KATHOLIEKE GEESTELIJKE VERZORGING MENINGEN VAN LEDEN VAN DE KATHOLIEKE SECTOR VAN DE VGVZ
J. Pieper, J. Verhoef
Onderzoeksrapport van de Katholieke sector van de VGVZ Amsterdam, augustus 2005
1
Voorwoord Dit rapport is een uitwerking van het vragenlijstonderzoek dat de katholieke sectorraad van de VGVZ in 2004 uitvoerde onder haar leden. Het was de bedoeling om de meningen van de leden op het terrein van identiteitsgebonden geestelijke verzorging breed te meten. Maar het was ook de bedoeling om de uitkomsten van het onderzoek weer terug te koppelen naar de leden. Vandaar dit rapport, dat ruim verspreid zal worden. De vragenlijstconstructie en de uitvoering van het onderzoek gebeurde door Joost Verhoef. De data-analyse en rapportage lag in handen van Jos Pieper. We bedanken Ren Lantman voor een kritische lezing van en aanvullingen op het conceptrapport. Maar met name bedanken we de geestelijk verzorgers die de tijd genomen hebben om de vragenlijst in te vullen. Zonder hun medewerking zou dit onderzoek niet tot een goed einde zijn gebracht. We hopen dat lezing van dit rapport zal leiden tot verdere discussie op de werkvloer, maar ook op institutioneel niveau. Daarbij denken we zowel aan de werkvelden, de opleidingen als aan de kerk. Bij allen ligt de taak om te werken aan verbetering van de kwaliteit van (katholieke) geestelijke verzorging. Zoals met ieder onderzoek weten we ook dat verder onderzoek nodig is. We hopen daartoe gestimuleerd te hebben.
Amsterdam, augustus 2005 J. Pieper J. Verhoef
2
1. Inleiding: aanleiding en vraagstelling De Vereniging voor Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) is onder andere georganiseerd naar levensbeschouwelijke denominatie van de geestelijk verzorger. De oud- en rooms-katholieke geestelijk verzorgers behoren tot de katholieke sector van de VGVZ. Bij de ledenvergadering op de landdag van de katholieke sector 19 maart 2004 heeft het nieuw aangetreden bestuur van de katholieke sector, de sectorraad, aangekondigd de komende bestuursperiode aandacht te willen geven aan een zestal onderwerpen: De vervulling van vacatures voor katholieke geestelijke verzorging Sectorraad en conventsvoorzitters valt het op dat de vervulling van vacatures voor katholieke geestelijke verzorging moeizaam verloopt. Daar kunnen verschillende redenen voor worden genoemd: er is sowieso weinig aanwas van katholieke pastores, de opleidingen zijn sterk gericht op parochiepastoraat, de vacatures zijn vaak voor een beperkt aantal uren, de samenwerking met de bisdommen bij de vervulling is niet optimaal, de mogelijkheden voor zij-instromers worden te weinig belicht. De vervulling van vacatures is niet alleen een zaak voor de VGVZ als geheel, er is ook een belang voor de katholieke sector: wie zijn onze nieuwe collega’s en waar komen ze vandaan? De spiritualiteit van de geestelijk verzorger De verdieping van de katholieke spiritualiteit is al lang een belangrijk thema voor de katholieke sector. Dat blijkt onder andere uit de thema’s voor de landdagen en de Nota Spiritualiteit, die alle katholieke leden is toegestuurd en die in verschillende conventen besproken is. Voor de inhoud van de geestelijke verzorging is spiritualiteit een belangrijk onderwerp (zie bijv. de beroepsstandaard), waarmee de sectorraad bezig wil blijven. Contact met de bisschoppen Het contact met individuele bisschoppen en ook de bisschoppenconferentie kent vele haken en ogen, zij het dat het beeld in den lande wisselend is. Onderzoek naar de mogelijkheden en onmogelijkheden, en de vormgeving van dit contact is volgens de sectorraad wenselijk, wanneer het de belangen van de katholieke geestelijke verzorging dient. Vragen rondom de ambtelijke binding van de geestelijk verzorger Houden we wel of niet vast aan de ambtelijke binding voor geestelijk verzorgers? Is identiteitsgebonden geestelijke verzorging hulp of hinderpaal in het verder ontwikkelen van ons vak? Die vraag wordt binnen de VGVZ regelmatig gesteld. Het zijn vragen die raken aan het hart van het werk van de geestelijke verzorger. Bedient de katholieke geestelijk verzorger in ambtshalve zin slechts zijn of haar eigen katholieke achterban, of reikt die bediening verder? En in hoeverre raakt deze vraag aan de discussie die op veel maatschappelijke terreinen gesteld wordt (onderwijs, omroep) over de bijdrage van een uitgesproken identiteit aan de kwaliteit van onze samenleving. De sectorraad wil aan deze discussie bijdragen. De ethische dimensie in het werk van de geestelijk verzorger Welke ethische posities en dilemma’s spelen in het werk van de geestelijk verzorger, bewust en onbewust, in ‘kleine’ en ‘grote’ onderwerpen, in allerlei facetten van het werk? De hoogleraren Frans Vosman en Andries Baart willen deze vragen onderzoeken. Daartoe hebben zij reeds een pilotstudie verricht, die door een door de sectorraad ingestelde klankbordcommissie begeleid is. Op basis van deze pilot willen zij komen tot een onderzoeksontwerp, waarin ethische praktijken uit het dagelijks werk van de geestelijk verzorger nader onderzocht worden. Dit ethisch onderzoek is dus niet toegespitst op de
3
bekende ethische kwesties, waarover de kerkelijke standpunten bekend zijn en wordt ook niet beperkt tot de praktijken van katholieke geestelijk verzorgers. Contact met katholieke opleidingen De sectorraad wil contact zoeken met katholieke opleidingen die opleiden tot geestelijk verzorger (Fontys/Nijmegen/Tilburg/Utrecht). Dit met het oog op de aansluiting van de opleidingen op de praktijk van geestelijk verzorgers in instellingen. De sectorraad wilde alvorens deze onderwerpen nader in te vullen, de mening van de leden over deze zaken peilen. Vandaar dat er een vragenlijstonderzoek is gehouden onder geestelijk verzorgers van de katholieke sector in september 2004. In de vragenlijst zijn bovengenoemde vragen in de volgende drie hoofdrubrieken ondergebracht: verhouding tot de kerk, verhouding tot de katholieke sector van de VGVZ en aandacht voor ethiek en spiritualiteit. De genoemde onderwerpen hebben vooral te maken met de vraag in hoeverre men de identiteit van geestelijk verzorger een katholieke kleur wil verlenen. We proberen hierbij aansluitend de volgende vragen met de gegevens van het vragenlijstonderzoek te beantwoorden. 1. Wat is de verhouding van de geestelijke verzorger tot de kerk? 2. Wat is de verhouding van de geestelijk verzorger tot de katholieke sector van de VGVZ? 3. In hoeverre is er aandacht voor ethiek en spiritualiteit? En is deze aandacht voor ethiek en spiritualiteit gerelateerd aan de waarde die men hecht aan een katholieke invulling van geestelijke verzorging? 4. In hoeverre wordt de verhouding tot de kerk, katholieke sector, ethiek en spiritualiteit bepaald door sociale kenmerken en de arbeidssituatie? 2. Uitvoering onderzoek Gebruikte vragenlijst Als vorm van onderzoek is gekozen voor het afnemen van een vragenlijst (bijlage 1). Dit om zo breed mogelijk gegevens te verzamelen. De vragenlijst bestrijkt de volgende onderwerpen. 1. Sociale kenmerken: leeftijd, opleiding, geslacht, kerkgenootschap. 2. Arbeidssituatie: werkveld, aanstellingsgrootte, grootte team, arbeidsjaren. 3. Verhouding tot de kerk: band met de bisschop, belang van band met de bisschop, al dan niet jezelf ervaren als vertegenwoordiger van de kerk, verhouding professionaliteit en ambtelijkheid, positie in de kerk, deelnemen aan kerkelijk overleg in de regio, belang van contact tussen sectorraad en kerk. 4. Verhouding tot de katholieke sector van de VGVZ: belang van levensbeschouwelijke sectoren binnen de VGVZ, betrokkenheid op de katholieke sector, deelname aan de landdag van de katholieke sector, jaarlijkse of tweejaarlijkse landdag, deelname aan regionale bijeenkomsten, handhaven van aandeel katholieke geestelijk verzorgers, taken katholieke sectorraad, toekomst van de levensbeschouwelijke sectoren, aandacht katholieke sectorraad voor de levensbeschouwelijke identiteit van de geestelijk verzorger, belang lidmaatschap van een levensbeschouwelijke sector. 5. Aandachtsthema’s: ethiek en spiritualiteit. Steekproeftrekking en dataverwerving Alle leden van de katholieke sector van de VGVZ kregen in september 2004 de vragenlijst toegestuurd. Dit waren er 310. 184 ingevulde vragenlijsten zijn teruggestuurd. Dit is een respons van bijna 60% (59,3%). Vanwege deze hoge response is geen non-response
