_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
^
15 OCTOBER 1936 - No. 126
DE KATHOLIEKE PERS MAANDORGAAN VAN DE NEDERLANDSE ROOMS-KATHOLIEKE JOURNALISTENVERENIGING VERSCHIJNT ELKE 15e VAN DE MAAND ABONNEMENTSPRIJS f 2.50 PER JAAR ADVERTENTIEPRIJS: f 4.~ PER 1/12 PAG. VERANTWOORDELIJK REDACTEUR:
G. P. BON, WEIMARSTRAAT 140, DEN HAAG, TEL. 330619
EENHEIDSWORST. Laten wij, journalisten van de reportage, het met „gemengde gevoelens" constateren: het gaat in Nederland met de berichtgeving toch maar magnifiek. De verslaggeverij heeft het hoogtepunt bereikt. Nauwelijks heeft de eerzame burger z'n radio afgezet, waardoor hij een ooggetuige-verslag op hetzelfde moment dat het te verslaan gebeuren plaats heeft, hoorde, of hij vindt in de brievenbus z'n krant, waarin precies hetzelfde staat wat hij daareven gehoord heeft. Ja, ja, die kranten werken vlug, kolossaal ving; die journalisten zijn toch maar kranige lui, wat? Heusch? Zeker, de journalisten v. de reportage-afdeling der kranten zijn kranige lui, jammer is maar dat ze tegenwoordig zo bitter weinig gelegenheid krijgen van die kranigheid blijk te geven. De jubel in 's-Gravenhage, Amsterdam en Apeldoorn bij de verlovingsfeesten van H.K.H. Prinses Juliana met Z.H. Prins Bernard is, als deze regelen de collega's bereiken, alweer tot rust gekomen om straks met vernieuwde hevigheid op te laaien in de bruidsdagen en bij de huwelijksplechtigheid. Maar ge herinnert u nog wel die lange, heel lange verslagen in de couranten die wondere staaltjes van reportage-vaardigheid moeten schijnen voor den ondeskundige, doch waaraan de reporters der kranten al heel weinig part of deel hebben. Onverschillig welke krant men in die dagen open sloeg, 't was overal dezelfde tekst die men tegenkwam, de grotendeels te voren klaargemaakte eenheidsworst door de eeuwig ratelende en tikkende telex op de redactietafels neergestort. Zo was het bij de verlovingsfeesten van het Prinselijk Paar, zo zal het bij hun bruids- en huwelijksfeesten zijn; zo was het in de laatste tijd bij tal van belangrijke gebeurtenissen en zo zal het in de toekomst wel bij belangrijke gebeurtenissen blijven. De verslaggever wordt in het corps van werkers, die een krant in elkaar zetten een overbodige luxe, die heel goed gemist kan worden. Telex geeft het immers even goed, vlugger en goedkoper? Dat die eenheidsworsten van verslagen alle op elkaar lijken als twee druppels water, doet er niet toe, men leest nu eenmaal Giet alle kranten nietwaar? Ik zal de laatste zijn om geen open oog te hebben voor de vooruitgang van de techniek, ook ik verlang niet terug naar de tijd, toen de berichtgeving wel gevarieerd, doch onvolledig en vaak Weinig vlug was, maar zijn we met de wijze waarop thans de berichtgeving wordt geëxploiteerd en de verslaggeverij gemechaniseerd wel op de goede weg? Behoort het wel tot de taak v an een nieuwsbureau om meer te geven dan zakelijk nieuws? E a als het dat meerdere toch geven wil moet het dan zó zijn, j*at te voren iedere reporter weet, dat hij daar niet tegenop kan? ° a t een congresredevoering door de rotatiepers denderde op het
ogenblik, dat de redenaar haar uitsprak is een kwaad, dat al oud is, maar de uitbreiding die dit kwaad in de laatste tijd, dank zij de A. N. P. en de telex gekregen heeft, tast de gehele verslaggeverij op zulk een krachtige wijze aan, dat een gehele groep collega's (en niet de kleinste groep) ernstig in haar bestaan bedreigd wordt. De moderne gemechaniseerde reportagedienst heeft onder de collega's verslaggevers reeds verschillende slachtoffers gemaakt en hoe meer het A. N. P. onze dagbladpers zal laten genieten van de „zegeningen" van de telex, des te meer slachtoffers zullen onder de verslaggevers vallen, die dan als vanzelf op de „wilde baan" gaan werken en daar ondervinden dat de telex hen nog meer dwars zit. Waarom ik deze regelen schrijf? Niet in de hoop, dat morgen het A. N. P. zijn telex zal inpakken, 't zou trouwens niet goed zijn ook, want in heel veel gevallen kan de telex nuttig werk doen en doet zij nuttig werk, wel echter in de verwachting dat het bestuur onzer vereniging, zo mogelijk te samen m. d. Kring eens ernstig studie zal maken van de positie waarin de verslaggevers (en bona fide correspondenten) geleidelijk dreigen te komen en zich ter dege beraden over de vraag in hoeverre de journalistenverenigingen kunnen medewerken, dat het A. N. P. worde wat het zijn moet; een bureau dat zakelijk nieuws doorgeeft, meer niet. Als het op de wijze doorgaat die nu meer en meer in zwang komt, dan is de tijd niet ver meer, dat niet slechts de positie der verslaggevers, maar ook die van andere groepen journalisten ernstig bedreigd wordt. Dan zullen zonder dat er een offciële gelijkschakeling tot stand komt, de couranten door de telex zichzelf gelijkgeschakeld hebben. Utrecht PAULUS J. TH. DIEGES. P.S. Het bovenstaande was reeds geschreven toen mij werd toegezonden door vriendelijke hand „Ons Noorden" van Donderdag 17 September, de dag van het Koninklijk bezoek aan Amsterdam. Terwijl alle overige bladen het door het A.N.P. gefantaseerde „verslag" der huldigingen aldaar opnamen, schreef dit blad ruiterlijk, dat het zowel uit respect voor haar lezers, als uit eerbied voor de gevoelens van ons volk voor de vorstelijke personen, maar ook terwille van goede journalistieke zeden, dat „verslag" niet opnam. De journalistieke duim kan misschien bij gelegenheden als deze niet altijd gemist worden, maar zo brutaal als dit instrument in dit verslag gebruikt wordt gaat het blad al te ver. De redactie noemt bovendien zulk een uit de duim gezogen verslag een grofheid tegenover de lezers. Zeer juist. Het ware te wensen, dat meer bladen eenzelfde krachtige houding aannamen; de gezonde reëele reportage zou er slechts bij winnen. p. J. Th. D.
