College bouw ziekenhuisvoorzieningen Postbus 3056 3502 GB Utrecht T (030) 298 31 00 F (030) 298 32 99
KENGETALLEN 2002
Uitgebracht
aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 7 oktober 2002
Voorbereid
door de Commissie Bouw
Kengetallen 2002
INHOUDSOPGAVE
pagina
1. ALGEMEEN
1
2. VERPLEEGHUIZEN (VH)
5
3. VERZORGINGSHUIZEN (VZH)
13
4. INSTELLINGEN VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG (GGZ)
19
5. INSTELLINGEN VOOR GEHANDICAPTENZORG (GHZ)
27
6. ALGEMENE ZIEKENHUIZEN (ZH)
35
7. REVALIDATIECENTRA
41
Kengetallen 2002
1. ALGEMEEN
Inleiding Jaarlijks worden door het Bouwcollege geactualiseerde kengetallen uitgebracht ten behoeve van het opstellen of beoordelen van ramingen van gevolgen van planning en bouwvoornemens. In de actualisatie zijn zowel de beleidsmatige veranderingen als de aanpassing van het prijspeil opgenomen op basis van de meest recente Bouwkostennota van het Bouwcollege en de vigerende beleidsregels van het College tarieven gezondheidszorg (CTG ). De “Kengetallen” zijn qua opzet gebaseerd op de "Ramingsmethodiek voor investerings- en exploitatiegevolgen van planning- en bouwbeslissingen" zoals die in 1992 door het College voor ziekenhuisvoorzieningen, thans College bouw ziekenhuisvoorzieningen (het Bouwcollege), is 1 vastgesteld. Om de kengetallen voor verschillende doeleinden te kunnen gebruiken is een zekere differentiatie in gedetailleerdheid gewenst. Zo is bij de individuele bouwplanbeoordeling (beoordeling zorginhoudelijke beslissingen op merites) behoefte aan een grot ere detaillering van de kengetallen dan op het macroniveau, waar het juist gewenst en noodzakelijk is dat de kengetallen een globaler karakter hebben. Deze actualisatie 2002 bevat overigens uitsluitend de kengetallen voor het opstellen c.q. beoordelen van de individuele bouwinitiatieven; voorheen aangeduid als het meso-niveau. De actualisatie beperkt zich verder tot de gegevens die relevant zijn voor de bouwprioritering c.q. bestedingsvoorstellen. Buiten beschouwing blijven bijvoorbeeld de academische ziekenhuizen, de zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) of de semi-murale gehandicaptenzorg. Daarnaast zijn geen kengetallen ontwikkeld voor specifieke voorzieningen (bijvoorbeeld een dialysecentrum); deze worden slechts sporadisch gebouwd en de bouwprojecten zijn zodanig specifiek, dat geen ‘gemiddeld’ investeringsbedrag is te berekenen.
Ramingen De investeringskosten die in deze nota worden gebruikt zijn gebaseerd op de Bouwkostennota 2002. In deze Bouwkostennota zijn de bouwkostenkengetallen op de gebruikelijk wijze geïndexeerd op prijspeil 1 januari 2002; voor alle sectoren leidde dit tot een verhoging met 6,3%. Afgezien is dit jaar van een additionele verhoging als gevolg van de marktsituatie (aanbestedingsresultaten). Wel maakte de extra toepassing van ICT een additionele bijstelling van de bouwkostennormen wenselijk. Specifiek is het vervallen van de verschillende bouwkostennormen voor de algemene voorzieningen van verpleegrespectievelijk verzorgingshuizen. Door ontwikkelingen in de markt zijn in de Bouwkostennota de maxima voor grondverwerving bij nieuwbouw voor de diverse sectoren opnieuw verhoogd; voor verzorgingshuizen is dit additioneel verhoogd en gelijkgetrokken met dat voor verpleeghuizen. Naar aanleiding van de uitvoeringstoets die het Bouwcollege in oktober 2001 aan de Minister van VWS heeft uitgebracht, heeft deze inmiddels besloten om de post ‘rente tijdens de bouw’ geen deel meer te 1)
College voor ziekenhuisvoorzieningen, rapport nr. 345, september 1992
Cbz/nr. 0279-02
1
Kengetallen 2002
laten uitmaken van de WZV-vergunning en de daaruit krachtens de WTG voortvloeiende kapitaallasten. In plaats daarvan vindt vergoeding van deze kostenpost plaats via het systeem van rentenormering. De beleidsregel ‘Rente’ van het CTG is daartoe aangepast en met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2002 in werking getreden. Het Bouwcollege heeft hierover een circulaire uitgebracht, gedateerd 8 juli 2002, die aan alle instellingsbesturen is verzonden. Indien de investeringskosten worden gemaakt door een derde, niet onder de WZV-vergunning vallende, partij is voornoemde beleidsregel niet van toepassing. De financiële gevolgen van de besluitvorming inzake arbeidsvoorwaarden en specifieke prijsstijgingen zijn verwerkt in de CTG-beleidsregels en zijn aldus in de kengetallen opgenomen. In de kengetallen wordt onderscheid gemaakt tussen de gevolgen van uitbreiding en van inkrimping. Vanwege de aanwezigheid van vaste kosten zullen de mutaties in de exploitatiekosten in geval van inkrimping van een beperkter omvang zijn dan in geval van uitbreiding met dezelfde capaciteit. Daarom is het noodzakelijk om een onderscheid te maken naar capaciteitsgebonden en productiegebonden exploitatiekosten. De instandhouding van bestaande capaciteit kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd: door vervangende nieuwbouw (mogelijk gepaard gaande met herspreiding) of door renovatie, waarbij verschillende modaliteiten zijn te onderscheiden (opknapbeurt, aanpassingen, complete verbouwing). Afhankelijk van de inhoud en vormgeving van het bouwinitiatief kan dit via de vergunningplichtige procedure ex WZV of de meldingsregeling (zie ook hierna) worden gerealiseerd.
Uitgangspunten Bezettingspercentage Omdat de kengetallen worden weergegeven in kosten per bed c.q. plaats, worden de in de CTGbeleidsregels vermelde normbedragen per verpleegdag omgerekend naar jaarbasis. Het hierbij te hanteren bezettingspercentage verschilt per sector. Voor de berekening van het sectorspecifieke bezettingspercentage is gebruik gemaakt van de CTG-beleidsregels, het CTG-Jaarverslag 2001 en/of de Prismant publicatie Jaarboek ziekenhuizen 2000. Onderhoudskosten De onderhoudskosten vormen in het algemeen een onderdeel van de in de CTG-beleidsregels genormeerde personele en materiële kosten. Voor algemene ziekenhuizen geldt dat deze kosten een genormeerd onderdeel vormen van de zogenaamde locatiegebonden kosten. Afschrijvingspercentages De afschrijvingspercentages zijn gebaseerd op de afschrijvingspercentages volgens de CTG-beleidsregel "afschrijving". De in de kengetallen gebruikte afschrijvingpercentages zijn een gewogen gemiddelde hiervan. Voor de weging zijn de investeringsnormen uit de Bouwkostennota 2002 van het Bouwcollege gehanteerd.
Cbz/nr. 0279-02
2
Kengetallen 2002
Interestpercentage De rente wordt op basis van lineaire afschrijving berekend over het gehele investeringsbedrag, voor het eerste jaar na realisatie. In deze actualisatie is uitgegaan van een rekenrente van 6%. Startkosten In de Kengetallen wordt voor startkosten met een gemiddeld percentage van maximaal 4% van de investeringskosten (sec) rekening gehouden. Dit gemiddelde is berekend op basis van ervaringsgegevens. Hierbij is een relatie gelegd tussen de hoogte van de bouwkosten en de maximale startkosten. Uit de adviespraktijk van het Bouwcollege blijkt dat de werkelijke startkosten aanzienlijke verschillen kunnen vertonen ten opzichte van het gemiddelde. Inventariskosten In de AWBZ-sectoren zijn de inventariskosten volgens de CTG-beleidsregel “investeringen in medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en -programmatuur” genormeerd. Hierbij wordt uitgegaan van de normatieve vloeroppervlakte die ook gebruikt wordt voor de beleidsregel “instandhoudingsinvesteringen”. In de Kengetallen 2000 waren de kapitaallasten samenhangend met de aanschaf van inventaris samengevoegd met de kapitaallasten voortvloeiend uit de investeringskosten ex WZV. Teneinde het verband tussen investeringen ex WZV en kapitaallasten te herstellen en vanwege het normatieve, capaciteitsgebonden karakter van inventariskosten (ook bij uitbreiding zonder bouw neemt het inventarisbudget toe), zijn de kapitaallasten van inventariskosten in de Kengetallen 2001 e.v. verschoven naar de capaciteitsgebonden kosten. Om de consistentie tussen de verschillende hoofdstukken te bewaren is bij de sector ziekenhuizen (inclusief revalidatiecentra) dezelfde lijn gevolgd, hoewel initiatiefnemers in deze sector bij bouw in theorie inventariskosten via de WZV kunnen aanvragen die boven het inventarisbudget uitgaan. In de Bouwkostennota van het Bouwcollege wordt overigens de lijn gevolgd dat investeringen in inventarissen bij vervangende nieuwbouw, voor de bestaande capaciteit, in principe niet gehonoreerd worden. Meldingen De meldingsregeling heeft betrekking op bouwkundige aanpassingen van bestaande capaciteit. Instellingen (exclusief verzorgingshuizen) ontvangen hiervoor jaarlijkse instandhoudingsmiddelen die in het budget worden verdisconteerd en bouwen trekkingsrechten op. Door de wijze waarop deze regeling wordt uitgevoerd zijn de kengetallen voor meldingen niet van toepassing. Dit laat onverlet dat de kengetallen door de instellingen als referentiekader kunnen worden gebruikt bij het ontwikkelen van instandhoudingsinitiatieven. Inbrengverplichting Bij de berekening van de kapitaallasten voortvloeiend uit de investeringskosten van instandhoudingsinitiatieven, is geen rekening gehouden met de inbreng van trekkingsrechten (de ‘inbrengverplichting’).
