De uitdager van de maand Activiteiten van excellente leerlingen leiden tot extra opbrengsten voor de hele groep Handleiding Hogeschool iPabo & OnderwijsAdvies
Deze uitgave maakt onderdeel uit van het product ‘De uitdager van de maand’. Dit product is voortgekomen uit een door ‘Hogeschool iPabo’ en ‘OnderwijsAdvies’ ingediend voorstel ten behoeve van de ‘Call for Proposals 2013-2014’, uitgezet door School aan Zet.
© Buiten het downloaden zijn alle rechten op dit product voorbehouden aan: School aan Zet Postbus 556, 2501 CN Den Haag e-mail:
[email protected]
Titel: De uitdager van de maand Auteur(s): Anna Hotze, Greetje van Dijk en Ronald Keijzer Coördinatie: School aan Zet Vormgeving en fotografie: Joeri Multimedia
School aan Zet wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van OCW, de PO-Raad en de VO-raad.
2
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
4
1. Inleiding
5
2. Doelgericht verrijkingsonderwijs
8
2.1 Een beredeneerd aanbod voor excellente en begaafde leerlingen
8
2.2 Signaleren en begrijpen: om welke leerlingen gaat het?
10
2.3 Werken aan persoonlijke vaardigheden
11
2.4 Organisatie van de ‘uitdager van de maand’
13
2.5 Ervaringen in de praktijk
14
3. De uitdagers
17
3.1 Criteria van de uitdagers
17
3.2 Overzicht van de 26 uitdagers
19
3.3 Overzicht inhoudelijke doelen per uitdager
20
4. Ervaringen in de klas
30
5. De ‘Uitdager van de maand’ een succes in de school
51
3
Voorwoord
Excellentie staat volop in de belangstelling: hoe kunnen we de excellente kinderen in de klas voldoende uitdaging geven? Dit boek biedt uitdagende opdrachten voor excellente leerlingen. We noemen die ‘Uitdagers’. Maar dit boek biedt meer dan alleen uitdagers. Dit boek geeft de leerkracht en de directie van de school handvatten hoe deze uitdagers ingezet kunnen worden in de klas en hoe de leerlingen hierbij begeleid kunnen worden. Ook geven we informatie over de selectie van excellente leerlingen en het opstellen van leerdoelen. Een belangrijk idee achter dit boek is dat deze excellente kinderen doelgericht met verrijkingsonderwijs bezig zijn en dat de eigen leerkracht ze daarbij begeleidt. Daarnaast betrekt de leerkracht ook de rest van de klas bij de uitdagers, zodat de leeropbrengsten van de hele groep vergroot worden. Ook geven we antwoord op de vraag hoe de uitdager past binnen de organisatie in de klas. Hoe begeleid je bijvoorbeeld de excellente kinderen aan de instructietafel binnen je klas? Als onderzoeks- en uitvoeringsteam danken wij School aan Zet. Ook bedanken wij de leerlingen en leerkrachten van OBS De Tweemaster in Lisse en Oecumenische basisschool Poseidon in Amsterdam waar diverse uitdagers in de klas werden uitgeprobeerd. Ook gaat onze dank uit naar de uitgevers van verrijkingsmateriaal voor begaafde leerlingen op het gebied van rekenen-wiskunde en natuur & techniek: Zwijsen (Rekentijgers), OnderwijsAdvies (Somplextra) en Schoolsupport (Zinder en Sterrewerk). Onderzoeks- en ontwikkelteam: Anna C. G. Hotze, dr., docent-onderzoeker rekenen-wiskunde Hogeschool iPabo Claudia Visser, onderwijsassistent Hogeschool iPabo Edith Louman, drs., docent natuuronderwijs, wetenschap en techniek Hogeschool iPabo Ronald Keijzer, dr., lector rekenen-wiskunde Hogeschool iPabo Greetje van Dijk, drs., onderwijsadviseur OnderwijsAdvies Conny Bodin-Baarends, dr., onderwijsadviseur OnderwijsAdvies Marije Buiting, drs., onderwijsadviseur OnderwijsAdvies Marike Verschoor, drs., fondseditor rekenen Uitgeverij Zwijsen Femke Winkels, MSc., projectleider, assistent-uitgever bij Uitgeverij Schoolsupport
4
Hoofdstuk 1
Inleiding
De handleiding Deze handleiding is bedoeld voor iedereen in de school die aan de slag gaat met de ‘Uitdager van de maand’. Deze handleiding biedt: • Informatie over de selectie van excellente leerlingen en leerdoelen die voor deze leerlingen opgesteld kunnen worden, • 26 uitdagende opdrachten op het gebied van rekenen-wiskunde en natuur & techniek (N&T) waar de excellente leerlingen aan gaan werken maar ook de rest van de klas aan mee gaat doen. Hierbij worden de doelen voor de kinderen aangegeven en wordt ook aangegeven hoe de leerkracht de kinderen kan begeleiden, • Organisatorische tips hoe deze uitdagers zijn in te passen in het rooster en hoe de excellente kinderen in de klas aan de instructietafel begeleiding krijgen, • Inspirerende ervaringen van de uitdagers uit de praktijk. De uitdagers beschrijven een mogelijke manier waarop het verrijkingsmateriaal ingezet kan worden. Uiteraard is de leerkracht vrij om hier een eigen invulling aan te geven. Uitdagers voor alle leerlingen In dit boekje vindt u 26 uitdagers. Dit zijn opdrachten waar excellente leerlingen mee aan de slag gaan, op een manier dat alle leerlingen leren van deze opdrachten. U vindt bij iedere uitdager een beschrijving van de leerdoelen waaraan de leerlingen werken, activiteiten die de leerlingen ondernemen en planning voor vier weken. De handleiding biedt u zo handvatten hoe u met deze uitdager in uw groep aan de slag kunt gaan. De uitdagers zijn gebaseerd op verrijkingsmateriaal dat door veel scholen gebruikt wordt. Het materiaal is zo aangepast, dat het de leerkracht aanwijzingen geeft hoe de excellente kinderen op een structurele manier passende begeleiding krijgen. Het doel van het werken met uitdagers is dat de leerkracht het onderwijs voor excellente kinderen structureel verrijkt, doelgericht maakt en begeleidt. Daarnaast wordt de hele klas betrokken bij de uitdager.
5
Wanneer u met uw leerlingen aan de slag gaat met de ‘Uitdager van de maand’, biedt u hen een uitdagende rekenopdracht of activiteit rond natuur & techniek waarbij de hele groep kan meedenken, ieder op zijn of haar niveau. Door de hele groep actief bij de uitdager te betrekken, werkt u met de uitdagers aan de leeropbrengsten van de hele groep.
Achtergrond Excellente leerlingen in het basisonderwijs worden niet altijd voldoende uitgedaagd (Doolaard & Harms, 2013; Steenbergen-Penterman, Koopmans-van Noorel, Smolenaers, & Houkema, 2012). Op veel scholen krijgen excellente leerlingen verrijkingsmateriaal aangeboden in de eigen klas of in een aparte zgn. plusklas (Janson, 2012; De Goeij, 2011; Sjoers, 2012). Voor bijvoorbeeld het vak rekenen-wiskunde geven methodes in het algemeen drie niveaus aan en er wordt van een leerkracht verwacht dat hij zowel de zwakke en sterke leerlingen begeleidt. Het is echter niet eenvoudig om voor beide tijd te vinden. Vaak zijn het de zwakke rekenaars die begeleiding krijgen en de sterke rekenaars gaan zelfstandig aan de slag. Leerkrachten zijn dus geholpen met aanwijzingen hoe je die excellente leerlingen kan begeleiden zowel op inhoudelijk als organisatorisch vlak. Dit boekje biedt uitdagende opdrachten met daarbij inhoudelijke tips voor de leerkracht, geeft informatie over organisatorische zaken rondom de uitdager en laat voorbeelden uit de praktijk zien, zodat u als leerkracht direct een beeld krijgt hoe u een uitdager kunt aanpakken. Opbouw van de Handleiding Hoe vindt u uw weg in deze handleiding? Als u direct een uitdager wilt bekijken gaat u naar hoofdstuk 3. In hoofdstuk 3 staan alle uitdagers op een rijtje en kunt u er één uitkiezen voor uw groep. Mocht u vragen hebben over de selectie van excellente leerlingen en leerdoelen ga dan naar Hoofdstuk 2. Daar vindt u voorbeelden van vragenlijsten die gebruikt kunnen worden om de kinderen te selecteren en leerdoelen die in de uitdagers aan de orde zijn. In hoofdstuk 4 gaan we in op de ervaringen uit de praktijk. Verschillende uitdagers zijn uitgeprobeerd in de klas en het foto en filmmateriaal laat zien hoe in de praktijk met de uitdagers is gewerkt. U ziet bijvoorbeeld hoe een leerkracht met de excellente kinderen aan de instructietafel aan de slag gaat, maar ook hoe een groepsactiviteit met de hele klas eruit ziet.
6
Hoofdstuk 5 richt zich op het implementeren van de uitdager in de school. Het geeft aanwijzingen om een voorzichtige start te maken met de uitdagers, om zo naar aanleiding van succeservaringen een standaardwerkwijze in de school te maken. Een aantal leerkrachten is u daarin voorgegaan. Zij reageren allemaal enthousiast op de uitdager: ‘doe het, het heeft een positieve uitwerking.’ Wij nodigen u uit dit voorstel te volgen. Literatuur De Goeij, E. (2011). Sterke rekenaars en het rijtje van 100. Volgens Bartjens, 30(4), 7-11. Doolaard, S., & Harms, T. (2013). Omgaan met excellente leerlingen in de dagelijkse onderwijspraktijk. Groningen: GION/RUG. Janson, D. (2012). De rol van de leerkracht - Leerlingen laten excelleren. Jeugd in School en Wereld, 97(3), 20-23. Sjoers, S. (2012). eXcellent rekenen-rekenen voor (hoog)begaafde leerlingen. Volgens Bartjens, 32(1), 4-7. Steenbergen-Penterman, N., Koopmans-van Noorel, A., Smolenaers, L., & Houkema, D. (2012). Kansen voor talent, proces en resultaten van 28 excellentieprojecten in beeld. Enschede: SLO.
7
Hoofdstuk 2
Doelgericht verrijkingsonderwijs 2.1 Een beredeneerd aanbod voor excellente en begaafde leerlingen Leerlingen die (hoog)intelligent of (hoog)begaafd zijn, vormen met de leerlingen die sterk zijn op een enkel vakgebied een gemêleerd gezelschap. Het ministerie OCW spreekt over zo’n 20% van de leerlingen (OCW, 2013). In een groep van 30 leerlingen gaat het dus al gauw om 6 leerlingen! Deze leerlingen hebben als overeenkomst dat zij snel leren, analytisch zijn en behoefte hebben aan een aanvullend aanbod, ofwel ‘verrijking’. Over de (hoog)begaafde leerlingen binnen dit groepje ‘toptalenten’ is bekend dat een aanvullend aanbod alleen niet voldoende is, zij hebben daarnaast behoefte aan een specifieke benadering: ‘De school is voor hen vaak te ‘klein’. Zij vergen een benadering die recht doet aan hun andere manier van (creërend) denken die immers niet alleen doorwerkt in het intellectueel functioneren, maar ook in het werkgedrag: zij vragen niet alleen om moeilijker, maar liefst ook anders. Ook in het sociaal-emotioneel functioneren, zien we deze doorwerking. Begaafde leerlingen hebben behoefte aan diepere contacten met een beperkt aantal groepsgenoten en willen investeren in een zelfgekozen relatie met volwassenen. Een passende benadering van deze leerlingen vindt zijn vertrekpunt dan ook vooral in een goede relatie met de leraar die vervolgens ruimte biedt, feedback geeft en structureert.’ (Kort & Van Dijk, 2012, p. 28) De structuur van het handelingsgericht werken biedt volop kans om deze leerlingen binnen de eigen groep de aandacht te geven die ze zo nodig hebben om tot talentontwikkeling te komen. Deze structuur biedt ook alle kansen om in te gaan op de specifieke benadering van de subgroep ‘begaafde leerlingen’. Nevenstaand schema geeft een voorbeeld hoe het clusteren van leerlingen in drie groepen met ongeveer gelijke onderwijsbehoeften eruit zou kunnen zien. Het signaleren van excellente leerlingen en het begrijpen van hun onderwijsbehoeften wordt uitgewerkt in paragraaf 2.2.
