Nummer 66
15 October 1931
DE KATHOLIEKE PERS MAANDORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE ROOMSCH-KATHOLIEKE JOURNALISTENVEREENIGING V e r s c h i j n t e i k e n 15en v a n d e m a a n d ABONNEMENTSPRIJS: ƒ2.50 per jaar
Adres van de Redactie:
J. HULSMAN Helenastraat 15 J- Den Haag J- Telefoon 770684
De beslissing van het Episcopaat. Het was natuurlijk te verwachten, dat de publicatie van het Episcopale schrijven in ons nummer van 15 September j.1. heel wat jiennen in beweging zou brengen en dat vooral van de zijde van den Ned. Journalisten Kring in nog al vrij heftige termen dit schrijven zou beoordeeld worden. Indien we zelfs maar een beknopt exposé van deze stemmen hier in ons orgaan wilden afdrukken, zouden daarmede alleen reeds de 8 pagina's gevuld zijn. Wij meenen intusschen dat er tal van redenen zijn om aan deze beschouwingen niet al te veel aandacht te besteden. Niet dat wij er niet met groote belangstelling kennis van genomen hebben, maar omdat wij een ernstig vermoeden hebben, dat bij deze eerste beschouwingen het sentiment wat al te veel het verstand heeft overheerscht. Psychologisch is dit volkomen te begrijpen en zoo ergens, dan geldt hier, dat veel begrijpen veel vergeven is. In wat van de zijde van onze tegenstanders geschreven is over dit bisschoppelijk besluit, lijkt ons nog het meest belangrijke, de nuchtere en zakelijke opmerking van „de Nederlander", n.1. dat de beslissing hier door het Episcopaat genomen, een zaak is welke zuiver de geestelijke herders van de katholieken raakt en dat een buitenstaander het meest verstandig doet, zich daarin niet te mengen of daartegen te verzetten. Dit is zuiver een kwestie van kerkelijke organisatie, waarvoor de bisschoppen alleen de verantwoordelijkheid kunnen en moeten dragen. En ieder nietkatholiek, aldus ongeveer het Christelijk-Historische hoofdorgaan, doet verstandig, dit bisschoppelijk standpunt, al betreurt hij het ook, te eerbiedigen. Dit betoog lijkt o.i. zoo juist, dat we er geen oogenblik aan twijfelen, dat ook bij het bestuur van den Ned. Journalisten Kring, na eenigen tijd, wanneer de zaak wat bezonken zal zijn, deze gedachte de overheerschende zal worden. En men ook daar, al zal men natuurlijk de beslissing van het Episcopaat blijven betreuren, zal inzien, dat ook hier de beste real-politiek zal zijn, wat de Engelschen zoo kernachtig zeggen: „to make the best of it". W a n t ook het Kringbestuur zal tot de erkenning moeten komen, dat de belangen van journalisten, ook die van den Kring, op den duur niet gediend worden met het heendrijven naar een conflict tusschen de journalisten onderling, waartoe sommige verklaringen en artikelen, in de eerste emotievolle dagen, aanleiding zouden kunnen geven. Het besluit van de Bisschoppen hebben wij als een feit te aanvaarden en al tracht men hier en daar op een wijze, waarvoor wij matig bewondering kunnen hebben, enkele kath. journalisten uit te spelen tegen het Episcopaat, zelfs met het publiceeren van een anoniemen brief, waarmede men stemming tracht te maken onder de katholieke Kringleden, men zal toch verstandig doen, spoedig in te zien, dat dit een hopelooze strijd is. Zelfs alleen de gedachte, dat ook maar enkele katholieke journalisten zouden weigeren aan den wensch van de bisschoppen, geuit als herders van het geestelijk zielenheil van het Ned. kath. volk, te voldoen, is
ADVERTENTIEPRIJS: ƒ 4.— per V12 pagina
een absurditeit. W e zouden haast zeggen een contradictio in terminis. En beleedigend voor alle katholieke journalisten. De anonymus, die zich voor dit spelletje leende en zich daarbij het predicaat liet aanleunen, van „een vooraanstaand kath. journalist", heeft dit zelf zoo gevoeld, dat hij zich schaamde met open vizier voor zijn bedenkelijke stelling uit te komen. Maar had deze overweging alleen al geen motief moeten zijn voor den Kring, om zich van dergelijke middelen niet te bedienen? Intusschen wenschen wij op alles wat achter ons ligt en wat geschreven en gezegd is, niet terug te komen. Het belang van alle journalisten is, dat na de gevallen beslissing een basis van samenwerking gevonden wordt, zooals wij reeds onmiddellijk na het schrijven van de bisschoppen in ons vorig orgaan schreven. In het sociale leven rond ons constateeren we reeds lang, dat de vakorganisaties bij het behartigen van de vakbelangen, broederlijk samenwerken en dat de zucht naar het monopolie daar reeds lang gebroken is. Dit behoeft niet te leiden tot het verdoezelen van allerlei controvers, tot het achterwege laten van een onderlinge critiek, integendeel, deze laatste kan niet alleen opbouwend werken, zij kan ook voor beide vereenigingen een spoorslag zijn tot grootere activiteit. In deze omstandigheden en met dit doel voor oogen is er voor ons dan ook weinig aanleiding om in dit stadium op deze kwestie uitvoerig in te gaan. En ook ons bestuur had in zijn jongste vergadering aan een openlijke verklaring geen behoefte. Het kon zich unaniem vereenigen met het standpunt door ons, in het vorige n u m m e r in deze ontwikkeld. Alleen zouden we één opmerking willen maken over een zaak, waarvan wij in hooge mate betreuren, dat men zich tot gebruik van dit middel bij het Kringbestuur heeft laten leiden, omdat door dergelijke z a l e n het onderling vertrouwen, zonder hetwelk geen duurzame en vruchtdragende samenwerking mogelijk is, zoo ernstig wordt geschaad. Dit is het feit, dat het Kringbestuur, uit een vertrouwelijk stuk, niet voor algemeene publiciteit bestemd en waarvan het kon weten, dat de persoon, die het hem ter hand stelde, zich schuldig maakte aan een ernstig misbruik van vertrouwen, zelfs zonder de wederpartij" daarin te hooren, enkele stukken publiceert en commentarieert. Men heeft reeds in de „Maasbode" van 2 October, avondblad, kunnen lezen, dat de samensteller van deze memorie, Pater Kruitwagen, deze zaak zeer hoog opneemt. En iedereen, die nog eenige beteekenis hecht aan eerlijkheid en goede trouw, zal dit volkomen begrijpen. Eerlijk gezegd, begrijpen we van het verweer van den heer Hans in het jongste nummer van „De Journalist", tegen dit artikel van Pater Kruitwagen niets. En wij hebben hoop, dat hij de eerste zal zijn, bij nadere overweging om toe te geven, dat hier de houding van het Kringbestuur een vergissing is geweest. Immers hij schrijft, dat deze memorie, (alleen voor het Episcopaat bestemd en welke vertrouwelijk in afschrift is ter hand gesteld aan de bestuursleden van de K. J. V.)
2
DE
KATHOLIEKE
hem spontaan en vrijwillig zonder den minsten invloed zijnerzijds is verstrekt. En zelfs met vrijheid om er gebruik uit te maken. Een dergelijk verweer begrijpen wij niet. Sinds wanneer gaat de heler vrij uit, omdat de dief hem het gestolene spontaan en vrijwillig heeft verstrekt? De heer Hans wist, kon althans weten, dat de man die door verraad en woordbreuk hem dit stuk in handen speelde, een daad deed, welke hij moreel niet kon verantwoorden. In die omstandigheden had ieder eerlijk mensch tot een dergelijk onbetrouwbaar persoon gezegd: Van dergelijke middelen wensch ik geen gebruik te maken! Maar hoe de heer Hans de publicatie uit dit vertrouwelijk stuk durft te verdedigen, met een beroep op het feit, dat de woordbreker hem daartoe gemachtigd heeft, is ons heelemaal een raadsel. De heer Hans weet toch heel goed, dat zoo iemand in een dergelijk geval geen enkele machtiging heeft te geven. Verder tracht de heer Hans deze gebruikmaking te motiveeren met de opmerking, dat in die memorie onjuiste dingen staan. Op de argumenten, welke de heer Hans daarvoor opgeeft, gaan wij hier niet in. Die gelegenheid komt nog wel. We mei-ken alleen hier drieërlei op. Het motief van den heer Hans is hier zuiver subjectief en kan dus nooit een argument zijn voor een objectieve ongeoorloofde daad. De heer Hans weet zeer waarschijnlijk ook, dat wanneer het juist was, dat in die memorie onjuiste dingen staan, de schrijver van die memorie geheel vrij uitgaat. Deze heeft alle mogelijke moeite gedaan om in deze memorie de objectieve waarheid zooveel mogelijk te benaderen. Wanneer hij daarin niet is geslaagd, is dit te wijten aan personen, die dichter bij den heer Hans staan in deze kwestie, dan pater Kruitwagen. En de derde opmerking is, dat het doel dat de heer Hans met de publicatie nastreefde, nooit een in zich verwerpelijk middel kan goed maken. Dezer dagen is in het Vredespaleis op plechtige wijze geïnstalleerd de internationale rechtbank voor Journalisten, een schepping van de Internationale Journalisten Federatie, waarvan ook de Kring deel uitmaakt. Deze journalistieke rechtbank zal hebben te waken voor de eerlijkheid en goede trouw in de berichtgeving. Nu één vraag aan den heer Hans. Indien deze rechtbank zou hebben te oordeelen over een publicatie door een journalist van een stuk op een wijze hem ter hand gesteld als hierboven met de memorie van pater Kruitwagen het geval is en deze collega zou zich verdedigen op een wijze als de heer Hans hier doet? W a t zou dan de beslissing van den onpartijdigen objectieven rechter in deze journalistieke rechtbank zijn? Het antwoord laten we met vertrouwen aan den heer Hans over. Ook het trekken van een consequentie hieruit.
