ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËN ARCHIVES GÉNÉRALES DU ROYAUME ET ARCHIVES DE L’ÉTAT DANS LES PROVINCES
ARCHIEFBEHEERSPLANNEN EN SELECTIELIJSTEN TABLEAUX DE GESTION ET TABLEAUX DE TRI 3
ARCHIEF VAN HET KONINKLIJK MUSEUM VOOR MIDDEN-AFRIKA VOORBEREIDEND STUDIEDOSSIER VAN DE ARCHIEFSELECTIELIJST 2006
door Geert LELOUP
Brussel 2007
ARCHIEF VAN HET KONINKLIJK MUSEUM VOOR MIDDEN-AFRIKA VOORBEREIDEND STUDIEDOSSIER VAN DE ARCHIEFSELECTIELIJST 2006
door Geert LELOUP
Brussel 2007
WOORD VOORAF Zonder de hulp en medewerking van een aantal personen zou het onderzoek voor en het schrijven van deze publicatie moeilijk, zo niet onmogelijk zijn geweest. Mijn dank gaat in de eerste plaats naar dhr. Guido Gryseels, Directeur van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, en naar dhr. Karel Velle, Algemeen Rijksarchivaris van het Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën. Beiden waren zich bewust van het belang van een goed archiefbeheer voor het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en van de grote historische waarde van het archief van de instelling. Zij namen niet alleen de beslissing om een archiefselectielijst voor dit archief te laten opstellen, maar waren daarenboven ook steeds bereid om de auteur de nodige ondersteuning te verlenen en hun expertise en know-how te delen. Deze publicatie is dankzij hen een geslaagd voorbeeld te noemen van een vruchtbare samenwerking tussen twee Belgische federale wetenschappelijke instellingen. Verder verdienen ook alle in het kader van dit initiatief gecontacteerde departementshoofden, afdelingshoofden, diensthoofden en personeelsleden van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika een oprecht woord van dank voor het feit dat zij ondanks hun drukke agenda steeds tijd vrij wisten te maken en vriendelijk alle gevraagde inlichtingen verstrekten. Heel in het bijzonder wil ik mijn erkentelijkheid betuigen aan dhr. Philippe Marechal, departementshoofd van het departement Geschiedenis en Land- en Bosbouweconomie en afdelingshoofd van de afdeling Geschiedenis van de koloniale tijd, en aan mevr. Nancy Vanderlinden, personeelslid van de afdeling Geschiedenis van de koloniale tijd. Zij bezitten beiden een grondige kennis over de geschiedenis van de instelling en de daaruit voortvloeiende archiefvorming en verleenden de auteur ter zake erg waardevolle adviezen. Tot slot ook een woord van dank voor dhr. Alain Gérard en dhr. Pierre Dandoy, de medewerkers van het Afrikaans Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die de auteur de kans boden om kennis te nemen van de in het Afrikaans Archief bewaarde archiefstukken met betrekking tot het Museum van Belgisch Congo. Geert Leloup
5
INHOUDSTAFEL
WOORD VOORAF ..........................................................................................5 INHOUDSTAFEL.............................................................................................7 LIJST VAN GERAADPLEEGDE BRONNEN EN WERKEN ...........................9 LIJST VAN ILLUSTRATIES ..........................................................................15 LIJST VAN AFKORTINGEN .........................................................................17 INLEIDING.....................................................................................................19 KONINKLIJK MUSEUM VOOR MIDDEN-AFRIKA.......................................21 Institutioneel-historisch kader.............................................................................................................23 Organigrammen ...................................................................................................................................47 Archiefvorming en archiefbeheer .......................................................................................................53
7
LIJST VAN GERAADPLEEGDE BRONNEN EN WERKEN BRONNEN Instellingsarchief van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1909-1931. N R/III R/V
Missions et Conventions Congrès Commission de Surveillance Réglementation Générale
Instellingsarchief van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1931-2006. O/1 Organisation et ordre intérieurs O/2 Commission de Surveillance et Conseil Scientifique D/28 Musées royaux d’Art et d’Histoire P/9 Instructions diverses et ordre de service P/28 VZW Notulen en bijhorende stukken van de Commissie voor het Beheer van het Patrimonium
GEDRUKTE BRONNEN Belgisch Staatsblad, 1910-2006. Bijlagen Belgisch Staatsblad, 1951-2005. Bulletin Officiel de l’Etat Indépendant du Congo, 1902-1907. Bulletin Officiel du Congo Belge, 1910-1935.
WERKEN 75 years Veterinary and Agrochemical Research Centre 1930-2005, Brussel, Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie, 2005, 67 p. Au service de l’agriculture Congolaise. L’Institut National pour L’Étude Agronomique du Congo Belge (INEAC), son but, son programme, ses réalisations, Bruxelles, Institut National pour L’Étude Agronomique du Congo Belge, 1954, 66 p. Belgisch Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee. Verslag der werkzaamheden voor het dienstjaar 1961, Brussel, Belgisch Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee, 1963, 193 p. Belgisch Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee. Verslag der werkzaamheden voor het dienstjaar 1962, Brussel, Belgisch Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee, 1963, 96 p. + 93 p. BOONE O., “La documentation ethnographique au Musée royal de l’Afrique centrale”, in: Africa-Tervuren, X, 1964, 4, pp. 99-102
9
BYNON-POLAK L., “LOLEMI. Un programme de dépouillement de grammaires Bantoues”, in: Africa-Tervuren, X, 1964, 3, pp. 63-66. CAHEN L., “La collaboration entre le Musée royal de l’Afrique centrale et les Musées Nationaux du Zaïre: un chapitre de la ‘politique scientifique’ du musée de Tervuren”, in: Africa-Tervuren, XIX, 1973, 4, pp.111-114. CAHEN L., “Les Amis du Musée”, in: Belgique d’Outre-Mer, XIV, 1959, 289, p. 218. COOLSAET R., België en zijn buitenlandse politiek 1830-2000, Leuven, Van Halewyck, 2001, 725 p. Copernicus - midden in de toekomst. De hervorming van de Belgische federale overheid, Brussel, Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, 2004, 20 p. CORNELIS S., “Le musée du Congo Belge, vitrine de l’action coloniale (1910-1930)”, in: TAFFIN D. (ed.), Du musée colonial au musée des cultures du monde, Paris, Maisonneuve & Larose, 2000, pp. 71-86. COUTTENIER M., Congo tentoongesteld. Een geschiedenis van de Belgische antropologie en het museum van Tervuren (1882-1925), Leuven, Acco, 2005, 445 p. CUYPERS J. en DE MEERSMAN M., “De educatieve en museografische actie. Enkele historische aspecten en toekomstperspectieven van de Educatieve Dienst”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 305-307. DECOCK S., “Het Documentatiecentrum voor Menswetenschappen tussen verleden en toekomst”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 18981998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 115-118. DE HAULEVILLE A., “Le Musée du Congo belge à Tervueren”, in: L’expansion belge, III, 1910, 12, pp. 948-954. DE LAME D., “Sociale Antropologie tussen geschiedenis en culturen”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 119-127. DEUSE P., “L’Institut National de Recherche Scientifique à Butare (Rwanda), in: AfricaTervuren, XIII, 1967, 1, pp. 7-9. Eindverslag van het Koninklijk Commissariaat voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen, Brussel, Koninklijk Commissariaat voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen, 1983, 253 p. ERGO A. B. en MOEYERSONS J., “De afdeling Land- en Bosbouweconomie”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 275-277. ERGO A. B., “Land en Bosbouweconomie in beweging. Van niet-hout collecties tot moderne databanken”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 18981998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 289-291.