Cbz/nr. 0279-02
3
Kengetallen 2002
Cbz/nr. 0279-02
4
Kengetallen 2002
2. VERPLEEGHUIZEN (VH)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de verpleeghuissector weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 2001 is een technische verandering doorgevoerd inzake rente tijdens de bouw. Voor deze en overige sectoroverschrijdende uitgangspunten wordt verwezen naar hoofdstuk 1. In aansluiting op de huidige adviespraktijk worden ten opzichte van de Kengetallen 2001 de volgende aandachtspunten kort toegelicht. Nieuwe bouwmaatstaven Verpleging & Verzorging In de nieuwe bouwmaatstaven zijn drie basisconcepten voor wonen in een verpleeghuisvoorziening omschreven. Het betreft individueel wonen, groepswonen en afdelingsgericht wonen. In de nieuwe bouwmaatstaven zijn tevens basiskwaliteitseisen omschreven waar een voorziening minimaal aan moet voldoen. Daarnaast zijn facultatieve elementen beschreven die door initiatiefnemers flexibel zijn in te vullen. Voor de bouw van WZV-voorzieningen worden (naast de basiskwaliteitseisen) de kaders voornamelijk bepaald door de maximaal toegestane investeringskosten. Overbedden Op de hoofdlocatie van een instelling kan per 30 bedden op de totale toelating (inclusief nevenlocaties) van één overbed worden uitgegaan. Met een of meer overbedden is het beter mogelijk een bezetting van 100% te realiseren. Ook kunnen deze overbedden worden ingezet voor crisisopvang. Een voorziening voor crisisopvang kan ook worden gecombineerd met nachtopvang (zie onder dagbehandeling). Voor een overbed kan 45 m² extra bruto oppervlakte voor de hoofdfunctiegroep wonen worden toegestaan. Deze oppervlakte is bij de berekening van de kengetallen buiten beschouwing gebleven. Dagbehandeling en nachtopvang Een voorziening voor dagbehandeling kan mede worden aangewend om mogelijkheden voor nachtopvang te creëren. Met het oog op het toezicht in de nachtsituatie verdient het de voorkeur dat een goede samenhang met andere verpleegafdelingen bestaat. Indien de behoefte aan nachtopvang de beschikbare capaciteit van de rustruimte(n) van de dagbehandeling overschrijdt, kan additioneel met 21 m² bruto oppervlakte voor een nachtopvangplaats rekening worden gehouden. In de CTGbeleidsregel ‘zorg op maat verpleeghuizen’ wordt voor nachtopvang uitgegaan van een vergoeding van € 63,-- per persoon per nacht. Over de productie dient overeenstemming te bestaan met het aangewezen zorgkantoor.
Cbz/nr. 0279-02
5
Kengetallen 2002
Maaltijdvoorziening Voor de keuken kan worden gekozen voor een productiekeuken (vanaf 500 maaltijden), een satellietkeuken of een assemblage keuken. Daarnaast is het bij groepswonen ook mogelijk uit te gaan van maaltijdbereiding in de woning. In de bouwmaatstaven voor Verpleging & Verzorging is de oppervlakte van de keukenvoorziening buiten beschouwing gelaten (uitgezonderd bij maaltijdbereiding in de woning). Deze oppervlakte en de kosten ervan worden bepaald aan de hand van de bouwmaatstaven keukenvoorzieningen in de zorgsector. Indien overgegaan wordt tot uitbesteding van de maaltijdvoorziening kan voor de kapitaallastencomponent in de maaltijdprijs een beroep gedaan worden op de CTG-beleidsregel ‘kapitaallasten bij uitbesteding’. Voor het verkrijgen van deze toeslag kan een aanvraag ingediend worden bij het CTG. Tegelijkertijd kan het Bouwcollege verzocht worden een advies uit te brengen aan het CTG aangaande de met het uitbesteden van deze (of andere) dienst normatief bespaarde investeringskosten.
Tabel 2.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verpleeghuizen (per bed/plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Investering Verpleeghuis - 150 bedden; afdelingswonen Verpleeghuis - 90 bedden; groepswonen Locatie* - 30 bedden; individueel wonen Dagbehandeling** - 15 plaatsen Verpleegafdeling - per bed; groepswonen
* **
Uitbreiding Kapitaallasten Overige exploitatiekosten
Totaal exploitatiekosten
125
11
46
57
132
12
46
58
132
12
46
58
41
3
24
27
90
8
46
54
voor de algemene en keukenvoorzieningen is uitgegaan van een combinatie met 70 verzorgingshuisplaatsen voor de keukenvoorziening is uitgegaan van een combinatie met 90 verpleeghuisplaatsen
Tabel 2.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verpleeghuizen (per bed/plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002)
Verpleeghuis - 150 bedden; afdelingswonen Verpleeghuis - 90 bedden; groepswonen Locatie* - 30 bedden; individueel wonen Dagbehandeling** - 15 plaatsen Verpleegafdeling - per bed; groepswonen
* **
Vervanging Investering Kapitaallasten
Renovatie 50% Investering Kapitaallasten
125
11
56
6
132
12
59
7
132
12
58
6
41
3
18
2
90
8
45
5
voor de algemene en keukenvoorzieningen is uitgegaan van een combinatie met 70 verzorgingshuisplaatsen voor de keukenvoorziening is uitgegaan van een combinatie met 90 verpleeghuisplaatsen
Cbz/nr. 0279-02
6
Kengetallen 2002
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerd budget per bed, verhoogd met de kapitaallasten samenhangend met de inventariskosten in het eerste jaar en de niet-genormeerde materiële kosten (energie, onroerende zaak belasting (ozb) en heffingen); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verpleegdagen en dagbehandelingsplaatsen; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijving. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG-afschrijvingsmethodiek gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 2.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten voor uitbreiding wordt verwezen naar bijlage 2.1. Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de oppervlakten per bed berekend aan de hand van de bouwmaatstaven voor nieuwbouw Verpleging & Verzorging, Dagbehandeling verpleeghuispatiënten en Keukenvoorzieningen in de zorgsector. De berekende oppervlakten zijn vermenigvuldigd met de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2002, verhoogd met grond- en startkosten. Indien sprake is van nieuwbouw op de huidige locatie zijn de grondkosten niet aan de orde. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten voor vervangende nieuwbouw, 2 exclusief grondkosten. Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per bed opgenomen (zie hoofdstuk 1). De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn in de exploitatiekosten (onderdeel capaciteitsgebonden kosten) verwerkt. Bij renovatie van de verpleegafdeling staat het vergroten van de privacy centraal. Dit leidt tot een capaciteitsreductie binnen het bestaande oppervlak van de verpleegafdeling. Bij vervanging van de verpleegafdeling wordt de gereduceerde capaciteit bijgebouwd op de hoofdlocatie. De centrale voorzieningen behoeven daarbij geen uitbreiding. De investeringskosten voor een verpleegafdeling zijn exclusief grondkosten. Bij de berekening is uitgegaan van vervangende nieuwbouw in de vorm van groepswonen, en is er vanuit gegaan dat de grond reeds in bezit is. Voor de investeringskosten ten behoeve van de dagbehandeling is uitgegaan van de in de Bouwkostennota opgenomen norm voor algemene voorzieningen. Daarnaast is, in afwijking tot voorgaande jaren, naar aanleiding van de splitsing van de kostenopbouw in de Bouwkostennota rekening gehouden met extra oppervlakte van de satellietkeuken ten behoeve van de dagbehandeling. 2)
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden, dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
Cbz/nr. 0279-02
7
Kengetallen 2002
Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde rentepercentage is 6,0%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. De afschrijvingskosten zijn afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), de grondkosten en de startkosten. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) zijn gebaseerd op de in de Bouwkostennota gehanteerde opbouw van de achterliggende kosten, zoals bouwkundige voorzieningen en installaties, die in verschillende perioden worden afgeschreven. Het afschrijvingspercentage over de investeringskosten (sec) bedraagt bij nieuwbouw gemiddeld circa 3,1%. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven. Bij renovatie worden zowel de investeringskosten (sec) als de startkosten in 20 jaar afgeschreven. In het onderstaande staatje zijn de gemiddelde afschrijvingen op de investering inclusief startkosten, uitgedrukt als percentage van de investering inclusief start- en grondkosten, weergegeven. afschrijvingspercentages
Verpleeghuis Dagbehandeling Verpleegafdeling (ex grond) Renovaties
2,7 % 2,8 % 3,1 % 5,0 %
b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. Bij het berekenen van deze kosten is uitgegaan van een particuliere instelling die is aangesloten bij een erkende centrale opleidingsschool. Voor bewoners met Aids, CVA-patiënten en bewoners met niet aangeboren hersenletsel (NAH) gelden (onder voorwaarden) capaciteits- en/of productiegebonden toeslagen op basis van de CTGbeleidsregels. De capaciteitsgebonden kosten bestaan uit het genormeerde bedrag per bed/ per dagbehandelingsplaats, de kapitaallasten samenhangend met de inventariskosten in het eerste jaar, en de nietgenormeerde materiële kosten (energiekosten, ozb en heffingen). Voor het genormeerde bedrag per bed/ per dagbehandelingsplaats wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels voor loon- en materiële kosten en inventaris. Voor de personele kosten is de CTG-beleidsregel verhoogd met de laagste regiotoeslag in verband met arbeidsmarktomstandigheden (€ 181,22 per bed). De met inventaris samenhangende kapitaallasten zijn als volgt berekend. Het normatieve jaarlijkse bedrag is bepaald op € 13,53 per normatieve vierkante meter, gerelateerd aan de normatieve vloeroppervlakte die wordt gehanteerd bij de bepaling van het instandhoudingsbudget. In het eerste jaar na een capaciteitsuitbreiding wordt conform de CTG-beleidsregel uitgegaan van zevenmaal het normatieve jaarlijkse bedrag.