De verklaring van een kringbestuur. Nadat bovenstaand artikel reeds gezet was, lazen we in de avondbladen van j.1. Dinsdag de volgende verklaring van het Kringbestuur. In de Zaterdag j.1. gehouden Bestuurs-vergadering van den Nederlandschen Journalisten-Kring is met algemeene stemmen de volgende verklaring aangenomen: Het Bestuur van den Nederlandschen Journalisten-Kring, in vergadering bijeen; kennis genomen hebbend van den „wensch" der Bisschoppen, dat de katholieke journalisten den Kring „zullen verlaten"; verklaart: Ie. van verschillende katholieke leden bericht te hebben ontvangen, dat zij hun lidmaatschap zullen handhaven, aangezien een „wensch" der Bisschoppen niet gelijk stat met „een bevel", doch
PERS
zijnerzijds in geen enkele richting invloed op de houding der katholieke leden te zullen oefenen; 2e. met diep leedwezen den wensch der Bisschoppen te hebben vernomen, aangezien in den Nederlandschen JournalistenKring zich gedurende bijna 48 jaar boven alle geloofs- en partijverschillen uit steeds een sterke eenheid van beroepsgenooten openbaarde, waarbij elks overtuiging volledig werd geëerbiedigd; een samenwerking, die nimmer door eenigen wanklank is gestoord, en die er toe leidde, dat de wederzijdsche opvattingen en beginselen des te beter werden begrepen en gerespecteerd; 3e. steeds, en met name in latere jaren, te hebben bevorderd en vaak geheel vrijwillig, dat de Katholieke Journalisten-Vereeniging bij officieele gelegenheden mede zou worden erkend en uitgenoodigd, zoodat iedere tegenovergestelde bewering met nadruk moet worden afgewezen; 4e. ten allen tijde, en bij zeer vele gelegenheden, ook voor de beroeps-belangen der katholieke journalisten en voor de belangen der katholieke bladen te hebben geijverd, aangezien de Kring zijn regelenden en bemiddelenden arbeid nimmer alleen tot zijn leden heeft bepaald, maar daarbij de bladen, geen enkel uitgezonderd, in het oog hield; 5e. op den weg, in het vorig punt bedoeld, te zullen voortgaan, en dus zijn optreden als orgaan voor de regeling en vergemakkelijking van den pers-arbeid bij daartoe in aanmerking komende openbare gebeurtenissen te zullen blijven uitstrekken tot de geheele Nederlandsche pers; Ce. met het gebruik maken, door den voorzitter van den Kring, van de door den geestelijken adviseur der floomsch-Katholieke Journalisten-Vereeniging bij het Episcopaat ingediende Memorie in de gegeven omstandigheden volledig in te stemmen, aangezien deze Memorie, die geheel vrijwillig en zonder eenige pressie is toegezonden, met het recht er gebruik van te maken, een op onjuiste argumenten gegronde aanval op den Kring bevat en elke openlijke bespreking van die argumenten van de zijde der katholieke vereeniging is nagelaten. Na hetgeen wij in het hoofdartikel schreven, behoeven we aan het bovenstaand communiqué weinig toe te voegen. Meent de meerderheid van het Kringbestuur deze zaak op deze wijze op de spits te moeten drijven, dan zal zij daarvoor alleen de volle verantwoordelijkheid moeten dragen. Indien er werkelijk kath. journalisten zouden zijn — nog eens, we herhalen wat we boven schreven, dat wij de feiten daarvan moeten zien, alvorens we ze gelooven — die zich aan een zoo duidelijk uitgesproken wensch van het Episcopaat niet wenschen te onderwerpen, dan zal o.i. de Kath. Journalisten Vereen, niet mogen aarzelen, de consequenties daaruit te trekken. Het predicaat „Katholieke" Journalisten Vereen, is voor ons meer dan een vlag. Wat het gebruik maken betreft van een door woordbreuk en misbruik van vertrouwen verkregen stuk, waarop de Kring geen enkel eigendomsrecht kan doen gelden, want het is een stuk aan en van het Episcopaat, niet dan met groot leedwezen zien we het Kringbestuur optreden als verdediger van dergelijke door ieder fatsoenlijk mensch af te keuren methodes. En dit geschiedt n.b. op denzelfden dag dat het Eeretribunaal voor het handhaven der goede journalistieke zeden in Den Haag werd opgericht. Een tribunaal dat Minister Ruijs Maandagavond in de Ridderzaal noemde: een monument voor de goede trouw in de journalistiek. Een grootere hoon voor deze plechtigheid, dan deze Kringverklaring is o.i. dan ook moeilijk denkbaar. Ook hier geldt het oude adagium voor het Kringbestuur: „Wie de Goden verderven willen, slaan ze eerst met blindheid".
Ferd. Wierdels. Met het aftreden van den heer Ferd. Wierdels als directeur van „De Tijd" verliest de katholieke pers niet alleen den leider eener dagbladonderneming, maar ook een journalist van ongemeene gaven.
DE
KATHOLIEKE
Hij zal, ruw geschat, een veertig dienstjaren hebben, die hij stellig voor zeven achtsten aan „De Tijd" heeft doorgebracht. De heer Wierdels mocht de laatste jaren in verband met de beslommeringen aan het directeurschap verbonden, misschien ook wegens zijn nu een dan waarschuwende gezondheid, niet veel meer aan journalistiek doen, een enkelen keer werd het zwijgen hem toch te machtig, en als hij dan naar de pen greep, konden de vonken er af spatten. W a s de heer Wierdels een temperament, hij was ook een karakter, en om het laatste zal men hem het meest hoogachten. In onze Vereeniging heeft de heer Wierdels in een vroegere periode een bestuursfunctie vervuld, en de ouderen onder ons — de gelederen dunnen — herinneren zich zijn nooit weifelende paraatheid. Als bestuurslid van „De Nederlandsche Dagbladpers" heeft de heer Wierdels indertijd de onderhandelingen mee gevoerd over de salariskwestie, en stellig niet in de laatste plaats aan zijn optreden was het te danken, dat een betrekkelijk zoo gunstige regeling werd bereikt. Zoo heeft het niemand verwonderd, dat toen, bij gelegenheid van haar vijf-en-twintigjarig bestaan, onze Vereeniging haar eerste eereleden benoemde, ook den heer Wierdoels de onderscheiding te deel viel. Thans gaat hij rusten, — voor zoover een natuur als de zijne rusten kan. Onze Vereeniging wenscht dezen kampioen voor de katholieke pers, geharnast strijder in zijn tijd, een zonnigen levensavond toe; zijn naam en zijn daden zullen bij ons in erkentelijke herinnering blijven. V.