8
Het ‘beredeneerde aanbod’ voor excellente leerlingen bestaat uit de methode compact aanbieden (omdat deze leerlingen sneller leren, met grotere denkstappen) en een aanvullend verrijkingsaanbod. Het verrijkingsaanbod is geen extraatje! Verrijking is een onderdeel van het basisaanbod voor de ‘toptalenten’. Houd vooral vast aan de gedachte dat u wilt dat leerlingen zich ontwikkelen. U wilt immers dat leerlingen leren en niet alleen laten zien wat ze al kunnen.
excellente leerlingen
methode COMPACT
‘standaard’ programma
VERRIJKING verbreding, verdieping
STANDAARD-METHODE met basis, herhaling en verrijking
meer ondersteuning nodig
individueel programma
methode BEPERKT
extra’s op niveau
extra’s
extra’s op niveau
Figuur 2.1 Greetje van Dijk, Differentieren
Beredeneerd aanbod rekenen-wiskunde We beperken ons voor deze handleiding tot het beschrijven van het beredeneerde aanbod op het vakgebied rekenen-wiskunde. Veel nieuwe rekenmethoden bieden concrete handvatten om de leerstof compact aan te bieden. Het is wel belangrijk om de handleiding daarvoor goed te lezen. Wij adviseren om de excellente leerlingen de toets voorafgaand aan het methodeblok te laten maken. Die toets fungeert dan als een laat-maar-zien-wat-je-al-kunt-toets. Zo signaleert u wat de leerlingen al beheersen en dat is de basis voor het compacte programma. Op basis van de toetsresultaten en de richtlijnen van de handleiding, stelt u dit compacte programma samen. Wees kritisch en houd de volgende vuistregels voor compacten in het achterhoofd: • Schrap 50% tot 75% van de oefenstof • Schrap alle herhaling • Schrap ‘verrijkingsstof’ die meer van hetzelfde biedt Leerlingen die de toets vooraf goed maken, doen toch mee met de introductie van nieuwe leerstof. Vaak ontwikkelen ze geheel eigen strategieën, maar zijn dat lang niet altijd de meest efficiënte werkwijzen. Dan valt er dus nog wat te leren! Ook het automatiseren verdient aandacht.
9
Gebruik speelse werkvormen om het enthousiasme voor het automatiseren te vergroten. Met deze werkwijze voor het compacten worden minimaal twee lesuren per week vrijgemaakt om aan verrijkingswerk te besteden. Het verdient aanbeveling om deze uren zoveel mogelijk te clusteren. In paragraaf 2.5 vindt u een uitwerking bij Wereld in Getallen. Deze werkwijze kunt u eenvoudig ‘vertalen’ naar uw eigen methode. Tijdens de vrijgemaakte uren (twee uur of meer per week) wordt er aan het verrijkte curriculum gewerkt. Verrijking is een verzamelterm voor verdieping en verbreding. Verdieping rekenen-wiskunde gaat de diepte in, verbreding verbindt het vakgebied met andere vakken. De ‘Uitdager van de maand’ bestaat uit verdieping van de reguliere lesstof rekenen-wiskunde en verbreding in de vorm van andere wiskundige onderwerpen en het vakgebied wetenschap & techniek. De uitdagers vindt u in hoofdstuk 3. 2.2 Signaleren en begrijpen: om welke leerlingen gaat het? Voor welke leerlingen zijn de uitdagers bedoeld? De uitdagers zijn bedoeld voor begaafde en intelligente leerlingen én leerlingen die vlot zijn in een enkel vakgebied, de vlotte rekenaars. De groep excellente leerlingen kan kwetsbaar zijn, en hun talent om uiteenlopende redenen niet ontwikkelen, we spreken dan van onderpresteerders. Voor hen zijn de uitdagers ook bedoeld. Welke leerlingen kunnen tot het groepje excellente leerlingen behoren? Leerlingen die opvallen door uitstekende rekenresultaten (A) behoren tot het groepje excellente leerlingen. Het is echter ook goed oog te hebben voor onderpresteerders. Denk daarbij ook aan leerlingen waarvan de ouders aangeven dat een kind meer aan kan (B). En zoek dan in de ‘middengroep’ naar leerlingen (C): • die opvallen door brede belangstelling, pientere opmerkingen, een originele kijk op problemen, bijzondere humor, grote woordenschat, goed geheugen of initiatief. • waarvan u vermoedt dat er meer inzit; • die perfectionistisch zijn en daardoor hun werk niet op tijd afhebben; • die druk gedrag vertonen, wat mogelijk kan duiden op verveling. Hoe weet ik het zeker? Geef op het groepsoverzicht aan welke leerlingen tot bovengenoemde categorieën A, B of C horen. Maak twee of drie keer per jaar gebruik van het formulier uit figuur 2.2. U kunt dit formulier in Word-formaat downloaden: http://www.onderwijsadvies.nl/diensten/ begaafdencentrum-surplus/verrijkingsmaterialen/
10
Vervolgens controleert u of uw vermoedens kloppen bij categorie B en C. Daarvoor kunt u uw eigen signaleringsinstrument gebruiken. Meestal gaat het dan om SiDi-3, Surplus Signaal Digitaal of het Digitaal Handelingsprotocol. Deze instrumenten bevragen ouders, leerkrachten en kinderen onder andere op de kenmerken van begaafdheid, motivatie werkhouding en sociaal emotioneel welbevinden. Van signaleren naar begrijpen Voor de leerlingen die in bovenstaand lijstje terecht zijn gekomen, worden de onderwijsbehoeften vastgesteld. Naast de groepsdoelen (inhoudelijke doelen bij de uitdagers) kunnen per leerling nog accenten worden gelegd (persoonlijke doelen).
figuur 2.2: formulier signaleren
Wanneer een slimme rekenaar veel slordigheidsfouten
excellente leerlingen.
maakt in de methodeleerstof, kan het persoonlijk doel ‘accuraat werken’ bij de uitdager worden geformuleerd. De doelen bij de uitdagers vindt u in hoofdstuk 3. Het werken met persoonlijke accenten is uitgewerkt in de volgende paragraaf. 2.3 Werken aan persoonlijke vaardigheden Wij adviseren om de ‘metacognitieve vaardigheden van excellente leerlingen te stimuleren door ze na te laten denken over persoonlijke doelen. Ook leerkrachten of ouders kunnen aangeven welke persoonlijke accenten nodig zijn en die vervolgens met de leerling bespreken. Er bestaan verschillende overzichten en boeken met voorbeelden van persoonlijke doelen: • De doelen en vaardighedenlijst http://bit.ly/1oUnNiF • Het boek: ‘Slim maar… Help kinderen hun talenten benutten door hun executieve functies te versterken’. Peg Dawson en Richard Guare, Hogrefe Uitgevers BV, april 2009 • Habits of mind. Zie voor een Nederlandstalige uitwerking de website van de Noordwijkse School: http://bit.ly/1qWa4au
11
De begeleiding Bij de start van een uitdager of wanneer u een nieuw groepsplan opstelt, kunt u een groepsgesprek voeren met de excellente leerlingen over de doelen: wat ga je leren tijdens het werken met de uitdager en wat wil je bij jezelf ontwikkelen. Soms is het nodig om een individueel gesprek te plannen. Voor het voeren van deze gesprekken kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van de volgende materialen: • Oplossingsgerichte kindwijzers. G.Schlundt Bodien en L.Schlundt Bodien. Crystellise Books. • Werkvorm 4. Schalen in ‘Oplossingsgericht aan het werk met kinderen en jongeren. Gesprekken en werkvormen’. Corry Wolters. Pica, 2011. Tijdens het werken aan de uitdagers helpt u de leerlingen herinneren aan welke doelen er gewerkt wordt. Ook bij het lopen van uw rondes, kunt u hier kort aandacht aan besteden. “Joh, lukt het om werk uit handen te geven bij het samenwerken?” Bij de afsluiting van de uitdager of aan het eind van de groepsplanperiode is het tijd voor een evaluatie. Neem de tijd om met de leerlingen te reflecteren op wat er is geleerd en welke inspanning ze daarvoor hebben moeten leveren. Er is een evaluatieformulier beschikbaar waarmee u met de kinderen op de uitdagers kunt terugkijken. Het bestaat uit een pagina waarop leerlingen het project en zichzelf beoordelen en een pagina waarop de leerkracht de inspanningen en het resultaat beoordeelt. Tot slot is er ruimte om samen conclusies te trekken en nieuwe afspraken vast te leggen voor de volgende uitdager. Tijdens de evaluatie verzamelt u op deze wijze weer nieuwe informatie en krijgt u nog beter zicht op de onderwijsbehoeften. U kunt het evaluatieformulier in Word-formaat downloaden op: http://bit.ly/1pQHI0H
figuur 2.3: Evaluatieformulier uitdager, met gedeelte voor de leerling en gedeelte voor de leerkracht
12
2.4 Organisatie van de ‘Uitdager van de maand’ De groep excellente leerlingen werkt volgens een compact programma met de rekenmethode. Daarmee komen zeker twee lesuren rekentijd per week vrij waarin gewerkt wordt aan de ‘Uitdager van de maand’. Het verdient aanbeveling om deze tijd te clusteren. Wanneer je elk lesuur slechts 10 minuten aan leerstof op voldoende hoog niveau werkt, is het ondoenlijk om de gewenste diepgang te bereiken. Hieronder vindt u een voorbeeldplanning bij Wereld in Getallen, waar de tijd voor verrijking wordt geclusterd tot hele lesuren. Voorbeeld planning WIG Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Groep
WIG
WIG
WIG project
WIG
WIG
Excellent
WIG***
Verrijking
WIG project
WIG***
Verrijking
compact
compact
(ma+di)
(do+vr)
10-15 min
Instructie
Instructie/
voortgang
terugblik vooruit
Toetsweek Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Groep
TOETS
WIG
WIG
WIG
Verrijking
Verrijking
Verrijking
TOETS
Excellent
Instructie terugblik/ vooruit figuur 2.4: Planning Wereld in Getallen
Dit schema geeft leerkrachten houvast om zowel de gewenste clustering van verrijkingstijd te realiseren als de instructie te plannen. De excellente leerlingen of de leerkracht bereiden ook een activiteit voor die met de hele groep wordt uitgevoerd. Dit betekent dat er in de rekentijd ruimte moet worden gevonden, om dit te realiseren.
13
Tenslotte raden wij aan om de planning van de ‘Uitdager van de maand’ met de leerlingen te bespreken en (op termijn) in de weektaak op te nemen. Dit betekent dat u bespreekt: • wat er van hen verwacht wordt bij het werken met de methodeleerstof (compact programma), • wat er van hen wordt verwacht wanneer zij met de ‘Uitdager van de maand’ werken, • wanneer zij aan de instructietafel zitten en wat zij van u kunnen verwachten. 2.5 Ervaringen in de praktijk In het algemeen raakten alle leerkrachten enthousiast over de door ons voorgestelde werkwijze. Met name was het enthousiasme groot over de wisselwerking tussen de excellente leerlingen en de hele groep. Ook werd vaak genoemd dat de motivatie en betrokkenheid van de leerlingen werd vergroot. Signaleren Bij de try-out-scholen is er nogal verschillend omgegaan met de selectie van leerlingen. In één klas deden bijvoorbeeld alle sterke rekenaars mee, terwijl er in een andere groep leerlingen werden toegevoegd die ‘het verdiend hadden door hard werken’ of op basis van vermoedens dat er meer in een leerling kon zitten. De leerkrachten bleken verrast door de resultaten. Leerkrachten zagen talenten van leerlingen die ze niet eerder hadden gezien. We zagen leerkrachten ook kiezen voor ‘het gewoon proberen’ met leerlingen waarover ze twijfelden. Sommige van deze leerlingen bleken op te leven van de ‘Uitdager van de maand’. Doordat de hele groep minimaal één keer per uitdager meewerkte aan de uitdager, werden ook talenten gesignaleerd: harde werkers, creatieve talenten en kinderen die diepe inzichten toonden. Deze kinderen wilden vaak meedoen met de volgende uitdager. In dat geval moet de leerkracht zoeken naar tijd op de weektaak. Onderstaande schema’s geven voorbeelden van aandachtspunten bij het signaleren.
