Competentie-ontwikkeling Interreligieuze Sensitiviteit Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl II
Colofon
Auteurs: Dr. Meike Heessels Dr. Martha van Biene Mld. Marianne Lenkhoff Drs. Maria van Erp
Fotografie door Goedele Monnens, Tandem Welzijnsorganisatie Nijmegen, stock.xchng (domantasj en asifthebes) en Rob Steendijk. Met dank aan Swon het seniorennetwerk, Het Inter-Lokaal, Tandem Welzijnsorganisatie Nijmegen en alle mensen die hun toestemming hebben gegeven de foto’s beschikbaar te stellen voor deze module. De mensen op de foto zijn niet dezelfde personen als de vertellers van de verhalen met uitzondering van Rob en mevrouw Monsanto-Douglas. Wegens privacy overwegingen zijn de meeste verhalen van informatie ontdaan die direct naar bepaalde personen te herleiden is en hebben mensen een andere naam gekregen, tenzij ze zelf anders wensten.
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
Werkwijze
7
Ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit en Welzijn Nieuwe Stijl
9
1.1
Competentie interreligieuze sensitiviteit
11
1.2
Dialogisch werken
13
1.3
Welzijn Nieuwe Stijl
14
1.4
Verhalen zijn leidend
15
Verhalen
17
2.1
Ik ben gelovig, maar niet kerkelijk – Saar
19
2.2
Als ik me niet goed voel wend ik me tot Hem – Renato
23
2.3
Vrouwendagen in de moskee – Fatima
27
2.4
Als eerste naar het paradijs – Samira
31
2.5
Allah weet wat er in de toekomst zal gebeuren – Gulsen
35
2.6
Licht Kruis – Mevrouw Monsanto-Douglas
39
2.7
Schud ons maar eens goed door elkaar - Rob
43
2.8
Dan is de cirkel weer rond - Else
47
Interactieve werkvormen
51
3.1
Dialoogsessie
53
3.2
Reflector competentie
55
3.3
TOPOI
61
3.4
World Café
66
3.5
Interactief presenteren
69
3.6
Reflecteren met de 3 B’s
73
Interreligieuze Sensitiviteit Inhoudsopgave
3
Kennisbronnen
77
4.1
Leerarrangement
79
4.2
Competentie Interreligieuze Sensitiviteit
80
4.3
Bakens Welzijn Nieuwe Stijl
82
4.4
Verhalen zijn leidend
85
4.5
Verschil tussen dialoog en discussie
87
4.6
Dialogisch werken en vragen stellen
89
4.7
Dialoog volgens TOPOI
91
4.8
World café
93
4.9
Interactief presenteren
95
Literatuur
Interreligieuze Sensitiviteit Inhoudsopgave
97
4
Voorwoord Religie dat is toch privé? Is het nodig om daar extra aandacht aan te besteden? Daar kunnen mensen toch zelf over beginnen? Uit onderzoek dat de Wmo Werkplaats Nijmegen uitvoerde bij Swon het seniorennetwerk in Nijmegen (Lenkhoff, Van Biene, Van Aalsvoort, 2011), bleek dat ouderen veel steun putten uit religie. Professionals in de zorg en dienstverlening zijn daar echter niet altijd op bedacht. Het al dan niet religieus zijn, is in de Nederlandse samenleving grotendeels naar het privédomein verbannen, waardoor het voor veel professionals niet natuurlijk is om het te bespreken. Ondersteuners hebben soms moeite om religie bespreekbaar te maken (handelingsverlegenheid). Tegelijkertijd vinden cliënten het vaak moeilijk om zich met hun vragen hierover tot hulpverleners te richten (vraagverlegenheid). Hierdoor is religie een ondergeschoven gespreksonderwerp geworden, terwijl het een belangrijk onderdeel uitmaakt van het dagelijkse leven van mensen. Zelfs mensen die niet of niet meer lid zijn van een kerk of andere religieuze groep, putten kracht uit spirituele kwesties zoals het maken van een huisaltaar of het communiceren met de doden (Heessels, 2012). In dit werkboek benaderen wij religie als een verschijnsel dat verder gaat dan kerkbezoek en religieus lidmaatschap alleen. Om mensen met grote en kleine levensvragen hun kracht te laten ervaren, is het belangrijk om religie en de (opnieuw) te beleven ervaring daaraan te erkennen als kwaliteit van bestaan. We benaderen religie vanuit de verhalen van mensen over grote en kleine gebeurtenissen in het leven, zoals een uitvaart, de keuze voor een bepaalde medische behandeling of de omgang met je buren. We gebruiken de verhalen van mensen als ingang om de schat aan informatie die levensverhalen opleveren te gebruiken voor professionalisering van studenten, docenten, trainers en professionals. Religieuze overtuigingen bepalen mede hoe je de werkelijkheid ervaart. Geloven dat ‘het leven voor je is bepaald’ (voorbeschikking) maakt bijvoorbeeld dat je anders in het leven staat dan wanneer je gelooft in de maakbaarheid van het leven. Deze bril is niet alleen van invloed op wat mensen wensen en nodig hebben, maar ook op wat ze te bieden hebben en hoe ze participeren in de samenleving.
Interreligieuze Sensitiviteit Voorwoord
5
Dit digitale werkboek is mogelijk gemaakt door VWS in het kader van Welzijn Nieuwe Stijl en tot stand gekomen door Wmo Werkplaats Nijmegen. Het werkboek maakt onderdeel uit van de opleidingsmodule Intercultureel Vakmanschap en Wmo Welzijn Nieuwe Stijl. De vertellers danken we hartelijk voor hun inspirerende verhalen en het geven van toestemming om deze te mogen gebruiken voor onderwijsdoeleinden. Daarnaast danken we Krystian Wójcik voor zijn ondersteunende bijdrage bij de opzet van deze module. Dr. Meike Heessels Dr. Martha van Biene Mld Marianne Lenkhoff Drs. Maria van Erp Kenniscentrum HAN SOCIAAL, Wmo Werkplaats Nijmegen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Interreligieuze Sensitiviteit Voorwoord
6
Werkwijze Het is onmogelijk om alle wereldreligies en de betekenissen hiervan door middel van één werkboek aan te leren. Sterker nog, het is ook niet nodig als je je de competentie interreligieuze sensitiviteit eigen maakt. In dit boek richten we ons op het leren stellen van vragen aan jezelf en aan anderen over religie. Hierdoor krijgen studenten, docenten en andere gebruikers van het lesmateriaal meer grip op de betekenis van religie en kunnen er zelf verder mee aan de slag. Daar waar je in de tekst leest student kun je ook lezen professional. Het lesmateriaal gaat uit van een participatieve aanpak en zelfsturend leren. Dit wil zeggen dat je als groep van vijf personen (minimaal drie, maximaal zes) meebeslist over welk leerarrangement in de les wordt gevolgd (zie kennisbron 1 Leerarrangement). Iedere leergroep heeft een leercoach die uit de groep wordt gekozen en deze coacht het groepsproces. Middels dit werkboek kunnen professionals en studenten zich verder bekwamen in het aangaan van een dialoog, waarbij respect voor andere culturen en religies als uitgangspunt wordt genomen. Het is belangrijk om naar jezelf als professional te kijken, omdat jouw referentiekader mede bepaalt hoe je handelt. We werken in deze module met een methode van actiegericht leren. We bieden studenten, professionals en andere lerenden handvatten om te leren het eigen referentiekader bespreekbaar te maken en opvattingen op te schorten. Studenten gaan zelf aan de slag, door met elkaar in dialoog te gaan over eigen inzichten en gezamenlijk te overwegen hoe met die inzichten aan de slag te gaan. De dialoog is in dit werkboek de hefboom voor anders denken en doen. Studenten leren in dialoogsessies aan de hand van verdiepende vragen op zoek te gaan naar ervaringen en belangrijke gebeurtenissen in het leven van mensen. Het gaat er in deze werkwijze om dat je elkaar toelaat en openstaat om nieuwe ervaringen en kennis op te doen (Van Biene, 2005: 88-89). Bij de dialoog gaat het er niet om wie gelijk heeft (discussie), maar vooral om luisteren naar elkaar en begrijpen van elkaar (zie kennisbron 5 Verschil dialoog en discussie).
Interreligieuze Sensitiviteit Werkwijze
7
Het lesmateriaal is uitgewerkt aan de hand van acht verhalen van burgers over hun leven en de betekenis van religie daarin. Door middel van opgetekende verhalen brengen we de dynamiek van religie in het dagelijkse leven in beeld. Met deze verhalen hebben we niet de pretentie een schets te bieden van het leven van alle gelovigen in Nederland. Het gaat juist om de kracht van elk, persoonlijk verhaal. De verhalen zijn verrijkt met dialoogvragen. Studenten leren doorvragen en ontwikkelen sensitiviteit aan de hand van dialogische gesprekken over de gebeurtenissen in de levens van migranten. Met de inbreng in de dialoog verkrijg je meer inzicht in wat je al weet en waar je aan kunt werken (kennis, vaardigheden, houding). Allereerst gaan we in op de theorie over religie en interreligieuze sensitiviteit, op de relatie met Welzijn Nieuwe Stijl en op het belang van werken met verhalen. Vervolgens presenteren we acht verhalen. Bij ieder verhaal kan de leergroep zelf een leerarrangement samenstellen door middel van de werkvormen (zie kennisbron 1 Leerarrangement). We reiken zes werkvormen aan waar mee je direct aan de slag kunt. Iedere werkvorm wordt onderbouwd met kennisbronnen en ander ondersteunend lesmateriaal waarmee je dieper op de stof in kunt gaan. Om voldoende ervaring op te doen met interreligieuze kwesties, raden we aan te starten met het basisarrangement: de dialoogsessie met de verhalen en vervolgens kun je de Reflector Interreligieuze Sensitiviteit invullen en bespreken. Naar eigen idee kan het leerarrangement aangevuld worden met World Café, Interactief presenteren en Reflecteren met de 3B’s.
Interreligieuze Sensitiviteit Werkwijze
8
Ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit en Welzijn Nieuwe Stijl Openstaan voor dialoog, op zoek gaan naar de vraag achter de vraag, religieuze overtuigingen niet schuwen, maar (h)erkennen en bespreken, je bewust zijn van je eigen referentiekader en je kunnen verplaatsen in de ander, dit alles tezamen biedt kans dat je de competentie interreligieuze sensitiviteit eigen maakt.
Interreligieuze Sensitiviteit Ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit en Welzijn Nieuwe Stijl
10
1.1 Competentie interreligieuze sensitiviteit Voor studenten, professionals en andere lerenden is het van groot belang voor de beroepsontwikkeling om sensitiviteit te ontwikkelen voor het thema religie. Er komen vele verschillende religies samen in Nederland. In de praktijk zul je hulpvragers of cliënten tegenkomen die christelijk, moslim, hindoe of anders gelovig zijn. Daarnaast spelen ook voor de grote groep mensen die niet of niet meer kerkelijk zijn (ook wel atheïsten, seculieren of ietsisten genoemd) spirituele kwesties een belangrijke rol in het dagelijkse leven (Bernts et al., 2007). Zo gaf het merendeel van deze groep aan een geloof in een leven na de dood niet af te wijzen en grote behoefte te hebben aan overgangsrituelen (ibid.).
Rituelen spelen dus zowel voor mensen die lid zijn van een religie als voor seculiere mensen een belangrijke rol. Bij grote overgangen, zoals geboorte, huwelijk en sterven, helpen rituelen om deze overgangen te markeren en ze in gang te zetten voor de sociale gemeenschap (Van Gennep, 1960). We kennen bijvoorbeeld rituelen die de geboorte markeren, zoals de doop of het gezamenlijk eten van beschuit met muisjes, een huwelijksfeest of een uitvaart. Doordat rituelen belangrijke gebeurtenissen markeren in het leven van ieder mens, ongeacht religieuze achtergrond, vinden we dit bij uitstek een ingang voor professionals om het gesprek over betekenisgeving met hulpvragers aan te gaan. Via de verhalen van burgers maak je in dit werkboek kennis met andere religies èn met het vanzelfsprekende van je eigen geloof. In ons dagelijks handelen hebben we doorgaans de neiging tot minimaliseren van verschillen tussen religies of culturen (minimization) (Bennett & Bennett, 1998, 2000). Dit betekent dat we ervan uit gaan dat onze eigen aannames in andere religies ook geldig zijn. Kenmerkend voor het leren en werken in dialoog met anderen is het feit dat je je eigen vanzelfsprekend geachte opvattingen en handelswijzen én die van de anderen die hun eigen opvattingen eveneens voor vanzelfsprekend houden probeert bloot te leggen.
Interreligieuze Sensitiviteit Ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit en Welzijn Nieuwe Stijl
11
Om te leren en werken in dialoog is het belangrijk om vragen te (durven) stellen. Je kunt vragen over elkaars religieuze beleving stellen aan de hand van gebeurtenissen, zoals overgangsrituelen of bijvoorbeeld aan de hand van objecten, die je bij mensen tegenkomt. Objecten spelen een belangrijke rol in de beleving van spirituele kwesties, zoals dood, liefde, hoop en religie (Gibson, 2008; Heessels 2012; McDannell, 1995). Religie is geen apart gezet fenomeen dat mensen alleen beleven in de kerk, de moskee of een tempel, maar het is deel van het dagelijkse leven (Margry, 2008; McGuire, 2008; Orsi, 2005). Dit zie je ook terug in de verhalen die we opgetekend hebben met burgers samen. De dialoogvragen bij de verhalen nodigen ons uit in te zien dat het allereerst gaat om elkaar te leren verstaan. Door middel van de dialoogvragen nemen we onze eigen referentiekaders en sensitiviteit (inleving) onder de loep.
Interreligieuze Sensitiviteit Ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit en Welzijn Nieuwe Stijl
12
1.2 Dialogisch werken Middels de interactieve werkvormen in dit werkboek kun je ervaren hoe je eigen achtergrond je manier van denken, voelen en handelen bepaalt. De vraag is of wij in de zorg- en dienstverlening ons referentiekader kunnen loslaten. Stellen we de ander echt in de gelegenheid te participeren? Ofwel zijn we in staat om de dialoog te voeren en wel zodanig dat we niet invullen, maar aanvullen waar nodig? Daarnaast leer je als leergroep hoe een groepslid, de leercoach, het leerproces faciliteert en voorwaarden kan scheppen waaronder een dialoog plaatsvindt (in plaats van een discussie).
We ervaren met het dialogisch werken hoe we het gedrag van anderen positief kunnen beïnvloeden (zie kennisbron 4 Verschil tussen dialoog en discussie en kennisbron 5 Dialogisch werken en vragen stellen). We ervaren het verschil in het stellen van open en gesloten vragen. We leren de kunst van het vragenstellen verstaan. We zien dat doorvragen betekenisvolle inhouden oplevert. We vatten participatie niet alleen op als ergens aan meedoen, maar we leren dat het gevoel van erbij horen (inclusie) er het meest toe doet. Het voeren van dialogische gesprekken die ons aanzetten tot doorvragen en het onderzoeken van de vraag achter de vraag zijn belangrijke communicatie vaardigheden in de zorg- en dienstverlening. We maken allen onderdeel uit van een samenleving die een groot beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid en participatie van alle burgers. Met name de verschuivende visie op de beroepshouding van het oplossen van problemen (sociale hangmat) naar eigen kracht eerst (sociale vangnet) staat centraal in Welzijn Nieuwe Stijl.
Interreligieuze Sensitiviteit Ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit en Welzijn Nieuwe Stijl
13
1.3 Welzijn Nieuwe Stijl In dit werkboek leggen we vanuit bovenstaande visie – dialoog is participatie - verband met de uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl. Specifiek richten we ons op de acht bakens (zie kennisbron 3 Bakens Welzijn Nieuwe stijl) waarmee de lerende inzicht verwerft in: verschillende vormen van ondersteuning vanuit een burgerperspectief; nieuwe vormen van steunsystemen vanuit een maatschappelijk perspectief en facilitering vanuit een organisatieperspectief. Daarnaast benaderen we religie als belangrijke bron van eigen kracht van burgers. Het is belangrijk om religie als persoonlijke bron van kracht en steun te erkennen en besprekbaar te maken. Door religie in dialoog te brengen, leren hulpverlener en hulpvrager van elkaar. Bovendien kan religie een belangrijke rol spelen in het zichtbaar maken en benutten van sociale netwerken en daarmee in het stimuleren van samenredzaamheid. Welzijn Nieuwe Stijl beoogt vorm te geven aan de culturele aspecten van maatschappelijk ondersteunen en dit betekent een andere manier van werken met een ‘andere’ rol voor de professional.
Bakens Welzijn Nieuwe Stijl 1 Gericht op de vraag achter de vraag 2 Gebaseerd op de eigen kracht van de burger 3 Direct erop af4 Formeel en informeel in optimale verhouding 5 Doordachte balans van collectief en individueel 6 Integraal werken 7 Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht 8 Gebaseerd op ruimte voor de professional
Interreligieuze Sensitiviteit Ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit en Welzijn Nieuwe Stijl
14
1.4 Verhalen zijn leidend In dit werkboek stellen we de verhalen van burgers centraal. De ervaringen en belevingen van de vertellers zijn het vertrekpunt van leren en ontwikkelen van interreligieuze sensitiviteit. Aan de hand van de verhalen toetsen we onze competentie-ontwikkeling en we richten ons op: verkrijgen van invoelend en doortastend vermogen; ondersteunen en opbouwen (faciliteren) van sociale netwerken; overbrengen wat vereisten/verplichtingen zijn (demands); aansluiten bij individuele behoeften (needs) en collectief aanbieden waar mogelijk; en het naar boven halen van wat iemand kan/wil bijdragen (competence). We leren welke rol verhalen kunnen hebben in het leven van een persoon (zie kennisbron 4 Verhalen zijn leidend). We leren welke inviterende vragen uitnodigen tot het vertellen van het eigen verhaal (zie Kennisbron 6 Dialogisch werken en vragen stellen). Verhalen vertellen en vraaggestuurd werken liggen in de voorgestelde aanpak in elkaars verlengde. We zijn op zoek naar de vragen in de verhalen en de mogelijkheden van de persoon waarmee deze zijn of haar eigen kracht kan aanwenden ten aanzien van deze vragen.
