DE RIJDENDE RECHTER Zaaknummer: S21-23 Datum uitspraak: 30 januari 2015 Plaats uitspraak: Zeist
Bindend Advies
in het geschil tussen: Leerlingenraad Valuascollege Te Venlo, vertegenwoordigd door A. Scheepers, voorzitter, bijgestaan door P. Jordan, verder te noemen Leerlingenraad Valuascollege, tegen: Stichting Onderwijsgemeenschap Venlo & Omstreken (OGVO) te Venlo, verder te noemen: OGVO, vertegenwoordigd door H. Oostdam, campusdirecteur Valuascollege, bijgestaan door H. van den Heuvel, gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.
De procedure. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het bindend advies reglement "De Rijdende Rechter" editie januari 2014 te laten beslechten. De vordering van Leerlingenraad Valuascollege is opgenomen in de bindend advies overeenkomst. Daarin is ook een tegenvordering van OGVO opgenomen.
De rijdende rechter heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde stukken. Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 2 december 2014, welke is gehouden te Venlo. Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting, die is gehouden in het schoolgebouw van Valuascollege. Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht. Voorafgaande aan de hoorzitting heeft de rijdende rechter zich in aanwezigheid van partijen laten voorlichten over de verminderde reactiesnelheid na alcoholgebruik en de mogelijkheden van alcoholvrije cocktails. Tijdens de hoorzitting zijn als informanten gehoord H. van den Heuvel, Paula Jordan, drs. L. Lemmers (Trimbos Instituut) en E. Schouten (schipper van de klipper Flierefluiter), leraar maatschappijleer de heer B. Bettinger en verder nog Klaas van Beek, Fleur Huys, Frans Landers en Lisanne Holthuijsen. Hierna is de uitspraak bepaald op vandaag. Vaststaande feiten. In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan, omdat deze voldoende zijn komen vast te staan. 1. Valuascollege is een te Venlo gevestigde school zoals bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (verder te noemen WVO) en maakt als afzonderlijke campus onderdeel uit van de Onderwijsgemeenschap Venlo en Omstreken (verder te noemen OGVO), dat tevens het bevoegd gezag uitoefent. 2. Op grond van het bepaalde in artikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijs (verder te noemen: WVO) heeft het OGVO een leerlingenstatuut vastgesteld, dat geldt voor alle onder haar vallende campusscholen, te weten Valuascollege, Blaricumcollege en College den Hulster.
3. In artikel 17 onder B. 9 van genoemd statuut zijn gedragsregels omschreven. Daarin is, voor zover thans van belang, onder meer het volgende bepaald: Het is leerlingen niet toegestaan alcohol te gebruiken of in bezit te hebben in het schoolgebouw, de omgeving daarvan of tijdens activiteiten die door de campus georganiseerd worden, tenzij er bij een bepaalde activiteit uitdrukkelijk anders bepaald is.
4. De directeur van Valuascollege heeft gebruikgemaakt van de hem in artikel 2 lid 4 van meergenoemd statuut gegeven bevoegdheid een campusleerlingenreglement vast te stellen, het Campusleerlingenstatuut genaamd. In artikel 3.1.4 van dat Campusleerlingenstatuut is het volgende bepaald. De leerlingen mogen geen alcoholhoudende dranken of verdovende middelen bij zich hebben of in en om het schoolgebouw gebruiken. Op schoolfeesten mogen licht alcoholische dranken gebruikt worden door leerlingen van 16 jaar en ouder. Leerlingen mogen niet onder invloed van alcohol of drugs op school komen of verblijven.
5. Naar aanleiding van de met ingang van 1 januari 2014 verscherpte eisen, gesteld in de Drank en Horecawet, voor wat betreft het gebruik van alcoholhoudende dranken door jeugdigen, heeft Valuascollege zich beraden over de (on)wenselijkheid van het gebruik van alcoholhoudende dranken door haar leerlingen. In dat verband is een wijziging voorgenomen van het hiervoor onder 4. weergegeven artikel 3.1.4 van het Campusleerlingenstatuut. Het nieuw voorgestelde artikel luidt als volgt. De leerlingen mogen geen alcoholhoudende dranken of verdovende middelen bij zich hebben en gebruiken in en om het schoolgebouw en tijdens buitenschoolse activiteiten. Leerlingen mogen niet onder invloed van alcohol of drugs op school komen of verblijven.