COURANT EN BOEK. Naar aanleiding van een in de Msb. verschenen artikel werd reeds enige maanden geleden in dit orgaan een polemiekje gevoerd, met als casus belli van een en ander zekere zinsneden in het van de hand van pater dr. J. van Heugten verschenen boek „Met peillood en kompas", waarmede het couranten-wezen en de journalistiek in het algemeen wel wat minachtend werden neergezet op foutief getrokken conclusies. Het is geenszins de bedoeling van deze regelen opnieuw een polemiek over dit onderwerp te doen ontbranden, daar door pater van Heugten reeds op ridderlijke wijze voldoende genoegdoening werd gegeven. Voortgaande op deze belangrijke en steeds weer naar voren tredende kwestie echter, willen we nog de volgende gedachten ontwikkelen. Pater van Heugten dan toont zich in genoemd boekwerk nu niet bepaald geporteerd voor het courantenwezen. Er wordt, en dit beperkt zich niet alleen tot dit geval, een principiële tegenstelling opgezet tussen de courant en het boek, en het .gevoelen wordt itott uiting jgebracht dat eerstgenoemde tot geestelijk heil van de mensheid beter uit het maatschappelijk leven geëlimineerd kon worden en vervangen door het tweede, het boek. Wij kunnen het er mede eens zijn dat over het algemeen in het boek, als product van zorgvuldiger voorbereiding en diepgaander studie,, een grotere bezinning en kristallisering van rijker uitgewerkte gedachten en juister gepeilde gevoelens mogelijk is. De courant, als product van haast, actualiteit en opportuniteit, zal uit de aard van de zaak meer aan de oppervlakte moeten blijven. De courant die - zonder te willen banaliseren - heden is gedrukt en morgen wordt weggeworpen, kan men redelijkerwijze niet de drager doen zijn van geestesvruchten, zoals deze volrijp aan het boek worden toevertrouwd. Courant en boek dragen uiteraard een geheel onderscheiden en eigen karakter: de courant is zeer tijdelijk, het boek durend. Pater van Heugten heeft echter zeker ongelijk - en hij erkende dit ook ridderlijk - wanneer hij de courant zonder meer brandmerkt als een volkszielvervlakker, waarvan het beter ware dat zij van de aardbodem verdween. En hier bepalen wij ons uitsluitend tot de Nederlandse - wij willen nog niet eens maken de restrictie: katholieke - pers. Wij kunnen genoemde brandmerking met een conclusie uit de daarvoor aangevoerde en door ons onderstreepte praemissen weerleggen. Er wordt namelijk op gewezen dat het publiek over het algemeen een afkeer van het boek vertoont, en zich slechts zeer moeilijk tot het lezen van boeken laat overhalen, doch daarentegen zonder enige aansporing van node te hebben, vanzelf grijpt naar de courant, als was dit een onontbeerlijke dagelijkse kost. Dat is zeer waar. Doch gezien deze geconstateerde hebbelijkheid van het grote publiek is het een onvruchtbare utopie, te wensen dat de courant zonder meer zijn plaats aan het boek zoude inruimen. Vervolgens, terugkomende op de restrictie die we maakten door speciaal de Nederlandse pers in het geding als aangevallene naar voren te brengen, moest reeds geconstateerd worden dat p. van H. voor haar een geringschatting aan de dag legt die, over het algemeen genomen, absoluut misplaatst en ten onrechte is. Het is juist een waardevolle keur van de Nederlandse pers, die haar zo principieel van de buitenlandse zus 2TS QO v .schi'Iei en boven haar onderscheiden zijn, dat zij niet slechts als actuele berichtgeefster fungeert, doch tevens door bespiegelende en stimulerencite voorlichting als richtingwijzer en leidraad wordt erkend en gewaardeerd, op
velerlei gebied, maatschappelijk, cultureel, godsdienstig enz. Uitgaande van de aldus vooropgezette feiten, kunnen wij dus juist tegen de al te lichtvaardig getrokken en terecht gewraakte conclusie in vaststellen, dat de courant hier te lande niet als vervlakster van de volksziel kan veroordeeld worden, doch juist als aanvulster van een bestaande lacune. Het boek komt over het algemeen niet onder het grote publiek, de courant wèl. Wat dus het boek zeker niet bereiken kan onder dit publiek, dat kan de courant, zij het misschien in minder rijke overvloedigheid dan het boek, wanneer dit ooit de kans zou krijgen. Als tegengestelde van het boek kan men de courant geenszins beschouwen, doch juist eerder als aanvulster en in zeker opzicht als wegbereidster. De behandeling van verschillende kwesties uit het leven op welk gebied dan ook, door de courant, op de haar eigen karakteristieke wijze, zal in vele gevallen een levendiger en meer diepgaande belangstelling voor deze kwesties gaan wekken. Een belangstelling die dan om bredere en meer uitgewerkte behandeling gaat vragen en aldus valzelf de weg wijst naar het boek. Nogmaals, wij bedoelden hier geenszins pater van Heugten opnieuw de handschoen toe te werpen. Doch het onderwerp leek ons belangrijk genoeg om bovenstaande gedachten nogmaals, ter versterking van de gerechtvaardigde vaktrots, in het licht te stellen! JOH Hilversum - EITJES.
