Nummer 60
15 November 1930
DE KATHOLIEKE PERS ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE ROOMSCH-KATHOLIEKE JOURNALISTENVEREENIGING ABONNEMENTSPRIJS: ƒ2.50 per jaar
Correspondentie-adres van Redactie en Administratie: T H . W1LMER, ÖREESTRAAT 32a - LEIDEN
Onthulling van een gedenkteeken voor J. R. van der Lans. Zaterdagmiddag 25 October is op het graf van den journalist-letterkundige J. R. van der Lans, indertijd ondervoorzitter onzer Vereeniging, een gedenkteeken onthuld, waartoe door het bestuur onzer Vereeniging mede het initiatief was genomen. Bij de onthulling was groote belangstelling uit de kringen der collega's (onze Vereeniging was vertegenwoordigd door den voorzitter, den penningmeester en den heer Thomassen) en der andere vrienden en vereerders van Van der Lans. Ook de overheid liet zich niet onbetuigd, en zoo werd het gewaardeerd dat de gemeente Nijmegen door twee harer wethouders was vertegenwoordigd. Behalve door onzen voorzitter werd het woord gevoerd door den heer L. Weterings, directeur-hoofdredacteur van de N.V. De Spaarnestad, die in het bijzonder het pioniersaandeel van Van der Lans in den opgang en bloei der „Katholieke Illustratie" schetste en door wethouder Krootjes, die den ontslapene als burger van Nijmegen eerde. De toespraak van onzen voorzitter bij de onthulling was van dezen inhoud: Mevrouw Van der Lans, geachte belangstellenden en medewerkers. Thans is het oogenblik aangebroken dat wij, allen vereenigd in dezelfde gevoelens van waardeering, genegenheid en vereering, een daad van piëteit gaan verrichten jegens de nagedachtenis van den bescheiden, beminnelijken en grooten man, die hier rust. Zijn staat van dienst? Veertig jaren van journalistieken, vijftig jaren van literairen arbeid. De journalistieke arbeid is het werk van den dag aan den dag, vluchtig werk meestal, dat, oppervlakkig bezien, geen diepe sporen nalaat. Het literaire werk, vooral van den heer v. d. Lans, heeft zijn naam doen schitteren en terecht schreef dezer dagen „De Tijd" in de recensie van een nieuwen druk van „Maagdepalmen": „Van der Lans is gelezen, Van der Lans blijft gelezen en Van der Lans zal wel gelezen blijven." Door zijn journalistieken arbeid, m a a r meer nog door zijn literair werk is de heer Van der Lans een man geweest van en voor het katholieke volk, was hij een baanbreker en heeft hij aan de cultureele opvoeding van ons volk onschatbare diensten bewezen. Maar niet alleen zijn talent, niet enkel zijn toewijding aan de katholieke zaak eeren wij, ook en vooral zijn gave, nobele persoonlijkheid, zijn hoog karakter. Zoo mag het geen wonder, eer een natuurlijke zaak heeten, dat in den kring zijner vrienden en vereerders, allereerst zijner wapenmakkers in de journalistiek en zijner leerlingen, het denkbeeld rijpte, de hoogachting, de sympathie, den eerbied voor deze groote figuur in ons katholieke leven te verzinnebeelden en als het ware te bestendigen door een gedenkteeken, dat, moge het zijn faam niet behoeven te verhoogen, tot tijdgenoot en nageslacht zou spreken van veler erkentelijkheid en genegenheid.
ADVERTENTIEPRIJS: ƒ 4 — per V12 pagina
(Hierna had de onthulling van het gedenkteeken plaats). Mevrouw Van der Lans, wilt gij, die met den betreurde doode de schoonste, de meest harmonieuze twee-eenheid vormdet van willen en voelen, van inzicht en literair kunnen, deze hulde van zijn tijdgenoot aanvaarden. Wij kennen de vereering, die gij uw edelen echtgenoot toedraagt. Wij weten hoe uw verdere leven aan den cultus van zijn vrome, ik mag wel zeggen heilige nagedachtenis is gewijd. De wetenschap, tastbaar in steen, dat met u velen een dankbare herinnering bewaren aan een schitterend talent, een zeldzame plichtsbetraching en een nobel voorbeeld, zal u den last des levens iets lichter te dragen maken. Aan een algemeen woord van dank jegens velen, die de intentie van het comité deelden en zijn voornemen tot verwezenlijking voerden, moge ik een bijzonder woord van dank voegen jegens den meester, die de harde, stugge steen omschiep tot een voorwerp van kunst en in edele lijnen een symboliek weergaf, beantwoordend aan den geest van den ontslapene, die hier de opstanding verbeidt. Mevr. Van der Lans, wil als herinnering aan deze stonde het album aanvaarden, dat de namen bevat van hen, grooten en kleinen, die tot de totstandkoming van dit gedenkteeken hebben meegewerkt en die, voor zoover afwezig, zich in den geest vereenigen met de acte van piëteit, die hier is volbracht. Vervolgens legde de penningmeester van het comité, de heer Stolwijk, een fraaien k r a n s met geel-witte bloemen en nationale linten op het graf.