14
figuur 2.5: aandachtspunten voor de excellentie kinderen
Compacten Het werken met de voortoets en het maken van een compacte route gaf inderdaad meer tijd op de weektaak dan leerkrachten voor die tijd konden realiseren. Er werd ook op andere manieren gewerkt. Een leerkracht vond geen tijd om de bloktoets vooraf te maken, maar nam met het groepje excellente leerlingen het blok door, gaf hier en daar korte uitleg en liet de kinderen meedoen met de projectles uit de Wereld in Getallen. Er werd afgesproken wat de kinderen zelfstandig moesten maken. Deze leerlingen hebben hard aan de uitdager gewerkt en ook de blokdoelen met glans gehaald. Een andere leerkracht had juist voor elk kind een eigen compacte route gemaakt, gebaseerd op de voortoets en de individuele doelen.
15
Doelgericht werken Leerkrachten waren positief over het werken met leerdoelen. Een van hen verwoordt: ‘Het heeft echt meerwaarde om met leerdoelen te werken’. Leerkrachten gaven aan dat de ‘doelen en vaardighedenlijst’ motiverend werkte. Ze vinden hem wel pittig voor groep 6. Kinderen waren het niet gewend en het maakte hen heel bewust van hun ontwikkeling. Er werd soms een doel voor het hele groepje geformuleerd, bijvoorbeeld ‘doorzetten als het moeilijk wordt’. Dit heeft als voordeel dat u een kind niet individueel hoeft aan te spreken als een kind daar kwetsbaar in is. Enkele leerkrachten waren ook erg enthousiast over het werken met de evaluatieformulieren. Bij één school wordt nagedacht hoe de resultaten van de uitdagers en de ontwikkeling van de excellente leerlingen op de rapporten kan worden opgenomen. Het leren van een leerling (voorbeeld): Leerling Sabina werd geselecteerd in categorie C, de leerkracht vermoedde dat ze meer capaciteiten had dan ze liet zien. Als aandachtspunt werd genoteerd ‘Ik laat zien wat ik geleerd heb.’ Dat dit doel gehaald werd, blijkt duidelijk uit het feit dat de moeder op school kwam vertellen dat Sabina thuis over de activiteit vertelde, terwijl ze dat daarvoor weinig deed. Als persoonlijke doelen kruiste Sabina op de doelen-en-vaardigheden-lijst aan ‘werkhouding: ik waardeer het leerproces, ook als het resultaat tegenvalt’ en ‘inzicht in jezelf: ik doe de dingen zo goed mogelijk, maar stel mijn eisen/doelen niet te hoog’. Op het evaluatieformulier geeft Sabina aan de doelen te hebben gehaald. Ze noteert eerlijk bij ‘Hoe ga je verder’: ‘de samenwerking kan beter’. De leerkracht beoordeelt de inspanningen en het resultaat positief en geeft als advies ‘vraag tijdig hulp als de samenwerking niet goed verloopt’. Reacties van de leerkrachten die de uitdagers hebben getest Leerkrachten laten ons weten hoe ze de uitdagers hebben ervaren. Eén van de leerkrachten geeft aan ‘dat hij de excellente kinderen niet zag, deze kinderen kunnen het immers wel’. Hij meldt dat de uitdager hem dwong om ze aan de instructietafel te hebben en dat dit een eye-opener bleek. Anderen zijn onverkort positief. Zij geven aan: ‘Ga het vooral doen’, ‘Wees niet bang om andere lessen te laten vallen, want ze leren heel veel’, ‘Je moet wel goed kunnen organiseren!’ en ‘Ik zag er tegenop, maar heb nu geen koudwatervrees meer. Ga er vooral aan beginnen!’
16
Hoofdstuk 3
De uitdagers
De uitdager van de maand is ontwikkeld om het professioneel handelen rond excellente en begaafde leerlingen in het basisonderwijs te stimuleren én de opbrengsten voor de hele groep te bevorderen. We richten ons op excellente en hoogbegaafde leerlingen in de bovenbouw die bovengemiddeld presteren op het gebied van rekenen-wiskunde en natuur & techniek. 3.1 Uitgangspunten bij selectie en ontwikkeling van de uitdagers De uitdager van de maand is ontwikkeld bij de vakgebieden rekenen-wiskunde en natuur & techniek voor de groepen 6 tot en met 8. Met deze uitgave willen we een haalbare, laagdrempelige werkwijze bieden, die een team zelf kan uitbreiden naar andere vakgebieden en andere leerjaren. Vanzelfsprekend is uitgegaan van de algemene kenmerken van verrijking, zoals die al decennia bekend zijn: ‘Wat de leerstof betreft werden vier belangrijke uitgangspunten leidend: 1. Herhaling en routinematig werk moeten zoveel mogelijk voorkomen worden; 2. Leerstappen moeten groot zijn, groter dan veelal in de methoden het geval is; 3. Er moet een behoorlijk abstractieniveau aanwezig zijn; 4. Er moet een beroep worden gedaan op divergent denken (meerdere oplossingswegen, open oplossingen). Wie vandaag de dag een publicatie over (hoog)begaafde leerlingen openslaat, zal deze vertrekpunten uit de jaren ’90 van de vorige eeuw steevast tegenkomen!’ (Kort & Van Dijk, 2012, p. 16) Daarnaast zijn de volgende uitgangspunten leidend geweest in de opzet. Uitgangspunt 1: aansluiten bij gangbare verrijkingsmethoden We hebben allereerst gekeken welke veelgebruikte verrijkingsmethoden bij beide vakgebieden voor groep 6-7-8 geschikt zijn om in te zetten als ‘uitdager van de maand’ of met een bescheiden aanpassing uitgebreid kunnen worden tot ‘uitdager van de maand’. Er is gekozen om aan te sluiten bij de onderstaande verrijkingsmethoden. Rekentijgers (uitgegeven door Zwijsen) http://bit.ly/1uWbXFa Een serie werkboekjes voor de betere en snellere rekenaars, bestaand uit een verzameling rekenuitdagingen en breinkrakers. Rekentijger zorgt voor verdieping van het reken-wiskundeonderwijs door het oefenen met andere denkmethoden. 17
Somplextra (uitgegeven door OnderwijsAdvies) http://bit.ly/1pQHI0H Somplextra bestaat uit acht projecten waar wiskunde, creativiteit en functioneel computergebruik worden geïntegreerd tot ‘wiskunst’. Elk project is uitgewerkt op drie niveaus: starters (1), gevorderden(2) en geleerden(3). Somplextra is een combinatie van verdieping en verbreding. Elk project wordt afgesloten met een creatieve opdracht. Sterrenwerk, Natuur en Wetenschap (uitgegeven door Schoolsupport) http://bit.ly/1nVsoM5 Sterrenwerk Natuur en Wetenschap bestaat uit een reeks leesboeken. Bij elk thema horen twee boekjes: een boekje over een onderzoeker én een informatief boekje over het onderzoeksthema. Sterrenwerk biedt daarnaast online verwerkingsmateriaal dat leerlingen stimuleert om op onderzoek uit te gaan. Zinder, serie Techniek (uitgegeven door Schoolsupport) http://bit.ly/1uWcp6p Zinder is een serie thematische leesboeken met werkboeken. Elk thema bevat een leesboek Mens & Maatschappij en een leesboek Natuur & Wetenschap. De werkboeken bieden verdieping. Uitgangspunt 2: inhoud op voldoende hoog niveau en denkvaardigheden aanspreken De taxonomie van Bloom biedt een terminologie om het beheersingsniveau van cognitieve doelen vast te stellen (Sjoers, 2012). Deze taxonomie maakt onderscheid tussen zogenaamde lagere en hogere orde denkvaardigheden. De lagere orde denkvaardigheden ‘onthouden, begrijpen en toepassen’ geven aan in welke mate een leerling bepaalde leerstof ‘onder de knie heeft’. Bij ‘toepassen’ is het beheersingsniveau hoger dan bij ‘onthouden’. De taxonomie gaat dus over het type leervaardigheden en zegt niets over het niveau van de kennis. Je kunt bijvoorbeeld de tafel van 8 onthouden, begrijpen en toepassen, maar ook de tafel van 118. De hogere orde denkvaardigheden zijn ‘analyseren, evalueren en creëren’. Deze denkvaardigheden geven aan in welke mate leerlingen het beheersen om analytisch en kritisch na te denken over de leerstof, hoe zij hun probleemoplossend vermogen erbij ontwikkelen en in welke mate zij zelfstandig en kritisch op zoek gaan naar de benodigde informatie. Met de ‘uitdager van de maand’ willen we zorgen dat de excellente leerling leerstof op voldoende hoog niveau ‘onthoudt, begrijpt en toepast’. Daarmee komen leerlingen toe aan de gewenste verdieping. We spelen ook in op de specifieke onderwijsbehoeften van begaafde en intelligente leerlingen door het aanspreken van de hogere orde denkvaardigheden. Leerlingen worden met de ‘Uitdager van de maand’ gestimuleerd om hun analytische denkvaardigheden te scherpen, de resultaten van hun inspanningen te evalueren en het creërend denkvermogen verder te ontwikkelen.
18
Uitganspunt 3: interactie met de hele groep Een ander aandachtspunt is, dat de groep excellente leerlingen deel uitmaakt van de groep. Door opdrachten te selecteren (of te ontwikkelen) waar elementen aanwezig zijn waar de hele groep, minimaal één keer per uitdager, mee kan denken met de bollebozen, bereiken we zinvolle interactie. Uitganspunt 4: diversiteit! Er is gestreefd naar 26 uitdagers die een rijk palet aan verrijkingsinhouden bieden. Er is ook gekozen om opdrachten te selecteren en ontwikkelen die een brede variatie aan werkvormen bieden (zie de tabel in paragraaf 3.3). Dit bevordert de interactie tussen de excellente leerlingen en de groep. We hebben willen voorkomen dat excellente leerlingen 26 keer een presentatie houden en de groep passief luistert. De excellente leerlingen houden actieve presentaties, ontwikkelen lessen of spellen, ontwerpen een onderzoek en nog veel meer. Op deze wijze werkt de hele groep mee met het testen van het spel, het uitvoeren van een onderzoek, het verzamelen van data, enzovoorts. 3.2 Opzet van de uitdagers Bij de ‘Uitdager van maand’ bij het vakgebied rekenen-wiskunde gaan we ervan uit dat leerlingen hun rekenwerk (lees ‘de methode’) in korte tijd én in een compact aanbod leren. Hierdoor worden gemiddeld minimaal twee lesuren per week vrijgespeeld om aan verrijkingswerk te besteden (zie hoofdstuk 2). Met elke uitdager kunt u gedurende een periode van drie à vier weken verrijking organiseren. De uitdagers borduren voort op bestaande verrijkingsmethoden, die met maatwerk worden aangevuld. Bij de ene uitdager past de verrijkingsmethode naadloos in het concept ‘Uitdager van de maand’, bij andere uitdagers is de aanpassing aanzienlijk geweest. De opdrachten voor de uitdagers natuur & techniek zijn grotendeels door ons ontwikkeld, en bieden in combinatie met de verrijkingsmethode meer diepgang. Elke uitdager bestaat uit een downloadbaar katern waarin de volgende elementen de rode draad vormen: 1. De leerdoelen voor de excellente leerlingen én voor de hele groep. 2. Een beknopte beschrijving van de activiteit, waarmee de leerkracht de essentie snel doorziet. Daarin wordt ook omschreven wat er van de excellente leerlingen, de hele groep en de leerkracht wordt verwacht. In een 4-weken schema staat van week tot week wat de activiteiten zijn. 3. Waar van toepassing zijn additionele activiteiten toegevoegd, zodat u door kunt gaan als u de smaak te pakken heeft bij deze uitdager. 4. Ten slotte is de achtergrond van het onderwerp toegelicht. 5. Het werkmateriaal voor de leerling, met antwoordenbladen.