RECHT VAN ANTWOORD EN RECHT VAN VRAGEN. In ons orgaan van de vorige maand schrijft de he^r C. D. Wesseling uit den Haag o m . over het reoht om op dezelfde plaats waar men wordt aangevallen te antwoorden. Misschien heeft de omstandigheid, dat de heer W. in de laatste tijd nog al eens wordt aangevallen, bijgedragen tot het schrijven van zijn artikeltje. Nu zouden wij aan het recht van antwoord het recht van een vraag te stellen wel willen zien toegevoegd. En dit niet om den heer W. onaangenaam te zijn, want tegen de persoon van genoemden heer hebben we hoegenaamd niets. Maar er brandt ons reeds lang wat op het hart, dat we er zo graag afhadden en de Redactie van ons orgaan zou ons daarbij, voelend hoe goed we het bedoelen, behulpzaam kunnen zijn. De heer Wesseling is een trouw lid onzer Vereniging van katholieke Journalisten, waarop hij, en dit appreciëren we ook al weer, niet zwijgzaam pleeegt te zijn. De heer W. is een man van de wereld, die weet wat er „te koop" is. Hij is Katholiek en journalist. En nu, na dit aanloopje, steken we dan van wal. We leven in woelige tijden, vooral op politiek gebied. De heer W. kent zeker de tegenstanders van ons, waarvan de voornaamsten zijn', de extremisten in ons geliefd en rustig land. Tegen deze en ook andere richtingen is voor ons katholieken, en de journalisten zijn hier zéér van overtuigd, maar één weg en één middel. Eén zijn, absoluut en onvoorwaardelijk! Onze Hoogwaardige Bisschoppen accentueren dit herhaaldelijk, evenals de katholieke sprekers en de Katholieke Pers. Zij allen keuren een verbrokkeling in eigen kring ten zéérste af. Persoonlijk zijn we dit geheel met hen eens. De heer Wesseling nu is, ook op journalistiek gebied, een de voormannen van een dissidente, met name van de Kath.-democratische partij. Voor wat hij is en doet moet hij zelf verantwoordelijk zijn. Hier willen wij slechts déze vraag stellen en zij is vriendschap-
K. P. v. 15 OCÏ r 1936 — No. 12:'
17 .ijk bedoeld: indt de heer Wesseling vrijheid om hiermee thans voort te ui; zo ja, voelt hij zich dan thuis tussen ons, die in princile en politieke zin zo ver van hem blijken af te wijken en - als schrijver dezes b.V. - zelfs hierin zijn tegenstanders zijn? Wellicht beschouwt de heer W. deze vraag ook als van aanvallend karakter. Hij bedenke echter, dat zij goed bedoeld is en dat wij, overigens, den heer Wesseling persoonlijk geen aad hart toedragen. Daar we, tenslotte, zelf absolute voorstanders zijn van het „droit de réponse", doen we niets liever, dan den heer W., altijd met goedvinden van onzen Redacteur, daartoe thans de gelegenheid te geven. Rotterdam KO DE HAAN.