Interreligieuze Sensitiviteit Ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit en Welzijn Nieuwe Stijl
15
Interreligieuze Sensitiviteit Ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit en Welzijn Nieuwe Stijl
16
Verhalen
Ik ben gelovig, maar niet kerkelijk – Saar Als ik me niet goed voel wend ik me tot Hem – Renato Vrouwendagen in de moskee – Fatima Als eerste naar het Paradijs – Samira Allah weet wat er in de toekomst zal gebeuren – Gulsen Licht Kruis – Mevr. Monsanto Douglas Schud ons maar eens goed door elkaar – Rob Dan is de cirkel weer rond - Else Alle namen in deze verhalen behalve die van mevrouw Monsanto Douglas en Rob zijn wegens privacy overwegingen gefingeerd. In de verhalen komen allerlei verschillende wereldbeelden naar voren. We hebben niet de illusie dat we hiermee alle wereldbeelden behandelen. Ieder mens beleeft zingeving bovendien op zijn of haar eigen wijze. We moedigen jullie daarom ten zeerste aan, zelf verhalen te verzamelen en middels de kennisbronnen die bij de verhalen gevoegd zijn, je verder te verdiepen in de verschillende thema’s.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
18
2.1 Ik ben gelovig, maar niet kerkelijk – Saar Saar vertelt… Over mijn migratie vanuit Indonesië, over mijn “niet-Indische” gewoontes, over katholiek zijn, over vriendschap en over de Ursulinen. Ik woon sinds 1961 in Nederland, maar ik zou overal kunnen aarden. Ik ben niet zo gebonden aan een stad of een land. Ik heb twee kinderen, een jongen en een meisje, ze zeggen wel eens de koningswens. Mijn zoon heeft een dochter en woont in Engeland. Mijn dochter woont in het midden van Nederland en heeft ook een dochter. Mijn zoon zie ik niet zoveel als mijn dochter, maar met Pasen is het hele gezin uit Engeland hier, dus dat is weer feest. Elke twee weken ga ik naar mijn dochter. Dat is altijd heel fijn. In mei is mijn derde kleinkind op komst. Ik kan overal aarden, ik ben ook niet zo gebonden aan een stad of land. Ik maak makkelijk contacten. Heimwee naar Indonesië, wat veel van mijn Indische kennissen hebben, heb ik totaal niet. Die gaan ook met regelmaat naar Indonesië. Ik ben één keer terug gegaan, eigenlijk omdat de kinderen mij daarop getrakteerd hadden. Ik heb er geen spijt van maar het hoeft voor mij niet. Er zijn ook andere landen waar mijn hart naar toe trekt. Het klinkt vreemd voor een Indische, maar het hoge noorden spreekt mij ontzettend aan! Ik zit ook nooit buiten. Dat verbaast mijn Indische kennissen en ook de Hollanders, die zeggen dan: “Je komt uit de tropen!” Maar ik heb dat nooit gehad. Ik ben een rare Indische zeggen ze wel eens. Ik ben totaal geïntegreerd. Mijn vrienden zeggen altijd: “Je moet alleen nog een paar blauwe ogen krijgen.” Voorheen was ik niet echt mantelzorger voor mijn buren, maar wel het eerste aanspreekpunt voor de alarmcentrale. Sociale contacten zal ik in de toekomst misschien nodig hebben. Ik zeg altijd “Ik zaai en misschien kan ik oogsten”, toch? Ja maar ja, dat heb je toch allemaal, als je ouder wordt dat je toch iets meer hulp nodig hebt. Als het niet is voor grote klussen, dan wel iemand die voor jou de dokter belt als je het niet meer kunt. Dat ze even naar je om kijken. Maar, gelukkig is dat allemaal nog niet nodig. Met vriendinnen onderneem ik allerlei dingen. Samen naar een concert, of naar de schouwburg, we bellen elkaar of lopen bij elkaar binnen. Andere ouderen zeggen; er komt niemand, er belt niemand, ik zeg ja hallo je kan ook aan de bel trekken! In plaats van te wachten tot een ander aan jou denkt, kun je ook het initiatief nemen natuurlijk. Ik heb diverse vrienden waar ik een beroep op kan doen. Ik heb zelf geen auto en als ik ergens ’s avonds naar toe ga dan heb ik wel mensen die ik kan vragen en waar ik ook aan durf te vragen om mij eventueel te komen ophalen. Ja ik heb goede vrienden. Maar in mijn hoedanigheid help ik ook mensen voor zover ik kan, daar sta ik ook altijd voor klaar. “Als je geeft dan kan je ook wat ontvangen” is mijn stelling altijd. Je durft ook iets te vragen als je zelf bereid bent om iets te doen. Ik ben nog wel lid van de Katholieke Bond van Ouderen maar niet zo actief. Ik ben gelovig, maar niet kerkelijk. Ik heb geen kerk nodig om mijn geloof te belijden. Ik geloof wel dat er Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
19
iets is, of dat nou een god is of een…. Ik weet niet wat het is, maar om te zeggen dat ik wekelijks naar de kerk ga, nee. Vroeger wel. Ik ben streng katholiek opgevoed. Ik heb altijd bij de Ursulinen op school gezeten. Dat van die liniaal, dat was vroeger wel echt zo. Je laten zien of je schone nagels had, schone handen, schone nagels, en zo niet, dan pats. Maar ja, ik heb er een goede opvoeding bij gehad en ik heb er totaal geen wanklank over hoor, want qua lesgeven waren de Ursulinen super. Met mijn vrienden en vriendinnen spreek ik wel over het geloof, want ja, daar kunnen wij gewoon vrijuit over praten. Alhoewel wij ook wel eens spontaan naar de kerk hier vlakbij gaan en daar een kaarsje branden als we daar behoefte aan hebben. Maar ik hoef niet perse op zondag naar de kerk. De tradities van het katholieke geloof hou ik nog wel in ere. Zoals dat kaarsje branden. En als ik bijvoorbeeld een voorspraak wil in verband met een examen van de kinderen, dan roep ik Maria aan voor bijstand. Maar daar houdt het dan zo’n beetje mee op. Ja, de kerstviering en Pasen bijvoorbeeld dat doe ik wel. Ik kan ook wel eens spontaan op Goede Vrijdag wel de kruisweg doen, maar dat is niet perse omdat het moet. Ik denk dat heel veel katholieken dat tegenwoordig zo hebben bepaald. Ik ken mensen die zich voor 100% op het geloof verlaten. Zo erg heb ik dat dan dus niet maar, ik heb er wel steun aan. Door het geloof twijfel ik misschien toch minder en het versterkt mij in de hoop dat er een goede uitslag komt als er iets minder prettigs staat te gebeuren. Dat je er door heen komt. Ik bid dus wel, maar nogmaals ik heb daar geen kerk voor nodig. Het is net zo goed om een kaarsje te branden. Mijn moeder die brandde iedere keer als ik wat spannends had ook een kaarsje. In zoverre heb ik dat wel meegekregen. Als er iets met mijn kinderen is, die nu 45 en 46 jaar zijn, dan brand ik ook een kaarsje. Zo ook voor mijn zoon, dan zegt hij tegen mij: “Ik moet dan en dan mijn examen doen hè, dan moet je een kaarsje branden.” En mijn kleindochter is gek op de kerk. Als wij langs een kerk lopen dan zegt ze: “Oma gaan wij even in de kerk een kaarsje branden?” “Oma blijven we nog in de kerk?” vraagt ze dan. Ik zeg waarom wil je nog hier blijven? “Het is hier zo lekker rustig”, zegt ze dan. Ze is vijf jaar! “Zo lekker rustig”, zegt ze dan, haha. Van de week heb ik met oude vrienden nog een beetje zitten gekken bij het dansen. Toen was er muziek van ‘Going to the chapel’. Ik zei, ja laten we dat doen dat hebben we af en toe nodig! Toen zei een ander “Please, speak for your self”. Ja uiteraard zei ik, maar jullie mogen allemaal voor mij bidden. Dat ik mij nog jaren zo gelukkig mag voelen als ik op dit moment ben.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
20
Dialoogvragen Saar MevGühl 1. Welk verschil maakt Saar tussen kerkgang en religieus zijn als ze zegt “ik heb geen kerk nodig om mijn geloof te belijden”? 2. Op welke manier spelen familierelaties een rol in Saar’s beleving van geloof? 3. Op welke manier ervaart Saar steun van het geloof? 4. Welke katholieke vieringen noemt Saar en wat houden die vieringen in? 5. Welke andere katholieke vieringen zijn er? 6. Wat zijn belangrijke vieringen binnen andere religieuze stromingen of overtuigingen? 7. In welke religieuze vieringen participeer jij? 8. Welk beeld heb jij van Katholieke (kost)scholen in Nederland, zoals de Ursulinen waar Saar naartoe ging?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvraag katholicisme in Nederland Op welke manier beleefden kostschoolleerlingen hun jeugd en religieuze vorming in katholieke jongerentehuizen? Kennisbron VPRO radio-archief documentaire serie getiteld Onder het wakend oog Gods, waarin zaken als het huwelijk, seksuele driften, schuld, heimwee en vriendschap worden besproken door voormalige kostschoolleerlingen. Zie: http://weblogs.vpro.nl/radioarchief/2010/03/18/onder-het-wakend-oog-gods
Verdiepingsvraag over intercultureel vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl Op welke manier zou je de uitspraken van Saar over ‘Hollandse’ en ‘Indische’ mensen kunnen plaatsen binnen de Reflector Interculturele Sensitiviteit? Kennisbron Zie Reflector e-learning module Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl I: Competentie Ontwikkeling IntercuIturele Sensitiviteit.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
21
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
22
2.2 Als ik me niet goed voel wend ik me tot Hem – Renato Renato vertelt… Over mijn migratie van Suriname naar Nederland, over buren, over elkaar helpen en over hindoe zijn. Ik kwam in de jaren zestig hier naar toe, omdat ik een betere toekomst voor mijn kinderen wilde. Omdat ik in Suriname in de jaren zestig voor een hongerloontje als ambtenaar werkte, reed ik ’s avonds en in de weekenden als taxichauffeur. Mijn kinderen zag ik daardoor nauwelijks. Het onderwijs was van slechte kwaliteit. Ik wilde een betere toekomst voor mijn kinderen en ben toen naar Nederland gegaan. Om de ticket te kunnen betalen, heb ik al mijn persoonlijke spullen moeten verkopen. Mijn familie heeft me opgevangen. Ik vond werk bij Philips. Later kwamen mijn vrouw en kinderen. Nu ben ik gepensioneerd. Met een aantrekkelijke regeling kon ik vroeg vertrekken, ik vermaak me prima met allerlei hobby’s. Ik woon met mijn vrouw in Nijmegen, de kinderen zijn het huis al uit. Het is prettig, maar er kan nog een hoop verbeterd worden. Het is anders dan ik gewend was in Suriname, daar ken je elkaar en zit iedereen buiten. Hier is dat niet zo, als je een vreemde groet kijken ze je raar aan. Toch maak je soms een praatje met elkaar. De omgeving ziet er heel anders uit. Allemaal dezelfde huizen op een rijtje, heel saai eigenlijk. En weinig ruimte. In Suriname trok ik lekker de natuur in om te jagen of te vissen. Dan gooide ik mijn hengel uit en wachten maar. Als er dan een vogel voorbijkwam, schoot ik die. Dan had ik wat gevangen voor thuis. Als het weer beter is ga ik vissen. Dat doe ik soms samen met anderen – we proberen nog steeds een bepaalde grote vis te vangen, ik weet zeker dat hij er zit maar het is me nog niet gelukt. Hier in de wijk is alles dicht op elkaar, maar toch zijn mensen meer op zichzelf. Soms maak ik wel eens een praatje op straat en dan loop je daarna weer verder. Je hoeft ook niet alles van elkaar te weten. Als buren groeten we elkaar en mijn buurman komt wel eens langs. Dan roept hij over schutting en drinken we samen een biertje. Maar dat heb je alleen in de zomer. Het is anders dan in Suriname, daar leef je buiten tussen de mensen. In het algemeen voel ik me wel goed. Ik ben gezond en dat is al een zegen. Zegeningen van boven, alles hebben wij van boven gekregen. Als ik me niet goed voel, wend ik me tot Hem daarboven. Er wordt voor je gezorgd als dat nodig is. Het liefste blijf ik thuis wonen. Mijn kinderen kunnen me tot bepaalde hoogte wel helpen. Ik spreek de kinderen regelmatig, mijn zoon die in een dorp verderop een bedrijf heeft en mijn dochter die in Duitsland woont. Ik ben ook al opa, dat is erg leuk! Daar geniet ik echt van, om bij ze langs te gaan en met ze te stoeien. En als opa hoef je verder niet veel meer, ik hoef me niet met de opvoeding bezig te houden. Dan ga ik na het bezoek weg en dan is het weer aan de ouders. Dat is wel zo prettig. Wat het geloof betreft, iedereen beleeft zijn geloof op zijn eigen manier. Om me te wenden tot boven, hoef ik niet in een tempel te zijn. Dat kan op elk moment op de dag, waar je ook bent. Dan probeer ik rust en stilte te zoeken bij Hem. Het besef dat het leven Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
23
je gegeven is, dat je het niet zelf hebt gemaakt, maakt je nederig. Niet iedereen beseft dat nog. Soms ga ik naar de tempel, maar ook niet elke week. Het samenzijn is prettig, je maakt een praatje hier en daar. Maar mijn geloof, dat houd ik ook voor mijzelf. Wanneer een andere Hindoestaanse oudere uit Suriname hulpbehoevend zou worden, hoeft hij niet per se door iemand uit Suriname geholpen te worden. Als ikzelf word benaderd, dan vraag ik me af of ik die persoon kan helpen. Als ik kan helpen, dan wil ik dat best, maar het moet dan niet zo zijn dat ik er als hulpverlener aan vast zit. Het moet niet zo zijn dat ik die persoon dagen, weken, maanden moet helpen. Dan wordt mijn vrije tijd beperkt. Snap je? Als een niet-Hindoestaan een Hindoestaan helpt, dan zijn er zoveel factoren die erbij komen kijken. Ik denk dat een Hindoestaan in dit geval die persoon makkelijker kan helpen dan een niet-Hindoestaan. Ten eerste, wat voor probleem is er? Bij ons begint het ook van, luister, ik als mens, ik kan wat doen, maar diegene die alles kan doen, is daarboven. Dus ten eerste gaan we beginnen met Zijn hulp aanroepen. Daarop zou ik beginnen om die man te zeggen: Luister, Hij is de persoon die eigenlijk alles kan doen. Hij heeft het je gegeven, maar Hij kan het ook weer weghalen. En met dat beginsel kan die persoon ook tot rust komen. Iemand die helpt moet een persoon zijn die ruim denkt hè? Want er zijn ook mensen die zeggen: dit is mijn geloof en er komt niks bij van andere mensen hun geloof. Snap je? Als jij als katholiek of als moslim die man zegt van: laten we de Here Jezus naam noemen. Ja, dan zou ik tegen die hulpverlener zeggen, waar ben je mee bezig? Als er iemand komt die zegt van: laten we Allah’s naam noemen, dan doe ik niet mee. Maar als iemand zou zeggen van: laten we Krishna’s naam noemen, Rahm’s naam noemen en daar op geconcentreerd zijn, dan denk ik dat die persoon een beetje tot rust komt. En dan kan je verder die problemen bespreken. Maar als het om mij persoonlijk zou gaan, dan zou ik zeggen: oké ik heb een probleem, ik ben een Hindoe, ik bid tot Rahm, ik bid tot Krishna, er zijn meerdere Goden, meerdere namen van onze God, maar ik heb ook geen probleem als je in naam van Jezus ofzo wilt werken, mij hulp bieden, of in naam van Allah. Maar er zijn andere mensen die dat misschien niet willen accepteren. Er kunnen nog zoveel professionals zijn die een hele studie hebben gemaakt van mensen helpen, maar dat ene stuk missen ze bij een Hindoestaan. Dat spirituele gedeelte. Want ik weet niet of ze dat ook hebben gehad in de studie. Om ze te vertellen van luister: wat je voor problemen je ook hebt: het is toch niet van je buurman, of van je vrouw of van je kinderen. Het komt van boven, ja? Dus daar moeten we aankloppen om die problemen op te lossen. Als een professional dat niet kan zeggen, dan blijft die man hangen in het midden van ja: waar moet ik het zoeken? De hulpverlener moet de beginselen van luisteren toepassen. Als je jezelf een beetje Hindoeïsme eigen maakt om mensen te helpen, dan heb je niet echt veel nodig. Voor mij is belangrijk dat een oudere van Hindoestaanse afkomst, zoals ik, toch iemand krijgt die een beetje achtergrond van Hindoeïsme kent.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
24
Dialoogvragen Renato MevGühl 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Welke rol spelen contacten via de religieuze gemeenschap voor Renato? Welke betekenis heeft de tempel voor Renato? Waar kun je bij jou in de regio een Hindoe tempel bezoeken? Op welke manier worden tempels aangeduid in andere religies? Wat is kenmerkend voor de inrichting van hindoe tempels? Het hindoeïsme kent talrijke goden, welke noemt Renato en welke zijn er nog meer? Wat zijn de basisprincipes voor een goed leven volgens Renato? Welke overwegingen geeft Renato mee aan professionals in de hulp- en dienstverlening? 9. Hoe zou jij Renato’s tips toepassen?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvraag over Hindoeïsme in Nederland Wat zijn hindoe rituelen eigenlijk en hoe worden die in Nederland toegepast? Kennisbronnen Tweedelige documentaire getiteld Het Hindoe-huwelijk door omroep OHM. Zie: http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1146624 Swhajor, A., Heessels, M., Van der Velde, P., & Venbrux, E. (2010). Aan de Ganges in Twente. Onderhandelen over vormgeven van hindoe-dodenrituelen in Nederland. Quotidian. Dutch Journal for the Study of Everyday Life 2: 83-104. Zie: http://www.quotidian.nl/vol02/nr01/a04
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
25
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
26
2.3 Vrouwendagen in de moskee – Fatima Fatima vertelt… Over de migratie naar Nederland 40 jaar geleden samen met mijn man. Over mijn drie kinderen en mijn negen kleinkinderen. Over mijn geloof als moslim, over gezondheidsklachten en over dankbaar zijn. Mijn buren zijn erg behulpzaam. Mijn Nederlandse buurman komt vaak in de tuin op het bankje naast me zitten. Op het bankje vertelt hij mij al zijn klachten en problemen, net zoals wij Turkse mensen dat doen. Ook mijn andere buren zijn goede mensen. Mijn Nederlandse buurvrouw heeft me geholpen bij het plukken van de druiven en ik breng haar weleens een bord Turks eten. Daar wordt ze helemaal gelukkig van. Maar als ik wegga hoor je gelijk alle sloten van de voordeur op slot gaan. Mijn buren zeggen me altijd gedag als ze me zien. Andere Nederlandse mensen kijken je niet eens aan! Onderweg kom ik nogal eens Nederlandse mensen tegen die me echt vies aankijken. Ik neem geen deel aan activiteiten in het wijkcentrum, maar ik ben afgelopen maandag, in een andere buurt naar een stichting voor Turkse ouderen geweest. Iedereen heeft het wel ergens over. De één over zijn kinderen, de ander over een uitstapje. Deze week was iemand jarig en hebben we gezellig taart gegeten. Dat was leuk. Ik zou het niet fijn vinden als dat er niet was, want in mijn straat werkt iedereen. Ik ben de enige die niet werkt of een opleiding volgt. Vroeger heb ik altijd gewerkt of ik was bezig met het huishouden. Mijn vrienden die nog geen zestig zijn, moeten naar school om in te burgeren. Als het voor mij verplicht was, zou ik de cursus ook volgen, maar ik heb mijn Nederlandse paspoort toch al. Als de stichting in de wijk dagen voor vrouwen zou organiseren om te zitten en te kletsen, dan zou ik er aan deelnemen. Ook Nederlandse vrouwen zijn van harte welkom, maar zij zijn altijd samen met hun mannen. En zij hebben liever een kroeg dan een theehuis waar vrouwen lekker kunnen roddelen. Bij de stichting komen nooit Nederlandse vrouwen. Bij twee kinderen ga ik op bezoek. Mijn jongste zoon is getrouwd met een Nederlandse vrouw, maar dat mens is nooit thuis! Ik bezoek hen niet, mijn zoon komt mij wel regelmatig bezoeken. Dan neemt hij alle post door of zet hij mij ergens af. Mijn zoon komt vaker dan mijn dochter die een paar straten verderop woont. Zij komt één keer in de week schoonmaken meer niet. Ik zou wel willen dat ze vaker kwam. Ik mis haar en verlang naar extra aandacht. Mijn man is bijna achtenzeventig jaar, hij kan ook niet veel. Soms krijg ik een ontzettende hoofdpijn. Het lijkt wel of ik hoge druk krijg in mijn hoofd. Er is niemand om samen iets gezelligs te doen. Meestal blijf ik thuis, maar als mijn man thuiskomt neemt hij het hele bankstel over. Als ik tegen mijn man zeg dat ik ziek ben, dan zegt hij dat hij me te vaak heeft horen klagen. Hij neemt me niet serieus. Ik wil wel graag meer aandacht van mijn man en een keer glimlach. Maar dat doet hij niet. Daar word ik alleen maar zieker en chagrijniger van. Ik kan niet op visite bij Turkse vrouwen omdat hun mannen altijd thuis zijn. In onze cultuur wordt niet geaccepteerd dat ik als vrouw zijnde op bezoek ga, terwijl hun man thuiszit. Daarom blijft er niemand over die ik kan bezoeken. Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
27
Ik hoop dat je uit mijn verhaal hebt kunnen opmaken dat ik gelovig ben. In naam van God, ik ben moslim. Ik bid vijf maal per dag. Ik word soms wel boos op mijn dochter. Zij houdt zich er niet mee bezig. Gelukkig is mijn schoondochter ook begonnen met bidden. In de maand ramadan lees ik de hele Koran uit. Ik lees ook dagelijks veel gebedjes uit de Koran. Dan voel ik me gewoon prettiger in mijn vel. Alleen in de heilige maand ramadan ga ik naar de moskee. Dit jaar ben ik ook geweest, hier om de hoek. De ene keer ga ik lopend en de andere keer met de auto. De gehele maand door, dertig dagen lang. Toen ik mijn arm brak, ben ik niet meer naar de moskee gegaan. Daarvoor bezocht ik de moskee regelmatig. Als ze weer zouden beginnen met de dagen voor de vrouwen dan zou ik graag weer deelnemen. De imam leert ons dan gezamenlijk over de Koran. Er zijn belangrijke punten in de Koran die weinig mensen snappen of weten. Dat leert de imam ons. Veel mensen kunnen de Koran wel lezen. Maar of ze de inhoud ook daadwerkelijk snappen? En dat leren wij dus daar. Ik ga lopend naar de moskee, ik moet wel, ik heb geen keus. Als ik loop, heb ik wel pijn, maar het moet. Voor mij is mijn gezondheid het belangrijkste. Nu maken ze zich druk of je wel of geen prik moet hebben tegen de griep. Nu waarschuwen ze je voor besmetting, dat je regelmatig je handen moet wassen en dat je moet opletten wie je een kus geeft. Iedereen doet overdreven. Ik word dan echt heel pissig. Iedereen gaat toch een keer dood! In de toekomst wil ik van niemand afhankelijk zijn. Ik wil gewoon al mijn dagelijkse dingen kunnen regelen. Dat geeft een beter gevoel. Ik zou niet voor altijd in Turkije willen wonen. Ze hebben geen stoplichten. Alleen als je kracht hebt of op een redelijk tempo kunt lopen kan je veilig oversteken. Ook is er in Turkije niemand die mij kan ondersteunen of helpen. Als mijn man er niet meer is, kan ik daar niet overleven. Je hebt weleens dagen dat er geen water uit de kraan komt! Ik wil absoluut in Nederland wonen. Mijn kinderen wonen ook hier. Als ik later geen hulp meer van mijn kinderen krijg dan wil ik in een Nederlands bejaardenhuis wonen. Alleen ik wil wel dat ze er rekening mee houden dat ik geen varkensvlees mag eten. Ik zou ook wel willen dat er mensen zijn waarmee ik kan opschieten en wil niet buitengesloten worden. Alleen kan ik soms niet goed in het Nederlands uitleggen wat ik wil zeggen. Ik wil later niet bij mijn kinderen intrekken. Ik zou ze niet lastig willen vallen. Ik wil hun leven niet ondersteboven halen. Maar ik voel me nog jong. Ik hoop dat ik van niemand afhankelijk word en dat mijn gezondheid niet achteruitgaat.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
28
Dialoogvragen Fatima 1. 2. 3. 4.
