde van de leerstof onvoldoende tot zijn recht komt.
Titel DVD: Core Stability, 370 oefeningen Auteur: Georges Friant Prijs: leden Atletiekunie € 29,95, niet-leden € 35,95 Bestelwijze: Maak het verschuldigde bedrag over op banknummer 67.32.77.674 ten name van Atletiekshop te Arnhem onder vermelding van DVD Core Stability en uw lidmaatschapsnummer of volledige adresgegevens.
18
Oefenstof Via balwerpen naar speerwerpen Theo de Kovel Vaak zien we nog, dat het balwerpen dat de pupillen leren niet volledig aansluit op het speerwerpen. Hier beginnen ze mee bij de D – junioren. Dit stuk gaat over een aantal oefeningen, dat bij het balwerpen gebruikt kan worden ter voorbereiding op het speerwerpen bij de junioren. In dit verhaal, geef ik een aantal voorbeeld oefeningen dat via het balwerpen bij de pupillen naar een basis voor het speerwerpen bij de D – en C – junioren leidt. Ik wil helemaal niet beweren, dat dit volledig is en met een beetje fantasie kun je zelf ook nieuwe, leuke en interessante oefeningen bedenken. En bedenk, in andere sporten, zie je soms dingen die je zelf kunt gebruiken, al dan niet aangepast. Kijk bijvoorbeeld eens bij een honk- en softbaltraining voor balwerpen. Bedenk dat in het begin veel werpen met een enkele aanwijzing belangrijker is, dan op iedere worp commentaar te leveren. Houdt het ook bij een aanwijzing per training en probeer niet de hele techniek in een training te stoppen. De atleet wordt hier knettergek van. Ik moet zelf ook iedere keer mijzelf stoppen, om niet in mijn enthousiasme teveel aanwijzigen in een training te spuien. Een aantal zaken zien we vaak bij (beginnende) pupillen: • Een eeuwigheid in de zelfde houding staan voor er gegooid wordt • Een aanloop die heel snel begint, tot stilstand komt en dan wordt er geworpen. Dit zien we ook bij de D’s en C’s met speerwerpen terug.
Stand bij het afwerpen Een van de hulpmiddelen voor het aanleren van de juiste stand is, een lijn trekken tussen het teenstuk schoen van de voorste voet en de hak van de achterste voet. Wat ook kan, is de kinderen heupbreed de voeten te laten neerzetten en daarna de voet die achter hoort, recht naar achteren laten zetten. Daarna indraaien. Hierdoor staan ze direct goed. Dit kun je ook bij discuswerpen en kogelstoten doen.
Oefeningen balwerpen Er zijn vele mogelijkheden met balwerpen. Tijdens deze oefeningen kun je rondlopen en eenvoudige technische aanwijzingen geven. Laat de atleten bijvoorbeeld in paren tegenover elkaar staan en de bal naar elkaar toe gooien. Gebruik hier tennisballen voor, ze zijn wat lichter, maar zijn niet zo hard en daardoor niet zo gevaarlijk als de honk- en softballen die normaal bij het balwerpen gebruikt worden. Zet op verschillende afstanden en hoogtes doelen neer, welke door de atleten er af gegooid kunnen worden. • Kleine emmers of bekers gevuld met water op een klein platform. • Pylonen op een klein platform. • Blikjes op een pyloon. • Leg fietsbanden op verschillende afstanden en plaatsen in het veld neer als doel waar de atleten in moeten zien te gooien. • Maak gebruik van bezemstelen om sectoren aan te geven waarin gegooid moet worden. 19
Dit is goed voor de oog - hand coördinatie van de atleten. Laat de jongelui zowel links als rechts gooien als afwisseling. Niet elke training maar zo af en toe. Dit is voor het coördinatiegevoel van het hele lichaam goed. Zorg voor ruim voldoende ballen, zodat ze veel kunnen gooien voor ze de ballen weer moeten gaan rapen. Als de discus/kogelslingerkooi niet gebruikt wordt, kun je met een groep er omheen gaan staan en de ballen in het net gooien. Gebruik bij het werpen, de meest verschillende soorten ballen en voorwerpen. Dit kunnen zijn: tennisballen, honkballen, softballen, handballen, klein formaat American football, softsperen (hebben de pupillen het idee, dat ze met speerwerpen bezig zijn), vortex gillers en de turbojav.