10
GANSEMANS J., “De antropologie honderd jaar ten dienste van het museum en zijn publiek”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 18981998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 25-31. GERARDS J., “La photo-interprétation au Musée royal de l’Afrique centrale”, in: AfricaTervuren, X, 1964, 2, pp. 49-52. Horizon 2005, witboek voor de modernisering van de FWI, Brussel, Federale diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden, 2002, 68 p. Jaarverslag 2000 van de federale diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden, Brussel, Federale diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden, 2001, 87 p. Jaarverslag 2002 van het Federaal Wetenschapsbeleid, Brussel, Programmatorische Overheidsdienst Federaal Wetenschapsbeleid, 2003, 72 p. Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Centrum voor onderzoek en verspreiding van kennis, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2002, 51 p. Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Centrum voor onderzoek en verspreiding van kennis, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2004, 53 p. “L’association ‘Les Amis du Musée royal du Congo belge’ a.s.b.l.”, in: Congo-Tervuren, I, 1955, 1, pp. 15-16. LAURENT L. G., Annuaire de l’Etat Indépendant du Congo pour 1903, Brussel, Laurent, 1903, 352 p. LEBACQ L., “Les activités du Musée royal de l’Afrique centrale dans le domaine de l’économie agricole”, in: Africa-Tervuren, X, 1964, 3, pp. 66-67 Le Jardin botanique national de Belgique. De Nationale Plantentuin van België. 1870-1970, Brussel, Wellens-Pay, 1970, 78 p. LEPERSONNE J., “Lucien Cahen, le directeur du Musée”, in: Africa-Tervuren, XXVIII, 1982, 4, pp. 7-10. LUWEL M., “Charles Girault et Tervuren”, in: Africa -Tervuren, XIV, 1968, 1, pp. 9-23. LUWEL M., “Een voorontwerp van het Congomuseum uit het jaar 1896”, in: AfricaTervuren, XII, 1966, 3-4, pp. 57-67. LUWEL M., “Histoire du Musée royal du Congo Belge à Tervuren”, in: Congo-Tervuren, VI, 1960, 2, pp. 30-49. LUWEL M., “Histoire du Musée royal du Congo Belge à Tervuren”, in: Belgique d’OutreMer, XIV, 1959, 289, pp. 209-212. LUWEL M., “Le Musée du Congo du Léopold II. Des combles des écuries royales aux somptueuses salles de Tervuren”, in: Revue Congolaise Illustrée, XXX, 1958, 6, pp. 13-16. LUWEL M., “Les archives photographiques du Musée royal du Congo Belge à Tervuren”, in: Académie royale des Sciences coloniales. Bulletin des Séances, 1959, pp. 820-825.
11
MAES J., Le Musée du Congo Belge. Guide illustré du visiteur, De Sikkel, Antwerpen, 1925, 146 p. MAESEN A., “L. Cahen en Afrika na 1960”, in: Africa-Tervuren, XXVIII, 1982, 4, pp. 1319. Ministère des Colonies. Annuaire Officiel. Ministerie van Koloniën. Officieel Jaarboek, Brussel, Lesigne, 1951, 2108 p. MORIMONT F., “Fotografie en de geschiedenis van Afrika. De Belgische kolonisatie door een objectief bekeken”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 267-273. “Museumkroniek”, in: Africa-Tervuren, X, 1964, 1, p. 27. “Nos expositions temporaires”, in: Congo-Tervuren, 1, 1955, 1, pp. 29-30. OLBRECHTS F. M., “Een Centrum voor de Studie der Afrikaanse Kunst aan de Rijksuniversiteit te Gent”, in: Wetenschappelijke Tijdingen, V, 1940, 4, pp. 168-169. “Overzicht van de ontwikkeling van de afdelingen in het Koninklijk Museum van Belgisch Congo. Aperçus sur le développement des sections du Musée royal du Congo Belge”, in: Congo-Tervuren, VI, 1960, 2, pp. 60-72. PIRENNE P., “Projets de Leopold II et rélisations actuelles”, in: Congo-Tervuren, VI, 1960, 2, pp. 55-56. Rapport pour l’année 1962 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1963, 39 p. Rapport pour l’année 1963 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1964, 58 p. Rapport pour l’année 1964 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1964, 69 p. Rapport pour les années 1965-1969 du Musée royal de l’Afrique centrale. Verslag voor de jaren 1965-1969 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1970, 167 p. Rapport scientifique pour l’année 1970 du Musée royal de l’Afrique centrale. Wetenschappelijk verslag voor het jaar 1970 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1971, 167 p. Rapport scientifique pour l’année 1973 du Musée royal de l’Afrique centrale. Wetenschappelijk verslag voor het jaar 1973 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1974, 187 p. Rapport annuel pour l’année 1988 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag voor het jaar 1988 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1989, 456 p. Rapport annuel 2000 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2000 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2001, 195 p.