De schriftelijke cursus. 't Is voor mekaar. De circulaire heeft zooveel deelnemers opgeleverd, dat het bestuur het er op durft wagen. Een groot aantal deelnemers had geen voorkeur voor een bepaald onderwerp; van degenen die wel van voorkeur hadden doen blijken had een sterke meerderheid zich uitgesproken voor: „Katholieke Moraal". Onder voorbehoud dat een goede cursusleider zou kunnen worden gevonden, heeft het bestuur zich met die keuze vereenigd. Zulk een cursusleider is naar alle waarschijnlijkheid gevonden. Hij heeft in principe het hem gedane verzoek aanvaard en zich accoord verklaard met de voorwaarden. In verband met zijn werkzaamheden heeft hij enkele weken respijt gevraagd en hij wenscht, alvorens definitief de opdracht te aanvaarden, een schema en een paar proeflessen te maken. Het zal dus vermoedelijk tegen Nieuwjaar loopen, eer de cursus begint. Ik mag veronderstellen, dat degenen die h u n instemming met het geven van een schriftelijken cursus betuigden en van geen voorkeur voor een bepaald onderwerp deden blijken, alsmede degenen, die bij de onderwerpen welke h u n voorkeur hadden ook „Kathol. Moraal" noemden, aan den cursus willen deelnemen. Aan degenen, die meer voor een ander onderwerp bleken te voelen, verzoek ik bij dezen, mij te willen melden, of zij zich ook voor een cursus in
2
DE K A T H O L I E K E
de Kath. Moraal willen laten inschrijven. Ook anderen kunnen zich nog bij ondergeteekenden opgeven. Vermoedelijk zal de aanschaffing van een handboek onnoodig zijn, zoodat de kosten voor de deelnemers zich tot ƒ 10.— zullen beperken. L. J. STOLWIJK. Schiedam, Tuinlaan 42.
Het Katholiek Internationaal Perscongres te Brussel. Wij gelooven niet onjuist te zijn, wanneer we zeggen, dat de katholieke Nederlandsche journalisten, die het Kath. Int. Perscongres te Brussel hebben bezocht, met gemengde gevoelens daarvan zijn teruggekomen. Zooals Kardinaal van Roey bij de sluitingszitting meedeelde, was het een dringende wensch van Z.H. den Paus, dat de katholieke journalisten van heel de wereld in een internationaal congres bijeenkwamen. Aan dit Pauselijk verlangen zal voor een zeer belangrijk deel het welslagen van dit congres te danken zijn, een welslagen vooral door de tamelijk groote opkomst. De Nuntii in de verschillende landen hebben dezen wensch ter kennis gebracht van de kath. journalisten in het land waar zij den H. Stoel vertegenwoordigden en vandaar dat de deelneming bijna algemeen was. Maar die algemeene deelneming was tegelijker tijd de kracht en de zwakte van dit congres. De kracht, omdat op die wijze dit congres inderdaad een juist beeld toonde van den omvang en beteekenis van de kath. pers, maar ook de zwakte, omdat de vele zwakke plekken in die pers internationaal duidelijk naar voren kwamen. En dan denken wij allereerst om de velen die hier als vertegenwoordigers der kath. pers aanwezig waren, maar toch niet als zoodanig kunnen gelden. Menschen die wel eens een stukje in een kath. blad schrijven, in het gunstigste geval de redactie vormen van een katholiek week- of maandhlaadj e voor de jeugd of vakvereeniging, maar die van het wezen van de katholieke dagbladpers toch weinig weten. Een zwakke zijde van de katholieke pers was ook het groot aantal geestelijken. In tal van landen van Europa schijnt de nog kwijnende kath. dagbladpers geheel in geestelijke handen te zijn. In Frankrijk, Polen, Spanje en Hongarije bijv. Als overgangsperiode naar een normalen toestand kan dit verschijnsel gewenscht en misschien wel noodzakelijk zijn, maar dat het feit dat de kath. pers in tal van landen nog in dien overgangstoestand verkeert, door dit congres zoo duidelijk werd gedemonstreerd, bew^ees afdoende dat de kath. pers internationaal nog lang niet daar is waar ze wezen moet. Dit was ongetwijfeld de zwakke zijde van dit congres. Wij hebben er zelf in een der sectie-vergaderingen de aandacht op gevestigd en mochten later juist van verschillende geestelijken de verklaring accepteeren, dat zij het met onze zienswijze volkomen eens waren. Wij willen niet beweren, dat onder geen enkele omstandigheid voor een kath. geestelijke plaats is op een redactiebureau. Maar men is alleen goed kath. journalist „par droit de naissance" en de roeping van een priester ligt uit den aard der zaak op een ander terrein. Men wordt aangewezen niet uit journalistieken arbeidslust, maar omdat de eigenlijke journalisten ontbreken en er toch iets gedaan moet worden op het gebied der katholieke pers. Dit groot aantal geestelijken bewijst dat er op commercieel gebied ook nog een en ander ontbreekt bij onze pers en het is zooals de heer Stocky van de Köln. Volksz. zeide
PERS
en pater Mückermann, n.1.: „indien er geen goede commercieele basis is, is ook geen goed kath. dagblad mogelijk". De kath. pers is geen zaak van filantropie, zij kan niet leven uitsluitend van mooie theoriën en aanbevelingen. Haar leven is vooral werkelijkheid. Er is op dit congres meermalen een interessante gedachtenwisseling geweest, waar niet alleen de commercieele leiders, maar ook de geestelijke leiders veel konden leeren. Er zijn practische wenken gegeven, er zijn kostbare ervaringen meegedeeld, maar of de eerste opzet, n.1. meer internationale samenwerking, is bereikt, mag betwijfeld worden. Een der meest belangrijke desiderata in deze richting was de oprichting van een internationaal kath. persbureau. De behoefte aan een dergelijk bureau, dat zich zou kunnen meten met Reuter, zullen weinigen onder ons ontkennen. Evenmin de belangrijke kansen welke voor het