19
3.3 De uitdagers Hieronder treft u een overzicht van de titels van de 26 uitdagers. De individuele uitdagers zelf kun u als download vinden op http://cfp.schoolaanzet.nl Bron
Titel van de uitdager
Werkvorm groepsactiviteit
Groep
Rekentijgers
draai- en lijnsymmetrie
klassikale instructie geven met
6
ontwerpopdracht voor de groep Rekentijgers
grafieken
ontwerpen en spelen van een
6
memoryspel Rekentijgers
pentomino’s
ontwerpen pentominopuzzels
6
voor de groep Rekentijgers
Rekentijgers
driehoeks- en
klassikale instructie geven met
vierkantsgetallen
speelse werkvormen
Egyptisch rekenen
samenstellen van Egyptisch
7
7
sommenboekje voor de groep Rekentijgers
Zweedse puzzel
ontwerpen van een Zweedse
7
puzzel voor de groep Rekentijgers
breuken
klassikale instructie over
8
ontwerpen van patronen waarmee breuken zichtbaar worden Rekentijgers
geheimschrift
geheimschrift maken voor hele
8
groep Rekentijgers
roosterveelhoeken
groepswerk en presentatie
8
geven Somplextra
doolhoven
oplossingsmethode uitleggen,
6/7
waarbij de groep oefent met zelfgemaakte doolhoven Somplextra
labyrint
ontwerpen en maken van groot labyrint op schoolplein
20
6/7
Somplextra
cirkelpret
tentoonstelling maken en met
7/8
groep cirkeldans uitvoeren Somplextra
Kennismaken met PI
posters ontwerpen over pi, les
6/7
over pi-rebus Somplextra
Keltische knopen
de groep tekent Keltische
6/7
knopen, excellente leerlingen analyseren de structuur. Somplextra
knopenvaria
picozine samenstellen over
7/8
knopen Somplextra
achtervolgingen
presentatie met animatie
7/8
Somplextra
krommingen
ontwerpen activiteit waar met
7/8
de groep een kromming op het schoolplein wordt gemaakt Zinder
iglo’s bouwen
samen iglo ontwerpen
6
Zinder
gezichtsbedrog
samen proefjes doen
6/7/8
Zinder
weeg je overal
samen proefjes doen
6/7/8
samen werken aan een
7/8
hetzelfde Zinder
lang leve je lijf
onderzoek Zinder
vlieger
samen een vlieger ontwerpen
7/8
Zinder
wilde dieren
debat
7/8
Rekenweb
waterverbruik
samen werken aan een
7/8
onderzoek Sterrenwerk
Sterrenwerk
regen en het weer
samen werken aan een
voorspellen
onderzoek
schimmels
samen werken aan een onderzoek
21
7/8
7/8
3.4 Overzicht inhoudelijke doelen per uitdagers Hieronder staan per uitdager de leerdoelen verwoord in ‘slimme kindertaal’. U kunt deze doelen bijvoorbeeld benutten bij de introductie van het onderwerp (‘Wat gaan we leren?’) en erop reflecteren bij de evaluatie (‘Wat heb je geleerd?’). Rekentijgers, draai- en lijnsymmetrie, groep 6 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik begrijp draaisymmetrie en lijnsymmetrie
•
Ik kan spiegelassen aangeven, door
lijnsymmetrie. •
vouwen of tekenen. •
Ik kan uitleggen welke orde Ik kan afbeeldingen maken met
•
Ik kan uitleggen welke orde draaisymmetrie een figuur heeft.
•
lijnsymmetrie en draaisymmetrie. •
Ik kan spiegelassen aangeven, door vouwen of tekenen.
draaisymmetrie een figuur heeft. •
Ik begrijp draaisymmetrie en
Ik kan afbeeldingen maken met lijnsymmetrie (of draaisymmetrie).
Ik kan de groep helpen bij het maken van de symmetrische figuren en controleren of deze goed symmetrisch zijn (lijn- en/of draaisymmetrisch).
Rekentijgers, grafieken, groep 6 Excellente leerlingen
De groep
•
Ik weet welke tekst bij een grafiek hoort.
•
Ik weet welke tekst bij een grafiek hoort.
•
Ik kan grafieken met elkaar vergelijken
•
Ik kan de tijd en afstand uit een grafiek
en de verschillen opnoemen. •
aflezen.
Ik kan de tijd en afstand uit een grafiek aflezen.
•
Ik kan aan de hand van een stukje tekst een bijpassende grafiek tekenen.
22
Rekentijgers, pentomino’s, groep 6 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik weet wat de eigenschappen van tetromino’s en pentomino’s zijn.
•
Ik weet hoe ik een pentominopuzzel
Ik weet wat de eigenschappen van tetromino’s en pentomino’s zijn.
•
moet oplossen en kan dit aan anderen
Ik weet hoe ik een pentominopuzzel moet oplossen.
vertellen. Rekentijgers, driehoeks- en vierkantsgetallen, groep 7 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik begrijp wat driehoeks- en vierkantsgetallen zijn.
•
Ik kan driehoeksgetallen berekenen.
•
Ik kan aan de groep vertellen en met
Ik begrijp wat driehoeks- en vierkantsgetallen zijn.
•
Ik kan driehoeksgetallen berekenen.
materiaal laten zien wat driehoeks- en vierkantsgetallen met elkaar te maken hebben. •
Ik kan een opdracht aan de groep geven over het berekenen van driehoeksgetallen (met bijv. fiches, doppen of blokjes).
Rekentijgers, Egyptisch rekenen, groep 7 Excellente leerlingen
De groep
•
•
• •
Ik begrijp dat er vanuit de tekens of hiërogliefen die de Egyptenaren
of hiërogliefen die de Egyptenaren
gebruikten andere cijfers kunnen worden
gebruikten andere cijfers kunnen worden
gemaakt.
gemaakt.
Ik kan cijfers maken met Egyptische
•
de groep oplossen samen met andere
Ik kan optellen, aftrekken en
leerlingen.
tekens of hiërogliefen. Ik kan vertellen hoe de Egyptenaren rekenden. •
Ik kan de Egyptische rekenreeks van
tekens of hiërogliefen. vermenigvuldigen met de Egyptische •
Ik begrijp dat er vanuit de tekens
Ik kan een Egyptische rekenreeks voor de groep maken (wellicht een aantal sommetjes).
23
Rekentijgers, Zweedse puzzel, groep 7 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik weet welke getallen ik makkelijk kan optellen bij het oplossen van de puzzel.
•
•
Ik kan een stappenplan maken bij het
Ik weet welke getallen ik makkelijk kan optellen bij het oplossen van de puzzel.
•
Ik kan een stappenplan maken bij het
oplossen van de puzzel en aangeven hoe
oplossen van de puzzel en aangeven hoe
ik de puzzel vlot kan oplossen.
ik de puzzel vlot kan oplossen.
Ik kan een Zweedse puzzel maken voor de groep.
Rekentijgers, breuken, groep 8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
•
Ik kan aangeven welk deel van een vorm gekleurd is en ik kan precies het juiste
gekleurd is en ik kan precies het juiste
deel van een figuur kleuren.
deel van een figuur kleuren.
Ik kan een patroon maken van
•
verschillende vormen en breuken. •
Ik kan aangeven welk deel van een vorm
Ik kan een patroon maken van verschillende vormen en breuken.
Ik kan aangeven welke breuken lastige breuken zijn om in het patroon te verwerken.
Rekentijgers, geheimschrift, groep 8 Excellente leerlingen
De groep
•
Ik begrijp hoe je een Caesarcode maakt.
•
Ik begrijp hoe je een Caesarcode maakt.
•
Ik kan de laatste twee opgaven van
•
Ik kan het klassengeheimschrift oplossen.
werkblad 5 goed maken en ontdek hoe
•
Ik kan zelf een geheimschrift maken.
de caesar-code is opgebouwd. •
Ik kan een geheimschrift voor de klas ontwerpen.
24
Rekentijgers, roosterveelhoeken, groep 8 Excellente leerlingen
De groep
•
Ik kan de oppervlakte van een figuur
Na de presentatie van de excellente leerlingen
berekenen.
kan ik:
Ik begrijp wat roosterpunten,
•
De oppervlakte van een figuur berekenen.
randpunten en binnenpunten zijn en
•
Vertellen wat roosterpunten, randpunten
•
kan de hoeveelheid hiervan bepalen bij
en binnenpunten zijn.
bepaalde figuren. • •
•
In groepjes berekenen hoeveel
Ik kan figuren tekenen met een bepaald
roosterpunten, randpunten en
aantal randpunten en binnenpunten.
binnenpunten bepaalde figuren hebben.
Ik kan de regelmaat herkennen waarmee je de oppervlakte van een roosterveelhoek kunt uitrekenen als je het aantal binnenpunten en randpunten weet.
•
Ik kan een presentatie geven aan de groep over randpunten, binnenpunten en het berekenen van de oppervlakte van een figuur.
Somplextra, doolhoven, groep 6/7 Excellente leerlingen
De groep
•
Ik begrijp hoe een doolhof in elkaar zit.
•
•
Ik kan een doolhof ontwerpen.
•
Ik kan de structuur van een doolhof aan
structuur van doolhoven op te lossen. •
de hand van twee oplossingsmethoden
Ik stel vragen aan de excellente leerlingen.
doorzien. •
Ik kan twee manieren gebruiken om de
Ik leer om te plannen, organiseren en samenwerken.
25
Somplextra, labyrint, groep 6/7 Excellente leerlingen
De groep
•
Ik kan een labyrint tekenen.
•
•
Ik snap hoe een labyrint in elkaar steekt.
•
Ik kan labyrinten ontwerpen.
•
Ik kan een levensgroot labyrint op het
Ik ervaar hoe lang de lengte van het pad in een labyrint is en schat de lengte.
•
Ik kan een labyrint tekenen.
schoolplein tekenen (waar je in kan lopen). •
Ik leer om te plannen, organiseren en samenwerken.
Somplextra, cirkelpret, groep 6/7 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik oefen met het tekenen van cirkels op verschillende manieren.
•
Ik bekijk wat de voor en nadelen zijn van
met cirkels kan maken. •
de verschillende manieren van cirkels tekenen. •
Ik zie wat voor verschillende figuren je Ik ervaar hoe een cirkel in elkaar zit door het doen van een cirkeldans.
•
Ik kan mooie ingewikkelde kunstwerkjes
Ik kan goede vragen stellen aan de excellente leerlingen.
maken met cirkels. •
Ik leer om te plannen, organiseren en samenwerken.
Somplextra, cirkels en PI, groep 6/7 Excellente leerlingen
De groep
•
Ik begrijp en onthoud wat het verband is
•
Ik leer het getal PI.
tussen de middellijn en de straal van een
•
Ik leer rebussen oplossen.
cirkel en leer zo het getal PI kennen.
•
Ik kan vragen stellen over de posters van
•
Ik kan het midden van een cirkel vinden.
•
Ik begrijp hoe een rebus in elkaar zit en
de excellente leerlingen.
kan rebussen oplossen en ontwerpen.
26
Somplextra, Keltische knopen, groep 7/8 Excellente leerlingen
De groep
•
Ik kan Keltische knopen tekenen.
•
Ik kan Keltische knopen tekenen.
•
Ik doorgrond hoe een Keltische knoop is
•
Ik kan goede vragen aan de excellente
opgebouwd. •
leerlingen.
Ik snap de onderliggende getalsrelaties bij de Keltische knopen.
•
Ik leer om te plannen, organiseren en samenwerken.
Somplextra, knopenvaria, groep 7/8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik begrijp hoe ingewikkeld knopen zijn en hoeveel verschillende er zijn.
•
hoeveel verschillende er zijn.
Ik kan activiteiten met knopen
•
bedenken. •
Ik kan een picozineboekje in elkaar zetten (vouwen, nieten en opensnijden)
Ik kan een picozine maken en leuke
•
opdrachten daarin zetten. •
Ik begrijp hoe ingewikkeld knopen zijn en
Ik kan goede vragen stellen aan de excellente leerlingen.
Ik leer om te plannen, organiseren en samenwerken.
Somplextra, achtervolgingen, groep 7/8 Excellente leerlingen
De groep
•
Ik snap wat een achtervolgingskromme
•
Ik leer wat een achtervolgingskromme is.
is en ik kan zo’n kromme maken.
