Nummer 99
15 Juli
DE KATHOLIEKE PERS MAANDORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE ROOMSCH-KATHOLIEKE JOURNALISTENVEREENIGING Verschijnt eiken 15en van de maand ABONNEMENTSPRIJS: f 2.50 per jaar
Verantwoordelijk R e d a c t e u r :
J. HULSMAN Star Numanstraat 12 - Groningen - Telefoon 5136
ADVERTENTIEPRIJS: f 4.— per 7,2 pagina
ONZE ACTIE VOOR DE WERKLOOZE COLLEGA'S. Onze leden zullen ongetwijfeld nieuwsgierig zijn, naar de resultaten van onzen oproep in ons vorig nummer aan al onze leden, om voor Zaterdag 23 Juni 1.1. aan collega Stolwijk mee te deelen, of men al of niet meedeed aan de steunactie voor de vorming van een fonds ten bate van noodlijdende werklooze collega's. Toen ons dagelijksch bestuur op dien Zaterdagnamiddag in het gebouw van de Volkskrant in den Bosch bijeenkwam was het ook nieuwsgierig, naar het resultaat. Laat ons dan ook maar onmiddellijk met de deur in huis vallen en mededeelen, dat het aantal weigeraars, gelukkig zoo gering was, dat ons bestuur besloot, de zaak voort te zetten en verdere pogingen in het werk te stellen, om tot de vorming van dit fonds te komen. Zeker er waren een aantal collega's, ongeveer twintig, die om verschillende redenen meenden, niet aan deze nieuwe actie te moeten deelnemen. Dit aantal is ongetwijfeld niet gering, want om verschillende redenen mochten wij verwachten, dat vrijwel alle leden bereid zouden zijn, al was het dan niet voor zich zelf, dan toch voor nun collega's een offer te brengen. Er waren er intusschen, die meenden, dat hun positie zoo moeilijk was, dat zij onmogelijk dit nieuwe offer konden brengen Er waren er ook enkelen, die wel bereid waren 50 °U van hun contributie te storten in dit fonds, maar onmogelijk de volle 100 °/o konden betalen. Deze bezwaren kan men betreuren, maar men heeft ze te eerbiedigen.
Denkt aan het gireeren van uw maandcontributie. Vraagt een formulier aan voor het automatisch gireeren. Ge zijt dan van alle soesah en zorgen af. Ge bespaart den penningmeester veel omslachtig werk. En ge helpt mee te bezuinigen op onze uitgaven. Het adres is: L. Stolwijk, Jacob Obrechtstr. 47, Amsterdam. Gironummer 13-82-51.
Het is heel gemakkelijk op een stuk papier te zeggen hoe het eigenlijk moet. Maar het bestuur zou er veel meer aan hebben indien men dan tevens den weg aangaf hoe dit mooie beginsel' practisch bereikt kan worden. Men is er toch niet van af, met te zeggen: „Daar hebben wij nu juist een bestuur voor dat dit voor ons in orde moet maken" Het bestuur heeft tot tweemaal toe, in een algemeene vergadering goed voorbereide plannen ter sprake gebracht Uitvoerig zijn verschillende mogelijkheden onder oogen gezien en tenslotte was men algemeen eenstemmig van oordeel, dat de tbans ingeslagen weg niet de meest ideëele was, maar wel de eenigs^ mogelijke, om althans iets te bereiken. En nu treft het wel merkwaardig, dat die enkele collega's, die nu met principieele bezwaren komen en op grond daarvan hun weigering om mee te werken, motiveeren, op beide vergaderingen schitterden door afwezigheid. Wij hebben intusschen nog hoop, dat zij, die om principieele redenen thans nog niet meededen, maar overigens zonder ernEr waren ook enkele collega's, die principieele bezwaren had- stige bezwaren het financieele offer konden brengen binnen den. Zij konden de extra contributieheffing wel betalen maar afzienbaren tijd alsnog bereid zullen gevonden worden, om mee zij weigerden dit, omdat zij meenden, dat de door het bestuur te helpen bouwen aan dit fonds, dat voor de toekomstige crisisingeslagen weg, principieel onjuist was en beneden de waardig- slachtoffers in ons vak zulk een groote beteekenis kan hebben In elk geval, de medewerking welke wij tot nu toe van onze heid van de katholieke journalisten, omdat dit fonds het karakleden mochten ondervinden, de vrijwel algemeene bereidheid ter kreeg van bedeeling, terwijl het hier om een recht gaat n 1 ongeveer 200 van de ruim 220 leden om het zware financieele Natuurlijk is er iets waars in dit standpunt. We hebben het offer te brengen, is voor het bestuur meer dan een voldoend zelf m ons vorig nummer niet onder stoelen en banken gestoken dat ook wij liever een wettelijke regeling zagen en nog liever dat motief om de aangevangen actie krachtig voort te zetten Natuurlijk ook buiten de kringen van onze leden. Want'zooals de katholieke pers zelf uit eigen middelen een fonds vormde waaruit katholieke journalisten, bij eventueele werkloosheid wij den vorigen keer reeds uiteengezet hebben, wij mogen na a lereerst een beroep gedaan te hebben op de katholieke dagwerden behoed voor den gang naar armenzorg bladdirecteuren, die ons inderdaad moeten helpen en steunen Maar het is heel gemakkelijk om in een brief te zeggen gij katholieke journalistenvereniging, gij moet van de katholieke Maar ook op andere katholieke voormannen en organisaties dagb addirecteuren eisenen, op grond van onze katholieke mag een beroep worden gedaan. Uit hetgeen de heer Dosker op de vergadering van de Limsociale beginselen, dat van die zijde maatregelen worden getrofburgsche Kath. Journalisten meedeelde, blijkt reeds dat de fen voor eventueele slachtoffers van de werkloosheid onder de journalisten. Maar wanneer straks in enkele gezinnen van onze directeuren sympathiek tegenover dit fonds staan, vooral nu de conegas de bittere armoede binnentreedt, omdat de vader i n - journalisten er zelf ook groote offers voor willen brengen het kath. persbedrijf overtollig geworden is, dan kunnen wij Het is een algemeen Nederlandsch katholiek belang, dat eindedaar die^nood niet lenigen, met de boodschap, dat eigenlijk, de lijk voor de materieele positie van de katholieke journalisten katholieke dagbladdirecteuren hier maar hadden moéten eens de minimum maatregelen worden getroffen zorgen. We zijn hier in Nederland trotsch op onze katholieke pers zoo zegt men. Welnu, maar van een gerechtvaardigde katholieke Dan zal men ons vragen, wat wij als organisatie gedaan hebtrotsch kan geen sprake zijn, zoolang de journalisten, de schepmaatre elen voorzTn e te treffen ten einde in deze nood te pers en bouwers van die pers, wat hun materieele positie betreft zoo goed als geheel onverzorgd zijn.