12
Rapport annuel 2001 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2001 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2002, 165 p. Rapport annuel 2002 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2002 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Annual Rapport 2002 from the Royal Museum for Central Africa, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2003, 405 p. Rapport annuel 2003-2004 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2003-2004 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Annual Rapport 2003-2004 from the Royal Museum for Central Africa, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2005, 219 p. Rapports annuels pour l’année 1957 de la Section de Géologie, de Minéralogie et de Paléontologie du Musée royal du Congo Belge et de la Commission du Géologie du Ministère des Colonies, Tervuren, Koninklijk Museum van Belgisch Congo, 1958, 49 p. Rapport annuel pour l’année 1964 de la Section de Géologie, de Minéralogie et de Paléontologie du Musée royal du Congo Belge, Tervuren, Koninklijk Museum van Belgisch Congo, 1965, 133 p. Rapport annuel pour l’année 1967 du département de Géologie, de Minéralogie et de Paléontologie du Musée royal de l’Afrique centrale, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1968, 133 p. Rapport annuel 1989-1990 du département Géologie et Minéralogie. Jaarverslag 1989-1990 van het departement Geologie en Mineralogie, Tervuren, Koninklijk Museum voor MiddenAfrika, 1991, 160 p. Rapport annuel 1991-1992 du département Géologie et Minéralogie. Jaarverslag 1991-1992 van het departement Geologie en Mineralogie, Tervuren, Koninklijk Museum voor MiddenAfrika, 1993, 228 p. Rapport pour les années 1965 à 1970 de l’Institut National de Recherche Scientifique, Butare, Institut National de Recherche Scientifique, 1971, 126 p. République de Zaïre. Instituts des Musées Nationaux. Rapport 1970-1971, Kinshasa, Instituts des Musées Nationaux de Zaïre, 1972, 43 p. THYS VAN DEN AUDENAERDE D., “Afrika Museum Tervuren. Wedergeboorte of vernieuwing”, in: Africa Museum Tervuren, I, 1993, 1, pp. 3-4. THYS VAN DEN AUDENAERDE D., “Het Africa Museum te Tervuren. Een historisch overzicht”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 18981998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 13-22. THYS VAN DEN AUDENAERDE D., “Het departement Afrikaanse Zoölogie. Onstaan en evolutie”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 18981998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 129-135. THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (Musea Nostra 32), Gent, Ludion, 1994, 126 p.
13
THYS VAN DEN AUDENAERDE D., Wetenschappelijk onderzoek in Rwanda door het Museum van Tervuren. Recherche Scientifique au Rwanda par le Musée de Tervuren, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1987, 165 p. VAN DEN EECKHOUT P. en VANTHEMSCHE G., Geschiedenis voor de studie van het hedendaagse België, 19de-20ste eeuw, Brussel, VUBpress, 1999, 1439 p. VANDENHOUTE P. J., “Frans-M. S. Olbrechts (1899-1958)”, in: LUYCKX T., Liber memorialis 1913-1960. Deel I Faculteit der Letteren en der Wijsbegeerte, Gent, Rijksuniversiteit Gent, 1960, pp. 355-366. VAN DER CRUYSSEN C., Het ministerie van Onderwijs en Cultuur (1878-1884, 19071991). Deel I. Organisatie (Miscellanea archivistica studia 64), Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1995, 329 p. VAN DER CRUYSSEN C., Het ministerie van Onderwijs en Cultuur (1878-1884, 19071991). Deel III. Repertoria van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, van de academies en van de domeinen van Gaasbeek en Mariemont (Miscellanea archivistica studia 85), Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1996, 46 p. VAN GRIEKEN-TAVERNIERS M., La colonisation belge en Afrique centrale: guide des Archives africaines du Ministère des affaires africaines 1885-1962, Bruxelles, Ministère des affaires étrangères, du commerce extérieur et de la coopération au développement, 1981, 94 p. + suppl. VAN HOVE J., Histoire du Ministère des Colonies, Bruxelles, Académie Royale des Sciences d’Outre Mer, 1968, 168 p. VAN IMPE E., De inrichting van de publieke zalen vanaf 1910, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (onuitgegeven museologische studie), 2002, s.p. VAN IMPE E., “‘Tout cela est vraiment très beau, très riche et très intéressant’: een studie van de zaalinrichting van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika van 1910 tot nu”, in: Bibliotheek- & Archiefgids, Brussel, Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, LXXIX, 2003, 4, pp. 8-13. VIJGEN I., Tussen mandaat en kolonie. Rwanda, Burundi en het Belgisch bestuur in opdracht van de Volkenbond (1916-1932), Leuven, Acco, 2005, 279 p. WASTIAU B., Congo-Tervuren, aller-retour, Tervuren, Musée royal de l’Afrique centrale, 2000, 58 p. WILLEMS H., Het Office Colonial (1907-1930), onderdeel van een economisch bewustwordingsproces, Gent, Rijksuniversiteit Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, 163 p. WYNANTS M., “Chryselefantiene beelden in het Museum van Tervuren”, in: GUISSET J., Congo en de Belgische kunst 1880-1960”, Doornik, La renaissance du livre, 2003, pp. 138155. WYNANTS M., Van Hertogen tot Kongolezen. Tervuren en de Koloniale Tentoonstelling 1897, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1997, 184 p.
14
LIJST VAN ILLUSTRATIES 1.
Foto Alexandre. Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Foto-archief, nr. HK 11081.
2.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Foto-archief, nr. 60.5.1678.
3.
Archives Nationales, Paris. Fonds Girault, nr. 285 AP.
4
Archief van het Koninklijk Paleis, Brussel. Kaarten en plannen, nr. 273.
5-6-7.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Fonds Girault, nr. 68.10.
8-9-10.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Fonds Girault, nr. 68.10.
11.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Fonds Girault, nr. 68.10.
12.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Publicatiedienst, Tervuren.
13.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Fonds Girault, nr. 68.10.
14.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Foto-archief, nr. HP.1956.56.396.
15.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Foto-archief, nr. HP.1960.761.
16.