LEEG EN VERVELEND! Be Nederlandse Journalistenkring heeft zich zéér terecht o.i. te weer gesteld, door middel van een rondschrijven aan de bladen in ons land, tegen ..verdachtmakingen van verdachte zijde." Met klem wordt geprotesteerd tegen aantijgingen, die we gerust minderwaardig mogen noemen. Bijna alle bladen, behalve b.v. de Telegraaf, namen het eerlijk verweer van de Kring op, tegen de „mannen van karakter", die zich ook in hun onware critiek ver van karaktervol tonen. Het zal verschillende mensen tot denken hebben gebracht, vooral ook de slotzin, die zeer ad-rem was en waarin er op werd gewezen, dat „het streven van de N.S.B, er zelf juist op gericht is een politiek systeem in te voeren, waarin van een vrije, van de Regering onafhankelijke pers, geen sprake zal zijn". In verband hiermede wilden wij gaarne nog een andere zijde der kwestie belichten: Onlangs spraken we een katholiek zakenman, die lange tijd in Duitsland vertoefde. Hij las van zelf sprekend ook Duitse kranten. „En nu kunt U zich niet voorstellen", aldus deze heer, „hoe leeg en vervelend deze bladen thans zijn, omdat daarin geen sentiment en geen persoonlijkheid meer toegelaten worden. Met graagte greep ik dan ook steeds naar de Nederlandse krant" Wij konden zo goed aanvoelen wat hij bedoelde en zouden het lezend Nederlandse publiek gaarne algemeen ook op dit verschrikkelijk euvel willen gewezen zien. Hopen we, dat de Katholieke Redacties hiertoe aanleiding en gelegenheid öiogen vinden. & H
ONZE VRIJE PERS ZIJ WAAKZAAM. *« de „Mededelingen" van „De Nederlandsche Dagbladpers" (vereniging van uitgevers van dagbladen) d.d. 31 Augustus j.1., Vonden wij, schrijft G. P. D. in „De Vrijheid" van 9 Sept., e « i bericht dat te denken geeft. °P het ogenblik verschijnen te Berlijn 83 dagbladen, d.i. de «elft van het aantal couranten, dat bestond vóór de nat.socialisten in 1933 aan het bewind kwamen. Niet alleen onder de d agbladen is een ware slachting aangebracht: bij het laatste onderzoek in 1928 verschenen in Berlijn 2633 couranten en Periodieken; thans 1584. wat wij de crisis noemen, kan hier geen factor zijn. Het was jmmers vóór de nazi's het roer in handen namen, allerminst een hausse-tijdperk in Duitsland met zijn millioenen werklozen en «et heet nu toch alles zo veel beter dan toen het „demo-libe-alisme" nog regeerde. Misschien zijn er, die het geen verlies vinden, dat er opruiming ^s gehouden onder het grote aantal periodieken. Wij willen «annemen, dat er te veel waren. Dan is het normale medicijn, jwt de zwakken sneuvelen. De overblijvenden zullen er krachger door worden, indien economisch niet gerechtvaardigde
ondernemingen verdwijnen of in andere opgaan. Zo is het echter in Duitsland niet gegaan 1). Daar — en in de andere dictatoriaal geregeerde landen — heeft de partij van den dictator als met een machinegeweer alle periodieken weggemaaid, die een andere politieke geest ademden dan die van de dictatuur. Daardoor ïs het vrije dagbladwezen vernietigd. Of ons publiek er voldoende van doordrongen is wat dit betekent? Wij moeten deze vraag helaas ontkennend beantwoorden. Er zijn er nog te veel, die, als zij ontevreden zijn met de gang van zaken, het met een fascistische partij willen proberen. Gelijk een ontevreden Christelijk-Historisch man bijvoorbeeld liberaal stemde, of omgekeerd. Men beseft niet, dat hier een tegenstelling van gans andere orde in het geding is. Hier gaat het niet om een of ander programpunt, hier gaat het om de vraag: zullen we voorgoed, althans voor lange jaren, ons zelfbeschikkingsrecht uit handen geven, onze geestelijke en politieke vrijheid overleveren aan een Führer, misschien zelfs aan een ons nog geheel onbekende,, indien de dictator, die ook een sterfelijk mens is, bij leven of dood zijn ambt aan een door hem — niet door het volk — gekozen opvolger in handen stelt. Wij vestigen op het afschrikwekkend voorbeeld van Berlijn de aandacht van alle vrije Nederlanders, van onze journalisten en dagbladdirecteuren in het bijzonder. Ook onder hen zijn er, die een onverklaarbaar-neutrale houding aannemen tegenover een partij als de N. S. B., om van de kleinere fascistische groepen maar te zwijgen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het communisme, hoewel het nieuwtje daar ten onzent reeds lang van af is en van sympathie tegenover Moskou in onze pers nimmer veel te bekennen viel. Nu het nat.-socialisme een dagblad gaat uitgeven, leek ons het ogenblik gekomen om de verhouding tussen onze vrije pers en deze richting aan de orde te stellen. Zowel voor de directies als voor de journalisten geldt o.i. deze onomstotelijke waarheid: hier verschijnt niet een confrère, een collega, met wie men op voet van gelijkheid kan omgaan, gelijk het in de strijd met geestelijke wapenen vanzelf spreekt. Het gaat hier om een partij, wier doel is en niet anders kan zijn dan zodra zij er, langs welke weg ook, de kans toe ziet, alle anderen, alle niet-nat.socialistische vertegenwoordigers der publieke opinie de mond te snoeren. Dan is het uit met een vrije Nederlandse pers; dan mag een blad zelfs niet meer neutraal zijn, dan regeert de Mussertse „Propaganda-minister" als opper-pers-bons de ge hele Nederlandse pers. Tegenover zulk een partij past slechts één houding: bestrijding. Van een welwillende neutraliteit, van collegiaal verkeer met wie U liever vandaag dan morgen uit uw werk stoot om ü een muilkorf voor te binden, zo niet in mishandeling en opsluiting in concentratiekamp of gevangenis kracht te zoeken, kan geen sprake zijn voor wie de onvervangbare waarde van een zelfstandige Nederlandse pers beseft. Wij overschatten het gevaar niet, wij onderschatten 't evenmin. Ons volk heeft het zelf — nóg — in de hand en de Pers kan riier grote invloed ten goede uitoefenen. Ziet zij (wij denken hier in het bijzonder aan de z.g. neutrale pers) angstvallig en met gekruiste armen toe, hoe een niets-ontziende fascistische propaganda haar lezers in de netten vangt, dan kan een partij als de N. S. B. ook in Nederland succes krijgen en zal onze Pers te laat inzien wat zij over ons en over zichzelve heeft laten komen. In het tegenovergestelde geval, als ons vrije volk, mede door de voorlichting van onze vrije Pers, de ogen voor het dreigend gevaar wordt geopend, krijgt Mussert evenmin een schijn van kans als de filiaalhouders van Moscou ten onzent ooit enige kans kregen. Moskou, Rome, Berlijn zijn afschrikwekkende voorbeelden
voor een volk als h e t onze, d a t i n vrijheid zijn m e n i n g wil k u n n e n vormen, zijn critiek wil k u n n e n uiten, zijn godsdienst vrij wil belijden. Moge ons volk, moge in h e t bijzonder onze Pers, overeenkomstig h a a r roeping, w a a k z a a m zijn! G. P. D. 1) I n Rusland en Italië evenmin.
