Zaaknummer: 10233 Datum uitspraak: 27 april 2009 Plaats uitspraak: Zaandam Bindend Advies in het geschil tussen: H. en A. Vreuls te Linne verder te noemen: Vreuls, tegen: 1. P.J.E. en C.J.G. Hannen 2. J.M.T. en M.M.A.J.G. Ariaans te Linne verder te noemen Hannen en Ariaans, gegeven door mr. F.M. Visser, verder te noemen de rijdende rechter. De procedure. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het bindend advies reglement "De Rijdende Rechter" editie september 2003 te laten beslechten. De vordering van Vreuls is opgenomen in de bindend advies overeenkomst. De rijdende rechter heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde stukken.
Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 28 januari 2009, welke is gehouden te Linne (gemeente Maasgouw). Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten toegelicht. Voorafgaande daaraan heeft de rijdende rechter zich begeven naar de in deze procedure bedoelde tuinen met erfscheidingen en heeft hij deze in het bijzijn van partijen bezichtigd. De relevante kadastrale erfgrenzen zijn opgemeten door het Kadaster Limburg onder leiding van A.J.F. van Bree. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken. Hierna is de uitspraak bepaald op vandaag. Vaststaande feiten. In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan, omdat deze voldoende zijn komen vast te staan. 1. Vreuls is eigenaar van de woning met erf en verdere aanhorigheden staande en gelegen te Linne, gemeente Maasgouw, aan de Joinerstraat 13. Hannen en Ariaans zijn eigenaar van de woningen met erf en verdere aanhorigheden staande en gelegen te Linne aan de Connorstraat, respectievelijk nummers 32 en 30. 2. De achtertuin van Vreuls grenst aan de achtertuinen van Hannen en Ariaans. Tot omstreeks maart 2006 fungeerde een coniferenhaag als erfscheiding tussen de achtertuin van Vreuls en de achtertuinen van Hannen en Ariaans. Vreuls heeft deze haag toen met hulp van Hannen gerooid en heeft met Hannen en Ariaans afgesproken dat in gezamenlijk overleg een nieuwe erfscheiding geplaatst zou worden. 3. Hierop hebben partijen wel overleg gevoerd over het gewenste type erfscheiding, maar konden daar geen overeenstemming over bereiken.
4. Ongeveer 4 tot 6 weken nadat de coniferen waren verwijderd, heeft Vreuls niet langer willen wachten en heeft hij op eigen initiatief een aantal taxusboompjes gekocht. Hannen en/of Ariaans lieten onmiddellijk blijken dat zij hier niet blij mee waren, waarop Vreuls deze boompjes toch, zij het op eigen grond, iets van de erfgrens, heeft geplant. Na commentaar van Hannen, die deze boompjes toch te dicht op de erfgrens vond staan, heeft Vreuls deze boompjes iets verder terug gezet. 5. Vervolgens hebben Hannen en Ariaans op hun beurt een gaashekwerk opgericht van ongeveer 2 meter hoog. Daar tegen laten zij aan hun zijde klimop (Hedera) groeien. Na meting door het kadaster is gebleken dat dit hekwerk deels op de grond van Vreuls is geplaatst. Aan de kant van Hannen staat dit hekwerk, vanuit zijn tuin gezien aan de uiterst linkse zijde, immers ongeveer 25 centimeter over de erfgrens en aan de uiterst rechtse zijde van die tuin nog ongeveer 5 centimeter, waarna het hek aan de kant van Ariaans schuins doorloopt tot, aan de uiterst rechtse zijde, precies op de erfgrens. 6. Vreuls, die moest constateren dat de tegen het draadhekwerk geplante klimop over de erfgrens doorschoot en in zijn taxusboompjes ging groeien, heeft vervolgens aan zijn kant een houten schutting opgericht, vlak tegen het hekwerk van Hannen en Ariaans. De naden tussen de planken van die schutting heeft Vreuls dicht gekit. De door Hannen en Ariaans geplante klimop ziet echter toch nog kans om over en zelfs tussen de planken van de schutting door te groeien. 7. Hannen en Ariaans hebben geweigerd gevolg te geven aan de eis van Vreuls om de klimop te verwijderen. Wel hebben zij zich bereid verklaard deze klimop tweemaal per jaar aan de zijde van Vreuls te komen snoeien. De vordering van Vreuls. Vreuls vordert kort gezegd dat Hannen en Ariaans worden verplicht om de klimop geheel te verwijderen.