Oefeningen voor het speerwerpen Werpen met ballen in een net blijft een goede oefening. Vooral in de winter kunnen de atleten veel ballen werpen en op de techniek oefenen zonder het natte gras op te hoeven of als de grond bevroren is, de speren kapot gooien. Alle oefeningen met blikjes, bekers en pylonen kunnen ook met de speer worden uitgevoerd. Je kunt hier ook aan toevoegen, pogingen om ballonnen kapot te gooien die in de grond of aan stokken zijn vastgemaakt. Gebruik hiervoor zoveel mogelijk verschillende hoogtes en afstanden. Laat de D – junioren eerst maar uit stand gooien en daarna de driepas, want veel te vaak, zie je de jongens en meisjes met een bloedgang aan komen lopen en afremmen in de laatste vijf passen, stilstaan en dan gooien. Dit zie je ook vaak bij pupillen. Laat ze eerst de driepas goed doen en daarna met aandribbelen met de driepas werpen. Ze zijn vaak niet sterk genoeg, om de kracht van de aanloop op te vangen met hun voorste been.
Oefeningen voor de zaal Alle bovenstaande oefeningen, kun je met ballen ook in de zaal laten doen. Alleen zou ik het water achterwege laten, de beheerder is hier niet echt blij mee. Maak doelen op de muur, hang een fietsband aan de basket en laat ze hier door gooien, laat ze op het vierkante vlak op de basket gooien. Span twee touwen tussen palen en laat ze tussen de touwen door gooien. Laat op een vlak op de muur mikken. Maak gebruik van alle apparaten in de zaal er zijn er vele en je kunt dus veel verschillende oefeningen bedenken.
20
Een paar tips: gebruik je fantasie en zorg voor lol tijdens de training. Maar houdt te allen tijde de veiligheid in de gaten. Begin daar direct mee en maak er een soort tweede natuur van. Via de link onder dit artikel bronnen kun je ontzettend veel spellen en oefeningen vinden voor de atletiek. Bronnen: Leichtathletiktraining 12-2004, 12-2006 Siegfried Isenia (honkbaltrainer/coach) www.sportpaedagogik-online.de/leicht/
Theo de Kovel Docent Atletiek Unie
21
De Stelling (Stelling Nieuwsbrief Mei 2007)
Als trainer grijp ik in als de ambities van de atleet verder reiken dan zijn mogelijkheden
Clemens Vollebergh/Jan Heusinkveld Dit keer een aantal reacties die via atletiekforum tot ons kwamen. Een paar reacties die via het e-mailadres zijn gestuurd zijn helaas door een computercrash vervallen. Onze excuses hiervoor.
Hoss Wilstra Een hele mooie stelling, maar ook weer een moeilijke en afhankelijk van situaties. Ja, natuurlijk dien je je atleet te begeleiden naar een meer realistische ambitie, maar dat kun je doen door samen een weg uit te stippelen, want ambitie is goed en ambitie hoef je niet af te remmen, alleen wanneer ga je dat doel bereiken. En stiekem hebben wij allemaal wel gedroomd van die Olympische wedstrijd. Ik zal op een voorbeeld inzoomen. Atleet wil meedoen aan een kampioenschap, geen limieten maar wel selectie, er bestaat grote kans dat atleet geschrapt wordt. Echter, de atleet is wel heel goed bezig en zit in een opwaartse spiraal. Wat ga je doen? A. Atleet rücksichtslos inschrijven. B. De atleet voorbereiden op een mogelijke teleurstelling, maar wel samen een alternatief plan verzinnen en ook een plan verzinnen om in ieder geval goed uit de verf te komen. C. De atleet rücksichtslos niet inschrijven. Ondanks dat ik altijd van het goede bedoelingen van de mens uitga vind ik oplossing C maximaal fout. De oplossing is demotiverend voor atleet. Ik zou overgaan tot inschrijving, de atleet heeft namelijk aangegeven er graag aan mee te willen doen. Ik zou er wel voor gaan maar eerst duidelijk maken dat niks vanzelfsprekend is. Dus je maakt afspraken dat je er samen voor gaat en dat je er dan alles voor gedaan hebt. Oplossing A is net zo maximaal fout, dit klinkt als we gaan het proberen. Nee, ik ben er voor om te weten waar je staat en dan samen te kijken waar het schip een lek vertoond. Dit lek ga je dan toch gewoon dichten voor de volgende keer, want dat is mogelijk je alternatief. Zijn er wel limieten, dan ga je samen kijken wat de mogelijkheden op korte en lange termijn zijn. Ambitie kan ook zijn een mogelijk moeilijk te halen clubrecord. Ook hier weer kijken naar de alternatieven en de langere termijn. Focus proberen te verleggen, want te veel focus kan leiden tot een neerwaartse spiraal. Iets wat dan niet lukt wordt namelijk uitvergroot en het probleem dus groter dan dat het is. Kortom genoeg stof om over te discussiëren denk ik.
Patrick van Dop Ik denk dat het belangrijk is om realistisch te blijven. Wanneer je weet dat een atleet op de rand van de limiet zit, dan zou ik wel inschrijven, maar met de atleet wel voor ogen blijven houden dat het muntje twee kanten op kan vallen. 22
En vervolgens samen blij zijn wanneer de atleet wel mee kan doen en samen balen wanneer het niet lukt. Ik heb het onderhand vaak genoeg meegemaakt en de atleten zijn er niet minder gemotiveerd door geworden wanneer ze er een keer buiten gevallen zijn. Sterker nog, de motivatie werd alleen maar beter, om er voor te zorgen dat ze de keer erop wel binnen de marges vielen.