Wat is zijn de achterliggende gedachten van de ramadan? Wat doet het lezen van de Koran met Fatima? Wat kun je vertellen over de taken van een imam? Op welke manier zouden de religieuze overtuigingen van Fatima haar visie op de griepprik kunnen beïnvloeden? 5. Met welke Turkse of islamitische organisaties in Nederland ben jij bekend? 6. Waar zou je een hulpvrager naar kunnen verwijzen? 7. Welke religieuze voedselvoorschriften ken je, naast het verbod op het eten van varkensvlees?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvraag over islamitische tradities in Nederland Welke gebruiken kennen moslims met betrekking tot sterven en dood? Op welke manier passen moslims in Nederland de islamitische rituelen wat betreft sterven en begraven aan in Nederland? Kennisbron Wojtkowiak, J. & Wiegers, G. (2008). Moslims doen het helemaal zelf. Veranderende islamitische uitvaartrituelen in Nederland. In E. Venbrux, M. Heessels & S. Bolt (Red.), Rituele creativiteit. Actuele veranderingen in de uitvaart- en rouwcultuur in Nederland. (pp. 31-44). Zoetermeer: Meinema.
Verdiepingsvraag over vastentradities Welke andere religieuze vastentradities zijn er, naast de ramadan? Kennisbron Partridge, C. (2006). Handboek van de wereldgodsdiensten. Kampen: Kok. Zie bijvoorbeeld de casussen: Ik ben een boeddhist (pp. 210) , Ik ben een hindoeïst (pp. 159) en de uitleg over de Joodse vastentradities (298-299). Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
29
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
30
2.4 Als eerste naar het paradijs – Samira Samira vertelt… Over mijn komst naar Nederland, over mijn gezondheid en over moslim zijn. Ik ben in 1926 geboren in Marokko en ben nu bijna 86 jaar. Ik woon 33 jaar in Nederland. Ik woon met mijn zoon. Mijn man is overleden. Wat ik doe op een dag hangt af van de tijd en van mijn gezondheid. Vroeger was ik altijd buiten aan het wandelen, maar nu niet meer. Nu ben de ik de hele dag alleen thuis. Ik was gezond voordat ik naar de chirurg ging, daarna was ik kapot. In de ochtend werd ik wakker en vertelde ik mijn zoon dat ik nog pijn voelde. De dokter zei dat het normaal was, maar ik heb al eerder andere operatie gehad en ik had er toen geen last van. Alleen God weet wat ik nu meemaak. Ik beleef elke dag als een jaar. Korte tijd geleden kon ik nog op de fiets naar het winkelcentrum. Ik ging waar ik maar wilde, maar sinds bijna een jaar zit ik alleen maar. Ik ben al die tijd nergens geweest. Door mijn rug kan ik niet fietsen. De huisarts heeft me onderzocht en zegt dat mijn rug scheef is geworden. De pijn wordt met de dag erger. De chirurg heeft het niet goed gemaakt. De huisarts begint altijd te babbelen, ook al spreek ik geen Nederlands. Hij stelt mij op mijn gemak, want dat versta ik wel. Als ik me niet goed voel dan hoef ik tegen hem maar te zeggen ‘niet goed’. Maar toen deze chirurg bij me kwam vroeg hij niets. Het doet me nog steeds pijn in mijn hart als ik eraan denk. Als ik maar een of twee maanden pijn had, dan zou ik hem vergeven, maar het duurt nu al een jaar en het wordt alleen maar erger. Als ik weer beter ben, dan word ik blij. Maar als dat niet gebeurt dan heb ik een ernstig probleem. Als ik goed Nederlands kon praten dan had ik het hier makkelijk en had ik ook geen probleem met die bastaard dokter gehad. Vroeger kwam ik met vrouwen bij elkaar, hier op school. Sinds de operatie kan het niet meer. Toen mijn gezondheid goed was, ging ik naar het kantoor in de stad voor hulp bij het invullen van formulieren en dergelijke. Nu komt er af en toe iemand bij mij thuis langs. Mijn zoon kan me daarbij niet helpen, maar andere dingen thuis doet hij wel. Ik ken verder niemand die mij kan helpen. Ik heb nieuwe brieven ontvangen van de gemeente, maar ik weet niet waarover die gaan. Misschien over de aanvraag van taxivervoer. Een taxi, die voor de deur stopt en wacht zou een goede oplossing zijn. Ik zou graag willen dat de gemeente een scootmobiel voor mij regelt en iemand voor het schoonmaken en poetsen. Kijk eens hoe vies de ramen zijn. Ik ben gelovig, Ik ben moslima. Kijk, God heeft ons geschapen. Je hebt Hollanders, Joden en Spanjaarden en zo. We zijn allemaal hetzelfde. We geloven alleen in verschillende religies. Iedere mens volgt zijn eigen geloof, maar God heeft ons gemaakt. Wij hebben ook regels. We zijn verplicht om te bidden en te vasten. Door te bidden krijg je kracht en ondersteuning in je dagelijks leven. Als je niet bidt en vast en geen goede daden verricht, dan heb je niets en stel je niet zoveel voor. Nederlanders verrichten wel goede daden, maar ze bidden en vasten niet. Zij zijn wel goed omdat ze hulp bieden aan mensen die daar behoefte aan hebben. Als zij zouden bidden en vasten en aan God denken dan zullen zij als eerste naar het paradijs gaan. Dat staat in de heilige boeken. Als een ongelovige Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
31
zich bekeert tot de islam en zich aan de regels houdt, dan is het ook goed, maar we verschillen allemaal. Ik denk dat ik in de toekomst niet zelfstandig kan zijn. Het is alsof ik van de hemel naar de grond ben gevallen, ik ben gebroken. Als ik voor altijd zo moet leven dan heeft het geen zin en betekenis meer. Inshallah. Ik hoop dat ik in de toekomst gezond ben en geniet van mijn leven en leuke dingen kan doen. We vragen aan God om nog te leven en een goed graf, dat is het. Niemand die mij helpt, behalve de kinderen. Ik heb er wel spijt van dat de kinderen aan hun vader zijn toegewezen nadat mijn dochter was overleden. Toen hun moeder leefde zorgde ik goed voor hen. Uiteindelijk kwamen zij bij mij terecht. Ze vroegen mij daarna of ik ook de twee meisjes bij mij thuis wilde hebben om ze op te voeden. Ze vonden mij een goede, eerlijke vrouw. Maar ik heb nee gezegd. Als ik ze had genomen, dan had ik nu tenminste iemand die mij kon helpen. Toen ik pas hier kwam wonen vond ik het wel eng, maar daarna niet meer. Contact met de buren heb ik niet echt. Ik groet ze wel eens maar meer niet. Waarom? Als zij Arabisch konden spreken, dan zou ik wel gaan kletsen en thee drinken bij ze. Toen mijn buurvrouw was gevallen en haar arm had gebroken en ik haar bijna twee maanden niet meer had gezien heb ik mijn zoon gevraagd of ze misschien bij haar kinderen logeerde of op vakantie was. Maar hij wist ook niets. Toen besloot ik om toch iemand te gaan vragen over haar en heb ik het aan mijn andere buurvrouw gevraagd. Zij vertelde dat zij in het ziekenhuis lag. Zij was gevallen toen ze naar moskee was gegaan om te gaan bidden. De kerk bedoel ik. Toen ze terugkwam, heeft mijn andere buurvrouw mij ingelicht dat ze terug was. Om zeker te weten dat ze terug was, heb ik gewacht totdat ik licht zag in haar woonkamer. Daarna ben ik ben naar de winkel gegaan om bloemen voor haar te kopen. Zij was er heel blij mee. Mijn twee buurvrouwen, links en rechts naast me, zijn wel lief. Die andere aan de overkant ook wel, maar we bemoeien ons niet met elkaar. Toen ik een keer ziek was vroeg mijn buurvrouw aan mijn zoon wat er aan de hand was. Ze had mij paar dagen niet gezien. Zij kwam mij daarna regelmatig thuis opzoeken. Maar die andere buurvrouw komt nooit langs.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
32
Dialoogvragen Samira 1: Ramadan 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Religie emiraMevGühl Wat betekent Inshallah? Wie bedoelt Samira met ‘wij’ wanneer ze zegt ‘Wij hebben ook regels?’ Wat zijn de belangrijkste regels binnen de Islam en hoe flexibel zijn deze? Hoe staat Samira tegenover verschillende religies? Denk hierbij aan de Reflector. Welke religieuze gewoontes heeft Samira? Welke gevolgen hebben het niet spreken van de Nederlandse taal voor Samira? Hoe lost zij dit op?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over vooroordelen over Islam in Nederland Welke onderlinge vooroordelen over geloof, vrijheid en gastvrijheid kom je tegen in je eigen omgeving en/of in de afleveringen van Achter de voordeur? Op welke manier zou je als professional een rol kunnen spelen in het mogelijk maken van contacten in de buurt? Kennisbron Documentaireserie ‘Achter de voordeur’ gemaakt door de NCRV. Zie de afleveringen van 3 september en 8 oktober 2008. Zie: http://achterdevoordeur.ncrv.nl
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
33
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
34
2.5 Allah weet wat er in de toekomst zal gebeuren – Gulsen Gulsen vertelt… Over mijn zes kinderen, waarvan een dochter met een verstandelijke en lichamelijke beperking. Over Mekka en de steun van het geloof. Over mijn komst naar Nederland, de terugkeer naar Turkije en uiteindelijk de terugkeer naar Nederland. Ik woon samen met mijn jongste zoon en schoondochter en hun twee kinderen. En met mijn eigen dochter. Zij heeft een lichamelijke en geestelijke beperking. Het huis is eigenlijk te klein. Toen ik mijn zoon vroeg of hij liever op zichzelf wilde wonen, zei hij dat hij mij niet alleen wilde laten, omdat ik depressief ben. “En mijn zus is ziek”, zei hij. Ik denk dat hij zich zo beter voelt. We hebben een aanvraag gedaan voor een grotere woning, maar we hebben nog geen antwoord gehad. God, ik weet het niet. Ik zou graag een woning willen met een kamer op de begane grond, dan hoeft mijn zieke dochter niet met de traplift naar boven. Dit huis ligt langs een drukke weg. Mijn dochter kan daardoor niet naar buiten. Ze begrijpt niet veel van stoplichten. Er zijn een paar Turkse families hier in de buurt, maar daar heb ik weinig contact mee. Ik heb er geen tijd voor. Ik zoek de kinderen vaak op. Ze hebben geen vader, die is overleden. Ik ga vaak naar hun en zij komen vaak naar mij. Soms blijven we zelfs slapen. Ik heb vijf huizen met mijn eigen huis erbij. Ja, ons huis is nooit leeg. Ik neem geen deel aan activiteiten. Ik zou wel graag willen dat mijn dochter een paar dagen per week ergens naar toe kon gaan. Ze houdt erg van gezelligheid. Ik weet niet bij wie ik hierover een aanvraag kan doen. Ik heb nooit geweten dat daar mensen of instellingen voor zijn. Vorig jaar ben ik hier naar de wijkpost geweest. Daar heb ik geen antwoord gekregen. Of ik kan er niks van of zij kunnen het niet. Ik ben nog twee keer langs geweest, maar ik kon het niet in het Nederlands uitleggen en de ander kon mij niks uitleggen. Als ik naar de dokter moet, dan gaat een van de kinderen mee. Als ik praat, dan kan ik niet alles vertellen. Zij maken de afspraken voor mij en mijn zoon leest de brieven. Soms als ik last heb van een psychische crisis, dan schreeuw en huil ik veel. Dan komt alles los en ben ik daar twee dagen moe van. De dokter heeft gezegd dat ik een depressie heb. Ik ga altijd naar de dokter. Zolang ik me niet druk maak gaat het goed. Zo leef ik verder. Ze hebben mij wel eens naar een Turkse psycholoog gestuurd, maar daar heb ik niks aan gehad. Ik ben ook een paar keer bij de dagopvang geweest, maar dat kon mijn hoofd niet aan. Het leven in Nederland is makkelijker dan in Turkije. Hier kunnen mijn kinderen alles voor mij doen. Daar is niemand. Als mijn kinderen daar zouden zijn en ik een man zou hebben, zou ik daar willen leven. Het is moeilijk om zonder man te leven. Je kunt niks delen. Een man kan tenminste de benodigde spullen halen. Ik deed de helft, hij de helft. Vooral als je kinderen met problemen hebt is het moeilijk. Er zijn families met problemen en zonder problemen, niemand is perfect. Zolang we leven komen we van alles tegen.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
35
God zij dank ben ik gelovig. Ik bid. Ik doe aan ramadan. Ik sla nooit een van de vijf gebeden per dag over. Ik hoop dat Allah dit aan iedereen mag geven. Ik ben naar Mekka geweest. Vasten, bidden, ja ik geloof wel. We zijn geboren en we zullen ook sterven. Dit geldt voor iedereen. Tijdens de ramadan bidden we het avondgebed in de moskee. Ik ben er vroeger veel geweest om de Koran te leren. Elke vrijdag lazen we dan iets. We zeiden bijvoorbeeld een Yasin-vers op. Dit jaar heb ik niet mee kunnen doen. Als er zulke dingen zouden zijn dan zou ik er weer aan meedoen. Als we de Koran dicht doen, dan praten we met elkaar, maar ook als we elkaar onderweg zien. Daar komen vriendschappen uit voort. Je omgeving wordt groter. Mijn schoondochter past altijd op mijn dochter. Wij verzorgen haar net als een baby. Als ze naar de wc gaat kan ze niet eens doorspoelen, ze komt ervan af en komt zo aangelopen. Ze is zeventien jaar naar school geweest en we hebben geprobeerd haar in een keuken te laten werken. Na twee jaar hebben ze haar weggestuurd en gezegd dat ze niks kan doen. Ik maak eten voor mijn dochter. Al vierentwintig jaar zorg ik voor haar op deze manier. Sinds vijf jaar verzorgt mijn schoondochter haar. Ik heb haar naar boven gedragen om te slapen boven en weer naar beneden als ze wakker was. Daarom heb ik ook oogdruk en pijn aan mijn schouders. Niemand heeft toen tegen mij gezegd dat er wegen zijn om hulp te krijgen. Waarom draag ik deze last, er is toch een overheid? Ook de huisarts en de fysiotherapeut hebben mij niet verteld waar ik recht op had. Wij wisten van niks. Later zijn we achter dingen gekomen. Ik weet het niet wat er in de toekomst zal gebeuren. Allah weet het. Ik hoop niet dat mijn kind alleen achterblijft als ik dood ben. Ik weet niet wie dan de verantwoording over haar zal nemen, de kinderen of de overheid. Ik weet niet wat er met haar gaat gebeuren na mijn dood. Ik wil niet aan de toekomst denken. Ik krijg veel steun van mijn kinderen, maar voel me wel eens alleen. Vooral omdat ik niet kan lezen of schrijven. Ik kan geen Nederlands. Ik ben vroeger niet naar school geweest. Ik heb altijd voor mijn kinderen gekookt. Soms ga ik per bus, alleen of met mijn zieke dochter, op bezoek bij mijn andere dochters. Zolang ik het cijfer van de bus maar ken, ga ik gewoon. Soms leren mijn dochters mij het cijfer als ik ergens heen moet. Ik moet wel de plek weten waar ik moet opstappen en uitstappen. Soms koop ik zelf mijn spullen en weet ik niet hoeveel iets kost. Dan leg ik het geld neer zodat ze kunnen pakken wat ze nodig hebben. De rest pak ik zelf en de kassabon neem ik mee. Aan mijn hoofd mankeert niks. Ik hoop dat Allah mij niet ziek maakt. Stel dat ik afhankelijk wordt van anderen, ook al is het mijn zoon of dochter, zij kunnen me niet dagelijks verzorgen. Ik zou willen dat ik goed verzorgd zou worden in Turkije of hier. Natuurlijk zou ik ook door Nederlanders verzorgd willen worden of door Turken. Het maakt niet uit. Een mens is een mens. Ik zou wel graag een vrouw willen.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
36
Dialoogvragen Gulsen
1. Welk moreel appel wordt er vanuit het islamitische geloof gedaan op de zorg voor zieken? 2. Welk moreel appel wat betreft de zorg voor zieken of armen wordt er op mensen gedaan vanuit christelijke, joodse, hindoeïstische of andere religieuze stromingen? 3. Op welke manier bidden moslims? 4. Welke voorschriften rondom bidden zijn er in andere religies? 5. Welke rol heeft religie voor Gulsen wat betreft sociaal contact? 6. Welke rol kan religie spelen in de strijd tegen sociaal isolement?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over religie, gehandicapt zijn en de moeilijke toegang tot zorg voor migranten in Nederland Welke beelden over gehandicapt zijn komen de hoofdpersonen bij zichzelf en in hun omgeving tegen? Op welke manier zou je als professional op deze beelden over handicap en ziekte in kunnen spelen? Kennisbronnen Van Dillen, T. (2009). Casus 14. Kinderen met een handicap. Een straf van God? In A. Van Bommel et al. (Red.), Wankele waarden. Levenskwesties van moslims belicht voor professionals. (pp. 240-249). Rotterdam: Guijs. Documentaires ‘Toch naar Buiten’ en ‘Ayse & Hüseyin’ gemaakt door Stichting ZieZo.Zie: http://www.zie-zo.nl/?page_id=617
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
37
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
38
2.6 Licht Kruis – Mevrouw Monsanto-Douglas Mevrouw Monsanto-Douglas vertelt… Ik ben 79 jaar. Ik ben geboren en getogen in Suriname, maar woon nu al jaren in Nederland. Ik zorg voor mijn ernstig zieke man. Ik heb mijn zoon van 47 verloren bij een motorongeluk. Naar aanleiding van dit verlies en mijn leven vertel ik het verhaal Licht Kruis, wat mijn overgrootouders mij vertelden. Mevrouw Monsanto-Douglas heeft vier kinderen, twee zonen en twee dochters. Haar jongste zoon is ander half jaar geleden omgekomen bij een auto-ongeluk in Apeldoorn. Haar twee dochters wonen bij haar in de buurt, haar zoon woont wat verder weg. Mevrouw Monsanto-Douglas zorgt voor haar zieke man. Ze vertelt dat het soms wel zwaar is. Ze vertelt dat hij wel vijftien verschillende medicijnen op een dag krijgt. Tegelijkertijd zou ze het ook niet anders willen over de zorg zegt ze: ‘Ik vind het zo gewoon en het klinkt stom, maar ik doe het ook nog graag. Ik hoef voor mijn man geen andere vrouw te hebben die voor hem komt zorgen. Of iemand anders. Dat kan ik zelf.’ Mevrouw Monsanto-Douglas heeft een kastje in de woonkamer staan met daarin foto’s van haar overleden zoon en andere spulletjes. Ze vertelt: ‘Hij was op slag dood. Dat is verschrikkelijk. Dat is een van de ergste dingen die je kan overkomen in je leven.’ In het kastje staat ook een foto van haar grootmoeder. ‘Als ik terugdenk aan mijn grootouders, denk ik terug aan de mooie verhalen die zij altijd vertelden. Mijn grootvader was een vrij gelovig man.’ ‘Ik weet nog dat mijn grootvader me ooit wat vertelde. Dat is een verhaal dat is me altijd bijgebleven. Hij zei: Als je denkt ooit dat je het moeilijk hebt dan zal ik jou een verhaaltje vertellen van een man die dacht dat God hem slecht bedacht had in het leven. Dus hij ging naar God en zei van: ‘Waarom heb ik het zo zwaar? Al mijn buren en familie hebben het zo veel lichter dan ik. Mijn kruis is veel te zwaar. Nou zei God: Ga dan maar in mijn tuin, mijn kruizentuin. Ga daar maar een ander kruis uitzoeken hè. Zoek er maar een die lichter is en pak die maar. Iedereen heeft er zijn naam er op staan. En als je denkt dat er een ander beter is, pak die dan maar mee. Hij ging naar de tuin en heeft de hele dag lopen zoeken, maar de één was nog zwaarder dan de ander. En op een gegeven moment komt hij terug bij God en hij zegt ja, eindelijk heb ik er een gevonden en hij is zo licht, deze is tenminste draagbaar. Die andere waren veel te zwaar. Even onderbreekt mevrouw Monsanto-Douglas haar verhaal om haar man, die met de traplift naar boven is gegaan om te slapen, te spreken met een soort intercom en te zeggen dat hij kan gaan liggen. Ze komt terug en vertelt verder. ‘Dus toen zei God: “Oké, dan mag je die hebben.” Alleen alle kruizen hebben een naam, wat voor naam staat er op? Was het zijn eigen kruis. Had ie het terug genomen.’ En dat is een verhaal dat ik eigenlijk nooit vergeten ben en ik denk dat het me ook geholpen heeft in periodes dat ik het moeilijk had. Dat ik dacht er zijn mensen, die hebben het nog veel moeilijker. En dan zag ik alle leuke dingen die mij overkwamen. Mijn Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