DE SALARIS ENQUèTE. Het Bestuur zond de volgende circulaire a a n alle leden; Waarde Collega's, Het Bestuur a c h t h e t gewenst een onderzoek i n te stellen n a a r de salarispositie der leden, teneinde een zo volledig en n a u w keurig mogelijk overzicht t e krijgen van de s t a n d der s a l a rissen, mede bezien in verband m e t eventuele kortingen, de laatste j a r e n toegepast, en m e t de klassen-verhoudingen der „Salaris-regeling". U o n t v a n g t d a a r t o e ter invulling bijgaande vragenlijst. Het zal U duidelijk zijn, d a t een m e t h e t oog op volledigheid e n nauwkeurigheid b r u i k b a a r overzicht alleen k a n worden verkregen, als alle leden de vragenlijst ingevuld terugzenden en h e t vertrouwen der leden in h e t Bestuur derhalve groter blijkt d a n bij vroegere enquêten wel h e t geval was. De leden moeten begrijpen, d a t alleen op grond v a n n a u w k e u rige gegevens een v r u c h t b a r e actie ter verbetering der salarispositie mogelijk is. Teneinde h e t wellicht verlangde strikt vertrouwelijk k a r a k t e r uwer opgaven volledig t e waarborgen is op de vragenlijst geen p l a a t s aangeduid voor uw n a a m , de n a a m v a n uw blad, de p l a a t s v a n vestiging v a n uw blad en uw functie a a n uw blad. Deze moeten worden ingevuld op h e t afzonderlijk formuliertje, d a t U tevens ontvangt, e n dat, n a terugontvangst, door den secretaris van een n u m m e r zal worden voorzien, d a t ook wordt a a n g e b r a c h t op uw vragenlijst. Waardoor wordt bereikt, d a t zolang U zulks wenst, alleen de voorzitter en de secretaris, die U volstrekte discretie verzekeren, bekend zullen zijn m e t a n dere gegevens d a n alleen die, welke op uw salarispositie betrekking hebben. Om U in s t a a t te stellen gemakkelijk te berekenen hoe groot uw salaris zou m o e t e n zijn ingevolge de „Salaris-regeling", g a a t hierbij ook een afdruk v a n bedoelde overeenkomst, getroffen m e t „De Nederlandsche Dagbladpers" en de „ K a t h o lieke Nederlandsche Dagbladpers". Spoedige terugzending v a n de ingevulde vragenlijst zal op prijs worden gesteld. I n ieder geval verwachten we h a a r voor 1 November a.s. Met collegiale groet, G. P. BON, Voorzitter. FRANS SCHNEIDERS, Secr. We vragen hier nog eens nadrukkelijk de a a n d a c h t ter b e h a r tiging voor de onderstreping v a n „alle" in de circulaire. De vragenlijst is als volgt ingericht: SALARISENQUêTE 1936. No A. Hoeveel bedroeg uw salaris o p : Hoeveel moest h e t of zou h e t moeten bedragen op dezelfde d a t a volgens de salaris- r e geling? I J a n u a r i 1930 I J a n u a r i 1931 I J a n u a r i 1932 I J a n u a r i 1933 I J a n u a r i 1934 I J a n u a r i 1935
I J a n u a r i 1936 B. Welk bedrag a a n kindertoeslag was in bovengenoemde bedragen begrepen op: J a n u a r i 1930 J a n u a r i 1931 J a n u a r i 1932 J a n u a r i 1933 J a n u a r i 1934 J a n u a r i 1935 J a n u a r i 1936 C. Welke bedragen a a n andere toeslagen (bijvoorbeeld vooï pensioen, spaarfonds of levensverzekering) w a r e n in h e t onder A genoemde salarisbedrag begrepen op: l J a n u a r i 1930 voor I J a n u a r i 1931 voor t J a n u a r i 1932 voor L J a n u a r i 1933 voor I J a n u a r i 1934 voor L J a n u a r i 1935 voor I J a n u a r i 1936 voor D. Hoeveel journalisten (buiten den hoofdredacteur en buitenlandsche en a n d e r e correspondenten) zijn a a n uw blad en zijn eventuele zelfstandige b u r e a u x in andere plaatsen d a n die, w a a r i n h e t blad gevestigd is, werkzaam? E. Hoeveel leerlingen of volontairs zijn a a n uw blad werkzaam? F. Welke mededelingen of opmerkingen wenst U a a n h e t bovens t a a n d e nog toe te voegen? Het biljet, d a t bestemd is voor „het geheim archief", ziet er zo uit: No Naam: Verbonden a a n : te: in de functie v a n : En de voor de richtige invulling van de vragenlijst nodige inlichtingen o m t r e n t de Salaris-regeling zijn de volgende: 1. Bij iedere c o u r a n t moet t e n m i n s t e a a n een zeker getal journalisten een zekere m i n i m u m - j a a r w e d d e worden betaald aan t e n m i n s t e een zeker getal een lagere m i n i m u m - j a a r w e d d e , en a a n nog een zeker getal een nog lager m i n i m u m . Hiervoor wordt een klasse-indeling gemaakt. De indeling geschied* door den directeur. Zelfstandige b u r e a u x in andere plaatsen d a n die, w a a r i n h e t blad gevestigd is, k u n n e n als afzonderlijke redacties worden beschouwd. 