Martijn Visscher Een vanzelfsprekend verhaal hierboven, niet echt een discussiepunt. De term "ingrijpen" is niet van toepassing, een trainer communiceert toch altijd al met zijn/haar atleet? Hoss: Martijn, ik vind ingrijpen dan ook te ver gaan. De trainer die ingrijpt zou de atleet wel eens helemaal "on hold" kunnen zetten
Van Jan Heusinkveld is de stelling voor nieuwsbrief nummer 4/2007 afkomstig:
veel sprinters en/of hun trainers zijn verdwaald U herkent het volgende fictieve voorbeeld vast wel. Een jaar of tien geleden is er binnen de sprintgroep een eerste jaars A-meisje, dat 12,70 op de 100m loopt. Daarmee is zij een topper die de trainer en de vereniging koesteren. Bij de baancompetitie is zij een belangrijke pion op de 100 meter, de 4*100m en eventueel het verspringen. Met ander woorden een prima puntenverzamelaarster! Dat ze nog lang lid mag blijven en even zo lang mag blijven sprinten, is de onuitgesproken wens van trainer en vereniging. Vandaag de dag is ze als seniore aan haar top, tijd 12.30, nog steeds regionale topper, met krantenkoppen in de regionale pers. So far, so good! Toch! Misschien, misschien ook niet. Mijn stelling is, dat veel sprinters (m/v) en hun trainer te vaak blijven bij de korte afstanden omdat daarop redelijk tot goed gepresteerd wordt. Maar de meeste sprinters missen de pure explosiviteit om de echte top te halen. En je hebt echt geen tien jaar nodig om daar achter te komen. Bedenk dan eens wat hij/zij op de wat langere afstanden aan mogelijkheden heeft. Het zal niet voor iedereen gelden, er zijn qua lichaamsbouw ook types, waarvan je nooit moet vergen om ook maar één meter meer dan 100, of misschien 200, meter te lopen. En er zijn misschien ook types die het mentaal niet aankunnen. Maar ik vraag mij af: wordt er niet te vaak ‘vergeten’ dat zo’n subtopper op de sprint-afstanden wel eens tot de top zou kunnen horen op de middenafstand? Natuurlijk zul je hem/haar daarvan moeten overtuigen. En de training zal wel anders moeten worden. Niet langer 5*150m op 99%, met als pauze 5-10 minuten lekker kletsen met de overige leden van de groep (een beetje gechargeerd: er zijn ook zwaardere trainingssessies). Ja, de midden-afstander doet soms ook wel zoiets, maar veel vaker lange(re) duurlopen, lange tempo’s, of korte tempo’s in series met binnen elke serie korte pauzes, enzovoort. De beloning kan, in plaats van de inleg-terug, de hoofdprijs zijn! Reageren op deze stelling?!? Mail uw reactie aan
[email protected]
23
Medisch
Veelvoorkomende blessures bij hoogspringen Els Stolk
In 1968 sprong Dick Fosbury tijdens de Olympische Spelen met een totaal nieuwe ruggelingse techniek hoog. Een techniek die een kans kreeg door de invoering van het landingskussen. Niet lang daarna werd de floptechniek tot de meest efficiënte techniek bij het hoogspringen uitgeroepen en wordt tegenwoordig door de overgrote meerderheid van de springers gebruikt. De ‘Schotse sprong’ is nu voorbehouden aan beginners terwijl de ‘Straddle’ juist nog door een enkele ‘expert’ gebruikt wordt. In dit artikel worden alleen de blessures doorgesproken die gelieerd zijn aan de ‘Fosbury Flop’. Dit artikel beperkt zich tot de beschrijving van de blessures die ontstaan door het hoogspringen. Blessures die ontstaan door de algemene snelheids- of (sprong-)krachttraining worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Deze vormen van training maken natuurlijk wel een belangrijk deel uit van de training van een (prestatieve) atleet. Hieronder worden de meest voorkomende blessures beschreven in relatie tot de fase van het hoogspringen waarin ze ontstaan en de eventuele techniekfout die daaraan ten grondslag ligt. In principe worden de blessures die ontstaan bij de algemene (sprong-)krachttraining niet als zodanig besproken evenals de blessures die kunnen ontstaan bij uitglijden tijdens de aanloop of een val naast de lat. Voor één soort blessures wordt hierop een uitzondering gemaakt en dat zijn de vermoeidheidsbreukjes.