welslagen van een dergelijk kath. persbureau aanwezig zijn. Er is misschien geen machtiger en beter georganiseerde kath. internationale dan de Katholieke Kerk. Met het hoofdcentrum Rome heeft zij vertakkingen over heel de wereld. De practische Amerikanen hadden in dit opzicht reeds een plan. Pater Walsh, met het jonge, intelligente Amerikaansche gezicht, ontwikkelde in het Fransch, met een scherp Engelsch accent, waardoor het luisteren soms heel moeilijk werd, het plan. In elk bisdom kwam een correspondentieibureau, dat zijn berichten schriftelijk en telegrafisch naar het hoofdbureau in Rome zond. En van daaruit werd het weer doorgegeven naar het hoofdbureau der bisdommen en dit vertaalt het en distribueert het naar de bladen. Hij verwachtte er zelfs zooveel van, dat ook niet-kath. bladen er gaarne van zouden profiteeren, maar dan tegen hoogere prijzen, waardoor noodlijdende kath. bladen een goedkooper abonnement zouden krijgen. Zal dit idee, dat bij de bestaande internationale organisatie toch niet zoo onmogelijk lijkt, niet voor verwezenlijking vatbaar zijn? Het congres heeft een commissie benoemd na een eenigszins bewogen debat. Het congresbestuur stelde een kleine commissie voor, waarin geen vertegenwoordigers van de bestaande bureaux zitting hadden. Had het congresbestuur deze samenstelling wat veelzijdiger voorgesteld, het zou er doorgekomen zijn. Maar ook hier wreekte zich weer een der zwakke punten van het congres, de Fransch-Belgische overheersching. Daar was reeds veel over gemopperd en toen deze commissie daarvan weer een uiting was, vreesde men dat dit bureau een Fransch-Belgisch cachet zou krijgen. Zwitserland kwam krachtig in verzet, Engeland niet minder en ook Pater Mückermann weerde zich dapper, ofschoon de man van de Kölnische, Stocky, er wel in zat. De Nederlanders namen niet aan het debat deel, maar stemden toch voor een uitbreiding der commissie met de vertegenwoordigers van de bestaande kath. persbureaux. W a s dit verstandig? Misschien was het wel gewenscht geweest, hier eerst een soort „tabula rasa" te maken en dan een kleine commissie op te dragen het plan van pater Walsh te onderzoeken. Nu werd de commissie veel te groot, spelen allerlei eigen belangen een rol, waardoor het gevaar dreigt dat de groote lijnen uit het oog verloren worden. De groote commissie werd samengesteld een dag voor het congres uiteenging. De leden der commissie zitten nu weer over heel Euroa verspreid. Wie zal ze bijeenroepen? Wie heeft tijd en geld voor deze kostbare voorbereidingen? We vreezen, dat het oude liedje weer bewaarheid wordt
DE
KATHOLIEKE
van de heeren die een glas dronken en de zaak, welke bleef zooals ze was. Wat heel j a m m e r is. Niet alleen omdat we het origineeie denkbeeld van Pater Walsh gaarne een loyale en royale kans hadden gegeven, maar ook omdat een dergelijk groot kath. persbureau in zulk een dringende behoefte zou voorzien. En zulk een groote steun zou zijn voor de kath. pers. Tenslotte nog iets over de Nederlandsche deelname. Zonderen we de deelneming aan de tentoonstelling uit, dan kan juist niet getuigd worden, dat de belangstelling van de Nederlandsche pers voor dit kath. internationaal congres overweldigend was. In elk geval was de deelneming van de Ned. pers niet in overeenstemming met de positie welke de kath. dagbladpers in Nederland inneemt. Maar wij gelooven niet dat iemand het de Ned. Kath. Pers kwalijk kan nemen, dat haar animo voor de deelneming aan dit congres niet groot was. Bij den opzet en uitvoering van congres en tentoonstelling hebben de inrichters allerminst met de beteekenis van de kath. pers in Holland rekening gehouden. Laten we het maar eerlijk zeggen, men heeft ons (behandeld als een „quantité negligéable". In het congresbestuur, in de werkzaamheden van het congres, in de leiding der secties, kortom overal heeft men de Nederlanders buiten gehouden. Zij waren in alles achtergesteld bij een klein land, dat op het gebied der kath. pers nog zoo goed als niets presteert. Dit was dom, ontactisch en psychologisch een groote fout. College L. v. d. Broeke heeft, als een zwijgend en waardig protest tegen deze houding een goed gedocumenteerde nota, welke zonder in een polemischen toon te vervallen, een duidelijk beeld gaf van de beteekenis der kath. pers in Nederland, aan het congres overhandigd. Daaruit bleek duidelijk genoeg hoe onjuist de uitsluiting van Nederland was. Wij zelf hebben mondeling op het congres even de beteekenis van de kath. pers in Nederland aangetoond en ten slotte was er de tentoonstelling, welke een duidelijk beeld gaf, welk een verdienstelijk pionierswerk het kath. volk van ons kleine landje heeft verricht. Over de reden van deze uitsluiting zullen we niet veel zeggen. Ze zal o.i. gezocht moeten worden in de eenzijdige oriëntatie van de Fransch-Belgische journalisten. Dat men deze de geheele leiding in handen heeft gegeven, zonder eenigen waarborg, dat bijv. ook de kath. Nederlandsche pers in België eenige erkenning kreeg, mag bevreemding wekken. W a n t niet alleen wij, ook de kath. Vlaamsche pers was overal uitgesloten. Zoo wreekt zich de ongelukkige taalstrijd in België ook hier. Dat de Kerkelijke Overheid, die zulk een grooten invloed heeft gehad op de totstandkoming van dit congres, deze klip niet heeft weten te omzeilen, is j a m m e r geweest. Niet voor de Nederlandsche kath. pers, deze wordt door een dergelijke tactiek niet gedeerd. Maar men heeft er o.i. wel de kath. pers in haar geheel op dit congres schade mee gedaan. Den Haag, October 1930.