Cbz/nr. 0279-02
8
Kengetallen 2002
Daarnaast zijn de volgende niet-genormeerde kosten meegenomen. Energiekosten € 783,-- (per bed) (Prismant, Financiële statistiek € 229,-- (per dagbehandelingsplaats, afgeleid van de 1998, geïndexeerd) energiekosten per bed, naar rato van het normatieve vloeroppervlak) OZB € 10,-- per € 3.000,-- investeringskosten Voor de berekening van de productiegebonden kosten wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels voor loon- en materiële kosten. Bij het berekenen van de productiegebonden kosten worden de volgende aannames gehanteerd: - de bezettingsgraad is 100% (inclusief flexibilisering); - het aantal dagbehandelingen bedraagt 255 per plaats per jaar. Daarnaast kan bij dagbehandeling ook sprake zijn van een vergoeding voor vervoerskosten. Door het CTG is aangegeven dat op basis van de medio 2001 bekende gegevens uitgegaan kan worden van € 11,34 per dagbehandeling, als gemiddelde over de totale productie van dagbehandelingen. Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. 2
Investeringskosten (per m ) (exclusief grond-, start-, en inventariskosten, prijspeil 1 januari 2002)
€ 1.614,-€ 1.654,-€ 1.614,-€ 3.206,--
voor voor voor voor
algemene voorzieningen 4 woonareaal 3 dagbehandeling keukenvoorzieningen
3
Grondkosten
€ 13.800,-- per 65 m² bruto vloeroppervlak, gemaximeerd op € 13.800 per bed De grondkosten voor de onderscheiden voorzieningen zijn conform de Bouwkostennota bepaald op basis van de ratio van de bruto vloeroppervlakte. Startkosten
4% van de investeringskosten (exclusief grond-, start-, en inventariskosten).
De investeringskosten zijn gebaseerd op de volgende bruto vloeroppervlakte per bed/plaats op basis van de vastgestelde bouwmaatstaven (inclusief (aandeel) satellietkeuken, exclusief aandeel productiekeuken): totaal 2 verpleeghuis 150 bedden; afdelingsgericht wonen 64 m 2 verpleeghuis 90 bedden; groepswonen 68 m 2 dependance 30 bedden; individueel wonen 68 m (in combinatie met 70 vzh-plaatsen) 2 dagbehandeling 15 plaatsen 20 m (in combinatie met 90 bedden) 2 verpleegafdeling groepswonen 52,2 m
3 4
Waarvan € 17,44 is geoormerkt voor ICT Waarvan € 38,60 is geoormerkt voor topkoeling en € 17,44 voor ICT
Cbz/nr. 0279-02
9
Kengetallen 2002
Toeslagen Overige functies waarvoor oppervlakten worden toegestaan, die bij de berekening van de kengetallen buiten beschouwing zijn gebleven: overbedden / nachtopvang (zie begin van dit hoofdstuk) zorginfrastructuur In het kader van het scheiden van wonen en zorg kunnen ten behoeve van de zorginfrastructuur in beperkte mate bouwkundige voorzieningen worden getroffen. Uitgaande van 30 of meer intramurale plaatsen/bedden kan de bruto oppervlakte voor algemene voorzieningen worden vermeerderd met 4 m² per extramurale plaats/bed. Daarnaast kan per fte 9 m² bruto vloeroppervlakte aan kantoorruimte worden toegestaan. Het budget voor de extramurale verpleeghuiszorg is afhankelijk van de aard en intensiteit van de te verlenen zorg. palliatieve (terminale) zorg Voor deze functie wordt uitgegaan van het concept afdelingswonen. Per bed kan 9 m² extra bruto oppervlakte voor de hoofdfunctiegroep wonen worden toegestaan. Chorea van Huntington Voor deze specifieke doelgroep kan per bed 4 m² extra bruto oppervlakte voor de hoofdfunctiegroep wonen worden toegestaan. jongerenactiviteitencentrum Voor deze functie kan per bed 15,3 m² extra bruto oppervlakte voor de hoofdfunctiegroep dagbesteding worden toegestaan. fysiotherapie Bij somatiek vanaf 30 bedden kan 85 m² extra bruto oppervlakte voor de hoofdfunctiegroep zorgverlening worden toegestaan. Indien tevens sprake is van reactivering wordt, afhankelijk van het aantal reactiveringspatiënten, nog extra oppervlakte toegestaan tot maximaal totaal 340 m². mortuarium Voor deze functie kan 25 m² + 0,15 m² per bed extra bruto oppervlakte voor de hoofdfunctiegroep zorgverlening worden toegestaan. dagbehandeling en nachtopvang Een voorziening voor dagbehandeling kan mede worden aangewend om mogelijkheden voor nachtopvang te creëren. Met het oog op het toezicht in de nachtsituatie verdient het de voorkeur dat een goede samenhang met andere verpleegafdelingen bestaat. Indien de behoefte aan nachtopvang de beschikbare capaciteit van de rustruimte(n) van de dagbehandeling overschrijdt, kan additioneel met 21 m² bruto oppervlakte voor een nachtopvangplaats rekening worden gehouden. In de CTG-beleidsregel ‘zorg op maat verpleeghuizen’ wordt voor nachtopvang uitgegaan van een vergoeding van € 63,-- per persoon per nacht. Over de productie dient overeenstemming te bestaan met het aangewezen zorgkantoor.
Cbz/nr. 0279-02
10
Kengetallen 2002
Bronnen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2002 CTG, Beleidsregel genormeerde materiële kosten (30 november 2001, II-491) CTG, Beleidsregel loonkosten (17 december 2001, II-530) CTG, Beleidsregel zorg op maat (8 maart 2002, II-508) CTG, Beleidsregel sectoroverschrijdende productie (27 juni 2002, II-547) CTG, Beleidsregel investeringen in medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en programmatuur (27 juni 2002, II-561) 7. CTG, Beleidsregel afschrijvingen (27 september 2001, II-474) 8. CTG, Beleidsregel kapitaallasten bij uitbesteding (9 november 2000) 9. Prismant, Financiële statistiek 1998 gecombineerde verpleeghuizen 10. Bouwcollege, Referentiekader inzake bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden van wonen en zorg (28 mei 2001) 11. Bouwcollege, Bouwmaatstaven Keukenvoorzieningen in de zorgsector (3 april 2000) 12. Bouwcollege, Bouwmaatstaven Dagbehandeling van verpleeghuispatiënten (29 mei 2000) 13. Bouwcollege, Bouwmaatstaven Verpleging & Verzorging (8 juli 2002)
Bijlage 2.1
Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Verpleeghuizen (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Rente
Verpleeghuis - 150 bedden; afdelingswonen Verpleeghuis - 90 bedden; groepswonen Locatie* - 30 bedden; individueel wonen Dagbehandeling** - 15 plaatsen Verpleegafdeling - per bed; groepswonen
Cbz/nr. 0279-02
Afschrijvingen
Uitbreiding Capaciteitsgebonden
Productiegebonden
Totaal
8
3
28
18
57
8
4
28
18
58
8
4
28
18
58
2
1
2
22
27
5
3
28
18
54
11
Kengetallen 2002
Cbz/nr. 0279-02
12
Kengetallen 2002
3. VERZORGINGSHUIZEN (VZH)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de verzorgingshuissector weergegeven. De verzorgingshuiszorg is sedert 1 januari 2001 als aanspraak in de AWBZ opgenomen en de verzorgingshuizen vallen vanaf dat moment onder de werkingsfeer van de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG) en de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV). Ten opzichte van de Kengetallen 2001 is een technische verandering doorgevoerd inzake rente tijdens de bouw. Voor deze en overige sectoroverschrijdende uitgangspunten wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Nieuwe bouwmaatstaven Verpleging & Verzorging In de nieuwe bouwmaatstaven zijn drie basisconcepten voor wonen omschreven. Het betreft individueel wonen, groepswonen en afdelingsgericht wonen. De ruimtebehoefte in verzorgingshuizen sluit aan op het concept van individueel wonen. In de nieuwe bouwmaatstaven zijn tevens basiskwaliteitseisen omschreven waar een voorziening minimaal aan moet voldoen. Daarnaast zijn facultatieve elementen beschreven die door initiatiefnemers flexibel zijn in te vullen. Voor de bouw van WZV-voorzieningen worden (naast de basiskwaliteitseisen) de kaders voornamelijk bepaald door de maximaal toegestane investeringskosten. Maaltijdvoorziening Voor de keuken kan worden gekozen voor een productiekeuken (vanaf 500 maaltijden), een satellietkeuken of een assemblage keuken. In de bouwmaatstaven voor Verpleging & Verzorging is de oppervlakte van de keukenvoorziening buiten beschouwing gelaten. Deze oppervlakte en de kosten ervan worden bepaald aan de hand van de bouwmaatstaven keukenvoorzieningen in de zorgsector. Indien overgegaan wordt tot uitbesteding van de maaltijdvoorziening kan voor de kapitaallastencomponent in de maaltijdprijs een beroep gedaan worden op de CTG-beleidsregel ‘kapitaallasten bij uitbesteding’. Voor het verkrijgen van deze toeslag kan een aanvraag ingediend worden bij het CTG. Tegelijkertijd kan het Bouwcollege verzocht worden een advies uit te brengen aan het CTG aangaande de met het uitbesteden van deze (of andere) dienst normatief bespaarde investeringskosten.