4
onderzoek uitgevoerd. De ingewonnen vragenlijsten werden geanalyseerd met het programma SPSS-PC+. 3. Resultaten van het onderzoek 3.1. Sociale kenmerken van de respondenten De gemiddelde leeftijd van de onderzochten is 51 jaar (N= 182)1. De leeftijdsspreiding loopt van 27 jaar tot en met 70 jaar. De mediaan (het jaar waarbij de helft van het aantal respondenten wordt gepasseerd) is 52 jaar en de modus (het jaartal dat het meest wordt genoemd) is 57 jaar. 38% is vrouw, 62% is dus man (N= 183). De onderzochte vrouwen zijn gemiddeld jonger dan de mannen: 49,6 jaar versus 52,5 jaar: F (1, 181)2= 5.938; significantieniveau: 0.016; eta2= 0.032. 97% behoort tot de katholieke kerk, 3% tot de oud-katholieke kerk (N= 183). De instituten waar men de opleiding heeft afgesloten, zijn als volgt verdeeld (N=178). -KTUA: 24% -TFT: 20% -UTP: 14% -KTU: 11% -KUN: 11% -Fontys: 5% -Leuven: 4% -Seminarie: 3% -Rolduc: 2% -Warmond: 1% -Overig: 6% Bij de verdere statistische verwerking van de gegevens zijn de categorieën ‘Fontys’, ‘Leuven’, ‘Seminarie’, ‘Rolduc’, ‘Warmond’ en ‘overig’ samengevoegd tot ‘overig’. Dit om statistische toetsen mogelijk te maken. Waar de uitslagen statistisch significante verschillen lieten zien gerelateerd aan het instituut waar men is opgeleid is dit aangegeven. 3.2. Arbeidssituatie Grootte van aanstelling Gemiddeld is men voor 30 uur per week aangesteld (N= 182). Dit varieert van 6 uur tot en met 46 uur per week. De mediaan (punt waarop de helft van het aantal respondenten wordt gepasseerd) is 32 uur en de modus (meest genoemde aanstellingsgrootte) is 36 uur. Vrouwen zijn gemiddeld korter per week aangesteld dan mannen: 25,6 uur versus 32,1 uur: F(1, 181)= 38.004; significantieniveau: 0.000; eta2= 0.175. 1
Bij iedere vraag geven we aan op hoeveel respondenten het antwoord gebaseerd is. Daar waar een variabele van nominaal niveau is en de andere variabele minstens van ordinaal niveau gebruiken we variantie-analyse om de samenhang tussen de twee variabelen te bepalen. De F geeft de grootte van de samenhang aan. Het significantieniveau geeft aan welke kans er is dat de samenhang toch slechts toevallig is. In dit geval is er 1,6% kans dat de vermeende samenhang toch slechts op toeval berust. Bij een kans hoger dan 5% beschouwen we de samenhang niet meer significant. De eta2 geeft aan hoeveel variantie van de ene variabele door de andere variabele wordt verklaard. In dit geval is het hebben van een lagere leeftijd voor 3,2% toe te schrijven aan het vrouw-zijn. 2
5
Naarmate men meer arbeidsjaren heeft, neemt de grootte van aanstelling toe: r3= 0.19; significantieniveau: 0.009. Teamverband 87% van de onderzochten werkt in een team van geestelijk verzorgers, 13% dus niet (N=182). Op de hoofdwerkplek bestaat dit team uit gemiddeld 4,3 personen (N= 184). De mediaan is 3 en de modus is 2. De teamgrootte loopt uiteen van 2 tot en met 10 personen. De totale formatie op de hoofdplek is gemiddeld 2,6 fte en varieert van 0,2 fte tot en met 7,2 fte. Het aandeel katholieke formatie daarbinnen is gemiddeld 1,6 fte en varieert van 0,2 fte tot en met 6,3 fte. Arbeidsjaren Hoe lang werkt men als geestelijk verzorger? Gemiddeld is dat 9,6 jaar (N= 184). Dit kan variëren van 1 jaar tot en met 37 jaar. De mediaan is 8 jaar. Dus de helft van de onderzochten werkt 8 jaar of minder als geestelijk verzorger. De modus is 5 jaar. De onderzochte mannen werken gemiddeld al langer dan de vrouwen: 11,4 jaar versus 6,7 jaar: F (1, 183)= 22.259; significantie: 0.000; eta2= 0.110. Naarmate men ouder is, neemt het aantal arbeidsjaren toe: r= 0.352; significantieniveau: 0.000. Werkveld De onderzochten zijn als volgt over de werkvelden verdeeld (N=183). -werkveld ziekenhuizen: 41% -werkveld verpleeghuizen en verzorgingshuizen: 41% -werkveld psychiatrie: 9% -werkveld zorg voor verstandelijk gehandicapten: 7% -werkveld revalidatie: 2%4 -werkveld jeugdzorg: 0% Er zijn dus twee grote werkvelden: het ziekenhuis en het verpleeg/verzorgingshuis. De grootte van de aanstelling is in de ‘verpleeg- en verzorgingshuizen’ (27,5 uur) gemiddeld geringer dan in de werkvelden ‘ziekenhuis’ (31 uur), ‘gehandicapten’ (30,8 uur) en ‘psychiatrie’ (30,4 uur): F (3, 179)= 3.038; significantieniveau: 0.03; eta2= 0.05. Daarnaast verschilt ook de totale formatie geestelijke verzorging per werkveld. De werkvelden ‘ziekenhuis’ (3,4 fte) en ‘psychiatrie’ (3,1 fte) hebben een duidelijk grotere formatie dan de werkvelden ‘verpleeg- en verzorgingshuizen’ (1,5 fte) en ‘gehandicapten’ (1,5 fte): F (3, 139)= 24.248; significantie: 0.000; eta2= 0.350. Als het gaat om de formatie katholieke geestelijke verzorging wijzen de verschillen in dezelfde richting, maar zijn minder uitgesproken: ziekenhuis: 2,1 fte, psychiatrie: 1,4 fte; gehandicapten: 1,2 fte en verpleging/verzorging: 1,1 fte: F (3, 142)= 10.452; significantieniveau: 0.000; eta2= 0.185. Er bestaan ook verschillen tussen de werkvelden m.b.t. het werken in een team. Bij ‘psychiatrie’ (100%) en ‘ziekenhuis’ (97%) is dat altijd het geval, bij ‘verpleeg- en
3
Als beide variabelen minstens van ordinaal niveau zijn wordt de Pearson-coëfficiënt (r) gebruikt om de mate van samenhang aan te geven. De r geeft de grootte van de samenhang aan. Het kwadraat van r geeft aan hoeveel variantie van de ene variabele door de andere variabele wordt verklaard. In dit geval is de grootte van aanstelling voor 3,6% (0.19 maal 0.19) toe te schrijven aan het aantal arbeidsjaren. Het significantieniveau geeft aan welke kans er is dat de samenhang toch slechts toevallig is. In dit geval is er 0,9% kans dat de vermeende samenhang toch slechts op toeval berust. 4 Vanwege het te geringe aantal antwoorden in deze categorie is het werkveld revalidatie niet verder in de analyses opgenomen.
6
verzorgingshuizen’ (78%) en ‘gehandicaptenzorg’ (67%) is dat weliswaar ook vaak, maar toch minder het geval: Chi2= 20.068; df= 3; significantieniveau: 0.0005. Qua organisatie lijken de werkvelden ‘ziekenhuis’ en ‘psychiatrie’ het meest op elkaar. 3.3. Verhouding tot de kerk Zending 72% werkt met een officiële zending van de kerk (N=184). De redenen waarom de overige 28% niet met zo’n officiële zending werkt, zijn als volgt verdeeld: -omdat de kerk mij de zending weigert: 46% -omdat de instelling dit niet vraagt: 33% -omdat ik het niet wil: 6% -anders: 15% In het ziekenhuis (83%) en de psychiatrie (77%) werkt men meer dan gemiddeld met de zending van de kerk, in de verpleeg- en verzorgingshuizen (63%) en in de gehandicaptenzorg (58%) minder dan gemiddeld: Chi2= 9.035; df= 3; significantieniveau: 0.029. De respondenten die hun opleiding hebben afgesloten aan de KTUA (95%), de KTU (90%) en de KUN (85%) werken meer dan gemiddeld met de zending van de kerk, de groepen ‘overig’ (61%) en TFT (61%) werken net iets minder dan gemiddeld met de zending van de kerk en de UTP-ers (37%) duidelijk minder dan gemiddeld: Chi2= 34.477; df= 5; significantieniveau: 0.000. Vertegenwoordiger van de kerk In hoeverre voelt men zich vertegenwoordiger van de kerk binnen de instelling waarin men werkt? (N=183) -ja, maar alleen in situaties waarin ik daar pastoraal op wordt aangesproken: 71% -ja, maar ik schaam me er soms wel voor: 17% -nee, het speelt in mijn werk nauwelijks: 6% -ja, ik ben voor alles ambtsdrager van mijn kerk: 5% -nee, ik distantieer me zoveel mogelijk van mijn kerk: 1% 7% (6% en 1%) voelt zich geen vertegenwoordiger van de kerk. Een opvallende uitzondering vormen de afgestudeerden van de KUN. Dezen voelen zich gemiddeld 25% geen vertegenwoordiger van de kerk, terwijl dat voor de KTUA 2% is, voor de TFT 3%, voor de UTP 4%, voor de KTU 5% en voor de overigen 8%: Chi2= 13.137; df= 5; significantieniveau: 0.022. Ambt en/of professie Op de vraag ‘wat weegt voor u zwaarder: professionaliteit of ambtelijkheid?’ zijn de antwoorden (N=184): -ze horen onlosmakelijk bij elkaar: 56% -professionaliteit: 43% -ambtelijkheid: 1% 5
Als beide variabelen van nominaal niveau zijn gebruiken we de Chi2 om de mate van samenhang aan te geven. De Chi2 geeft de grootte van samenhang aan. Het significantieniveau geeft aan welke kans er is dat de samenhang toch slechts toevallig is. In dit geval loopt de kans dat de vermeende samenhang toch slechts op toeval berust richting 0%.