•
Ik kan de excellente leerlingen vragen
•
Ik leer meer van achtervolgingskrommen
stellen over de animatie.
door het doen van het Rekenweb spel. •
Ik leer om een presentatie te maken met animatie.
•
Ik kan andere leerlingen vertellen over achtervolgingskrommen en met ze samenwerken.
27
Somplextra, krommingen, groep 7/8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik snap hoe uit rechte lijnen krommingen ontstaan.
•
Ik kan verschillende typen krommingen
rechte lijnen een kromming ontstaat. •
maken en begrijp hoe ze in elkaar zitten. •
Ik doe mee aan een activiteit waarbij uit Ik kan goede vragen stellen over krommingen.
Ik leer om te organiseren, plannen en samen te werken.
Zinder, iglo’s bouwen, groep 6 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik begrijp hoe het komt dat het in een iglo warmer is dan erbuiten.
•
Ik begrijp hoe een stevige ronde
warmer is dan erbuiten. •
constructie in elkaar zit. •
Ik kan een stevige iglo van Ik kan de constructie testen en
•
Ik kan uitleggen welke verbeteringen ik
•
Ik kan gebruik maken van de
•
Ik kan uitleggen welke verbeteringen ik heb aangebracht.
•
ontwerpcyclus. •
Ik kan de constructie testen en verbeteringen aanbrengen.
heb aangebracht. •
Ik kan een stevige iglo van suikerklontjes ontwerpen en maken.
verbeteringen aanbrengen. •
Ik begrijp hoe een stevige ronde constructie in elkaar zit.
suikerklontjes ontwerpen en maken. •
Ik begrijp hoe het komt dat het in een iglo
Ik kan gebruik maken van de ontwerpcyclus.
Ik kan een duidelijke uitleg geven over het bouwen van iglo’s en de klasgenoten begeleiden bij het maken van de iglo’s.
28
Zinder, gezichtsbedrog, groep 6-7-8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
•
Ik begrijp hoe gezichtsbedrog werkt en dat dat te maken heeft met de werking
dat dat te maken heeft met de werking
van de hersenen.
van de hersenen.
Ik ken verschillende soorten
•
gezichtsbedrog en begrijp hoe deze werken in de hersenen. •
Ik begrijp hoe gezichtsbedrog werkt en
Ik kan conclusies trekken uit de resultaten.
•
Ik kan conclusies trekken uit de
Ik kan een duidelijke poster maken over een optische illusie.
resultaten. •
Ik kan een optische illusie bedenken en maken.
•
Ik kan een duidelijke uitleg over gezichtsbedrog geven en de klasgenoten helpen bij de proefjes.
Zinder, weeg je overal hetzelfde, groep 6-7-8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
•
Ik begrijp hoe het komt dat voorwerpen blijven drijven. Ik begrijp dat dat te
blijven drijven. Ik begrijp dat dat te
maken heeft met de zwaarte of dichtheid
maken heeft met de zwaarte of dichtheid
van het water (of een andere vloeistof).
van het water (of een andere vloeistof).
Ik kan conclusies trekken uit de
•
resultaten. •
Ik kan conclusies trekken uit de resultaten.
Ik kan proefjes over drijven en zinken bedenken.
•
Ik begrijp hoe het komt dat voorwerpen
Ik kan een duidelijke uitleg over drijven en zinken aan de klas geven.
29
Zinder, lang leve je lijf, groep 7-8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik weet wat gezonde eetgewoontes zijn voor kinderen van 10-12 jaar en kan er een duidelijke uitleg over geven.
•
•
Ik weet wat gezonde eetgewoontes zijn voor kinderen van 10-12 jaar.
•
Ik ken de verschillende groepen
Ik ken de verschillende groepen
voedingsmiddelen. Ik begrijp de gezonde
voedingsmiddelen. Ik begrijp de gezonde
werking van deze voedingsmiddelen en de
werking van deze voedingsmiddelen en
hoeveelheden die kinderen nodig hebben.
de hoeveelheden die kinderen nodig
•
Ik kan gegevens in een grafiek weergeven.
hebben.
•
Ik kan conclusies verbinden aan de
Ik kan een onderzoek over eetgewoontes van de klas opzetten. Ik kan
resultaten •
Ik kan mijn eigen eetgewoontes
onderzoeksvragen bedenken en een plan
beoordelen en nadenken over een
maken hoe we het onderzoek gaan doen
verbetering van mijn eetgewoontes.
en wat we daarvoor nodig hebben. •
Ik kan bedenken hoe we de gegevens in grafieken kunnen weergeven. Ik kan deze grafieken ook maken en kan er conclusies uit trekken.
•
Ik kan mijn eigen eetgewoontes beoordelen en nadenken over een verbetering van mijn eetgewoontes.
Zinder, vlieger, groep 7-8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik begrijp hoe een vlieger kan vliegen en dat dit te maken heeft met de kracht van
dat dit te maken heeft met de kracht van
de wind en het gewicht en de vorm van
de wind en het gewicht en de vorm van de
de vlieger.
vlieger.
•
Ik kan de vlieger maken.
•
Ik kan de vlieger testen en de testresultaten gebruiken om een beter
• •
Ik kan de vlieger (op een handige en nette manier) maken.
Ik kan uitleggen waarom ik denk dat het nieuwe ontwerp beter zal werken.
•
Ik kan de vlieger maken en testen en ik kan de testresultaten analyseren.
ontwerp te maken •
Ik begrijp hoe een vlieger kan vliegen en
Ik kan een duidelijke uitleg over vliegers geven en de klasgenoten begeleiden bij het maken van de vlieger.
30
Zinder, wilde dieren, groep 7-8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik weet veel over het leven van wilde dieren in Afrika.
•
•
Ik weet veel over het leven van wilde dieren in Afrika.
Ik ken de verschillende manieren waarop
•
Ik ken de verschillende manieren waarop
stropers werken en begrijp welke invloed
stropers werken en begrijp welke invloed
dit heeft op de wilde dieren.
dit heeft op de wilde dieren.
Ik kan een duidelijke samenvatting
•
Ik kan tijdens het debat goede
maken van de belangrijke informatie.
argumenten gebruiken en goed luisteren
•
Ik kan goede stellingen bedenken.
naar de argumenten van de andere
•
Ik kan tijdens het debat goede
leerlingen.
argumenten gebruiken en goed luisteren naar de argumenten van de andere leerlingen.
31
Rekenweb, waterverbruik, groep 7/8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
•
Ik ken het gemiddelde waterverbruik
Ik ken het gemiddelde waterverbruik
van een huishouden, van bepaalde
van een huishouden, van bepaalde
handelingen zoals douchen en
handelingen zoals douchen en
van apparaten. Ik begrijp dat het
van apparaten. Ik begrijp dat het
waterverbruik van een huishouden wordt
waterverbruik van een huishouden wordt
beïnvloed door deze handelingen en
beïnvloed door deze handelingen en
apparaten.
apparaten.
Ik kan een onderzoek over waterverbruik
•
Ik kan gegevens in een grafiek weergeven.
van de klas opzetten. Ik kan
•
Ik kan de resultaten analyseren en
onderzoeksvragen bedenken en een
conclusies trekken.
onderzoek opzetten; weten welke gegevens we moeten verzamelen. •
Ik kan bedenken hoe we de gegevens overzichtelijk ordenen in grafieken.
•
Ik kan grafiek maken en ik kan verschillende grafieken met elkaar vergelijken.
•
Ik kan de resultaten analyseren en conclusies trekken.
•
Ik kan een duidelijke uitleg geven over het waterverbruik van bepaalde handelingen en apparaten en het totale waterverbruik van een huishouden.
Sterrenwerk, regen en het weer voorspellen, groep 7-8 Excellente leerlingen
De groep
•
Ik houd meetgegevens bij in een
•
Ik kan meetinstrumenten maken.
logboek.
•
Ik zie in dat je het weer kunt begrijpen
•
Ik kan verbanden leggen tussen
door meetinstrumenten goed te gebruiken.
meetgegevens en weerbericht toelichten. •
•
Ik begrijp hoe meetinstrumenten worden gebruikt om het weer te begrijpen.
•
Ik kan zelf een weerbericht opstellen
•
Ik begrijp hoe regen ontstaat.
•
Ik kan een groepje klasgenoten begeleiden bij het uitvoeren van experiment. 32
Ik snap hoe regen ontstaat.
Sterrenwerk, schimmels, groep 8 Excellente leerlingen
De groep
•
•
Ik weet wat micro-organismen en schimmels zijn.
•
•
Ik begrijp dat schimmels snel kunnen
Ik weet wat micro-organismen en schimmels zijn.
•
Ik begrijp dat schimmels snel kunnen
groeien en welke invloed de omgeving
groeien en dat de omgeving daar invloed
daarop heeft.
op heeft.
Ik kan een onderzoek over schimmels
•
opzetten. Ik kan een onderzoeksvraag
Ik kan de resultaten analyseren en conclusies trekken.
en een experiment bedenken en bedenken hoe we het experiment precies gaan doen. •
Ik kan de resultaten analyseren en conclusies trekken.
•
Ik kan een duidelijke uitleg over schimmels geven aan de klas.
Literatuur Kort, H., & Van Dijk, G. (2012). Dol-fijn excellent - waar de praktijk en theorie samengaan. Gouda: MHR. Sjoers, S. (2012). eXcellent rekenen-rekenen voor (hoog)begaafde leerlingen. Volgens Bartjens, 32(1), 4-7.
33
Hoofdstuk 4
Ervaring in de praktijk 4.1 De uitdager geheimschrift (groep 8) Wat houdt de uitdager in? De excellente leerlingen leren eerst zogenaamde Caesarcodes op te lossen. Dit zijn codes die ontstaan door verschuiving en/ of spiegeling in het alfabet. Vervolgens ontwerpen ze een geheimschrift dat de rest van de klas gaat ontcijferen. Start van de uitdager en instructie in de klas De uitdager wordt door de leerkracht geïntroduceerd aan alle leerlingen van groep 8. Alle leerlingen lossen een eenvoudige Caesarcode op (opdracht 1 uit Rekentijgers). Na deze introductie komt uit de groep de vraag van een leerling: ‘Kan je dan niet alle letters uitschrijven en een andere rij van het alfabet er dan achter kan zetten en deze dan verschuiven?’ Dat hebben de excellente leerlingen in Excel uitgewerkt en zo hebben ze een extra ‘hulpblad’ (fig. 4.1.1). De excellente leerlingen werken in de loop van de dagen verder aan de werkbladen. In een volgende les begeleidt de leerkracht de excellente leerlingen in het maken van de werkbladen. De excellente leerlingen zitten aan de instructietafel terwijl de rest van de klas bezig is met het werken aan de rekenles (of weektaak). De leerlingen vinden de werkbladen best lastig en ze maken foutjes. Zo geeft een leerling bij de tweede vraag van het werkblad, ‘schrijf Julius Ceasar in dit geheimschrift’ het volgende antwoord (zie figuur 4.1.2): grifrp zxbpxo. Om uit te leggen wat er fout gaat, laat de leerkracht met het hulpblad zien hoe de verschuiving ‘a ->d’ werkt. De leerling komt er dan ook achter dat hij bij het schrijven van Julius Caesar in geheimschrift het ‘verkeerd om heeft gedaan’. Oftewel als je de twee rijen met letters van het alfabet naast of onder elkaar zet, heeft hij de rij die de code is verward met de rij die het antwoord weergeeft. Een leerling zegt: ‘dat is ook mooi, nog geheimzinniger.’ Vervolgens helpt de leerkracht de leerlingen op weg bij de onbekende code ‘dllz uply ihun cwy kl ylrluapqnly’. Eén meisje heeft de code al opgelost. Ze vertelt: ‘ik keek naar het eerste woord met twee dezelfde letters en ik dacht eerst dat de l een a was, maar dan kreeg je een gek woord en toen ben ik verder gegaan in het alfabet.’ De leerkracht ziet dat niet iedereen het kan volgen en vraagt ‘Hoe pak je nu ook al weer zo’n Caesarcode aan? ‘ Een ander meisje antwoordt: ‘Door logisch na te denken.’ en ‘Ik kijk of er dubbele letters zijn. ‘ De leerkracht wijst de zin aan en zegt: ‘Je kan naar het eerste woord kijken
34
maar is er misschien nog iets waar je op kan letten? ‘ en hij wijst naar het woord met 2 letters: ‘Dat kunnen niet zoveel woorden zijn met 2 letters.’ De leerlingen zijn betrokken, ze zijn hard aan het puzzelen op de werkbladen en ze blijven aan het werk, ook als de leerkracht even wegloopt. Als de leerkracht aangeeft dat het uiteindelijk de opdracht is dat ze een geheimschrift voor de klas gaan bedenken zegt een leerling: ‘Dat wilde ik sowieso thuis gaan doen met Tim, dat we alles in geheimschrift doen. ‘ De betrokkenheid blijkt ook uit het feit dat de leerlingen na de instructie uit zich zelf verder gaan met de opdracht als het tijd is om aan de weektaak te gaan werken. De leerlingen vragen ook waarom ze dit moeten leren. De leerkracht vertelt dat het niet gaat om de antwoorden, en vraagt aan de leerlingen waar het dan wel om gaat. Een leerling antwoordt: ‘Misschien om logisch denken?’ De leerkracht geeft aan dat ze wel vaker opdrachten doen met logisch denken, waarop het leerling zegt dat het dan met iets is wat ze wel direct kunnen gebruiken. Een andere leerling zegt: ‘Maar dit is wel leuk!’ Bekijk hier video 1: Geheimschrift - http://youtu.be/k3oymyb7PhM Als de leerlingen de werkbladen afhebben gaat ze zelf een geheimschrift ontwerpen, zie bijvoorbeeld figuur 4.1.3. Hier gaan ze heel enthousiast mee aan de slag. Ze laten aan de leerkracht zien wat ze hebben gemaakt en gaan er lang mee door.