39
gezin, wat een leuke kinderen ik heb, wat een geweldige familie we hebben. En dat vind ik rijkdom. Dat is mijn rijkdom en dat is mijn licht kruis. Mevrouw Monsanto-Douglas vertelt over de schilderijen in haar kamer, die de vier seizoenen uitbeelden. Ze zegt: Ik stond vanmorgen op en ik dacht het is lente. Ik dacht meteen het is lente en ik ga naar de buren en dan ga ik een bosje bloemen brengen om ze te bedanken voor alles wat ze gedaan hebben voor ons in de winter. Hopelijk voelt mijn man zich straks goed genoeg, dan gaan we een eindje rijden en foto’s maken. Ze vertelt dat ze alle jaargetijden eigenlijk mooi vindt. Vandaar dat ik niet gauw uit Nederland weg zou gaan. Ik hou van de lente, heerlijk. Dan zie je het leven. Je ziet helemaal het leven aan je voorbij trekken. Dat is zo mooi. Dat is ook weer het begin van iets nieuws.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
40
Dialoogvragen mevr. Monsanto-Douglas MevGühl 1. Welke betekenissen heeft ’het kruis´ in dit verhaal? 2. Heb jij zelf ook een ‘kruis’ of ken je iemand in jouw omgeving die een ‘kruis’ draagt. Hoe ga jij of hoe gaat de ander daarmee om? 3. Welke rituelen ken jij die jou of anderen helpen bij het verwerken van verlies? 4. Wat is een huisaltaar en in welke religies onderhouden gelovigen zulke altaren? 5. Op welke manier speelt vraagverlegenheid vanuit mevrouw Monsanto-Douglas in dit verhaal?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvraag over de rol van objecten in de beleving van spirituele vraagstukken zoals een leven na de dood Wat denk jij dat de foto’s en de marmeren steen betekenen voor mevrouw MonsantoDouglas? Wat is een huisaltaar en in welke religies onderhouden gelovigen zulke altaren? Kennisbronnen De korte film door Louis de Mast, Oog Productions, in opdracht van lectoraat Lokale Dienstverlening Vanuit Klantperspectief van de HAN in samenwerking met Swon het Seniorennetwerk. Zie: http://www.youtube.com/watch?v=H6ziHQhFmRo Partridge, C. (2006). Handboek van de wereldgodsdiensten. Kampen: Kok.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
41
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
42
2.7 Schud ons maar eens goed door elkaar - Rob Rob vertelt… Over mijn gezin en over het verlies van mijn beide ouders tussen 2006 en 2008. Verder vertel ik hoe ik en mijn familie hier mee omgingen en welke rol religie hierin speelde. Wanneer Rob vertelt over zijn leven pakt hij er als vanzelf zijn fotoboeken bij. Rob werkt als basisschool leraar. Daarnaast is hij actief fotograaf. Hij fotografeert alle grote en kleine gebeurtenissen in zijn familie. Terwijl Rob door de boeken bladert, vertelt hij hoe zijn moeder, Lucy, stierf aan kanker in 2006. We hadden altijd gedacht dat mijn vader eerder zou gaan. Haar ziekte kwam als een schok. Na haar overlijden is ze thuis opgebaard. Net als tijdens haar ziekte, lag ze in de woonkamer met haar familie om zich heen. We hebben de hele uitvaart zelf georganiseerd, we hebben haar verzorgd, de kist gesloten, de kist gedragen, alles. Je zou kunnen zeggen dat we net als tijdens haar leven voor haar hebben gezorgd. Mijn moeder was katholiek, maar mijn vader was niet religieus. Sterker nog, hij noemde zichzelf atheïst. Daarom moesten we als familie een manier vinden om een uitvaartritueel te maken dat aan hun beider achtergrond recht deed. Mijn moeder was niet religieus in de zin dat ze iedere zondag naar de kerk ging. Ze was niet echt strikt. Ik bedoel, ze was getrouwd met een atheïst. Tegelijkertijd ging ze wel met regelmaat naar een Maria kapel om een kaarsje te branden. Dus daar moesten we wel wat mee. Ik ben zelf op latere leeftijd gedoopt, maar het is niet zo dat ik vaak naar de kerk ga. Tijdens de uitvaart had ieder familielid een eigen rol. Sommigen gaven een speech, anderen staken kaarsen aan of droegen de kist. Het Ave Maria werd gespeeld en er stond een kruis naast de kist. Mijn broer liet een PowerPoint presentatie zien met familiefoto’s. Op de kist van mijn moeder stond een Joodse kandelaar. Die kandelaar kwam van de oma van mijn vader. Mijn moeder stak de kaarsen altijd met heel veel zorg aan met kerst. Ze zorgde dan dat de kaarsen precies in lengte opliepen naar het midden toe. Op de bidprent van Lucy stond naast een foto van zichzelf een afbeelding van Maria, die bij hun in huis hing. Op een gegeven moment zei Huib tegen mij: “Nu is het tijd dat ze thuis komt.” Toen zijn we samen naar het crematorium gegaan om de urn op te halen. Thuis wilde mijn vader de urn in een monument in de tuin plaatsen, voor zijn raam. De zus van Lucy is kunstenares. Zij heeft toen een monument ontworpen, waar later ook de urn van mijn vader in zou komen. Lucy was van Italiaanse afkomst, daarom noemden we het monument Casa Lucía, het huis van Lucy. Als ik langskwam zat mijn vader bijna altijd voor het raam aan tafel naar het monument te kijken. Na de dood van Lucy ging het snel bergafwaarts met Huib’s gezondheid. Hij is daarna nog één keer mee geweest naar Frankrijk. Net als mijn ouders gaan wij ieder jaar enkele weken daar heen. Vaak gaan we naar het Blote Billen Strand zoals wij dat noemen. Huib en Lucy gingen daar vroeger ook al heen. Dan speelde Huib muziek en zat mijn moeder te schilderen. Ze waren heel gelukkig samen. Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
43
In 2008 stierf ook Huib. Net als Lucy werd hij thuis opgebaard. Opnieuw organiseerden we de uitvaart zelf in het crematorium. Dezelfde aula werd versierd met bloemen, familiefoto’s en de Joodse kandelaar werd naast de kist van Huib gezet. Op de kist hebben we een plag gras uit de tuin neergelegd. Uit respect voor mijn vaders overtuigingen, werd dit keer het kruis uit de aula weggehaald. Na enkele weken heb ik de as van mijn vader opgehaald van het crematorium met de fiets. Ik had m’n vader in de fietstassen. Dat gaf een speciaal gevoel. Tijdens het fietsen merkte ik dat ik honger had. Ik besloot mijn vader mee te nemen naar een restaurant waar we vroeger ook wel eens kwamen. Ik zette de urn op tafel en bestelde een glas wijn en wat te eten. Ik heb wel moeten lachen tussen al die zakenlui met hun laptops. Daar zat ik dan, aan tafel met Huib. Op eens begon ik te schrijven, dat had ik al heel lang niet gedaan, maar dit was echt zo’n speciaal moment, een moment van koesteren. Aangekomen bij mijn ouderlijk huis, zette ik Huib eerst even op het monument bij Lucy neer. Die vrijdag erop had ik met mijn jongste zus afgesproken. We hadden een opdracht gekregen van mijn vader. Ook al was mijn vader eigenlijk atheïstisch, na Lucy´s dood had hij verschillende spirituele ervaringen. Hij raakte er van overtuigd dat hij naar Luusje toeging. Daarom had Huib aan ons gevraagd om hem en Lucy´s eens flink door elkaar te schudden. Samen openden we de urnen en schepten wat van Huib’s as bij Lucy’s as en andersom, voordat we hun urnen samenvoegden in Casa Lucía. Nu waren ze samen in het monument. We hebben altijd voor hen gezorgd en zo deden we dat die dag ook. Op een gegeven moment moest het ouderlijk huis verkocht worden. Mijn broer, zussen en ik wisten niet goed waar de as nu een plek zou moeten krijgen. We gaven de urnen door aan elkaar. Toen de urnen op een dag bij mij kwamen, besloot ik ze open te maken om eens te kijken. Ik was gewoon nieuwsgierig. Toen kwam ik er achter dat de as van Huib nat geworden was. Ik heb de urnen toen buiten op tafel gezet, de as in een schaal geschud en zachtjes omgeroerd zodat het kon drogen in de zon. Dat was heel bijzonder. Ik voelde me heel dichtbij hem en het voelde alsof we dit samen beleefden. Ik was echt in contact met mijn vader. Wij hebben altijd zo veel samen gedaan. We bespraken alles. Het was een spirituele ervaring. Ik was met hem in communicatie en ontving drie boodschappen van hem. Dat paste ook wel bij mijn vader, hij had altijd van die plannetjes. Ik begon meteen aan de voorbereidingen voor zijn eerste boodschap. Ik heb naast de urnen twee keer drie kleine potjes met wat as van Huib en Lucy gevuld. Aan de potjes maakte ik hun bidprentjes vast, zodat ik ze uit elkaar kon houden. De urnen gaf ik weer door aan mijn zus zonder te vertellen over de boodschappen. Over die boodschappen kan ik wel uren vertellen, maar in het kort zit het als volgt. Boodschap 1: Ik heb wat van de as van Huib en Lucy verstrooid in Frankrijk op de favoriete plek van mijn ouders. Dat is ook echt een pelgrimageplek voor mijn gezin. Boodschap 2: Toen we met het hele gezin in Egypte waren, hebben we bij de piramides wat as verstrooid. Boodschap 3, moet ik nog vervullen, dat hoor je nog wel een keer.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
44
Dialoogvragen Rob 1. Welke religies kom je tegen in de familie van Rob? 2. Hoe komen de verschillende overtuigingen van Rob en Lucy terug in de uitvaartrituelen die de familie voor hen organiseert? 3. Welke verschillende religies kom je tegen in je eigen familie? 4. Wat betekent atheïstisch zijn volgens jou? 5. Welke veranderingen in religieuze beleving in de loop van hun leven zie je terug bij Rob en Huib? 6. Wat betekent de as van zijn ouders voor Rob, als je nadenkt over de dingen die hij doet en zegt?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen moderne uitvaartrituelen in Nederland Wat betekenen de moderne rituelen met crematie-as voor mensen die niet, niet meer of ‘losjes’ kerkelijk zijn? Op welke manier beleven mensen religieuze waarden buiten de kerk of andere religieuze institutie? Kennisbronnen Heessels, M. (2008). Mam, ik heb je thuisgebracht. In E. Venbrux, M. Heessels & S. Bolt (Red.), Rituele creativiteit Actuele veranderingen in de uitvaart- en rouwcultuur in Nederland. (pp. 3144). Zoetermeer: Meinema. Voor het hele verhaal van Rob, met daarbij de foto’s die hij maakte van de rituelen voor zijn ouders, zie: Heessels, M. (2012). Bringing home the dead. Ritualizing cremation in the Netherlands. Dissertatie. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
45
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
46
2.8 Dan is de cirkel weer rond - Else Else vertelt…. Over de verhuizing naar een gelijkvloers huis, over diabetes en een versleten rug, over mijn gezin, over onze hervormde achtergrond en de manier waarop wij in ons gezin met het geloof omgaan. Vanwege mijn diabetes en mijn versleten rug moesten we gelijkvloers gaan wonen. Hier heeft eerst iemand gewoond met een dwarslaesie. Het huis was dus al volledig aangepast. Mijn gezondheid gaat helaas steeds verder achteruit. Ook de gezondheid van mijn man is niet goed. We zeggen altijd “we zijn gewoon twee kneuzen bij elkaar”. Hierachter heb ik een kleine volière met drie duiven, die geef ik eten. Verder zit ik ’s middags, ik schaam me er weleens voor, meestal met mijn benen op het stoeltje tv te kijken. Vroeger deed ik wel eens wat voor ouderen. Dan sjoelde ik bijvoorbeeld met hen, maar dat zou nu teveel energie eisen. Ik heb nu begeleiding bij de huisarts. Ik kan niet zoveel. Ik kan geen ramen meer zemen en stofzuigen, al dat soort dingen doet mijn dochter of mijn man. Ik krijg geen hulp, omdat mijn dochter van boven de 23 thuis woont en mijn man natuurlijk en dan zeggen ze gewoon van de Wmo, je krijgt er niks voor. Mijn dochter werkt met gehandicapten, ze heeft haar paardje en ze helpt mij. Als ze een dag vrij heeft dan zegt ze: “Mam ik ga dit of dat doen voor je.” Dat is voor mij een hele strijd, want ik deed altijd alles zelf. Ik moet het gewoon accepteren, maar dat is moeilijk. We wonen in een dorp dat erg meeleeft met elkaar. Elk jaar met Koninginnedag hebben wij voor het hele dorp een thema. De Oranjevereniging bedenkt dat en de straat die het leukst versierd is krijgt een prijs. Dan zetten we bij mensen thuis daar samen aan te werken. En als er een ziek is, dan geven we het door aan elkaar en dan gaat iemand een bezoekje brengen. Ik vind het belangrijk dat iedereen zo betrokken is. Ik had hiernaast een oudere mevrouw wonen. Zij had last van hartkloppingen. Ik was zo’n beetje de oppas. Ik hoorde aan de vloer, triptraptriptrap, ah, ze is uit bed. Als de gordijnen dicht bleven, dan tikte ik tegen het slaapkamerraam. Ik heb zelf in de zorg gezeten en ik vind dat je naar elkaar moet omkijken. Ik kan er niet bij als je hoort dat iemand vijf dagen dood in de kamer heeft gelegen. Ik ben hervormd. Geloof speelde een grote rol in ons gezin. Ik weet niet anders dan dat mijn vader ouderling was. Als de dominee of de gemeente, dat is de hervormde kerkgemeenschap, iets zeggen of doen wat eigenlijk niet past in de hervormde kerk, dan kan zo’n ouderling hen daar op aanspreken. Vroeger ging ik met mijn ouders naar de kerk en dan thuis eten en dan ’s middags naar de zondagsschool, naar huis, eten en ’s avonds weer naar de kerk. Toen ik 12 was ging ik van de zondagsschool af. Toen ben ik daar gaan helpen met liedjes zingen en verhaaltjes lezen. En met een beetje orde houden, want we waren echt geen brave kindertjes, ook niet op de zondagsschool. De ene week is hier kerk, de volgende week kerken we in Enspijk. De eerste zondag van de maand drinken we altijd koffie. We hebben ook ‘een verjaardagsbusje’. Ik heb er ook altijd een gehad. Dat is een collectebusje. Als je aan de beurt bent, dan ga je met het busje naar de jarigen toe en dan feliciteer je ze namens de kerk. Dat is gelijk iets Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
47
meegeven van, dit is je kerk. Op zondag beginnen we met kindergebeden en een stuk uit de kinderbijbel. Dat is een aparte bijbel, vergeleken met de grote mensen bijbel. De grote mensen bijbel bestaat overigens ook weer uit verschillende bijbels. Je hebt de hervormde bijbel en de gereformeerde. Gereformeerd is wat zwaarder dan hervormd. Die hebben ook zwaardere stof in hun bijbel. In Geldermalsen bijvoorbeeld, dat is nog zwaarder dan zwaar, daar zitten ze twee en een half uur in de kerk, in een omgebouwde fruitschuur, het hele huishouden mee, zwart hoedje op, zwarte kleren aan en de kinderen in de zomer een wit lintje en in de winter een zwart lintje. Dat zware zit ‘m vooral in de preek. Onze dominee, wij hebben een vrouwelijke, die haalt nog wel eens een stukje erbij van het voetballen bijvoorbeeld, dingen die wereldkundig gemaakt zijn. Dat is dus hervormd en dan heb je een zware protestantse stroming en daar zit nog een stroming tussen. Wij hebben een uurtje kerk, zij anderhalf uur en de zwaarste stroming twee en een half uur. In de hervormde kerk wordt een kind gedoopt als het ongeveer zes á zeven weken oud is. De baby krijgt dan een mooie doopjurk aan. Al wordt dat tegenwoordig minder. Dan doen ze gewoon een leuk jurkje aan. Vroeger was het echt een lange doopjurk. Dan had je het kind op de arm zo en dan liet je die jurk er zo mooi overheen hangen. Verder wordt er in die dienst een moment ingepast voor het dopen. Dan wordt er gezegd dat je je kind laat dopen zodat het een kind van God wordt. Dat is bij ons de inzet. Dat het veilig is in de armen van Jezus. Na de zondagsschool ben ik naar catechese gegaan. Van onze discussies daar is me het meest bijgebleven dat wanneer je een vriend krijgt en je gaat trouwen en kinderen krijgt, dat je je kind dan wijst op het geloof. Toen onze kinderen heel klein waren leerden ze al, als we gaan eten dan bidden we en daarna danken we. Dan is de cirkel weer rond, want zo hebben wij het aan onze kinderen doorgegeven. De kinderen doen er mee wat ze willen. Mijn dochter doet er in het openbaar weinig mee. Wat ze er verder mee doet dat weten we niet altijd. Maar mijn zoon is getrouwd in de kerk en die hebben twee kindertjes, die zijn ook allebei gedoopt. Dus die is in dat cirkeltje wat wij gebouwd hebben weer verder gegaan. Alleen hebben zij dan weer een aftakking van ons geloof genomen, een soort vrijzinnige gemeente. Daar zingen ze meer. Ze zingen psalmen, maar ook moderne liederen. Ze hebben geen eigen kerk. Ze wonen in Almere en dat is zo groot. Daar zitten zo veel verschillende mensen met verschillende geloven, Hindoestanen, van alles. Zij kunnen met hun gemeenschap niet zomaar een kerk bouwen en bijhouden, dat kost gigantisch veel geld. Dus ze hebben nu een compromis gesloten dat ze in de aula van een school zondags kerk mogen houden. De ruimte schijnt al te klein te worden.