Cbz/nr. 0279-02
13
Kengetallen 2002
Tabel 3.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verzorgingshuizen (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Investering Nieuw verzorgingshuis - 100 plaatsen
122
Uitbreiding Kapitaallasten Overige exploitatiekosten 11
21
Totaal Exploitatiekosten 32
Tabel 3.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verzorgingshuizen (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Vervanging Investering Kapitaallasten Verzorgingshuis -100 plaatsen
122
11
Renovatie 50% Investering Kapitaallasten 54
6
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerd budget per plaats, verhoogd met de kapitaallasten samenhangend met de inventariskosten in het eerste jaar en de niet-genormeerde materiële kosten (energie, onroerende zaak belasting (ozb) en heffingen); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verzorgingsdagen; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijving. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG-afschrijvingsmethodiek gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 2.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten voor uitbreiding wordt verwezen naar bijlage 2.1 Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2002, verhoogd met grond- en startkosten. Indien sprake is van nieuwbouw op de huidige locatie zijn de grondkosten niet aan de orde. Bij renovatie zijn de 5 investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten voor vervangende nieuwbouw, exclusief grondkosten.
5)
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden, dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
Cbz/nr. 0279-02
14
Kengetallen 2002
Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per plaats opgenomen (zie hoofdstuk 1). De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn in de exploitatiekosten (onderdeel capaciteitsgebonden kosten) verwerkt. Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde rentepercentage is 6%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. De afschrijvingskosten zijn afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), de grond-, start- en inventariskosten. Voor deze categorieën bestaan verschillende afschrijvingspercentages. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) zijn gebaseerd op de in de Bouwkostennota gehanteerde opbouw van de achterliggende kosten, zoals bouwkundige voorzieningen en installaties, die in verschillende perioden worden afgeschreven. Het afschrijvingspercentage over de investeringskosten (sec) bedraagt gemiddeld circa 3,1%. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven. Bij renovatie worden zowel de investeringskosten (sec) als de startkosten in 20 jaar afgeschreven. Het afschrijvingspercentage uitgedrukt als percentage van de investeringskosten, inclusief start en grondkosten, bedraagt circa 2.7%. b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. De capaciteitsgebonden kosten bestaan uit het genormeerde bedrag per plaats, inventariskosten en de gebudgetteerde materiële kosten (energiekosten, ozb en heffingen en inventaris). Voor het genormeerde bedrag per plaats wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels voor loon- en materiële kosten en voor inventaris. De toeslagen per plaats voor zorgintensivering, werkdruk en scholing zijn in de capaciteitsgebonden kosten opgenomen. Ten opzichte van vorig jaar is een correctie toegepast op de verwerking van de inventariskosten in de capaciteitsgebonden kosten. Abusievelijk waren de investeringskosten verwerkt, in plaats van de uit deze investeringskosten voortvloeiende kapitaallasten. Overeenkomstig de benadering voor de sector verpleeghuizen is er nu bij de berekening vanuit gegaan dat, van het voor een periode van 10 jaar e beschikbare bedrag, circa 7/10 in het eerste jaar van ingebruikname wordt geïnvesteerd. De hieruit voortvloeiende kapitaallasten zijn thans in de capaciteitsgebonden exploitatiekosten verwerkt. Deze correctie verklaart de daling van het kengetal ten opzichte van vorig jaar. Voor de berekening van de productiegebonden kosten wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels voor loon- en materiële kosten. Bij het berekenen van de productiegebonden kosten worden de volgende aannames gehanteerd: - De bezettingsgraad is 100% (inclusief flexibilisering); - Bij uitbreiding is uitgegaan van verzorgingshuizen met meer dan 25 plaatsen; - Overige kosten op basis van CTG-beleidsregels, behalve de gebudgetteerde materiële kosten, deze zijn geraamd volgens de werkelijke kosten in 1995 en geïndexeerd.
Cbz/nr. 0279-02
15
Kengetallen 2002
De voor blinden/slechtzienden, doven en Indische Nederlanders geldende toeslagen zijn bij het opstellen van de kengetallen buiten beschouwing gebleven. Voor flankerend beleid, extramurale zorg en sectoroverschrijdende productie zijn door het CTG separate beleidsregels opgesteld. De exploitatiekosten van deze zorgvormen zijn afhankelijk van de overeengekomen productie-afspraken. Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. 2
Investeringskosten (per m ) (exclusief grond-, start-, en inventariskosten, prijspeil 1 januari 2002)
€ 1.614,-- voor algemene voorzieningen 6 € 1.263,-- voor woonareaal € 3.206,-- voor keukenvoorzieningen
6
Grondkosten
€ 13.800,-- per 65 m² bruto vloeroppervlak, gemaximeerd op € 13.800 per plaats De grondkosten voor de onderscheiden voorzieningen zijn conform de Bouwkostennota bepaald op basis van de ratio van de bruto vloeroppervlakte. Startkosten
4% van de investeringskosten (exclusief grond-, start-, en inventariskosten).
De investeringskosten zijn gebaseerd op de volgende bruto vloeroppervlakte per plaats, op basis van de vastgestelde bouwmaatstaven (inclusief satellietkeuken, exclusief aandeel productiekeuken): verzorgingshuis 100 plaatsen
2
78 m
Bronnen 1. College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2002. 2. CTG, Beleidsregels genormeerde personeelskosten duurzaam verblijf, materiële kosten duurzaam verblijf (14 december 2001, II-510 en II-511) 3. CTG, Beleidsregel investeringen in inventaris medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en programmatuur (8 maart 2002, II-539) 4. CTG, Beleidsregels sectoroverschrijdende productie, flankerend ouderenbeleid en extramurale zorg (22 juli 2002, II-547, II-552 en II-553) 5. CTG, Beleidsregel instandhoudingsinvesteringen verzorgingshuizen (22 juli 2002, II-555) 6. CTG, Beleidsregel afschrijving en huur verzorgingshuizen (27 september 2001, II-475) 7. CTG, Beleidsregel kapitaallasten bij uitbesteding (9 november 2000) 8. Bouwcollege, Bouwmaatstaven Keukenvoorzieningen in de zorgsector (3 april 2000) 9. Bouwcollege, Bouwmaatstaven Verpleging & Verzorging (8 juli 2002)
6
Waarvan € 17,44 is geoormerkt voor ICT
Cbz/nr. 0279-02
16
Kengetallen 2002
Bijlage 3.1
Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Verzorgingshuizen (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002)
Nieuw verzorgingshuis - 100 plaatsen
Cbz/nr. 0279-02
Rente
Afschrijvingen
Uitbreiding Capaciteitsgebonden
Productiegebonden
Totaal
8
3
13
8
32
17
Kengetallen 2002
Cbz/nr. 0279-02
18
Kengetallen 2002
4.
INSTELLINGEN VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG (GGZ)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector geestelijke gezondheidszorg weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 2001 is een aantal wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen luiden als volgt: − Ten gevolge van de vaststelling door het Bouwcollege van nieuwe maatstaven voor langdurige zorg, logeervoorzieningen en verslavingszorg is een aantal kengetallen (gerelateerd aan de investeringskosten) meer dan trendmatig gewijzigd t.o.v. voorgaand jaar. − Bij enkele categorieën is het aantal m² per plaats afhankelijk van de omvang van de instelling. In de berekeningen is voor de desbetreffende categorieën uitgegaan van het rekenkundig gemiddelde van het minimum en maximum. − Vanaf 1 januari 2002 is er in de CTG-beleidsregels een budgetparameter voor logeerplaatsen en logeerdagen opgenomen. In de berekeningen is uitgegaan van maximale openstelling van 200 dagen per plaats per jaar. − Vanaf 1 januari 2002 is het aandeel van de RIAGG in de berekeningen voor de poliklinische kengetallen verwerkt.
Cbz/nr. 0279-02
19
Kengetallen 2002
Tabel 4.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Geestelijke gezondheidszorg (per plaats op jaarbasis; bedragen* € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Uitbreiding Investering Kapitaallasten Overige exploitatiekosten APZ/RGC - klinisch (gemiddelde zorg) - klinisch (kortdurend, rgc) - klinisch (langdurend) - woonvoorz. (gemid.zorg) - individueel wonen (langdurend) - sociow./kleinsch. groepswonen (langdur.) - v/h OVDB - woon/werkvz. autisten - deeltijd - polikliniek (1.000 contacten) - Zorg op maat Verslavingszorg - klinisch - deeltijd - polikliniek (1.000 contacten) - Zorg op maat Kinder- en jeugdpsychiatrie - klinische plaats - ZIZ plaats - BOPZ plaats - deeltijd - polikliniek (500 contacten) - Zorg op maat - logeerplaats Forensische psychiatrie - klinische plaats FPK (<=55) - klinische plaats FPK (>55) - klinische plaats FPA - deeltijd - polikliniek (1.000 contacten) KIB - klinisch
Cbz/nr. 0279-02
Totaal exploitatiekosten
141 141 141 88 78 77 87 146 54 72 pm
12 12 12 7 7 7 7 13 4 6 pm
48 58 42 48 42 42 48 64 27 80 48
60 70 54 55 49 49 55 77 31 86 48
175 56 72 pm
15 4 6 pm
57 27 80 57
72 31 86 57
189 189 189 67 81 pm 88
16 16 16 6 7 pm 7
87 143 109 41 49 87 49
103 159 125 47 56 87 56
245 245 176 64 101
21 21 15 6 9
132 122 100 40 128
153 143 115 46 137
188
16
145
161
20
Kengetallen 2002
Tabel 4.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Geestelijke gezondheidszorg (per plaats op jaarbasis; bedragen* € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Vervanging Investering Kapitaallasten APZ/RGC - klinisch (gemiddelde zorg) - klinisch (kortdurend, rgc) - klinisch (langdurend) - woonvoorz. (gemid.zorg) - individueel wonen (langdurend) - sociow./kleinsch.groepswonen (langdur.) - v/h OVDB - woon/werkvz. autisten - deeltijd - polikliniek (1.000 contacten) - Zorg op maat Verslavingszorg - klinisch - deeltijd - polikliniek (1.000 contacten) - Zorg op maat Kinder- en jeugdpsychiatrie - klinische plaats - ZIZ plaats - BOPZ plaats - deeltijd - polikliniek (500 contacten) - Zorg op maat - logeerplaats Forensische psychiatrie - klinische plaats FPK (<=55) - klinische plaats FPK (>55) - klinische plaats FPA - deeltijd - polikliniek (1.000 contacten) KIB - klinisch
Cbz/nr. 0279-02
Renovatie 50% Investering Kapitaallasten
141 141 141 88 78 77 87 146 54 72 Pm
12 12 12 8 7 7 7 13 4 6 pm
60 60 60 38 31 34 37 62 23 31 pm
7 7 7 4 3 4 4 7 3 3 Pm
175 56 72 Pm
15 4 6 pm
75 24 31 pm
8 3 3 Pm
189 189 189 67 81 Pm 88
16 16 16 6 7 pm 7
81 81 81 29 34 pm 38
9 9 9 3 4 Pm 4
245 245 176 64 101
21 21 15 6 9
108 108 77 28 43
12 12 8 3 5
188
16
83
9
21
Kengetallen 2002
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerde budget per plaats, verhoogd met de (genormeerde) kosten voor energie, onroerende zaak belasting (ozb) en heffi ngen en met de kapitaallasten samenhangend met de aanschaf van inventaris; - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verpleegdagen, aantal eerste opnames, deeltijdbehandelingen en poliklinische verrichtingen. De berekeningen zijn gebaseerd op de gemiddelde bezettingsgraad (zie CTG-beleidsregels), zorgzwaarte en aantal eerste opnames; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijvingskosten. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG-afschrijvingsmethodiek gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 4.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten in rente en afschrijvingen enerzijds en capaciteits- en productiegebonden kosten anderzijds wordt verwezen naar bijlage 4.1. Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2002 verhoogd met grond- en startkosten. Indien sprake is van vervangende nieuwbouw op de huidige locatie is geen sprake van grondkosten. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten van vervangende nieuwbouw (exclusief 7 grondkosten) . Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per plaats opgenomen, omdat de kosten van inventaris normatief zijn bepaald en in het budget zijn opgenomen. De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen, zijn in de exploitatiekosten (onderdeel capaciteitsgebonden kosten) verwerkt. Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde interestpercentage is 6,0%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken.
