DE RIJDENDE RECHTER Zaaknummer: S19-13 Datum uitspraak: 25 oktober 2012 Plaats uitspraak: Zaandam
Bindend Advies in het geschil tussen: H.C. van Wier te Amsterdam verder te noemen: Van Wier, tegen: Stichting Dierenleed, h.o.d.n. dierenasiel Amsterdam-Noord/Oostzaan, te Oostzaan verder te noemen het dierenasiel, gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.
De procedure. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het bindend advies reglement "De Rijdende Rechter" editie november 2009 te laten beslechten. De vordering van Van Wier is opgenomen in de bindend advies overeenkomst. De rijdende rechter heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde
stukken. Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 2 juli 2012, welke is gehouden te Amsterdam. Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting. Voorafgaande daaraan heeft de rijdende rechter zich begeven naar het in deze procedure bedoelde dierenasiel en heeft hij dit in het bijzijn van partijen bezichtigd. Daarbij was tevens aanwezig dr. Nienke Endenburg, psychologe, als deskundige op het gebied van de relatie mens en dier. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken. Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht. De deskundige heeft mondeling verslag uitgebracht. Hierna is de uitspraak bepaald op vandaag. Vaststaande feiten. In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan, omdat deze voldoende zijn komen vast te staan. 1. Het dierenasiel drijft in Amsterdam Noord/Oostzaan een dierenasiel, zoals bedoeld in artikel 1 aanhef en onder c. van het Honden en kattenbesluit 1999. In dat dierenasiel worden in opdracht van de gemeente Amsterdam katten in bewaring genomen, die zwervend binnen de gemeente zijn aangetroffen. 2. Een en ander is gebaseerd op een met de gemeente Amsterdam gesloten ‘Overeenkomst inzake de opvang van gevonden dieren gedurende de wettelijke termijn,’ van twee weken, zoals bedoeld in artikel 5.8 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. 3. Sinds jaar en dag gaan dierenasiels binnen de gemeente Amsterdam, ervan uit, dat op die manier in bewaring genomen dieren, die gedurende
die wettelijke termijn niet zijn opgehaald door de eigenaar, hun eigendom worden. Een en ander is kennelijk gebaseerd op een aangenomen ‘informele’ eigendomsoverdracht door de burgemeester, zoals bedoeld in artikel 5.8 lid 3 eerste volzin van het Burgerlijk Wetboek. Dat is echter nergens formeel vast gelegd. 4. Vervolgens proberen deze dierenasiels de zo volgens hen in eigendom verkregen dieren elders te plaatsen. Daarvoor wordt (in elk geval bij het als verweerder in deze zaak betrokken dierenasiel) gebruik gemaakt van een zogenaamd ‘plaatsingscontract’. Kern van dat contract behelst de overdracht van de geplaatste kat aan het nieuwe baasje, tegen betaling van een bepaald bedrag, met als bijzondere voorwaarde dat de kat alleen na vooraf verkregen toestemming van het dierenasiel aan derden mag worden overgedaan. 5. Op 17 april 2012 is de kater Pom, die toen eigendom was van Van Wier en woonde op het adres Campanulastraat 29 te Amsterdam-Noord, zoals gebruikelijk alleen naar buiten gegaan. Op diezelfde dag heeft een persoon, waarvan het dierenasiel de identiteit niet wenst te onthullen, Pom afgegeven bij het dierenasiel. Volgens door het dierenasiel gemaakte aantekeningen was Pom op de Floraweg te Amsterdam ‘gevonden’. De Floraweg ligt om de hoek van de Campanulastraat. Omdat Pom geen halsbandje droeg met naam-/adresgegevens noch was voorzien van een identificerende tatoeage of onder de huid ingebrachte chip, kon het dierenasiel niet achterhalen wie zijn mogelijke eigenaar was. 6. Op 20 april 2012 heeft Van Wier, die zich ongerust maakte dat Pom niet thuiskwam, telefonisch contact opgenomen met het dierenasiel met de vraag, of hij soms daar was. Die vraag werd ontkennend beantwoord. Kennelijk was degene, die de telefoon beantwoordde niet op de hoogte van de aanwezigheid van Pom. Ook navraag elders leverde niets op. 7. Pas op 25 april 2012 is Pom, als op 17 april 2012 gevonden, gepubliceerd op de website www.amivedi.nl. Dat is door Van Wier op 8 mei 2012 ontdekt. Inmiddels was Pom op 3 mei 2012 echter al door het