7
Voor de meerderheid horen de polen ambt en professie bij elkaar. Degenen die een keuze maken, kiezen overwegend voor de professionele pool. Positie in de kerk: Hoe schat men de positie in die men inneemt binnen de eigen kerk? (N= 174) -ik sta midden in mijn kerk: 50% -ik bevind mij in de achterhoede van mijn kerk: 24% -gevoelsmatig bevind ik mij buiten mijn kerk: 18% -ik bevind mij in de voorhoede van mijn kerk: 8% N.B: op grond van commentaar bij deze vraag en op grond van verbanden met andere variabelen lijkt het erop dat ‘achterhoede’ geïnterpreteerd moet worden als progressief. Bij ‘voorhoede’ is minder duidelijk wat wordt bedoeld. Ook hier speelt de instelling van afstuderen een rol. Per instelling zijn de cijfers als volgt verdeeld: Positie Midden Achterhoede Gevoelsmatig buiten kerk Voorhoede
Algemeen 50% 24% 18%
KTU 70% 20% 5%
KTUA 56% 15% 15%
Overig 56% 22% 12%
TFT 46% 29% 20%
UTP 38% 43% 19%
KUN 21% 32% 42%
8%
5%
15%
9%
6%
0%
5%
Uit dit overzicht valt op dat vooral de afgestudeerden van de KTU zich middenin de kerk voelen staan, dat de UTP-ers zich vooral in de achterhoede situeren, dat de KUN-ers zich vooral buiten de kerk ervaren en de KTUA oververtegenwoordigd is bij de voorhoede van de kerk. Kerkelijk overleg De volgende vraag was gericht op deelname aan kerkelijk overleg in de regio (N= 184). -ja, als het zo uitkomt: 47% -ja, vanzelfsprekend: 23% -nee, want ik word niet uitgenodigd: 20% -nee, dergelijk overleg interesseert me niet: 10% De verdeling over mannen en vrouwen is als volgt: man: 50%; 26%; 12%; 12% en vrouw: 44%; 19%; 30%; 7%. Dit betekent dat vrouwen minder vaak deelnemen aan kerkelijk overleg in de regio en dat dit vooral komt omdat ze minder vaak uitgenodigd worden: Chi2= 9.268; df= 3; significantieniveau: 0.026. Om statistische verbanden te kunnen leggen met de variabele ‘voltooide opleiding’ werden de antwoorden in tweeën gedeeld: ja (70%) versus nee (30%). Dan blijkt dat de jascores als volgt met opleiding samenhangen: KTUA (81%); KTU (80%); KUN (80%); overig (78%); TFT (58%) en UTP (42%): Chi2= 16.917; df= 5; significantieniveau: 0.005. De lage score bij UTP hangt samen met het feit dat men relatief vaak niet wordt uitgenodigd (42%). Contact met de kerk Een andere vraag op dit terrein was: ‘Vindt u het van belang dat de sectorraad contact onderhoudt met de oud-katholieke en de rooms-katholieke kerk’ (N= 178)? -ja, contact is onontbeerlijk voor alle partijen: 49% -ja, maar alleen als ons belang gediend wordt: 26% -ja, zolang de bisschoppen zich niet met de inhoud van ons werk bemoeien: 17% 8
-ja, zolang het contact niet verder gaat dan een beleefde uitwisseling kan de sectorraad er niet omheen: 6% -nee, er valt voor ons in zo’n contact niets te winnen: 2% Als we hier het eerste antwoord (ja, onontbeerlijk: 49%) afzetten tegen de andere antwoorden (waar het contact van belang wordt geacht alleen als bepaalde condities vervuld zijn of waar het contact wordt afgewezen) dan zijn er weer samenhangen met opleiding: KTU (75%); overig (66%); KTUA (45%); UTP (39%); TFT(37%) en KUN (32%): Chi2= 14.752; df= 5; significantieniveau: 0.011. Band met de bisschop Nu volgen de antwoorden op twee vragen die ingaan op de band met de bisschop. De eerste vraag was gericht op het beschrijven van deze band (N=178). De uitkomsten zijn als volgt. -welke band? We hebben elkaar nooit ontmoet: 33% -zakelijk: 27% -afstandelijk: 25% -koud: 9% -warm: 6% In zijn algemeenheid is de band met de bisschop koel te noemen. Als er al een band is dan is deze zakelijk en afstandelijk. Van enige warmte is nauwelijks sprake. Wel hebben mannen een iets warmere band met de bisschop dan vrouwen (9% versus 0%). Vrouwen vragen zich meer af ‘welke band’ (40% versus 28%). Bij de andere categorieën ontlopen de antwoorden elkaar niet veel: Chi2= 9,300; df= 4; significantieniveau: 0.054. Mannen staan dus dichter bij de bisschop dan vrouwen. We hebben deze antwoorden samengevat in twee categorieën: warm/zakelijk (positief/neutraal) versus afstandelijk/koud/welke band? (negatief): 33% versus 67%. Dan blijkt dat er verbanden zijn met opleiding. De categorie warm/zakelijk is als volgt verdeeld: drie groepen scoren boven het gemiddelde (overig: 49%; KTU: 44% en KTUA: 39%) en drie groepen beneden het gemiddelde (UTP: 22%; TFT: 20% en KUN: 15%): Chi2= 12.574; df= 5; significantieniveau: 0.028. De tweede vraag ging over het belang dat men hecht aan een goede band met de bisschop (N= 177). De resultaten luiden: -ja, maar alleen voor mijn werk: 39% -nee, niet voor mij als persoon noch voor mijn werk: 35% -ja, voor mij als persoon en voor mijn werk: 21% -ja, maar alleen voor mij persoonlijk: 5% Mannen en vrouwen scoren hier onderscheiden: mannen; 40%; 28%; 24%; 8% en vrouwen: 39%; 46%; 15%; 0%: Chi2= 10.790; df= 3; significantieniveau: 0.013. Mannen hechten meer aan een goede band dan vrouwen. Na hercodering in nee (35%) en ja (65%) konden statistische verbanden met de opleiding onderzocht worden. De hoge nee-scoorders zijn de TFT (51%), de UTP (48%) en de KUN (42%). De lage nee-scoorders zijn KTU (26%), KTUA (24%) en overig (22%): Chi2= 11.331; df= 5; significantieniveau: 0.045. Regels van de bisschoppen Recent hebben de bisschoppen nieuwe regels t.a.v. pastoraat en liturgie uitgevaardigd. Hoe staat men hier tegenover (N= 183)? -ik luister ernaar en handel naar bevind van zaken: 82% -ik trek mij niets aan van deze regels: 17% -daar luister en handel ik naar: 1%
9
De nieuwe regels worden door bijna niemand op de voet gevolgd. Hier trekken de afgestudeerden van TFT, KUN en UTP zich het minst van de regels aan, maar de verbanden zijn net niet statistisch significant. Samenvatting Op de eerste plaats gingen we na in hoeverre men als geestelijk verzorger vertegenwoordiger is van de kerk. Feitelijk blijkt 72% te werken met de zending van de kerk. Gevoelsmatig voelt men zich echter pas vertegenwoordiger van de kerk, als men daar pastoraal op wordt aangesproken (71%). Voor een substantiële minderheid (43%) weegt het ambtelijk aspect van geestelijk verzorger niet meer zwaar. Vervolgens onderzochten we in welke mate men zelf geworteld is in het kerkelijk leven. De helft van de onderzochten situeert zich middenin de kerk, ongeveer 70% doet mee aan kerkelijk overleg in de regio en de helft vindt contact tussen sectorraad en kerk onontbeerlijk. Tot slot vroegen waar we naar een bijzonder aspect van de relatie met de kerk: de band met de bisschop. Hier zien we een duidelijke kloof tussen geestelijk verzorger en kerk. Maar voor 6% van de onderzochten is deze band warm. Wel hechten meer onderzochten waarde aan een goede band. T.a.v. de recente regels van de bisschoppen t.a.v. pastoraat en liturgie handelt men naar bevind van zaken. Deze verhouding tot de kerk hangt samen met opleiding en geslacht. Wat opleiding betreft staan de aan de KTUA en KTU opgeleiden het dichtst bij de kerk. Ze werken het meest met de zending van de kerk, ze vormen het meest het midden en de voorhoede van de kerk, ze nemen het meest deel aan kerkelijk overleg in de regio, ze hechten het meest aan contact tussen sectorraad en kerk, ze hebben de minst negatieve band met de bisschop en hechten het meest aan een goede band met de bisschop. Het meest op afstand van de kerk staan de KUN-ers, de UTP-ers en in mindere mate de TFT-ers. De UTP-ers werken het minst met de zending van de kerk, de KUN-ers voelen zich het meest geen vertegenwoordiger van de kerk, de UTP-ers en zeker de KUN-ers situeren zich duidelijk niet middenin of in de voorhoede van de kerk, de UTP-ers nemen het minst deel aan kerkelijk overleg in de regio, de KUN-ers vinden contact tussen sectorraad en kerk het minst onontbeerlijk, de band met de bisschop is bij de afgestudeerden van de UTP, TFT en KUN het minst warm/zakelijk en de TFT, UTP en KUN hechten het minst aan een goede band met de bisschop. De positie van de afgestudeerden van de UTP zou voor een deel (omdat immers niet alle UTP-ers in het bisdom Roermond hoeven te werken) verklaard kunnen worden door het beleid van het bisdom Roermond. Hen wordt in veel gevallen de zending geweigerd en ze worden niet uitgenodigd voor overleg. Sinds enkele jaren is het echter ook in het bisdom Roermond mogelijk een kerkelijke zending te krijgen. Of dit daadwerkelijk zal leiden tot meer geestelijk verzorgers met een kerkelijke zending zal de komende jaren moeten blijken. De afgestudeerden van de KUN lijken meer principieel afstand te houden van de kerk. Bij drie vragen komen er ook man-vrouw verschillen aan het licht. Vrouwen nemen minder deel aan kerkelijk overleg in de regio, met name omdat ze minder vaak uitgenodigd worden. Mannen hebben een warmere band met de bisschop, vrouwen vragen zich meer af ‘welke band?’ Mannen vinden het ook belangrijker om een goede band met de bisschop te hebben. Mannen staan dus dichter bij de kerk, met name omdat ze meer dan vrouwen een goede band met de bisschop hebben. 3.4. Verhouding tot de katholieke sector van de VGVZ Belang van de katholieke sector Nu volgen de antwoorden op een reeks vragen die het belang van levensbeschouwelijke sectoren, inzonderheid de katholieke sector, binnen de VGVZ behandelen.
