Bijbelse lijnen (ds. Kees Benard): Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, In de kerk stellen wij ons open voor Gods woord. Wij laten ons informeren, inspireren, en als het nodig is: corrigeren door de Bijbel. Niet om blind te varen op oude woorden, maar omdat wij weten dat we zelf de wijsheid niet in pacht hebben. We luisteren naar woorden die iets vertellen van het verhaal van God en mensen, om verder te kunnen gaan in dat spoor. Dat geldt ook vandaag. Als we nadenken over vluchtelingen en vreemdelingen onder ons, luisteren we niet alleen naar het nieuws, opiniemakers en de sociale media, maar kijken ook naar de Bijbel. En in de Bijbel gaat het vaak over vreemdelingen. Maar dat wil nog niet zeggen dat er makkelijk een antwoord te geven is ‘wat de Bijbel over vluchtelingen en vreemdelingen zegt’. De Bijbel is ook meerstemmig boek, geschreven door verschillende mensen in verschillende tijden en situaties. Er waren tijden dat het volk Israël bedreigd werd in haar identiteit en voortbestaan. In die situatie was de toon erg vreemdeling-vijandig. Het was de tijd van Ezra en Nehemia, die alle vreemde invloeden wilden weren. Er waren ook tijden waarin men inzag dat het nuttig was om de blijvende aanwezigheid van vreemdelingen in het land te erkennen en te reguleren. In het boek Leviticus staat een aantal rechten en plichten van niet-Israëlieten beschreven: wat mochten ze wel, wat hoefden ze niet? Ze waren welkom, als ze zich hielden aan de heersende wetten en regels. Er waren ook tijden waarin vreemdelingen werden gezien als een welkome aanvulling op het volk Israël: groepen die op hun eigen manier deel uitmaakten van de samenleving. Een eenduidig beeld is er niet: de tijden en de manier waarop men tegen de wereld aankeek, bepaalden het standpunt. Wat dat betreft is er in de loop van de tijd weinig veranderd. Maar daarmee is niet alles gezegd. 1
Er zijn 5 Bijbelse motieven die ik heel kort, met een paar woorden, even wil aanstippen. (Er valt veel meer te zeggen, voor wie hier wat verder over wil lezen verwijs ik naar de boekjes: ‘Ballingen, buren en buitenlanders’, Rieuwerd Buitenwerf en Clazien Verheul (red.) en ‘De vreemdeling en de Bijbel’, Sijbolt Noorda e.a. Ik heb twee boekjes die u uiteraard van mij kunt lenen.) 1. Een mens in nood wijs je nooit de deur. Wie hulp nodig heeft, laat je niet stikken. Ieder mens is waardevol in zichzelf. En dat overstijgt grenzen van volk, ras, religie of sexe. Overigens betekent dat niet automatisch dat je hen ook allemaal alle rechten moet geven, dat is een ander verhaal. Maar wie in nood is, moet je helpen. Zo simpel is dat. Daar wijkt alles voor. 2. Als je zelf in een betere situatie zit is dat geen verdienste, maar genade. Je bent niets beter dan een ander, als jij in een veilig land bent opgegroeid en een ander niet. Steeds herhaalt de Bijbel: vergeet niet dat je zelf vreemdeling geweest bent. Abraham was vreemde in een vreemd land, die uit zijn eigen land is weggetrokken om het geluk in een ander land te vinden. Het volk Israël is gevlucht uit de slavernij van Egypte. Wij hebben niets dat wij niet hebben gekregen. Even een kleine zijstap: ik ben zelf ook een vreemdeling. Ik stam af van een Frans vluchtelingengezin, Hugenoten, die als protestanten voor hun leven moesten vluchten en onderdak vond in de Lage Landen. Als Nederland toen de grens had gesloten, had ik hier niet gestaan. 