J. H.
Een Internationale Katholieke Persdienst. Wij hebben met groote belangstelling de verslagen gevolgd van het Internationale Congres der R. K. Pers te Brussel. Vanzelf sprekend. Omdat we er met 't hart bij waren. En daarom wil dit artikel moeilijk uit de pen. De opmerking immers, dat de kritiek gemakkelijk is, en de kunst moeilijk, heeft men onmiddellijk bij de hand, als in
PERS
3
retrospectieve beschouwingen een geluid klinkt, dat niet harmonieert met de daar gespeelde melodie. Maar de zaak is van z o o n eminent belang, dat, dunkt ons, niemand, die verantwoordelijkheidsgevoel heeft, zwijgen mag, als hij fouten meent te kunnen vaststellen, die net ieven van een eventueeien internationalen persdienst in den aanvang ai in gevaar kunnen brengen. Men zai moeten toegeven, dat er wel geen land is aan te; wijzen, waar de katholieke pers zoo'n positie inneemt als in Nederland. Het journalisiencorps kan hier — God zij dank — wijzen op een aantal mannen van de praktijk — jawel, dikwijls seümade men, maar van stoeren arüeid — wier fijne sensus catnoiicus boven eiken twijfel verneven is; die in een praktijk van tientallen jaren gevoeld nenüen, wat er aan de Berichtgeving over katholieke geneurtenissen en beiangen ontüreekt; die de mentaliteit en de verlangens hunner lezers prompt kennen en dus waardevolle auviezen zouden kunnen geven voor de oprienting van een internationalen kathoiieKen berichtendienst. ONemen we op 't oogenblik maar eens alleen dit onderdeel). De samenstelling van een krant, het uitkiezen van geschikt nieuws uit een meestal overstelpende hoeveelheid, het houden van een juiste middenmaat tusschen ieeringsen ontspanningsiectuur, net ieeren, het opfrisschen van neginseien, juist door ontwikkeiingsiectuur, is een arbeid van zoo subtiele eisenen aan het aanvoeiingsvermogen, dat een krantenlezer zich daar geen voorstelling van üan maken. Trouwens, dat hoett hij ook niet; misschien is het zelfs heel goed, dat hij speiende leert. De k r a n t op een liooger peil brengen, zonder aan de aantrekkelijkheid ervan iets te kort te doen, is een probleem, naar welks oplossing alle journalisten met verantwoordelijkheidsgevoel voortdurend trachten; en met al h u n praktijk — veien zelfs met de wetensenap, dat ze geiezen worden — blijven ze het aanvoelen ais een proüleem, waarin ze wei eenigszins zijn doorgedrongen, maar waarvoor de restlooze oplossing nog lang niet gevonden is. Eenigermate zai de doorsnee-ïezer zienzeif in de krant weerspiegeld moeten vinden en wel zijn eciite ik, niet het ik, dat hij meest op straat en in gezelschap aan anderen vertoont. Voor den journalist is het zaak, dat echte ik te vinden, he ik van den huidigen, gejaagden, nieuwsgierigen, sensatiebelusten, min of meer verviakKenden mensen. Nu is 't gemakkelijk, de krant met even „degelijke" als saaie lappen vol te stoppen, veei makkelijker nog dan 't voor onze gevaarlijkste vijanden is steeds copie te vinden, die op de lagere instincten speculeert en dezen precies voorzet waarop ze verlekkerd zijn: zinnelijkheid, griezel, wat grove sentimentaliteit en, om den kwijnenden smaak weer op te porren, af en toe een fiksche scheldpartij als picalilly. Maar zeker is, dat zoo'n volstoppen van de krant met „degelijke" copie, liefst nog in een redactioneel en technisch onsmakelijke verzorging opgediend, de k r a n t te muf maakt en haar alien invloed doet verliezen. De moeilijkheid om contact met den krantenlezer te krijgen of te houden, dat is wel het probleem van den journalist, die tegelijkertijd zijn taak in de katholieke pers als een apostolaat beschouwt, dat óók broodwinning mag zijn, en niet ais een broodwinning, w r aaraan toevallig ook al eens apostolaat kan verbonden zijn. leder katholiek journalist, die zoo tegen zijn roeping aankijkt, zal met vreugde de oprichting begroeten van een groot internationaal katholiek persbureau. Dat zou hem immers onschatbare diensten kunnen bewijzen in zijn taak. Het kon hem de zekerheid geven, dat de berichten, die hij te verwerken kreeg, door den steller gezien waren van uit onzen gezichtshoek; dat ze objectief waren en ook aan de katholieke zaak recht deden wedervaren, aan de H. Kerk de plaats toekenden, die haar inderdaad in de wereld toekomt. Hij hoefde niet voor hinderlagen bevreesd te zijn. (Ieder katholiek collega voelt, zonder dat een duidelijker definitie noodig is, wat hier staat gezegd).