10
Hoe belangrijk is het voor de respondenten dat er levensbeschouwelijke sectoren zijn (N= 182)? -ja, best belangrijk: 54% -ja, heel belangrijk: 30% -nee, niet zo belangrijk: 14% -nee, totaal onbelangrijk: 2% Voor de overgrote meerderheid zijn levensbeschouwelijke sectoren van wezenlijk belang. Hier bestaat een (overigens bescheiden) verband met leeftijd (F (2,179)= 2.974; 0.054; eta2: 0.033). Hoe ouder, hoe meer men belang hecht aan de levensbeschouwelijke sectoren: Degenen die ‘heel belangrijk’ invullen zijn gemiddeld 52,7 jaar; ‘best belangrijk’: 51,6 jaar; ‘nee, niet zo belangrijk’: 48,2 jaar. De categorie ‘totaal onbelangrijk’ was te klein om in de analyse te kunnen worden meegenomen. Wat is de mate van betrokkenheid op de katholieke sector (N= 182)? -ja, zeer: 49% -soms wel, soms niet: 48% -nee, helemaal niet: 3% Op de vraag ‘vindt u dat een lid van de VGVZ noodzakelijkerwijs ook lid moet zijn van een van de levensbeschouwelijke sectoren’ luidden de antwoorden (N= 182): -ja, dat is een goede zaak: 66% -dat kan ik niet overzien: 24% -nee, dat is geen goede zaak: 10% Twee derde van de onderzochten vindt lidmaatschap van een levensbeschouwelijke sector een goede zaak. Hoe ouder men is hoe eerder men het een goede zaak acht (F (2,179)= 4.323; 0.015; eta2: 0.047): ‘goede zaak’: 52,7 jaar; ‘geen goede zaak’: 49,2 jaar en ‘kan ik niet overzien’: 49,1 jaar. Mannen vinden het meer dan vrouwen een goede zaak: Chi2= 1.424; df= 2; significantieniveau: 0.003. De verdeling bij de mannen is: 75%, 17% en 8% en bij de vrouwen: 51%, 36%, 13%. Hieruit blijkt dat het verschil vooral samenhangt met het feit dat vrouwen de zaak naar hun mening onvoldoende kunnen overzien. Hoe kijkt men aan tegen de toekomst van de levensbeschouwelijke sectoren binnen de VGVZ (N= 181)? -zij zullen van waarde blijven: 72% -zij zullen geleidelijk verdwijnen: 20% -zij zullen aan belang winnen: 8% In de visie van de onderzochten zullen de sectoren in de toekomst zeker niet verdwijnen. Mannen schatten de toekomst van de levensbeschouwelijke sectoren minder rooskleurig in dan vrouwen. Hun scores zijn: 65%; 26%; 9%. De scores van de vrouwen zijn: 82%; 12%; 6%: Chi2= 5,920; df= 2; significantieniveau: 0.052. Na hercodering in ‘verdwijnen’ (20%) en ‘van waarde blijven/aan belang winnen’ (80%) was een correlatie met opleiding mogelijk. Opvallend was dat de afgestudeerden van de KUN zich hier heel duidelijk onderscheidden van de andere groepen. 55% dacht aan verdwijnen. Bij de andere opleidingen is dat: KTU (20%), overig (19%), TFT (17%), UTP (12%), KTUA (12%): Chi2= 17.344; df= 5; significantieniveau: 0.004. Deelname aan bijeenkomsten van de katholieke sector In hoeverre vertaalt het belang dat men hecht aan de katholieke sector zich in deelname aan bijeenkomsten van die sector? De volgende vragen geven uitsluitsel.
11
37% heeft deelgenomen aan de landdag van de katholieke sector op 19 maart 2004 te Amsterdam (N= 184). De deelname verschilt per opleiding: KTUA: 55%; KUN: 45%; TFT: 39%; overig: 33%; KTU; 20% en UTP: 8%: Chi2= 17.567; df= 5; significantieniveau: 0.004. De thuisblijvers gaven de volgende redenen aan voor hun afwezigheid. -praktische omstandigheden als tijdgebrek en afstand: 74% -anders, namelijk……. 21% -het thema sprak niet aan: 5% -de activiteiten van de katholieke sector spreken niet aan: 0% Hieruit blijkt dat het meer om praktische en niet om principiële redenen is, dat men thuis bleef. Sinds 2002 is de landdag van de katholieke sector niet meer jaarlijks maar tweejaarlijks. Wat vindt men daarvan (N= 168)? 81% vindt een tweejaarlijkse landdag voldoende, 19% mist de jaarlijkse landdag. Geestelijke verzorgers in verpleeg- en verzorgingshuizen (91%) en in de psychiatrie (88%) vinden een tweejaarlijkse landdag eerder voldoende dan de geestelijk verzorgers in de gehandicaptenzorg (73%), en het ziekenhuis (71%): Chi2= 10.242; df= 3; significantieniveau: 0.017. Ook bestaan er regionale bijeenkomsten met collega geestelijk verzorgers. Neemt men daar aan deel (N= 182). -ja, zoveel mogelijk: 70% -ja, af en toe: 20% -nee, nooit: 10% Katholieke geestelijke verzorging Wat vindt men van de presentie van de katholieke geestelijke verzorging binnen het geheel van de geestelijke verzorging. Is dit een ‘must’ en welke taak heeft de katholieke sectorraad in deze? De eerste vraag die wij in dit verband stelden, luidde: ‘Vindt u het belangrijk dat het huidige aandeel van katholieke geestelijk verzorgers binnen de totale geestelijke verzorging gehandhaafd blijft? (N= 173) -ja, want ondanks het afnemend aantal katholieken, hebben katholieke geestelijk verzorgers veel te bieden: 60% -ja, want het doet het meeste recht aan de maatschappelijke verhoudingen: 34% -nee, want het onderscheid naar levensbeschouwing is maatschappelijk achterhaald: 4% -nee, want het onderscheid naar levensbeschouwing is voor mij persoonlijk achterhaald: 2% Bijna alle onderzochten vinden dat katholieke geestelijke verzorging moet blijven. Een hierbij aansluitende vraag luidde: ‘Zo ja, vindt u het de taak van de katholieke sectorraad zich sterk te maken voor het op peil houden van het aandeel katholieke geestelijke verzorging (N= 161)? -ja, dat is een taak voor de katholieke sectorraad: 63% -nee, het is de taak van het algemeen bestuur van de VGVZ: 21% -nee, dat is de taak van de instellingen: 16% Voor twee derde van de respondenten (die ja antwoorden) moet de katholieke sectorraad zich inzetten voor behoud van het aandeel katholieke geestelijke verzorging. Anderen verwijzen naar het algemeen bestuur van de VGVZ of naar de instellingen zelf.