3. In de vreemdeling kan je God zelf ontmoeten. Abraham kreeg drie onbekende gasten te eten en één van hen bleek de Eeuwige zelf te zijn. Jezus vertelt dat wie een vreemdeling opneemt Jezus zelf onderdak biedt. En Paulus heeft het er over dat je zonder het te weten ‘engelen kunt ontvangen’. God kan het gezicht hebben van een vreemdeling, een onbekende ander; 4. Gods rijk van recht en vrede kent geen grenzen en scheidingen. Gods toekomst kent geen ‘eigen volk eerst’, maar een wereldwijde gemeenschap waar grenzen zijn overstegen. En Gods toekomst is nooit iets van ‘dat komt later wel’, maar altijd iets van ‘daar moeten we vandaag al mee beginnen’; 5. tenslotte: vreemdelingen maken deel uit van Gods heilsplan. Op cruciale momenten in de Bijbel zijn het de vreemdelingen die belangrijk zijn. Een mooi voorbeeld is het verhaal van Ruth: een vreemdeling die stammoeder wordt van de grote koning David, met name genoemd in het geslachtsregister van Jezus. Naar Ruth gaan we nu luisteren. 2
Het verhaal van Ruth (uit: Beeldspraak, de bijbel voor jonge mensen - ingekort) Betere tijden zijn aangebroken voor Ruth, de beeldschone weduwe uit Moab die zich sinds vandaag mevrouw Boaz mag noemen. We spreken de bruid terwijl ze zich even terugtrekt voor de receptie waarop de hele Bethlehemse society acte de présence zal geven. een exclusief interview Zelf is ze nog steeds verbaasd over de wending die haar leven heeft genomen. Ze herinnert zich als de dag van gisteren hoe ze met haar schoonmoeder Naomi enige maanden geleden in Bethlehem aankwam. ‘Nee, we hadden niets meer’, vertelt ze. ‘Toen mijn schoonmoeder en ik uit Moab vertrokken, moesten we alles achterlaten. Nu ja, we hadden daar ook niet zo veel. Wat wil je: als weduwe heb je het nu eenmaal niet breed en dan als drie weduwen bij elkaar … nou, dan weet je het helemaal wel.’ Haar gezicht betrekt als ze terugdenkt aan de moeilijke tijd die ze achter de rug heeft. ‘Ik kom uit een heel gewoon gezin’, vertelt ze ons. ‘En ik had een gewone jeugd, net als mijn vriendin Orpa. We trokken altijd samen op, Orpa en ik. Niks bijzonders tot we nieuwe buren kregen. Ze kwamen op een dag in zo’n gammel busje met wat potten en pannen helemaal uit Bethlehem. Elimelek en Naomi met hun twee zonen. Vooral die ene was een stuk! Ik zei nog tegen Orpa: “Die oudste is voor mij!” Dat kwam er wat te hard uit, want hij hoorde het. Ik had een kop als een biet! Maar hij nodigde ons gelijk bij hen thuis uit. Maar ja, daar kon ik thuis niet mee aankomen natuurlijk.’ ‘Die jongens, Machlon en Chiljon, waren met hun ouders uit Bethlehem weggetrokken omdat ze hoopten dat er in Moab een betere toekomst voor hen was. In Bethlehem heerste hongersnood en de kansen lagen niet voor het opscheppen voor een gezin met twee jonge jongens. Nou ja, ze hadden het bij ons ook niet makkelijk hoor, want wij zaten echt niet op buitenlanders te wachten.’ ‘Maar na verloop van tijd kreeg Elimelek toch een baan en ik kwam Naomi soms helpen om in te burgeren, boodschappen doen, wat kletsen over wat er in het dorp gebeurde … Ja, en om Machlon beter te leren kennen natuurlijk. We gingen al gauw met ons vieren uit: Orpa met Chiljon en ik met Machlon. Dat was een mooie tijd. Zodra Orpa en ik van school kwamen zijn we getrouwd: Orpa met Chiljon en ik met Machlon. Maar toen overleed hun vader Elimelek. Zo maar. Dat was een klap.’ ‘Naomi wist niet wat ze doen moest, maar gelukkig konden de jongens voor haar zorgen.’ ‘Mijn man en ik namen mijn schoonmoeder bij ons in huis, omdat wij het grootste huis hadden.’ 3