Foto auteur.
17.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Foto-archief, nr. HP.1971.1.211.
18.
Foto auteur.
19-20-21. Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Etnografie, Tervuren. Foto-archief, nr. EP.1953.74.0391.3, EP.1953.74.0391.4, EP.1953.74.0391.5. 22.
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, afdeling Geschiedenis, Tervuren. Foto-archief, HP.2006.50.1.
23.
Foto © Raymond Dakoua.
15
LIJST VAN AFKORTINGEN ABOS
Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking
AI
Afrika Instituut
ARA
Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën
ASDOC
Afrika Studie- en Documentatiecentrum
BIBWOO
Belgisch Instituut tot Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee
BIE
Bureau International d’Ethnographie
BOC
Basisoverlegcomité
B.O.C.B.
Bulletin Officiel du Congo Belge
B.O.E.I.C.
Bulletin Officiel de l’Etat Indépendant du Congo
B.S.
Belgisch Staatsblad
Bijl. B.S.
Bijlagen van het Belgisch Staatsblad
BTW
Belasting over de Toegevoegde Waarde
BUGECO
Bureau de Géologie pour la Coopération Internationale
CAPA
Centre d’Accueil pour le Personnel Africain
CAT
Commissie voor Afrikaanse Taalkunde
CB
afdeling Collectiebeheer
CIRGA
Centre International de Recherche Géologique en Afrique
CITES
Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora and Fauna
CITLO
Centrum voor Informatieverwerking op het gebied van Tropische Landbouw en Ontwikkeling
CNEPOM
Centre National d’Ethnologie des Peuples d’Outre-Mer
CODA
Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie
CP
Classement Provisoire
CRISP
Centre de Recherche et d’Information Socio-Politiques
DGOS
Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking
17
Lijst van afkortingen
DOS
Dienst voor de ontwikkelingssamenwerking
DPWB
Diensten voor Programmatie van het Wetenschapsbeleid
DWTC
Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden
FCFO-MI
Fonds voor Collectief en Fundamenteel Onderzoek op Ministerieel Initiatief
FOD
Federale Overheidsdienst
FWI
Federale Wetenschappelijke Instelling
GG
Gouvernement Général
IAKMMA
Instellingsarchief van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika
ICT
Information and Communication Technologies
IICMSD
International Institute for Comparative Music Studies and Documentation
IMNC
Institut des Musées Nationaux du Congo
IMNZ
Institut des Musées Nationaux du Zaïre
INP
Instituut der Nationale Parken in Belgisch Kongo en Ruanda-Urundi
INRS
Institut National de Recherche Scientifique
IRST
Institut des Recherches Scientifiques et Technologiques
IWOCA
Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal-Afrika
KMMA
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika
Metafro-InfoSys Metadatabank African Organization - Information System MNR
Musée National de Rwanda
KBIN
Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen
KMKG
Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
NGI
Nationaal Geografisch Instituut
NILCO
Nationaal Instituut voor Landbouwstudie in Congo
POD
Programmatorische Overheidsdienst
ULB
Université Libre de Bruxelles
vzw
vereniging zonder winstoogmerk
18
INLEIDING Een archief heeft een erg belangrijke dubbele functie. Een archief bezit in de eerste plaats een administratief-juridische waarde. Het is essentieel voor de eigen goede werking en onmisbaar voor de informatie- en verantwoordingsplicht tegenover de maatschappij. Een archief heeft daarenboven ook een potentiële historisch-culturele waarde, op basis waarvan toekomstige historici en andere geïnteresseerden de werking van een instelling en haar impact op de maatschappij kunnen reconstrueren. Het artikel 5 van de Archiefwet van 24 juni 1955 bepaalt omwille van dit laatste dat overheidsarchieven niet vernietigd kunnen worden zonder toestemming van het de Algemene Rijksarchivaris of diens gemachtigden. Deze wetgeving is ook van toepassing op het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, wat betekent dat archieven niet op eigen initiatief vernietigd mogen worden. Het is echter weinig praktisch om bij de vernietiging van een document steeds opnieuw ad hoc de toestemming van het Algemene Rijksarchivaris of diens gemachtigden te vragen. De oplossing is een door het Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën goedgekeurde archiefselectielijst, die alle archiefstukken, hun minimale administratieve bewaartermijn en hun definitieve bestemming opsomt. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika weet op die manier in een heel vroeg stadium welke archiefstukken op termijn vernietigd kunnen worden en welke wegens hun historisch belang blijvend bewaard zullen worden en op termijn naar een archiefbewaarplaats overgebracht kunnen worden. De Vrienden van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika valt als vzw niet onder de bepalingen van de Archiefwet, maar is zich bewust van de voordelen van een goed archiefbeheer en heeft daarom de toestemming gegeven om ook een archiefselectielijst voor haar archief op te laten stellen. Een archiefselectielijst is hét basisinstrument voor een goed archiefbeheer, wat belangrijke voordelen kan opleveren op het vlak van efficiëntie, kostenbesparing en risico-inperking. Een steeds snellere aangroei van de papiermassa en een doorgedreven digitalisering leiden immers tot een ingewikkeld hybride systeem, waardoor een goed informatiebeheer een belangrijke uitdaging wordt. Wanneer de personeelsleden in dergelijke omstandigheden zelf (door omstandigheden gedwongen worden te) beslissen welke papieren en digitale archiefstukken wel en niet bewaard blijven of hoe en waar deze worden bewaard, dan heeft dat vroeg of laat nefaste gevolgen voor een organisatie. Een ongestructureerd archiefbeheer veroorzaakt niet alleen een wildgroei van archief met alle bijhorende overbodige uitgaven, maar ook een ongecontroleerd verlies van mogelijk belangrijke archiefstukken. Een goed archiefbeheer zal er daarenboven voor zorgen dat archieven met een belangrijke historische waarde op sociaal, cultureel, politiek, economisch, wetenschappelijk of technologisch vlak blijvend bewaard blijven en op termijn naar een archiefbewaarplaats overgebracht kunnen worden. Een archiefselectielijst mag natuurlijk nooit blindelings toegepast worden. Wanneer bij de toepassing blijkt dat de voorwaarden voor de selectie van een reeks niet langer geldig zijn, dan mag er van de archiefselectielijst afgeweken worden. Wanneer blijkt dat er fundamentele veranderingen opgetreden zijn, dan dient de archiefselectielijst aangepast worden. Een instelling is immers constant in evolutie, met het gevolg dat opdrachten en de daaruit voortvloeiende archiefvorming ingrijpend kunnen veranderen. Het is dan ook raadzaam om de archiefselectielijst regelmatig onder de loep te nemen en zo nodig in overleg met Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën aan te passen. Het eerste onderdeel schetst de institutioneel-historische evolutie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, het tweede bevat een aantal verhelderende organigrammen, het derde beschrijft de archiefvorming en het archiefbeheer van de instelling en het vierde en laatste onderdeel bevat de eigenlijke archiefselectielijst. Hetzelfde patroon wordt vervolgens voor de vzw De Vrienden van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika herhaald (met uitzondering van de organigrammen).