Een journalistieken leerstoel aan de Universiteit. Op Vrijdag 9 October heeft op uitnoodiging van het Leidsche Universiteitsfonds de heer Lievegoed, koloniaal redacteurs van de „N. R. Ct." en oud-hoofdredacteur van de Locomotief te Semarang, zijn serie wetenschappelijke lezingen geopend de journalistiek en de publiciteit betreffende, aan de Leidsche Universiteit. Deze gebeurtenis was ongetwijfeld voor de Ned. Journalistiek van bijzondere beteekenis. De drang naar verheffing van het geestelijke peil der journalisten, door een opleiding, welke meer rekening hield met de eischen waaraan de tegenwoordige dagblad-journalist heeft te voldoen, leeft in de laatste jaren gelukkig sterk onder onze collega's. Reeds jaren geleden heeft onze Geestelijk Adviseur pater Kruitwagen dit onderwerp in onze vereeniging aan de orde gesteld en daarover 'n zeer interessante discussie uitgelokt. Hij stond daarbij op het standpunt van de grootmeester onzer journalistiek Dr. Kuyper, die wetenschappelijke opleiding voor den journalist gewenscht, zelfs noodzakelijk achtte. Maar die bij de verdediging van dit standpunt een heftige bestrijding vond bij iemand die ook behoort tot onze journalistieke corypheeên, Charles Boissevain, de hoofdredacteur van het „Handelsblad" die in zijn „Dag tot Dag" de universitaire studie van een journalist eer een gevaar dan een voordeel zag. De geboren journalist zou aan de Universiteit alleen misvormd worden. Wij gelooven dat de journalisten zelf in groote meerderheid nog staan op het standpunt van Boissevain. De voorzitter van den Ned. Journalistenkring de heer Hans zéide op 9 October in Leiden nog eens met n a d r u k : W a t het echte, het essentieele, het onmisbare is, in de journalistiek leert men niet, want dat is natuurtalent, dat
PERS
3
wel door vorming gepolijst, maar niet gekweekt kan worden. Een standpunt dat ook de nieuwe docent te Leiden inneemt en wat ook gedeeld wordt door den universitair opgeleiden oud-hoofdredacteur van de „N. Ct." Mr. Plemp van Duiveland. Ook in onze vereeniging had bij de discussie in 1923, als wij ons goed herinneren, dit standpunt de overhand. Wat intusschen niet wegneemt dat ook ten onzent de behoefte is gevoeld om den geboren jornalist door wetenschappelijke cursussen op een hooger plan te brengen. In die richting is ook onzerzijds gewerkt voor een cursus voor Kath. Journalisten aan de Kath. Universiteit van Nijmegen, al was dit tot nu toe nog niet met veel succes. Ook al omdat de ligging van Nijmegen in dit opzicht niet erg gunstig was en deze cursussen op die wijze veel tijd en veel geld vergen, twee dingen, waaraan tot nu toe onze Nederlandsche journalisten nog altijd geen overdaad hebben. Wij moeten intusschen direct wijzen op het feit, dat de cursussen in Leiden voor ons journalisten weinig beteekenis hebben. De journalisten kunnen haar niet volgen, tenzij men als student ingeschreven is. Journalisten kunnen zich als student laten inschrijven, maar dit brengt nog al belangrijke kosten met zich mee. Afgestudeerden kunnen de lessen volgen a ƒ 10.—. Deze regeling heeft dan ook het gevolg, dat te Leiden maar één journalist uit Leiden den cursus volgt n.1. collega Gijsen van de „Leidsche Crt.", die als student ingeschreven is. Toch kan ook deze cursus, welke ten doel heeft onder de studeerende jeugd, onder de toekomstige wetenschappelijke lieden van ons volk, meer kennis te brengen omtrent ons beroep, van veel nut zijn. Deze meerdere voorlichting zal ongetwijfeld kunnen meewerken aan de verhooging van de standing waarop onze journalistiek aanspraak mag maken. Maar direct voordeel voor de journalisten heeft deze cursus niet. Dit is wel het geval met de college's welke collega v. d. Hout de volgende week gaat geven aan de Utrechtsche Universiteit. Collega v. d. Hout heeft den titel van privaat docent en hij heeft een permanente opdracht, in tegenstelling met collega Lievegoed, die slechts voor een jaar een bepaald aantal cursussen mag geven. De colleges van collega v. d. Hout kunnen wel door alle journalisten gevolgd worden. Hij heeft zelf het recht bepalingen te maken omtrent de toelating en hij heeft alle journalisten daarvoor uitgenoodigd en heft van hen ook geen collegegeld. Hier hebben we dus te doen met een wetenschappelijke Universitaire cursus ten bate van de Journalisten. Het ligt dan ook voor de hand, dat wat Utrecht doet voor ons Journalisten een veel grootere beteekenis heeft, dan de voordrachten in Leiden. In elk geval wijzen èn de daad van het Leidsche Universiteitsfonds, èn de Kon. Benoeming van collega van der Hout tot privaat docent er wel duidelijk op, dat de Ned. .Journalistiek ook in wetenschappelijke milieu's meer en meer waardeering vindt. En welke journalist zou zich daarover niet van harte verheusen?
Minister de Geer en de Pers. Enkele dagen voor het verschijnen van de millioenennota, waarvan reeds hier en daar in de bladen enkele druppels waren doorgesijpeld, heeft minister De Geer een interview toegestaan aan het Ned. Corr. Bureau voor Dagbladen. En den minister kennende en de departementale usance, gelooven we de zaak juister te stellen wanneer we zeggen, dat
4
DE
KATHOLIEKE
de minister het Ned. Corr. Bureau een interview met hem heeft ter hand gesteld, dat dit bureau aan de bladen heeft doorgegeven. Over dit interview is in de bladen heel wat te doen geweest en o.i. niet ten onrechte, want deze mededeelingen van den minister wemelden van halve waarheden, welke soms erger kunnen zijn dan een heele leugen. Immers wanneer in de bladen wordt gemeld, dat de Regeering voornemens is, het invoertarief te brengen van 8 op 12 % en de minister spreekt dit tegen met de mededeeling, dat hij daaraan zelfs niet gedacht heeft, dan leest iedereen hieruit, dat van een verhooging der invoerrechten geen sprake is. Maar wanneer dan enkele dagen later de millioenennota verschijnt en het tarief wordt wel verhoogd, zij het dan niet tot 12 maar tot 10 %, dan hebben we het gevoel, dat de minister er opzettelijk op uit is geweest om ons te misleiden. En dan voelen wij een dergelijke persvoorlichting niet alleen als een daad, welke verre blijft beneden de waardigheid van den Eersten dienaar van de Kroon, maar ook als een beleediging tegenover de geheele Nederlandsche Pers. W a n t een dergelijke houding van een minister tegenover de Pers, getuigt van weinig respect en eerbied voor de publiciteitszaak van die Pers. De minister zou het wel uit zijn hoofd laten om een dergelijke voorlichting aan de Staten-Generaal te durven geven. Maar dergelijk onwaardige grapjes heeft de minister zich ook niet te veroorloven tegenover de Pers, als vertegenwoordigster van de openbare meening in den lande. Dit z.g. interview toonde een gemis van begrip in de taak van de Pers en in de rechten van het publiek. Vooral accentueerde zich dit gemis aan begrip nog door de ironische en weinig ernstige wijze waarop de minister van Financiën zich uitliet over de z.g. nieuwsgierigheid van de bladen, alsof het hier maatregelen betrof, welke alleen de Regeering aangingen en niet veel meer de burgerij.
Een conflict tusschen B. en W. van Hilversum en de Pers. Reeds in ons n u m m e r van 15 Augustus hebben we een korte mededeeling gedaan over het conflict tusschen B. en W. en de plaatselijke pers te Hilversum. Deze maakt geen verslag meer van de raadszittingen, nu in het nieuwe stadhuis in de raadszaal voor de pers geen behoorlijke plaatsen zijn beschikbaar gesteld, waardoor het voor de betrokken verslaggevers onmogelijk is h u n taak behoorlijk te vervullen. In de „Gooische Post" van 21 September j.1. vinden we een uitvoerige uiteenzetting van deze kwestie en vooral na lezing van dit uitvoerig relaas moet ons andermaal de opmerking van het hart, dat wij van deze houding van een gemeentebestuur als van Hilversum maar heel weinig begrijpen. Dat een achterlijk niet met zijn tijd meegaand gemeentebestuur van Nergenshuizen een dergelijke houding tegenover de pers zou aannemen, zou in onzen tijd bijna niet meer begrijpelijk zijn, maar dat een gemeentebestuur van Hilversum een dergelijke houding aanneemt, dat moest toch niet meer mogelijk zijn. Uit de minitieuse en gedetailleerde beschrijving van dit conflict in de „Gooische Post" krijgt men inderdaad den indruk, dat in het nieuwe gemeentehuis op een volkomen onvoldoende wijze aan de pers is gedacht en dat hier zelfs de allergeringste persaccomodatie ontbreekt. Als wij hiertegenover stellen, hoe in het nieuwe stadhuis in Rotterdam voor de pers is gezorgd, en in de eenige jaren geleden nieuw gebouwde raadszaal in Den Haag, dan neemt Hilversum toch nog wel een heel achterlijke positie in. De groote fout is geweest, dat men bij den bouw van de nieuwe raadszaal niet eens aan de verslaggevers gedacht heeft. Dit is direct al een ernstige fout geweest van hen, die belast waren om den architect in deze
PERS
te adviseeren. B. en W. hebben toen bepaald, dat de eerste rij van de publieke tribune voor de verslaggevers moest gereserveerd worden, wat op zich zelf al een groot bezwaar is, omdat op die wijze elke bewegingsvrijheid, die men als verslaggever toch noodig heeft, ontbreekt. Een verslaggever die als 't ware zit midden tusschen het publiek, kan onmogelijk zijn werk doen. Daarbij komt nog, dat de journalisten van deze plaats geen enkel contact hebben met de raadsleden, deze zelfs ^oor een deel niet kunnen zien. W a a r de verslaggevers vlak voor de ballustrade zitten, die te smal is om daarop behoorlijk te kunnen schrijven; moeten de journalisten wegens gebrek aan ruimte met h u n knieën gedrukt tegen deze ballustrade zitten, een onmogelijke houding natuurlijk om daarin eenige uren te werken. Op een verzoek aan B. en W. om den journalisten een andere en betere plaats aan te wijzen, is zonder meer in een drie-regelig briefje enkele dagen later afwijzend beschikt. Na deze houding van het gemeentebestuur heeft de plaatselijke pers besloten geen verslagen van de raadszittingen meer te publiceeren. Wij kunnen dit volkomen begrijpen. Niet alleen maakt het gemeentebestuur het verslaggeven onmogelijk, maar ook deze houding tegenover de Pers is van dien aard, dat zoo iets in onzen tijd niet meer geduld kan worden. Reeds drie maanden lang verschijnen nu geen raadsverslagen meer in de plaatselijke bladen. B. en W. blijven koppig elke redelijke verbetering weigeren en zelfs een interventie van de raadsfracties is op niets uitgeloopen. Hij hopen intusschen voor onze Hilversumsche collega's dat zij vol blijven houden. W a n t een houding als het gemeentebestuur van Hilversum hier aanneemt, kan door de journalisten niet meer worden aanvaard. De periode, dat men ons als een soort lastige indringers beschouwde, die men liever kwijt dan rijk was, is voorbij en voor het richtig vervullen van de bestuurstaak is de medewerking van de pers een onmisbare factor. In bijna alle belangrijke gemeenten in ons land wordt dit meer en meer erkend en wordt ook de pers op die wijze behandeld. Dat Hilversum hierop een ongunstige uitzondering wenscht te maken, eert zeker deze vroede vaderen niet. En vooral van een man als burgemeester Lambooy, hadden wij een dergelijke houding tegenover de pers niet mogelijk geacht.