6. Eén van de door Valuascollege georganiseerde buitenschoolse activiteiten is de jaarlijkse klippertocht voor eindexamenkandidaten van HAVO en VWO, die jaarlijks wordt gehouden tussen het afnemen van de eindexamens en de bekendmaking van de uitslagen daarvan. Onder toezicht van leerkrachten, verbonden aan Valuascollege, zeilen de leerlingen overdag en verblijven zij ’s avonds en ’s nachts in beginsel op het schip. Na het zeilen worden (ook) alcoholhoudende drankjes genuttigd, die door de
deelnemende leerlingen zelf worden ingeslagen. Daarnaast is het de gewoonte, dat de leerlingen ’s avonds onbegeleid aan land gaan voor (onder meer) cafébezoek. Leerlingen die aan deze klippertocht deelnemen zijn voor een deel ouder dan 18 jaar en voor een deel jonger. Het conflict (artikel 15 lid 2 van het bindend advies reglement). Het conflict dat partijen verdeeld houdt laat zich kort samengevat als volgt omschrijven. Mag Valuascollege het gebruik van alcohol verbieden aan leerlingen die deelnemen aan buitenschoolse activiteiten, gedurende de tijd dat er geen daadwerkelijke buitenschoolse activiteiten worden ondernomen (vrije tijd)?
De vordering van Leerlingenraad Valuascollege. Leerlingenraad Valuascollege vordert kort gezegd een verklaring voor recht, dat Valuascollege het gebruik van alcohol in de hiervoor bedoelde vrije tijd niet kan verbieden. De tegenvordering van OGVO. OGVO vordert kort gezegd een verklaring voor recht dat Valuascollege gerechtigd is het hiervoor onder 5. weergegeven alcoholverbod in te voeren. Standpunten van partijen. Het standpunt van Leerlingenraad Valuascollege komt kort samengevat en voor zover thans van belang op het volgende neer. Volgens Leerlingenraad Valuascollege mogen de in het Campusleerlingenstatuut gegeven gedragsvoorschriften niet zover gaan, dat leerlingen ouder dan 18 jaar hun wettelijk recht op het gebruik van alcoholhoudende drank wordt ontnomen. Er bestaat begrip voor een alcoholverbod tijdens onderwijstijd, maar niet voor een dergelijk verbod in de vrije tijd. Leerlingen ouder dan 18 jaar zijn in hun vrije tijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet drinken. Voor leerlingen jonger dan 18 jaar zijn dat de ouders. De klipper is een niet publieke ruimte. Het is de schipper
die bepaalt of er op zijn schip wordt gedronken of niet. Of er in de vrije tijd aan wal wordt gedronken valt, zoals al opgemerkt, evenmin onder de verantwoordelijkheid van Valuascollege. Overigens is het handhaven van het beoogde alcoholverbod tijdens de klippertocht een onmogelijke opgave voor de leerkrachten. Tenslotte ziet Leerlingenraad Valuascollege strijd met het gelijkheidsbeginsel als Valuascollege nu een alcoholverbod wil invoeren, waar zij tijdens de klippertocht van 2014 alcoholgebruik heeft toegelaten. Het standpunt van OGVO komt kort samengevat en voor zover thans van belang op het volgende neer. Volgens OGVO ontkwam Valuascollege, na aanscherping van de regels in de Drank- en Horecawet, niet aan de noodzaak een standpunt in te nemen op dit onderwerp. Inmiddels wordt algemeen erkend dat alcoholgebruik door jongeren onwenselijk is. Valuascollege heeft ervoor gekozen terzake een ‘zero tolerance’ beleid te voeren, ook voor wat betreft buitenschoolse activiteiten als de klippertocht. Dat beleid geldt evenzeer voor leerlingen boven de achttien jaar oud, dit in verband met de gevoelde noodzaak van een homogeen beleid, de voorbeeldfunctie en de praktische onmogelijkheid het beleid anders te handhaven. Beoordeling van het geschil. Voorop gesteld moet worden, dat van de rijdende rechter geen oordeel wordt gevraagd over de al dan niet schadelijke werking van alcohol, in het bijzonder op jeugdigen. Dat schadelijke effect lijkt overigens evident, hoewel de mate waarin dat effect optreedt nog ter discussie staat. Evenmin wordt van de rijdende rechter een oordeel gevraagd over de vraag of OGVO en Valuascollege een educatieve taak hebben, waar het gaat om het tegengaan van alcoholgebruik door jeugdigen. Ook die taak komt de rijdende rechter overigens weer evident voor. De vraag die de rijdende rechter wel moet beantwoorden is, of en zo ja, binnen welke grenzen, OGVO en Valuascollege gerechtigd zijn het gebruik van alcoholhoudende drank door leerlingen te verbieden. Daarover wordt het volgende overwogen. Sinds 1 januari 2014 heeft de Drank- en Horecawet de eisen voor legale consumptie door jongeren aanmerkelijk aangescherpt. Voor zover thans van belang bepaalt genoemde wet sindsdien het volgende.