19
KONINKLIJK MUSEUM VOOR MIDDEN-AFRIKA
INSTITUTIONEEL-HISTORISCH KADER De Koloniale Tentoonstelling in Tervuren (1897) Het ontstaan van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren is te situeren in het einde van de negentiende eeuw en is onlosmakelijk verbonden met de persoon van koning Leopold II. Deze was er dankzij een aantal bilaterale verdragen en de Internationale Conferentie van Berlijn in 1884-1885 de facto in geslaagd om “zijn” Onafhankelijke Congostaat te laten erkennen en liet tussen 1885 en 1894 verschillende koloniale tentoonstellingen organiseren om voor zijn Afrikaanse onderneming propaganda te voeren. Het was in deze context dat Leopold II besliste om in het kader van de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1897 ook een grote koloniale tentoonstelling op het koninklijk domein in Tervuren te organiseren. Hij liet dwars door het Zoniënwoud heen de Tervurenlaan en de parallel lopende tramlijn aanleggen en aan het eindpunt het door Albert-Philippe Aldrophe en Ernest Acker ontworpen Koloniënpaleis bouwen, waar in Art Nouveau stijl ingerichte zalen Afrikaanse dieren, planten, etnografica, import- en exportproducten tentoongesteld werden. De toeschouwer diende met een bezoek aan het Koloniënpaleis immers een idee te krijgen van de natuurlijke en culturele rijkdommen, van de economische mogelijkheden én van de morele noodzaak van het beschavingswerk. Naast het Koloniënpaleis werden de door Elie Lainé ontworpen Franse tuinen aangelegd en een groot aantal tijdelijke attracties (zoals de nu beruchte Kongolese dorpen) opgericht. De Koloniale Tentoonstelling van 1897 zou met haar meer dan één miljoen bezoekers een overdonderend succes zijn. Het Congo Museum (1898-1910) Wegens het grote succes van de Koloniale Tentoonstelling en de verhoogde belangstelling voor Midden-Afrika, besloot Leopold II om de tijdelijke tentoonstelling in het Koloniënpaleis tot een permanent museum en wetenschappelijke instelling om te vormen. Het Congo Museum zou in mei 1898 in het heringerichte Koloniënpaleis haar deuren openen.1 De propaganda voor de economische en commerciële troeven van de Onafhankelijke Congostaat vormde nog steeds de hoofdopdracht van het Congo Museum, wat duidelijk blijkt uit de Annuaire de l’Etat Indépendant du Congo uit 1903 die de instelling omschrijft als voorbeeld van een musée commercial.2 Niettemin kon de instelling zich dankzij haar institutionalisering voor de eerste maal ook aan het zuiver wetenschappelijk onderzoek van Midden-Afrika wijden. De schaarse bronnen uit deze periode vermelden met betrekking tot de organisatie van het Congo Museum enkel dat een directeur en een conservator aan het hoofd van de instelling stonden.3 Het wetenschappelijk onderzoek werd enkele jaren na de oprichting van het museum bevorderd met de oprichting van een Bestendige commissie voor de studie van de collecties van het Museum van Tervuren, die een eerste maal op 22 april 1901 vergaderde. De leden van deze commissie dienden het onderzoek van de collecties te verrichten en te stimuleren en werden ingedeeld in een sectie Aardkunde en Mineralogie, een sectie Dierkunde, een sectie Plantkunde en een sectie Antropologie en Volkenkunde (zie organigram p. 47).4 De onderzoeksresultaten werden in de Annalen van het Congo Museum gepubliceerd, waarvan de eerste delen in 1898 werden uitgegeven en snel wereldfaam verwierven. 1 De geschiedenis van de Koloniale Tentoonstelling en van het eerste Congo Museum wordt uitgebreid besproken in WYNANTS M., Van Hertogen tot Kongolezen. Tervuren en de Koloniale Tentoonstelling 1897, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1997, 184 p. 2 LAURENT L. G., Annuaire de l’Etat Indépendant du Congo pour 1903, Brussel, Laurent, 1903, p. 101. 3 La Belgique Coloniale, VII, nr. 11, 17 maart 1901, p. 126. 4 La Belgique Coloniale, VI, nr. 52, 30 december 1900, p. 620. La Belgique Coloniale, VII, nr. 1, 1 januari 1901, p. 7. La Belgique Coloniale, VII, nr. 11, 17 maart 1901, p. 126. La Belgique Coloniale, VII, nr. 14, 28 april 1901, p. 200. Zie ook LAURENT L. G., Annuaire de l’Etat Indépendant du Congo pour 1903, Brussel, Laurent, 1903, pp. 101-102.