60
DE KATHOLIEKE PERS No. 99
Indien wij katholieke journalisten toonen, dat wij zelf ook bereid zijn, daarvoor zware en zelfs zeer zware offers te brengen, dan mogen wij eischen van geheel katholiek Nederland, dat ook voor dat deel van onze vaderlandsche katholieke per en een deel, dat zooals wij de vorige maal reeds zeiden, toch zeker zoo belangrijk is, als de moderne machines en moderne kantoorgebouwen, eindelijk eens behoorlijk gezorgd wordt. BETAAL UW CONTRIBUTIE PER GIRO. Wij hebben in ons vorig nummer onze leden reeds aanbevolen, om zich een gironummer aan te schaffen en dan den directeur van den Post Cheque en Girodienst te machtigen elke maand automatisch onze contributie te doen gireeren aan onzen penningmeester collega Stolwrjk. Er was reeds een enkel collega, die ons op een weinig vriendelijke wijze (dat is voor sommige menschen een soort tweede natuur geworden, al bedoelen ze het niet zoo kwaad) opmerkte, dat we dan wel eens hadden mogen beginnen met het gironummer van den penningmeester te vermelden. We hadden dit echter opzettelijk achterwege gelaten. De penningmeester zou n.1. een afzonderlijk gironummer aanvragen voor de vereeniging en zou dan trachten een gemakkelijk nummer te krijgen. We hebben dit resultaat even af willen wachten, omdat wanneer we de vorige maal een nummer publiceerden, dat deze maand weer anders was, allicht verwarring zou ontstaan. Intusschen bleek, dat een kleine vereeniging als de onze, zelfs al zouden al onze leden automatisch gireeren, voor een dergelijk extra gemakkelijk nummer, niet in aanmerking kan komen. We houden dan ook het oude bestaande gironummer 138251. Voortaan plaatsen we in elk nummer van ons orgaan, het adres van den penningmeester, met dit gironummer. En een aanmaning om de contributie maandelijks te gireeren op nummer 13-82-51. De nieuwe contributie, dus met de extra 100 % voor het nieuwe steunfonds, is ingegaan op 1 Juli j.1. Ge kunt dus nu reeds uw maatregelen treffen voor de automatische gireering. Het adres is L. J. Stolwijk, penningmeester Ned. R. K. Journalisten Vereeniging, Jacob Obrechtstraat 47, Amsterdam, Giro 13-82-51. EEN NIEUW POLITIEK WEEKBLAD. Een nieuw decentralisatiegevaar. Er is in den laatsten tijd in de katholieke pers, nog al eenig „rumor in casa" ontstaan, tengevolge van een streven in sommige kringen naar een al te sterk doorgevoerde concentratie van de katholieke pers. Waaraan inderdaad zeer groote nadeelen verbonden zijn. Maar er bestaat ook een gevaar van een al te streng doorgevoerde decentralisatie, of wat we zouden willen noemen een te sterk doorgevoerde specialisatie van de katholieke pers. Op sociaal terrein hebben we al onze eigen vakbladen. Op zuiver godsdienstig terrein hebben we in de laatste jaren een streven gekregen bij tal van parochiegeestelijken om eigen parochieblaadjes te stichten. Op het gebied van de sport hebben we ook al onze katholieke organen. Nu beginnen we ook op politiek terrein. Niet meer tevreden met het bestaande maandblad, zijn er nu plannen om te komen tot de oprichting van een politiek weekblad, dat een orgaan voor de massa zal worden en ons katholieke volk zal moeten scholen op politiek staatkundig terrein. We hebben altijd de illusie gehad, dat wanneer er nu op één terrein, de bestaande 36 katholieke dagbladen in ons vaderland
15 Juli 1934
zich afdoende van hun taak gekweten hadden, dat het dan toch wel was, bij het geven van een goede politieke voorlichting aan ons katholieke volk. Helaas, ook dit is nu weer een illusie gebleken. Ook wat de politieke voorlichting betreft, ziet thans de katholieke pers het bekend gezegde op zich toegepast: „Der Mohr hat seine Schuldigkeit getan, der Mohr kann genen". Het is intusschen voor ons zeer de vraag, of de redactie van dit politieke weekblad, hoe voortreffelijk deze ook is samengesteld, deze politieke voorlichting aan de massa beter zal kunnen geven, dan de katholieke pers het tot nu toe deed. Men zal nog heel wat moeten tobben voor men het aantal lezers bereikt, dat de katholieke pers nu bezit. Maar dit is een zaak, welke het Partijbestuur zelf moet weten. Ook over de disillusie zouden we tenslotte gemakkelijk heen stappen. Het wil ons echter voorkomen, dat hier uit deze al te groote splitsingszucht, op den duur noodzakelijk groote nadeelen moeten voortvloeien voor de katholieke pers en voor de katholieke zaak in het geheel. Aan de draagkracht, ook van ons katholieke volk, komt tenslotte toch eenmaal een einde, vooral nu de financieele weerstand, ook hier allerminst ongeschokt gebleven is. Die al te ver doorgevoerde specialisatie en decentralisatie is allerminst economisch en kost schatten geld. Dat is op den duur niet meer op te brengen. Dat nieuwe weekblad voor de katholieke staatkunde, al zal het nog zoo goedkoop zijn, zal weer geld kosten! Opnieuw zal een aanslag voor de goede zaak op de portemonnaie van de menschen gedaan moeten worden. En de middenstand zal weer moeten dokken voor advertenties voor het goede doel en ook hier zal weer concurrentie met de katholieke pers gevoerd worden. Iedere courant weet nu reeds uit ervaring, dat er velen onder haar lezers zijn, die niet dan met moeite de abonnementsgelden op kunnen brengen. En hier en daar moet terwille van de hoogere ideëele belangen, n.1. dat iedereen een katholiek blad leest, het katholieke blad tegen verminderden prijs beschikbaar v/orden gesteld. Een prijs die beneden den kostprijs ligt. Moet de spoeling nu nog weer dunder gemaakt worden? Moet er nu nog weer een nieuw katholiek blad bijkomen, alleen voor de politiek? De menschen zullen tenslotte een keuze moeten doen, met het gevolg, dat we het aantal katholieke instellingen, dat noodlijdend is, nog weer grooter maken. Laat men zich hier toch eens ernstig bezinnen, voordat men verder dezen noodlottigen weg opgaat. Er zullen misschien streken zijn in ons land, waar dit gevaar niet zoo dreigend is. Maar er zijn ook streken in ons land, waar het anders is en elke verdere concurrentie voor het plaatselijke en gewestelijke katholieke blad ernstige gevolgen kan hebben. Met dankbaarheid hebben wij geconstateerd, dat er bij het Hoogwaardig Episcopaat een sterke strooming is tegen deze verdere decentralisatie van de katholieke pers, zoodat in tal van streken geen toestemming meer gegeven wordt voor het oprichten van parochieblaadjes en andere katholieke organen en gewezen wordt op de wenschelijkheid van samenwerking met de bestaande, katholieke pers. Die richting moet het uit. Om economische, maar ook om zuiver idëeele redenen. De oprichting van een nieuw katholiek politiek weekblad, waaraan o.i. ook geen groote behoefte is, gaat daartegen in. En we zouden die katholieke collega's, die in den bekenden weiwillenden geest van de katholieke pers om alles te steunen wat het Partijbestuur voornemens is te doen, ook de oprichtingvan dit nieuwe katholieke politieke weekblad hebben toegejuichd, wel eens ernstig de vraag voor willen leggen, of zij bij
15 Juli 1934
DE KATHOLIEKE PERS No. 99