‘Misschien was het maar goed ook, dat we zo jong trouwden. We waren gelukkig, maar het duurde niet zo lang.’ ‘Op een dag kwam Chiljon vroeg thuis van zijn werk. Hij voelde zich niet lekker. En voor we het wisten was Chiljon ook dood. We weten eigenlijk nog steeds niet wat hij heeft gehad. We namen Orpa toen ook maar in huis.’ Maar alle ongeluk komt in drieën. Kort na de begrafenis kwam Machlon thuis van zijn werk met zo’n akelig kuchje. Ik heb hem nog een week lang verpleegd, maar het heeft niet mogen baten. Hij was nog zo jong. En toen overleed Machlon ook.’ ‘En daar zaten we met ons drieën, alle drie weduwe en dan moet je maar zien hoe je het redt. Nou, ons spaargeld was gauw op. We verkochten nog wat spullen en dat was dat. Toen stelde Naomi voor om naar Bethlehem te gaan. Ze had altijd al heimwee gehad en nu haar man en zonen dood waren, bond niets haar meer aan Moab. Bovendien had ze gehoord, dat de ergste hongersnood over was. Ze had nog een huisje daar en daar kon ze haar dagen wel slijten. Bovendien is de zorg voor weduwen en armen daar beter geregeld.’ ‘Orpa en ik besloten met haar mee te gaan. Je laat je schoonmoeder tenslotte toch niet alleen reizen. Bovendien ben ik erg dol op haar en er was voor ons ook niet veel meer te beleven in Moab. Mijn familie was ons liever kwijt dan rijk. Maar Naomi wilde er niets van weten. “Jullie zijn nog jong”, zei ze, “jullie moeten hier maar een nieuwe man zoeken.” Maar daar wilden wij weer niets van weten. We verkochten onze laatste spullen en vertrokken. Voor we het wisten stonden we op de grens. Weer vond Naomi dat wij terug moesten gaan en ik zag Orpa aarzelen. Ze had nu al heimwee. “Ga maar”, zei ik, “ik zorg wel voor Naomi.” Toen ging ze terug. En ik ging met Naomi mee. Nu was ik zelf vreemdeling. Maar ik hoor bij mijn schoonmoeder. Haar volk is mijn volk en haar God was de mijne geworden. Tja, zo is het gekomen dus …’
4
Uit: de Stentor, datum onbekend Quasay slaapt nu velig in Ran`s bed. Rana Sulieman doet wat veel Nederlanders overwegen : ze vangt een vluchteling op in huis. Duizenden Nederlanders werpen zich op als gast gezin voor een vluchteling. Rana Sulieman deed dit in mei al. Zij staat haar bed af aan Quasay Alkhalaf(15) uit Syrië. De eerste weken dat Quasay bij de van oorsprong Syrische Rana in huis woonde, zei hij bijna niets. Was hij in zich zelf gekeerd. Leek hij zich te schamen. De oorlog zat nog in zijn hoofd, de pijn stond in zijn ogen, zegt Rana. Het was lastig om door de stilte heen te breken. Het zou gek zijn als het anders was geweest, want Quasis hoofd was nog maar net uit de oorlog. Sinds mei woont hij Rana en haar twee volwassen kinderen in Rotterdam. Daarvoor legde hij inmiddels zo bekende reis af :vanuit een verwoest Syrische dorp naar een vluchtelingen kamp aan de Turkse grens over, met de bus door naar Istanbul.; vanuit daar met een vrachtwagen naar Nederland. Ik heb vier dagen achterin de gezeten, verteld hij. Op dag vier stond hij in Nederland, 15 jaar oud moederziel alleen. Via een asielzoekerscentrum en stichting Nidos, die zich namens de overheid ontfermt over minderjarige asielzoekers, kwam hij bij Rana terecht. Zij ruimde in haar kleine woning haar slaapkamer leeg, gaf die aan Quasay en legde haar eigen kussen op de bank, dat geeft niet ik zorg voor hem als voor mijn eigen kinderen. Het is een praktijk voorbeeld van een golf van gastvrijheid die nu door Nederland spoelt. Al meer dan 16000 Nederlanders hebben zich via een website `ik ben een