2 De hoofdredacteuren vallen buiten de getalsverhouding en genieten een salaris, d a t ten minste 20 pet. hoger is d a n dat van klasse A der betrokken gemeente-klasse. Aan bladen, w a a r geen hoofdredacteur is aangesteld, geniet de journalistdie belast is m e t de regeling e n indeling v a n de redactionel inhoud van h e t blad, een salaris, d a t ten minste f 500 hoge is d a n d a t v a n klasse A. Hij telt wel mee i n de getalsverhouding. 3. Buitenlandse correspondenten vallen buiten deze regeling. 4 De getalsverhouding in p u n t 1 bedoeld is als volgt: Aantal Jaarwedde Jaarwedde Jaarwedde Journalisten Klasse A Klasse B Klasse O. 1 0 1 ° 2 0 1 l 3 1 1 4 1 2 1 5 1 2 2 6 2 2 2 7 2 3 2
K. P. v, 15 OCT.^ 1936 — No. 126^
17 5i 3 3 2 8 3 3 3 9 3 4 3 10 4 4 11 3 4 4 12 4 4 13 5 4 14 5 5 4 15 5 5 5 16 5 6 5 17 6 6 5 18 6 6 6 énzoovoorts. 5- Van de getalsverhouding mag alleen in een voor de journalisten gunstige zin worden afgeweken. Is bij de invoering de verhouding bij een blad gunstiger, dan moet die, ten aanzien van de dan in functie zijnde personen, worden gehandhaafd. 6- Behalve de drie bovenbedoelde klassen is er een vierde klasse van leerlingen of volontairs. Zij vallen buiten de getalsverhouding. Aan een blad met 5 of minder journalisten mag (de rubrieken Financiën, Handel en Scheepvaart niet medegerekend) niet meer dan 1 volontair verbonden zijn, aan de overige bladen niet meer dan 2. Leerlingen en volontairs mogen alleen 2 ijn zij, die nog geen 3 jaar in de journalistiek werkzaam zijn. £>eze periode mag echter eventueel verlengd worden, totdat de betrokkene de leeftijd van 20 jaar heeft bereikt. •• Voor de bepaling der minimum-salarissen worden de gebeenten waar dagbladen verschijnen in klassen verdeeld, en ^Vel als volgt: Klasse Ia: Amsterdam, 's-Gravenhage, Rotterdam, Heerlen. Klasse Ib: Arnhem, Groningen, Haarlem, Leeuwarden, Utrecht. Klasse II: Amersfoort, Apeldoorn, Delft, Deventer, Dordrecht, Goes, Gouda, 'a-Hertogenboseh, Leiden, Maastricht, Middelburg, Nijmegen,, Schiedam, Zutphen, Zwolle. Klasse III: Alkmaar, Assen, Bergen op Zoom, Breda, Eindhoven, Enschedé, Den Helder, Roosendaal, Sneek, Tilburg, Vlissi iigen. j*- De salaris-schaal luidt als volgt: klasse A 5 3840—4800 3600—4440 3660—4080 3000—3720 Klasse B 4 2380—3840 2700—3600 2520—3360 2160—3000 Klasse C 3 2280—2880 2160—2700 2040—2520 1680—2160 Leerlingen 3 960—1800 900—1680 840—1560 720—1200 9 - De opklimming in salaris geschiedt zó, dat elk jaar een 6 venredige verhoging wordt uitgekeerd. Wanneer echter de v erhoging der salarissen krachtens punt 8 op 1 Januari 1921 ^eer zou bedragen dan 25 pet., kan dat meerdere worden toegekend op 1 Januari 1922. °- Indien aan een blad salarissen hoger zijn dan in de schaal aangegeven, blijven zij gehandlhaafd. 1. De regeling wordt op 1 Januari 1921 ingevoerd. a t Roermond in artikel 7 niet genoemd wordt, betekent een er zuim, begaan bij het vaststellen der regeling. Daar bijvoorbeeld ook Breda en Tilburg behoren tot klasse III, schijnt het ^ meest aannemelijke oplossing Roermond ook tot die klasse rekenen. Wat ook het geval is voor kleinere plaatsen, die 1Ss chien ook niet zijn genoemd en waar we onze leden hebDen. S
EN PERS-KAMER
• a r aanleiding van ons bericht in het Augustus-nummer, i n O o s t enrijk is een wet aangenomen, waarbij een perskamer dir e ? l 6 V e n i S g e r o e p e n - ° n d e r deze instelling zullen zowel de en?? r e n a l s d e ondergeschikten (redacteuren, bedienden, de p e r s vallen In h ae t desbetreffende wetsvoorstel is er op gewezen, dat een
dergelijke instelling nog nergens bestaat,, want zij verschilt evenzeer van de corporatieve lichamen in Italië en Duitsland, als van de permanente commissies, die voor dit doel in Frankrijk en Engeland bestaan." schrijft de auteur der „Kalenderblaadjes" in de Zuid-Limburger: „Het gewicht van dit bericht ontgaat ons in zoverre er wel'in vermeld staat, hoe de nieuwe Perskamer er niet uitziet, maar niet, hoe zij er wèl uitziet. Zij is niet fascistisch en niet nationaal-socialistisch georiënteerd en verschilt evenzeer van de permanente commissies, die voor dit doel in Frankrijk en Engeland bestaan. Met die mededeling schieten wij niet zo heel ver op. Wij zouden juist zo graag willen weten, hoe een Perskamer, zoals die „nog nergens bestaat", er ongeveer uitziet. Dan wisten wij meteen, of er voor ons in Nederland aanleiding bestond om te trachten ook in het bezit van een dergelijke instelling te komen. Er