Standpunten van partijen. Het standpunt van Vreuls komt kort samengevat en voor zover thans van belang op het volgende neer. Vanwege lichamelijke ongemakken (reuma en hernia) heeft Vreuls gekozen voor een onderhoudsarme tuin. Toch wordt hij nu genoodzaakt om de klimop van de buren, die bij hem doorgroeit, te onderhouden, waartoe Vreuls zich lichamelijk niet in staat acht. Bovendien zijn kosten verbonden aan het afvoeren van groenafval. Van Vreuls mag het gaashekwerk blijven staan, maar dan zal de klimop wel vervangen moeten worden door een minder agressieve begroeiing. Het standpunt van Hannen en Ariaans komt kort samengevat en voor zover thans van belang op het volgende neer. Vreuls heeft het probleem zelf veroorzaakt door zijn schutting zo dicht op het gaashekwerk te plaatsen. Daardoor is de klimop alleen maar harder gaan groeien en kunnen Hannen en Ariaans deze aan de andere kant van het gaashekwerk niet meer (goed) bijhouden. Hannen en Ariaans zijn nog steeds bereid om de klimop 2 x per jaar aan de zijde van Vreuls te snoeien. Beoordeling van het geschil. Voorop gesteld moet worden dat het door Hannen en Ariaans geplaatst draadhekwerk op zichzelf niet op bezwaren stuit van de kant van Vreuls. Van Vreuls mag dit blijven staan, welk standpunt ook na kennisname van de kadastrale meting en de daarbij geconstateerde erfgrensoverschrijding ongewijzigd is gebleven. Ter voorkoming van nieuwe onenigheid tussen partijen wordt daarom geoordeeld, dat Vreuls ook in de toekomst in redelijkheid aan dit standpunt gebonden blijft en dus niet alsnog, nadat in de onderhavige zaak uitspraak is gedaan, deze grensoverschrijding mag aangrijpen voor nieuwe eisen en/of acties. Het gaat om een relatief zeer geringe grensoverschrijding, terwijl er overigens geen redelijk doel gediend is met het alsnog terugplaatsen van het
hekwerk, waartegen Vreuls tot op heden geen bezwaren heeft gehad. Kern van de zaak is de klimopbegroeiing van dat hek. Vastgesteld wordt dat deze klimop niet mag worden beschouwd als boom, heester of heg, zoals bedoeld in artikel 5.42 van het Burgerlijk Wetboek. Wettelijk gezien bestaat er daarom geen belemmering voor het hebben van deze begroeiing zo kort op de erfgrens. De taxusbomen van Vreuls zijn daarentegen in hun gezamenlijkheid wel degelijk als heg aan te merken, zodat deze -vanaf het midden daarvan gerekend- in beginsel op minimaal 50 centimeter van de erfgrens geplant hadden moeten worden. Of dat zo is hoeft in dit geval echter niet te worden onderzocht, nu analoge1 toepassing van het bepaalde in artikel 5.43 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek tot geen ander oordeel kan leiden dan dat Hannen en Ariaans zich daartegen niet kunnen verzetten, zolang die taxushaag niet boven de schutting uitsteekt. Het voorgaande laat onverlet dat er in beide gevallen wel sprake is van een beplanting in de zin van artikel 5.44 van het Burgerlijk Wetboek, wat betekent dat alle partijen ervoor hebben te zorgen dat hun beplantingen niet over de erfgrens heen groeien. Vastgesteld moet worden dat de klimop dat wel doet, zij het in zulk een geringe mate dat gesproken moet worden van een futiliteit. Bij gelegenheid van zijn bezoek heeft de rijdende rechter immers slechts een paar kleine takjes gezien, die iets door de schutting heen groeiden, evenals enige eveneens te verwaarlozen klimopgroei over de schutting heen. Verwijzend naar het oud Romeinse adagium MINIMA NON CURAT PREATOR, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de rechter zich niet bezig houdt met futiliteiten, bestaat er geen aanleiding voor rechterlijk ingrijpen. 1
Strikt genomen is de schutting geen ‘scheidsmuur’ zoals bedoeld in artikel 42 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, maar gelet op de ratio van die wetsbepaling ligt analoge toepassing op het onderhavige geval voor de hand.
Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat Hannen en Ariaans hun klimop daarom ongehinderd mogen laten voort groeien, door en over de schutting heen. De rijdende rechter zal daarom bepalen dat zij deze klimop tweemaal per jaar dusdanig moeten terugsnoeien, dat deze niet meer over en/of door de schutting heen groeit. Daartoe moet Vreuls hen natuurlijk wel de nodige medewerking verlenen, zoals toegang tot zijn tuin, omdat Hannen en Ariaans anders niet aan deze verplichting kunnen voldoen. Samengevat is het voorstel van Hannen en Ariaans redelijk te achten en zal Vreuls daarmee genoegen moeten nemen. Omdat verwacht mag worden dat Hannen en Ariaans zich loyaal aan deze toezegging zullen houden, acht de rijdende rechter een boetebepaling onnodig. Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist. BESLISSING Hannen en Ariaans zijn verplicht om twee maal per jaar (april en november) de in deze procedure bedoelde klimop, voorzover deze over en/of door de schutting van Vreuls heen groeit behoorlijk terug te snoeien. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M.Visser als rijdende rechter en uitgesproken te Zaandam op 27 april 2009. Bindend Adviseur
Secretaris
Mr. F.M. Visser
Mr. S.T. Terstegge