nadere en rijpere overweging ook niet moeten erkennen, dat deze weg, van steeds meer decentralisatie op het gebied van de katholieke pers, geen zeer groote nadeelen heeft? Wij zouden dan ook gaarne zien, in 't belang van de geheeie katholieke pers, dat vóór het Partijbestuur hier een definitieve beslissing nam, de katholieke pers, ook deze zijde van het vraagstuk nog eens ernstig onder de oogen zag. HET LIDMAATSCHAP VAN DEN KRING. De heer Jac. van Term zendt ons het volgend schrijven ter publicatie, dat hij gezonden heeft aan den Kring. Aan het Bestuur van den Nederlandschen Journalistenkring. Mijne Heeren Collega's. Op den 6den Nederlandschen Katholiekendag is door een der sprekers, Mgr. dr. Van Noort, deken van Amsterdam, in tegenwoordigheid van het Episcopaat verklaard, dat een wensch der Bisschoppen „niet" niet de letter maar „voorzeker" naar den geest door den katholiek als een bevel is op te vatten. In zijn openba.re toespraak heeft Z. H. Exc. de Aartsbisschop deze zienswijze uitdrukkelijk bevestigd en eraan toegevoegd, dat de Bisschoppen somwijlen om bijzondere reden aan hun bevelen den vorm van wenschen verleenen. Het is U bekend, hoe ik zoowel mondeling als schriftelijk betuigd heb: dat, zoodra mij van bevoegde zijde zou gebleken zijn, dat de „wensch" van het Episcopaat ten aanzien van een nietdeelhebben der Ned. R. K. journalisten aan de neutrale vakorganisatie als een „bevel" diende te worden verstaan, ik sonder meer daaraan gevolg zou geven. De woorden van den Aartsbisschop laten geen ruimte voor twijfel over. Ik acht mij dus verplicht mijn ontslag als lid van den N. J. K. met ingang van heden in te dienen. Maastricht, 25 Juni 1934. • JAC. VAN TERM. De betrokken passage waarvan hier sprake is luidt als volgt: „Wie geen vreemdeling is in Jerusalem kan beseffen, dat het somwijlen voor den Bisschop of voor de Bisschoppen een eisch van voorzichtigheid wezen kan — een eisch van voorzichtigheid in het belang der geheeie katholieke gemeenschap — om slechts bij uiterste noodzaak in strikt gebiedenden of verbiedenden vorm op te treden. Het is immers prijzenswaardige voorzichtigheid, zoo lang mogelijk rekening te houden met de gevoeligheden van andersdenkende landgenooten, die al te spoedig van aanmatiging of van ongepaste inmenging spreken en het is ook voorzichtig katholieken, die min of meer te goeder trouw verkeerde paden zijn ingeslagen, door mildheid van optreden de terechtwijzing minder pijnlijk te maken. Waar de ernstige katholiek beseft of vermoedt, dat om andere of dergelijke overwegingen aan den vorm van raad of vermaan de voorkeur is gegeven, zal hij dubbel reden hebben om den wensch der overheid te aanvaarden, ofschoon het ook dan nog waar blijft, waar geen echt gebod is, mag van ongehoorzaamheid in den strikten zin niet worden gesproken. Daarnaast dient echter met nadruk gezegd te worden — wat geloof ik ieder katholiek zal aanvoelen — dat het alle grenzen van voegzaamheid te buiten gaat een openlijke actie te voeren, die lijnrecht tegen een duidelijken wensch der kerkelijke overheid indruischt." Nu na deze duidelijke verklaring van Mgr. Van Noort en de adhaesiebetuiging e r ' a a n van Z. T. Excellentie Mgr. Jansen, zijn nog steeds katholieke journalisten, waaronder er zelfs verbonden aan katholieke bladen, lid van den Kring. Dit wordt voor de katholieke pers toch meer en meer beschamend. Mogen deze collega's thans spoedig het voorbeeld van collega Van Term, die terecht opmerkt, dat de in Den Bosch gesproken woorden geen ruimte voor twijfel meer openlaten, navolgen.
61
DE NIEUWE SPELLING EN DE JOURNALISTEN. De ministerraad heeft tenslotte, ondanks de motie-Tilanus, den knoop doorgehakt en definitief is nu bepaald, dat met ingang van 1 September a.s. voor geheel ons onderwijs, *) niet facultatief, maar imperatief, een belangrijke vereenvoudiging van de schrijfwijze van de Nederlandsche taal zal worden doorgevoerd. Wel niet in die mate als het aanvankelijk compromis van de commissie-Marchant deed verwachten, maar zoo heel groot is het verschil toch niet. Wat de eigenlijke spelling betreft, wordt het plan van de commissie-Marchant geheel doorgevoerd, zelfs nog iets meer. Want waar deze commissie de dubbele ee nog wilde behouden in enkele uitgangen als eelen en eeren, schrapt de ministerraad radicaal de dubbele ee, behalve dan aan het eind van een woord. Ook de oo vervalt en sch in woorden, waar deze niet meer wordt uitgesproken. Alleen in de verbuiging bij de naamvalsuitgang heeft de commissie-Marchant een concessie moeten doen en hebben de pro-ennetjes in zooverre hun zin gekregen, dat bij namen van mannelijke personen en dieren de n blijft. Over de wenschelijkheid of noodzakelijkheid van deze hervorming van onze schrijftaal, zullen wij ons hier niet uitspreken. Dat heeft trouwens ook geen doel meer. De beslissing is definitief gevallen en het gaat er nu alleen nog maar om, of wij journalisten, of de Ned. pers, zal meewerken om deze hervorming te doen slagen ja of neen. Wij hopen en verwachten, dat op 1 September zal blijken, dat deze vraag met een onvoorwaardelijk „ja" zal beantwoord worden. Omdat dan gebleken zal zijn, dat de geheeie Nederlandsche pers, hoewel de nieuwe schrijfwijze alleen voor het onderwijs wordt voorgeschreven, zich bij deze nieuwe spelling heeft aangepast. Wij hopen en verwachten dit, omdat dit voor ons onderwijs van de allergrootste beteekenis zal zijn en de pers, o.i. aan haar groote opvoedkundige taak in ons volksleven verplicht is, zich bij het onderwijs aan te passen, opdat dit voor ons volk zoo vruchtdragend mogelijk zal kunnen zijn. Van dit laatste zou echter geen sprake zijn, indien de pers door zou gaan met een andere schrijfwijze te bezigen, dan de officieele Nederlandsche, welke op onze lagere en middelbare scholen wordt geleerd. Immers er zou slechts een groote verwarring in onze schrijftaal ontstaan, indien de schoolleerlingen bij de practische taaien leesles van de dagelij ksche courant een andere spelling leerden, dan in de theorielessen op de scholen. Dat kan toch niet anders of moet tot groote verwarring leiden en aan het taalonderwijs groote schade doen. Maar nog veel erger dan voor de leerlingen van de school, zou deze tweeërlei schrijftaal zijn voor hen, die pas de lagere school hebben verlaten en dus aan hun taalonderwijs niets meer doen. Deze menschen zijn voor hun verdere oefening geheel aangewezen op, wat we zouden kunnen noemen, het aanschouwelijk onderwijs en we weten uit ervaring, hoe juist bij de schrijfwijze van de taal, het gezichtsbeeld een groote invloed kan hebben. Voor het volkskind, dat geen verder taalonderricht geniet, dan van de lagere school, zou de tegenleiding van de pers, voor zijn taalkennis funeste gevolgen kunnen hebben. Deze menschen *) De ministerraad spreekt wel alleen van de invoering van de nieuwe taalregelen voor de onderwijzersexamens en die voor het middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs. Maar natuurlijk is hier ook het lager onderwijs onder begrepen. Men kan toch bij het middelbaar onderwijs geen andere spelling leeren dan bij het lager onderwijs. Dat zou wel het summum van verwarring geven. Trouwens als de onderwijzers de nieuwe spelling moeten leeren, sluit dit in, dat zij deze ook op de school moeten onderwijzen.