7)
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
Cbz/nr. 0279-02
22
Kengetallen 2002
Het afschrijvingspercentage is afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), gronden startkosten. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) bedragen circa 3,0% en zijn gebaseerd op de onderliggende componenten (zoals bouwkundige voorzieningen), die in verschillende perioden worden afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven. Grondkosten worden niet afgeschreven. In het staatje zijn de gemiddelde afschrijvingen over de investeringskosten (inclusief grondkosten) weergegeven. Bij renovaties worden zowel de investeringskosten (sec) als de startkosten in 20 jaar afgeschreven. afschrijvingspercentages
klinische plaats APZ/RGC woonvoorziening en WWA ‘sociowoning’ en logeerhuis Verslavingszorg Kinder- en jeugdpsychiatrie Forensische psychiatrie Kliniek voor intensieve behandeling deeltijd polikliniek renovaties
2,5% 2,5% 2,3% 2,5% 2,6% 2,6% 2,6% 2,5% 2,5% 5,0%
b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. De capaciteitsgebonden kosten zijn opgebouwd uit het genormeerde budget per plaats, de kapitaallasten voortvloeiend uit de aanschaf van inventaris en de (genormeerde) kosten voor energiekosten, ozb en heffingen. De twee laatstgenoemde posten zijn gerelateerd aan de normatieve vloeroppervlakte die wordt gehanteerd bij de bepaling van het jaarlijkse instandhoudingsbudget. De kosten van inventaris zijn berekend door het jaarlijkse normbedrag per normatieve m² (€ 13.54) conform de CTG-beleidsregels te vermenigvuldigen met 7 en over dit bedrag rente (6%) en afschrijvingen (10%) te bepalen. De kosten voor energie, ozb en heffingen zijn genormeerd aan de hand van het normatieve vloeroppervlak. De instellingen ontvangen € 19,51 per normatieve m². De normatieve vloeroppervlakte is gelijk aan de oppervlakte die wordt gehanteerd bij de bepaling van het jaarlijkse instandhoudingsbudget. Bij capaciteitsuitbreiding neemt het budget voor de jaarlijkse instandhouding toe. Gelet op het geringe bedrag per plaats is hiervan geabstraheerd. Voor de berekening van de productiegebonden kosten wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels over de loon- en materiële kosten. Voor enkele categorieën zijn deze verduidelijkt: - bij APZ'en wordt onderscheid gemaakt naar zorgzwaarte: gemiddeld, kortdurend en langdurend; - bij de budgetberekening van "structurerende deeltijdbehandeling met Bed op recept" (OVDB) is uitgegaan van het budget van een te substitueren gemiddelde klinische plaats; - het ‘budget’ voor poliklinische verrichtingen is bepaald door de loon en materiële kosten per verrichting te wegen met de productieafspraken 2001 uit het CTG-jaarverslag;
Cbz/nr. 0279-02
23
Kengetallen 2002
-
-
bij Zorg op maat is uitgegaan van het (genormeerde) capaciteitsbedrag per plaats en de productiegebonden kosten bij de gemiddelde zorgzwaarte (inclusief eerste opnames). Met het budget worden de ambulante zorgvormen ingevuld (psychiatrische thuiszorg etc.). In de CTGbeleidsregels wordt hiervoor het begrip “vernieuwde zorg” gehanteerd. de kosten per plaats in een op te richten Multifunctioneel centrum, een voorziening op het snijvlak van kinder- en jeugdpsychiatrie en gehandicaptenzorg, is hoger dan gemiddeld en bedraagt circa € 116.000,--, waarvan € 105.000,-- aan personele en materiële kosten (inclusief energie etc.) en € 11.000,-- aan kapitaallasten;
Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. Investeringskosten (per m²) (exclusief grond-, start- en inventariskosten, volgens Bouwkostennota 2002)
klinische plaats RGC, APZ-sociowoning woonvoorziening, logeervoorziening en WWA individueel wonen Verslavingszorg (totale nieuwbouw) Kinder- en jeugdpsych. (totale nwbw) FPK en KIB (totale nieuwbouw) FPA, KIB (partiële nieuwbouw)
€ 1.572,-€ 1.569,-€ 1.091,-€ 1.639,-€ 1.719,-€ 2.050,-€ 1.907,--
Bij poliklinieken, “OVDB” en deeltijd is het bedrag in de betreffende categorie toegepast. Voor alle voorzieningen (ook de woningen) is in de tabel uitgegaan van eigendom. De maandhuur in stedelijk gebied bedraagt maximaal € 220,-- per plaats per maand voor trainingsunit-achtige woningen waar cliënten worden gehuisvest voordat zij in aanmerking komen voor een RIBW-woning of begeleid zelfstandig wonen. De huur van woonvoorzieningen voor cliënten met een relatief hoge zorgzwaarte bedraagt maximaal € 345,-- per maand per plaats. De huur van logeervoorzieningen bedraagt maximaal € 236,-- per plaats per maand. Voorzieningen voor ZOM (dagactiviteitencentra, inloopruimten, kantoorruimte voor ambulant werkend personeel etc.) worden veelal gehuurd. Gelet op de verscheidenheid aan voorzieningen zijn hiervoor geen investeringskosten geraamd. Grondkosten
APZ/RGC, Verslavingszorg, KJP Sociowoningen
€ 17.500,-€ 8.800,--
Bij woonvoorzieningen, poliklinieken, “OVDB” en deeltijd worden de grondkosten berekend naar rato van het bruto vloeroppervlak (bvo) van de voorziening ten opzichte van de bvo van de betreffende klinische plaats. Startkosten
Cbz/nr. 0279-02
maximaal 4% van de investeringskosten (exclusief grond-, start- en inventariskosten), bij woningen maximaal 1%.
24
Kengetallen 2002
De investeringskosten zijn gebaseerd op de volgende (maximale) bruto vloeroppervlakte per plaats op basis van de vastgestelde bouwmaatstaven: per (klinische) plaats
klinische plaats RGC/langdurige zorg APZ-woonvoorziening (kortdurende zorg) APZ-sociowoning (langdurige zorg) APZ individueel wonen (langdurige zorg) 1) "OVDB" woon/werkvoorziening volw. autisten (WWA) 2) Verslavingszorg (totale nieuwbouw) 3) Kinder- en jeugdpsychiatrie (totale nieuwbouw) 4) FPK en KIB (totale nieuwbouw) 5) FPA, KIB (partiële nieuwbouw) 6) Logeervoorziening
per deeltijdplaats
APZ/RGC, forensische psych., verslavingszorg Kinder- en jeugdpsychiatrie
polikliniek
volwassenen en FPA (1.000 verrichtingen) kinderen en jeugd (500 verrichtingen)
1)
Structurerende deeltijdbehandeling met Bed Op Recept
2)
Afhankelijk van de omvang van de instelling 70 tot 100 m² Afhankelijk van de omvang van de instelling 82 tot 100 m²
3) 4) 5) 6)
73 m² 46 m² 42 m² 55 m² 45 m² 76 m² 87,5 m² 94 m² 102 m² 77,5 m² 46 m² 28 m² 32 m² 37,5 m² 42 m²
Afhankelijk van de omvang van de instelling 97 tot 106 m² Afhankelijk van de omvang van de instelling 76 tot 79 m² Afhankelijk van de omvang van de instelling 44 tot 48 m²
Overigens wordt erop gewezen dat bij (beperkte) capaciteitsuitbreiding rekening wordt gehouden met functies die in de bestaande huisvesting worden uitgeoefend, zodat niet het volledige aantal m²-'s per plaats wordt toegekend.