4
DE
KATHOLIEKE
Maar dan zou dit persbureau moeten zijn een werkelijk nieuwsburaeu, niet een vertaalbureau van slechts almanakallerlei en onmogelijke verhalen, die geen mensch slikt; geen verzameling van geiegenheidspreeken in gezwollen stijl; ook geen missieverhalen, die het karakter van nieuws missen, en daarvoor in de plaats een soort stichtelijkheid probeeren in de krant te brengen, die zoo opgeschroefd en onnatuurlijk aandoet, dat het grootste deel van het publiek ze iet slikken kan. Dan moet zoo'n persbureau vlug kunnen werken, financieel goed gefundeerd zijn en relaties hebben in kringen, die het begunstigen en helpen kunnen en dat ook willen doen. Om het beiang onzer zaak. Het zou ook spoedig heel wat abonnementen hebben van bladen, die er naar streven actueel te zijn. En nu grijpen we weer even terug naar den passus, waarin we spraken over de Nederlandsche katholieke pers en haar pioniers, die in één generatie er in geslaagd zijn onze eigen pers onvergetelijk te verbeteren. Onze directies en zij, wien 't gelukt is de katholieke dagbladpers zoowel op een gezonde financieele basis te krijgen, als haar een verspreiding over een geweldigen lezerskring te bezorgen — ondanks de concurrentie, die heel dikwijls „het beestje" mee had, — zij zouden de aangewezen menschen zijn om eens mee te overleggen, wat onze pers „in catholicis" nog noodig heeft, wat en hoe er te verbeteren zou zijn. Het subtiele van dit vraagstuk — wij herhalen het nog eens — is alleen veilig in handen van menschen met verantwoordelijkheidsbesef en dan, vooral, praktijk! En zelfs zij zouden het ernstig in studie moeten nemen met elkander. De ondervinding in ons eigen land moest al geleerd hebben. Ongetwijfeld goedwillenden hebben al eens pardoes een katholiek persbureau opgericht, dat plotseling maar weer van de vlakte verdween, niet omdat het overbodig was, maar omdat het aan geen enkelen eisch voldeed, zelfs door de eigen kranten onderhanden moest genomen worden, omdat het onder den naam van katholiek regelrechte ketterijen, in slecht Nederlandsch vertaald, op de markt bracht. Dat persbureau werd geredigeerd door... geen enkelen journalist. Ondanks ontvangen steun werd heit een fiasco. We resumeeren hier maar de geschiedenis van één enkel bureau, ofschoon het de eenige mislukking niet is. We hebben er nu nog een. De meeste collega's zullen 't met ons eens zijn, dat het den naam persbureau in den eigenlijken zin ten onrechte draagt. Nieuws komt er hoogst zelden vandaan, de meesten van ons zullen er wel eens iets van opnemen, omdat ze het steunen willen en eens afwachten. Maar wij vragen geen cliché-artikelen; wij vragen geen hoogdravende preek voor een feestdag; geen brieven uit de Vaticaansche stad over onderwerpen, die veertien dagen tevoren lang en breed in alle dagbladen hebben gestaan; geen verhalen, die stijf gaan van Duitsche sentimentaliteit uit het slechte almanak-genre; wij willen nieuws hebben, betrouwbaar nieuws van onze geloofsgenooten links en rechts, van wat er in de katholieke werel omgaat, en dat allemaal zonder een zeker soort saus, die de kruiïgheid van de spijs zelf bederft (qui potest capere, capiat); korte copie, dooi betrouwbare menschen geschreven en uitgezocht door den ras-journalist van ervaring, die het aan den collega in het andere land overgeeft met de zekerheid, dat hij 't hem veilig kan toevertrouwen, om het op de meest geschikte manier aan zijn lezer, wier mentaliteit hij aanvoel!, voor te zetten. En als zulk een persbureau niet grondig verandert, zal 't er net zoo min tusschen komen als het andere. De tijd voor een „fair trial" is het ruim toegemeten. En nu de fout van Brussel, van het Internationaal Congres der R. K. Pers, die wij meenen te zien. Wij hebben geen aanleiding er aan te twijfelen, dat de buitenlandsche monsignori en geleerden, die in een com-
PERS