wordt in onze vaderlandse Pers veel geschreven en gewreven over bedrijfsorganisatie in allerlei bedrijven en beroepen. Maar voorzover wij weten, gaan er maar zeer zelden stemmen op om ook in het krantenbedrij f — wij zullen het nu maar heel in het algemeen zeggen — tot een behoorlijke ordening te komen. Terwijl toch verwacht zou mogen worden, dat de Pers-organen, die met veel klem op het invoeren van bedrijfsorganisatie aandringen, zich volop geroepen zouden voelen in deze met het goede voorbeeld voorop te gaan. Dat er in de krantenwereld nog wel het een en ander te regelen en te ordenen valt; dat men daar ook goed zou doen niet alles aan de vrije om niet te zeggen teugelloze concurrentie over te laten, zal toch wel moeilijk kunnen worden tegengesproken. In bovenstaand bericht uit de „Moniteur de la Presse" valt ons vooral één ding op. Er wordt gezegd, dat onder deze nieuwe instelling zowel de directeuren als de ondergeschikten (redacteuren, bedienden enz.) bij de Pers vallen. Met alle respect voor de directeuren — maar het lijkt ons wel wat vreemd de redacteuren als hun ondergeschikten te betitelen en deze laatsten dan weer in één adem te noemen met de bedienden. Zouden wij hier in ons land ooit een Perskamer rijk worden, dan hopen wij, dat de „ondergeschiktheid" van de redacteuren daarin niet al te zeer op de voorgrond zal treden en dat de journalistieke leiding der pers-organen niet al te zeer overvleugeld zal worden door de commerciële leiding. De heerlijkheidsrechten van de ,Koningin der Aarde" zouden anders wel eens wat al te zeer in de knel kunnen geraken. De tijd is reeds lang voorbij, waarin de krant louter als een instelling van liefdadigheid gold, die door giften en gaven in stand moet worden gehouden, maar zij mag toch ook zeker niet in het tegenovergestelde uiterste vervallen. En dat dat gevaar altoos geheel denkbeeldig is, zouden wij niet graag willen beweren." 't Zou wel eens kunnen zijn, dat dit „Kalenderblaadje" de opvatting van de overgrote meerderheid onzer collega's weergeeft. Onze opinie wordt er althans vrijwel geheel door gedekt.
UIT DE VERENIGING COLLEGA PONSIOEN JUBILEERT. Op 1 November zal de Maasbode-familie weer een jubilaris in haar midden hebben. Op die datum toch viert de heer G. Ponsioen zijn zilveren jubilé als Maasbode-redacteur.
K. P. v. 15 OCT. 1936 — No. 126
176 "journalist is de heer Ponsioen eigenlijk iets langer. Want voor 1911 was hij reeds een half jaar aan het Rotterdamse orgaan verbonden geweest. Dan was de jubilaris „in de verf" gegaan, in zijn beroemd Alphen. Hij schreef als jongmaatje „met verve", doch dacht toentertijd maatschappelijk beter te slagen met helemaal in de verf te gaan. Edoch de verffabriek moest het afleggen tegen „De Maasbode". In 1911 kwam Ponsioen in de omgeving van Erasmus terug. Krant en collega's behoeven van deze terugkeer naar het vaderhuis geen spijt te hebben. Want Ponsioen was en is een stevig en geestdriftig \verker. Als stadsredacteur, redacteur buitenland en binnenland heeft hij gezwoegd. Als het werk hem op gegeven momenten boven het hoofd gaat groeien, kan hij tegen telefonerende collega's, correspondenten of de „posterijen" wel met een reeks eigen Ponsioense vloekjes „ketteren", doch hij meent er niets van. Krijgt hij even „lucht", dan is zijn gezicht al weer één brede glimlacht. Als collega is Ponsioen een der meest gewaardeerde vakgenoten. Zijn Franciscaanse scholing, waarop hij tetrecht groot gaat, voerde zijn karaktereigenschappen boven het natuurlijke uit. Het non sibi soli vivera, sed aliis proficere, werd met een menigte van daden bewezen. Zijn blijmoedigheid en optimisme werkten en werken aanstekelijk en mede door zijn hulpvaardigheid wist hij in onderons-ogenblikken menigeen op te monteren. Doch niet alleen de collega's profiteerden van zijn karaktereigenschappen en talenten, ook buiten onze rijen wist men Ponsioen te vinden. Parochie-geestelijken en parochiale besturen kunnen daarover boeken open doen. En dan o.a. de missionarissen! Wie herinnert zich niet de Zondagse advertenties met sprekende koppen! Wie weet niet van Oeganda! Wij zouden bijna geneigd zijn te zeggen: Zend Ponsioen op zijn jubileumdag een gift voor Pater Scheffer. Tenslotte was Ponsioen ons een voorbeeld door diep geloof en een geweldig Godsvertrouwen. En juist hij, wien levensleed vaak en zwaar trof. Ponsioen, kerel, je deed het goed tot nog toe. Ad multa decennia tot eer van de krant en tot vreugde van je collega's P.