Vermoeidheidsbreukjes Uit onderzoek is bekend dat vermoeidheidsbreukjes (stressfracturen) relatief vaak voorkomen bij atleten (tot 25% van het totaal aantal blessures) en dan vooral bij diegenen die veel springen of in bochtenlopen. Hoogspringers doen beiden en zijn dus ‘at risk’. Een extra risicofactor voor het ontstaan van dit soort breukjes is een verstoring van de vrouwelijke hormoonhuishouding, zoals die op kan treden bij hard trainende (magere) vrouwen waar de menstruatie gedurende langere tijd is weggebleven. Een vermoeidheidsbreukje treedt relatief vaak op in de pijpbotjes (metatarsalia) van de voorvoet, maar ook aan de binnenzijde van de voetwortel (os naviculare) en de binnenzijde van het scheenbeen (de tibia). Maar in feite kan deze blessure overal optreden waar het bot te vaak achter elkaar zwaar belast wordt. Een vermoeidheidsbreukje kenmerkt zich in eerste instantie door pijn tijdens de afzet en landing (in feite een soort ‘asdrukpijn’), eerst nog dragelijk maar later zo heftig dat de afzet niet meer (voluit) gemaakt kan worden en kan er ook pijn in het dagelijks leven optreedt. Afhankelijk van de locatie is er een zwelling op de aangedane plaats zichtbaar en is drukpijn op te wekken. Als een vermoeidsheidsbreukje eenmaal ontstaan is, duurt een genezing daarvan minimaal zes weken maar kan, afhankelijk van de locatie, vele maanden zo niet jaren in beslag nemen. Hierbij zijn de vermoeidheidsbreukjes van de voetwortel (het os naviculare) en die op bepaalde plaatsen in het scheenbeen berucht. In de revalidatiefase van deze blessure geldt dat training alleen hervat mag worden als er absoluut niets meer gevoeld wordt tijdens of na belasten, belaste training in eerste instantie niet vaker dan om de dag mag plaatsvinden (bot heeft 48 uur de tijd nodig heeft om van een (zware) 24
belasting te herstellen). Vuistregel is dat de training per week niet meer dan 10% uitgebreid mag worden.
Techniekbeschrijving De floptechniek kenmerkt zich kort gezegd door een aanloop, een afzet, een latpassage en een landing. Hieronder wordt beschreven welke blessures er wanneer kunnen ontstaan.
De aanloop De aanloop bestaat gewoonlijk uit een versnellingsdeel van 6-8 sprongachtige passen rechtuit waarbij mannelijke topspringers snelheden bereiken van 7.5 m/s en vrouwen 6.5 m/s. Dit versnellingsdeel wordt gevolgd door 3-4 passen die in een bocht gelopen worden, waarin (met behoud van snelheid) de afzet voorbereid wordt. Tijdens de aanloop als zodanig treden weinig specifieke hoogspringblessures op. Wel hebben hoogspringers vaak achillespeesblessures, mede door de afzet en de vele algemene sprint- en sprongkrachttraining. De achillespees heeft het zwaar bij de overgang van het rechte gedeelte van de aanloop naar het ingaan van de bocht, waarbij onder een hoge loopsnelheid een verwringing optreedt in de voet / enkel / achillespees. Deze belasting speelt ongetwijfeld een rol bij het feit dat de achillespees bij deze overgang relatief vaak afscheurt. In de laatste pas voor de afzet worden de schuine buikspieren sterk voorgerekt, voordat het zwaaibeen opgezwaaid wordt. Hierbij is zowel de timing van groot belang als de algemene romp- en bekkenstabiliteit. Hierbij liggen buik- of liesblessures op de loer.