missie werden vereenigd om het vraagstuk van den internationalen berichtendienst te bestudeeren, actief in de pers werkzaam waren of zich de adviezen assumeerén zullen van de ras-journaiisten uit h u n land, maar het frappeert ons sterk — het zij met spijt getuigd — dat, ofschoon er in die commissie een Nederlander is gekozen, onze journalisten, de aangewezen adviseurs, zelfs de knapste, zijn gepasseerd — hebben wij ook niet een R. K. Journalistenvereeniging? — en dat in die commissie is b e n o e m d . . . de redacteur van een der reeds geschetste katholieke „persbureaus", die, voor zoover wij weten, nog nooit van zijn leven op een redactiestoel aan een dagblad heeft gezeten! Bij ons, over ons, m a a r . . . zonder ons! Wie heeft op dit internationaal Congres der R. K. Pers eigenlijk de Nederlandsche pers vertegenwoordigd? Wij herhalen nog eens, dat wij met groote aarzeling tot het schrijven van dit artikel hebben besloten, maar wij hebben reeds zoo menigmaal gezwegen, als onze ergernis ons drong tot spreken over dit onderwerp, dat we eindelijk meenen onze bezwaren tegen pogingen, die ons dilettantenwerk lijken, niet langer voor ons te mogen houden. Waarom komt 't bij niemand op zijn horloge naar een schoenmaker te brengen en zijn schoenen naar een smid, — en waarom zou dan in persaangelegenheden een ieder competent zijn? Vóór alles vaklui! W a t heeft de katholieke journalist aan complimentjes, als iedere leek de pretentie heeft, het werk van den journalist beter te kunnen doen . . . en geloofd wordt. P. J. H. SEELEN. * Naar aanleiding van bovenstaand artikel, reeds gepublicerd in „De Limburger Koerier", ontvingen wij de volgende beschouwing: In een goed bedoeld artikel schreef de Limb. Koerier onlangs naar aanleiding van het te Brussel gehouden wereldcongres van de Katholieke Pers. Na hetgeen over dit congres is bekend geworden, kan ik me indenken, dat de schrijver niet weet, waar hij aan toe is. Zoekend en tastend informeert hij dan ook: „wie dient Nederland in de commissie tot bestudeering van dit vraagstuk (n.I. dat van een int. Kath. persdienst — v. O.) te vertegenwoordigen?" en „waarom wordt de ondervinding gepasseerd?" Voorop stel ik, het voor een groot deel eens te zijn met de strekking van bedoeld artikel — zoo bijvoorbeeld als het opkomt tegen het volstoppen van een krant met allerlei even „degelijke als saaie lappen". En zoo is er meer. Maar omdat de schrijver niet in Brussel was, noch het rechte in de persverslagen heeft weergevonden, is hij ten slotte verkeerd geëindigd. Zelfs stelde hij de verontwaardigde v r a a g : „wie heeft op dit internationaal congres der R. K. Pers eigenlijk de Nederlandsche Pers vertegenwoordigd? Hij meent, dat het bij voorkeur iemand was, „die nog nooit van zijn leven op een redactiestoel heeft gezeten". inderdaad is zoo iemand op den voorgrond getreden, n.1. dr. Hein Hoeben, niet echter namens de Kath. Pers in Nederland, doch als leider van een int. persbureau.. En als zoodanig werd hij zelfs gekozen in een commissie, welke de mogelijkheid van een internationalen Katholieken inlichtingsdienst zal onderzoeken. Wil de schrijver ten slotte verder uit den droom geholpen worden — mede ten respecte van de Nederlandsche afvaardiging te Brussel — dan zij hem verzekerd, dat de Ned. Kath. Journalistenvereeniging er officieel was vertegenwoordigd door twee harer bestuursleden, eenige leden er op eigen initiatief waren verschenen, en de Kath. Directeurenvereeniging door minstens zes individueele leden. Zij tezamen hebben een alleszins waardige delegatie gevormd, die — evenals de Nederlandsche inzending op de
DE K A T H O L I E K E perstentoonstelling — zooal niet den boventoon heeft gevoerd, dan toch bijzonder werd gezocht wegens het hooge peil waarop de Katholieke Pers in Nederland staat. Ik zou lust gevoelen, den schrijver uiteen te zetten, waarom ik desondanks critiek heb op de werkwijze te Brussel — men ging daar m.i. te zeer uit van een onwerkelijke eenheidsgedachte, zooals de „Diaria" reeds schreef — doch ik meen, dat de officieele afvaardiging onzer vereeniging zich nader zal laten hooren. Alleen wil ik mijn teleurstelling er over uitspreken, dat niet onze leden, zooals die van de Directeurenvereeniging, persoonlijk tot bijwoning van het Congres waren geanimeerd. W a a r de oproep was gedaan door niemand minder dan den Vader der Christenheid, door tusschenkomst der Nuntii in de verschillende landen, had ons bestuur krachtiger moeten onderstreepen. VAN OORSCHOT.
PERS
5
Den sympathieken collega ook hier nog eens onze h a r telijke gelukwenschen aangeboden en nog vele jaren arbeid met zijn welversneden pen toegewenscht.