12
Welke stappen zou de katholieke sectorraad in dit kader kunnen ondernemen, wat is zinvol? (N= 152-178) -contact leggen met theologische opleidingen om de beroepsmogelijkheid van geestelijk verzorgers beter over het voetlicht te krijgen: 96% -stagemogelijkheden vergroten in instellingen: 96% -participatie in wetenschappelijk onderzoek over ons vakgebied: 93% -een actief p.r.-beleid van de katholieke sectorraad: 84% -bij instellingen het belang van katholieke geestelijke verzorging bepleiten: 71% -bij bisdommen het belang van katholieke geestelijke verzorging bepleiten in hun personeelsbeleid: 69% -onderzoeken hoe de mogelijkheid van zij-instromers te vergroten: 65% Alle aangereikte stappen zijn zinvol, maar het meest verwacht men nog van contacten met de opleidingen (in vergelijking met contacten met de instellingen en bisdommen). Een vraag die op een andere manier het belang van katholieke geestelijke verzorging benaderde luidde: ‘In het Tijdschrift Geestelijke Verzorging wordt er regelmatig geschreven over de levensbeschouwelijke identiteit van de geestelijke verzorging. Volgt u deze discussie? (N= 181). -ja, want ik vind het onderwerp zeer belangrijk: 89% -ja, maar het onderwerp laat me koud: 6% -nee, ik lees het TGV niet: 3% -nee, want het onderwerp interesseert me niet: 2% Het thema ‘levensbeschouwelijke identiteit’ is voor bijna allen een belangrijk aandachtspunt. Daarbij aansluitend volgde de vraag: ’Vindt u dat de katholieke sectorraad zich actief in de discussie moet mengen (N= 168)? -ja, het onderwerp heeft prioriteit: 56% -ja, maar het onderwerp is niet zo belangrijk: 29% -nee, want het standpunt van de VGVZ is toch helder: 13% -nee, want het is een achterhoede gevecht: 2% De meesten zijn voor bemoeienis van de sectorraad met het thema ‘levensbeschouwelijke identiteit’. Maar deze groep is minder groot dan de groep die het thema belangrijk vond. Tot slot is er gevraagd naar de feitelijke mogelijkheden om katholieke geestelijke verzorging aan te bieden om te beginnen met de vraag: ‘Hoe schat u de arbeidsmarkt voor katholieke geestelijk verzorgers in (N= 181)? -ik zie zelden vacatures voor katholieke geestelijk verzorgers: 45% -ik zie regelmatig vacatures voor katholieke geestelijk verzorgers: 31% -ik let er niet op: 24% We vervolgden met de vraag: ‘Worden die vacatures voor zover u daar zicht op hebt, vervuld (N= 132)? -ja, maar het duurt vaak lang: 39% -ja, ze worden gemakkelijk vervuld: 27%
13
-nee, en dan wordt er een niet katholieke geestelijk verzorger aangesteld: 26% -nee, en dan vervallen de uren voor geestelijke verzorging: 8% De antwoorden lopen uiteen. Twee derde ziet een katholieke invulling wel gebeuren, maar bijna 40% vindt dat dat wel moeizaam verloopt. Een derde ziet de katholieke invulling verloren gaan. Dan blijft er nog een vraag over die we gemakshalve maar hier presenteren: ‘Als u de afgelopen drie jaar van baan bent veranderd, hoe bent u dan op uw huidige plek terecht gekomen (N= 69)? -via een advertentie in dag- of weekblad: 48% -via uw eigen netwerk: 26% -u bent gevraagd: 23% -via de website van de zorginstelling: 3% Hierbij is van belang dat de antwoorden maar op 69 respondenten gebaseerd zijn. Samenvatting De overgrote meerderheid van de onderzochte geestelijk verzorgers vindt een katholieke sector binnen de geestelijke verzorging belangrijk. Dit geldt meer nog voor de ouderen dan voor de jongeren. Bovendien is men er ook van overtuigd dat er toekomst is voor deze katholieke sector. Mannen geloven minder dan vrouwen in zo’n toekomst en de afgestudeerden van de KUN zijn hier het meest sceptisch. Wel vinden iets minder onderzochten dat dan ook maar iedereen lid moet worden van zo’n sector. In hoeverre vertaalt het belang dat men hecht aan de katholieke sector zich in deelname aan bijeenkomsten van die sector? 37% heeft deelgenomen aan de landdag in 2004. Een tweejaarlijkse landdag vindt men voldoende. 70% neemt bovendien zo veel mogelijk deel aan regionale bijeenkomsten. Het mag niet verbazen dat men dan ook vindt dat de katholieke geestelijke verzorging binnen de instellingen gehandhaafd moet blijven. Liefst 94% is hier voor. In het kielzog hiervan vindt 89% aandacht voor levensbeschouwelijke identiteit belangrijk. Van de katholieke sectorraad verwacht men dat deze katholieke geestelijk verzorging bewaakt, met name door contacten te leggen met de theologische opleidingen. Dit is ook nodig, omdat een derde vreest voor het verdwijnen van de banen van katholieke geestelijk verzorgers. 3.5. Verband tussen verhouding tot de kerk en verhouding tot de katholieke sector Om dit verband te kunnen onderzoeken hebben we drie vragen over de verhouding tot de kerk (‘wat weegt zwaarder: professionaliteit of ambtelijkheid’; ‘welke positie neemt men in binnen de kerk’ en ‘welk belang hecht men aan een goede band met de bisschop’) gecorreleerd met twee vragen over de verhouding tot de katholieke sector (‘belangrijkheid van levensbeschouwelijke sectoren’ en ‘hoe kijkt men aan tegen de toekomst van levensbeschouwelijke sectoren’). Deze vragen zijn gekozen op grond van statistische criteria (eenduidigheid van de vragen en voldoende spreiding van de antwoorden) en op grond van inhoudelijke criteria (meer gericht op meningen dan op feitelijkheden, die immers ook mede bepaald worden door de omstandigheden). Dan blijkt dat er in vier van de zes gevallen geen statistisch significante verbanden zijn. Dit wil zeggen dat in zijn algemeenheid een sterkere band met de kerk niet per se leidt tot een groter belang toekennen aan katholieke geestelijke verzorging of omgekeerd. In twee gevallen is dit echter wel het geval. Degenen die zich primair op hun professionaliteit oriënteren schatten de toekomst van de katholieke sector
14
negatiever in. 30% denkt dat de levensbeschouwelijke sectoren zullen verdwijnen. De onderzochten die zich zowel op professionaliteit als ambt oriënteren schatten deze kans maar 14% (Chi2= 6.846; df= 2; 0.033). Ten tweede is er een verschil tussen degenen die zich buiten de kerk plaatsen en degenen die op een of andere manier nog binnen de kerk opereren (midden, voorhoede en achterhoede). De eerste groep schat de kans op verdwijnen van de levensbeschouwelijke sectoren hoger in dan de andere groep: 40% versus 16,3%: Chi2= 9.251; df=2; 0.010. Samenvattend: er zijn meer onderzochten die hechten aan katholieke geestelijke verzorging dan aan een hechte band met de kerk. Dus ook los van een band met de kerk, kan katholieke geestelijke verzorging als een groot goed worden gezien. Wel geloven de onderzochten die buiten de kerk staan minder in een toekomst voor levensbeschouwelijke sectoren. 3.6. Bijzondere aandachtsthema’s: ethiek en spiritualiteit Ethiek Op de eerste plaats waren we geïnteresseerd in de affiniteit met het thema ‘ethiek’. Bij 50% van de onderzochten speelt de ethische dimensie een grote rol in het werk, bij 48% een kleine rol en bij 2% geen rol (N= 181). Het meest nog speelt de ethische dimensie een grote rol in de gehandicaptenzorg (83%) en het minst in de psychiatrie (35%). Verpleegen verzorgingshuizen (47%) en het ziekenhuis (50%) nemen een middenpositie in. De verbanden zijn echter net niet significant (0.068). In 84% van de gevallen is ethiek onderdeel van de functieomschrijving (N= 178) en 69% van de geestelijk verzorgers heeft behoefte aan meer ethische toerusting (N= 177). Opvallend is dat de afgestudeerden aan de KUN zich hier onderscheiden doordat ze duidelijk minder dan de andere groepen behoefte hebben aan meer ethische toerusting: 26%. Voor de andere groepen zijn de scores: KTUA (83%), overig (77%), KTU: 72%; TFT (69%) en UTP (65%): Chi2= 20.923; df= 5; significantieniveau: 0.001. Daarnaast hebben mannen minder dan vrouwen behoefte aan meer ethische toerusting: 62% versus 82%: Chi2= 7.655; df= 1; significantieniveau: 0.006. 98% vindt het een goede zaak dat de sectorraad onderzoek (door de hoogleraren Baart en Vosman) ondersteunt naar de ethische aspecten van het werk van de geestelijk verzorger (N=183). Spiritualiteit Een eerste indicatie m.b.t. het belang dat men aan spiritualiteit hecht, ontleenden we aan de vraag: ‘De afgelopen jaren hebben de landdagen van de katholieke sector dikwijls een onderwerp dat met spiritualiteit te maken heeft. Moet dit ook opgaan voor de komende landdag van 2006 (N= 180)? -ja, maar een ander onderwerp mag van mij ook: 64% -nee, het wordt tijd voor een andere thematiek: 11% -ja, de landdag is bij uitstek de dag om ons bezig te houden met spiritualiteit: 11% -het thema van landdag is voor mij niet zo belangrijk; ik kom vooral om collega’s te ontmoeten: 7% -ik kom nooit naar de landdag: 7% Het thema spiritualiteit valt bij de meerderheid in de smaak, alhoewel er niet tegen alle prijs aan vastgehouden hoeft te worden.