gastgezin voor vluchtelingen ‘aangemeld om mensen in huis te nemen. Of aan tafel mee te laten eten. Rana melde zich al ver voor de huidige crises, via de officiële kanalen. Nu zit Quasay naast haar in haar kapperszaak annex schoonheidssalon annex koffie tent. In principe blijft hij bij haar tot hij 18 jaar is. overdag gaat hij zinskort naar school, daarna komt hij naar de zaak. Als hij in Arabisch verteld over de reis, trillen zijn armen en benen. Daar had hij al last van in Syrie, maar het is door de oorlog alleen maar erger geworden. We gaan daarvoor naar meerdere artsen We praten samen veel over de oorlog Over zijn familie zegt Rana .Die familie woont onder slechte omstandigheden in een tenten kamp langs de Turks- Syrische grens. Ze hebben niet de mogelijkheid naar Europa te komen. Q uasay heeft soms contact met hen, maar denkt vooral veel aan hen Heel vaak. Toch merkt Rana dat Quasay langzaamaan tot rust komt. Ik wil tegen iedereen die een vluchteling in huis neemt zeggen: heb veel geduld. Je moet de tijd hebben om veel met ze te praten, Heb je die tijd niet doe het dan niet. Elke week heeft Rana contact met Nidos om door te nemen hoe het thuis gaat. 5
En dan kan Rana nog makkelijk communiceren. Ze komt uit de zelfde streek als Quasay. Ze kwam ruim twintig jaar eerder naar Nederland ik spreek Arabisch, ik ken de tradities van zijn streek. Dat is gemakkelijk Dan onderbreekt een klant in de winkel het gesprek, Rana zegt hij ,Jij hebt gewoon een groot hart, Dat geld ook voor Nederland zegt Quasay , Hartelijk dank Nederland dat jullie een plek voor me hebben gezocht.
6
Verontwaardigde mening over vluchtelingen in Nederland. Het klinkt misschien verwend of zelf egoïstisch. Mensen die naar het veilige Europa komen om daar een nieuw leven op te bouwen. Wie kan daar nu een negatieve mening over hebben. Deze mensen hebben vaak al veel meegemaakt en zijn hier misschien wel letterlijk over lijken gekomen. Deze mening is vaak in mij opgekomen. Door erover na te denken en de voorbereiding van deze dienst is mijn mening hier en daar wel bijgesteld moet ik zeggen. Een kleine toelichting over hoe mijn mening zich gevormd heeft. Ik ben 28 jaar, woon samen in een mooi huis met mijn vriend, dochter en ons tweede kindje op komst. Niets mis mee. Maar de afgelopen jaren hebben wij allebei flink geworsteld met de crisis. Van de ene baan naar de ander geslingerd worden. Nooit een keer een beetje zekerheid waar we over een jaar werken etc. ook financieel neemt dit natuurlijk wel zorgen met zich mee. Gelukkig is het elke keer goed gekomen. En dan kijk je naar het nieuws en zie je al dat leed en denk je dat is een ver van mijn bed show. Daar krijg ik geen last mee. Maar dan komen ze in Den Haag met het plan dat als mensen hier mogen blijven ook zo snel mogelijk de taal moeten leren en ook moeten gaan werken. En ja dan komt het bij mij wel dichtbij. Ik moet maar weer afwachten waar ik na de geboorte van ons kindje terecht kom. Want ik heb afscheid moeten nemen van mijn huidige baan omdat ik een vast contract zou moeten krijgen en ze daar geen geld voor hebben. Nog een nasleep van de crisis. Hier kunnen de mensen die hier komen natuurlijk niets aan doen. Ik denk ook tijdens het schrijven van dit stuk dat ik niet boos of negatief ben over de vluchtelingen maar dat de woede zich juist keert naar de politiek. De mensen zijn hier welkom maar moeten wel leren en werken. Het voelt alsof mijn toekomstige baan op die manier van mij afgenomen wordt.