23
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
De collecties groeiden zo snel aan, dat al snel de vraag naar een nieuw en groter gebouw rees. Het was opnieuw Leopold II die het initiatief zou nemen door met het Koninklijk Decreet van 3 december 1902 te verordenen dat het Congo Museum van Tervuren in een nieuw gebouw gehuisvest diende te worden en de bouw ervan met inkomsten van de Onafhankelijke Congostaat gefinancierd zou worden.5 De Franse architect Charles Girault kreeg van Leopold II de opdracht dit nieuwe museumgebouw te ontwerpen, daar hij met zijn ontwerp van het Petit Palais in Parijs bewezen had dat hij de grootse en monumentale gebouwen kon ontwerpen die de koning beoogde. Het nieuwe onderkomen voor het Congo Museum zou tussen 1904 en 1909 aan de rand van de bestaande Franse tuinen verrijzen, samen met twee aanpalende paviljoenen die als dienstgebouwen zouden dienen.6 Dit nieuwe museumgebouw zou volgens de visie van Leopold II slechts één onderdeel vormen van een groot koloniaal gebouwencomplex met verschillende andere door Girault ontworpen gebouwen. Deze plannen zouden nooit gerealiseerd worden, daar Leopold II op 17 december 1909 zou overlijden, juist vóór de op 1 januari 1910 geplande inhuldiging van het nieuwe museumgebouw. Leopold II had daarenboven een jaar voordien de Onafhankelijke Congostaat aan de Belgische Staat overgedragen met het Verdrag van 28 november 1907 tot afstand van de Onafhankelijke Staat Congo en de Bijkomende Akte van 5 maart 1908, die met de Wetten van 18 oktober 1908 door het Belgische Parlement goedgekeurd en bekrachtigd waren.7 De plannen voor de verdere ontwikkeling van het domein in Tervuren werden definitief opgeborgen, nu met het overlijden van Leopold II de drijvende kracht achter het hele project was verdwenen en de Belgische staat de onkosten ervoor diende te dragen. De inhuldiging van het nieuwe museumgebouw zou uiteindelijk plaatsvinden op 30 april 1910 in aanwezigheid van koning Albert I. 8 Een commissie coördineerde de verhuisoperatie van het oude naar het nieuwe museumgebouw, die pas in 1911 helemaal afgerond zou worden.9 Het Museum van Belgisch Congo (1910-1960) De overname van de Onafhankelijke Congostaat door de Belgische Staat had ook gevolgen voor het wettelijk statuut van het Congo Museum. De instelling werd met het Koninklijk Besluit van 1 januari 1910 omgevormd tot een Belgische overheidsinstelling en omgedoopt tot het Museum van Belgisch Congo.10 Volgens het Koninklijk Besluit van 1 januari 1910 luidde de opdracht van de instelling: Al de voorwerpen herkomstig uit Belgisch Congo, die betrekking hebben op de geschiedenis der staatskunde, zedenleer, wetenschappen en huishoudkunde der kolonie… worden te Tervueren in eene algemeene en openbare bewaarplaats verzameld, onder de benaming van Museum van Belgisch Congo. Het Museum van Belgisch Congo werd onder de voogdij van de Minister van Koloniën geplaatst en er werd een Commissie van Toezicht opgericht die namens de minister controle uitoefende op het beheer van de instelling. Het koninklijk besluit bepaalde voorts ook het organigram van de instelling, met een indeling in vijf secties (zie organigram p. 48). De sectie Antropologie en Volkenkunde werd omgedoopt tot de sectie Volkenkunde, maar bleef wel verantwoordelijk voor het beheer van de prehistorische en antropologische collecties. De sectie Plantkunde, de sectie Dierkunde en de sectie Aardkunde en Mineralogie werden geïntegreerd in één sectie Natuurkundige Wetenschappen, maar zouden in praktijk wel als subsecties actief blijven. De sectie Zedelijke en Staatkundige Wetenschappen, de sectie Huishoudkundige Wetenschappen 5
Koninklijk Decreet van 3 december 1902 betreffende het Museum van Tervuren (B.O.E.I.C., 12/1902, p. 238). Zie ook LAURENT L. G., Annuaire de l’Etat Indépendant du Congo pour 1903, Brussel, Laurent, 1903, pp. 107108. 6 LUWEL M., “Histoire du Musée Royal du Congo Belge à Tervuren”, in: Congo-Tervuren, VI, 1960, 2, pp. 3233. 7 Wetten van 18 oktober 1908 tot overdracht van de Onafhankelijke Congostaat aan België (B.S., 19-20/10/1908, p. 5861). 8 WYNANTS M., Van Hertogen tot Kongolezen. Tervuren en de Koloniale Tentoonstelling 1897, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1997, pp. 153-165. 9 Ministeriële beslissing van 30 oktober 1909 (IAKMMA, N) 10 Koninklijk Besluit van 1 januari 1910 betreffende het reglement tot inrichting van het Museum van Belgisch Congo (B.O.C.B., 15/01/1910, p. 68).