15
Een tweede indicatie ontleenden we aan de reactie op de gespreksnotitie ‘de spiritualiteit van de geestelijk verzorger in de zorginstelling’. Wat vindt men van het verschijnen ervan (N= 171)? -ik vond het een goed initiatief: 82% -het had voor mij niet gehoeven: 9% -ik heb de notitie niet ontvangen: 9% -ik vind het geen zaak voor de sectorraad: 1% Maar 10% van de onderzochten vond de gespreksnotitie over spiritualiteit niet de moeite waard. Wat vindt men van de inhoud van de notitie (N=160)? -ik vond het een inspirerende notitie: 58% -ik heb de notitie niet gelezen: 23% -ik vond de notitie inhoudelijk niet sterk: 19% Naarmate men ouder is, heeft men meer belangstelling voor spiritualiteit: (F (2, 158) = 4.859; 0.009; eta2= 0.059. Degenen die het een inspirerende notitie vonden zijn gemiddeld 52,7 jaar oud, degenen die de notitie niet sterk vonden gemiddeld 51,9 jaar en degenen die de notitie niet gelezen hebben gemiddeld 48,7 jaar. Dus de niet-lezers zijn jonger dan de lezers. Ook zijn er verschillen in belangstelling tussen de werkvelden: Chi2= 13,759; df= 6; significantieniveau: 0.032. De verdeling is als volgt: ziekenhuis: 62%, 21% en 17%; psychiatrie: 47%, 6% en 47%; verpleeg- en verzorgingstehuis: 62%, 24% en 14%; gehandicaptenzorg: 50%, 42% en 8%. In de gehandicaptenzorg heeft men de notitie relatief vaak niet gelezen en in de psychiatrie vindt men de notitie relatief vaak niet sterk. Is de notitie nog besproken in bredere kring (team, convent) (N=153)? -nee: 52% -ja, en de notitie was behulpzaam bij een goede gedachtewisseling: 36% -ja, maar de notitie leverde niet veel op: 12% In de helft van de gevallen is de notitie nog in bredere kring gebruikt. In een derde van de gevallen heeft de notitie positieve vruchten afgeworpen. ‘Verwacht u in de toekomst een vervolg op deze notitie in de sectorraad?’, was de slotvraag in deze reeks (N=142). -ja, een vervolgnotitie is zinvol: 49% -nee: 40% -ja, maar dan in een andere vorm: 11% Hier zijn de meningen verdeeld: voor 60% is een voortgang op het thema ‘spiritualiteit’ zinvol, voor 40% is dat niet zo. Samenvatting De thema’s ‘ethiek’ en ‘spiritualiteit’ zijn beide hoogst relevant voor de onderzoeksgroep. Ethiek behoort tot de functieomschrijving, speelt bij iedereen een kleine of grote rol en onderzoek op dit terrein is voor iedereen een goede zaak. Het meest nog speelt de ethische dimensie een grote rol in de gehandicaptenzorg (83%) en het minst in de psychiatrie (35%). Het belangrijkste gegeven is misschien nog wel dat 69% behoefte heeft aan meer ethische toerusting. Opvallend is dat de afgestudeerden van de KUN hier duidelijk afwijken met maar 26% behoefte aan verdere ethische toerusting. Darnaast hebben mannen minder dan vrouwen behoefte aan ethische toerusting.
16
De gespreknotitie over ‘spiritualiteit’ vindt men een goed initiatief en wordt overwegend als inspirerend ervaren. Ouderen hebben de notitie meer gelezen dan jongeren. In de gehandicaptenzorg heeft men de notitie relatief vaak niet gelezen en in de psychiatrie vindt men de notitie relatief vaak niet sterk. 60% vindt dat het thema ‘spiritualiteit’ verdere aandacht verdient, voor 40% is een vervolg niet nodig. 3.7. Verband tussen verhouding tot de kerk en katholieke sector enerzijds en belang toekennen aan ethiek en spiritualiteit anderzijds Om dit verband te kunnen onderzoeken kozen we weer de drie vragen over de verhouding tot de kerk (‘wat weegt zwaarder: professionaliteit of ambtelijkheid’; ‘welke positie neemt men in binnen de kerk’ en ‘welk belang hecht men aan een goede band met de bisschop’) en de twee vragen over de verhouding tot de katholieke sector (‘belangrijkheid van levensbeschouwelijke sectoren’ en ‘hoe kijkt men aan tegen de toekomst van levensbeschouwelijke sectoren’), die we in paragraaf 3.5. al noemden. Als indicator voor affiniteit met ethiek kozen we voor de mate waarin men behoefte heeft aan meer ethische toerusting. Als indicator voor affiniteit met spiritualiteit kozen we voor de vragen ‘wat vindt u van de inhoud van de notitie over spiritualiteit van de geestelijk verzorger’ en ‘verwacht u in de toekomst een vervolg op deze notitie?’ Ook hier was de keuze gebaseerd op statistische en inhoudelijke overwegingen. Bij ethiek vonden we maar één verband (van de 5 mogelijke verbanden). Degenen die meer geloven in de toekomst van levensbeschouwelijke sectoren hebben meer behoefte aan ethische toerusting: ‘verdwijnen’: 56% behoefte aan ethische toerusting, ‘van waarde blijven’: 70% en ‘aan belang winnen’: 93%: Chi2= 6.841; df= 2; 0.033. Bij spiritualiteit waren er twee verbanden (van de 10 mogelijke verbanden). Naarmate men meer belang hecht aan het bestaan van levensbeschouwelijke sectoren staat men dichter bij de notitie over spiritualiteit: Chi2= 11.126; df= 4; 0.025. 76% van de degenen die het bestaan van de levensbeschouwelijke sector ‘heel belangrijk’ achten, vinden de notitie inspirerend, bij ‘best belangrijk’ is dat 54% en bij ‘niet zo belangrijk’ is dat 42%. Bovendien heeft bij de groep ‘heel belangrijk’ maar 8% de notitie niet gelezen, bij ‘best belangrijk’ is dat 27% en bij ‘niet zo belangrijk’ 33%. Het tweede verband had te maken met het belang dat men hecht aan een goede band met de bisschop en de behoefte aan een vervolgnotitie over spiritualiteit. We vergeleken de groep waarbij deze band persoonlijk van belang was (‘voor mij persoonlijk’ en ‘voor mij als persoon en voor mijn werk’), met de groep waarbij deze band voor de persoon niet van belang was (‘alleen voor mijn werk’ en ‘noch voor mij als persoon, noch voor mijn werk’). Dan treden er aanzienlijke verschillen op: Chi2= 21.517; df= 2; 0.000. 81% van de geestelijke verzorgers waarvoor de band met de bisschop ook een persoonlijk aspect kent, verwacht zo’n vervolgnotitie tegenover maar 37% van de groep waarvoor dat niet geldt. De conclusie zou kunnen zijn dat een persoonlijke band met de bisschop ook een spirituele dimensie heeft. In zijn algemeenheid leidt een band met het katholicisme niet per se tot meer belangstelling voor ethiek en spiritualiteit. Toch zijn er meer in detail drie positieve verbanden gevonden tussen band met het katholicisme en ethiek en spiritualiteit. Bovendien zijn er geen negatieve verbanden tussen band met het katholicisme en aandacht voor ethiek en spiritualiteit gevonden.
17
4. Conclusies en aanbevelingen voor het beleid van de katholieke sector van de VGVZ De hoge respons van de aangeschreven leden van de katholieke sector wijst op een positieve betrokkenheid bij de ontwikkeling van de geestelijke verzorging, in het bijzonder ten aanzien van die aspecten, die identiteitsgevoelig liggen, en steeds weer vragen op blijven roepen. Uit de leeftijdsopbouw en gegevens over de werkkring wordt zichtbaar, dat het hier om beroepsbeoefenaren gaat, die men als ingevoerde vakmensen kan beschouwen; men mag aannemen dat de respondenten daarom van binnenuit weten waar het over gaat, en vanuit hun ervaring goed kunnen inschatten welke elementen bijdragen aan een goede ontwikkeling van de geestelijke verzorging. Laten we de conclusies samenvatten rond onze vier hoofdvragen en er tegelijk enkele beleidsaanbevelingen aan toevoegen. Verhouding tot de kerk Bezien wij specifiek de verhouding tot het ambtelijke aspect van de geestelijke verzorging en daarbinnen de verhouding tot de kerkelijke overheid, dan valt op dat dit vraagstuk vanuit dit vragenlijstonderzoek – in weerwil tot veelal geuite vooronderstellingen - zeer genuanceerd wordt benaderd. De houding t.a.v. de kerk, en de positie die men inneemt, is, met name als men daarop vanuit de instelling of vanuit de cliënt wordt aangesproken, positief te noemen. Minder is de betrokkenheid op het kerkelijk overleg, hetgeen verschillende oorzaken heeft. Nog minder is de gevoelde band met de kerkelijke overheid, waarin de bisschop een centrale rol speelt. De suggestie ligt voor de hand, te zoeken naar manieren om de positieve grondhouding ten opzichte van de eigen levensbeschouwelijke traditie te vertalen in een hernieuwde inbreng in het kerkelijk overleg op plaatselijk niveau, en wellicht ook op diocesaan en landelijk niveau. De gemeenschappelijke herkenning van de relevantie van de eigen levensbeschouwelijke traditie kan als uitgangspunt dienen om het gesprek aan te gaan. Daarbij kunnen de ervaringen van geestelijk verzorgers in de zorg helpen het kerkelijk spreken hieromtrent te verdiepen. Verhouding tot de katholieke sector De overgrote meerderheid vindt dat katholieke geestelijke verzorging toekomst heeft en bijgevolg vindt men een katholieke sector binnen de geestelijke verzorging belangrijk. Alleen de afgestudeerden van de KUN denken eerder dat de levensbeschouwelijke sectoren zullen verdwijnen. De respondenten voelen zich verbonden met de katholieke sector binnen de eigen beroepsvereniging als het gaat om kwesties die de katholieke identiteit raken. Men ondersteunt initiatieven vanuit de sectorraad dienaangaande, of zij nu direct gericht zijn op de geestelijk verzorgers, of op de kerkelijke achterban en de opleidingen. De steun voor contacten met de opleidingen is bijna unaniem. Gezien het belang voor de toekomst van het vak en de veranderende positie van de betreffende opleidingen is dit een belangrijk agendapunt. Regionale bijeenkomsten in conventverband spelen kwantitatief een grotere rol dan de landdag; een aanwijzing dat de conventstructuur recht van bestaan heeft. Uit het onderzoek spreekt ook een ondersteuning van de doordenking van de katholieke identiteit. De leden bevelen het bestuur aan van zich te doen spreken via publicaties. Waarvan acte. Ethiek en spiritualiteit De thema’s ‘ethiek’ en ‘spiritualiteit’ zijn beide hoogst relevant voor de onderzoeksgroep. Het meest nog speelt de ethische dimensie een grote rol in de gehandicaptenzorg (83%) en het minst in de psychiatrie (35%). Het belangrijkste gegeven is misschien nog wel dat 69% behoefte heeft aan meer ethische toerusting. Opvallend is dat de afgestudeerden van de KUN hier duidelijk afwijken met maar 26% behoefte aan verdere ethische toerusting.