62
DE KATHOLIEKE PERS No. 99
zouden na korteren of langeren tijd een wartaaltje gaan schrijven, waarin geen enkel stelsel van spelling nog te ontcijferen zou zijn. Dat zal natuurlijk in sommige gevallen nog wel gebeuren, ook al trekt de pers en de school één lijn. Maar het zal ongetwijfeld veel erger zijn, als krant en school tegen elkander ingaan. Dan zal men er heelemaal geen touw meer aan vast kunnen knoopen. In het belang van ons onderwijs, in het belang van een zoo zuiver mogelijke taalkennis van ons volk, is het daarom van het allergrootste belang, dat de pers zich zoo spoedig mogelijk aanpast aan de thans ingevoerde nieuwe schrijfwijze voor de Nederlandsche taal. Toen de strijd gestreden werd, of al of niet onze schrijftaal moest hervormd worden, hebben de journalistenorganisaties o.i. zich op het juiste standpunt gesteld, zich daarin niet te mengen. Nu de kogel door de kerk is en een oplossing is verkregen, waar o.i. beide partijen zich mee kunnen vereenigen, hopen we, dat de Ned. Dagbladpers, zoowel de directeuren als de journalisten, zich zullen uitspreken voor een algeheele aanpassing aan de nieuwe spelling. En dat alle bladen zich daarbij zullen aansluiten. Omdat o.i. het tegenovergestelde, allerminst zou zijn in het waarachtig belang van ons volk! EEN VACANTIE VOOR JOURNALISTEN. Wij bevinden ons thans weer midden in den vaeantietrjd. Maar helaas is ook dit deel van de rechtspositie van de Ned. Katholieke journalisten nog altijd slecht geregeld. Terwijl wanneer er toch een bedrijf is, waar een behoorlijke en eenigszins langdurige vacantie een dringende eisch was, zoowel voor de journalisten als voor het bedrijf zelf, het ons vak is met zijn vaak zenuwsïoopende haast en spanning en zijn weinig vrije avonden en zelfs vrije Zondagen. Een vacantie van veertien dagen, zooals helaas nog bij vele couranten — enkele gunstige uitzonderingen daargelaten — gegeven wordt, is veel en veel te weinig. Reeds in 1915 werd door ons bestuur een commissie benoemd voor een behoorlijke vacantieregeling, waarvan pastoor Donders het voorzitterschap bekleed heeft en de heeren Aleven en van den Broek de leden waren. De commissie ontwierp een rapport waarin voor de gewone redacteuren een minimum vacantie werd gevraagd van drie weken en voor de chef-redacteuren vier weken. De arbeidsovereenkomst, door den pas afgetreden minister Verschuur voor de journalisten ontworpen, vroeg ook in art. 5 een minimum vacantie voor journalisten van drie weken. Nu, zoovele jaren later, wachten we nog steeds op deze minimum vacantieregeling. In 1932 hebben wij, toen de Directeuren, het ontwerp arbeidscontract met de journalisten gesloten, in beginsel hadden aanvaard, opnieuw een poging gedaan om eindelijk eens een behoorlijke vacantieregeling te krijgen, want in dit arbeidscontract was ook de vacantie geregeld. Het resultaat was ook toen weer gering. We kregen heel vriendelijke antwoorden en ernstige overwegingen van ons verzoek toegezegd, maar daar bleef het ook bij. Bij verreweg de meeste katholieke bladen voldoet de vacantieregeling dan ook nog steeds niet aan minimum eisenen. Op de wenschelijkheid van een behoorlijke vacantie vestigt collega Arts in de „N. Tilb. Crt." van 7 Juli j.1. nog weer eens de aandacht en wel naar aanleiding van een artikel van den Pranschen journalist Abel Hermant, lid van de Academie Francaise die in zijn kroniek in Le Figaro, over „Philosophie d'été" waarin deze collega enkele oorspronkelijke en zeer mooie gedachten schreef over de noodzakelijkheid van een behoorlijke vacantie voor journalisten.
15 Juli 1934
Collega Hermant schrijft n.1. het volgende: „De zomer voor de kinderen de vacantie; voor de naaktloopers de gezegende tijd van de vertooning in de zon; voor hen die naar het land zijn teruggekeerd eenvoudig de tijd van den oogst; voor de journalisten, het seizoen der algemeene gedachten." De intellectueele lezer, voor zoover hij geen journalist is, en dus vacantie neemt — Hermant dixit — heeft reeds lang begrepen, dat het ons om het laatste, de oorspronkelijke gedachte, te doen was. De zomer, de tijd der algemeene denkbeelden voor den journalist. Want ,de actualiteit, die hun dagelijksche brood is, gelijk de Goncourts gezegd hebben dat de oudheid dat is van de professoren, de actualiteit komt hun plotseling te ontvallen, wat kunnen zij dan anders doen dan zich wenden naar het nietactueele? Het niet- actueele is ongeveer hetzelfde als het eeuwige; ten minste de algemeene denkbeelden zijn tegelijk eeuwig en nietactueel. Zij, die gedurende negen maanden in het jaar slechts belangstellen in dat wat voorbij gaat, bemerken in eens de waarde van datgene wat niet voorbijgaat" Wij weten niet, aldus Dr. Arts, of Hermant bedoelt te zeggen, dat er journalisten zijn, die drie maanden vacantie krijgen of wel dat er zijn die negen maanden lang alleen maar hebben gedacht „aan personen en dingen waar morgen niemand meer over spreken zal" maar hij komt ongewild in het vaarwater van hen, die meenen, dat de katholieke journalist wel geen drie maanden vacantie maar dan toch meer tijd moet hebben om zich aan gedachten te wijden, die niet voorbijgaand zijn maar van blijvende waarde. Het is, aldus, een weinig groot omschreven, maar bedoeld is, dat hij minder overbelast moet zijn, wil hij geregeld de aandacht aan hoogere waarden kunnen schenken, die uit den aard der zaak de vluchtigheid van het actueele niet kunnen verdragen. De critici over het „te veel politiek" van de katholieke pers, mochten dat wel eens bedenken. In het kernachtige schrijven van kardinaal Pacelli aan den president der sociale werken in Frankrijk, mijnheer Eugene Duthoit, zegt de pauselijke staatssecretaris, dat de sociale orde zonder de sociale liefde niet bestaan kan, en dat de sociale rechtvaardigheid en de sociale liefde deugden zijn, die niet in eenmaal geleerd, maar resultaat van christelijke opvoeding der volken moeten zijn. Men gevoelt dat voor de verspreiding dezer eeuwige en algemeene denkbeelden de pers een grooten invloed heeft en de katholieke journalist dus een omvangrijke taak. Men zal nu begrijpen wat v/ij bedoelen, wanneer v/ij de aandacht vragen voor het pakkend woord van Hermant, over den zomertijd, die den journalist de gelegenheid geeft zich van het actueele — Hitler, Stavisky en dergelijke dingen of de crisiscentrale en de bollenregeling — af te wenden naar het nietactueele, waardoor de ware volksopvoeding moet worden gediend. Minder overbelasting dus, en dit zal geenszins identiek zijn met lanterfantertijd, zelfs niet in de vacantie, maar wel meer concentratie en werklust of rustig werk. Aldus het o.i. zeer juist commentair van Dr. Arts. WIJ, BEUNHAZEN. Met belangstelling en gedeeltelijke instemming ben ik begonnen het artikel van „een jong collega" in het vorig nummer van het orgaan te lezen. Met belangstelling en instemming, zeg ik, omdat ik zoo goed als alle moeilijkheden, welke de schrijver in zijn „ontboezeming in mineurtoon" opsomt, heb ontmoet en (met vermoedelijk nog minder succes dan hij) heb getracht te
15 Juli 1934
DE KATHOLIEKE PERS No. 99