Hyacinth Hermans O.P. Op 26 Sept. j.1. heeft pater Hyacinth Hermans O.P. zijn zilveren feest als journalist gevierd, dat tevens een zilveren jubileum was als redacteur van de „Maasbode". De rector-magnificus van de Kath. Universiteit heeft in zijn rede bij de overdracht van zijn rectoraat gewezen op het gevaar van clericalisme, indien de geestelijkheid een te grooten invloed kreeg op de bezetting van de universitaire leerstoelen. Dit gevaar bestaat ongetwijfeld bij de bezetting der leerstoelen van de kath. volksuniversiteit, welke onze kath. pers ongetwijfeld is, niet; hier is gelukkig het leekenelement nog overheerschend. En we hopen ook dat dit altijd zoo blijven mag. Maar al zouden we meerdere geestelijke collega's hebben als pater Hyacinth, dan zou naar onze meening dit gevaar van clericale overheersching nog niet bestaan. W a n t niet ten onrechte is dezer dagen van hem getuigd, dat niemand minder clericaal is dan dit verdienstelijk lid van de kath. clerus, ook omdat ook elke zucht naar heersenen, laat staan overheerschen, hem vreemd is. Ondanks zijn groot talent, zijn zeldzame journalistieke pen en zijn bekwame strijdvaardigheid heeft hij nooit ge-
DE
KATHOLIEKE
tracht aan de „Maasbode" een heerschende plaats in te nemen. Met een bescheiden hoekje als „Hors d'Oeuvres" of „Bloc Notes" was hij gewoonlijk tevreden en hij wist daarin zoo zijn voortreffelijke journalistieke talenten te ontplooien, dat hij een nationale figuur is geworden en een van onze meest populaire en graag gelezen journalisten. Hij was in dit opzicht een der eersten onder ons en toch is het zoo juist wat collega Arts in zijn gevoelvol artikel in de „N. Tilb." van hem schreef: „Hij stond van zelf boven ons allemaal, maar dat is nu zoo 'n sympathieke trek, dat geen enkele collega in zijn tegenwoordigheid ooit te voelen heeft gekregen, dat hij op stuk van zaken, nu ja, laten wij het maar precies bekennen, in zooveel bij hem achter stond." In zijn eigen blad en ook in de andere kath. bladen is deze voortreffelijke journalist en collega naar waarde gehuldigd. En onze voorzitter heeft er prijs op gesteld persoonlijk naar Rotterdam te komen om pater Hermans te verzekeren hoe alle kath. journalisten hem eeren en hoogachten. Toch hebben wij er prijs op gesteld om hem ook hier in ons orgaan een woord van hartelijken collegialen gelukwTensch niet te onthouden. Met de hoop dat de goede God hem nog vele jaren voor de kath. journalistiek moge sparen. * * * Het ligt voor de hand, dat de dag zelf niet onopgemerkt voorbij gegaan is. Des morgens heeft de jubilaris in de Dominicanenkerk aan de „Olde" een H. Mis van dankbaarheid opgedragen, welke door vele leden van de redactie en administratie werd bijgewoond. Te half twaalf werd pater Hermans op het bureau van de courant ontvangen in een der feestelijk versierde redactielokalen. Daar werd hij allereerst toegesproken door den directeur, den heer H. Kuypers, die in een van persoonlijke sympathie getuigende toespraak de werkzaamheid van pater Hermans besprak op algemeen journalistiek gebied, maar in het bijzonder als redacteur van de ,Maasbode". Als geschenk van het bestuur van de courant werd door den directeur een fauteuil met rookstandaard aangeboden. Namens de redactie sprak de hoofdredacteur, de Zeereerw. heer dr. J. Witlox, die pater Herman's journalistieke werk besprak en daarbij zijn verdiensten in het licht stelde als priester en mensch. Een fraaie schemerlamp en eenig toebehooren werden aangeboden. In aansluiting hierop spraken de heeren W . van Eyck namens de administratie onder aanbieding van een boekstandaard en de heer J. Abels namens het technisch personeel onder aanbieding van een schrijfgarnituur. Des middags hield de jubilaris een druk bezochte receptie, waarbij onze voorzitter, collega Vesters, de gevoelens van de Ned. kath. journalisten voor den jubilaris vertolkte. Uit alle deelen van het land mocht de jubilaris schriftelijke en telegrafische gelukwenschen ontvangen.
Dr. P o e l s a l s journalist. Nu dr. Poels, in verband met zijn 40-jarig priesterfeest, Zondag 20 Sept. j.1. op zoo'n grootsche en indrukwekkende wijze te Heerlen is gehuldigd als priesters, sociaal -werker en geleerde, als volbloed Limburger, uitstekend vaderlander en als warm-voelend mensch, lijkt het ons niet ongepast om ook nog de aandacht te vestigen op zijn voortreffelijke eigenschappen als journalist, aldus lezen we in „De Tijd". In het jaar 1911 verschenen te Kerkrade twee kranten:
5
PERS
de „Kirchrater Volkszeitung", orgaan van de Kath. Volkskiesvereeniging en het „Nieuwsblad van Kerkrade", het orgaan van de z.g. hieren-kiesvereeniging. Beide kranten, die door aanhangers van de kiesvereenigingen werden volgeschreven, stonden fel tegenover elkaar. Er werden scherpe polemieken gevoerd en aan weerszijden werden rake klappen uitgedeeld. De aanhangers van de „Kirchrater Volkszeitung" werden zelfs voor socialisten uitgescholden. Kerkrade was destijds op politiek gebied in twee kampen verdeeld. Aan de onbaatzuchtige bemoeiingen van dr. Poels, die toen nog maar korten tijd in functie was als aalmoezenier van den Arbeid en tevens rector van Weiten was, is het te danken geweest, dat de beide kranten werden opgeheven. Vóór die opheffing tot stand kwam, heeft dr. Poels veel tegenstand moeten overwinnen, veel onaangenaamheden verdragen. In de plaats van de beide opgeheven weekbladen werd opgericht de „Kerkraadsche Courant", die gedrukt werd bij den drukker Herpers, bij wien ook de „Kirchrater Volkszeitung" gedrukt was. In de jaren 1911 en 1912 schreef dr. Poels de hoofdartikelen in de „Kerkraadsche Courant". Dit weekblad heeft gedurende enkele jaren in de journalistiek van Nederland een gezaghebbenden naam gehad. Dat was te danken aan de magistrale artikelen van dr. Poels. De Roermondsche bisschop, ministers en oud-ministers, Kamerleden en leeraren aan de seminaries behoorden tot de abonné's. Er was soms zoo'n navrage voor een bepaald nummer, dat aan alle verzoeken niet kon worden voldaan. Dr. Poels schreef in den tijd, dat de integrale kwestie accuut was. Hij stond niet aan de zijde van het tijdschrift „Rome" en van het Rotterdamsche Kath. dagblad. Slechts enkele jaren heeft dr. Poels de journalistikee pen gehanteerd. De „Kerkraadsche Courant" werd vrij spoedig weer herdoopt in de „Nieuwe Kerkraadsche Courant", waarin dr. Poels niet meer geschreven heeft.
D e T*jd. Enkele dagen voor 1 October is definitief meegedeeld, dat de „Tijd" en „Amstelbode" annex drukkerij „Kasteel van Amstel" zijn overgegaan in handen van de N.V. Drukkerij „de Spaarnestad". Het ochtendblad van de „Tijd" is met ingang van 1 October opgeheven. Als compensatie verschijnt Zaterdagsavonds een uitvoerig nummer, getiteld „De Tijd op Zondag". Op Zaterdag 10 October is dit interessant en frisch geschreven bijvoegsel voor de eerste maal verschenen. Het ochtendblad van de „Amstelbode" blijft en is naast de „Tijd" ook verkrijgbaar. De „Amstelbode" zal binnenkort onder den naam van „De Nieuwe Dag" als ochtend- en avondblad voor Amsterdam, verschijnen. De nieuwe hoofdredacteur van dit blad is reeds benoemd. Als directeur van „Tijd" en „Amstelbode" treedt sinds 1 October op de heer Verbiest, vroeger hoofdredacteur van de „Telegraaf". Hoofdredacteur van de „Tijd" is de heer Laudy gebleven. De directie van de „Tijd", de heeren Wierdels en v. d. Marck, hebben met ingang van 1 October op de meest eervolle wijze ontslag gekregen.