Bronnen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2002. Bouwcollege, Bouwmaatstaven voor langdurige zorg GGZ. Bouwcollege, Bouwmaatstaven voor Logeervoorzieningen in de GGZ-sector. Bouwcollege, Bouwmaatstaven Verslavingszorg. CTG, Beleidsregel afschrijvingen. CTG, Beleidsregel loon en materiële kosten psychiatrie (21 november 2001, III-686). CTG, Beleidsregel investeringen in medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en -programmatuur voor psychiatrische ziekenhuizen (15 augustus 2001, III-644). 8. CTG, Mutatie budgetmaximum. Brief van 29 februari 2000 met kenmerk TY/yb/GGZ/00/02c. 9. CTG, Jaarverslag 2001.
Cbz/nr. 0279-02
25
Kengetallen 2002
Bijlage 4.1
Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Geestelijke gezondheidszorg (per plaats op jaarbasis; bedragen* € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Uitbreiding Rente Afschrijvingen Capaciteits- Productie- Totaal gebonden gebonden
APZ/RGC - klinisch (gemiddelde zorg) - klinisch (kortdurend, rgc) - klinisch (langdurend) - woonvoorz. (gemid.zorg) - individueel wonen (langdurend) - sociow./kleinsch. groepswonen (langdur.) - v/h OVDB - woon/werkvz. autisten - deeltijd - polikliniek (1.000 contacten) - Zorg op maat Verslavingszorg - klinisch - deeltijd - polikliniek (1.000 contacten) - Zorg op maat Kinder- en jeugdpsychiatrie - klinische plaats - ZIZ plaats - BOPZ plaats - deeltijd - polikliniek (500 contacten) - Zorg op maat - logeerplaats Forensische psychiatrie - klinische plaats FPK (<=55) - klinische plaats FPK (>55) - klinische plaats FPA - deeltijd - polikliniek (1.000 contacten) KIB - klinisch
Cbz/nr. 0279-02
8 8 8 5 5 5 5 9 3 4 pm
4 4 4 2 2 2 2 4 1 2 pm
18 18 18 18 18 18 18 18 12 0 18
30 40 24 30 24 24 30 46 15 80 30
60 70 54 55 49 49 55 77 31 86 48
11 3 4 pm
4 1 2 pm
20 11 0 20
37 16 80 37
72 31 86 57
11 11 11 4 5 pm 5
5 5 5 2 2 pm 2
22 49 28 12 0 22 12
65 94 81 29 49 65 37
103 159 125 47 56 87 56
15 15 10 4 6
6 6 5 2 3
40 30 23 9 0
92 92 77 31 128
153 143 115 46 137
11
5
50
95
161
26
Kengetallen 2002
5. INSTELLINGEN VOOR GEHANDICAPTENZORG (GHZ)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector gehandicaptenzorg weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 2001 is een technische verandering doorgevoerd inzake rente tijdens de bouw. Voor deze en de sectoroverschrijdende wijzigingen wordt verwezen naar hoofdstuk 1. De uitvoeringstoets zintuiglijk gehandicapten is nog niet afgerond en is voor de Kengetallen 2002 buiten beschouwing gelaten. Verwacht wordt dat per 1 januari 2003 een nieuwe bekostigingssystematiek van kracht wordt voor de GHZ. Deze is nu nog niet beschikbaar, hetgeen betekend dat met de in gebruik zijnde systematiek verder wordt gewerkt. Ten opzichte van de systematiek voor de samenstelling van de Kengetallen 2001 zijn verder de volgende wijzigingen doorgevoerd: − De kostennorm voor een instelling is uit de Bouwkostennota 2002 verdwenen, in de GHZ wordt deze niet meer gebruikt. Ook in de Kengetallen 2002 wordt de instelling niet meer vermeld. − In de Bouwmaatstaven voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten is het bruto vloeroppervlakte voor wonen variabel van 42 t/m 63 m² maximaal, afhankelijk van de doelgroep. Voor de berekeningen is uitgegaan van 42 m², de norm voor de standaard doelgroep in een groepswoning.
Cbz/nr. 0279-02
27
Kengetallen 2002
Tabel 5.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Gehandicaptenzorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Investering Verstandelijk gehandicapten Instelling (of dependance) Woonvoorziening Sociowoning toeslagen: - observatie - blinden/doven - SGLVG-behandel - SGLVG-verblijf - MFC Licht verst. Gehandicapten Instelling Woonvoorziening Fasehuis/sociowoning toeslagen: - gedragsgestoorden - achtervang - achtervang besloten opvang - MFC Auditief gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) Woonvoorziening Visueel gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) Sociowoning
Cbz/nr. 0279-02
Uitbreiding Kapitaallasten Overige exploitatiekosten
Totaal exploitatiekosten
80 50
8 5
47 47 47
47 55 52
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
30 4 55 40 43
30 4 55 40 43
0 80 50
8 5
40 40 40
40 48 45
0 0
0 0
17 31
17 31
0 0
0 0
42 43
42 43
0 80
8
34 34
34 41
0 50
5
42 41
42 46
28
Kengetallen 2002
Tabel 5.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Gehandicaptenzorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Vervanging Investering Kapitaallasten Verstandelijk gehandicapten Instelling (of dependance) Woonvoorziening Sociowoning Licht verst. Gehandicapten Instelling Woonvoorziening Fasehuis/sociowoning Auditief gehandicapten Instelling Woonvoorziening Visueel gehandicapten Instelling Sociowoning
Renovatie 50% Investering Kapitaallasten
80 50
8 5
33 20
4 2
80 50
8 5
33 20
4 2
80
8
33
4
50
5
20
2
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerde budget per plaats, verhoogd met de kosten uit hoofde van onroerende zaak belasting (ozb) en heffingen (deze zijn niet genormeerd); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verpleegdagen, verhoogd met de energiekosten (deze zijn niet genormeerd); - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijving. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG-afschrijvingsmethodiek gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 5.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de totale exploitatiekosten bij uitbreiding wordt verwezen naar bijlage 5.1. Behalve de bovengenoemde soorten van exploitatiekosten worden in het budget onder de in de CTGbeleidsregels genoemde omstandigheden tevens toeslagen voor locatiegebonden kosten toegekend; hieronder vallen de deconcentratietoeslag en de regiotoeslag.
Cbz/nr. 0279-02
29
Kengetallen 2002
Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2002 verhoogd met grond- en startkosten en exclusief rente tijdens de bouw. In geval van vervangende nieuwbouw op de huidige locatie ontstaan geen grondkosten. In geval van renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten van vervangende nieuwbouw 8 (exclusief grond- en startkosten). Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de hier opgevoerde investeringskosten per plaats opgenomen, omdat de kosten van inventaris normatief zijn bepaald en in het budget zijn opgenomen. De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn wel in de exploitatiekosten (onderdeel capaciteitsgebonden kosten) verwerkt. Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde interestpercentage is 6%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het plannings- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. De afschrijvingskosten zijn afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), de gronden startkosten. Voor deze categorieën bestaan verschillende afschrijvingspercentages. De afschrijvingen over de investeringen (sec) zijn gebaseerd op de opbouw van de achterliggende kostencomponenten, zoals bouwkundige voorzieningen en installaties, en verschillen per voorziening. Grondkosten worden niet afgeschreven, startkosten in 40 jaar en inventariskosten in 10 of 5 (automatisering) jaar. In de navolgende staat zijn de afschrijvingen op de investering inclusief startkosten en exclusief inventaris uitgedrukt als aandeel van het investeringsbedrag (inclusief start- en grondkosten en exclusief inventaris).
Woonvoorziening instelling Sociowoning
Nieuwbouw 2,4% 2,3%
Renovatie 5% 5%
b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. Bij het berekenen van deze kosten is uitgegaan van een instelling voor verstandelijk gehandicapten met 200 plaatsen, voor licht verstandelijk gehandicapten met 60 plaatsen, voor auditief gehandicapten met 150 plaatsen en voor visueel gehandicapten met 100 plaatsen.
8)
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden, dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
Cbz/nr. 0279-02
30
Kengetallen 2002
De capaciteitsgebonden kosten bestaan uit het genormeerde budget per plaats, de kapitaallasten voortvloeiend uit de aanschaf van inventaris en de (niet-genormeerde) kosten uit hoofde van OZB en heffingen. Voor het genormeerd bedrag per plaats wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels. De instellingsgebonden budgetcomponent is, zoals vermeld, niet langer in de kengetallen verdisconteerd. Bij de oprichting van een nieuwe instelling moet het instellingsbedrag dus bij de berekening worden meegenomen. Voor het jaar 2002 heeft het CTG deze bedragen per instelling als volgt vastgesteld: Verstandelijk gehandicapten
tot en met 50 plaatsen met meer dan 50 plaatsen
licht verstandelijk gehandicapten auditief gehandicapten met minder dan 100 plaatsen met 100 of meer plaatsen visueel gehandicapten
€ 18.451,00 € 31.315,00 € 2.367,18 € 6.635,00 € 33.174,00 € 93.067,00
De productiegebonden kosten worden berekend op basis van het genormeerde budget per plaats en per dag en uit de energiekosten. Voor het genormeerde budget wordt verwezen naar de CTGbeleidsregelbedragen voor de loon- en materiële kosten. Bij de verwerking hiervan in de kengetallen zijn de volgende aannames gehanteerd: De bezettingspercentages zijn afgeleid uit de tabellen voor ‘Toelatingen en productieafspraken gehandicaptensector’ in bijlage V.5, pp. 299-304, jaarverslag CTG 2001, door de aantallen voor ‘Totaal bezette plaatsen’ te delen door die van ‘Toegelaten capaciteit’. Ten opzichte van 2000 is bij de instellingen voor auditief gehandicapten een lichte daling van de bezetting opgetreden, voor de instellingen voor visueel gehandicapten is er sprake van een geringe stijging. De berekening resulteert in de volgende bezettingspercentages: - Verstandelijk en licht verstandelijk gehandicapten 100% - Auditief gehandicapten 64% - Visueel gehandicapten 47% De weging van de zorgzwaarte (per categorie van leeftijd en groepsgrootte) is afgeleid uit de samenstelling van de bewonersverdeling welke eveneens weergegeven is in de tabellen in bijlage V.5, pp. 299-304, jaarverslag CTG 2001. Bij algemene instellingen voor verstandelijk gehandicapten is verondersteld dat het aandeel van blinde en/of dove observatie-bewoners in de groep observatie-bewoners hetzelfde is als het aandeel van blinde en/of dove bewoners in het totale aantal bewoners. Bij algemene instellingen voor verstandelijk gehandicapten is de vergoeding voor sectorspecifieke opleidingen buiten beschouwing gelaten. Bij instellingen voor auditief gehandicapten en instellingen voor visueel gehandicapten is de vergoeding voor dag- en ambulante behandeling buiten beschouwing gebleven. Met het oog op locatiegebonden kosten wordt in bepaalde gevallen (zie beleidsregel deconcentratie en beleidsregel loonkosten) een deconcentratietoeslag of een regiotoeslag toegekend. Bij vervanging van plaatsen op de hoofdlocatie tijdens een deconcentratieproces kan onder bepaalde voorwaarden een toeslag op de loonkosten worden opgenomen van € 1.244,37 per plaats. Voor instellingen die geëxploiteerd worden in bepaalde regio’s geldt een regiotoeslag op de loonkosten in verband met arbeidsmarktomstandigheden.