overwinnen. Mijn instemming met zijn klacht verdiende echter nog slechts het predicaat „gedeeltelijk", toen ik gevorderd was tot het gedeelte, waar hij zich, mijn hemel, afvraagt, of ons vak dan alleen geschikt is voor half of heel mislukte intellectueelen. Dit laatste, en vooral het naschrift der redactie, doet mij thans het reeds zoo dikwijls gerezen gevoel van weerzin tot uiting brengen, nu men zich voor de zooveelste maal richt tegen hen, die beunhazen (waartoe ook ik behoor, och arme), die elders hun roeping hebben gemist en dan maar een onderdak gaan zoeken in de journalistiek, waardoor zij de bona-fide kath. journalisten, die „jonge mannen met werkelijk journalistieke gaven en aangeboren liefde, voor het mooie vak" hun kans op een glorievolle toekomst ontnemen. Dit telkens terugkeerende verwijt is mij ook telkens weer als een overdrijving (in mineurtoon?) voorgekomen; het heeft zelfs bij mij de indruk gewekt, dat men, nu de malaise ook ons vak te pakken heeft, een zwart schaap heeft gezocht en gevonden. Overdrijving? Ja, waarachtig. Moet men hier immers niet een goed onderscheid weten te maken? Er bestaan mislukte onderwijzers en seminaristen, die met schoone en goede „journalistieke gaven" begenadigd zijn en er bestaan er, die die gaven niet bezitten. Wat deze laatsten betreft, geloof ik toch niet, dat hoofdredacteuren gewoon zijn om de belangen van hun blad en van hun vak op zij te schuiven om een soort liefdadigheid te gaan beoefenen (?) Heeft zoo een onbegenadigde „mislukkeling" misschien een plaatsje verworven, waar hij genoemde belangen weinig kan schaden, dan zal hij toch in de meeste gevallen die plaats niet langer innemen, dan totdat hij bekomen is van de schok, die iedere mislukkeling met zijn mislukking meekrijgt. Om daarna in een andere levensrichting te verdwijnen. Doet hij dit laatste niet, dan verlangt hij waarschijnlijk niet meer dan met rust gelaten te woorden. En men zij dan zoo menschlievend hem dat kleine beetje te laten. Oververzadigd als „jonge collega's" zijn van het gezeur over „blij zijn met wat je hebt", stellen zij op dergelijke posities immers geen prijs. Zonder zichzelf te schaden (als men dat absoluut wenscht te voorkomen) kan men in ieder geval de betiteling „beunhazen" achterwege laten. „Wat de begenadigde „mislukkelingen" betreft bestaat er heelemaal geen aanleiding tot eenig verwijt. Hebben zij niet evenveel recht op een goede journalistieke loopbaan, ook al bewegen zij zich niet van het begin af in die richting? Is mijn weerzin dus niet begrijpelijk? Wat wil men dan eigenlijk? Men moet waarachtig niet denken, dat wij, beunhazen (als strijdnaam lijkt het woord mij toch werkelijk niet slecht) bedelaars wenschen te zijn; wij vragen toch waarempel geen liefdadigheid, ook al zijn wij niet zoo begenadigd, dat een liefde voor het mooie vak ons aangeboren is! Wij wenschen niet, dat men de markt door mislukte intellectueelen laat bederven! Wij vragen slechts, dat men ons de kans geeft om te voorkomen, dat door een tweede mislukking ons heele leven een mislukking wordt. Wij vragen in de journalistiek slechts dezelfde kans als zij, die nog niet op een of ander gebied mislukt zijn. Omdat wij niet inzien, dat een mislukt onderwijzer of een mislukt seminarist noodzakelijk een mislukt intellectueel moet zijn. Tenslotte zouden wij allen, ongetwijfeld, met veel belangstelling vernemen, welke de verschijnselen zijn, die ons vertellen, dat wij werkelijke journalistieke gaven bezitten en dat een liefde voor het mooi vak ons aangeboren is. Het zou onze taak, een tweede mislukking te voorkomen, zeer vergemakkelijken. Verder wil ik mrjn „jong collega" troosten met de mededeeling, dat, als wij dan werkelijk door onze pogingen om den journalistieken hemel binnen te dringen het vak zouden bederven, men het ons drommels moeilijk maakt. EEN ANDER JONG COLLEGA.
63
EEN JOURNALISTIEK INCIDENT. Het kost den hoofdredacteur zijn betrekking. De pas benoemde hoofdredacteur van het „Utrechtsch Dagblad" Dr. van Mourik-Broekman is het slachtoffer geworden van het snelle tempo, waaronder journalisten soms moeten werken en dat ditmaal voor dezen „homo novus" in het vak, noodlottig is geworden. Op Dinsdag 3 Juli omstreeks 3.15 uur n.m. kwam ook op het U. D. het sensationeele Belinfante „dringend" telegram, dat de simpele woorden bevatte: „Prins Hendrik is hedenmiddag overleden". Om half vijf verscheen de stadseditie van het U. D. en de nieuwe hoofdredacteur wilde zoo actueel mogelijk zijn en nog voor deze stadseditie, een hoofdartikel schrijven over dit zoo belangrijk gebeuren. En in deze eerste opwelling heeft hij een artikel geschreven over den overleden Prins, dat inderdaad weinig gelukkig was. Na de woorden van deelneming aan het adres van H. M. de Koningin en de Prinses merkte de schrijver op, dat de lijkbaar van dezen koninklijken doode, anders dan bij de KoninginRegentes, een niet uit hoogachting en liefde geboren rouw onder ons volk opwekt en dat het oneerlijk zou zijn het anders voor te stellen. Voorts werd op de persoonlijkheid en wijze van leven van den Prins aanmerking gemaakt. O.m. werd opgemerkt dat de bij zijn huwelijk gekoesterde verwachtingen en hoop niet in vervulling gegaan zijn en dat het nooit gekomen is tot een werkelijke toenadering tusschen hem en het Nederlandsche volk. Dit artikel van het deftige liberale blad, dat juist onder zijn vorigen hoofdredacteur Dr. Ritter zoo gezien was in de liberale nationalistische kringen van ons land, heeft groote verontwaardiging gewekt. Wat inderdaad ook niet geheel onbegrijpelijk is. De burgemeester heeft een scherpen brief van protest geschreven en tal van vooraanstaande personen (meer dan 100) hebben onmiddellijk hun abonnement opgezegd. Het bewuste artikel is niet meer in de andere edities verschenen en den volgenden dag heeft de heer Mourik-Broekman geschreven, dat hij bij het later nalezen van zijn artikel, het schrijven er van heeft betreurd. Het was toen echter te laat. Hij bood den lezers zijn excuus voor dit artikel aan. Dit excuus heeft echter den storm niet kunnen bezweren. Nog Donderdagavond had een extra vergadering van commissarissen plaats en in die vergadering heeft de heer Mourik-Broekman zijn ontslag aangeboden, dat onmiddellijk met ingang van den volgenden dag is verleend. Voor den heer Mourik-Broekman, die twee maanden te voren zijn ambt als voorganger van de vrijzinnige gemeente te Breda, na lange aarzeling, zooals hij toen schreef had neergelegd, om naar de journalistiek over te gaan, is dit nieuwe ambt wel een disillusie geworden. Dit geval leert echter opnieuw, dat het niet juist is, dat iedere overigens knappe publicist, ook in staat is, om aan den practischen eisen van de journalistiek te voldoen. Intussehen gevoelen wij journalisten, die hier veel weten en dus ook veel vergeven kunnen, wellicht meer dan anderen — de outsiders — de tragiek van dit geval.
it de Vereeniging E. K. JOURNALISTENVEREENIGING „NOORD-HOLLAND". De R. K. Journalistenvereeniging „Zuid-Holland" hield een zeer succesvolle vergadering op Zaterdag 26 Mei in hotel „Polen" te Amsterdam, onder leiding van collega Van Lamsweerde. Na enkele huishoudelijke besprekingen hield mr. G. C. J. I. Kropman, wethouder van Amsterdam, een hoogstaande, gedocumenteerde rede over „De groote gemeente en de crisis".