Het d u b b e l e l i d m a a t s c h a p . Tegen de danse macabre, die door de redactie in het laatst verschenen nummer van „De Katholieke P e r s " op het graf van het dubbele lidmaatschap wordt uitgevoerd, protesteer ik namens vele katholieke collega's. Ik zal over het stukje getiteld „Roma locuta, causa finite" niet veel zeggen, want na het bisschoppelijk besluit zie ik er van af, de niet gelukkige en uit historisch oogpunt
DE
KATHOLIEKE
aanvechtbare argumentatie van den schrijver te weerleggen, doch al zouden de katholieke leden van den N. J. K. zulke snoodaards en onvurige katholieken zijn als de redacteur blijkbaar meent, dan getuigt het toch van weinig goeden smaak ze bij deze gelegenheid een ezelstrap te geven. Het getuigt ook van weinig respect voor de meening van ernstige collega's als Prof. Aalberse en Pater Hyacinth Hermans — ik noem er maar twee — om van hen te veronderstellen, dat zij lid werden en bleven van den N. J. K. „hoewel de onvereenigbaarheid van het dubbele lidmaatschap voor katholieken evident was". W a a r is dergelijk onvriendelijk geschrijf toch voor noodig, terwijl een zakelijke behandeling van het onderwerp veel meer voor de hand lag? Voor de onderlinge waardeering en de waardigheid van de Katholieke Journalistenvereeniging is het misschien nuttig, dat de meening van onzen redacteur niet onweersproken blijft. J. H. VAN OOSTEN. Er is voor ons weinig aanleiding om op dit stukje te reageeren. We zouden kunnen volstaan met de opmerking dat ons artikel, zooals ons uit tal van brieven bleek, de meest volkomen instemming had van de meest vooraanstaande collega's uit onze vereeniging, wier oordeel ook voor collega Van Oosten wellicht hooge waarde zal hebben. Dit zou toch niet mogelijk zijn, indien ook maar iets waar was van de ernstige beschuldigingen welke collega v. Oosten ons, zonder eenige preciese aanduiding, nu in de schoenen schuift. Ten overvloede verklaren we nog eens nadrukkelijk, dat we de zaak zuiver principieel bezien hebben en alleen de beginselen, los van de personen, naar voren hebben gebracht. Collega Van Oosten weet toch ook heel goed, hoe dikwijls wij kath. journalisten, door een zaak principieel te stellen, de dragers van die beginselen volkomen in h u n waardigheid laten. Hij had in casu des te minder recht voor zijn grove verwijten, waar wij in ons artikel van 15 Sept. met nadruk er nog eens op wezen, volkomen te begrijpen, dat collega's, vooral boven den Moerdijk, om bepaalde redenen het lidmaatschap van den Kring konden verdedigen. Van een ezelstrap kon dus in geen enkel opzicht sprake zijn. Collega Van Oosten had niet zonder eenige concreet motief ter adstrueering van zijn beweringen, op een dergelijke wijze stemming mogen maken tegen ons artikel. Tenslotte dit nog. Wij betreuren, dat collega Van Oosten, zich ook laat verleiden tot het gesol met de namen Aalberse en Pater Hyacinth Hermans. Dezelfde weinig smaakvolle argumentatie, waarmede ook de heer Hans druk gewerkt heeft, had hij, naar onze overtuiging, ook uit respect voor deze beide personen, nu wel aan onze tegenstanders kunnen overlaten. Red.
UIT DE VEREENIGING. Bestuursvergadering. Zaterdagmiddag 10 October kwam het bestuur bijeen in Terminus te Utrecht. Afwezig met kennisgeving de heeren L. A. P. M. v. d. Broecke en W. Galesloot. De notulen der vorige vergadering werden voorgelezen en goedgekeurd. In verband hiermede merkte pater Kruitwagen op, dat in het vorig orgaan, waarin de brief stond afgedrukt, welke door het bestuur was gezonden aan de kath. journalistenleden van den Kring, waarin mededeeling was gedaan van het bisschoppelijk besluit inzake het lidmaatschap van den Kring, o.m. het volgende stond:
PERS
„Daar de besprekingen niet tot een definitief resultaat hadden geleid en het den Geestelijk Adviseur noodig bleek, dat er een definitieve oplossing werd verkregen", enz. In den brief zelf staat echter niet het woordje bleek, maar leek, en dit laatste was opzettelijk door hem zoo gekozen. De penningmeester deelde mede, dat hij een schriftelijke bevestiging nog eens had gekregen van de Nationale, dat leden die uit den Kring overgingen in de Kath. Vereeniging, geen enkel bezwaar ondervinden inzake h u n pensioenrecht bij de Nationale, mits zij natuurlijk hun premie gewoon blijven doorbetalen. Uitvoerig werd hierna van gedachten gewisseld over de vraag, of in verband met de beslissing van de bisschoppen, art. 7 der statuten niet zoodanig gewijzigd moet worden, dat kath. journalisten, al zijn ze verbonden aan niet-katholieke bladen of correspondentiebureaux, lid kunnen worden van de Kath. Journalisten Vereeniging. Algemeen werd erkend, dat deze Kath. Journalisten vallen onder het bisschoppelijk schrijven, zoodat deze personen in beginsel tot onze vereeniging moeten worden toegelaten. Besloten werd in de volgende bestuurvergadering een nieuw ontwerp art. 7 te redigeeren en dit dan te behandelen. Uitvoerig werd hierna gesproken over de wijze waarop van de zijde van den Ned. Journ. Kring en in de pers was gereageerd op de bekende beslissing van het Episcopaat. Het bestuur meende dat op dit oogenblik nog geen termen aanwezig waren, om eenige nadere verklaring af te leggen of nadere stappen ten deze te doen. Men wilde eerst rustig de ontwikkeling der dingen afwachten. Men kon zich volkomen vereenigen met het artikel van den redacteur over deze kwestie in het orgaan en ook met hetgeen pater Kruitwagen te dezer zake in de „Maasbode" geschreven had. W a t het overhandigen van de concept-memorie betreft, aan het bestuur van den Ned. Journalistenkring, keurde men de houding van het Kringbestuur, dat zich van deze middelen bediende, scherp af. Men betreurde, dat zulke dingen mogelijk waren. Niet zoozeer omdat de inhoud van de memorie geheim moest blijven, want de inhoud behoefde eenige openbaarheid niet te vreezen, maar omdat door een dergelijken gang van zaken op ernstige wijze schending van vertrouwen plaats had gevonden. Het betrokken stuk is alleen aan de bestuursleden vertrouwelijk ter inzage gegeven. Een bestuurslid heeft drie exemplaren gehad om deze ter inzage te geven aan twee leden, tevens lid van de N. J. K., ten einde de concept-memorie van pater Kruitwagen ook met argumenten van die zijde aan te vullen en zoo noodig te corrigeeren. Door een noodlottige samenloop van omstandigheden heeft dit bestuurslid de bewuste enveloppe eerst begin September te zijnen huize ontdekt en de enveloppe ongeopend op de vorige bestuursvergadering gedeponeerd. Iemand heeft echter in strijd met zijn gegeven woord het vertrouwelijke stuk in handen gespeeld van het Kringbestuur en dit is, zonder eenig verzoek daaromtrent bij het bestuur van de Kath. Journalistenvereeniging te doen of bij het Episcopaat, daaruit gedeelten, geheel uit het verband gerukt, gaan publiceeren. Pater Kruitwagen deelde omtrent dit feit, nog eenige nadere bijzonderheden mede. Ter sprake is ook nog gebracht het conflict tusschen de plaatselijke pers en het gemeentebestuur van Hilversum inzake het ontbreken van behoorlijke persplaatsen in het nieuwe stadhuis. De voorzitter zou deze zaak met den burgemeester van Hilversum eens bespreken. Besprekingen werden ingeleid over een te voeren actie
DE K A T H O L I E K E voor een betere vacantieregeling zoo noodig door wettelijke bepalingen in de wet op de Arbeidsovereenkomst. Deze besprekingen zullen in een volgende vergadering worden voortgezet.
Aller medewerking gewenscht. In ons vorig nummer hebben we aan onze leden gevraagd, ons de adressen te verstrekken van de commissarissen van h u n bladen. Wij zouden dan trachten onder hen eenige abonné's voor ons orgaan te werven. Dit is in het belang onzer leden, opdat de bestuurders van de couranten weten, wat er onder de journalisten omgaat, terwijl we op die wijze ook een steun krijgen voor ons orgaan. Tot nu toe echter heeft dit verzoek geen ander resultaat gehad, dan dat één, zegge één lid ons deze adressen verschafte en wel een collega van „De Gelderlander". Mogen we na dezen tweeden oproep wat meer medewerking tegemoet zien?
Representatie. Bij de inwijding van de nieuwe gebouwen van de Kath. Handelshoogeschool te Tilburg representeerde onze voorzitter, collega Vesters, onze vereeniging. Alsmede bij het jubileum van pater Hermans O.P. Bij de opening der Journalistieke Cursussen aan de Leidsche Universiteit vervulde collega Hulsman deze taak, evenals bij de plechtigheden en feestelijkheden van de opening van het tribunaal der Journalistieke rechtspraak te Den Haag.