7
Bijdrage Lisette Aitink, medewerkster Vluchtelingenwerk “Gij gaaft mij niet prijs aan de vijand, maar maakt ruim baan voor mijn voet.” Psalm 31 in wel heel oud Nederlands Deze tekst hing bij mijn opa en oma aan de wand, gekregen van een joodse rabbi wiens verloofde in de Tweede Wereldoorlog onderdak kreeg in hun huis. Deze joodse familie heeft, tot op de dag van vandaag, altijd in meer of mindere mate, een rol gespeeld in onze familie. Toen ik begin dit jaar in gesprek raakte met een vrijwilliger van Vluchtelingenwerk, hoefde ik niet lang na te denken om mij aan te melden. In heel andere omstandigheden dan 70 jaar geleden wil ik mijn bijdrage leveren om ruim baan te maken voor de voeten van de vluchtelingen van nu. Maar het worden er nu wel erg veel en hoe ruim moet die baan dan zijn? Er ontstaan spanningen in de samenleving. Logisch. Het probleem is te groot en te complex om voor ons als eenvoudige burger te kunnen bevatten, laat staan dat we het kunnen oplossen. Dan blijft alleen over het individu dat hulp nodig heeft. In Lemelerveld zijn inmiddels ook vluchtelingen komen wonen. Ik stel ze even aan u voor. (…) een moslim gezin met een zoon van 8 en dochter van bijna drie jaar; (…) een Eritrese jongen van 23 jaar; (…) een gezin met dochters van 4 en 6 jaar. Zij komen uit Aleppo in Syrië en zijn christen. Zij zijn hier ook bij ons aanwezig om straks iets te vertellen over hoe zij Nederland ervaren. In de nabije toekomst komen er ook 6 jonge Eritrese meiden naar Lemelerveld. Daarvoor wil ik nu alvast graag de jonge mensen die hier aanwezig zijn aanspreken om tegen die tijd contact met deze meiden te zoeken. De mensen die hier in Lemelerveld zijn komen wonen, hebben allemaal een verblijfsvergunning voor vijf jaar gekregen. Daar is een verblijf van 6 tot 12 maanden in een Asielzoekerscentrum aan vooraf gegaan. En tijd van wachten, onzekerheid, weinig privacy, maar ook een plek waar geen bommen vallen. Wanneer dan het bericht van de IND komt dat de verblijfsvergunning is toegekend, wordt de vluchteling een gemeente toegewezen die hem een woning aanbiedt. Om de eerste, meest noodzakelijke spullen aan te schaffen, verleent de gemeente een inrichtingskrediet. Dit is een lening die terug moet worden betaald en automatisch wordt ingehouden op de uitkering. In Dalfsen kiezen we ervoor om de elektrische apparatuur nieuw te kopen. Dus ja, dan komt het Electrocentum of de Mediamarkt op enig moment voorrijden om de boel uit te laden. Het gaat om noodzakelijke zaken als een wasmachine en een koelkast. En, zeg eens eerlijk, kunt u nog zonder een tv? 8
Fietsen zijn nodig, want geld voor een auto is er niet. Bovendien is een Syrisch rijbewijs is in Nederland niet geldig. En u weet misschien uit ervaring hoe het Openbaar Vervoer in een dorp als het onze is geregeld. Niet heel slecht, maar in het weekend kom je hier niet weg. Zonder een computer en internet kun je tegenwoordig ook niet meer. Zoveel dingen worden digitaal geregeld…. Ze hebben allemaal een mobiele telefoon…. hoor je soms, maar wat zou u als eerste meenemen als u zou moeten vluchten? Ook daar kun je in deze tijd niet meer zonder. Voor contact met achtergebleven familie in het thuisland, voor een telefonische tolk, voor de begeleider van vluchtelingenwerk en wat te denken van codes van bijvoorbeeld de bank die per sms worden verstuurd. Waarom zouden wij wel recht hebben op dit soort dingen en zij niet? Zijn wij beter dan zij? Verder doen de Kringloopbedrijven op dit moment ook goede zaken. Wanneer