De afzet In de afzet wordt de verticale snelheid omgezet in een optimale stijgingshoek en voldoende draaimomenten om te komen tot een latpassage. De afzet als zodanig begint met het plaatsen van het afzetbeen. Dit gebeurt met een actief grijpende beweging, waarbij de spanning in het been van groot belang is. De afzet gaat gepaard met grote veranderingen in lichaamshouding, in zeer korte tijd en met een grote voorwaartse snelheid uitgevoerd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat tijdens de afzet de meeste blessures bij het hoogspringen ontstaan. Als de laatste pas te groot gemaakt wordt en ‘stemmend’ tegen de hak afgezet wordt, kan een kneuzing optreden van het schokabsorberend vetweefsel en de peesuitwaaiering van de peesplaat en in het ergste geval ook van het bot(vlies) van de hak. Medisch gezien is hier alleen symptomatisch wat aan te doen (ijsmassage en schokabsorberend hakje) en in het ergste geval kan de hoogspringer er, tijdens de afzet, maanden pijnklachten van ondervinden. Een veelgemaakte fout bij de afzet is dat de voet dwars van de lat wordt weggezet. Op die manier wordt het gemakkelijker om de benodigde draaimomenten voor de latpassage op te roepen, maar wel met de kans op een ernstige blessures in de enkel en de voetwortel. Denk hierbij aan een irritatie van de gewrichtsbanden aan de binnenzijde van zowel de enkel als de voetwortel, met in het verlengde daarvan ook het ontstaan van een irritatie van de spier die aanhecht aan de binnenzijde van de voetwortel (m. tibialis posterior) en/of het optreden van een vermoeidheidsbreukje (van het os naviculare). Tevens kan er een kneuzing optreden aan de buitenzijde van het enkelgewricht en ook bij deze blessure kan het vele weken tot maanden duren voordat de irritatie en de pijnklachten van het gewricht weer verdwijnen. In het ergste geval treden er onomkeerbare beschadigingen van het gewrichtsoppervlak op, wat het einde kan betekenen van de hoogspringcarrière. Als de afzet niet actief grijpend gebeurt, kan het onderbeen in de enkelvork ten opzichte van het sprongbeen (Talus) naar voren schuiven. Dit is vooral een probleem als deze enkel al instabiel is door een eerdere enkelverzwikking. De krachten van deze ‘voorste schuiflade’ zijn zo groot dat het bovenste spronggewricht van de enkel ernstig geïrriteerd kan raken en de pijnklachten nopen tot aanpassing van de techniek (of uiteindelijk beëindiging van de hoogspringcarrière). Een andere enkelblessure die kan optreden is een kneuzing aan de achterzijde van het enkelgewricht, door de maximale strekking van deze enkel bij afzet. Dit treedt vooral op bij diegenen die van
25
nature een extra botje aan de achterzijde van dit enkelgewricht (os Trigonum) of een naar achteren prononcerend sprongbeen (processus posterior Tali) hebben. Hierbij treden pijnklachten op achter of in de achillespees. Mochten de pijnklachten niet spontaan verdwijnen, dan kan een injectie met corticosteroïden of uiteindelijk zelfs een operatie overwogen worden. Na de voetplaatsing buigt de knie in de ‘amortisatiefase’ eerst voordat hij strekt. Afhankelijk van de gebruikte techniek (snelheids- of krachtspringer) en de technische vaardigheden van de springer buigt de knie altijd in min of meerdere mate onder zeer hoge krachten. Hierbij wordt de kniepees zwaar belast en treedt relatief vaak overbelasting van de aanhechtingen van de (patella-)pees op. Bij volwassen springers betreft dit vaak een overbelasting van de aanhechting op of direct onder de knieschijf (deze blessure heeft niet voor niets de naam ‘springersknie’) onder de knieschijf. En bij jeugdigen die nog in of net uit de groeispurt zijn betreft het vaak de aanhechting van de kniepees op het scheenbeen (waaraan de naam ‘Osgood Schlatter’ is gegeven).
Latpassage De latpassage, kenmerkt zich door een juiste timing van de boven de lat in te nemen brughouding waarin de heupen en de rug omhoog geduwd worden en het lichaamszwaartepunt onder de lat ligt. Anders dan wellicht verwacht wordt, treden bij de latpassage als zodanig niet vaak rugblessures op (vaker bij de afzet of de algemene kracht- en sprongkrachttraining).
Landing Het essentiële punt van de landing is het voorkomen van blessures. De landing dient plaats te vinden op beide schouders met een goede romp en bekkenspanning (zodat de knie niet in het gezicht komt). Gelijktijdig dienen de uitgespreide armen de snelheid van het lichaam op te vangen al dan niet in combinatie met een rugwaartse rol. Vanzelfsprekend moet de landingsmat groot genoeg zijn, zodat een atleet er niet naast landt (waarbij het natuurlijk aan de atleet is om een juiste afzetplaats te kiezen rekening houdend met zijn of haar eigen vluchtcurve). Als er klachten bij de landing optreden zijn dat relatief vaak schouderklachten of huidproblemen (schaafplekken) als er gesprongen wordt met een ‘topje’.
26
Martijn Nuijens (foto: Erik van Leeuwen)
Conclusie In dit artikel is in het kort beschreven wat hoogspringen is en welke blessures daarbij het meeste optreden. Het is een tak van sport die hoge eisen stelt aan de atleet.
Els Stolk, sportarts
27
Nieuws Zaterdag 29 september: De coach van de toekomst Over gouden innovaties, bewegingsanalyses, motiveren van jeugd, talentontwikkeling, integrale coaching, video analyse en gps en geroscopie. Dagvoorzitter: Umberto Tan. Organisatie: NLcoach in samenwerking met NOC*NSF en Arko Sports Media. Plaats: Maarssen Meer informatie op www.nlcoach.nl.