24
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
en de sectie Fotografische Verzameling en Algemeen Verspreiding doken voor de eerste maal op in het organigram. Deze laatste sectie vormde een buitenbeentje, daar ze de andere secties technische en documentaire ondersteuning diende te verlenen door de nodige foto’s te nemen, te ontwikkelen en te bewaren.11 Deze sectie was in principe ook verantwoordelijk voor de educatieve inspanningen van de instelling, maar in de praktijk zouden de personeelsleden van de andere secties deze opdracht in de mate van het mogelijke op zich nemen door rondleidingen in het museum te verzorgen.12 Dit laatste verklaart waarom de sectie Fotografische Verzameling en Algemeen Verspreiding in het jaarverslag van 1917 de sectie Lichtbeeldkunde wordt genoemd.13 De bibliotheek werd niet in het officiële organigram van het Museum van Belgisch Congo vermeld, maar vormde vóór de Eerste Wereldoorlog een onderdeel van de sectie Zedelijke en Staatkundige Wetenschappen.14 Tot slot zou het Koninklijk Besluit van 1 januari 1912 enkele jaren later nog een Commissie voor Aardkunde oprichten, die belast werd met de opmaak van een geologische kaart van Katanga.15 Het Museum van Belgisch Congo zou de eerste decennia van haar bestaan een sterke reputatie opbouwen. De instelling slaagde er bijvoorbeeld in om met de hulp van een uitgebreid netwerk van in Belgisch Congo gevestigde informanten en schenkers erg rijke collecties op te bouwen. Het Museum van Belgisch Congo organiseerde de laatste jaren vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ook de eerste eigen wetenschappelijke missies naar Belgisch Congo, die ware schatten aan collectiestukken, specimens en gegevens opleverden.16 Het museum in Tervuren werd tijdens Duitse bezetting onder de voogdij van het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten en van de Kolonial Abteilung van het Auswärtiges Amt geplaatst en diende vier jaar lang in erg moeilijke omstandigheden te functioneren. De Duitse bezetting had daarenboven tot gevolg dat alle contacten met de kolonie verbroken werden en nieuwe aanwinsten uitbleven. Niettemin kon in 1919 verklaard worden dat …nos précieuses collections ont traversé sans dommage irréparable la dure période de l’occupation.17 De Duitse nederlaag had bovendien tot gevolg dat Ruanda-Urundi in 1919 van Duits Oost-Afrika werd afgesplitst en door de Volkerenbond onder Belgisch mandaat werd geplaatst, waardoor het Museum van Belgisch Congo voortaan ook dit gebied aan onderzoek kon onderwerpen.18 Na de Eerste Wereldoorlog groeide de overtuiging dat het kolonisatieproces gerationaliseerd en verwetenschappelijkt diende te worden om Belgisch Congo tot een modelkolonie om te kunnen vormen. Het Museum van Belgisch Congo zou in dit proces een erg belangrijke rol spelen. De instelling organiseerde tot 1960 regelmatig wetenschappelijke missies naar Congo 11
MORIMONT F., “Fotografie en de geschiedenis van Afrika. De Belgische kolonisatie door een objectief bekeken”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, p. 267. 12 … comme l’indique sont titre, la Section de Documentation et de Vulgarisation devait aussi s’occuper de “Vulgarisation”. En pratique, rien est fait… le personnel des autres sections a manifesté son activité dans cette direction… Brief van Directeur van het Museum van Belgisch Congo H. Schouteden aan de Minister van Koloniën, 14 september 1927 (IAKMMA, O/1). 13 Jaarverslag van het Museum van Belgisch Congo 1917 (IAKMMA, R/V). 14 Nota van Directeur van het Museum van Belgisch Congo A. de Hauleville aan de voorzitter van de Commissie van Toezicht, 12 december 1926 (IAKMMA, R/III). 15 Koninklijk Besluit van 1 januari 1912 houdende instelling van een Commissie voor Aardkunde (B.O.C.B., 28/02/1912, p. 196). 16 Collectiebeleidsplan Collectieontwikkeling in het KMMA. Krachtlijnen voor een nieuw beleid, 2006-2010, p. 9. 17 Jaarverslagen van het Museum van Belgisch Congo 1917 en 1914-1919 (IAKMMA, R/V). Zie ook LUWEL M., “Histoire du Musée royal du Congo Belge à Tervuren”, in: Congo-Tervuren, VI, 1960, 2, pp. 42-43. 18 Het mandaat over Ruanda-Urundi werd met het Verdrag van Versailles van 28 juni 1919 aan België toegekend en zes jaar later geregeld met de Wet van 21 augustus 1925 op het Gouvernement van Ruanda-Urundi (B.S., 09/09/1925, p. 4544). Voor meer informatie over het Belgisch mandaat over Ruanda-Urundi, zie: VIJGEN I., Tussen mandaat en kolonie. Rwanda, Burundi en het Belgisch bestuur in opdracht van de Volkenbond (19161932), Leuven, Acco, 2005, 279 p. Voor meer informatie over het wetenschappelijk onderzoek van het KMMA in Rwanda, zie: THYS VAN DEN AUDENAERDE D., Wetenschappelijk onderzoek in Rwanda door het Museum van Tervuren. Recherche Scientifique au Rwanda par le Musée de Tervuren, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1987, pp. 7-8.
25
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
en Ruanda-Urundi om ter plaatse specimens, stalen en objecten te kunnen verzamelen. De snelle ontwikkeling van Belgisch-Congo, de opkomst van moderne communicatie- en transportmiddelen en de oprichting van Belgisch-Congolese wetenschappelijke instellingen vormde een belangrijke stimulans voor de verdere uitbreiding van het netwerk van informanten en schenkers.19 Het in 1911 opgerichte scheikundig laboratorium van de sectie Huishoudkundige Wetenschappen werd met het Koninklijk Besluit van 10 april 1928 afgesplitst en omgevormd tot het Laboratorium voor Scheikundige en Onialogische Opzoekingen van Belgisch Congo, het huidige Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA).20 De sectie Huishoudkundige Wetenschappen zou zich heroriënteren en zich voortaan op de studie van bosexploitatie en landbouw concentreren,21 meerbepaald op het wetenschappelijk onderzoek naar landbouwgewassen, oliehoudende planten, textielplanten, geneeskrachtige producten, verf- en looistoffen, rubberplanten, harsplanten en hout.22 Deze evolutie werd ook in de hand gewerkt door de steeds grotere rol van het Koloniaal Bureau in de economische propaganda voor Belgisch Congo.23 Het Koloniaal Bureau was in 1907 opgericht, met de opdracht economische informatie over Congo in te zamelen en te verstrekken én de permanente tentoonstelling van het museum in Tervuren te documenteren.24 Dit Koloniaal Bureau zou in de jaren twintig sterk aan belang winnen en in nauwe samenwerking met de privé-sector moderne propagandamiddelen (zoals de radio) hanteren om economische propaganda voor de kolonie te voeren.25 Het Museum van Belgisch Congo vormde in die optiek een te klein en statisch “uitstalraam” voor de kolonie en verloor op die manier