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
48
Dialoogvragen Else 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Welke christelijke stromingen kom je tegen in het verhaal van Else? Welke christelijke stromingen en afsplitsingen zijn er nog meer? Wat bedoelt Else volgens jou met ‘Dan is de cirkel weer rond’? Welke geboorterituelen noemt Else? Welke geboorterituelen kom je in je eigen omgeving tegen? Hoe legt Else het verschil tussen gereformeerd en hervormd uit?
Maak eigen dialoog vragen Een dialoogvraag is een open vraag die begint met: wat, wie, welke, wanneer of hoe.
Verdiepingsvragen over religieuze stromingen in Nederland Welke religieuze stromingen komen er voor in Nederland? Kennisbronnen Bernts, T., Dekker, G., & De Hart, J. (2007). God in Nederland, 1996-2006. Kampen: Ten Have. Hollanddoc kanaal religie, waarin alle documentaires over religie verzameld zijn, met onderwerpen als Staphorst, Jehova’s Getuigen, moslimbekeerlingen, Bhangwan en meer. Zie: http://www.hollanddoc.nl/kijk-luister/maatschappij/religie.html De God van Nederland, een tv-serie over religie in Nederland. Zie: http://www.ikonrtv.nl/dgvn/tv.asp
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
49
Interreligieuze Sensitiviteit Verhalen
50
Interactieve werkvormen
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
52
3.1 Dialoogsessie Interreligieuze dialoog
Instructie Dialogisch werken is een werkwijze waarbij gewerkt wordt vanuit een permanente dialoog, waarbij de dialoog aangestuurd wordt door de intentie open te staan voor het perspectief van de ander. We werken in leergroepen.
Leergroepen Een leergroep bestaat bij voorkeur uit 5 personen. Een van jullie is de leercoach. De leercoach zorgt dat de leergroep in dialoog blijft (geen discussie) (zie kennisbron 5 Verschil tussen dialoog en discussie en kennisbron 6 Dialogisch werken en vragen stellen). De leercoach laat dialogen samenvatten en coacht richting actie/experiment/initiatief: wat gaan we doen met onze ideeën?; of wat ga jij doen met jouw idee?
De dialoogsessie We kiezen een verhaal en lezen dat (zie kennisbron 4 Verhalen zijn leidend). We maken een keuze uit de dialoogvragen. Of we maken eigen dialoogvragen. De gekozen vraag wordt voorgelezen. We schrijven in 1 minuut op – ieder voor zich - wat ons idee is bij de vraag (reflecteren). De leercoach nodigt vervolgens iemand uit om te vertellen wat hij of zij heeft opgeschreven en we gaan in dialoog. We maken geen rondje om te horen wat iedereen heeft bedacht. De leercoach nodigt tussentijds de groepsleden uit de dialogen samen te vatten. We formuleren, persoonlijk of op groepsniveau, een actie waarin interreligieuze sensitiviteit naar voren komt. Bij ieder verhaal staan kennisbronnen vermeld, waarmee je jezelf verder kunt verdiepen in de desbetreffende religieuze of spirituele stroming.
Leeropbrengsten Dialogisch werken: Luisteren naar elkaar; Elkaar laten uitpraten; Vragen stellen en doorvragen; Onderzoek de vraag achter de vraag; Niet invullen maar aanvullen waar nodig;
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
53
Vermogen tot reflecteren op persoonlijke referentiekaders, meningen en opvattingen; Vermogen tot persoonlijke en groepsgerichte reflectie.
Kennisbronnen Kennisbron 4 Verhalen zijn leidend Kennisbron 5 Verschil tussen dialoog en discussie Kennisbron 6 Dialogisch werken en vragen stellen
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Bohm, D. (2004). On Dialogue. Routledge, New York. Dixon, N.M. (2000). Dialoog op het werk. Een gids voor managers. Nieuwezijds, Amsterdam. Houtkoop, H., & J. Veenman (2002). Interviewen in de multiculturele samenleving, Koninklijke Van Gorcum: Assen.
Online materiaal http://www.youtube.com/watch?v=tpXRsZJdkyg Discussie in het programma Hotdog (EO) over de korte film Fitna, die Geert Wilders maakte over de islam. Suggestie dialoogvragen: Wat denk je, wat was de uitkomst van dit gesprek geweest als er een dialoog was gevoerd? Wat denk jij, welk effect heeft een film als Fitna op het voeren van een dialoog over religie? Maak hierbij gebruik van kennisbron 5 Verschil tussen dialoog en discussie.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
54
3.2 Reflector competentie Van ontkenning naar wederzijdse integratie
Instructie De reflector is een ontwikkelingsinstrument om competenties in beeld te brengen en nieuwe competenties te verwerven (Van Biene, 2005). Het is een waarderingsinstrument. De reflector maakt je bewust van de houdingsaspecten van jezelf en anderen. Het is vervolgens aan jou en de ander om daar iets mee te doen. Vul de reflector in en waardeer jouw interreligieuze sensitiviteit (zie kennisbron 2 Competentie interreligieuze sensitiviteit). Ga na in hoeverre jij tijdens de dialoogsessie bij jezelf gevoelens of gedachten van ontkenning, weerstand of minimalisering hebt ervaren. Vraag jezelf af in hoeverre jouw inbreng aan de dialoog teweeg werd gebracht doordat je jouw eigen levensvisie als middelpunt voor de werkelijkheid nam. Dat noemen we een etnocentrische visie (wij doen dat zo….). Ga tevens na welke gevoelens en gedachten die je in de dialoog naar voren bracht gestoeld zijn op aanvaarding, aanpassing en wederzijdse integratie. Deze houdingen gaan uit van een etnorelatieve visie, waarin je jouw eigen religie kunt plaatsen binnen andere overtuigingen (als we het zo doen dan….). De ene houding sluit overigens de andere niet uit. De waardering die je aan je houding geeft is altijd goed en laat ruimte om na te denken over een andere houding. Als je een confronterende of juist positieve ervaring hebt gehad met een andere religie waardeer je bepaalde houdingsaspecten misschien anders. Wellicht heeft die ervaring je veel bewuster gemaakt van hoe je over andere mensen denkt. Wanneer je open staat voor nieuwe, positieve ervaringen kun je dit (misschien) omzetten.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
55
Stap 1 We vullen eerst – ieder voor zich - de kolom houdingsaspecten in. Je reflecteert op jouw inbreng aan de dialoogsessie. Je gaat op zoek naar jouw houdingen die naar voren kwamen. Ging het om ontkenning, weerstand, minimalisering, aanvaarding, aanpassing en wederzijdse integratie of combinaties van deze houdingen? Suggestie: Je kunt de reflector ook voor elkaar invullen.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
56
Reflector Competentie Interreligieuze Sensitiviteit Waardering scores: 1=helemaal niet; 2= in zeer geringe mate; 3=in geringe mate; 4=voldoende; 5=in hoge mate Houdingsaspecten Handelingsaspecten helemaal niet > in hoge mate 1
2
3
4
5
1 Ontkenning De neiging om religieuze verschillen simpel voor te stellen of ze te ontkennen.
2 Weerstand De behoefte religies onder te verdelen in ‘wij' en ‘zij', waarbij ‘wij' superieur is.
3Minimalisering De visie dat normen en waarden universeel zijn.
4 Aanvaarding Het kunnen waarderen en herkennen van complexe patronen van religieuze verschillen.
5 Aanpassing Vanuit het referentiekader van die andere religie je eigen gedrag aanpassen en je mentaal verplaatsen in het waarden- en normensysteem van de andere religie.
6 Wederzijdse integratie Door je inlevingsvermogen heb je een bicultureel referentiekader ontwikkeld en je bent je bewust van je eigen grenzen.
Bron: Bennet, 2004; Nunez, et al.,2010; Van Biene, 2005. Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
57
Stap 2 Bespreek in duo’s de waarderingen (scores).
Stap 3 Geef aan welke handelingsaspecten je gaat ontwikkelen en hoe je dit gaat bereiken. Gebruik steeds een van de onderstaande vragen. Of bedenk je eigen perspectief vraag. Etnocentrisch in persoonlijk en professioneel perspectief: Ontkenning: Wat kan ik zelf ondernemen om me meer bewust te worden van religieuze verschillen? Hoe help ik anderen bij het bewust worden van religieuze verschillen? Wat is hierbij mijn begrippenkader? Weerstand: Wat kan ik zelf ondernemen om mijn weerstand te overwinnen? Hoe help ik anderen bij het ombuigen van negatieve beeldvorming? Wat heb ik de ander te bieden in de weerstandsfase? Minimalisering: Welke invloed kan ik aanwenden om door een andere bril te leren kijken? Hoe bereik ik bij de ander inzicht dat de eigen normen en waarden niet universeel zijn? Etnorelatief is perspectief: Aanvaarding: Hoe laat ik aan een ander blijken dat ik religieuze verschillen erken en waardeer? Wat is mijn uitleg bij etnorelativisme of cultuurrelativisme? Aanpassing: Hoe haal ik nieuwe ideeën naar boven die de ander in zijn kracht zetten wat betreft de eigen religie? Welke professionele aanpak is gewenst om de ideeën te ondersteunen? Wederzijdse integratie: Hoe laat ik zien dat ik meerdere referentiekaders kan gebruiken? Hoe ondersteun jij de ander bij ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit?
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
58
Stap 4 Kies een van de thema´s en wissel hierover enkele minuten in duo’s van gedachten.
Stap 5 Na het invullen en het bespreken van de reflector bekijken we enkele YouTube filmpjes (zie online materiaal) waarin verschillende experts is gevraagd om op stellingen te reageren die sterk overeenkomen met de criteria in de reflector, namelijk: 1: Je komt nooit los van je wortels. 2: Wisselen van spirituele stroming op latere leeftijd is als het leren van een tweede taal, je maakt het je nooit zo eigen als je moedertaal. 3: Uiteindelijk komen alle spirituele stromingen op hetzelfde neer. 4: Voor het vormen van een nieuwe Nederlandse samenleving met een diversiteit aan culturen en religies is het essentieel dat we onze wortels loslaten. 5: Een man beleeft spiritualiteit anders dan een vrouw. Kijk naar een of meerdere van deze filmpjes en ga na welke houdingen naar voren kwamen. Ging het om ontkenning, weerstand, minimalisering, aanvaarding, aanpassing en wederzijdse integratie of combinaties van deze houdingen? Geef opnieuw aan welke houdingsaspecten jij wilt ontwikkelen en hoe je dit gaat bereiken (handelingsaspecten).
Leeropbrengsten Inlevingsvermogen: je bent nieuwsgierig naar de belevingswereld van mensen met diverse achtergronden en religies. Reflecterend vermogen: je bent je bewust van je eigen referentiekader. Je bent bereid tot reflectie op en relativeren van eigen (culturele) gedragsrepertoire. Open houding: je hebt een open houding en je bent je bewust van de impact van religieuze vraagstukken. Proactiviteit: je neemt initiatief Zelfvertrouwen en ambivalentie: je bent op je gemak in interactie, ook al weet je niet altijd wat te doen. Waardering van diversiteit: je neemt relevante verschillen tussen mensen waar en waardeert deze. Kennis: je bent voortdurend op zoek naar nieuwe kennis die interreligieuze dialoog ten goede komt. De reflector kan onderdeel zijn van je portfolio en functionerings- en coachingsgesprekken.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
59
Kennisbronnen Kennisbron 2 Competentie interreligieuze sensitiviteit
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Loeffen, T, Tigchelaar, H. (2009). Retourtje inzicht. Creatief Met Diversiteit Voor Sociale Professionals. Bussum: Coutinho. Nunez, C., Nunez, R., & Popma, L. (2010). Interculturele communicatie. Van ontkenning tot wederzijdse integratie. Assen: Van Gorcum.
Online materiaal http://www.youtube.com/watch?v=L9zCWVafCXQ&feature=relmfu Peter Nissen is hoogleraar Cultuurgeschiedenis van Religiositeit aan de Faculteit Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. http://www.youtube.com/watch?v=9okTOiYqdtg&feature=relmfu Paul van der Velde is hoogleraar Hindoeïsme en Boeddhisme aan de Faculteit Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. http://www.youtube.com/watch?v=euS1AcdsQ2E&feature=relmfu Sajidah Abdus Sattar is shaikha oftewel coördinator van het Nimatullahi Soefi huis in Leiden.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
60
3.3 TOPOI Het stellen van uitnodigende vragen
Instructie Je eigen (professionele) aannames zijn bepalend voor de kwaliteit van een interventie met een hulpvrager, burger of cliënt. Deze oefening is bedoeld om los te komen van je eigen referentiekader (hoe jij denkt en handelt) (zie kennisbron 7 Dialoog volgens TOPOI). In de linkerkolom van onderstaand model TOPOI en presentie van Interreligieuze Sensitiviteit stel je je eigen referentiekader ter discussie. Probeer (tijdelijk) je eigen meningen en overtuigingen op te schorten. Sleutelwoorden zijn luisteren en de ander in de kracht zetten. In de rechterkolom staan voorbeelden van inviterende, dat wil zeggen uitnodigende, vragen. Dit model helpt je er van bewust te worden dat jouw manier van vragen stellen bepaalt of en hoe de ander zijn of haar verhaal vertelt (zie kennisbron 6 Dialogisch werken en vragen stellen). Ook luisteren is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt, dit is een actief proces (zie ondersteunend lesmateriaal over gesprekstechnieken). Het stellen van deze vragen leidt tot gedragscompetenties: door de ander te engageren kun je die in zijn of haar kracht zetten. De ander voelt geen belemmering en geeft ´open´ antwoorden en waardeert zichzelf of komt tot zelfinzicht.
TOPOI-model Je leest – ieder voor zich- de linkerkolom. Wat herken je in de vijf onderdelen bij jezelf? Een ieder kiest een passende vraag. Jullie gaan in gesprek over waarom juist deze vraag aanspreekt?
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
61
TOPOI en Presentie van Interreligieuze Sensitiviteit Reflecterend vermogen
Inviterend vermogen
Wat kun jij je afvragen?
Hoe zet jij de ander in zijn kracht?
TAAL Wat is de invloed van mijn woorden op de ander?
Vragen en doorvragen: de ander betekenis laten geven over beelden die hij of zij naar voren brengt
Welke non-verbale signalen pak ik op en welke zend ik uit? Welke van mijn interpretaties hebben invloed op het gedrag van de ander?
Vragen en doorvragen: de ander naar ervaringen vragen (verhaal laten vertellen) en zelf betekenissen laten verhelderen.
ORDENING Welk referentiekader ken ik de ander toe?
Creëren van verschil: de ander uitnodigen voor zichzelf te denken; zaken loslaten.
Welke zienswijze staat bij mijzelf centraal?
Creëren van verschil: de ander uitnodigen zijn of haar verhaal te vertellen; de eigen zienswijzen laten verhelderen.
PERSONEN Wat gebeurt er met de ander als ik mijn beeld over een bepaalde religie of traditie uitdraag?
Identiteit erkennen: de ander uitnodigen de wijze van interactie en de opstelling bespreekbaar te maken
Welk beeld heb ik van de onderlinge relatie: cliënt- professional?
Identiteit erkennen: de ander uitnodigen aan te geven: `zo wil ik dat we met elkaar omgaan´
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
62
ORGANISATIE Waaruit blijkt dat mijn werkstijl is gericht op inclusief denken en handelen?
Functioneel handelen: de ander uitnodigen aan te geven hoe deze denkt en handelt als het gaat om erkende gelijkheid en erkende diversiteit.
Welke invloed heeft mijn interreligieuze sensitiviteit op mijn organisatie (of sociale omgeving)?
Functioneel handelen: de ander uitnodigen zijn of haar interreligieuze sensitiviteit te benutten.
INZET Waar doe IK mijn best voor?
Motiveren: de ander uitnodigen te vertellen waar die zijn best voor doet (herkenning).
Waarin voel IK mij erkend?
Motiveren: de ander uitnodigen te vertellen waar die erkenning in ervaart (erkenning ervaren).
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
63
TOPOI-rollenspel We gaan een TOPOI-rollenspel spelen. Ieder trio bedenkt één casus. Bijvoorbeeld een hulpvraag die impliciet gerelateerd is aan religie of waarbij religie als bron van kracht zou kunnen dienen (vijf minuten). Rolverdeling: hulpvrager, professional, observator. Rolwisseling na iedere vijf minuten. Een ieder komt aan bod in de rol van professional. De observator bekijkt of de professional inviterende vragen stelt over Taal, Ordening, Persoon, Organisatie en Inzet (TOPOI). En of met deze vragen de eigen kracht van de cliënt wordt aangesproken (zie kennisbron 3 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl). Korte nabespreking over de kwaliteit van de inviterende vragen. Waaraan zagen jullie dat de cliënt zijn of haar kracht ervaarde? Hoe kun je dit in je eigen praktijk bewerkstelligen?
Leeropbrengsten Je communiceert effectiever met studenten, collega's en cliënten door kennis van je eigen referentiekader. Je stelt inviterende vragen en zet de hulpvrager in zijn of haar kracht, door ervaring van erkenning en herkenning. Je hanteert de systematiek van essentiële aandachtspunten van Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet (TOPOI) ten behoeve van cliënten met een andere religieuze, culturele en maatschappelijke achtergrond. Je nodigt gesprekspartners uit om hun eigen interreligieuze sensitiviteit te benutten. Je bent in staat om het TOPOI-model toe te passen in bredere praktijksituaties (met hulpvragers, maar ook in een teamoverleg, etc.).
Kennisbronnen Kennisbron 3 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl Kennisbron 6 Dialogisch werken en vragen stellen Kennisbron 7 Dialoog volgens TOPOI
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
64
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Hoffman, E. (2009). Theorie en praktijk van het TOPOI-model. Interculturele gespreksvoering. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Holliday, A., Kullman, J., & Hyde, M. (2007). Intercultural Communication: An advanced resource book for students. London, New York: Routledge. Nunez, C., Nunez, R., Popma, L. (2010). Interculturele communicatie. Van ontkenning tot wederzijdse integratie. Assen: Van Gorcum. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2011). Welzijn Nieuwe Stijl. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport. Geraadpleegd op 25 juni 2012, van http:// www.rijksoverheid.nl
Online materiaal http://www.youtube.com/watch?v=rRPflnIaekc Dit filmpje biedt achtergrond over gesprekstechnieken LSD: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
65
3.4 World Café Delen in informele sfeer
Instructie Het idee achter het World Café is om op een eenvoudige manier kennis met elkaar te delen en op een gezamenlijke manier om op elkaars kennis voort te bouwen en tot nieuwe inzichten te komen (zie kennisbron 8 World Café). De essentie van World Café zit in het creëren van een informele sfeer door de grote groep deelnemers op te splitsen in kleinere groepjes van vier tot max. zes personen die het gekozen onderwerp bespreken aan kleine ‘cafétafels’.