Zondag 6 oktober: dag van de baanatletiek Over de stand van zaken in de Nederlandse baanatletiek. Organisatie: Atletiekunie Inschrijven en informatie via www.atletiekunie.nl
Donderdag 1 november: dag van de coach Organisatie: NLcoach Meer informatie: www.nlcoach.nl
Zaterdag 10 november: 12e Looptrainersdag: be there! Dé kennis- en ontmoetingsdag voor loop- en wandeltrainers. Organisatie: Atletiekunie Plaats: Universitair Sportcentrum Nijmegen Inschrijving vanaf 1 augustus via www.atletiek.nl.
Zaterdag en zondag 1 & 2 december: Trainerscongres: Medailles: Toeval of beleid? De Nederlandse atletiek maakt sinds 2003 een onmiskenbaar succesvolle periode door. Is dit toeval of zit hier een visie of methode achter? Coaches worden gezien als de motor achter het prestatieproces. Om als trainer de weg naar het internationale podium te vinden is het belangrijk om de kennis en ervaring van coaches te horen die die weg al vele malen hebben afgelegd. Kennisuitwisseling tussen trainers is dan ook een van de speerpunten van de bond. Op zaterdag 1 en zondag 2 december organiseert de Atletiekunie een Trainerscongres op het Olympische Trainingscentrum Papendal. De Atletiekunie heeft een hoogwaardig en veelzijdig programma samengesteld waar elke ambitieuze en nieuwsgierige trainer niet kan ontbreken. O.l.v. dagvoorzitter Hanno van der Loo zullen een aantal topcoaches acte de presence geven: •
De Engelse trainer Malcolm Arnold was voormalig technisch directeur van UK Athletics en is niet alleen bekend als trainer van de legendarische 400 meter hordenloper John Aki Bua maar ook van meervoudige kampioenen zoals Marc McCoy, Colin Jackson, Jason Gardener. Afgelopen winter werd zijn nieuwe pupil Greg Pickering Europees indoorkampioen op de 60 meter.
•
De Duitse werptrainer Dieter Kollark was de man achter de successen van Astrid Kumbernuss en Frank Dietsch maar nu ook van het nieuwe kogelstoot talent Petra Lammert.
28
•
Antonio Serrano, was in 2006 in Spanje coach van het jaar en begeleidde Juan Carlos Higuoro naar een dubbele titel in 2006 op de 1500 meter.
•
Inspanningsfysioloog Hanno van der Loo geeft inzicht in de nieuwste ontwikkeling met betrekking tot ‘herstelbevorderende maatregelen in topsport’.
•
Wigert Thunnissen neemt, als strength & conditioning trainer van het NOC*NSF, de verschillen en overeenkomsten met betrekking tot kracht en conditietraining van de verschillende atletiekdisciplines onder de loep waarbij met name de zin en de onzin van core stability aan de orde zullen komen
Op zaterdag worden vooral theoretische workshops aangeboden terwijl op zondag de praktijk (demo training) centraal staat met medewerking van een aantal topatleten. Er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar en inschrijven kan vanaf maandag 3 september 2007 op de site van de Atletiekunie (www.atletiekunie.nl) Voor houders van een trainerslicentie levert deelname aan dit congres één punt op B-niveau op. Meer informatie, o.a. over het precieze programma en de kosten, is vanaf 3 september beschikbaar op de website (www.atletiek.nl).
KNVB versoepelt regels voor amateurtrainers Een opmerkelijk bericht: De KNVB heeft besloten tot het afschaffen van de diploma’s voor trainers die werkzaam zijn in de vierde tot en met zesde klasse van het amateurvoetbal. Deze maatregel gaat in vanaf het seizoen 2008-2009. Ook hoeven coaches vanaf dat moment niet meer in het bezit te zijn van een trainerslicentie, die nu nog elke vijf jaar verlengd moet worden. De reden daarvoor is, zo geeft woordvoerder Rob de Leede aan dat er over het trainersvak in het amateurvoetbal te veel onduidelijkheid bestaat. ‘De KNVB vond het nodig een begrijpelijker en een eenvoudiger systeem te ontwikkelen. Daarnaast krijgt een trainer van een vierdeklasser, wanneer hij met zijn club promoveert naar de derde klasse, twee jaar dispensatie om alsnog zijn vereiste diploma te halen. Nu is die termijn nog één jaar. ‘De vereniging van oefenmeesters (VVON) klaagt al jaren dat de bond niet optreedt tegen clubs die een ongediplomeerde trainer voor de groep hebben staan. Met name op het lagere niveau blijkt het lastig te controleren wie de trainingen leidt. Veel verenigingen maken gebruik van een (ongediplomeerde) oud-spelers en hebben geen trek om verplicht een gediplomeerde coach aan te stellen. Jos Klingen van de VVON is verrast door het besluit. ‘De bond heeft ons nog niet ingelicht. Dit gaat ons leden kosten. Het laagste trainersdiploma’s is vanaf komend seizoen namelijk niks meer waard, dus zullen die mensen zich ongetwijfeld afvragen waarom ze nog lid moeten zijn van de vakbond. Heel veel clubs zullen kiezen voor mensen binnen hun eigen vereniging.’ Bron: De Gelderlander, 5 juli 2007