18
De gespreksnotitie over ‘spiritualiteit’ vindt men een goed initiatief en wordt overwegend als inspirerend ervaren. 60% vindt dat het thema ‘spiritualiteit’ verdere aandacht verdient, voor 40% is een vervolg niet nodig. Spiritualiteit en ethiek behoren tot de kern van het werk van de geestelijk verzorger. Voor beide gebieden geldt dat zij staan in de spanning tussen traditionele geloofsinhouden en het pluralisme van onze tijd. In dit spanningsveld zoeken geestelijk verzorgers hun weg, tezamen met de patiënten/bewoners/cliënten. De onderzoeksgegevens geven aan dat initiatieven van de sectorraad op beide terreinen door de achterban van belang worden geacht. Het onderzoek van de hoogleraren Vosman en Baart naar de ethische praktijken van geestelijk verzorgers verdient derhalve ondersteuning. Ook op landdagen en anderszins worden onderwerpen op het gebied van ethiek en spiritualiteit gewaardeerd. De katholieke sector staat hier voor de boeiende opgave om over de generaties heen het eigen erfgoed op het terrein van ethiek en spiritualiteit over te dragen. Het onderzoek laat zien, dat ethiek en spiritualiteit niet automatisch worden bezien vanuit een katholieke invalshoek. Anders gezegd: ook respondenten die verder af staan van kerk en katholieke sector vinden ethiek en spiritualiteit belangrijke aandachtspunten. Invloed van sociale kenmerken en arbeidssituatie Vier achtergrondvariabelen blijken invloed te hebben op de verhouding tot de kerk, de katholieke sector en aandacht voor ethiek en spiritualiteit. Op de eerste plaats is dat de plaats van opleiding. De aan de KTU en KTUAopgeleiden staan het dichtst bij de kerk. De UTP-ers zijn het minst geïntegreerd in kerkelijke verbanden (mogelijk tegen hun eigen wil in). De aan de KUN-afgestudeerden nemen meer principieel afstand van de kerk. De KUN-ers zijn het meest sceptisch over de toekomst van de katholieke sector. De KUN-ers hebben duidelijk minder behoefte aan verdere ethische toerusting. Op de tweede plaats is dat geslacht. Vrouwen nemen minder deel aan kerkelijk overleg en staan nog meer dan mannen op afstand van de bisschop. Vrouwen hebben wel meer behoefte aan ethische toerusting dan mannen. Op de derde plaats is dat leeftijd. Ouderen vinden het bestaan van een katholieke sector nog belangrijker dan jongeren en zij hebben ook meer belangstelling voor het thema ‘spiritualiteit’. Tot slot is er nog een verband met werkveld. In de gehandicaptenzorg heeft men de notitie over spiritualiteit relatief vaak niet gelezen en in de psychiatrie vindt men de notitie relatief vaak niet sterk. Het zou interessant zijn om de meer principiële afstand van de kerk van de aan de KUN afgestudeerden met hen nader te verkennen. Bovendien zou er extra zorg moeten zijn voor groepen die minder snel voor kerkelijk overleg worden uitgenodigd (vrouwen, UTP-ers). Tot slot is het goed te bedenken dat de thema’s ethiek en spiritualiteit een onderscheiden accent zullen hebben al naar gelang het werkveld waarbinnen men zijn functie vervult.
19
Bijlage: Vragenlijst en begeleidende brief
Aan de leden van de katholieke sector van de VGVZ Onderwerp: vragenlijst VGVZ – k.s. Datum: 1 september 2004
Geachte collega’s, Tijdens de ledenvergadering op de landdag van de katholieke sector op 19 maart j.l. in Amsterdam heeft het nieuw aangetreden bestuur aangekondigd de komende bestuursperiode aandacht te willen geven aan de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De vervulling van vacatures voor katholieke geestelijke verzorging De spiritualiteit van de geestelijk verzorger Contact met bisschoppen wenselijk? En zo ja, waarover? Vragen rondom de ambtelijke binding van de geestelijk verzorger De ethische dimensie in het werk van de geestelijk verzorger Contact met opleidingen
Bij de presentatie van deze onderwerpen hebben wij als bestuur aangegeven graag uw mening te vernemen over deze zaken, zodat we u zo goed mogelijk kunnen vertegenwoordigen. De vragenlijst, die u hierbij aantreft, wil ons daarbij behulpzaam zijn. Zonder wetenschappelijke pretenties reflecteert de lijst de vragen die bij de sectorraad leven als het gaat om bovenstaande onderwerpen. Wij realiseren ons dat de lengte van de lijst u wellicht kan afschrikken. Toch willen we u vriendelijk verzoeken deze vragenlijst in te vullen. Het stelt ons in staat om onze bestuursperiode zo efficiënt mogelijk te besteden. Overigens zult u bij de antwoorden op de vragen de mogelijkheid ‘weet niet/geen mening’ niet aantreffen. In het geval u juist dit antwoord wilt geven, kunt u de vraag open laten. Indien u aan dit onderzoek wilt meewerken, wilt u deze lijst dan vóór 1 oktober in bijgaande antwoordenvelop retourneren. U reactie wordt vanzelfsprekend vertrouwelijk behandeld. Over de resultaten van deze enquête en de gevolgen voor het beleid van de sectorraad zullen we u op de hoogte houden. Wij danken u hartelijk voor uw medewerking. Met vriendelijke groet, namens de katholieke sectorraad,
Joost Verhoef, voorzitter
20
VRAGENLIJST 1.
In welk(e) werkveld(en) bent u werkzaam?
2.
Hoe groot is uw totale aanstelling in uren?
3.
Maakt u deel uit van een team van geestelijk verzorgers?
4.
werkveld ziekenhuizen werkveld psychiatrie werkveld revalidatie werkveld verpleeghuizen en verzorgingshuizen werkveld zorg voor verstandelijk gehandicapten werkveld jeugdzorg ……… uren
ja nee
Zo ja, uit hoeveel personen bestaat dit team op uw eerste werkplek? ……… personen Hoe groot is de totale formatie geestelijke verzorging op uw eerste werkplek? ……… FTE waarvan ……… FTE katholieke geestelijke verzorging En uit hoeveel personen bestaat dit team op uw tweede werkplek? ……… personen Hoe groot is de totale formatie geestelijke verzorging op uw tweede werkplek? ……… FTE, waarvan ……… FTE katholieke geestelijke verzorging
5.
Tot welke kerk behoort u?
6.
Werkt u met een officiële zending van uw kerk?
rooms-katholieke kerk oud-katholieke kerk anders, nl. …………………………….
7.
Indien nee, is dit
8.
Waar heeft u uw theologische opleiding gevolgd?
ja nee
omdat de instelling dit niet vraagt omdat ik het niet wil omdat de kerk mij zending weigert anders, nl …………………………… ………………………………………
9.
Hoe lang werkt u nu als geestelijk verzorger?
……… jaar
10. Wat is uw leeftijd? 11. Wat is uw geslacht?
……… jaar
vrouw man
12. Vindt u het belangrijk dat er levensbeschouwelijke sectoren zijn binnen de VGVZ? ja, heel belangrijk ja, best belangrijk nee, niet zo belangrijk nee, totaal onbelangrijk 13. Voelt u zich betrokken op de katholieke sector van de VGVZ?
ja, zeer soms wel, soms niet nee, helemaal niet
14. Heeft u deelgenomen aan de landdag van de katholieke sector op 19 maart j.l. in Amsterdam? ja nee 15. Zo nee, is dit dan vanwege
praktische omstandigheden als tijdgebrek, afstand het thema sprak u niet aan de activiteiten van de katholieke sector spreken u niet aan anders, nl. ……………………….