lijk adviseur voor de zeer vele moeiten, welke hij zich voor de retraite heeft getroost. Dat deze desondanks niet kon doorgaan is zeer te betreuren. De voorzitter geeft de mogelijke oorzaken daarvan aan en spreekt tenslotte de wens uit, dat het volgend jaar de leden zich in groter getale zullen opgeven. De heer Wesseling wordt gehoord in verband met zijn Spothoekje in „Onze Vaan" aan het adres van den heer Bruysten. De besprekingen hebben tot resultaat, dat de heer Wesseling de door het bestuur opgestelde verklaring (zie elders in dit nummer) ondertekent en erin toestemt deze in zijn orgaan te publiceren. Bij het punt salarisenquête wordt besloten aan alle leden een circulaire te dezer zake toe te zenden, waarin zij verzocht worden de bijgevoegde lijsten ingevuld aan den secretaris terug te zenden. Ter bestudering der vereenvoudigde journalistieke opleiding wordt een commissie uit het bestuur benoemd bestaande uit den Geestelijk Adviseur, Prof. Brandsma en de heren G. P. Bon en J. Zwetsloot. De voorzitter deelt tenslotte nog mede, dat ter gelegenheid van de verloving van Prinses Juliana aan het vorstelijk Paar namens de vereniging bloemen en een telegrafische gelukwens zijn gezonden.
BERICHTEN EN MEDEDELINGEN VAN DE INTER-
cococorocoro^c^^coc^roc^coraro^c^rocoe^
NUNTIATUUR.
BRABANTSE JOURNALISTEN!!
De besturen van de Ned. R. K. Dagbladpers en van de Ned. R.K. Journalistenveren. hebben zich tot Z. Exc. den Internuntius in Den Haag gewend met een voorstel betreffende de algemene en gelijktijdige verzending van berichten en mededelingen van de Internuntiatuur aan de katholieke bladen in ons land. Z. Exc. de Internuntius heeft naar aanleiding daarvan toegezegd, dat voortaan alle mededelingen, bestemd voor publicatie in de katholieke bladen, zullen worden gezonden aan den voorzitter der N. R. K. J. V. die voor onmiddellijke en gelijktijdige doorzending aan alle R.K. bladen zal zorgen. JAN BRUNA. Met ingang van 1 November a.s. is aan collega Jan Bruna eervol ontslag verleend als redacteur van verschillende uitgaven der N.V. Boekdrukkerij „Helmond" te Helmond. Met ingang van diezelfde datum treedt hij-in functie als redacteur van de N.V. „Neerlandia" te Utrecht, met Maastricht als standplaats. Door deze verplaatsing vervalt zijn voorzittersschap van de Brabantse Kring en tevens zijn functie als gedelegeerd lid van het bestuur onzer vereniging. Wat jammer is. Want Collega Bruna was een goede kracht in het bestuur.
BESTUURSVERGADERING 12 SEPTEMBER 1936. De voorzitter vangt aan met dank te brengen aan den geeste-
EEN VERKLARING. Collega C. D. Wesseling plaatste de volgende verklaring i11 „Onze Vaan": „Naar aanleiding van het Spothoekje in „Onze Vaan" van 3 Juli j.1., door ondergetekende geschreven, werd ondergetekende uitgenodigd tot een onderhoud met het bestuur der Ned. BK. Journalistenvereniging. Bij dit onderhoud is hem gebleken, dat bepaalde zinsneden als een persoonlijke aanval op den heer Bruysten worden beschouwd en kwetsend voor het particuliere leven en de gevoelens van den heer Bruysten moeten worden geacht. Ondergetekende verklaart daarom deze zinsneden te betreuren en terug te nemen. (w.g.) C. D. WESSELING
De eerste les van de Logica-cursus te geven door Pater GERVASIUS O. MCap., wordt gehouden op de bovenzaal van Hotel P. MULDERS S p o o r l a a n TILBURG op Zaterdag 7 November a s. 4 u u r 's n a m i d d a g s .
Bestuur Brabantse KrinO INHOUD: Eenheidsworst — Courant en boek — Recht van a woord en recht van vragen — Leeg en vervelend! — Onze vr pers zij waakzaam — De salaris-ennquête — Een perskam Uit de Vereniging: Collega Ponsioen jubileert — Berichten Bestuursvergadering 12 September 1936 de Internuntiatuur — Een verklaring.