DVD-rom Core Stability weer verkrijgbaar De op enkele punten verbeterde en uitgebreidere DVD-rom Core Stability is weer verkrijgbaar bij het bondsbureau. Zie de beschrijving van deze dvd elders in deze nieuwsbrief. Stabiliteit: slim bewegen en slim trainen is optimaal presteren! (Georges Friant bondscoach polshoog Atletiekunie) ‘Krachttraining heeft tot doel een aantal barrières in het bewegingsapparaat weg te nemen. Kracht is daarbij nooit het enige middel, maar kan in veel gevallen een katalyserende rol vervullen. Tijdens krachttraining leert de atleet met name zijn spieren beter aan te sturen. De krachtstoename moet dan ook vooral gezocht worden in effectiever gebruik van de spieren. Zoals elke timmerman weet, bieden rake klappen meer soelaas dan een grotere hamer. Toename van de 29
fysiologische doorsnede van een spier is dan ook meestal niet, tenzij wenselijk, aan de orde. De meerwaarde van de krachttraining zit besloten in de a-specificiteit; door de trainingsprikkel heel geïsoleerd aan te bieden kan de belasting een stuk hoger zijn.’ De DVD is te bestellen bij de Atletiekunie. Leden € 29,95; niet-leden € 35,95. Maak het verschuldigde bedrag over op banknummer 67.32.77.674 ten name van Atletiekshop te Arnhem onder vermelding van DVD Core Stability en uw lidmaatschapsnummer of volledige adresgegevens.
Commissie keurt witboek over sport goed De Europese Commissie heeft in juli een witboek over sport goedgekeurd, met strategische richtsnoeren over de rol van sport in Europa. Het witboek erkent het sociaal en economisch belang van sport maar neemt ook de bestaande EU-wetgeving in acht. Twee jaar lang is uitvoerig overleg gepleegd met sportorganisaties (zoals de Olympische Comités), sportfederaties, lidstaten en andere stakeholders. Het witboek stelt ook concrete acties voor in een gedetailleerd actieplan dat vernoemd is naar Pierre de Coubertin. Het actieplan gaat met name in op de maatschappelijke en economische aspecten van sport, zoals volksgezondheid, onderwijs, sociale integratie, vrijwilligerswerk, externe betrekkingen en sportfinanciering. Er wordt een gestructureerde dialoog gepland met sportorganisaties zoals Europese sportfederaties, Europese en nationale overkoepelende organisaties zoals de Europese en nationale Olympische Comités, en Europese niet-gouvernementele sportorganisaties. De Commissie gebruikt het witboek de komende jaren als leidraad bij haar sportgerelateerde activiteiten. In het actieplan wordt voorgesteld: • nieuwe richtsnoeren voor lichaamsbeweging op te stellen en een meerjarig EU-netwerk voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging op te richten; • een gecoördineerde Europese aanpak van doping te bevorderen, bv. door een netwerk van nationale antidopingorganisaties te steunen; • een Europees label toe te kennen aan scholen die lichaamsbeweging op school actief bevorderen; • een onderzoek naar vrijwilligerswerk in de sport te starten; • sociale insluiting en integratie door sport adequater te bevorderen via EU-programma's en fondsen zoals Progress, Een leven lang leren, Jeugd in actie, Europa voor de burger, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Integratiefonds; • de uitwisseling van operationele informatie over en ervaring met de preventie van gewelddadige en racistische incidenten te bevorderen tussen ordehandhavers en sportorganisaties; • het gebruik van sport als instrument voor het EU-ontwikkelingsbeleid te bevorderen; • samen met de lidstaten een Europese statistische methode te ontwikkelen om de economische impact van sport te meten; • onderzoek te verrichten naar de manier waarop amateursport en sport voor iedereen in de lidstaten met overheidsgeld en privégeld worden gefinancierd en naar de impact van de veranderingen die zich op dit gebied voordoen; • een evaluatie uit te voeren om een duidelijk beeld van de activiteiten van spelersmakelaars in de EU te krijgen en na te gaan of op Europees niveau moet worden opgetreden; • te zorgen voor een efficiëntere dialoog over sport op Europees niveau, inclusief de organisatie van een jaarlijks EU-sportforum; • de politieke samenwerking op sportgebied te intensiveren met behulp van een versterkte voortschrijdende agenda, gemeenschappelijke prioriteiten en regelmatige verslagen aan de Europese ministers van Sport;
30
•
de oprichting van Europese Comités voor sociale dialoog in de sportsector aan te moedigen en werkgevers en werknemers in dit verband te steunen.