dierenasiel afgestaan aan een derde, die heeft geweigerd om Pom aan Van Wier terug te geven. De vordering van Van Wier. Van Wier vordert -kort gezegd- dat het dierenasiel zorgt voor teruggave van Pom. Als dat niet mogelijk blijkt, vordert Van Wier, bij wijze van schadevergoeding, dat het dierenasiel de kosten van het chippen vergoedt, als Van Wier een nieuwe kat neemt. Standpunten van partijen. Het standpunt van Van Wier komt kort samengevat en voor zover thans van belang op het volgende neer. Van Wier meent dat zij nog steeds de rechtmatige eigenaar is van Pom en dat het dierenasiel de kat dus ten onrechte aan een derde heeft overgedragen. Er was geen sprake van dat Pom vermist werd, op de dag dat hij naar het dierenasiel werd gebracht. De kat liep gewoon buiten, zoals hij wel vaker doet. Overigens vindt Van Wier dat het dierenasiel erg onzorgvuldig heeft gehandeld, door eerst te zeggen dat de kat niet bij haar binnen was gebracht en vervolgens zo lang te wachten met aanmelding bij de stichting Amivedi, waardoor de reactietijd van Van Wier wel erg kort werd. Het standpunt van het dierenasiel komt, kort samengevat en voor zover thans van belang, op het volgende neer. Het dierenasiel stelt zich op het standpunt, dat zij niets verkeerd heeft gedaan. De kat werd als gevonden bij haar afgeleverd, waarna zij de wettelijke termijn van 14 dagen heeft afgewacht voordat de kat aan een derde is afgestaan. Het dierenasiel onderstreept dat het niet primair haar taak is om het baasje van een binnengebrachte kat te zoeken. Dat is de taak van het baasje zelf. Er zitten bij het dierenasiel meerdere katten die aan het signalement van Pom voldoen, zodat het ondoenlijk is om telefonisch een kat te identificeren. Van Wier had zelf moeten komen kijken. Overigens had Van Wier deze ellende kunnen voorkomen, door Pom te laten chippen.
Beoordeling van het geschil. Was het dierenasiel bevoegd om Pom aan een derde over te dragen? Volgens artikel 5.8 lid 3 eerste volzin van het Burgerlijk Wetboek is de burgemeester inderdaad bevoegd een bij een dierenasiel in bewaring gegeven dier na twee weken in eigendom over te dragen aan dat dierenasiel. De rijdende rechter moet evenwel constateren, dat gesteld noch gebleken is dat dit in de onderhavige, concrete zaak met zoveel woorden is gebeurd. Ook is er geen besluit overgelegd, waaruit zou volgen dat de burgemeester in dergelijke gevallen de eigendom op voorhand overdraagt aan dat asiel. Dat er binnen de gemeente Amsterdam kennelijk van wordt uitgegaan, dat een en ander informeel al is geregeld, is onvoldoende om af te doen aan de volstrekt duidelijke bepalingen van de wet. De rijdende rechter realiseert zich, dat dit oordeel grote gevolgen kan hebben voor de dagelijkse praktijk van de opvang van zwerfdieren, maar dat bezwaar laat zich eenvoudig ondervangen door het alsnog nemen van een behoorlijk besluit door de burgemeester. Zo bezien is het dierenasiel na afloop van de wettelijke termijn van twee weken dus geen eigenaar geworden van Pom en was zij onbevoegd om Pom aan een derde over te dragen. Maar ook al zou het voorgaande niet opgaan, dan nog zou het dierenasiel na verloop van de termijn van twee weken alleen eigenaar zijn geworden van Pom, als in dit geval werkelijk sprake was van een ‘gevonden’ kat. Het is immers niet de bedoeling dat een kat, die buiten een ommetje maakt, zomaar van de straat wordt geplukt en als ‘gevonden voorwerp’ wordt aangemerkt. De wet (artikel 5.5 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek) definieert een gevonden voorwerp als een onbeheerde zaak’. De vraag of een aangetroffen zaak als ‘onbeheerd’ mag worden aangemerkt is niet altijd eenvoudig te beantwoorden. Het gaat om de bijzondere omstandigheden van het geval, waarbij ook moet worden gekeken naar wat pas later is gebleken. In het onderhavige geval is komen vast te staan dat Pom, zoals bij katten niet ongebruikelijk is, toen hij werd opgepakt weliswaar losliep op straat, maar dat