Stap 1 Vorm kleine groepjes: cafétafels; Elke cafétafel heeft een gastheer/vrouw (deze blijft aan zijn tafel zitten); op de tafel ligt een groot vel papier en stiften. De gastheer/vrouw schrijft deze vraag in het midden van het vel papier. Elke cafétafel heeft een centrale vraag waarover wordt gesproken (15 à 20 min). Dit kan bijvoorbeeld zijn: ’Hoe maak je religie bespreekbaar tijdens een huisbezoek?’Of: ‘Wat betekent interreligieuze sensitiviteit en hoe breng je dit in de praktijk?’ De gastheer/vrouw nodigt alle deelnemers uit om ieder voor zich hun reactie op de vraag op het papier te schrijven. Probeer de gasten te stimuleren hun ideeën de vrije loop te laten en alles op te schrijven (zie kennisbron 5 Verschil tussen dialoog en discussie en kennisbron 6 Dialogisch werken en vragen stellen).
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
66
Stap 2 De groepen schuiven na 15 à 20 minuten door naar de volgende tafel. De gastheer/vrouw vat in het kort samen wat er is gezegd door de vorige groep. De gastheer/vrouw nodigt alle deelnemers uit om beurten daar kort op te reageren (drie minuten). Belangrijke, aanvullende informatie wordt opgeschreven op het tafelkleed. De vraag aan de nieuwe groep is dan, hoe kun je deze ideeën nog verder versterken en hoe werk je ze praktisch uit? Maak gebruik van je ervaring, denk out of the box en moedig iedere bijdrage aan. Na 10 tot 15 minuten schuiven de groepen weer door.
Stap 3 Als de groepen elk alle cafétafels hebben gehad volgt er een plenaire terugkoppeling, waarin we per tafel de cruciale, aangescherpte vraag kiezen noemen gekoppeld aan concrete acties. Wees daarbij niet bezorgd als het niet in de eerste ronde lukt. Oefening baart kunst en als de werkwijze bevalt, kan deze ook bij vervolgbijeenkomsten worden gebruikt. Dan worden we er als groep steeds beter in.
Stap 4 Iedere actie wordt geadresseerd aan een actie-eigenaar. Deze draagt zorg voor voortgang en evaluatie.
Acht principes voor het houden van een succesvol World café: 1. Verduidelijk de context 2. Creëer een uitnodigende omgeving 3. Gebruik (onderzoeks)vragen die er echt toe doen 4. Ieders bijdrage wordt aangemoedigd 5. Verbindt de diverse perspectieven 6. Gezamenlijk luisteren 7. Deel de gezamenlijke ontdekkingen die geoogst zijn 8. Kom tot doelgerichte actie-planning
Leeropbrengsten Voor de gastheer/vrouw: Je stelt inviterende vragen. Je leert een informele sfeer te creëren waarin mensen gedachten met elkaar durven delen en alle bijdragen verwelkomd worden. Je hanteert de systematiek van World Café ten behoeve van groepen studenten, collega’s, burgers of anderen met een specifieke hulp- of onderzoeksvraag. Je koppelt de resultaten plenair terug en faciliteert hierbij een proces van toewijzen van concrete acties voortgekomen uit de dialoog.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
67
Voor de deelnemers: Je leert voort te bouwen op je eigen kennis en die binnen een groep. Je kunt gezamenlijk ontwikkelde ideeën vertalen naar concrete acties. Je stimuleert mededeelnemers out of the box te denken en hun ideeën te delen.
Kennisbronnen Kennisbron 5 Verschil tussen dialoog en discussie Kennisbron 6 Dialogisch werken en vragen stellen Kennisbron 8 World Café
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Brown, J. & Isaacs, D. (2005). The World cafe. Shaping our Futures Through Conversations That Matter. San Fransisco, CA: Berrett-Koehler Publishers. The world café community (2002). Extra uitleg over hoe je een geslaagd World Café houdt. http://www.coutinho.nl/fileadmin/documenten/kwaliteitmetbeleid/opdrachten/World_ Cafe-methode_Nederlandstalig.pdf
Online materiaal De bekendste uitdragers (Juanita Brown en David Isaacs) van het World café principe geven uitleg en voorbeelden van deze werkvorm: http://www.youtube.com/watch?v=1cv82Yl0H7M&feature=player_embedded
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
68
3.5 Interactief presenteren Uitnodigen tot participatie
Instructie In duo’s bereid je een interactieve presentatie voor, voor een groep studenten, burgers, cliënten of professionals. Het thema is religie of een verwant thema. Het doel is om kennis te vergaren over onderwerpen waar de groep meer over wil weten. Daarnaast wordt met de interactieve presentatie bewerkstelligd dat er een collectieve ambitie ontstaat aangaande het gekozen thema. Het idee achter interactief presenteren is dat de ander zich uitgenodigd voelt te participeren. Het ontwikkelen van interreligieuze sensitiviteit begint weliswaar bij het ´ik´, maar door het voeren van een dialoog werkt deze competentie door naar het ´wij´. Er ontstaat gaandeweg een wisselwerking tussen ‘ik´ en ´wij ´ (Van Biene, 2005). We werken op collectief niveau onze nieuwe inzichten uit. De kunst is om zo te presenteren en interacteren dat de groep dynamiek en diversiteit (complexiteit) toelaat. Dit biedt kans om oude denk- en werkwijzen op te schorten en tot nieuwe handelingsrepertoires en referentiekaders te komen. Er kan gebruik gemaakt worden van creatieve middelen die uitnodigen tot gesprek. Denk bijvoorbeeld aan: het maken van een poster, een film, een gedicht, een act, een muziekstuk of een andere creatieve vorm. Voor meer uitleg zie kennisbron 9 Interactieve presentatie.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
69
Stap 1 Voorbereiding door de twee facilitators: Ga in overleg met de groep op zoek naar een thema waar de groep meer over wil weten (gemotiveerd en gezamenlijk kiezen). Bepaal met tweeën de manier waarop je het thema wil presenteren en hoe je de groep op een creatieve manier uitnodigt om actief deel te nemen (faciliteren maximale participatie deelnemers). Zorg dat er in de vorm van presenteren naar concrete acties toegewerkt wordt.
Stap 2 Uitvoering interactieve presentatie: Facilitators leiden het thema in en verkennen met de groep wat de verwachtingen zijn (participatie deelnemers). Dan wordt de werkvorm toegelicht (instrueren). De groep (eventueel onderverdeeld in kleinere leergroepen van maximaal vijf deelnemers) gaat in dialoog aan het werk met het thema (zie kennisbron 5 Verschil tussen dialoog en discussie en kennisbron 6 Dialogisch werken en vragen stellen). Zorg hierbij dat de ontwikkelde inzichten in de groep gedeeld worden en dat de concrete acties aan bepaalde actie-eigenaren worden toegewezen.
Stap 3 Suggesties rondom het thema religie: Religie draait in feite om zingeving aan het dagelijkse leven. Niet alleen de wereldreligies richten zich hierop, maar ook atheïsme, new age, taoïsme en andere bewegingen. Let hierbij niet alleen op de geschriften, maar ook op de gevoelens, gedachten en praktijken die verband houden met de zin van het leven. In het dagelijkse leven wordt religie door mensen vooral ervaren in de dingen die ze doen, zoals bijvoorbeeld het aansteken van een kaars, bidden, de zorg voor een huisaltaar (McGuire, 2008). Bij de verhalen hebben we verschillende kennisbronnen ingevoegd ter verdieping van specifieke religieuze thema’s. Hieronder brengen we enkele thematieken onder de aandacht die uitgewerkt kunnen worden naar hulpverleningssituaties. Religie en ervaren van verstandelijke beperking Religie en ervaren van dementeren Religie en het sociale netwerk (samenwerkzaamheid) Religie en de stuurkracht op de levensdomeinen emotioneel welbevinden of persoonlijke ontwikkelingen (Schalock, 2002) Religie en schuldhulpverlening Religie en opvoedingsondersteuning Eigen thematieken
Stap 4 Suggesties inzet creatieve middelen: Gebruik creatieve vormen bij de interactieve presentatie om de dialoog op verschillende manieren te prikkelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van muziek.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
70
Vraag de leergroep een lied uit te zoeken dat voor hen persoonlijk religie, spiritualiteit of juist het tegenovergestelde daarvan uitdrukt. Laat het lied via Youtube horen en/of deel de tekst uit tijdens de presentatie en ga erover in gesprek met de hele groep. Suggestie dialoogvragen: 1. Welke sporen van geloof, hoop en liefde (of het tegenovergestelde daarvan) ontdek je in dit lied? 2. Op welke manier zie je deze sporen van religie terug in je eigen omgeving? 3. Eigen vragen. Ook persoonlijke objecten kunnen een goede ingang zijn om een collectieve dialoog over religie in gang te zetten. Vraag de leergroep een object van huis mee te nemen dat te maken heeft met hun persoonlijke zingeving of tradities in de familie. Gebruik deze objecten als ingang tot persoonlijke verhalen vanuit de groep. Suggestie dialoogvragen: 1. Wat maakt dit object voor jou speciaal? 2. Wat doe jij of wat doen je familieleden met dit object? 3. Wat betekenen deze handelingen voor je? 4. Wat zien jullie (de anderen) in dit object? 5. Welke vergelijkbare objecten hebben jullie in huis of in de familie?
Leeropbrengsten Je stelt inviterende vragen. Je vertaalt individueel vergaarde kennis over een (praktijk)probleem naar collectief niveau door middel van een werkvorm waarin interactie, dialoog en creatieve middelen centraal staan. Je zet mensen aan het denken, stimuleert ze om inzichten te delen en om gezamenlijk concrete acties te formuleren. Je draagt zorg voor maximale participatie van de deelnemers door gezamenlijk de thematiek te kiezen, een werkvorm te ontwerpen/kiezen die uitgaat actieve inbreng ter plekke of van tevoren.
Kennisbronnen Kennisbron 5 Verschil tussen dialoog en discussie Kennisbron 6 Dialogisch werken en vragen stellen Kennisbron 9 Interactief presenteren
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
71
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Althof, A., & Setz, R. (2011). Interactief presenteren. Een persoonlijke masterclass. Culemborg: Van Duuren Management. Bernts, T., Dekker, G., & de Hart, J. (2007). God in Nederland, 1996-2006. Kampen: Ten Have. De Grood, D.J., & Iedema, J. (2010). Presenteren? Alles mag! Handboek voor Boeiende Presentaties: Van Idee Tot Applaus. Den Haag: Sdu. McGuire, M.B. (2008). Lived religion. Faith and practice in everyday life. Oxford: Oxford University Press. Schalock, R.L., Verdugo Alonso, M. A., & Keith, K.D. (2002). Handbook of quality of life for human service practitioners. Washington: American Association on Mental Retardation.
Online materiaal http://www.presentatiekracht.nl/presenteren/ geraadpleegd op 12 juli 2012. Website met korte, populaire artikelen over verschillende aspecten van overtuigend presenteren variërend van lichaamstaal, omgaan met vragen tot kledingtips.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
72
3.6 Reflecteren met de 3 B’s Naar een nieuw referentiekader
Instructie Het idee achter de 3 B’s is dat je gaat nadenken over jezelf, hetgeen je geleerd hebt in deze module en de inbreng van anderen. Je zet je eigen mening c.q. opvattingen opzij om te komen tot nieuwe acties vanuit een nieuw referentiekader (Van Biene, 2005). Je neemt even tijd om je bevindingen van deze bijeenkomsten terug te brengen naar kernwoorden, die voor jou van betekenis zijn. Je gaat ervan uit dat je een positieve beeldvorming wilt uitstralen naar mensen met een andere kijk op religie en je wilt deze beeldvorming ook overdragen aan anderen. Elk groepslid krijgt het frame met de 3 B’s. Een ieder denkt na over de opgedane ervaringen en schrijft zijn of haar bevindingen op. We nodigen elkaar uit te vertellen over onze bevindingen. We maken geen rondjes, waarin deelnemers serieel reageren. Wie zijn verhaal wil vertellen, krijgt de ruimte. Wellicht ontstaan er nieuwe dialogen. Hiermee reflecteren studenten op zichzelf, op elkaar, en op de module (reflectie). Plenair wordt nog gevraagd, wat mensen er verder nog over willen zeggen (meta-reflectie).
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
73
B
B
B
Wat deed ik al?
Wat doe ik niet meer?
Wat ga ik anders doen?
BEKEND
BESLUITEN
BEREIKEN
Leeropbrengsten Voor de student: Student wordt in de gelegenheid gesteld te reflecteren op de situatie bij de afronding van de module. Student kan ontdekken dat welke zaken goed gaan, welke minder en wat nog wenselijk is om te ondernemen en maakt dit bespreekbaar. Student kan waardering ontvangen uit de groep of waardering uitspreken naar anderen. Voor de facilitator: Zelfreflectieve werkwijzen hebben als voordeel dat er in eerste instantie niet randvoorwaardelijk wordt gedacht. Randvoorwaardelijk evalueren gaat bijvoorbeeld over: geen tijd genoeg, het materiaal was niet goed leesbaar, de cursusleiding gebruikt teveel moeilijke woorden, enz. Vanzelfsprekend moeten deze zaken ook gezegd worden, maar deze zijn secundair. Persoonlijke aspecten, welke uit de presentatie voortkomen, kunnen op verzoek worden besproken in een leergroep. De facilitator krijgt informatie om de presentatie/module bij te stellen.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
74
Het resultaat van de reflector wordt gebruikt door student en facilitator om: Een plan van aanpak op te stellen. Informatie te genereren t.b.v. verdere ontwikkeling van onderwijs, beleid, onderzoek, e.d.
Ondersteunend lesmateriaal Literatuur Biene van, M. (2005). Wederkerig leren. Onderzoek naar georganiseerde leerondersteuning voor mensen met een verstandelijke beperking èn de professionals. Delft: Eburon. Veen van der, T., & Wal der, J. (2008). Van leertheorie naar onderwijspraktijk. Groningen: Noordhoff.
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
75
Interreligieuze Sensitiviteit Interactieve werkvormen
76
Kennisbronnen
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
78
4.1 Leerarrangement Waar het om gaat bij leerarrangementen Je hebt als student of professional, naast de aanbevolen leerstof in dit werkboek (Interactieve Werkvorm 1 Dialoogsessie en Interactieve Werkvorm 2 Reflector Competentie Interreligieuze Sensitiviteit) tal van mogelijkheden te kiezen of uit te breiden met de andere werkvormen en kennisbronnen bestaande uit literatuur, online materiaal, documentaires en dialoogvragen. Ook kun je zelf aanvullende leerstof opzoeken en gebruiken. Bij het arrangeren van leren, zijn twee handvatten van belang: De leeruitkomsten moeten generaliseerbaar zijn (Simons, 2001), niet verbonden aan één enkele context (bijvoorbeeld die, waarin ze zijn aangeleerd), maar toepasbaar in vergelijkbare leer- en werkcontexten (huisbezoeken, zelforganisaties, cursussen aan en door professionals, etc.) Brainbased learning gaat uit van het natuurlijke leervermogen van de hersenen (Jensen, 2000). Je ervaart een betekenisvolle uitdaging en leert door middel van reflecteren op eigen leergedrag. Je leert omgaan met leeromgevingen die complex, interactief, rijk en echt zijn. Het leren is uitkomst- en contextgericht. Variaties in het leerarrangement kunnen worden gemaakt door gebruik te maken van aanvullende werkvormen waarin bijvoorbeeld beeldmateriaal een rol speelt of kunst en cultuur. Studenten en professionals kunnen hun meervoudige intelligentie gebruiken. Er zou bijvoorbeeld een video opname kunnen worden gemaakt, waarin burgers hun verhaal vertellen (zie bijvoorbeeld online materiaal Licht Kruis).
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
79
4.2 Competentie Interreligieuze Sensitiviteit In deze module kun je werken aan het intercultureel sensitief maken van jezelf op het gebied van religie. Het idee is dat je jouw interreligieuze sensitiviteit inzet en doorgeeft aan anderen. Interreligieuze sensitiviteit eigen maken lukt niet alleen met het lezen van literatuur over dit thema. In contact met anderen ontstaan – op basis van wederkerigheid - samenwerkingsrelaties waar een ieder zich veilig voelt en gewaardeerd wordt en waarbij ieders talenten en kwaliteiten tot zijn recht komen. Op basis van wederkerig leren kunnen we elkaar vanuit onze verschillende achtergronden beter leren begrijpen. Je bent interreligieus sensitief als je in staat bent om naar een andere religie te kijken, niet alleen vanuit je eigen referentiekader, maar ook vanuit het referentiekader van de ander. Een referentiekader is het geheel van gewoonten, regels en normen waarnaar jij je richt. Met een sensitieve houding kun je je met respect in de ander verplaatsen, niet alleen in gedachten maar ook daadwerkelijk in gedrag, bijvoorbeeld door goed te kijken naar de gewoonten van anderen waar je thuis komt, deze bespreekbaar te maken en te vragen hoe jij je hieraan kunt aanpassen. De competentie interreligieuze sensitiviteit bestaat uit: een religieus sensitieve houding, voorwaardelijke kennis en vaardigheden. Sensitieve houding Je staat open voor gevoelens en behoeften van anderen. Je realiseert je dat bepaald gedrag bepaalde reacties en gevoelens bij mensen kan oproepen en houdt hier bewust rekening mee. In eerste instantie ben je sterk op het belang van anderen gericht. Je bent proactief, innovatief en straalt vertrouwen uit, je bent in staat anderen openlijk te waarderen en je hebt reflectievermogen. Je bent er op gericht anderen in hun waarde te laten. Je toont begrip en respect voor afwijkende wereldbeelden, omgangsvormen, principes en gewoonten, ook wanneer er sprake is van weerstand. Interreligieuze sensitiviteit is nodig als het gaat om het ondersteunen bij bijzondere persoonlijke omstandigheden waarin de ander verkeert. Je begrijpt dat iets pijnlijk kan zijn voor een ander en reageert daarop met passend gedrag. Middels de interactieve werkvorm 2 Reflector Competentie Interreligieuze Sensitiviteit kun je inzicht verwerven in jouw sensitiviteit. Van belang is dat je anderen in een gesprek de ruimte geeft en mensen uitnodigt tot inbreng (inviterende houding). De dialoogsessie is jouw hefboom om de ander te ondersteunen. Met behulp van het TOPOI-model (zie interactieve werkvorm 1 Dialoogsessie en interactieve werkvorm 3 TOPOI) kun je ervaren of je een inviterende houding hebt of hoe je dit kunt verwerven. Voorwaardelijke kennis Interreligieuze sensitiviteit vraagt om voorwaardelijke kennis: kennis van religies en kennis over religies. Deze kennis biedt kans om je referentiekader te verbreden. Het gaat bij kennis van religies, dat wil zeggen kennis over bepaalde religies, overtuigingen, geschriften en gebruiken. Wat betreft kennis over religies gaat het over de dimensies waarop deze religies verschillen. Het eigen maken van een dynamische opvatting van religie in plaats van een essentialistische of statische opvatting van religie heeft de voorkeur bij de ontwikkeling van interreligieuze sensitiviteit. Zie ook interactieve Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
80
werkvorm 2 Reflector Competentie Interreligieuze Sensitiviteit, waarin de zes houdingen (ontkenning, weerstand, minimalisering, aanvaarding, aanpassing en wederzijdse integratie) worden behandeld. Cruciale vaardigheden Een adequate houding en kennis leveren niet zonder meer adequaat handelen op. Hiervoor zijn ook vaardigheiden nodig. Essentieel bij culturele sensitiviteit is dat het in de eigen omgeving ‘vanzelfsprekende’ vaardigheidsrepertoire wordt uitgebreid. Cruciale vaardigheden kunnen ontwikkeld worden vanuit ervaring in de praktijk (ervaringscompetenties) en van belang is die ervaringen te delen met anderen, zodat we hiermee ons handelingsrepertoire kunnen verbreden.