A. Bovendeert. Onder blijken van groote belangstelling heeft de heer A. Bovendeert te Kerkrade zijn zilveren jubileum als journalist herdacht. Het aantal schriftelijke gelukwenschen was zeer groot, terwijl velen den jubilaris persoonlijk kwamen gelukwenschen. Namens de een en dertig collega's in Limburg voerde de nestor Jac. van Term het woord en deed de gelukwenschen vergezeld gaan van een zilveren coupe. De directeur van „De Morgen" had een aangeteekend stuk gestuurd behelzende gelukwenschen en een enveloppe met inhoud. De musicus De Pauw zond een compositie „Hij leve lang". De Ned. R. K. Journalistenvereeniging heeft den jubilaris telegrafisch gelukgewenscht.
De p e r s - e x c u r s i e in Limburg. Voor de pers-excursie in Limburg ontving onze voorzitter een bijzondere uitnoodiging. Aangezien de voorzitter slechts in de gelegenheid was een klein gedeelte van den tocht bij te wonen, vertegenwoordigde ons bestuurslid de heer Thomassen verder onze Vereeniging. Na afloop van den tocht ontving onze voorzitter een brief van den Commissaris der Koningin in Limburg, eerevoorzitter van het comité, mr. E. O. J. M. Baron van Hövell tot Westerflier, waarin bij verzocht „onzen dank over te brengen aan alle leden van de Nederlandsche R. K. Journalistenvereeniging, die zoo opgewekt den vermoeienden tocht meemaakten. Het was ons een groot genoegen hen te leeren te kennen en h u n een overzicht te geven van onze nijverheid." Dezerzijds een woord van dank aan den „gouverneur" van Limburg, die zoo opgewekt en monter aan den heelen tocht heeft deelgenomen, altijd voorlichtend en ieder en allen voorkomend bejegenend. Limburg, maar ook zijn Commissaris, zullen door de deelnemende journalisten niet worden vergeten.
F. Wierdels. Met groote voldoening is in onze kringen de benoeming vernomen van den heer F . Wierdels, directeur van de „Tijd", tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. De heer Wierdels is jarenlang bestuurslid van onze Vereeniging en steeds een warm ijveraar voor de belangen der journalisten geweest, en ons bestuur heeft in een telegram van gelukwensch aan de geridderde uiting gegeven aan zijn gevoelens jegens dezen nobelen kampioen voor de katholieke pers.
G. P. Bon. Op 1 October j.1. herdacht collega G. P. Bon, redacteur aan „De Residentiebode", den dag, dat hij voor 25 j a a r in de journalistiek trad. Het heeft onzen collega dien dag niet aan belangstelling ontbroken. Zijn huis was in een bloementuin herschapen en namens vele collega's werden hem eenige fraaie geschenken aangeboden. Verschillende autoriteiten, waaronder alle Katholieke ministers, de president der Tweede Kamer en verschillende Katholieke Kamerleden gaven blijken van h u n belangstelling.
S. Bruysten. Het zilveren jubilé van den heer S. Bruysten als redacteur aan de „Residentiebode, sedert vele jaren reeds hoofdredacteur, is niet alleen, maar toch wel in bijzondere mate voor de katholieke pers een gereede en gretig aangegrepen aanleiding geweest om van haar sympathie en waardeering voor dezen jubilaris te doen blijken, — een sympathie en waardeering onder alle opzichten en ten volle verdiend. Collega Bruysten is een hard en knap werker, een steeds vaardig en principieel journalist, daarnaast een nobel karakter. Dit alles is hem vóór en op zijn jubilé van alle zijden gezegd, en het moet hem meer dan schadeloos hebben gesteld voor teleurstelling en tegenslag, die ook hem niet bespaard zullen zijn gebleven. Onze Vereeniging heeft bovendien een erkentelijke herinnering bewaard aan hetgeen hij als bestuurslid voor haar is geweest, en aan de gevoelens, die haar ten opzichte van den heer Bruysten bezielen, is zij niet in gebreke gebeven op den vierdag uiting te geven.
A. Vervoort. Den len October herdacht mag men niet zeggen — want de jubilaris was tot het ondergaan eener huldiging in welken vorm ook niet te vinden — den len October dan was het 25 jaar geleden, dat de heer A. Vervoort zijn journalistieken arbeid aan de „Eindhovensche en Meierijsche Courant" begon. In de afgeloopen kwarteeuw is er een periode geweest, dat hij zich meer aan de exploitatieve leiding wijdde en de journalist in hem verloren scheen; maar den laatsten tijd doet hij zich weer meer en actief als zoodanig gelden. De heer Vervoort is een hard werker en sympathiek collega, en men wacht slechts op een andere gelegenheid om hem de waardeering, die hij in onze kringen geniet, ondubbelzinnig te doen blijken.