figuur 4.1.1: extra hulpblad
figuur 4.1.2: de uitwerkingen van een leerling, let op het antwoord bij de tweede vraag ‘schrijf julius caesar in geheimschrift’
Fig. 4.1.3: geheimschrift ontworpen door twee leerlingen van groep 8
35
De groepsactiviteit in de klas Twee leerlingen laten hun geheimschrift op het digibord zien aan de hele klas en begeleiden de leerlingen bij het oplossen. In groepjes gaat de hele groep met het geheimschrift aan de gang. In groepjes wordt druk overlegd. Eén leerling helpt een andere leerling en geeft een hint. Je hoort ook kreten als: ‘Ik heb hem!’ en ‘er zit een fout in!’ De twee leerlingen die het geheimschrift gemaakt hebben lopen actief rond en denken mee in de groepjes. Als er een foutje in hun geheimschrift wordt ontdekt zie je ze nadenken en de code aanpassen op het digibord. Bekijk hier video 2: Geheimschrift - http://youtu.be/OOcHgfxSDXk De groep wist de excellente leerlingen uit te dagen doordat leerlingen in de klas ontdekten dat er foutjes in de code zaten. Er ontstond een uitdagende, constructieve interactie tussen de groep en de leerlingen die hun werk presenteerden. Zo ontstond er ook een discussie in de groep of spiegelen en schuiven en weer spiegelen hetzelfde is als schuiven. Ook opvallend was dat een jongen uit de klas de code heel snel wist op te lossen. Deze jongen is mogelijk een onderpresteerder die dus met deze activiteit wel zichzelf liet zien en duidelijk uitgedaagd werd en veel plezier had in de opdracht. De leerkracht zette deze jongen even in het middelpunt, door hem te vragen naar voren te komen en hem te laten vertellen hoe hij het had gedaan en welke tips hij had. Motivatie De meeste leerlingen vonden het presenteren en met de groep de codes oplossen het leukst. Ook waren de leerlingen kritisch naar zichzelf; zo gaf een jongen aan dat hij de code bedenken en het presenteren het leukst vond. Daarnaast gaf hij aan: ‘Ik vond het goed dat we vier codes hadden, maar de volgende keer moeten we de code eerst nakijken op foutjes’. Door de evaluatie heeft de leerkracht de doelen van de leerlingen ook beter in het vizier. Zo schrijft de leerkracht: ‘Let op de snelheid. Goed gaat voor snel.’ en maakt met de leerling de afspraak voor de volgende keer: ‘netter en goed’. 4.2 De uitdager Symmetrie (groep 6) Wat houdt de uitdager in? In de uitdager leren de excellente leerlingen om symmetrische figuren te herkennen en te maken. Als groepsactiviteit verzorgen de excellente leerlingen een les over symmetrie en ze begeleiden de groep bij het maken van symmetrische figuren. Eerste instructiemoment De leerkracht heeft veel materiaal meegenomen en geeft uitleg over symmetrie en lijnsymmetrie. Er wordt een spiegeltje bij gebruikt, dit biedt veel duidelijkheid bij de leerlingen, zie fig. 4.2.1.
36
De leerlingen gaan symmetrische vormen maken met het meegenomen materiaal, zie fig. 4.2.2. Twee leerlingen die met de blokjes werken kiezen er bewust voor om een kubus te maken omdat hij dan op meerdere manieren symmetrisch is: ‘Kijk onze kubus is meerdere keren lijn symmetrisch want als je vanaf deze kant kijkt is hij zo symmetrisch (maakt een horizontale beweging) en als je vanaf boven kijkt is hij ook symmetrisch.’ Twee andere leerlingen kiezen er voor om binnen het spel ‘vier op een rij’ een symmetrische vorm te maken. Vervolgens werken de leerlingen aan het werkblad. De leerlingen geven met lijnen de symmetrie aan in de figuren van het werkblad, zie fig. 4.2.3.
figuur 4.2.1: de leerkracht laat materiaal zien en geeft uitleg over symmetrie en maakt gebruik van een spiegeltje
figuur 4.2.2: zelf symmetrische figuren maken
37
Figuur 4.2.3: het maken van het werkblad, de leerling heeft met lijnen de symmetrie aangegeven. Ook wordt het spiegeltje gebruikt.
Tweede instructiemoment Tijdens het tweede instructiemoment wordt het begrip draaisymmetrie door de leerkracht uitgelegd aan de hand van een link die in de uitdager staat onder het kopje ‘additionele activiteiten’. Naar aanleiding van de link wordt het begrip goed duidelijk. De hele groep vindt dit interessant en kijkt mee. Vervolgens maakt de leerkracht een symmetrische vorm van papier, maakt deze met een splitpen vast op een vel wit papier. Hij tekent de omtrek en draait vervolgens met de symmetrische vorm. Dit maakt de ‘orde’ van de draaisymmetrie heel duidelijk, zie fig. 4.2.4. De leerlingen krijgen de opdracht in tweetallen draaisymmetrische figuren te maken. De leerkracht bespreekt met hen van hoeveel ordes de draaisymmetrische figuren moeten zijn. Bij het maken van de figuren wordt er goed samengewerkt. De leerlingen overleggen over hoe zij de figuur van een bepaalde orde kunnen maken, fig. 4.2.5. Een leerling zegt: ‘Eigenlijk is mijn figuur niet meer draaisymmetrisch van de derde orde want aan deze kant zit een klein vlekje en dat hebben de andere twee kanten niet.’ Twee andere leerlingen maken een draaisymmetrisch figuur van de vijfde orde en hebben een discussie over het maken van een ster. Waarop een andere leerling reageert: ‘Je kan toch ook een vijfhoek maken?’ De leerlingen moeten de figuren heel nauwkeurig met een liniaal meten om er voor te zorgen dat de figuren echt symmetrisch zijn, dit zorgt voor een kritische houding ten aanzien van hun werk. Vervolgens worden de gemaakte figuren nabesproken en geven de leerlingen elkaar feedback. Eén leerling vindt alles snel ‘saai’ en is snel afgeleid. De leerkracht geeft hem een passer en hiermee maakt hij een heel mooi draaisymmetrisch figuur van de zesde orde! De leerkracht heeft ervoor gekozen om werkblad 26 (waar bij verschillende figuren wordt gevraagd of ze draaisymmetrisch zijn en van welke orde) alleen uit te delen als extra blad, hij laat de leerlingen vooral werken met het materiaal.
38
figuur 4.2.4: de leerkracht legt draaisymmetrie uit
figuur 4.2.5: de leerlingen maken draaisymmetrische figuren
Groepsactiviteit Bij de groepsactiviteit laat een tweetal leerlingen aan de hand van figuren lijnsymmetrie zien. Een meisje vertelt: ‘lijnsymmetrie is als je het doormidden kan delen en dat dan beide kanten hetzelfde zijn. Hier hebben we een driehoek en hoeveel denk jullie dat hij lijnsymmetrisch is?’ De leerlingen zeggen: ‘twee keer? Drie keer?’ Nee dat was niet goed. Een andere leerling roept: ‘Een keer?’ Ja dat was goed en dan tekent ze een driehoek op het bord en vertelt erbij: ‘kijk nu zit de punt niet hier.’ Er zijn ook twee jongens die verkeersborden hebben gemaakt.
39
Die laten ze zien voor de klas en vertellen de klas dat ze die straks uitdelen en dat de leerlingen dan moeten kijken hoe vaak ze lijnsymmetrisch zijn. De groep gaat zelf lijnsymmetrische figuren maken. Er is ook een tweetal leerlingen die draaisymmetrie uitlegt (fig. 4.2.6). Het meisje laat een ster zien en vertelt dat de ster vier keer draaisymmetrisch is omdat hij vier keer kan draaien en dan blijft hij hetzelfde. Zo legt ze ook uit: ‘Het hart is één keer draaisymmetrisch want je kunt hem maar één keer draaien en dan is hij hetzelfde.’ Dan gaat een jongen ‘orde’ uitleggen. Hij vertelt: ‘orde is hoe vaak iets kan draaien, bijvoorbeeld bij de ster die heeft punten maar als je een stip bij de punt zet kan je vier keer draaien en dat is dan de orde , de draai van het ding. Dus de draai is de orde, eigenlijk hebben ze het woord draai veranderd in orde.’ De leerlingen vinden het leuk maar ook spannend om de symmetrische figuren aan de klas te laten zien en de symmetrie uit te leggen. Een excellente leerling zegt: ‘We hebben met meester samen besproken wat we allemaal kunnen vertellen maar soms was het lastig om het goed te vertellen aan de groep.’ Waarop haar mede tweetal aanvult: ‘Het was wel leuk dat we eerst zelf de figuren gingen maken! ‘ De hele groep weet na de uitleg door de leerlingen heel goed wat symmetrie is en het onderwerp leeft bij de groep (fig. 4.2.7 en 4.2.8). Zo zijn een aantal leerlingen al aan het discussiëren of hun gezicht ook symmetrisch is. En hoe zit dat met je lichaam? Veel leerlingen gingen automatisch op zoek naar symmetrische figuren in het klaslokaal.
Figuur 4.2.6: twee leerlingen laten een
Figuur 4.2.7: de hele groep aan de slag
draaisymmetrisch figuur zien
Figuur 4.2.8: Een mooi eindresultaat!
40
4.3 De uitdager De Vlieger (groep 7) Wat houdt de uitdager in? De excellente leerlingen maken een bestaand model van een vlieger na en kijken hoe ze hem kunnen verbeteren. Vervolgens maken ze een presentatie en gaat de hele groep een vlieger maken onder begeleiding van de excellente leerlingen. Begeleiding excellente leerlingen in de klas en groepsactiviteit De excellente leerlingen werken aan de instructietafel aan het verbeteren van het ontwerp (fig. 4.3.1). Aan de instructietafel geeft de leerkracht de introductie van de uitdager aan de drie excellente leerlingen terwijl de rest van de groep aan het werk is. De leerkracht stelt vragen zoals: ‘waar komt de vlieger vandaan?’ en ‘wat is een ultieme vlieger?’ en ‘wat weten jullie nog over vleugels van vogels zoals we besproken hebben in de natuurles?’ De leerkracht gebruikt veel materiaal, ze heeft verschillende soorten touw en papier en ook een techniekboek meegenomen en laat daar bepaalde technieken van vliegtuigen zien. De leerlingen starten met het maken van de voorbeeld vlieger, (zie bij de uitdager, fig. 11), ze denken na over het soort touw (welke is het lichtst?), daarna testen zij de vlieger (fig. 4.3.2). Vervolgens vullen ze het werkblad met de ontwerpcyclus in (fig. 4.3.3) en gaan de vlieger verbeteren (fig. 4.3.4).