64
DE KATHOLIEKE PERS No. 99
De hoofdstad tot voorbeeld nemend, schilderde spreker allereerst in groote lijnen den historischen groei der stad om daarna te komen tot een uiteenzetting van de godsdienstige, sociale, economische en politieke positie der stad Amsterdam. Het getal godsdienstloozen beweegt zich daar tusschen een vierde en een derde der bevolking. Dit is een bedenkelijke toename, die echter hoofdzakelijk ten koste der protestanten zich voltrok. Echter het feit, dat, waar de bevolking zich vanuit de binnenstad meer in de buitenwijken ging vestigen, de katholieke centra (parochiekerken en pastorieën) zich niet gelijkelijk verplaatsten noemde mr. Kropman een tekort der katholieken. In Amsterdam vindt vervolgens een tiende deel der bevolking zijn bestaan in het bestuursapparaat der stad. Mr. Kropman noemde dit, vooral in verband met eventueele loonsverlaging — die de koopkracht vermindert — van groote beteekenis. Door de crisis kwam Amsterdam voor groote uitgaven te staan. (Aan werkloozensteun en armenzorg f 500.000 per week). Het rijk dat slechts voor crisis-werkloozen steunt, droeg in deze uitgaven maar matig bij. Naast crisisuitgaven kwamen crisisverliezen o.m. verminderde belastingopbrengst. De groote stad zal zich door de crisis bij een lager levensniveau moeten aanpassen. Deze daling echter dient met beleid te gebeuren, wat door de groote politieke schakeering der bevolking wordt bemoeilijkt. Het is in dezen tijd, nu ook de groote gemeenten aan rijkssteun zoo'n groote behoefte hebben zeer de vraag of de autonomie der gemeenten behouden kan blijven. Verwijzende naar prof. Struycken, betoogde mr. Kropman, dat de gemeenten echter zelfstandige corporaties dienen te blijven en slechts de raad is het hoofd der gemeente. Controle op het beleid is noodig, maar mr. Kropman vroeg zich af, of 't wel juist is, dat de groote steden, die o.a. een zeer eigenaardig economisch beeld vormen, gecontroleerd worden op hun bestuursbeleid, door een college, dat door de provincie wordt afgevaardigd. De vraag rijst: waar blijft de waarborg' der deskundigheid? Wat de positie der groote stad betreft, veel hangt, aldus mr. Kropman, af van de bevolking en haar politieke bedrijvigheid waardoor ze op het stadsbestuur grooten invloed heeft. Een objectieve voorlichting der bevolking in de moeilijkheden der groote gemeenten acht spreker noodzakelijk te doen door alle leidende kringen.
HET OVERLIJDEN VAN PRINS HENDRIK. Telegram van de Kath. Journalisten Vereeniging. Onmiddellijk na het bekend worden van het zoo plotseling en tragisch overlijden van Z. K. H. Prins Hendrik is door het bestuur het volgend telegram gezonden: Aan H. M. de Koningin der Nederlanden. Diep onder den indruk van het plotseling en tragisch overlijden van Z. K H. den Prins Gemaal geven wij Uwe Majesteit en H. K. H. de Prinses eerbiedig de verzekering van onze meest hartelijke deelneming in dit voor Uwe Majesteit en land en volk zoo smartelijk verlies. Moge God Uwe Majesteit en de Prinses bij dit zoo smartelijk verlies steunen en verlichten. Namens R. K. Ned. Journalisten Vereeniging: VESTERS, voorzitter. HULSMAN, secretaris. Door collega Bon is namens ons bestuur het register van rouwbeklag in het paleis geteekend, terwijl tevens door ons bestuur een bloemstuk bij de baar is neergelegd.
15 Juli 1934 ADRESWIJZIGINGEN..
Stef Kleyn, Red. „Limb. Koerier". Nieuw adres: Marktstraat 17e, Maastricht. N. E. J. Krispyn, Dagbladcorrespondent. Nieuw adres: Bornerbroekscheweg 220, Almelo. F. Cnossen, Rotterdam. Nieuw adres: Van Zuylen van Nysveldstraat 146, Wassenaar. W. v. Eyck, journalist. Stryfschestraat 170. Nieuw adres: Lod. Napoleonplein 12, Eindhoven. J. D. Th. Wilbrink, Doezumlaan 35a, Rotterdam. Nieuw adres: Berglaan 88, Hilligersberg. NIEUW LID. Th. van Dartel, Guido Gezellestraat 37, Eindhoven, Redacteur van de Eindhovensche en Meyerijsche Courant. Voorgedragen door de heeren H. van Rythoven te Tilburg en W. v. Eyck, Eindhoven. BRABANTSCHE R. K. JOURNALISTENKRING. Zaterdag 7 Juli kwam de Brabantsche R. K. Journalistenkring in een der zalen van de „Tentoonstelling Stad Tilburg 1934" bijeen. Aanwezig waren de spreker, dr. H. W. E. Moller, de bestuursleden Jan Bruna (De Morgen), Harry van Rijthoven (Nieuwsblad van het Zuiden), Wim van Eyck (De Nieuwe Dag), Willem van der Velden (Dagblad van Noordbrabant), de leden van Dartel (Eindh. en Meierijsche Crt.), R. Emich (Nieuwsblad van het Zuiden), Ganzeboom (Nieuwe Tilburgsche Crt.), W. Oltheten (Nieuwsblad van het Zuiden), benevens als gast de dames G. Merks en J. Smulders (Nieuwe Tilburgsche Crt.) en de heer H. Bresser. Bericht van verhindering was ingekomen van J. B. Vesters, Willem Boelaars (Dagblad van Noordbrabant), F. Knepflé (Echo van het Zuiden), J. Schuurs (De Zeeuwsche Koerier), A. Veraart (Dagblad van Noordbrabant), J. Wasser (De Morgen) en J. Zwetsloot (De Gelderlander). Nadat op het zonnige attractie-terrein een koel hoekje was gevonden verkreeg dr. Moller het woord, die in een uitvoerige causerie het spellingsvraagstuk uiteenzette. Het was een genot het glashelder betoog van den geleerden taalkundige te volgen. Wie nog eenigszins twijfelde aan de noodzakelijkheid van het invoeren eener nieuwe spelling werd daarvan volkomen overrtuigd. Na deze causerie, welke door een dankbaar applaus werd gevolgd, bleef men nog geruimen tijd gezellig bijeen. Dr. Moller had daarbij alle gelegenheid om tal van interessante en leerzame ervaringen te verhalen uit zijn loopbaan als leeraar, kamerlid en wethouder. Het was te betreuren, dat zoo weinig collega's van deze gelegenheid om dr. Moller over taal en spelling te hooren spreken, gebruik konden maken. De afwezigen hebben heel veel gemist. Het spreekt van zelf, dat er na afloop van deze bijeenkomst in het Tilburgsche Venetië gelegenheid te over was, om nog enkele uurtjes aangenaam door te brengen. DE KRING LIMBURG. De zomerbijeenkomst werd gehouden op Zaterdag 30 Juni j.1. in hotel „Modern" te Sittard. Bijna alle kollega's hadden aan den oproep gevolg gegeven. De voorzitter, de heer J. Thomassen te Roermond, leidde de besprekingen in over het in de landelijke organisatie gevormde steunfonds. Vertrouwd werd, dat in dit fonds ruimschoots zou worden bijgedragen. De heer C. Dosker, bestuurslid van de Kath. Ned. Dagbladpers, gaf te verstaan, dat de direkteuren met de steunbeweging sympathiseeren, juist omdat ze te danken is aan
15 Juli 1934
DE KATHOLIEKE PERS No. 99
het initiatief van de journalisten zelf. Uit den kring der leden kwam menige goede gedachte omtrent het fonds naar voren. Weinig heil werd verwacht van den steun door particulieren. Bovendien meende men, dat niet de indruk van bedelaars mag worden gewekt. Opgemerkt werd, dat het aantal bona fide journalisten kleiner kon zijn, wanneer aan sommige bladen de taak kon worden overgenomen van korrespondenten, die nu soms een goed inkomen verdienen. De voorzitter hoopte, dat via de kwitantie van den penningmeester zooveel mogelijk zal worden gesteund. Intusschen zal het bestuur deze zaak nog eens nagaan. Nieuwe pogingen zullen worden in het werk gesteld, om te komen tot invoering van een perspenning, geldig voor de heele provincie. De voorzitter richtte dan het woord tot den scheidenden sekretaris-penningmeester, den heer A. L. G. M. van Oorschot te Kerkrade, hem dankende voor hetgeen hij heeft gedaan in het belang van vereeniging, orgaan en kring. Tot bestuurslid werd gekozen de heer H. Bressers, redakteur van „De Nieuwe Koerier" te Roermond. In het bestuur zelf zal de nieuwe sekretaris-penningmeester worden aangewezen. Er werden nog verschillende zaken van journalistieken aard besproken, waarbij het verlangen werd geuit, meermalen bijeen te komen, afwisselend in plaatsen, waar de Limb, dagbladen zijn gevestigd. De eerstvolgende vergadering, in het najaar, zal worden gehouden te Venlo. Ook nu was aan de samenkomst een kleine excursie verbonden; daarbij trad burgemeester Coenders, eerelid van den Kring, uitstekend als gids en als gastheer op. Aan het slot van den dag was een maaltijd bereid, waarbij het Gemeentebestuur gelegenheid vond, te wijzen op den beteekenenden groei van Sittard. Midden in de aangename besprekingen kwamen de sensationeele telegrammen uit Duitschland binnen. Omdat nu de dienst riep, moest de tafel, helaas, ontijdig vroeg worden opgeheven. VAN OORSCHOT.