Artikel 20 1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken als bedoeld in de eerste volzin wordt eveneens begrepen het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, welke drank echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. …. Artikel 45 1. Het is degenen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, met uitzondering van personen van 16 of 17 jaar die dienst doen in een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waaronder begrepen het zijn van barvrijwilliger in een inrichting in beheer bij een para commerciële rechtspersoon, verboden op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebben of voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt.
Aan Leerlingenraad Valuascollege moet onmiddellijk worden toegegeven, dat voormelde wettelijke regeling niet verbiedt dat leerlingen ouder dan 18 jaar tijdens buitenschoolse activiteiten alcoholhoudende drank gebruiken. Evenmin is dat wettelijk verboden voor jongeren onder de 18 jaar in niet openbare ruimtes, zoals een zeilschip, mits die drank niet door de schipper tegen betaling wordt verstrekt. Anders dan Leerlingenraad Valuascollege aanneemt, betekent dit echter niet, dat de wet een algemeen recht op het gebruik van alcoholhoudende dranken heeft erkend, waar dat wettelijk niet verboden is. Bedoelde wettelijke regeling staat er immers niet aan in de weg, dat het gebruik van alcohol wordt tegengegaan door bijvoorbeeld werkgevers, verenigingen en scholen. Zo bezien stond en staat het Valuascollege in beginsel vrij, om het gebruik van alcoholhoudende drank door leerlingen op redelijke gronden te verbieden, mits de daartoe aangevoerde grond als redelijk valt aan te merken en mede in verband daarmee, redelijke grenzen in acht worden genomen. De door de rijdende rechter te beantwoorden vraag is daarom als volgt nader te formuleren: Kan en mag Valuascollege in redelijkheid besluiten tot een alcoholverbod, zoals
voorzien in het voorgestelde artikel 3.1.4 van het Campusleerlingenstatuut. Daarbij moet tevens worden beoordeeld of daarmee niet onevenredig inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de leerlingen, meer in het bijzonder hun recht om zelf invulling te geven aan en verantwoordelijkheid te dragen voor de wijze waarop zij hun ‘vrije tijd’ doorbrengen. Die vraag wordt als volgt beantwoord. Voor wat betreft de onderhavige situatie moet allereerst worden vastgesteld, dat het gebruik van alcoholhoudende dranken voor leerlingen van Valuascollege ‘tijdens’ door de school georganiseerde buitenschoolse activiteiten nu al verboden is en wel op grond van het hiervoor onder 3. aangehaalde artikel 17 lid 9 van het (overkoepelende) Statuut. Het voorgestelde artikel 3.1.4 van het Campusleerlingenstatuut is daarmee naar de letter geheel in overeenstemming. Daarmee is de hiervoor verwoorde vraag nog niet beantwoord, al was het maar omdat niet duidelijk is wat wordt bedoeld met het woord ‘tijdens’. Valt daar ook de door Leerlingenraad Valuascollege bedoelde ‘vrije tijd’ onder? En zo ja, dan is daarmee nog steeds de vraag niet beantwoord, of dit verbod wel voldoet aan de hiervoor bedoelde redelijkheidseisen. De rijdende rechter is het met OGVO eens, dat zij en Valuascollege een redelijk belang hebben bij het tegengaan van het gebruik van alcoholhoudende drank gedurende de tijd dat daadwerkelijk buitenschoolse activiteiten worden verricht, zoals tijdens het zeilen, evenals tijdens de daarmee direct verbonden activiteiten, zoals het gereedmaken en opruimen van de tuigage en het bemanningsoverleg. Dat wordt door Leerlingenraad Valuascollege terecht erkend. De rijdende rechter is het eveneens met OGVO eens, dat zij en Valuascollege een redelijk belang hebben bij het tegengaan van het gebruik van alcoholhoudende drank, ook voor 