De Pensioenverzekering der National en de nieuwe leden. Enkele personen, die lid waren van den Ned. Journalisten Kring en na het bisschoppelijk besluit overgingen naar onze Vereeniging, hebben gevraagd hoe het nu stond met de pensioenregeling. Om alle misverstand en twijfel hier op te heffen, drukken wij hier den brief af, welke onze penningmeester dezer dagen op zijn verzoek over deze kwestie van de directie der Nationale Levensverzekering-Bank ontving. Rotterdam, 30 September 1931. Aan het Bestuur van de Ned. R.K. Journalisten-V'ereeniging, Penningmeester de Heer L. J. Stolwijk, p/a. Nieuwe Schiedamsche Courant, Schiedam, Koemarkt 5. Mijne Heeren, Ter bevestiging van ons telefonisch onderhoud willen wij schriftelijk vastleggen, dat wij de bepalingen ten aanzien van uittreding uit den Nederlandschen Journalisten Kring niet zullen toepassen op leden, die uit den Nederlandschen Journalisten Kring treden en terstond daarop lid van Uw organisatie worden. Deze leden kunnen met inachtneming van de overige condities blijven doorstorten op het tarief, dat ook voor h u n stortingen gold en het gekweekte pensioen zal dus door ons worden berekend als waren de betrokken leden reeds bij de afgifte van het pensioenboekje lid Uwer Vereeniging. Hoogachtend, DE DIRECTIE. Uit dezen brief volgt dus duidelijk, dat men zonder eenig bezwaar naar onze vereeniging kan overgaan. Ook de buitengewone leden. In verband met het kalenderjaar wordt men verzocht zich zoo spoedig mogelijk op te geven.
PERS
7
Katholieke Limburgsche Journalistenkring. Op Woensdag 30 September j.1. kwam de Kath. Limburgsche Journalistenkring in vergadering bijeen in hotel „de Zwaan" te Sittard. Het bezoek aan deze bijeenkomst was niet overdruk. Verschillende leden waren verhinderd. De voorloopige voorzitter, de heer J. Thomassen, Roermond, bracht eenige voorname gebeurtenissen in het Nederlandsche journalistieke leven in herinnering: de gebeurtenissen aan „De Tijd", den wensch van het Ned. Episcopaet, dat de Katholieke journalisten den Ned. Journalisten Kring zullen verlaten en de groote persactie van de S.D.A.P. ook in Tilburg. Het verslag van de vorige vergadering werd goedgekeurd. De voorzitter stelde hierna aan de orde de vaststelling van het Huishoudelijk Reglement. Het voorloopig bestuur heeft dit in een vergadering besproken en is het er over eens geworden, om het Brabantsche reglement als leidraad te nemen en dit met eenige wijzigingsvoorstellen aan de vergadering ter vaststelling aan te bieden. Het ontwerp-reglement werd artikelsgewijze behandeld en nog eenigszins gewijzigd vastgesteld. Het zal in een volgend n u m m e r van het orgaan worden opgenomen. Het volgende punt der agenda: verkiezing van een definitief bestuur, werd tot de volgende vergadering uitgesteld. De leden zullen intusschen trachten, de nog niet aangesloten collega's in de provincie voor de vereeniging te winnen. Bij de daarna gevoerde besprekingen werd de wensch te kennen gegeven, dat de algemeene vergadering van de Ned. R.K. Journalistenvereeniging ook eens meer in het zuiden des lands gehouden zullen worden, om ook de zuidelijke leden beter in de gelegenheid te stellen, de jaarvergaderingen bij te wonen. Besloten werd, dat de Limburgsche vereeniging telkens twee leden zal aanwijzen om de algemeene vergadering der landelijke vereeniging te bezoeken. Ter vergadering werd geconstateerd, dat de oprichting van den Kring Limburg bij verschillende autoriteiten een goeden indruk heeft gemaakt, hetgeen voor de niet-aangesloten collega's een aansporing moet zijn om toe te treden.
Onze nieuwe adreslijst. Ons voornemen om begin October de nieuwe definitieve adreslijst te doen afdrukken, konden we nog niet uitvoeren, omdat nog dagelijks adreswijzigingen blijven nadruppelen. Daarom verzoeken we nogmaals dringend aan onze leden, wier adres op de hen toegezonden concept-ledenlijst verkeerd is, ons daar even kennis van te geven. Ook zij die geen lijst ontvangen hebben of geen orgaan ontvangen, verzoeken we dit zoo spoedig mogelijk aan den redacteur op te geven. De nieuwe ledenlijst gaat onherroepelijk einde dezer maand in zee. Kom collega's, werkt nu eens mee om dit werk te doen slagen.
Een komende moraalcursus. (Van den
cursusleider).
De moraaltheologie spreekt een waarde-oordeel uit over menschelijke daden en gedragingen. Hetzelfde doet ook de aesthetica, de sociologie, de oeconomie, de politiek, de paedagogie en nog vele andere wetenschappen. Maar de oordeelen dezer wetenschappen zijn niet alle even belangrijk, wijl de waarden waarover zij zich uitspreken onderling verschillen. De moraal steekt hier uit
DE K A T H O L I E K E
8
boven de andere, wijl zij de woorden afmeet naar 's menschen hoogste en wezenlijke doel; de doeleinden en normen, waarnaar de andere wetenschappen het waardegehalte bepalen van het menschelijk handelen, zijn van meer tijdelijken en vergankelijken aard. Ook verschillen die wetenschappen in het gebied van het menschelijk handelen dat zij bestrijken. Een moreele k a n t zit practisch aan iedere menschelijke daad, een aesthetische of sociologische zijde is slechts aan bepaalde categoriën van handelingen te vinden. Ten derde zijn de oordeelen van die wetenschappen niet alle even ver strekkend in haar gevolgen. Het moreele oordeel raakt over de daad heen den mensch als zoodanig, m a a k t dat de persoon zelf goed of slecht i s ; de andere wetenschappen critiseeren slechts een of ander zijner eigenschappen of voortbrengsels. Tracht ieder in zijn beroep of rubriek zijn oordeelszin te verfijnen, dan is dit zeker voor allen het geval in het driewerf voortreffelijker moreele oordeel, waar wij ons uitlaten over menschen in hun veelzijdige uitingen getoetst aan eeuwige normen. Daar is ons evenmin als bij andere normatieve wetenschappen een maatstaf volledig aangeboren. Bijgevolg wordt er wel eens slecht gemeten in het leven met een onvolgroeide zedenkennis van den katechismus, en weet men soms met het beoordeelen van nieuwe levensvormen evenmin raad als een schooljongen met het meten van een cirkel. Godsdienstige infantilisme, vooral op moraalgebied, moet veel voorkomen in onze samenleving van gejaagde activiteit, waar bij alle geestesrichtigen het doen op den voorgrond treedt, en dus de practijk de theorie allicht vooruit is, zeker als die practijk de mode, het voordeel of het genot mee heeft. De katholieken hebben te zorgen, door het hedendaagsche dadenleven niet overrompeld te worden. De katholieke journalist in zijn voorlichtende functie bereikt niets met zwijgen, maar ook niets met zedenmeesteren en moraliseeren. Hij moet de zedelijke menschelijke persoonlijkheidswaarden der uiterlijke daden zelf leeren afwegen, en haar gewicht aan anderen laten voelen. Zijn goedkeurend of afwijzend standpunt moet instemming afdwingen door zijn motiveering. Met zijn kwalificatie „goed" moet verbonden zijn: volgens Gods ordening, sociaal opbouwend, menschwaardig, in den waren zin zich uitlevend; met „slecht" daarentegen: tegen Gods ordening, antisociaal, verwoestend, onnatuurlijk, zich vernietigend. Dan pas zal het geweten van het volk, met zijn oerneiging tot zelfbehoud, vervolmaking, gemeenschapszin en Godsvereering, op den journalist reageeren. Maar om de gebeurtenissen van den dag aldus te leeren zien en aan de kern van concrete verschijnselen eeuwige princiepen te toetsen, daartoe is wetenschappelijke vorming vereischt. Met dat doel wordt de schriftelijke moraalcursus gegeven, die binnen enkele dagen begint, tweemaal in de maand verschijnt, en bijna een jaar duurt. Zij bereikt u niet vanuit een geheim nummer. Uw cursusleider is altijd te vinden; te allen tijde zijn vragen over de behandelde materie te richten aan onderstaand adres. De beantwoording zal misschien beter langs meerdere wegen geschieden: deels persoonlijk, deels binnen het cursusverband, deels als aanhangsel, deels misschien later eens mondeling; wanneer u slechts wilt bedenken, dat dit adres geen biechtstoel en geen orakel bedoeld te zijn, doch moreel inzicht tracht te verdiepen. Drs. A. W. HOEGEN, Adres: R.K. Pastorie, Eist (G.).
Onze ledenlijst. Verhuizingen. Jos. Raab, van Abdijhof 6, naar Deemselstraat 3, Roermond.
PERS
Arnold Schreurs, van Roersingel 7, naar Pieter Cuypersstraat 13, Roermond. Nieuwe leden. A. H. J. E. Jansen, „Het Centrum", Witte Vrouwenstraat 34 B, Utrecht. J. Bosman, „Het Centrum", Zuiderhagen 76, Enschede; voorgedragen door de heeren G. Hol en I. Agasi.