65
van de geweldige hedendaagsche macht die „Pers" genoemd wordt. Terwijl hij zich in Gallië bevond, bemerkte Julius Cesar hoezeer de aan Rome onderworpen volkeren nieuwsgierig waren om iets te vernemen van de groote stad, die de wereld overheerschte; zij hielden de voorbijtrekkende reizigers aan om hen te ondervragen en om eenig nieuws over Rome te vernemen. De eerste vorm van censuur. Julius Cesar vaardigde toen een besluit uit, waarbij het aan de burgers verboden werd om nieuws te verspreiden zonder dit eerst aan de magistraten te hebben bekend gemaakt. Toen hij aan de macht kwam, zorgde hij er voor dat de „Acta" ook berichten bevatten van verschillenden aard en hij gaf order dat de publicaties op regelmatige wijze zouden geschieden. De eerste journalisten.
Aan zeer bekwame burgers de „scriba" (schrijvers) genaamd, werd opdracht gegeven om teksten samen te stellen en te laten overschrijven. De afschriften werden dan in Rome en in de provincies verspreid. Het oorspronkelijk stuk werd als geschiedkundig document in de staatsarchieven bewaard. Julius Cesar liet ook de „Acta Senatus" publiceeren door middel van aanplakbiljetten, zij bepaalden zich niet er toe de uitslagen der zittingen mee te deelen, maar kort en duidelijk bevatten zij ook de debatten, de incidenten enz. Dit alles had plaats ongeveer 59 jaar vóór Christus. Zooals men ziet, kan men den overwinnaar der Galliërs beschouwen als den stichter van de dagbladpers. Wat het blad betreft, dat de Fascistische Federatie van Rome thans laat verschijnen en op de muren van de kleine provinciestadjes laat aanplakken, is het zeker dat zij, die deze gedachte hebben verwezenlij ks, geïnspireerd werden door de Romeinsche traditie. Het is een groot blad, dat in korte trekken de voornaamste gebeurtenissen vermeldt, die buitenmenschen belang kunnen inboezemen. Zij vinden er ook waarschuwingen en aanmoedigingen in opgenomen. Een voorbeeld: men leest er o.a.: „Landbouwers, vroeger, toen gij veel kinderen had, kont gij zorgen hebben. Thans bouwt het Fascisme, dat U liever met veel kinderen ziet dan met weinig, landhuizen voor U, het geeft U grond om te bebouwen opdat de prachtige gezinnen van het DE GESCHIEDENIS DER DAGBLADPERS. platteland een gezonde woning houden hebben en zooveel brood Een modern fooerenMad. als zij wenschen." De K. W. P. meldt: Een ander nummer bevat slagwoorden als deze: „Vrouwen De Fascistische Federatie van Rome heeft onlangs een initia- en vee uit eigen land". Er wordt ook een'raad gegeven aan de tief genomen, dat nog eens te meer bewijst hoezeer de Italiaan- soldaten, die na beëindiging van hun dienst naar het land sche Regeering haar volle aandacht schenkt aan hetgeen de terugkeeren, om niet meer te denken aan de meisjes met de boeren interesseert. Eiken Zondag laat zij in de dorpen een dag- geverfde lippen, die de modegrillen volgen. Gij, zoo staat er in blad verschijnen dat het formaat heeft van een groot aanplak- het aanplakbiljet te lezen, hebt een meisje uit eigen land noodig, biljet en dat op de muren wordt bevestigd. Des Zondags hebben dat U gezonde kinderen kan geven, die later nuttige dienaars de bewoners van den buiten dus een kosteloos dagblad te hun- van het land zullen worden. ner beschikking, dat zij op den hoek van de straat kunnen lezen, Elk aanplakbiljet bevat landbouwnieuws, politieke gebeurteop een plein, in de zon, in de open lucht. nissen, uitspraken van den Duce, waaruit blijkt hoeveel waarde Deze nieuwe maatregel is van groot belang, wanneer men hij steeds aan den landbouw heeft gehecht, die, dank zij de nagaat, dat zrj in verband staat met een gebruik uit een glorie- regeering, in Italië een steeds belangrijker rol gaat vervullen. vollen tijd. Inderdaad hadden de Romeinen reeds in de grijze oudheid de gewoonte om de besluiten van den Senaat aan te JOURNALISTEN BIJ DEN H. VADER. plakken, evenals de voorschriften van de Praetoren. Al naar de De taak van de pers. belangrijkheid van de besluiten werden zij gegraveerd op ivoor, koper of hout. Vervolgens werden zoo ook de „Acta Diurna" of De H. Vader heeft de Romeinsche journalisten in de Sala „Acte Populi" en ook de „Acta Urbana" medegedeeld en ten- Ducale in speciale audiëntie ontvangen. Alvorens zich naar het slotte de „Diurmalia". Het is waarschijnlijk dat ook het Fransche Apostolisch Paleis te begeven waren allen bijeengekomen in den woord „Journal" hiervan afkomstig is. St. Pieter om de H. Mis bij te wonen die door hun collega In hetzelfde tijdperk werd begonnen de „Acta Senatus" op te Mgr. Pucci, aan het altaar van het H. Sacrament werd geceleschrijven, waarin de handelingen van den Senaat en de bespre- breerd. Nadat de journalisten waren voorgesteld door Dr. Mazkingen van dit parlement voorkwamen. Julius Cesar wijzigde zini, den Directeur van de „Awenire d'Italia" en door Comm. deze „Acta" zoodanig, dat zij aanleiding gaven tot de geboorte Vignoli, den President der Journalistenvereeniging, hield de
Journalistiek Nieuws
• — e * * — a « — i m u i l ui
uiwuMiiMiiiinii im»i rut IIT ITW UI »H WIMMHHWI
i I I I I O « M ™ B » M I I min •üanuw.Tiiwiiiiii
66
DE KATHOLIEKE PERS No. 99