Cbz/nr. 0279-02
31
Kengetallen 2002
De energiekosten zijn geraamd op basis van gegevens uit de Financiële Statistieken van Prismant en geïndexeerd met de CTG-prijsindex voor materiële kosten. Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. Daarnaast kunnen ze worden gebruikt om de investeringskosten voor specifieke projecten te bepalen. 2
Investeringskosten (per m ) (excl. bouwrente, grond-, start- en inventariskosten, volgens Bouwkostennota 2002)
Instelling Woonvoorziening Sociowoning
Grondkosten (per plaats)
bij 63 m²/plaats bij 42 m²/plaats bij 36 m²/plaats
Startkosten (per plaats): (als percentage van de investeringskosten exclusief grond- start- en inventariskosten)
Instelling / woonvoorziening Sociowoning
-€ 1.569,-€ 1.091,--
€ 17.500,-€ 11.667,-€ 10.000,-maximaal 4% maximaal 1%
Bronnen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2002. CTG, Beleidsregel materiële kosten, 18 -12-2001 (III-660, III-661, III-664,III-665). CTG, Beleidsregel loonkosten, 18 -12-2001 (III-658, III-659, III-666,III-667). CTG, Jaarverslag 2001. Bouwcollege, Bouwmaatstaven voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten 2002 Prismant, Financiële statistiek 1998 Instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Prismant, Financiële statistiek 1998 Instellingen voor zintuiglijk gehandicapten.
Cbz/nr. 0279-02
32
Kengetallen 2002
Bijlage 5.1
Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Gehandicaptenzorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002)
Verstandelijk gehandicapten Instelling (of dependance) Woonvoorziening Sociowoning Toeslagen: - observatie - blinden/doven - SGLVG-behandel - SGLVG-verblijf - MFC Licht verst. Gehandicapten Instelling Woonvoorziening Fasehuis/sociowoning Toeslagen: - gedragsgestoorden - achtervang - achtervang besloten opvang - MFC Auditief gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) Woonvoorziening Visueel gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) Sociowoning
Cbz/nr. 0279-02
Rente
Afschrijvingen
Uitbreiding Capaciteitsgebonden
Productiegebonden
Totaal
6 4
2 1
20 20 20
27 27 27
47 55 52
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
8 0 17 12 43
22 4 38 28 0
30 4 55 40 43
6 4
2 1
4 4 4
36 36 36
40 48 45
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 3 0
17 31 39 43
17 31 42 43
6
2
18 18
16 16
34 42
4
1
26 25
16 16
42 46
33
Kengetallen 2002
Cbz/nr. 0279-02
34
Kengetallen 2002
6. ALGEMENE ZIEKENHUIZEN (ZH)
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector algemene ziekenhuizen weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 2001 is een technische verandering doorgevoerd inzake rente tijdens de bouw. Voor deze en de sectoroverschrijdende wijzigingen wordt verwezen naar hoofdstuk 1, paragraaf Uitgangspunten. Conform de Kengetallen 2001 is geen aandacht besteed aan bijzondere medische voorzieningen (functies ex WBMV) en andere bijzondere voorzieningen (bijv. AIDS-centrum of bij zorgvernieuwing).
Tabel 6.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Algemene ziekenhuizen (per bed of functieeenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Investering Uitbreiding Bed met functie-uitbreiding Bed zonder functie-uitbreiding Functie-eenheid: - interne specialismen - heelkundige specialismen - zenuw- en zielsziekten - overige specialismen Inkrimping Bed Functie-eenheid: - interne specialismen - heelkundige specialismen - zenuw- en zielsziekten - overige specialismen
Uitbreiding/inkrimping Kapitaallasten Overige exploitatiekosten
Totaal exploitatiekosten
237 237
21 21
25 63
46 84
-
-
709 761 529 347
709 761 529 347
-
-
25
25
-
-
709 761 529 347
709 761 529 347
Tabel 6.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Algemene ziekenhuizen (per bed of functieeenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002)
Bed Functie-eenheid: - interne specialismen - heelkundige specialismen - zenuw- en zielsziekten - overige specialismen
Cbz/nr. 0279-02
Vervanging Investering Kapitaallasten 237 21
-
-
Renovatie 50% Investering Kapitaallasten 110 12
-
-
35
Kengetallen 2002
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerde budget per bed of gewogen specialisten-eenheid, verhoogd met het genormeerde deel locatiegebonden kosten voor onderhoud, energie en belastingen, heffingen en verzekeringen en met de kapitaallasten van investeringen in inventaris (zie hierna). Wiegen voor gezonde zuigelingen worden overigens beschouwd als bedden; - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productieafspraken over verpleegdagen, dagverpleging en (gewogen) opnames en eerste polikliniekbezoeken. De berekeningen zijn gebaseerd op de realisaties over 2000. Productie wordt aan functie-eenheden gekoppeld, tenzij sprake is van uitbreiding van bedden zonder dat het aantal functie-eenheden wordt uitgebreid; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijvingskosten over de investering exclusief inventaris. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTGafschrijvingsmethodiek (zie CTG-beleidsregel) gehanteerd. Bij beddenreductie ondergaat de productie geen wijziging, omdat ervan uit wordt gegaan dat het lege bedden betreft. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 6.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten in rente en afschrijvingen enerzijds en capaciteits- en productiegebonden kosten anderzijds wordt verwezen naar bijlage 6.1. Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per bed gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2002 verhoogd met grond- en startkosten (zie hierna voor de diverse specificaties). Bij nieuwbouw op de huidige locatie is geen sprake van grondkosten. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten van nieuwbouw exclusief grondkosten maar 9) inclusief startkosten. Bij uitbreiding(-snieuwbouw) zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per bed opgenomen (zie hoofdstuk 1). De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn wel in de exploitatiekosten, onderdeel overige (capaciteitsgebonden) exploitatiekosten opgenomen (zie hiervoor). Per functie-eenheid zijn geen investeringskosten geraamd, omdat niet bekend is of sprake is van uitbreiding van polikliniekunits. Voor dagverplegingsplaatsen geldt dat de investeringskosten maximaal 50% van de investeringskosten voor een bed mogen bedragen. 9)
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
Cbz/nr. 0279-02
36
Kengetallen 2002
Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het interestpercentage is 6%. Dit percentage wordt gebruikt bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het percentage hiervan afwijken. Het afschrijvingspercentage bij nieuwbouw is afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), grond- en startkosten. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) zijn gebaseerd op de onderliggende componenten (zoals bouwkundige voorzieningen), die in verschillende perioden worden afgeschreven. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven. Bij renovatie geldt één afschrijvingspercentage. In het onderstaande staatje zijn de gemiddelde afschrijvingspercentages over het totale investeringsbedrag weergegeven. afschrijvingspercentages
uitbreidingsnieuwbouw vervangende nieuwbouw renovaties
3,0% 3,0% 5,0%
b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. De capaciteitsgebonden kosten kennen de volgende opbouw: - het genormeerde bedrag per bed, op basis van de FB-parameterwaarden (€ 7.929,--); - het genormeerde bedrag per functie-eenheid, bepaald aan de hand van het aantal gewogen specialisteneenheden, zoals vermeld in de publicatie "Jaarboek ziekenhuizen 2000" van Prismant, en de beleidsregelbedragen per eenheid (€ 218.135,--). - deel locatiegebonden kosten per bed: het genormeerde bedrag per bed op basis van de FBparameterwaarden (totaal € 73,65 per normatieve m²) en 95 normatieve m²’s per bed. - de kapitaallasten inventarissen: 10% afschrijving en 6% rente over de investering (zie hierna). De productiegebonden kosten per bed zijn op "0" gesteld voor zover sprake is van functie-uitbreiding. De productiegebonden kosten zijn, zoals eerder vermeld, gekoppeld aan de productie per specialisteneenheid. Indien geen sprake is van functie-uitbreiding zijn de kosten berekend door het aantal opnamen en verpleegdagen te vermenigvuldigen met de relevante beleidsregelbedragen. Hierbij is uitgegaan van het "gemiddelde" ziekenhuis met 62 gewogen specialisteneenheden, 80% bezetting en een gemiddelde opnameduur van 8,0 dagen. Bij de berekening van de productiegebonden kosten per specialisteneenheid is het aantal verpleegdagen, gewogen opnames, dagverpleging en eerste polikliniekbezoeken (gewogen) per specialist (gewogen) vermenigvuldigd met de betreffende beleidsregelbedragen. Tevens is rekening gehouden met het effect van de uitbreiding met een specialisteneenheid op de beleidsregelbedragen per verpleegdag etc. Deze bedragen zijn immers afhankelijk van het aantal specialisten.