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
81
4.3 Bakens Welzijn Nieuwe Stijl Baken 1: Gericht op de vraag achter de vraag Welzijnswerk in Nederland probeert al enige tijd een omslag te maken van aanbod- naar vraaggerichtheid. Hoewel het vanzelfsprekend lijkt, blijkt de praktijk nogal weerbarstig. Het vraagt een wezenlijke omslag, zowel bij de vragende als de aanbiedende partij. Vraaggericht werken is niet zonder meer de vraag van de burger als uitgangspunt nemen bij de organisatie van het aanbod. Het is geen kwestie van ‘u vraagt en wij draaien’. Dat zou juist leiden tot claimgedrag, waarbij de eigen kracht van de burger en diens netwerk onvoldoende worden aangesproken en de achterliggende problemen niet worden aangepakt. Bijna altijd is de vraag van burgers in eerste instantie een vraag naar het bekende aanbod. Maar met een hulp bij het huishouden zijn de eenzaamheidsproblemen niet op te lossen. Het is nodig om breder te kijken naar de mensen die om ondersteuning vragen: breder kijken om problemen bij mensen écht op te lossen.
Baken 2: Gebaseerd op de eigen kracht van de burger Als de vraag van de burger eenmaal helder is, moet de vraag beantwoord worden wie wat doet. Wat kunnen de burgers zelf, of met hulp uit de directe sociale omgeving doen? Wat kan de rol zijn van de sociale verbanden in de wijk of buurt? Hoe kunnen vrijwilligers worden ingezet? Wat kunnen buren en familieleden betekenen? Met andere woorden: wat doen de professionals en wat doen de burgers? Maar ook, wat kan de professional doen om de zelfredzaamheid van de burger (in en met de eigen omgeving) te versterken. Te snel wordt nu nog voorbij gegaan aan de eigen kracht van de burger, diens netwerk, de straat of wijk. Het uit handen nemen van problemen werkt meestal averechts op het zelfoplossend vermogen. De ‘eigenkracht benadering’ of een andere, vergelijkbare methode, vraagt om een cultuuromslag bij de burger en de professional. Die omslag is niet eenvoudig. Burgers hebben geleerd toch vooral tijdig een beroep op de overheid of de hulpverlenende instanties te doen. Maar nog ingewikkelder ligt de cultuuromslag bij de hulpverlener. Het is toch immers zijn of haar vak de problemen van anderen op te lossen en om die ‘kwetsbare mensen' te ondersteunen.
Baken 3: Direct er op af Er zijn mensen die ondersteuning claimen en er zijn mensen die zorg mijden. Het gaat bij de zogenoemde zorgmijders om mensen die niet om ondersteuning durven of willen vragen, terwijl ze al langer vereenzamen, zich verwaarlozen, met onoplosbare schulden kampen, of verslavingsgedrag vertonen. Deze burgers weten de weg niet te vinden naar ondersteuning. Ze zijn op basis van eerdere ervaringen teleurgesteld in de hulpverlening, of vastgelopen in de bureaucratie. Deze mensen worden niet bereikt door ze op te roepen om op kantoor te verschijnen ten einde daar een goed gesprek te voeren. Daar moet de professional op af, en het liefst zo snel mogelijk, om erger te voorkomen. Dat gebeurt te vaak nog niet, omdat andere – legitieme - uitgangspunten een direct ingrijpen in de weg staan, of lijken te staan. Het gaat dan om privacy, zelfbeschikking en eigen verantwoordelijkheid.
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
82
Baken 4: Formeel en informeel in optimale verhouding Het kenmerk van de Wmo is dat de participatie wordt bevorderd niet alleen door een beroep te doen op de eigen mogelijkheden van de burger of de inzet van professionals, maar ook op de inzet van sociale netwerken, vrijwilligersinitiatieven en wijkverbanden. In Welzijn Nieuwe Stijl wordt gezocht naar de optimale verhouding tussen wat burgers (onderling) zelf kunnen en wat professionals moeten. Ook dit baken betekent voor burgers, professionals en gemeenten een forse verandering van houding en aanpak, die breekt met de traditie van recht, of vanzelfsprekend een beroep kunnen doen op professionele ondersteuning. Het past bij Welzijn Nieuwe Stijl dat de professional zich terughoudend opstelt. Zijn of haar kracht ligt er juist in om samen met burgers te bezien op welke wijze de burgers zelf de problemen of klachten kunnen oplossen. Het probleemoplossend vermogen, zowel van individuen als groepen moet geactiveerd worden. Het voorkomt daarnaast structurele afhankelijkheid van de professional. Eenzaamheid kan mogelijk beter bestreden worden door het herstellen van sociale netwerken.
Baken 5: Doordachte balans van collectief en individueel De verzorgingsstaat is doorgeschoten met individuele oplossingen voor problemen van burgers. Mensen zijn daaraan gewend geraakt. De financiering ervan komt echter steeds meer onder druk te staan en de negatieve gevolgen van de individualisering van de samenleving worden steeds meer zichtbaar. Ook daarom is het ontwikkelen van meer collectieve aanpakken onvermijdelijk. De sector die hier vanouds de meeste ervaring mee heeft is de welzijnssector. Collectieve aanpakken zijn niet alleen goedkoper, maar bieden ook vaak een betere oplossing. De buurtmaaltijd is niet zelden effectiever (want biedt bijvoorbeeld mogelijkheden tot contact) dan de individuele bezorging aan huis. Ook voor dit baken geldt dat het er niet om gaat dat professionals te allen tijde automatisch voor collectieve oplossingen kiezen. Het gaat om het vinden van de juiste balans tegen de achtergrond van het probleem dat moet worden aangepakt.
Baken 6: Integraal werken De vraag centraal stellen vraagt om een integrale en samenhangende aanpak van professionals. De burgers die bij bijvoorbeeld het Wmo-loket, of het maatschappelijk werk aankloppen, hebben meestal problemen die niet door één instelling of één voorziening kunnen worden opgelost. Het gaat vaak om meerdere problemen tegelijk. Problemen die met elkaar samenhangen en dus ook in samenhang moeten worden aangepakt. Als een burger geen werk en daardoor te weinig geld heeft, in een slecht huis woont en spanningen in het gezin heeft, wordt dat ervaren als een ongedeeld vraagstuk. Dienst- en hulpverleners komen niet ver als ze opereren alsof ze op een eiland zitten. Goed met elkaar samenwerken is belangrijk. Nadrukkelijk is hier de invulling van de regierol van de gemeente aan de orde. Het is de gemeente als opdrachtgever én regisseur die bij uitstek geschikt is om partijen bij elkaar te brengen. Op cliëntniveau moeten de aanbieders van ondersteuning zelf de verantwoordelijkheid voor ketenregie oppakken.
Baken 7: Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht Welzijn Nieuwe Stijl is niet vrijblijvend. Waar organisaties ondersteuning bieden aan burgers, worden concrete afspraken gemaakt over de vraag op welke ondersteuning van
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
83
professionals en vrijwilligers men kan rekenen, wat daarbij de eigen inzet is (met en in de eigen omgeving) en naar welke resultaten wordt toegewerkt. De doelen in een ondersteuningstraject moeten voor de burger duidelijk, concreet en haalbaar zijn en zij moeten niet alleen perspectief bieden op de langere termijn, maar zich ook richten op praktische, snelle resultaten. Dat wil zeggen dat doelen voor de cliënten in concrete, meetbare termen moeten worden geformuleerd. Er moet sprake zijn van een gezonde mix van korte en lange termijn doelen.
Baken 8: Gebaseerd op ruimte voor de professional Centraal thema in Welzijn Nieuwe Stijl is de relatie tussen de burger en zijn netwerk enerzijds en de welzijnsprofessional anderzijds. Niet alleen de regels van de organisatie of de wensen van de gemeente zijn bepalend, maar ook de professionele bagage van de beroepskracht. Deze moet voldoende aan bod kunnen komen. Daarvoor heeft de professional de ruimte nodig om zelfstandig te handelen op basis van een ruime vrije beslissingsruimte. Professionals Welzijn Nieuwe Stijl moeten midden in de samenleving staan. Tegelijkertijd moeten zij ook adequaat kunnen communiceren met collega's van de eigen organisatie, met cliënten en hun naaste omgeving, vrijwilligers en met de partners in de keten. Ook wordt van hen verwacht dat ze ondernemend zijn, outreachend werken, in ketens kunnen samenwerken en hier soms de regie in nemen. Samenwerking tussen informele zorg en professionele dienstverlening vraagt om fine-tuning wie wat precies doet. Kortom, je weet wanneer je op je handen moet zitten en wanneer de handen uit de mouwen moeten. Deze professionals moeten dan wel ruimte krijgen om zelf te beslissen hoe zij die kennis en ervaring inzetten. Ruimte voor de professional kan alleen bestaan wanneer er vooraf goede afspraken zijn gemaakt over de te behalen resultaten en daarover achteraf verantwoording wordt afgelegd.
Bron: Welzijn Nieuwe Stijl, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-maatschappelijke-ondersteuningwmo/vraag-en-antwoord/wat-is-de-wet-maatschappelijke-ondersteuning-wmo.html, geraadpleegd op 25 juni 2012.
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
84
4.4 Verhalen zijn leidend Levensverhalen in de sociologie De naturalistische sociologie probeert de sociale werkelijkheid te beschrijven, om deze vervolgens te verklaren. In de constructivistische sociologie wordt de sociale werkelijkheid opgevat als geconstrueerd in praktijken van betekenisgeving. Constructivisten proberen processen en praktijken te beschrijven en te verklaren. Beiden zoeken naar bruikbaarheid van het levensverhaal. Constructivisten gaan niet uit van een objectieve werkelijkheid, maar zien ‘de werkelijkheid’ als een sociale constructie, waarbij de interpretatie van mensen centraal staat. Ze vragen zich niet af, hoe steekt de wereld in elkaar, maar hoe denken mensen dat de wereld in elkaar zit? Taal wordt daarbij gezien als het belangrijkste medium. Taal is echter niet neutraal. Iedere verwoording is een selectie van woorden en daarom altijd een interpretatie. In het taalgebruik wordt de betekenis van woorden niet enkel bepaald door het taalsysteem, maar ook door de woorden die mensen daadwerkelijk gebruiken. Naast grammaticaal taalgebruik is er sociaal taalgebruik. Sociale grammatica is een weergave van culturele praktijken van een bepaalde tijd. Met sociale grammatica wordt in de samenleving geregeld wat als ‘normaal’ taalgebruik wordt gezien. Een levensverhaal is een weergave van iemands kijk op het leven, op dat moment. Het draait dus niet zozeer om een ‘objectieve’ schets van de werkelijkheid, maar om de manier waarop de verteller de gebeurtenissen weergeeft. De verteller vertelt het verhaal in eigen woorden oftewel de narratieve taal. In levensverhalen laten mensen niet alleen zien welke betekenissen zij aan het leven toekennen, maar ook welke verklaringen zij door de tijd heen hebben ontwikkeld voor wat er in hun leven is gebeurd. Levensverhalen zijn het resultaat van perceptie en interpretaties en van de werking van de representatiesystemen waarmee wij het leven zien. Het levert geen beschrijving op, maar een reactie op een persoonlijk verleden. Een levensverhaal zegt dus vooral iets over de verteller en niet zozeer over een feitelijke weergave van de gebeurtenissen. Levensverhalen kunnen niet dienen om levens werkelijkheidsgetrouw in kaart te brengen, wel om interpretaties achter het levensverhaal inzichtelijk te maken. In persoonlijke documenten zoals een levensverhaal, kan bemiddeling door instanties of onderzoekers worden teruggedrongen, doordat informanten voor zichzelf spreken. Het levensverhaal wordt daarom door onderzoekers gebruikt wanneer zij zich bijvoorbeeld in een cultuur willen ‘inleven’. Desondanks komen levensverhalen niet onbemiddeld tot stand. De taal zelf bemiddelt. De taal waarin mensen vertellen is nooit volledig hun eigen taal. Zij spreken de taal die hen door de samenleving wordt aangereikt. De onderzoeker heeft bovendien een actieve rol als publiek. De verteller van het levensverhaal vertelt het verhaal aan de onderzoeker. De verteller kan het verhaal op de toehoorder afstemmen door bijvoorbeeld een thema te benadrukken en/of te verzwijgen. Er kan ook sprake zijn van samenwerking tussen onderzoeker en verteller. De interpretatie verloopt via de Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
85
onderzoeker en is dus niet onbemiddeld, omdat de onderzoeker er ook een eigen interpretatie aan geeft. Aangezien het levensverhaal autobiografisch is, krijgt men indrukken vanuit het perspectief van de verteller. Er wordt over het verleden gesproken maar in de taal van het heden. Een zelfbeeld is een ‘werkelijke’ factor in iemands leven en geef richting aan het huidige bestaan. Door over zichzelf te vertellen, intervenieert men in het toekomstige bestaan. Bron: Nijhof (2000), Levensverhalen. Over de methode van autobiografisch onderzoek in de sociologie. Boom, Amsterdam. Samenvatting gemaakt door Karen Lips (2008), docentonderzoeker HAN.
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
86
4.5 Verschil tussen dialoog en discussie Waartoe dient de dialoog? Een dialoog is volgens Dixon (2000) een gesprek dat uitgaat van wederkerigheid en gezamenlijkheid. Dialoog heeft de potentie verandering te brengen in de betekenis van wat wordt gezegd en gedacht en kan daardoor in de groep, de organisatie en de samenleving een transformatie teweeg brengen. De relatie tussen het individu en het collectief is wederkerig en komt via praten tot stand. Argyris (1992) definieerde het doel van de dialoog als het ontdekken van de onopzettelijke persoonlijke organisatiefouten die het leren beperken. Mezirow et al. (1990) geeft als doel aan: mensen te verlossen van hun eigen ongetoetste veronderstellingen die hun ontwikkeling beperken. Bohm (1985) stond een gemeenschappelijke betekenis voor ogen, iets wat mensen zijn inziens konden bereiken door af te rekenen met oude ´programma’s´ en denkwijzen. Freire (1984) ten slotte zag als doel van de dialoog, de wereld te transformeren door haar te doorgronden en te herscheppen. Al deze visies behelzen de intentie het onbewuste naar boven te halen. Deelnemers aan de dialoog worden zich bewust van het paradigma dat zij inbrengen ofwel de sociaal/culturele context waarin zij zijn ingebed. Deelnemers aan de dialoog worden in de gelegenheid gesteld hun eigen veronderstellingen tegen het licht te houden en er een nieuwe gemeenschappelijke betekenissen mee te construeren die getoetst zijn aan hun redeneringen. Waardering voor de inhoud van de dialoog De dialoog is niet nieuw. We kennen allemaal situaties waarin we een fijn gesprek hadden met een bepaalde persoon. Tijdens dit soort gesprekken spant elk van beide personen zich in om het gezichtspunt van de ander te vatten, omdat hij of zij voelt dat de ander er niet zozeer op uit is een oordeel te vellen, maar probeert de wereld te zien door de ogen van de ander. Elk van beide ervaart dat zijn denken serieus wordt gesteund. Mensen waarderen doorgaans de inhoud van de dialoog, omdat zij inzien dat zij erdoor zijn gegroeid en veranderd.
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
87
Verschil tussen dialoog en discussie Dat maakt dat dialoog een waardevolle gespreksmethode is. Dit in tegenstelling tot discussie. Het voeren van een discussie vergt andere vaardigheden en brengt andere emoties teweeg. Aan de hand van de volgende voorbeelden kun je bij jezelf nagaan of je een dialoog of een discussie type bent. Ben je het type van ´ja, het kan wel als…´ , dan is de dialoog jouw favoriet. Zeg jij vaak ´ja, maar…´ of ´het kan niet want…´ of ´ik vind dat…´ dan ben je een discussie type. In de relatie cliënt – professional komen beide personen het meest tot hun recht in de dialoog.
Dialoog
Discussie
Het kan wel als….
Het kan niet want….
Tweegesprek Onderzoeken van de vraag achter de vraag Vragen en doorvragen Van de ander iets willen weten Aanvullen i.p.v. invullen Nieuwe kennis opdoen De kwaliteit/kennis van je collega wordt zichtbaar
Ja maar …….. Ik vind dat….. Eigen mening opdringen Deponeren van je mening Gelijk willen hebben Vasthouden aan eigen visies (patronen) Bestaande kennis handhaven In de verdediging schieten, er komt geen kennis vrij
Bron: Van Biene (2005), Reader BIAM®
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
88
4.6 Dialogisch werken en vragen stellen Hoe stimuleer je mensen om te vertellen? Allereerst door te starten met een open vraag (SQUIN: the single question aimed at inducing narrative). Bijvoorbeeld: Hoe was het om naar hier te verhuizen? Wat heeft u het meest verbaasd toen u in deze straat kwam wonen? Hieronder geven we een instructie voor het stellen van open en coachende vragen die uitnodigen tot het vertellen van verhalen volgens de formule van ‘Dialoog en Actie’ (Van Biene, 2005).
Open vragen Hoe
vraagt naar dingen die zich in de omgeving voordoen, roept ervaring op
TIP!!!!!
HOE-vragen zetten antwoorden in een verband. Je kunt actief met de uitkomst aan de gang
Wie
vraagt naar personen
Wat
vraagt naar dingen ‘wat bedoel je’
Welke
vraagt naar ‘wat voor een’
Waar
vraagt naar plaats
Wanneer
vraagt naar moment, tijd, datum
Waarom
vraagt om te verantwoorden
TIP!!!!!
Vermijd WAAROM-vragen, dan volgt meestal DAAROM. Je raakt snel in discussie
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
89
Coachende vragen Actie vragen
Wat ga je doen? Welke obstakels kun je tegen komen? Hoe ga je die aanpakken? Wie moet je informeren voor je actie? Welke ondersteuning heb je nodig? Hoe ga je die mobiliseren? Wanneer ga je die mobiliseren? Wanneer ga je actie ondernemen?
Doel vragen
Wat wil je bereikt hebben aan het eind van dit gesprek? Wat wil je op lange termijn bereiken? Hoe weet je dat je het bereikt hebt? Hoe ga je meten dat je het doel bereikt hebt? Hoe ziet de situatie eruit als je het probleem hebt opgelost? Hoe uitdagend is het doel voor jezelf? Hoe realistisch is je doel? Wanneer wil je het idee gerealiseerd hebben? Of je vraagstuk hebben opgelost?
Realiteitsvragen
Wat gebeurt er nu? Wat heb je tot nu toe gedaan? Wat was daarvan het resultaat? Wie zijn er nog meer bij betrokken behalve jij zelf? Wie is verantwoordelijk? Welke dingen kunnen verkeerd gaan? Wat gebeurt er dan met jou? Wat gebeurt er met anderen die direct betrokken zijn? Wat zijn de belangrijkste obstakels onderweg? Waar ben je onzeker over?
Optie vragen
Wat zou je willen? Wat voor mogelijkheden zie je? Wat zijn de voors en tegens daarvan? Wie zou je nog kunnen helpen met opties? Welke sleutelfiguren zijn bepalend voor slagen of falen? Welke alternatieven brengen het eindresultaat het meest dichtbij?
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
90
4.7 Dialoog volgens TOPOI TOPOI staat voor Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet. Het TOPOI-model, zoals ontwikkeld door Hoffman (2009) is een systematiek van essentiële aandachtspunten en handvatten om in dialoog met mensen met een andere culturele, maatschappelijke en/of religieuze achtergrond, verschillen en misverstanden op te sporen en aan te pakken. Het TOPOI-model gaat uit van de basishouding presentie. Deze houding sluit nauw aan bij Welzijn Nieuwe Stijl: er zijn voor de ander en de ander in zijn of haar kracht houden. Vier van de vijf gebieden van TOPOI zijn ontleend aan de axioma's (vooronderstellingen) van Watzlawick (1970), die een grammatica ontwikkelde om effectief te kunnen communiceren. 1. Het eerste gebied Taal omvat de verbale en non-verbale taal van de deelnemers aan het gesprek. 2. Het gebied Ordening draait om de zienswijze van de deelnemers op de kwesties die spelen in hun gesprek. 3. Het gebied Personen verwijst naar de personen die deelnemen aan het gesprek en naar hun onderlinge relatie. Het gebied Personen is het betrekkingsaspect in de communicatie: wie zijn de gespreksdeelnemers voor elkaar, welke beelden hebben ze van elkaar en hoe ervaren ze hun onderlinge relatie. 4. Het gebied Organisatie betreft de maatschappelijke en professionele omgeving waarbinnen de communicatie plaatsvindt. 5. Het gebied Inzet omvat de onderliggende motieven, behoeften, verlangens en drijfveren van de gespreksdeelnemers. De vijf gebieden van het TOPOI-model zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de praktijk van de alledaagse communicatie zul je al de vijf gebieden tegelijkertijd tegenkomen. Het TOPOI-model omvat een analyse- en een interventiekader. In het analysekader zijn een aantal vragen opgenomen waarmee je mogelijke verschillen en misverstanden op elk TOPOI-gebied kunt opsporen: `Wat kun je je afvragen?´. In het interventiekader gaat het om interventies: ´wat kun je doen?`. We hebben een selectie gemaakt op basis van vragen en interventies die vooral gaan over interculturele sensitiviteit, het inleven.