18-plussers, gedurende de ‘vrije tijd’ die de deelnemende leerlingen onder haar hoede doorbrengen ter plaatse waar zij logies genieten, zoals aan boord van het zeilschip waar zij na het varen eten en overnachten. Het gebruik van alcoholhoudende drank in groepsverband heeft immers, zoals algemeen bekend, een ontremmende werking en is in zoverre sfeerbepalend. In het bijzonder (jongere) leerlingen, die daar nog niet aan toe zijn en niet, dan wel onvoldoende weerstand kunnen bieden aan de daarmee gepaard gaande groepsdruk, worden daardoor geschaad. Het behoort tot de zorgplicht van de school, om hen daartegen
zoveel mogelijk te beschermen. Uiteraard betekent een en ander wel een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de leerlingen, die wel binnen hun eigen verantwoordelijkheid gebruik willen maken van alcoholhoudende drank, maar dat belang moet wijken voor het belang van de school, zoals hiervoor erkend. Dit temeer, omdat deelname aan de klippertocht niet verplicht is en leerlingen, die het niet eens zijn met bedoeld alcoholverbod, kunnen besluiten niet mee te gaan. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is wat dat betreft geen sprake. Dat eerder niet tegen alcoholgebruik tijdens de klippertocht werd opgetreden, ontneemt OGVO en Valuascollege niet de bevoegdheid, om dat alsnog te doen. Deze belangenafweging valt echter anders uit, waar het gaat om het gebruik van alcoholhoudende drank gedurende de hiervoor bedoelde ‘vrije tijd’ die buiten het door de school aangeboden logiesverblijf en buiten haar toezicht wordt doorgebracht, zoals na het zeilen aan de vaste wal. Leerlingen die daaraan niet toe zijn kunnen immers besluiten niet mee te gaan, waaraan de school, door het aanbieden van een alcoholvrije, alternatieve avondbesteding, een positieve bijdrage kan leveren. Voor sfeerbederf of andere nare gevolgen hoeft dan niet te worden gevreesd, al was het maar omdat het voorgaande onverlet laat, dat leerlingen niet dronken mogen terugkeren naar het door de school aangeboden logiesverblijf, laat staan dat zij (nog) dronken mogen zijn, wanneer de daadwerkelijke buitenschoolse activiteiten een aanvang nemen. Doen zij dat toch, dan mag de school ze wegsturen (zie artikel 8.2 van het Campusleerlingenstatuut). Aan de leerlingen en hun ouders moet een en ander duidelijk worden gecommuniceerd. Leerlingen (of hun ouders) die zich daarin niet kunnen vinden, kunnen eveneens besluiten van deelname af te zien. Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist.
BESLISSING Voor wat betreft de vordering en de tegenvordering. Voor recht wordt verklaard, dat het in deze procedure bedoelde alcoholverbod, zoals verwoord in het voorgestelde artikel 3.1.4 van het Campusleerlingenstatuut
van Valuascollege, niet in strijd is met het recht, mits dit verbod geen betrekking heeft op de vrije tijd die door leerlingen in het kader van buitenschoolse activiteiten elders, dat wil zeggen buiten de hoede van de school, wordt doorgebracht. Geadviseerd wordt om een en ander zo te verwoorden in zowel het Statuut van de SOGV als in het Campusstaat van Valuascollege: Artikel 3.4.1.1 ‘De leerlingen mogen geen alcoholhoudende dranken of verdovende middelen bij zich hebben en gebruiken in en om het schoolgebouw. Leerlingen mogen niet onder invloed van alcohol of verdovende middelen op school komen of verblijven.’ Artikel 3.4.1.2 ‘De in het vorige lid gegeven verboden gelden ook voor buitenschoolse activiteiten waaronder begrepen de vrije tijd die de leerlingen in dat verband onder de hoede van de school buiten het schoolgebouw doorbrengen. Het over en weer mogelijk meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M.Visser als rijdende rechter en uitgesproken te Zeist op 30 januari 2015. Bindend Adviseur
Secretaris
mr F.A. Visser
mr C.M. Sharif