Cbz/nr. 0279-02
37
Kengetallen 2002
Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen: Bruto vloeroppervlakte (per bed) 2
Investeringskosten (per m , prijspeil 1 januari 2002) Grondkosten (per bed) Startkosten (per bed) Inventariskosten (per bed)
95 m² € € € €
2.224,-17.500,-8.451,-63.400,--
De bruto vloeroppervlakte en de grondkosten per bed en de investeringskosten per m² zijn conform de Bouwkostennota 2002. De investeringskosten per m² zijn exclusief grond-, start- en inventariskosten. Bij een beddenpromillage dat lager ligt dan 2,8 kan van hetzelfde investeringsbedrag worden uitgegaan, aangezien een vermindering van het beddenaantal geen verminderde ruimtebehoefte voor de instelling impliceert. De startkosten bedragen (maximaal) 4% van de investeringskosten exclusief grond-, start- en inventariskosten. De inventariskosten zijn berekend door de inventariskosten per bed te sommeren met de inventariskosten per specialist waarbij laatstgenoemde is verdeeld over het aantal bedden. Bij de berekeningen is uitgegaan van de CTG-beleidsregelbedragen die behoren bij een "gemiddeld" ziekenhuis met 62 gewogen specialisteneenheden. Opgemerkt wordt dat functie-uitbreidingen welke niet gepaard gaan met bouw eveneens leiden tot verruiming van de investeringsmogelijkheden ten behoeve van medische en overige inventarissen.
Bronnen 1. College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2002. 2. CTG, Beleidsregel functiegerichte budgettering algemene ziekenhuizen 2002 (23 november 2001, I-498). 3. CTG, Beleidsregel locatiegebonden kosten algemene ziekenhuizen 2002 ( 6 december 2001, I-503) 4. CTG, Beleidsregel investeringen 2002 (2 mei 2002, I-553). 5. CTG, Beleidsregel afschrijvingen. 6. Prismant, Jaarboek ziekenhuizen 2000.
Cbz/nr. 0279-02
38
Kengetallen 2002
Bijlage 6.1
Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Algemene ziekenhuizen (per bed of functie-eenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002)
Bed met functie-uitbreiding Bed zonder functie-uitbreiding Functie-eenheid: - interne specialismen - heelkundige specialismen - zenuw- en zielsziekten - overige specialismen
Cbz/nr. 0279-02
Rente
Afschrijvingen
14 14
7 7
Uitbreiding Capaciteitsgebonden 25 25
-
-
239 202 180 125
Productiegebonden 38
Totaal
470 559 349 222
709 761 529 347
46 84
39
Kengetallen 2002
Cbz/nr. 0279-02
40
Kengetallen 2002
7. REVALIDATIECENTRA
In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector revalidatiecentra weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 2001 is een technische verandering doorgevoerd inzake rente tijdens de bouw. Voor deze en de sectoroverschrijdende wijzigingen wordt verwezen naar hoofdstuk 1, paragraaf Uitgangspunten.
Tabel 7.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Revalidatiecentra (per calculatorisch bed of poliklinische behandeleenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002) Investering Calculatorisch (klinisch) bed Calculatorische poliklinische behandeleenheid
261 162
Uitbreiding Kapitaallasten Overige exploitatiekosten 24 51 15
Totaal exploitatiekosten 75
119
134
Tabel 7.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Revalidatiecentra (per calculatorisch bed of poliklinische behandeleenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002)
Calculatorisch (klinisch) bed Calculatorische poliklinische behandeleenheid
Vervanging Investering Kapitaallasten 261 24 162
15
Renovatie 50% Investering Kapitaallasten 122 13 81
9
Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerde budget per calculatorisch bed of poliklinische behandeleenheid, verhoogd met de kapitaallasten van investeringen in inventaris (zie hierna); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productieafspraken over het aantal verpleegdagen en het aantal revalidatiebehandeluren (poliklinisch); - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijvingskosten over de investering exclusief inventaris. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTGafschrijvingsmethodiek (zie CTG-beleidsregel) gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 7.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten in rente en afschrijvingen enerzijds en capaciteits- en productiegebonden kosten anderzijds, wordt verwezen naar bijlage 7.1.
Cbz/nr. 0279-02
41
Kengetallen 2002
Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de Bouwkostennota 2002 verhoogd met grond- en startkosten (zie hierna voor de diverse specificaties). Bij nieuwbouw op de huidige locatie is geen sprake van grondkosten. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten van vervangende nieuwbouw exclusief 10 grondkosten maar inclusief startkosten . Voor poliklinische plaatsen zijn geen grondkosten gerekend. Bij uitbreiding(-snieuwbouw) zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per plaats opgenomen (zie hoofdstuk 1). De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen zijn wel in de exploitatiekosten, onderdeel overige (capaciteitsgebonden) exploitatiekosten opgenomen (zie hiervoor). Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde interestpercentage is 6%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. Het afschrijvingspercentage bij nieuwbouw is afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), grond- en startkosten. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) zijn gebaseerd op de onderliggende componenten (zoals bouwkundige voorzieningen), die in verschillende perioden worden afgeschreven. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven. Bij renovatie geldt één afschrijvingspercentage. In het onderstaande staatje zijn de afschrijvingspercentages over het totale investeringsbedrag weergegeven. afschrijvingspercentages
uitbreidingsnieuwbouw bed uitbreidingsnieuwbouw poliklinisch vervangende nieuwbouw bed vervangende nieuwbouw poliklinisch renovaties
3,1% 3,3% 3,1% 3,3% 5,0%
b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. De capaciteitsgebonden kosten per calculatorisch bed en poliklinische behandeleenheid zijn gelijk aan het beleidsregelbedrag, verhoogd met de kapitaallasten inventarissen op basis van 10% afschrijving en 6% rente over de investering (zie hierna). De productiegebonden kosten per bed zijn berekend door het beleidsregelbedrag per verpleegdag te vermenigvuldigen met het aantal verpleegdagen (bij 90% bezetting). De productiegebonden kosten per calculatorische poliklinische behandeleenheid zijn berekend door het aantal revalidatiebehandeluren (1.280) te vermenigvuldigen met het relevante beleidsregelbedrag. 10)
Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen.
Cbz/nr. 0279-02
42
Kengetallen 2002
Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen: Bruto vloeroppervlakte per calculatorisch bed Bruto vloeroppervlakte per calculatorische poliklinische behandeleenheid
120 m² 80 m²
Investeringskosten (per m², prijspeil 1 januari 2002) Grondkosten per calculatorisch bed Grondkosten per calculatorische poliklinische behandeleenheid Startkosten per calculatorisch bed Startkosten per calculatorische poliklinische behandeleenheid Inventariskosten per calculatorisch bed Inventariskosten per calculatorische poliklinische behandeleenheid
€ € € € € € €
1.953,-17.500,-0,-9.374,-6.250,-17.600,-55.780,--
Het investeringsbedrag is berekend door uit te gaan van de bouwkosten en de bijkomende kosten en directiekosten etc. hiervan af te leiden. De startkosten bedragen (maximaal) 4% van de investeringskosten exclusief grond-, start- en inventariskosten. De inventariskosten zijn gelijk aan de beleidsregelbedragen vermenigvuldigd met de factor 10, omdat ervan uit wordt gegaan dat de inventaris nieuw moet worden aangeschaft.
Bronnen 1. College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Bouwcollege), Bouwkostennota 2002 en praktijkgegevens bouwplanadvisering. 2. CTG, Beleidsregel budgettering revalidatie 2002 (6 december 2001, I-504). 4. CTG, Beleidsregel investeringen 2002 (2 mei 2002, I-553). 5. CTG, Beleidsregel afschrijvingen
Bijlage 7.1
Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Revalidatiecentra (per calculatorisch bed of poliklinische behandeleenheid op jaarbasis; bedragen * € 1.000,--; prijspeil 1 januari 2002)
Calculatorisch (klinisch) bed Calculatorische poliklinische behandeleenheid
Cbz/nr. 0279-02
Rente
Afschrijvingen
16
8
Uitbreiding Capaciteitsgebonden 40
10
5
42
Productiegebonden 11
Totaal
77
134
75
43
Kengetallen 2002
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG
Datum
Betreft
7 oktober 2002
Kenmerk
Ga
Uw brief van
Afdeling
Economie
Uw kenmerk
Actualisatie kengetallen voor investerings- en exploitatiegevolgen van planning en bouwbeslissingen
Hierbij bieden wij u een tiende actualisatie aan van de kengetallen behorende bij het rapport “Ramingsmethodieken voor investerings- en exploitatiegevolgen van planning en bouwbeslissingen”. Dit rapport, een coproductie van ambtenaren van uw departement en medewerkers van het College, is uw ambtsvoorganger aangeboden op 28 september 1992. Het rapport en bijbehorende kengetallen worden gehanteerd bij het opstellen c.q. beoordelen van ramingen van individuele bouwinitiatieven en bij het ramen van de financiële gevolgen van bouwprogramma’s zoals neergelegd in prioriteitenoverzichten en bestedingsvoorstellen. De actualisatie van de kengetallen heeft plaatsgevonden op basis van de Bouwkostennota 2002 en de CTG-beleidsregels voor 2002. Hiermee zijn de kengetallen op prijspeil 1 januari 2002 gebracht. Deze actualisatie is besproken in de Commissie Bouw van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen.
Hoogachtend, de algemeen secretaris,
de voorzitter,
mr. T. Vroon
H.A. de Boer
Cbz/nr. 0279-02
44