Heilige Vader een toespraak waarin werd gememoreerd welk een belangrijke en sympathieke rol de Romeinsche pers heeft vervuld in den loop van het H. Jaar. „De pers", verklaarde Z. H., „heeft aan de geheele wereld bekend gemaakt, wat hier in het centrum van katholiek leven gebeurde, en omgekeerd ook aan de Eeuwige Stad laten weten, hoe de geheele wereld gehoor heeft gegeven aan onzen oproep om het H. Jaar te vieren. „De taak, die de journalisten zoo goed hebben volbracht gedurende het H. Jaar, moeten zij op dezelfde wijze blijven voortzetten; hun werk en hun ijver moet gewijd zijn aan de waarheid en het goede; en dit tot voordeel van hen zelve en tot nut van allen, die hun bladen lezen. De journalist draagt een zware verantwoordelijkheid, want zijn arbeid is gewijd aan de waarheid. Niemand is in staat om de weldadige uitwerking te meten, die zijn arbeid veroorzaakt tot in de meest afgelegen landstreken. Dit alles mag den journalist met een onvergelijkelijke voldoening vervullen; maar van den anderen kant zal hij een zware verantwoording hebben af te leggen, indien het geschrevene niet geheel in dienst staat van de waarheid, de deugd en het welzijn der zielen. Want de pers kan ook het kanaal zijn, waarlangs het verwoestende kwaad zich uitstort over de maatschappij. Het aantal harer slachtoffers en de misdaden, waartoe zij heeft aangezet is ontelbaar. De groote Italiaansche schrijver Manzoni heeft het zoo juist gezegd toen hij den schrijvers den raad gaf: „Verraadt nooit de heilige waarheid, juicht nooit de misdaad toe, bespot nooit de deugd". Hierna schonk de H. Vader aan alle aanwezigen een medaille van den H. Don Bosco, „de bijzondere beschermer der journalisten, vanwege de bijzondere voorliefde die hij gevoelde voor hun werk, en in het bijzonder voor zoover dit kon strekken tot heil voor de jeugd." Na den Pauselijken Zegen te hebben geschonken, verliet de H. Vader onder 't gejubel der aanwezigen de audiëntiezaal. KATHOLIEKE PERSDAG IN SPANJE. In alle kerken van het Bisdom Barcelona werd eenige weken geleden op een Zondag een herderlijk schrijven voorgelezen inzake den Katholieken Persdag op 29 Juni j.1. „Wij achten het onzen plicht", schrijft de Bisschop o.a., „onze geestelijkheid en onze geloovigen te wijzen op het groote belangvan dezen dag. Niemand ontkent de noodzakelijkheid van de propaganda voor de Katholieken, en de bestrijding van de neutrale en Socialistische Pers. De zeden en gewoonten van een volk worden steeds het best in de pers weerspiegeld Hierom verordenen wij dat de geestelijken naar vermogen zullen meewerken om den dag der Katholieke Pers tot een groot succes te maken. In alle kerken zal op het feest van de Apostelen Petrus en Paulus onder elke H. Mis een predikatie worden gehouden over de plichten van den Katholiek inzake de Katholieke Pers, waarna gemeenschappelijk zal worden gebeden voor het welslagen van den Persdag. Onder elke H. Mis zal een collecte worden gehouden, ten bate van de Katholieke bladen van het diocees." t MANUEL, Bisschop van Barcelona. DE ONTWIKKELING DER KATHOLIEKE PERS IN SPANJE door Dr. K. Mayr. In West en Midden Europa was men zoo gemakkelijk geneigd om in het Spaansche katholicisme een verstarring te zien in de primitieve volksgodsdienst, een voortwoekeren van de middeleeuwsche feodale Staatskerk, een kinderlijk-onbekommerd verwaarloozen van de sociale en organisatorische plichten. De radi-
15 Juli 1934
caal socialistische revolutie had als het ware plotseling die overblijfsels uit de middeleeuwen weggevaagd. Thans zien we niet alleen een machtigen opbloei van de politieke partij de „Accion Popular" onder leiding van Gil Robles, maar onafhankelijk daarvan, wellicht nog met meer voortvarendheid werkt de „Accion Catholica" de Katholieke Actie die enkele jaren door de Bisschoppen werd opgericht en waarvan terecht verwacht mag worden, dat zij een herleving en opbloei van het katholicisme in Spanje zal teweegbrengen. Dat de katholieke pers aan dezen opbloei van het katholieke sociale leven een belangrijk aandeel heeft gehad, blijkt reeds daaruit, dat Dr. Angel Herrera de vroegere Directeur van het bekende katholieke dagblad „El Debate" door de Bisschoppen tot voorzitter van de Katholieke Actie voor Spanje benoemd werd. De bladen hebben destijds uitvoerig berichten gebracht over de nieuwe rotatiepersen van „El Debate" waarmede iederen dag 10 millioen bladzijden druks worden gereed gemaakt die over het Iberische Schiereiland verspreid worden. AMERIKAANSCHE KATHOLIEKE JOURNALISTENVEREENIGING. Oe 24ste algemeene jaarvergadering van de Amerikaansche Journalistenvereeniging die dezer dagen in Cleveland gehouden werd, was gewijd aan een bespreking van de vraagstukken, die verband houden met de ontwikkeling van de katholieke pers in de Vereenigde Staten. Z. Exc. Mgr. Scrembs, de Bisschop van Cleveland, hield een rede over de taak der katholieke pers. „In onze dagen", zoo sprak de Kerkvorst, „zijn het tooneel, de film en een groot deel van de pers de openlijke vijanden van God en het Christendom en in het bijzonder van de Katholieke Kerk. Deze staat altijd het eerst bloot aan de aanvallen der vijanden van geloof en zeden. De katholieke pers moet niet alleen het geloof verdedigen, maar al het wereldgebeuren ook belichten vanuit een katholiek standpunt." De Bisschop stelde nog in het licht, met hoeveel succes, de katholieke jeugd ver eenigingen in dienst gesteld kunnen worden van de propaganda-actie voor de katholieke pers. „The Catholic Universe Bulletin", het katholieke orgaan in het Bisdom Cleveland, dat dit jaar zijn diamanten jubileum viert, heeft 20.000 nieuwe abonné's gewonnen door de actie der katholieke jeugdvereenigingen. JOURNALISTIEKE MUTATIES. Tot redacteur van „De Zuid-Limburger" te Kerkrade is benoemd de heer B. Bekman, redacteur-verslaggever van „De Gooische Post" te Hilversum. De heer A. Oorschot is benoemd aan de redactie van „De Gooische Post". INHOUD: De actie voor eventueele werklooze journalisten. Is een nieuw katholiek politiek weekblad wel gewenscht? De heer Van Term bedankt als lid van den Ned. Journ. Kring. De journalisten en de nieuwe spelling. De vacantieregeling voor de katholieke journalisten. De „beunhazen" in de katholieke pers. Een journalistiek incident bij het Utrechtsch Dagblad. Uit de Vereeniging: Bijeenkomst van de groep Noord-Holland. Idem van de groep Noord-Brabant. Onze vereeniging en het overlijden van Prins Hendrik. De bijeenkomst van de groep Limburg. Nieuwe leden. Journalistiek nieuws: Geschiedenis van de dagbladpers. Journalisten bij den Paus. De katholieke pers in Spanje. De Amerikaansche Journalisten Vereeniging. Journalistieke mutaties bij de katholieke pers.