Journalistiek aan de Leidsche Universiteit. Bij de opening van de colleges in journalistiek door den heer A. J. Lievegoed was Vrijdagmiddag 9 October aan de Leidsche Universiteit de belangstelling zoo onverwacht groot, dat de Senaat tot een bijzonderen maatregel moest overgaan. Het plan was de bijeenkomst te doen houden in het kleinauditorium, m a a r er waren zooveel toehoorders, dat men in aller-ijl naar het groot-auditorium moest overgaan en ook dit liep stampvol. Aanwezig waren de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. Terpstra, met den chef der afdeeling Hooger Onderwijs aan zijn departement, den heer van Beeck Calkoen, alsmede het college van curatoren; tal van hoogleeraren, met den rector-magnificus, mr. Zaayer aan het hoofd; namens den Nederlandschen Journalistenkring de heeren D. Hans, voorzitter, Henri Dekking, vice-voorzitter en G. Polak Daniels; namens het bestuur van de R.K. Journalisten Vereeniging de heer J. B. H. Hulsman; verder de voorzitter van „De Amsterdamsche Pers", de heer D. Kouwenaar, van de Haagsche Journalisten-Vereeniging, mr. J. J. van Bolhuis en van de Rotterdamsche Journalisten-Vereeniging, mr. P. C. Swart; de heer P. A. Haaxman, eere-lid van den Nederlandschen Journalistenkring; J. W. Henny, voorzitter van „De Nederlandsche Dagbladpers"; en voorts vele dames en heeren en heeren studenten en zeer vele journalisten. Bij het begin van deze cursus heeft allereerst Mr. Plemp van Duiveland namens het college van Advies een korte uiteenzetting gegeven van de geschiedenis van dezen cursus. In het begin van het vorige jaar richtten de heeren Dr. van Blankenstein, mr. Swart, prof. van Vollenhoven en spr. zich tot den Leidschen Universiteitsraad met een uitgewerkt plan, om aan de universiteit een cursus in het dagbladwezen in te richten. Het Universiteitsfonds bleek bereid de plannen te steunen en voor twee jaren de noodige middelen toe te staan om wetenschappelijke voordrachten over het dagbladwezen aan de universiteit te doen houden, terwijl tevens de gelegenheid zou worden geopend om daar tusschendoor en daarmede in verband, eenige lezingen te orgarniseeren van buitenlandsche- of binnenlandsche journalisten van naam, die daartoe namens het Fonds en op kosten van een man, die in de vaderlandsche journalistiek groot belang stelt, zouden worden uitgenoodigd. Men vond den heer A. J. Lievegoed bereid de taak, om lezingen over het dagbladwezen te houden, op zich te nemen. De heer Lievegoed is het meest bekend als de man, die het hoofdredacteurschap van „De (Semarangsche) Locomotief" vervulde. Sedert is hij de man van de koloniale rubriek in de „N. R. Ct." Deze man genoot zijn geheele opleiding in de journalistiek in Nederland. Hij scheen in ieder opzicht de juiste man om het nieuwe vak er bij de studenten in te werken. Naast zijn proefneming zal — zoo vervolgde spr. — op 12, 13 en 16 November, de heer Kingsley Martin, hoofdredacteur van het bekende Engelsche weekblad „The New Statesman and Nation", als eerste van de rij voor u eenige lezingen komen houden over de ontwikkeling van de Engelsche pers sedert den aanvang dezer eeuw. En thans verklaar ik de lessen van den heer Lievegoed voor geopend. Mogen zij strekken — aldus de heer Plemp — tot uw
DE
KATHOLIEKE
voorlichting op het moeilijke gebied van het dagbladwezen, tot voorkoming, zoo het kan, en stuiting van de verwording der vaderlandsche pers, die op haar weg bedreigd wordt door „iiiduslrialiseering" en toenemende concentratie, door overheersching van meeningen welke inderdaad niet die zijn van de individueele eminente journalisten, die van onze pers nog altijd deel uitmaken en eindelijk tot vervulling der roeping van de Leidsche Universiteit, welke in dezen het initiatief heeft genomen. Op deze woorden volgde een hartelijk applaus. Hierna heeft de heer Hans op een korte en kernachtige wijze de journalistieke beteekenis van dezen cursus nog eens duidelijk uiteengezet. Hij erkende dat deze eerste stap op den weg naar voorlichting in de journalistieke wetenschap in het kader van het universitair onderwijs, een bescheiden karakter droeg en bleef beneden de breedere oplossing welke velen zich hadden gedroomd. Omtrent de juiste beteekenis van deze universitaire cursus gaf o.i. Dh. Hans de volgende juiste definitie, toen hij zich met de volgende woorden tot Dh. Lievegoed richtte: „Wij weten ook, dat gij uw taak zult vervullen met eerlijke nauwgezetheid en met onpartijdigheid. Wij weten tevens, dat gij die taak ziet in het juiste licht. Niet aldus, dat, die geboeid onder uw gehoor mochten zitten, hier de journalistiek konden komen leeren. Wat het echte, het essentieele, het onmisbare is in de journalistiek leert men niet, want dat is natuurtalent, dat wel door vorming gepolijst, maar niet gekweekt kan worden. Maar gij zult eenerzijds diegenen onder de studenten, die roeping en aanleg gevoelen te komen tot wat ik, met een plagiaat, gerust „het wondere ambt" zou durven noemen, in verschillende vraagstukken der publiciteit oriënteeren en het beroep zélf door universitair-gevormde krachten versterken: gij zult anderzijds die studenten, welke zich elders een weg zoeken in de maatschappij, een zekere mate van kennis bijbrengen omtrent ons beroep, welke hun bij de vervulling van het hunne niet anders dan te stade komen kan. Zoo zult ge aan beide groepen kennis bijbrengen omtrent de maatschappelijke, sociologische, intellectueele beteekenis der journalistiek en haar practische beoefening. Het bestuur van den Kring, en ongetwijfeld ook alle andere collega's — zoo eindigde de heer Hans — wenschen u van heeler harte vrucht en voldoening op uw werk. Hierna ving de heer Lievegoed zijn interessante rede aan. Het spijt ons dat plaatsgebrek ons noopt met deze vermelding te moeten volstaan. Zij is echter, zooals elders in dit nummer blijkt, in brochurevorm uitgegeven.
Eererechtbank voor Journalisten. Maandagmorgen 12 October heeft in het Vredespaleis onder groote belangstelling uit internationale politieke kringen de plechtige installatie plaats gehad van een nieuwe instelling: de Internationale Eererechtbank voor Journalisten. Met vreugde zal ook in onzen kring de totstandkoming zijn begroet van dit college, schepping van de Internationale Journalisten-Federatie, welks taak het wordt te waken voor de eerlijkheid en goede trouw in de berichtgeving van de pers omtrent internationale aangelegenheden. Het doel waarmee de Internationale Journalistenbond is opgericht is volgens artikel 1 van zijn statuten: „handhaving van de vrijheid van pers en journalisme". Te dien einde stelt hij zich tot taak, naar in ditzelfde artikel gezegd wordt: „met gezag tusschen beide te komen telkens wanneer er een aanslag gedaan wordt op de rechten, de vrijheden, de persoonlijkheid van een of meer journalisten, door een regeering, een organisatie of een of meer particulieren". E n sinds, t h a n s vijf jaar geleden, de internationale federatie tot stand kwam, is haar bestuur daartoe reeds herhaaldelijk, en met succes, werkzaam geweest. Na langdurige voorbereiding, waarbij vele uiteenloopende
9
PERS
meeningen tot elkaar gebracht moesten worden, kwam op het congres der F . I. J., het vorige jaar te Berlijn gehouden, de Internationale Eere-rechtbank voor Journalisten tot stand. En wij mogen het als een onderscheiding beschouwen, dat besloten werd de plechtige installatie van die rechtbank in het Vredespaleis in Den Haag te doen plaats hebben, en dat als eerste president ervan werd aangewezen onze eminente landgenoot Mr. B. C. J. Loder, oud-voorzitter van hel Permanente Internationale Hof van Justitie. Zoowel op dit instituut zelf, als op de openingsplechtigheid, waarbij ook onze vereeniging vertegenwoordigd was door onzen geestelijk adviseur pater Kruitwagen en ons bestuurslid collega Hulsman uit Den Haag, hopen we in het volgende nummer uitvoerig terug te komen.
Dagbladwezen en Dagbladstudie. De openbare les over bovenstaande onderwerp, welke de heer A. J. Lievegoed Vrijdag j.1. heeft gehouden bij de opening van zijn lessen over het dagbladwezen aan de rijksuniversiteit te Leiden is bij W . L. en J. Brusse's Uitgevers Mij. te Rotterdam, in druk verschenen.