toen geen sprake was van een dagenlang buitenshuis verblijven. Gesteld noch gebleken is verder dat Pom vermagerd was en/of een verwaarloosde indruk maakte. Kortom: Pom was geen zwerfkat maar liep gewoon buiten, wat een algemeen aanvaard fenomeen is. Dat is naar het oordeel van de rijdende rechter onvoldoende om te mogen aannemen dat Pom op dat ogenblik als ‘onbeheerd’ en dus als ‘gevonden voorwerp’ mocht worden aangemerkt. Daaraan kan niet afdoen dat Pom toen geen identificatiemiddel had, zoals een halsbandje met naam-/adresgegevens, tatoeage of chip. Hoe nuttig ook, het hebben van een identificatiemiddel is voor katten niet verplicht. De rijdende rechter heeft er begrip voor dat het dierenasiel bij gebreke van een identificatiemiddel moeilijk kan vaststellen of een binnengebrachte kat zwervend was, of gewoon buiten liep. Dat betekent echter niet, dat zij daarvoor ook geen moeite hoeft te doen. In deze zaak is aannemelijk geworden dat het dierenasiel te gemakkelijk bij haar binnengebrachte katten accepteert, zonder een behoorlijk onderzoek in te stellen naar de omstandigheden waaronder die katten zijn aangetroffen. Daarvan wordt in elk geval geen behoorlijk aantekening gemaakt. Door deze manier van werken loopt het dierenasiel grote risico’s, ook financieel. Het voorgaande voert tot de slotsom dat het dierenasiel, dat zich ten onrechte als nieuwe eigenaar beschouwde, niet gerechtigd was om Pom aan een derde over te dragen. Door dat toch te doen, heeft het dierenasiel onrechtmatig gehandeld. Moet Pom aan Van Wier worden teruggegeven? Het voorgaande betekent echter niet, dat het dierenasiel kan worden verplicht tot teruggave of het doen teruggeven van Pom aan Van Wier. Zoals de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 25 juni 20091 in een (voor wat betreft dit onderdeel van de beslissing) vergelijkbare zaak terecht heeft overwogen, kan het nieuwe baasje van Pom immers niet worden verplicht tot teruggave van de kat, kort gezegd omdat hij zich kan beroepen op het bepaalde in artikel 3.86 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin is zakelijk weergegeven bepaald, dat de koper te goeder trouw van een roerende zaak (een kat is juridisch een roerende zaak), hier niet ter zake doende uitzonderingen daargelaten, beschermd wordt tegen de onbevoegdheid van de verkoper. Dat 1
Te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder LJN nummer BI9985.
betekent dat het nieuwe baasje van Pom de nieuwe, rechtmatige eigenaar is geworden van de kat en dat Van Wier die eigendom dus is kwijtgeraakt. Met genoemde voorzieningenrechter is de rijdende rechter het bovendien eens, dat de benaming ‘plaatsingsovereenkomst’ boven het contract waarin het dierenasiel bij een derde plaatst, niet afdoet aan het oordeel dat we hier, in elk geval voor wat betreft de toepassing van laatstgenoemd wetsartikel, wel degelijk te maken hebben met een eigendomsoverdracht, ook al wordt de nieuwe eigenaar beperkt in zijn bevoegdheid om de aldus verkregen kat weer aan een ander af te staan. Schadevergoeding? Nu gedwongen teruggave niet aan de orde is, blijft alleen nog de mogelijkheid open dat Van Wier door het dierenasiel schadeloos wordt gesteld, omdat Pom door haar ten onrechte aan een derde is overgedragen. Uiteraard treft Van Wier in deze zaak een behoorlijke mate van eigen schuld, nu het in deze tijd maatschappelijk niet meer verdedigbaar is om een kat zonder identificatiemiddel los over straat te laten lopen. Door dat toch te doen heeft Van Wier in aanmerkelijk mate bijgedragen aan het misverstand, waardoor Pom aan een ander is overgedragen. Het is dan ook redelijk dat zij het grootste deel van haar schade zelf draagt. Opgemerkt moet worden dat Van Wier bij wijze van schadevergoeding slechts een gratis chipregistratie eist. Deze vordering is toewijsbaar, omdat voldoende aannemelijk is dat het daarmee gemoeide bedrag veel lager is dan de daadwerkelijk door Van Wier geleden schade. Slechts gelet op deze wel zeer beperkte schadevergoeding ziet de rijdende rechter geen reden om die nog verder te beperken op grond van het bepaalde in artikel 6.101 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (aftrek wegens eigen schuld). Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist.
BESLISSING Voor recht wordt verklaard dat het dierenasiel niet gerechtigd was om de in deze procedure bedoelde kat aan een derde over te dragen. Verstaat dat het dierenasiel niet kan worden verplicht om deze kat weer aan Van Wier terug te geven. Verplicht het dierenasiel om een nieuw door Van Wier aan te schaffen kat gratis te (doen) ‘chippen’. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M.Visser als rijdende rechter en uitgesproken te Zaandam op 25 oktober 2012. Bindend Adviseur
Secretaris
mr F.M. Visser
mr C.M. Sharif