UIT DE VEREENIGING. Bestuursvergadering. Aanwezig de heeren Vesters, Steenhoff, Wilmer, Stolwijk, Thomassen, Galesloot en de geestelijk adviseur. De voorzitter spreekt zijn groote voldoening uit over het feit, dat hij onzen hooggeachten adviseur weer gezond en
DE
6
KATHOLIEKE
frisch op de bestuursvergadering mag begroeten. Hij doet het met te meer vreugde, omdat we hem zoo dikwijls gemist hebben en bij vele gelegenheden niet van zijn voorlichting hebben k u n n e n profiteeren. Verder spreekt de voorzitter zijn groote voldoening uit over de benoeming van Pater Kruitwagen tot redacteur van de Maasbode, waardoor hij als collega nog nauwer aan de R. K. Journalisten Vereeniging is verbonden. De adviseur dankt in hartelijke woorden en zegt door zijn intrede in de journalistiek nog beter dan vroeger zijn taak als adviseur te kunnen vervullen. (Het adres van Pater Kruitwagen i s : Weste Wagenstraat 55, Rotterdam). Telegrammen van gelukwenschen zijn verzonden aan de heeren Vervoort, Bon en Holsboer bij gelegenheid van h u n zilveren journalisten-jubilé. De secretaris doet mededeeling, dat binnen eenigen tijd een nieuwe ledenlijst aan de leden zal worden verzonden, terwijl de heer Thomassen met de verblijdende mededeeling kwam, dat de plannen van den Limburgschen Kring vastere vormen hebben aangenomen, zoodat de stichting weldra kon worden tegemoet gezien. In behandeling werd genomen het ontwerp-reglement van den Brabantschen Kring. In zake het monument Van der Lans werd meegedeeld, dat de onthulling spoedig zou geschieden. Het voornemen bestond uitnoodigingen te zenden aan allen, die hebben bijgedragen. De hangende belangrijke quaesties — arbeidsovereenkomst en dubbe lidmaatschap —• maakten opnieuw een onderwerp van bespreking uit. Getracht zal worden zoo spoedig mogelijk tot een resultaat te komen. Nieuwe leden: De heer A. W. A. v. d. Eelaert, redacteur van „De Limburger Koerier", Brugstraat 28, Maastricht, voorgedragen door de heeren B. v. d. Berg en J. Thomassen; de heer A. J. Morpurge, red. van „De Surinamer", Paramaribo, Suriname, voorgedragen door de heeren J. Stolwijk en W. Galesloot; Mej. I. Meijer, redactrice van de „Katholieke Vrouw", Handelskade, Den Bosch, voorgedragen door de heeren P. Steenhoff en W. Galesloot. Dr. H. Hoeben, redacteur van de „Katholieke Wereldpost", Teteringsche dijk 63, Breda, voorgedragen door de heeren W. H. Oltheten en R. C. M. Emich. J. C. A. Fortuin, „De Maasbode", Bergweg 176a, Rotterdam. Voorgedragen door de heeren Galesloot en Everwijn.
Jubilea. Het bestuur onzer Vereeniging heeft den 7en September een telegram van hulde gezonden aan Mgr. dr. W. H. Nolens, voorzitter der katholieke Tweede Kamerfractie, bij gelegen-
PERS
heid van diens 70en verjaardag, en den 20en September een telegram van waardeering aan het oud-bestuurslid den heer A. C. A. van Vuuren, die op dien dag vóór 25 j a a r zijn intrede deed in de Tweede Kamer.
Zondagsrust en Pers. PRO DOMO — ALLEEN: „PRO DOMO"? In een Duitsch blad stond het volgende bericht: Paschen
op de
Redactie.
„Er bestaat, zooals in andere steden, ook in Aken sinds jaren een overeenkomst tusschen de kranten, dat op de Paaschdagen ook de verslaggevers en recensenten, die anders om de actualiteit van de krant menigen Zondag moeten opofferen, rust hebben. Onze lezers zullen begrip daarvoor toonen. De vereenigingen, die gedurende de feestdagen uitvoeringen hebben, zullen de pers, die anders met pleizier alles in de vaderstad dient, op deze dagen verontschuldigen. Ze hebben de gelegenheid zelf 'n verslag aan de kranten in te zenden." De „Limb. Koer." heeft met eenige jaloezie naar dit bericht gekeken en schreef er volgend stukje over, dat onder den titel „Pro Domo" de ronde doet in de Pers: „Onderwijl weet ik dat er, zeker op tweeden Paaschdag, een groot aantal Nederlandsche reporters draven van den eenen wedstrijd naar den anderen, critici hebben ieder drie of vier uitvoeringen voor h u n rekening en komen er nog niet door, een paar anderen zwoegen bitter op congressen. Toch is het voor hen ook Paschen, even goed als de Zondag voo hen Zondag is, ofschoon ze dien Zondag net zoo hard moeten werken als in de week. Er is al eens meer gevraagd congressen enz. niet op Zondag te houden met het oog op de Zondagsrust, niet 't minst voor de journalisten. Tamelijk tevergeefs. Me dunkt, dan is op de hooge feestdagen het recht op eenigen tijd voor jezelf wel zoo sterk geworden, dat de kranten onder elkaar konden afspreken: Vandaag blijven we eens gezellig thuis. Wie nu congressen of feestvergaderingen wil houden, uitvoeringen geven en er graag iets over in de krant heeft, moet 't zelf maar inzenden. Wij hebben tenminste eens in 't jaar graag een hoogen feestdag voor ons zelf. Aan onze Journalistenvereniging tot initiatief aangeboden." De „Residentiebode" teekent er hierbij a a n : Pro domo, zeker, voor eigen huis. Maar — gaat het belang, hier geschetst, niet verder? Zou het niet van grooten invloed zijn ook op anderen, als de Kath. pers er toe kwam, de Zondagsrust voor zich zelf te bevorderen? Ons dunkt, dat er een krachtige rem voor anderen in zou steken.