In oktober bespreekt de Commissie in een conferentie het witboek met stakeholders uit de sportwereld. Het witboek is beschikbaar op http://ec.europa.eu/sport/index_en.html
Internetapplicatie voor trainers Voor trainers bestaat er sinds kort een internetapplicatie waarbij zowel de trainer als zijn atleten een eigen sportwebsite creëren waarin het gehele trainings- wedstrijd- en testtraject wordt verwerkt. De internetapplicatie, ontwikkeld door Arjen Wolters heeft de volgende voordelen: • de trainer krijgt via zijn eigen internetapplicatie een overzicht van en inzicht in de training- en wedstrijdprestaties van zijn/haar atleten. •
de trainer bouwt een eigen databestand van trainingsschema's op (indien nodig met video, foto etc.). Daarvoor bouwt de trainer een eigen databestand van oefeningen (eventueel met foto of video) op die zijn te gebruiken in de opbouw van de schema's.
•
de mogelijkheid om ook schema's en oefeningen van collega's te bekijken en eventueel toe te voegen aan het eigen bestand.
•
uitgebreide atleten profielen (algemeen/ sporter/ mentaal en motorische stijl)
•
uiteindelijk ontstaat er een databestand van uitgebreide atleten profielen die met een bepaalde trainingsopbouw en intensiteit tot een bepaalde prestatie komen ("prestatie volg systeem" )
•
de trainer kan online communiceren met zijn atleet, op afstand begeleiden.
•
de sporter wordt sterker betrokken bij zijn sportbeoefening ( eigen website, zelf in te delen )
•
verder uiteraard planning, doelen lange en korte termijn, benoemen en volgen, testen, overzichten enzovoorts.
Meer informatie:
[email protected].
Dikke buik gevaar voor knie De knie is bij volleybal gevoelig voor de hoge mate van belasting. Australische wetenschappers hebben echo-onderzoek gedaan naar de gezondheid van de kniepees bij volleyballers. De beeldresultaten werden vergeleken met de omtrek van onder meer de buik. De onderzoekers constateren dat een dikkere buik, met een omvang van meer dan 83 centimeter, een grotere kans geeft op kniepeesblessures. Het onderzoek verscheen in het vooraanstaande wetenschappelijke tijdschrift British Journal of Sports Medicine. Bron: www.sportzorg.nl, aldaar: De Telegraaf, Jos Benders, chef arts Service Medical in: Telesport (Sportmedische rubriek), 30 juni 2007
31
Losse veter: nieuwe website www.losseveter.nl is een initiatief van Vivian Ruiters. De site gaat over atletiek in de breedste zin van het woord. ‘Soms kritisch, soms verslagen of historie maar ook humor of gewoon een mooie foto’, aldus Ruiters op haar site, die neigt naar hardlopen maar ook graag de technische nummers wil vertegenwoordigen. Daarom zoekt de site kenners van de technische nummers die kunnen schrijven over ontwikkelingen, achtergrond, profielen van talentvolle atleten en met humor. Interesse? Mail
[email protected].. Bron: atletiekforum, 26 juli 2007
Blessures Uit gegevens van Stichting consument en veiligheid blijkt dat we in de periode 2000-2005 met zijn allen 72.000.000 uur hardlopen. Daarbij ontstaan 110.000 letsels, waarvan er 50.000 behandeld moeten worden. Vijftig hardlopers worden jaarlijks in het ziekenhuis opgenomen en 1.700 komen er op de Spoedeisende hulp terecht. Dat is 2,4 SEH/behandelingen per 100.000 sporturen. De opnamegevallen verblijven gemiddeld vier dagen in het ziekenhuis. Dat is een gelijk aantal vergeleken met eerdere periodes. Per geval zijn de kosten gemiddeld 920 euro. In de atletiek (exclusief hardlopen) worden jaarlijks 13.000.000 uren gemaakt. Daarbij ontstaan 11.000 blessures. Twintig atleten belanden daardoor in het ziekenhuis. Vierhonderd komen er op de Spoedeisende Hulp. Dat is drie SEH-behandelingen per 100.000 sporturen. In de periode 2001-2005 was het gemiddeld aantal opnamedagen 2,2. Een stijging van 5%. De medische kosten bedroegen gemiddeld 810 euro per slachtoffer. Gekeken naar het aantal blessures per 100.000 uur sporten scoort aerobics het laagst met 1,1 (minst blessuregevoelige sport dus). Met 30 scoort skeeleren het hoogst, basketbal volgt (met 27) met hockey en (26) en voetbal (22). De medische kosten voor het behandelen van slachtoffers door motorsport bedragen 1.700 euro, gevolgd door wielrennen en mountainbiken met 1.500 euro. (toename met 64%! En kosten 1500 euro per slachtoffer!). Wielrennen scoort een 5 en badminton een 4,7. Bron: Sportblessures, M. van Nunen, Stichting Consument en Veiligheid, juni 2007.
32