Figuur 4.3.1: de leerlingen maken de voorbeeldvlieger na aan de instructietafel terwijl de rest van de groep rustig aan het werk is
41
Figuur 4.3.2: het testen van de vlieger
Figuur 4.3.3: het werkblad met de ontwerpcyclus waarin de leerlingen aangeven wat er niet goed ging en hoe ze de vlieger willen verbeteren
Figuur 4.3.4: het verbeteren van de vlieger met lichter papier en verstevigen met ijzerdraad
42
Bij het volgende instructiemoment testen de leerlingen de verbeterde vlieger maar ze vinden het lastig om hem nog verder te verbeteren. De leerkracht vraagt na het testen: ‘Wat is er aan de hand?’ Een meisje antwoordt: ‘We moeten langer rennen.’ De leerkracht zegt: ‘Maar dat had je uit kunnen proberen’ De leerkracht constateert: ‘Hij gaat draaien, ik ga het boek erbij pakken.’ Ze wijst in het boek aan: ‘We hebben het over weerstand en hoe de lucht langs de vleugels gaat, dus dat betekent iets voor je vlieger’, zie video H4.3 video 1. Ze spoort ze aan om in het boek over vliegtuigen te kijken en op internet. Ze vraagt de leerlingen om na te denken over de ontwerpeisen van een vlieger. De leerkracht geeft ook aan dat de leerlingen in de aankomende dagen de powerpoint presentatie voor de groepsles kunnen gaan maken. Bekijk hier video 1: Vlieger - http://youtu.be/xcamt2tLZ2A De groepsles Het leerlingen geven ieder een stukje van de presentatie. De presentatie was opgebouwd uit de volgende onderdelen: hoe ze begonnen, -wat je nodig hebt om de vlieger te maken, -uitproberen en verbeteren. Bij het stuk ‘wat je nodig hebt’ werd het werkblaadje van de voorbeeldvlieger uitgedeeld en liet een van de leerlingen de eerste en tweede stap van het maken van de vlieger zien. Daarna hield de instructie op en ging de groep verder aan de slag en werd de les ook wat chaotisch. Toch hielden de leerlingen wel de leiding en werden de vliegers ook buiten uitgeprobeerd. De hele klas was enthousiast tijdens de groepsactiviteit (Fig. 4.3.5)
Figuur 4.3.5: de hele klas gaat de vlieger maken
43
Motivatie De leerlingen uit de klas zijn enthousiast en in een kort interview vertellen twee meisjes het volgende. Wat heb je geleerd? ‘Het ligt aan het model of het goed gaat want die van ons had goede ronde vleugels en dat werkte heel goed want de lucht kon er goed onder’. Ook gaf het meisje aan: ‘Ik heb nog nooit een vlieger gemaakt van gewoon papier.’ en ‘Ik ga het aan mijn moeder laten zien.’ Ze vonden het ‘Grappig dat die van ons zo goed werkte’. Ze hadden niet verwacht dat het met gewoon papier goed werkte en bij de andere leerlingen ging hij minder goed. Evaluatie Hoewel een leerkracht aangeeft dat een N&T activiteit met de excellente leerlingen in de klas, terwijl de rest van de klas een andere activiteit doet, organisatorisch lastig is, bleek dit geen probleem, zie video 1: Vlieger http://youtu.be/xcamt2tLZ2A. Het werkblad met de ontwerpcyclus werkte niet goed omdat dit werkblad was gebaseerd op een nieuw ontwerp en niet op het verbeteren van een bestaand ontwerp. Dit werkblad is aangepast. 4.4 De uitdager de iglo (groep 6) Wat houdt de uitdager in? De excellente leerlingen gaan aan de hand van de ontwerpcyclus met suikerklontjes een iglo ontwerpen. Als groepsactiviteit gaat de hele klas iglo’s bouwen en worden ze hierin begeleid door de excellente leerlingen. Introductie van de uitdager aan de excellente leerlingen en de groep De leerkracht vertelt de groep dat zij de komende weken bezig zullen zijn met het bouwen van iglo’s en dat een groepje leerlingen (de excellente leerlingen) alvast gaat onderzoeken hoe je dat het beste kan doen. Tijdens het verdere startgesprek tussen de leerkracht en de excellente leerlingen is er veel interactie, zo stelt de leerkracht de leerlingen een aantal vragen: ‘Hoe ziet een iglo er uit?’ en ‘Wie wonen er in iglo’s?’, ‘Wat voor vorm heeft een iglo?’ De leerlingen stellen ook een aantal vragen: ‘Waar komen iglo’s voor?’ en ‘Hoe blijft het warm in een iglo?’ Daarna laat de leerkracht het werkblad met de ontwerpcyclus zien en vertelt ze de doelen van de activiteit (samen met de individuele leerdoelen die de leerlingen hebben). Bij het invullen van het werkblad met de ontwerpcyclus (fig. 4.4.1) wordt er goed overlegd bij beide tweetallen: ‘Ik denk dat we de opening wel zo moeten tekenen want dan kan je vanaf hier het dak zien.’ Over de ontwerpeisen wordt ook goed nagedacht. De excellente leerlingen vinden dat hun iglo stevig moet zijn, een dicht dak moet hebben en dat het poppetje staand door de opening moet passen. De excellente leerlingen nemen initiatieven in het bouwproces, zo
44
bedenken zij zelf hoe ze vanuit het werkblad de iglo echt gaan bouwen. Het ene tweetal begint met eerst een hele onderlaag te bouwen, terwijl het andere tweetal begint met de opening (fig. 4.4.2). Hier zie je duidelijk een verschil in aanpak. Tijdens het maken bedenken de leerlingen samen wat er op het werkblad komt te staan en vullen de leerlingen elkaar aan. Bij het bouwen zorgt de één voor een goede plaklaag en de ander legt de steentjes neer.
Figuur 4.4.1: het invullen van het werkblad met de ontwerpcyclus.
Figuur 4.4.2: het begin van het bouwen van de iglo
45
Tweede instructiemoment Bij het tweede instructiemoment worden de iglo’s afgemaakt en geëvalueerd aan de hand van het werkblad met de ontwerpcyclus. Er wordt onder andere besproken of de iglo’s voldoen aan de ontwerpeisen. De leerlingen zijn enorm betrokken . Tijdens het bouwen zegt een jongen. ‘Hoe hoog moet de iglo tot het poppetje er in past?’ waarop zijn maatje antwoordt ‘Ik denk ongeveer nog vier blokjes hoog want nu is hij al vier blokjes hoog en komt hij ruim boven het midden van het poppetje uit.’ Twee andere leerlingen zeggen tegen elkaar: ‘Hier stak een blokje uit dus die heb ik even veranderd.’ De ander reageert met ‘Laten we een half blokje gebruiken want dan past het precies.’ De groepsactiviteit De leerkracht geeft eerst uitleg over het bouwen van iglo’s en laat het onderwerp ‘iglo’s’ leven door verschillende vragen te stellen: ‘Wat is eigenlijk een iglo? Hoe kan je voor stevigheid zorgen?’ Vervolgens wordt het werkblad met de ontwerpcyclus per tweetal uitgedeeld en toegelicht (alle leerlingen gebruiken werkblad 2, het werkblad met begeleidingsvragen). De spullen worden verdeeld en de excellente leerlingen geven tips aan de tweetallen. De leerlingen vullen eerst het werkblad met de ontwerpcyclus in. De leerlingen willen na de instructie meteen aan de slag. ‘Huh maar kijk als je dit blokje zo doet is het veel steviger want dan zit het precies op die ander, zie je dat?’ ‘Kijk leerkracht dit is onze iglo, ik denk alleen wel dat hij bijna instort want de bovenkant was heel lastig.’
Figuur 4.4.4: de verschillende gemaakte iglo’s waarbij creatief de bovenkant wordt dichtgemaakt
46
De excellente leerlingen lopen rond en geven aanwijzingen. Zo geeft een leerling aan: ‘Wij plaatsen nu telkens twee blokjes naast elkaar en dan een blokje in het midden er op, die bedekt dan precies de gleuf die ontstaat tussen de twee blokjes. T. (excellente leerling) zei dat je dat beter kan doen omdat het dan steviger wordt.’ De excellente leerlingen geven diverse aanwijzingen: • ‘Je moet de blokjes zo doen want dan zijn er geen gleuven meer.’ • ‘Soms moet je ook aan de zijkant lijm doen want dan wordt het steviger.’ • ‘Bij de bovenkant moet je heel rustig aan naar binnen werken om de iglo dicht te krijgen.’ • ‘Je kan ook blokjes in halve blokjes breken/snijden, dan past het soms beter.’ Aan het einde van de klassikale les laten de excellente leerlingen een PowerPoint presentatie zien met extra informatie over iglo’s en leuke weetjes. De excellente leerlingen stellen aan het einde allerlei vragen en deze beantwoordt de groep. Verder heeft de groep de gelegenheid om zelf nog vragen te stellen, zie figuur 4.4.5. Zo vragen de leerlingen: ‘Hoe maken ze de blokken om de iglo mee te maken in het echt?’ De leerlingen vertellen dat dit uit het ijs wordt gehakt met een speciale schep. ‘En hoe kan het dat de iglo niet smelt als je binnen verwarming van een kaars of kacheltje hebt?’ ‘De blokken zijn heel groot en massief, die smelten niet zo gauw’, vertellen de leerlingen.
Figuur 4.4.5: de presentatie aan de groep; er worden veel vragen gesteld
Motivatie De leerlingen waren erg enthousiast over de uitdager. Zo vertelde een moeder dat haar dochter normaal niet zoveel vertelt over school, maar nu thuis alles vertelde over de iglo. Nu had dit meisje ook als persoonlijk leerdoel ’te laten zien wat ze geleerd heeft’, dus dat doel is behaald!
47
4.5 De Uitdager het labyrint (groep 6) Wat houdt de uitdager in? In deze uitdager ontdekken de excellente leerlingen hoe je een labyrint kunt maken en zij gaan een groot labyrint maken op het schoolplein waar de rest van de groep dan in rond kan lopen. Introductie van de uitdager en eerste instructiemoment De leerkracht vertelt aan de hele klas dat de klas mee gaat doen met een uitdager over labyrinten. De leerkracht vertelt dat er eerst een klein groepje aan labyrinten gaat werken en die gaan dan een les verzorgen voor de hele groep. De leerkracht vraagt aan de hele klas ; ‘Wat is een doolhof? ‘ Leerlingen antwoorden: ‘Als je erin gaat kan je er niet meer uit’ en ‘het is met allemaal gangetjes’ en ‘het is een soort puzzel’. De leerkracht vraagt aan de hele klas, ‘Wie is er wel ’s in een doolhof geweest ? ‘ Leerlingen reageren enthousiast en steken hun vinger op . Veel leerlingen vertellen in wat voor doolhof ze zijn geweest. De leerkracht vraagt: ‘Wat zou de bedoeling zijn, wat moeten we gaan doen? ‘ ‘Doolhof maken’ zeggen de leerlingen, ‘een doolhof op papier’. Een jongen zegt: ‘Een doolhof met tafels’. De leerkracht vertelt dat ze volgende week met de hele groep aan labyrinten gaan werken en tot die tijd gaan er twee kleine groepjes aan de slag. De leerkracht vertelt dat zij dit doen tijdens de rekenles en dat ze dan ook extra uitleg krijgen. Het groepje leerlingen die het voorwerk gaan doen komen aan de instructietafel en de leerkracht deelt het materiaal uit (fig. 4.5.1). De leerkracht vertelt: ‘Jullie gaan straks aan het werk met de doolhoven en het is de bedoeling dat jullie aan het einde een les gaan geven over doolhoven. Uiteindelijk gaan jullie een doolhof op het plein maken.’ Daar reageren de leerlingen enthousiast op. De leerlingen moeten gaan nadenken wat je nodig hebt voor het labyrint buiten. ‘Dozen’ zegt een jongen, ‘zodat je omhoog kan’. Deze jongen zal bedacht hebben dat door de hoogte in te gaan je niet meer kan zien hoe het labyrint in elkaar steekt. De leerkracht bespreekt in het groepje ook de individuele leerdoelen voor de leerlingen. Het leerdoel van één van de leerlingen is bijvoorbeeld dat ze zo goed mogelijk de uitdager gaat doen, maar dat ze de lat ook niet te hoog moet leggen. Daarnaast vraagt de leerkracht of de leerlingen zelf ook nog een leerdoel willen bedenken. Wat willen ze van deze uitdager leren? De leerkracht gaat dat later met ze bespreken, wat ze bedacht hebben.