Het Bioscoop-gevaar. En de katholieke p e r s . Uit de „Gelderlander" van 5 Sept. knippen we het volgende: Er zal wel geen katholiek dagblad in ons land zijn, welks redactie niet het groote gevaar inziet, hetwelk voor het moreele peil van ons volk schuilt in de huidige bioscopen. Er is tegen dat gevaar gewaarschuwd, krachtig en bij herhaling, en er wordt nog telkens tegen gewaarschuwd. Helaas, met bitter weinig resultaat. Het gehalte der films gaat er niet op vooruit. En de schaamteloosheid en verdorvenheid, waarvan onze tijd getuige is, moet, volgens onze stellige overtuiging, voor een groot deel aan den bioscoop geweten worden. Een andere kwestie, waarbij de katholieke dagbladpers betrokken is, is het opnemen van bioscoop-advertentiën. Ook hierin toonen de meeste katholieke dagbladen h u n taak en roeping te begrijpen. Advertenties van films, die wegens h u n zedenbedervende strekking voor eiken leeftijd beslist afgewezen moeten worden, vinden geen plaatsing. De bladen in het noorden hebben veelal een eigen filmkeuring; de bladen in het zuiden refereeren zich veelal aan het oordeel der kath. Filmcentrale. Zóó is de algemeene regel, die echter ook uitzonderingen heeft. En op een dier uitzonderingen achten wij ons verplicht de aandacht te vestigen. In een katholiek gewestelijk dagblad uit het zuiden troffen wij dezer dagen een groot advertentie aan van de bekende Ufa-film: De blauwe engel. Het is genoegzam bekend, wat voor soort film dit is. De kath. Filmcentrale heeft deze film beslist afgekeurd wegens de gemeene en perverse houding van de hoofdvertolkster. Alle katholieke bladen, die over deze film geschreven hebben, zijn unaniem in h u n afkeuring. De creatie van de hoofdvertolkster, zoo schreef destijds de „Msb.", „is van zoo'n achterbuurt-brutaliteit, van zoo'n weerzinwekkende canailleusheid, dat wij er perplex van staan, hoe het mogelijk is geweest, dat men deze film toelaatbaar heeft verklaard voor openbare vertooning voor personen boven 18 jaar". En voor zulk een film laat een katholiek dagblad propaganda maken in zijn advertentiekolommen.
10
DE
KATHOLIEKE
Dat is — we aarzelen niet het te zeggen — schandelijk! Een excuus is hier moeilijk in te denken, want om deze film is zóó veel te doen geweest, dat iedereen, en zeker een katholieke dagbladdirectie, weten moet wat men aan deze film heeft. Bovendien betreft het hier een reprise. Toen de film voor den eersten keer is opgevoerd, heeft hetzelfde blad de advertentie ook geplaatst en daar is, onder collega's, schande over geroepen. Men dacht echter aan een vergissing. Maar nu verschijnt dezelfde ergernis ten tweeden male. Het is nu onmogelijk geworden erover te zwijgen. Z. Om geen onschuldigen te treffen, lijkt het ons juist, om hier, we begrijpen dat dit in een dagblad minder gewenscht was, den n a a m te noemen van het blad, dat hier bedoeld was. Het is n.1. het „Dagblad van Noord-Brabant" te Breda. In ons vorige nummer schreven we ook, zonder het blad te noemen een critische opmerking over het zonder bronvermelding opnemen van een critiek op de kath. pers in „Roeping" door een kath. blad in het Zuiden. Tal van collega's hebben ons gevraagd wie wij bedoelden en als we h u n blad bedoeld hadden, dat dan onze critiek onjuist was, want men had wel de bron vermeld. Daarom lijkt het ons beter hier voortaan maar namen te noemen. Het blad, dat wij in ons vorig nummer bedoelden was dan ook de „Avondster" te Bergen op Zoom.
Bij het overlijden van den priester-journalist Dr. Froberger. In het ziekenhuis van Joannes de Deo te Bonn is na een langdurig en geduldig gedragen lijden overleden Dr. Jozef Froberger. Het bericht van het overlijden van Dr. Froberger heeft velen diep getroffen, aldus de „Kath. Wereldpost". Nog herinneren we ons dien heiligen priester-journalist, wiens geweldige talenkennis hem den naam verwierf van Mezzofanti van den Rijn: hij sprak Duitsch, Fransch, Engelsch, Italiaansch, Russisch en Arabisch in dertien dialecten. Op het Pers-congres in Brussel was hij de meest geziene man die vol idealisme over alle zaken kon spreken. Nog zien we hem naar het podium strompelen, een onooglijk figuur met een weinig verzorgd uiterlijk, maar ieder woord dat van zijn lippen kwam was vol geestdrift en diepe beteekenis. 't W a s bewonderenswaardig met wat 'n gemak hij de congresbezoekers in de verschillende talen toesprak. Toen het congres was beëindigd, en de journalisten nog een trip naar Antwerpen maakten, ontmoetten we daar in het havenkwartier een zoon van het Kabylische volk uit Afrika. Dr. Froberger sprak hem aan en een oogenblik later converseerden zij d r u k : de neger uit het land der Barbers was blij in het vreemde land een mensch te ontmoeten die zelfs het eigenaardige dialect van zijn geboortegrond verstond. Dr. Froberger was 'n bescheiden mensch, die een heilig ascetisch leven leidde; dat hij van adel was, heeft misschien niemand geweten, de adel van zijn karakter bleek uit iedere daad, uit heel zijn leven. Hij was een afstraling van Gods goedheid, hulpvaardig voor iedereen. Tot in zijn laten levensavond, toen zijn hand reeds beefde, heeft hij zijn vlotte pen geheel in dienst gesteld van de uitbreiding van Christus' Rijk. Hij schreef heele rijen boeken, apologetische werken, brochuren, artikelen voor kranten en tijdschriften; zijn pennevruchten werden geregeld gevraagd voor Spaansche en Amerikaansche kranten. Zijn bibliotheek bevatte 14.000 boekdeelen! Dr. Froberger was een mensch dit voor zich zelf niets begeerde, die absoluut geen behoefte had; hij leefde in
PERS
armoede, onbezorgd voor den dag van morgen. Maar het wel en wee zijner medemenschen ging hem na ter harte. Dr. Froberger was een heilige, die een streng ascetisch leven leidde; hij sliep op een houten brits zonder matras en was alleen toegedekt met een laken. Een langdurig lijden heeft dit krachtig gestel gesloopt; er kwam geen klacht over zijn lippen. Er is een groot man, een bekwaam kath. journalist, een heilig priester en een goede vriend van ons heengegaan. Moge hij nu rusten in eeuwigen vrede, waar de goede God ruimschoots moge vergelden al het goede dat hij hier op aarde deed.
De taak van de Kath. Pers. Op de Duitsche Katholiekendag, eind Augustus in Neurenberg gehouden, is o.m. ook gesproken over de Kath. Pers. Dr. Hosier uit Bochum sprak over de taak van de Katholieke Pers in de huidige samenleving. Zij moet vóór alles dienaresse zijn van waarheid en liefde. Onze tijd is vol listen en bedrog en ook katholieke kringen zijn niet vrij van dit euvel. De wetten van God en natuur worden met voeten getreden, hebben geen beteekenis meer voor den hedendaagschen mensch. Socialisme en liberalisme bedreigen ons sociaal geweten en zijn een voortdurend gevaar voor onze beginselvastheid. Wij beleven een crisis, zooals de wereld sinds de volksverhuizing niet meer beleefd heeft. Hoe deze te overbruggen? Alleen begrijpende liefde kon een wijziging te weeg brengen. — Paus Pius XI heeft in zijn jongste Encycliek de richtlijnen aangegeven, waaraan ieder Katholiek journalist zich te houden heeft, indien hij zich wei-bewust is van zijn zware roeping. Dr. Keekers, directeur van Duitschland's grootste uitgeverij Herder in Freiburg, belichtte de situatie van de Katholieke Duitsche pers vanuit buitenlandsch oogpunt. Tegenover de massale oplagen van de Engelsche en F r a n sche dagbladen, is 't cijfer van de Duitsche pers opvallend gering. De reden van dit verschijnsel zocht spreker in de geringe journalistieke belangstelling van het Duitsche volk, dat wederom een gevolg is van de onvoldoende scholing van het Duitsche volk. Voor den Franschman is de politiek iets artistieks, iets practisch, voor den Duitscher is politiek iets doctrinair logisch. Met logica kan men een volk niet tot groote beschaving voeren. Het gebrek aan politieke zin, dat den Duitscher eigen is, wordt o.m. klaar gedemonstreerd door de verwarrende veelheid van partijen. Deze vele partijen zijn mede 'n reden, waarom in Duitschland de pers geen hoog oplagecijfer b e r e i k t . . . In dezen toestand kan alleen een hecht gemeenschapsgevoel verandering brengen. Vooral de katholieke gemeenschap wacht hier een grootsche opgave; indien zij zich beter aansluit en zich niet versnippert in kleine groepen en secten, zal 't hare pers ook beter gaan, in ideëelen en commercieelen zin.
Journalistieke benoemingen. Tot hoofdredacteur van de „Provinciale Drentsche en Asser Courant" te Assen is benoemd de heer J. S. Sybrandy, hoofdredacteur der „Nieuwe Winschoter Courant". Tot redacteur van het „Volksblad v. Twente" (Uitg. Arbeiderspers) is benoemd K. Jassies, thans redacteur van het „Twentsche Zondagsblad" te Almelo. Bij de redactie der „Arbeiderspers" te Arnhem is benoemd Th. Rademakers, thans te Amsterdam. Tot redacteur aan „Het Volk" is benoemd J. Lamers, thans hoofdredacteur van „De Prins".