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
91
TOPOI-model en competentie interreligieuze sensitiviteit. De vijf gebieden van TOPOI zijn een operationalisering en concretisering van het containerbegrip 'cultuur'. Anders gezegd het abstracte begrip 'cultuur' wordt inzichtelijk door te kijken naar de wijzen waarop Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet zich manifesteren in de communicatie. De vijf TOPOI-gebieden zijn een concretisering van culturele en maatschappelijke kenmerken èn culturele verschillen zoals deze zich in de gespreksvoering voordoen. Ook het aanhangen van een bepaalde religie gaat gepaard met bepaalde tradities, gewoontes, wereldbeelden en gevoelens, en beïnvloedt dus zichtbaar en onzichtbaar de manier waarop mensen zich uiten. Om die reden past het werken met het TOPOI-model goed bij het ervaren en ontwikkelen van interreligieuze competentie. We hebben het TOPOI-model bewerkt naar een actieve werkvorm die uitnodigt tot het uitbreiden van je referentiekader vanuit een systeemtheoretische visie op interreligieuze dialoog.
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
92
4.8 World café Principe 1.
Verduidelijk de context
Bij de start is het belangrijk om het doel van het World Café te verduidelijken en de beoogde deelnemers te kiezen. Deze elementen heb je nodig om een uitnodiging op te stellen die de nieuwsgierigheid van deelnemers opwekt. Doel: Waarom brengen we mensen bij elkaar? Welke thema’s zijn relevant voor de
deelnemers? Wat is de beste uitkomst die we kunnen voorstellen? Een resultaat hoeft lang niet altijd direct een antwoord of oplossing te zijn. Vaak is alleen al het gezamenlijk ontdekken van de vragen die er echt toe doen al een heel waardevolle uitkomst. Deelnemers: Wie nodigen we uit om de doelen van het gesprek te bereiken? Welke andere mensen voegen een waardevol perspectief toe aan het gesprek?
Principe 2.
Creëer een uitnodigende omgeving
Het is belangrijk om een uitnodigende omgeving te creëren waarin mensen zich op hun gemak voelen. Dit is een voorwaarde voor deelnemers om hun uiterste best te doen bij het gezamenlijk meedenken, praten en luisteren. In de uitnodiging zet je de startvraag. Formuleer de vraag eenvoudig en positief zodat deze nieuwsgierigheid opwekt en zorg dat er geen eenduidig antwoord op te geven is. Laat deelnemers weten dat het geen gewone bijeenkomst is maar een waar met plezier, toewijding en creativiteit gewerkt zal worden en waar ieders bijdrage er toe doet. Maak met eenvoudige middelen een café ambiance door bijvoorbeeld kaarsen op de tafels te plaatsen en koffie en thee te serveren.
Principe 3.
Onderzoek vragen die er echt toe doen
Vragen die ertoe doen zijn vragen die duidelijk zijn, je aan het denken zetten, energie opwekken, tot een onderzoekende focus leiden, aannames blootleggen en nieuwe mogelijkheden genereren.
Principe 4.
Ieders bijdrage wordt aangemoedigd
De tafels worden met opzet klein gehouden - circa vier tot vijf mensen - om ervoor te zorgen dat iedere deelnemer voldoende gelegenheid heeft om bij te dragen. Voor de eerste ronde kan een talking object worden ingezet (bijvoorbeeld een steen of een pen). Zo’n talking object wordt door de spreker vastgehouden tijdens het praten, zodat de groep weet dat interrupties moeten worden vermeden. Het voorwerp wordt in het midden van de tafel gelegd of doorgegeven aan de spreker die erna het woord wil nemen. Deelnemers worden door de gastheer/vrouw aangemoedigd om naar elkaars ideeën te luisteren.
Principe 5.
Verbind de diverse perspectieven
Het feit dat deelnemers in verschillende rondes van tafel tot tafel gaan, waarbij zij zorgen voor kruisbestuiving van ideeën doordat zij inzichten, thema’s en vragen meenemen in nieuwe conversatierondes is een van centrale onderscheidende kenmerken van de werkvorm The World Café. Licht daarom als gastheer/vrouw de regels van deze werkvorm kort toe. Moedig deelnemers aan om inzichten direct vast te leggen. Na de Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
93
eerste ronde blijft de gastheer/vrouw bij de tafel achter om nieuwe deelnemers te verwelkomen en kernvragen uit de eerste ronde over te dragen. Na de laatste ronde hangen hosts de tafelkleden met mindmaps aan een centrale muur. Bij voorkeur in een pauze kunnen deelnemers op deze manier kennisnemen van de resultaten van andere groepen. In een plenaire sessie waarbij iedereen om de mindmaps heen staat (of in halve cirkel zit) proberen de gastheren/vrouwen tot een synthese van inzichten te komen. Vaak lukt het om in meerdere rondes te komen tot de hamvraag die vaak op een hoger niveau ligt dan de oorspronkelijke startvraag.
Principe 6.
Gezamenlijk luisteren
Om te komen tot gezamenlijke inzichten en om patronen te herkennen in op het oog rommelige mindmaps is het noodzakelijk om te werken aan een competentie die de oprichters van The World Café aanduiden met de term ‘dynamisch luisteren’. - Luister om te leren: probeer van iedere deelnemer iets te leren - Luister naar verschillen: zie verschillende aannames en perspectieven als geschenk, omdat deze een goede voedingsbodem vormen voor onvoorziene mogelijkheden - Luister met erkenning: om voort te bouwen op bijdragen van anderen, is het nodig om goed te luisteren naar bijdragen van anderen en die gedachten over te nemen. - Luister naar verbanden: om tot de diepere betekenis van individuele bijdragen te komen is ‘gezamenlijk luisteren’ noodzakelijk. Herinner deelnemers eraan om naar collectieve inzichten te luisteren en patronen te ontdekken. Om de magie van het midden te ontdekken kan naast de startvraag het midden van het tafelkleed het beste aan het einde van de ronde worden ingevuld met de hamvraag. - Reflectief luisteren: moedig deelnemers aan in stilte na te denken over alle bijdragen en/of de vraag: Wat is in het centrum van ons gesprek?
Principe 7.
Deel de gezamenlijke ontdekkingen die geoogst zijn
Na de laatste ronde worden de tafelkleden opgehangen en wordt een stilte ingelast waarin deelnemers wordt gevraagd na te denken en aantekening te maken wat naar hun mening de hamvraag is. Vraag een willekeurige deelnemer zijn/haar idee te delen. Hierop proberen gastheren/vrouwen – met hulp van de deelnemers – te komen tot een synthese van de gedachten uit de verschillende rondes.
Bron: Brown, J., & Isaacs, D. (2005). The World cafe. Shaping our futures through conversations that matter. San Fransisco, CA: Berrett-Koehler.
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
94
4.9 Interactief presenteren Presenteren is je standpunten op verschillende niveaus duidelijk formuleren en deze overdragen aan een groep. Om een goede presentatie te kunnen geven volgen hieronder een aantal handreikingen. Bedenk wat je wil bereiken: doel Denk eerst na over het doel van je presentatie. Vragen die jezelf hierbij kunt stellen zijn: Wat wil ik bereiken met mijn presentatie? En hoe zorg ik dat ik dit voor elkaar krijg?Wil je de nieuwe medewerkers over het reilen en zeilen binnen jouw bedrijf informeren? Dan is je doel kennis overdragen. Wil je budget van de gemeente loskrijgen voor een buurtproject? Dan is je doel overtuigen. Het doel van de presentatie bepaalt de inhoud en de vorm. Noem tijdens de inleiding van de presentatie het doel van je presentatie. Bedenk wat je wil vertellen: centrale boodschap Tijdens een presentatie krijgen de ontvangers veel informatie over zich heen, het is daarom belangrijk om een scherpe centrale boodschap te formuleren. De centrale boodschap is precies datgene wat je als spreker aan het publiek wilt overbrengen. Dit is een boodschap die na afloop van de presentatie in ieder geval moet blijven hangen. Leef je in je publiek in: benadering en interactiviteit Ieder publiek vraagt om een andere benadering. Bedenk daarom van tevoren goed wie je voor je hebt. Geef je een presentatie voor collega’s, dan is het gebruik van jargon geen bezwaar. Maar sta je met hetzelfde onderwerp voor een breed publiek, dan is het beter om begrippen uit te leggen. Naast de inhoud moet je ook de vorm van je presentatie aanpassen aan je publiek, dat wil zeggen je woordkeus, je stemgebruik en het gebruik van hulpmiddelen, zoals film of muziek of een van de werkvormen uit deze module. Stel je zelf de vragen als: Wie is straks mijn publiek? Wat weten zij al van het onderwerp? Hoe staan ze er tegenover? Door deze vragen te beantwoorden kun je de inhoud en de opbouw van je presentatie beter laten aansluiten hetgeen je wilt vertellen aan de doelgroep. Probeer je presentatie zo interactief mogelijk te maken. Leg je toehoorders stellingen voor of vraag ze naar hun ervaringen. Op die manier kom je ter plekke meer te weten over je publiek en kun je hierop ingaan. Structuur van je presentatie: inleiding, kern, slot Een goede presentatie bestaat uit een inleiding, kern en een slot. In de inleiding leg je uit wie je bent, wat je gaat vertellen, hoe je verhaal is opgebouwd, hoe lang je aan het woord zult zijn en op welk moment of momenten het publiek vragen kan stellen. De kern bevat de meeste informatie. Het is dan ook van belang om hoofd- en bijzaken te onderscheiden zodat het publiek jouw verhaal goed kan volgen. Herhaal je belangrijkste standpunten een paar keer in iets andere bewoordingen en geef voorbeelden. Dit werkt verhelderend en zo kunnen de luisteraars de hoofdpunten beter onthouden. Het slot van de presentatie is minstens zo belangrijk als de inleiding. In het slot werk je naar een conclusie toe. Maak daarbij een vertaalslag maken naar de groep. Wat wil je ze meegeven en wat verwacht je dat ze gaan doen? Gebruik hierbij dialoogvragen (zie kennisbron 5 Verschil tussen dialoog en discussie). Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
95
Inhoudelijke uitwerking Vragen die je jezelf kunt stellen om gericht naar informatie op zoek te gaan zijn gericht op het WIE, WAT en HOE van een bepaald thema. Om antwoord te kunnen geven op de bovenstaande vragen heb je informatie nodig. Als je van tevoren weet wat je nodig hebt aan informatie, kun je veel gerichter zoeken. Er zijn tal van informatiebronnen die je kunt raadplegen om antwoord te krijgen op je vragen. De meest gebruikte zijn: internet, vakbladen, wetenschappelijke publicaties, musea, en media. Je kunt ook zelf op eigen onderzoek gaan door met mensen uit deze groep in dialoog gaan en naar hun verhaal luisteren om je presentatie op te bouwen. Of een ritueel of traditie bijwonen om meer te weten te komen
Interreligieuze Sensitiviteit Kennisbronnen
96
Literatuur
Althof, A., & Setz, R. (2011). Interactief presenteren Een persoonlijke masterclass. Culemborg: Van Duuren Management. Argyris, C. (1992). Leren in en door organisaties. Schiedam: Scriptum Books. Bennett, M. J. (1993). Towards a Developmental Model of Intercultural Sensitivity. In R. Michael Paige (Red.), Education for the Intercultural Experience. Yarmouth, ME: Intercultural Press. Bennet, M.J., & Bennett, J.M. (1998). Basic Concepts of Intercultural Communication: Selected Readings. Yarmouth ME: Intercultural Press. Bennett, J.M., &Bennett, J. M. (2000). Cultural Marginality: Identity Issues in Intercultural Training. In R. Michael Paige (Red.) Education for the Intercultural Experience. Yarmouth, ME: Intercultural Press. Bernts, T., Dekker, G., & de Hart, J. (2007). God in Nederland, 1996-2006. Kampen: Ten Have. Biene van, M. (2005). Wederkerig leren. Onderzoek naar georganiseerde leerondersteuning voor mensen met een verstandelijke beperking èn de professionals. Delft: Eburon. Bohlmeijer, E. (2007). De verhalen die wij leven. Amsterdam: Boom. Bohm, D. (1985). Unfolding Meaning. Loveland: Colo Foundation House. Bohm, D. (2004). On Dialogue. New York: Routledge. Bolhuis, S. (1995). Leren en veranderen bij volwassenen. Een nieuwe benadering. Bussum: Coutinho. Brown, J., & Isaacs, D. (2005). The World cafe. Shaping our futures through conversations that matter. San Fransisco, CA: Berrett-Koehler. De Grood,D.J.J. & Iedema, J. (2010). Presenteren? Alles mag! Handboek voor Boeiende Presentaties: Van Idee Tot Applaus. Den Haag: Sdu. Dixon, N. (2000). Dialoog op het werk. Een gids voor managers. Amsterdam: Nieuwezijds. Fienieg, B.X., et. al. (2010). People’s main motives for participation in Health Promotion: a qualitative analysis. Posterpresentatie, International IUHPE Conference. Freire, P. (1984). Pedagogy of the Oppressed. New York: Continuum.
Interreligieuze Sensitiviteit Literatuur
98
Gibson, M. (2008). Objects of the dead. Mourning and memory in everyday life. Victoria: Melbourne University Press. Haterd, van de J., Poll, A., Felten, H., Vos R., & Bellaart, H. (2010). Naar interculturele competentieprofielen in het preventieve ontwikkelingsgericht jeugdbeleid. Utrecht: ZonMw programma Diversiteit in Jeugdbeleid, programmalijn Versterking Intercultureel Vakmanschap. Heessels, M. (2008). Mam, ik heb je thuisgebracht. In E. Venbrux, M. Heessels & S. Bolt (Red.), Rituele creativiteit. Actuele veranderingen in de uitvaart- en rouwcultuur in Nederland. (pp. 31-44). Zoetermeer: Meinema. Heessels, M. (2012). Bringing home the dead. Ritualizing cremation in the Netherlands. Dissertatie. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen. Hoffman, E. (2009). Theorie en praktijk van het TOPOI-model. Interculturele gespreksvoering. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Hofstede, G., Hofstede, G.J., & Minkov, M. (2011). Allemaal andersdenkend. Omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam: Contact. Holliday, A., Kullman, J., & Hyde, M. (2007). Intercultural Communication: An advanced resource book for students. London, New York: Routledge. Holstein, J.A., & Gubrium, J.F. (2000). The self we live by. Narrative identity in a postmodern world. Oxford: Oxford University Press. Houtkoop, H., & J. Veenman (2002). Interviewen in de multiculturele samenleving, Koninklijke Van Gorcum: Assen. Jensen, E. (2000). Brain-Based Learning - A Reality Check. Educational Leadership April, 57, 7,, 76-79. Knispel, K. & Bemelmans, R. (2010). Presenteren. Pearson Education, Amsterdam Landis, D., Bennett, J.M., & Bennett, M.J. (2004). Handbook of Intercultural Training. (3e druk). Londen: Sage. Lenkhoff, M., Van Biene, M., & C. Van Aalsvoort (2011). In gesprek met… Onderzoek naar de behoeften rond wonen, zorg en welzijn van oudere migranten in Nijmegen. Ongepubliceerd onderzoeksrapport, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Nijmegen. Liefhebber, S., & Van Dam, C. (2011). ´De nieuwe sociale professional´. Op weg naar nieuwe competenties. Eerste concept methodebeschrijving. Utrecht: Movisie.
Interreligieuze Sensitiviteit Literatuur
99
Loeffen, T.,& Tigchelaar, H. (2009). Retourtje inzicht. Creatief Met Diversiteit Voor Sociale Professionals. Bussum: Couthinho. Margry, P.J. (2008). Shrines and pilgrimages in the modern world: new itineraries into the sacred. Amsterdam: Amsterdam University Press. McDannell, C. (1995). Material christianity: religion and popular culture in America. New Haven: Yale University Press. McGuire, M.B. (2008). Lived religion. Faith and practice in everyday life. Oxford: Oxford University Press. Mezirow, J. (1990). Fostering critical reflection in adulthood. A Guide to Transformative and Emancipatory Learning. San Fransisco, CA: Jossey-Bass. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2011). Welzijn Nieuwe Stijl. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport. Geraadpleegd op 25 juni 2012, van http:// www.rijksoverheid.nl Nijhof. G., (2000). Levensverhalen. Over de methode van autobiografisch onderzoek in de sociologie. Amsterdam: Boom. NOOM, Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten (2009). Bagaimana – hoe gaat het? Een verkenning van kwetsbaarheid bij oudere migranten. Uitgave van project Krachtig Cliëntenperspectief in het Nationaal Ouderen Programma. Utrecht: NOOM. Geraadpleegd op 25 juni 2012, van http://www.netwerknoom.nl/media/bagaimanahoegaathet.pdf Nunez, C., Nunez, R., & Popma, L. (2010). Interculturele communicatie. Van ontkenning tot wederzijdse integratie. Assen: Van Gorcum. Orsi, R. (2005). Between heaven and earth: the religious worlds people make and the scholars who study them. New Jersey: Princeton University Press. Partridge, C. (2006). Handboek van de wereldgodsdiensten. Kampen: Kok. Pinto, D., & Van Ree, A.J. (1998). Samen verder - Ontwikkeling van participatiebeleid & achtergrondinformatie over landen en religies. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Pelt van, K., Singels, L., & Van der Laar, K. (2011). Handreiking Participatie Allochtonen in Gezondheidsbevordering. Gezondheidsinstituut NIGZ, Woerden. Geraadpleegd op 25 juni 2012, van http://www.nigz-toolkits.nl Schalock, R.L., Verdugo Alonso, M. A., & Keith, K.D. (2002). Handbook of quality of life for human service practitioners. Washington: American Association on Mental Retardation.
Interreligieuze Sensitiviteit Literatuur
100
Simons, P.R.J. (2001). Werken aan communities of learning en community of practice. Opleiding en ontwikkeling. 14, 7-10. Swhajor, A., Heessels, M., Van der Velde, P., & Venbrux, E. (2010). Aan de Ganges in Twente. Onderhandelen over vormgeven van hindoe-dodenrituelen in Nederland. Quotidian. Dutch Journal for the Study of Everyday Life 2: 83-104. Van Dillen, T. (2009). Casus 14. Kinderen met een handicap. Een straf van God? In A. Van Bommel et al. (Red.), Wankele waarden. Levenskwesties van moslims belicht voor professionals. (pp. 240-249). Rotterdam: Guijs. Van Gennep, A. (1960). The rites of passage. London: Routledge. Veen van der, T., & Wal der, J. (2008). Van leertheorie naar onderwijspraktijk. Groningen: Noordhoff. Watzlawick, P., Helmick Beavin, J., & Jackson, D.D. (1970). De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer: Van Loghum Slaterus. Wojtkowiak, J. & Wiegers, G. (2008). Moslims doen het helemaal zelf. Veranderende islamitische uitvaartrituelen in Nederland. In E. Venbrux, M. Heessels & S. Bolt (Red.), Rituele creaitiviteit. Actuele veranderingen in de uitvaart- en rouwcultuur in Nederland. (pp. 31-44). Zoetermeer: Meinema.
Interreligieuze Sensitiviteit Literatuur
101
Interreligieuze Sensitiviteit Literatuur
102