48
Figuur 4.5.1: de leerkracht neemt de leerlingen apart aan de instructietafel en vertelt ze wat ze in deze uitdager gaan doen
Tweede instructiemoment In het tweede instructiemoment bekijken de leerlingen en de leerkracht de gemaakte werkbladen. De leerkracht bekijkt de ronde doolhoven en de rechthoekige doolhoven in de werkbladen, zie figuur 4.5.2. De leerkracht deelt grote vellen papier uit zodat de leerlingen kunnen kijken waar ze tegenaan lopen als ze het labyrint in het groot gaan maken.
Figuur 4.5.2: de gemaakte werkbladen
49
Daarna gaan de leerlingen het labyrint op de grote bladen proberen, zie figuur 4.5.3.
Figuur 4.5.3: op iets grotere schaal werken
Groepsactiviteit De excellente leerlingen laten een korte presentatie zien waarbij ze een aantal voorbeelden van labyrinten laten zien. Vervolgens delen ze papier uit en laten twee leerlingen stap voor stap op het digibord zien hoe je een labyrint tekent. De groep tekent stap voor stap mee. Als het labyrint af is laat één van de leerlingen zien met zijn vinger op het bord hoe je erin gaat en bij het midden komt . De leerlingen in de groep proberen het bij hun labyrint op papier ook. Iemand in de groep zegt: ‘Maar als je dus een lijn zet krijg je een dubbel labyrint’ en ‘Als je nu hier loopt kan je niet meer terug’. De leerkracht vraagt aan de leerlingen hoe ze het tekenen van het labyrint vonden. Een leerling zegt: ‘Ik vond het grappig dat het een doolhof wordt.’ De leerkracht zegt: ‘Dat had je niet verwacht als je zo begint.’ Aan het einde van de pauze tekenen de excellente leerlingen in twee groepjes, twee labyrinten op het plein. De excellente leerlingen maken het labyrint op het schoolplein, en als het af is, vinden ze het zelf ook leuk om er in rond te lopen. De leerkracht vraagt aan een van deze leerlingen of hij kan inschatten hoe lang de route is. Hij denk 35 meter. ‘Zullen we het opmeten?’ vraagt de leerkracht. Hij gaat met passen van ongeveer een meter rondlopen in het labyrint, het blijkt bijna 70 meter. ‘Hoe lang is dat in een rechte lijn?’ vraagt de leerkracht . Het blijkt anderhalf keer het plein te zijn. Als het labyrint af is mogen de leerlingen uit de groep er in twee groepen in rondlopen, zie figuur 4.5.4.
50
Figuur 4.5.4: het labyrint op het schoolplein
Leeropbrengsten hele groep De juf vraagt aan de klas wat ze van het rondlopen in labyrint vonden. Een leerling uit de groep antwoordt: ‘Van binnen naar buiten leek langer dan van buiten naar binnen en het leek moeilijker.’ Een andere leerling vertelt: ‘Een doolhof is anders dan een labyrint want in een doolhof kan je soms niet verder, een labyrint loopt altijd door.’ De leerkracht vraagt aan de leerlingen hoe lang het labyrint is. De leerlingen schatten en één van de excellente leerlingen vertelt dat het bijna 70 meter is. De leerkracht schat in (met stappen maken) dat het lokaal 7 meter is, dus labyrint is wel 10 klaslokalen achter elkaar! Een leerling vraagt: ‘Maar hoe kan dat nou?’ Een klasgenoot antwoord: ‘Het gaat rond.’ 4.6 De uitdager knopen (groep 7) Wat houdt de uitdager in? Bij deze uitdager leren de excellente leerlingen eerst om knopen te tekenen en de onderliggende structuur daarvan te doorgronden. Tijdens de slotactiviteit doen de excellente leerlingen een aantal knopen voor en tekent de klas mee. Daarna maken de leerlingen uit de groep zelf nog een aantal knopen. Introductie en eerste instructie De leerkracht heeft in de voorafgaande week al even met de excellente leerlingen gezeten om het onderwerp te vertellen. Bij de introductie aan de hele groep vertelt ze dat de groep aan Keltische knopen gaat werken en hoe die eruit zien en ze nodigt één van de excellente leerlingen uit om ook wat te vertellen.
51
De leerkracht vertelt dat één van de leerlingen helemaal fanatiek is geworden en thuis al allemaal knopen heeft getekend. Dit meisje mag het aan de hele groep laten zien, zie figuur 4.6.1. De leerkracht laat plaatjes zien van de knopen en vertelt dat het lastig is om zo’n baan te volgen, die erboven en eronder door gaat. De leerkracht vraagt aan de hele klas of de leerlingen het een leuk onderwerp vinden, en bijna iedereen steekt z’n vinger op.
Figuur 4.6.1: een leerling is thuis fanatiek aan de slag gegaan
Bekijk hier video 1: Keltische knopen - http://youtu.be/xiJiCWOBAjU Tijdens de instructie is de rest van de klas aan de weektaak. De vier excellente leerlingen zitten aan de instructietafel. De leerkracht bespreekt eerst de individuele leerdoelen van de leerlingen, voor een voorbeeld van een doel wat een leerling zichzelf gesteld heeft, zie bijvoorbeeld figuur 4.6.2.
Figuur 4.6.2: de leerlingen hebben eigen leerdoel gemaakt
52
De leerkracht vraagt ze om elkaar uit te leggen welke knoop je als eerste zou kunnen gebruiken om het aan de groep te vertellen. Een jongen vertelt: ‘Thuis heb ik een paar keer de 4 bij 4 knoop geoefend en die is het makkelijkste.’ Twee leerlingen leggen aan elkaar uit hoe je de lijnen zo kan tekenen dat je ziet dat de ene erboven gaat en de andere lijn eronder door. De leerlingen werken niet helemaal volgens het werkblad maar gaan eerst de 4 bij 4 knoop proberen. Voor de twee jongens is dat lastig. Het meisje dat thuis al veel knopen heeft getekend, tekent nu ook moeiteloos de 4 bij 4, 4 bij 6 en 4 bij 8 knoop en bekijkt hoeveel banen het zijn. Ze vertelt dat ze ook een filmpje op internet heeft bekeken over hoe je de knopen tekent. Het andere meisje zegt: ‘Ik ga dat filmpje ook bekijken.’ Eén van de jongens vindt het ‘cool’ om zo knopen te tekenen. Opvallend is dat een jongen het erg lastig vindt en hij ziet niet hoe je erboven en eronder tekent. Hij wil meteen ook een hele ingewikkelde knoop gaan tekenen en begint aan de buitenkant. De leerkracht komt af en toe kijken hoe het gaat en stelt vragen. Zo vraagt ze aan deze jongen waarom hij aan de buitenkant begint. Ook ziet ze dat hij het in het algemeen lastig vindt. Ze geeft aan dat het ook lastig is en dat hij gewoon mag proberen om knopen te tekenen om het te leren. Slotbijeenkomst Voordat de les begint zeggen twee jongens tegen elkaar: ‘We gaan eerst de knopen doen, dat is echt cool.’ De excellente leerlingen worden naar voren geroepen en delen blaadjes uit. Een van de leerlingen tekent een knoop, stap voor stap en de groep tekent mee, zie figuur 4.6.3. De andere excellente leerlingen lopen rond.
Figuur 4.6.3: er wordt voorgedaan hoe je een knoop tekent en de groep tekent mee
Eén van de andere leerlingen doet ook een knoop voor maar hij laat lijntjes staan waardoor boven en onder niet duidelijk is. De andere excellente leerlingen zien dat het niet goed is en helpen. Als hij klaar is vraagt de leerkracht: ‘Welke lijntjes moeten weg voor het mooi?’ Hij haalt twee lijntjes weg maar laat een paar andere nog staan. Een andere leerling vult aan: ‘Als ie er hier boven gaat dan moet je deze lijntjes weggummen.’
53
Een van de andere excellente leerlingen laat ook een knoop zien, op een hele systematische manier, zie figuur 4.6.4. Hij maakt van het begin en het einde, de kop en staart van een slang. Dat spreekt bij de andere leerlingen aan en andere dierenfiguren worden gemaakt, zie figuur 4.6.5.
Figuur 4.6.4: een andere knoop op het digibord, systematisch aangepakt
De leerkracht loopt ook rond en bekijkt de knopen. Eén jongen maakt soort van staaf met ringen, figuur 4.6.6. Leerkracht vraagt: ‘Maar nu is het nog geen knoop, wat moet je doen om er knoop van te maken?’ ‘Dicht maken!’ zegt de jongen.
Figuur 4.6.5: het werk van de groep
Alle leerlingen zijn heel enthousiast en maken mooie figuren, zie figuur 4.6.5. Het figuur van een van de leerlingen begint wat op Escher-achtige figuren te lijken, zie figuur 4.6.5 en de leerkracht laat dan ook nog wat figuren van Escher op het digibord zien.
54
Hoofdstuk 5
De ‘Uitdager van de maand’ een succes in de school De implementatie van de ‘uitdager van de maand’ vraagt een andere invulling van het onderwijs. De volgende punten geven ideeën hoe die kan worden gerealiseerd. Begin klein. Kies een uitdager die een of enkele leraren aanspreekt en voer die uit. Deel ervaringen in het team. Als een leraar een uitdager leuk of aantrekkelijk vindt, is de kans groot dat hij/zij daar in de klas een succes van maakt. Deze succeservaring daagt andere teamleden uit zelf voor een uitdager van de maand te kiezen. Bespreek uitdagers voor in de rekenwerkgroep, in de werkgroep ‘natuur en techniek of in de werkgroep excellentie en hoogbegaafdheid’. Richt deze besprekingen op de organisatie en op de inhoud van de uitdager. Het implementeren van de ‘Uitdager van de maand’ vraagt om professionaliseren van leraren en het overdenken van hoe de uitdager in de organisatie van de school past. Leraren bekwamen zich verder in het verzorgen van aanbod aan excellente leerlingen. Dat is niet altijd eenvoudig, omdat deze leerlingen soms met bijzondere vondsten komen. Het bespreken van uitdagers met pioniers helpt om de uitdager beter in te passen in de school en toe te spitsen op de leerlingen. Maak de selectie van excellente leerlingen bespreekpunt in rekenwerkgroep, werkgroep ‘natuur en techniek’ of in het hele team. Kies daarbij als invalshoek dat kinderen op vele manier begaafd kunnen zijn. De ‘Uitdager van de maand’ betrekt alle leerlingen bij de activiteit, met een speciale rol voor begaafde leerlingen. Alle leerlingen zien dat deze rol bestaat en willen wellicht een kans om de rol van begaafde leerling te nemen. Er is alle reden om verschillende leerlingen de kans te geven om zich te profileren als begaafd op een specifiek gebied.
55
Zoek actief naar mogelijkheden om meer groepen te betrekken bij de afsluiting van een uitdager. Een uitdager van de maand eindigt nogal eens in een tentoonstelling, het spelen van een spel of een presentatie. Zij kunnen de presentatie bijwonen, de tentoonstelling bezoeken of het spel meespelen. Bespreek hoe de ‘Uitdager van de maand’ een vast onderdeel wordt in de jaarplanning. In het eerste schooljaar proberen enkele leraren de ‘Uitdager van de maand’ in hun groep uit. Als dat een succes is, ligt het voor de hand om voor het volgende schooljaar de ‘Uitdager van de maand’ voor de groepen 6, 7 en 8 drie of vier keer in een jaar op het programma te zetten.
56
57
School aan Zet Lange Voorhout 20 | 2514 EE Den Haag Postbus 556 | 2501 CN Den Haag www.schoolaanzet.nl