je dan enigszins gesetteld bent, begint de inburgering. Iedere vluchteling is verplicht om Nederlandse les te volgen en kennis van de Nederlandse maatschappij te leren. Hiervoor hebben ze drie jaar de tijd. Lukt het niet binnen die tijd dan moet de lening voor de kosten hiervan worden terugbetaald. We hoeven in deze tijd geen vluchtelingen meer in huis te nemen. Maar inburgeren leer je niet op school alleen. Daar komt u als gemeenschap letterlijk om de hoek kijken. En dan rijzen er vragen: Hoe leg ik contact? Ik spreek de taal niet, de gordijnen zitten dicht, kan ik zomaar aanbellen? Kortom: Ik wil wel maar hoe? En zitten ze wel op mij te wachten? Ja, ze zitten op u te wachten! Ieder mens die in een vreemd land zit, de taal niet spreekt en niet weet hoe de maatschappij in elkaar zit, heeft een enorme behoefte aan menselijk contact. En juist omdat we niet dezelfde taal spreken en een gesprek vaak moeizaam gaat, is het belangrijk om het in praktische dingen te zoeken. De taal van liefde en interesse in elkaar spreken wel allemaal. Even over die gordijnen. Gesloten gordijnen betekenen niet altijd dat men de buitenwereld wil mijden. Gesloten gordijnen bieden een gevoel van veiligheid, vooral als je uit een oorlogsgebied komt. Bovendien zijn wij Nederlanders vrijwel het enige volk ter wereld dat de boel graag opengooien. En als je op de wachtlijst staat voor een huurwoning en er komt plotseling een vluchteling met voorrang in. Dan is het heel goed te begrijpen dat je dan enorm baalt en misschien boos wordt. Toch is het ook goed om te weten dat slechts vijf procent van de woningen aan vluchtelingen wordt toegekend. Feiten gaan vaak verloren in de beeldvorming. Communiceren is soms lastig, Al zult u straks merken dat Hanna en Rim in korte tijd al heel goed Nederlands hebben geleerd. De moderne techniek kan heel goed helpen. Er zijn vertaalapps en afbeeldingen via Google zoeken verhelderen soms veel. Met handen en 9
voeten komt u ook een heel eind. Ach en elkaar een keer niet goed begrijpen levert soms ook de grootste lol op. Maak het niet te moeilijk. geef een rondleiding door het dorp of de omgeving als je van plan bent om naar de markt te gaan, vraag of ze een keer mee willen. De markt is meestal een vertrouwde plek. misschien is er een klusje in of om huis te doen waar een beetje hulp handig bij is misschien willen de kinderen een keer spelen sport, spel, muziek verbroedert Op internet is veel informatie te vinden over Vluchtelingenwerk en er is in deze tijd veel behoefte aan vrijwilligers, daar wil ik hier uiteraard een warme oproep voor doen, maar voor wie klein wil beginnen: begin met een uitgestoken hand, bel aan, neem een pak stroopwafels mee en u zult warm worden ontvangen. “Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je opengedaan worden.”
10
Pelgrimslied van een vluchteling Geschreven door Cobie Verheij-de Peuter De weg is lang waarlangs mijn voeten gaan Ik ben op reis en weet niet waar ik aan zal komen Mijn hoop en moed heb ik allang verloren Van huis en haard kan ik alleen nog dromen. Dan ben ik naamloos, één van de velen Want ik ben maar een vluchteling Dus ga ik voort en zal niet wijken op deze overlevingswandeling. Heb jij wat water om mijn dorst te lessen Heb jij een plek waar ik naar toe kan gaan Kun je me veiligheid en vrede bieden Als basis van een nieuw bestaan Jij bent mijn hoop, mijn pelgrimslied Waar ik op bouw om door te gaan Want wat jij doet voor iedere naaste, Zegt Jezus "dat heb je voor mij gedaan".
11