21
16. Neemt u deel aan regionale bijeenkomsten met collega geestelijk verzorgers? ja, zoveel mogelijk ja, af en toe nee, nooit 17. Zo ja, is dit dan
een bijeenkomst van een convent van de katholieke sector van de VGVZ, nl. convent ...………………………………. anders, nl. ………………………………
18. Hoe schat u de arbeidsmarkt voor katholieke geestelijk verzorgers in? ik zie regelmatig vacatures voor katholieke gv’ers ik zie zelden vacatures voor katholieke gv’ers ik let er niet op 19. Worden die vacatures, voor zover u daar zicht op hebt, vervuld?
ja, ze worden gemakkelijk vervuld ja, maar het duurt vaak lang nee, en dan wordt er een niet-katholieke gv’er aangesteld nee, en dan vervallen de uren voor geestelijke verzorging
20. Als u de afgelopen drie jaar van baan bent veranderd, hoe bent u dan op uw huidige plek terecht gekomen? via uw eigen netwerk u bent gevraagd via een advertentie in dag- of weekblad via de website van de zorginstelling via de website van de VGVZ via een open sollicitatie 21. Vindt u het belangrijk dat het huidige aandeel van katholieke geestelijke verzorgers binnen de totale geestelijke verzorging gehandhaafd blijft? ja, want het doet het meeste recht aan de maatschappelijke verhoudingen ja, want ondanks het afnemend aantal katholieken, hebben katholieke gv’ers veel te bieden nee, want het onderscheid naar levensbeschouwing is maatschappelijk achterhaald nee, want het onderscheid naar levensbeschouwing is voor mij persoonlijk achterhaald 22. Zo ja, vindt u het de taak van de katholieke sectorraad zich sterk te maken voor het op peil houden van het aandeel van katholieke geestelijke verzorging? ja, dat is een taak voor de katholieke sectorraad nee, het is de taak van het algemeen bestuur van de VGVZ nee, dat is een zaak van de instellingen 23. De katholieke sectorraad zou in dit kader de volgende stappen kunnen ondernemen. Hoe kijkt u daar tegenaan? a. b. c.
d. e. f. g.
h.
contact leggen met theologische opleidingen om de beroepsmogelijkheid van geestelijke verzorging beter over het voetlicht te krijgen zinvol niet zinvol stagemogelijkheden vergroten in instellingen zinvol niet zinvol participatie in wetenschappelijk onderzoek over ons vakgebied zinvol niet zinvol bij instellingen het belang van katholieke geestelijke verzorging bepleiten zinvol niet zinvol bij bisdommen het belang van katholieke geestelijke verzorging bepleiten in hun personeelsbeleid zinvol niet zinvol onderzoeken hoe de mogelijkheden van zij-instromers te vergroten zinvol niet zinvol een actief p.r.-beleid van de katholieke sectorraad zinvol niet zinvol anders, nl ………………………………………………………………………………..
22
24. Wat weegt voor u zwaarder, professionaliteit of ambtelijkheid?
professionaliteit ambtelijkheid ze horen onlosmakelijk bij elkaar
25. Hoe kijkt u aan tegen de toekomst van de levensbeschouwelijke sectoren binnen de VGVZ? zij zullen geleidelijk verdwijnen zij zullen van waarde blijven zij zullen aan belang winnen 26. In het Tijdschrift Geestelijke Verzorging wordt er regelmatig geschreven over de levensbeschouwelijke identiteit van de geestelijk verzorging. Volgt u deze discussie? ja, want ik vind het onderwerp zeer belangrijk ja, maar het onderwerp laat me koud nee, want het onderwerp interesseert me niet nee, ik lees het TGV niet 27. Vindt u dat de katholieke sectorraad zich actief in de discussie moet mengen? ja, het onderwerp heeft prioriteit ja, maar het onderwerp is niet zo belangrijk nee, want het standpunt van de VGVZ is toch helder nee, want het is een achterhoedegevecht 28. Vindt u dat een lid van de VGVZ noodzakelijkerwijs ook lid moet zijn van één van de levensbeschouwelijke sectoren? ja, dat is een goede zaak nee, dat is geen goede zaak dat kan ik niet overzien 29. Hoe omschrijft u uw positie in uw kerk?
ik sta midden in mijn kerk ik bevind mij in de voorhoede van mijn kerk ik bevind mij in de achterhoede van mijn kerk gevoelsmatig bevind ik mij buiten mijn kerk
30. Hoe is uw band met uw bisschop?
warm zakelijk afstandelijk koud welke band? we hebben elkaar nooit ontmoet
ja, voor mij als persoon en voor mijn werk ja, maar alleen voor mij persoonlijk ja, maar alleen voor mijn werk nee, niet voor mij als persoon noch voor mijn werk
31. Is een goede band met uw bisschop voor u van belang?
32. Hoe reageert u als bisschoppen regels uitvaardigen t.a.v. pastoraat en liturgie? daar luister en handel ik naar ik luister ernaar en handel naar bevind van zaken ik trek mij niets aan van deze regels 33. Neemt u deel aan kerkelijk overleg in uw regio?
ja, vanzelfsprekend ja, als het zo uitkomt nee, want ik word niet uitgenodigd nee, dergelijk overleg interesseert me niet
34. Voelt u zich vertegenwoordiger van uw kerk in de instelling waarin u werkt? ja, ik ben vóór alles ambtsdrager van mijn kerk ja, maar alleen in die situaties waarin ik daar pastoraal op wordt aangesproken ja, maar ik schaam me er soms wel voor nee, ik distantieer me zoveel mogelijk van mijn kerk nee, het speelt in mijn werk nauwelijks 35. Vindt u het van belang dat het sectorbestuur contact onderhoudt met de o.k. en r.k. kerk? ja, contact is onontbeerlijk voor alle partijen ja, maar alleen als ons belang gediend wordt ja, zolang het contact niet verder gaat dan beleefde uitwisseling kan de sectorraad er niet omheen ja, zolang de bisschoppen zich niet met de inhoud van ons werk bemoeien nee, er valt voor ons in zo’n contact niets te winnen
23
36. Zo ja, wat zou dan aan de orde moeten komen in het contact van de sectorraad met de o.k. en r.k. kerk? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… 37. Op dit moment zijn Prof. F. Vosman en Prof. A. Baart bezig met de opzet van een groot onderzoek naar de ethische aspecten (in brede zin) van het werk van de geestelijk verzorger. Het ligt in de bedoeling om dit onderzoek te laten plaatsvinden onder katholieke en protestantse geestelijk verzorgers. Vindt u het een goede zaak dat een dergelijk onderzoek ondersteund wordt door de sectorraad en het algemeen bestuur van de VGVZ? ja, dat vind ik een goede zaak en heb belangstelling voor de uitkomsten van het onderzoek ja, maar mij persoonlijk interesseert het niet ik vind het geen goede zaak 38. Is ethiek onderdeel van uw functieomschrijving?
39. Speelt de ethische dimensie een rol in uw werk?
ja nee
ja, een grote rol ja, een kleine rol nee, geen rol
ja nee
40. Heeft u behoefte aan meer ethische toerusting?
41. De afgelopen jaren heeft de sectorraad zich speciaal beziggehouden met de spiritualiteit van de geestelijk verzorger. Deze aandacht resulteerde onder andere in de gespreksnotitie: de spiritualiteit van de geestelijk verzorger in de zorginstelling (januari 2003). Hoe is uw reactie op het verschijnen van deze notitie? ik vond het een goed initiatief het had voor mij niet gehoeven ik vind het geen zaak voor de sectorraad ik heb de notitie niet ontvangen 42. Wat vindt u van de inhoud van de notitie?
43. Is de notitie nog besproken in bredere kring (team, convent)?
ik vond het een inspirerende notitie ik vond de notitie inhoudelijk niet sterk ik heb de notitie niet gelezen ja, en de notitie was behulpzaam bij een goede gedachtewisseling ja, maar de notitie leverde niet veel op nee
44. Verwacht u in de toekomst een vervolg op deze notitie van de sectorraad? ja, een vervolgnotitie is zinvol ja, maar dan in een andere vorm, nl……………………………… nee 45. De afgelopen jaren hadden de landdagen van de katholieke sector dikwijls een onderwerp dat met spiritualiteit te maken heeft. Moet dit ook opgaan voor de komende landdag van 2006? ja, de landdag is bij uitstek de dag om ons te bezig te houden met spiritualiteit ja, maar een ander onderwerp mag van mij ook het thema van de landdag is voor mij niet zo van belang; ik kom vooral om collega’s te ontmoeten nee, het wordt tijd voor een andere thematiek ik kom nooit naar de landdag 46. Sinds 2002 is de landdag van de katholieke sector niet meer jaarlijks maar tweejaarlijks, mede om zo meer ruimte te maken voor studiedagen van de werkveldraden. Wat vindt u hiervan? ik vind een tweejaarlijkse landdag voldoende ik mis de jaarlijkse landdag 47. Heeft u verder nog opmerkingen of vragen voor de katholieke sectorraad? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………
24