geleidelijk aan haar nut voor de economische propaganda van Belgisch Congo. Het zwaartepunt van de instelling verschoof steeds meer richting het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.26 De secties van het Museum van Belgisch Congo werden met het Koninklijk Besluit van 18 mei 1928 ingrijpend gereorganiseerd (zie organigram p. 49).27 De sectie Zedelijke en Staatkundige Wetenschappen werd omgedoopt tot de sectie Zedelijke, Politieke en Geschiedkundige Wetenschappen, de sectie Huishoudkundige Wetenschappen tot de sectie Economische Wetenschappen. De opsplitsing van de sectie Volkenkunde in een sectie Etnografie en een sectie Antropologie en Voorhistorische Geschiedenis vormde een bewijs van het groeiend belang van de menswetenschappen. De opsplitsing van de sectie Natuurlijke Wetenschappen in een sectie Aardkunde en Mineralogie, een sectie Dierkunde en Insectenleer en een sectie Plantkunde wees op de grote wetenschappelijke belangstelling voor de natuurwetenschappen. De sectie Fotografische Verzameling en Algemeen Verspreiding werd daarentegen afgeschaft, omdat ze sterk aan belang had ingeboet door de oprichting van een
19
Collectiebeleidsplan Collectieontwikkeling in het KMMA. Krachtlijnen voor een nieuw beleid, 2006-2010, p. 10. Koninklijk Besluit van 10 april 1928 houdende inrichting van het Laboratorium voor Scheikundige en Onialogische opzoekingen van Belgisch Congo (B.S., 22/04/1928, p. 1931). Voor meer informatie over de geschiedenis van het laboratorium, zie: 75 years Veterinary and Agrochemical Research Centre 193020
2005, Brussel, Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie, 2005, pp. 12-15 en p. 41. 21
ERGO A. B. en MOEYERSONS J., “De afdeling Land- en Bosbouweconomie”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D., (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor MiddenAfrika, 1998, pp. 275-276. 22 LEBACQ L., “Les activités du Musée royal de l’Afrique centrale dans le domaine de l’économie agricole”, in: Africa-Tervuren, X, 1964, 3, p. 67. 23 Zie ook MAES J., Le Musée du Congo Belge. Guide illustré du visiteur, De Sikkel, Antwerpen, 1925, pp. 48-49. 24 Decreet van 2 juli 1907 betreffende het Koloniaal Bureau (B.O.E.I.C., 06-07/1907, p. 391). 25 WILLEMS H., Het Office Colonial (1907-1930), onderdeel van een economisch bewustwordingsproces, Gent, Rijksuniversiteit Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, pp. 33-42 en pp. 151-152. 26 CORNELIS S., “Le musée du Congo Belge, vitrine de l’action coloniale (1910-1930)”, in: TAFFIN D. (ed.), Du musée colonial au musée des cultures du monde, Paris, Maisonneuve & Larose, 2000, pp. 74-81. 27 Koninklijk Besluit van 18 mei 1928 betreffende het reglement tot inrichting van het Museum van Belgisch Congo (B.S., 10/06/1928, p. 2669).
26
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
propagandadienst bij het Ministerie van Koloniën.28 De sectie werd omgevormd tot een dienst binnen de directie van het museum, die centraal de negatieven bewaarde van de door de secties opgebouwde fotocollecties.29 Het Koninklijk Besluit van 18 mei 1928 bepaalde tot slot ook dat de Commissie voor Aardkunde die belast was geweest met de opmaak van geologische kaart van Katanga, werd opgeheven. Tijdens de jaren 1930 werd het nieuwe organigram nog enkele malen aangepast. De sectie Etnografie werd in 1930 uitgebreid met een Bureau voor Etnografische Documentatie, dat verantwoordelijk werd voor de redactie van etnografische bibliografieën en monografieën.30 Een Commissie voor het bijwerken van de etnografische documentatie hield toezicht op de wetenschappelijke werkzaamheden van het Bureau voor Etnografische Documentatie.31 Deze beslissing was het gevolg van de schenking van de documentatie van het Bureau International d’Ethnographie (BIE) aan het Museum van Belgisch Congo door senator Cyrille Van Overbergh. Dit Bureau International d’Ethnographie was immers in 1905 door deze laatste opgericht, maar had door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog alle activiteiten moeten staken. De sectie Dierkunde en Insectenleer ontplooide in deze periode steeds meer activiteiten, zodat in 1935 naast de reeds bestaande subsecties voor Vertebraten en voor Insectenleer ook een subsectie voor de Invertebraten niet-insecten gecreëerd kon worden.32 Een tegenslag was de opheffing van de sectie Plantkunde, die met het Koninklijk Besluit van 1 mei 1934 uit het organigram van het Museum van Belgisch Congo geschrapt.33 Het door deze sectie opgebouwde herbarium werd na een jarenlange en hevige discussie overgeheveld naar de Rijksplantentuin, de huidige Nationale Plantentuin van België in Meise.34 Het Museum van Belgisch Congo had in het kader van de reorganisatie van 1928 juist een nieuwe sectie Plantkunde opgericht om de door de Rijksplantentuin bewaarde Congolese herbaria te laten overbrengen en zo het onderzoek naar de Congolese flora te stimuleren.35 De Rijksplantentuin won echter het pleit met het argument dat het hele botanisch onderzoek 28
LUWEL M., “Histoire du Musée royal du Congo Belge à Tervuren”, in: Congo-Tervuren, VI, 1960, 2, p. 41. Hoogstwaarschijnlijk wordt in dit artikel verwezen naar de oprichting van een Dienst voor Propaganda en Vulgarisatie door het Koloniaal Bureau in 1923. WILLEMS H., Het Office Colonial (1907-1930), onderdeel van een economisch bewustwordingsproces, Gent, Rijksuniversiteit Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986, p. 37. 29 Dienstnota van de Directeur van het Museum van Belgisch Congo van 1 juni 1928 (IAKMMA, P/9). Zie ook: MORIMONT F., “Fotografie en de geschiedenis van Afrika. De Belgische kolonisatie door een objectief bekeken”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, p. 268. 30 BOONE O., “La documentation ethnographique au Musée royal de l’Afrique centrale”, in: Africa-Tervuren, X, 1964, 4, pp. 99-102 en DECOCK S., “Het Documentatiecentrum voor Menswetenschappen tussen verleden en toekomst”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 115-118. 31 Het statuut van het Bureau voor Etnografische Documentatie en van de Commissie voor het bijwerken van de etnografische documentatie waren aanvankelijk erg onduidelijk, omdat geen van beide bij Koninklijk Besluit werd opgericht. E. Maes aan C. Van Overbergh, 25 maart 1938 (IAKMMA, O/1/4). De enige grondslag is een ministeriële beslissing van 30 januari 1930 tot oprichting van de Commissie voor het bijwerken van de etnografische documentatie (IAKMMA, O/1/4). Deze commissie zou uiteindelijk met een ministeriële beslissing in 1953 weer opgeheven worden. Minister van Koloniën aan Directeur van het Koninklijk Museum van Belgisch Congo F. M. Olbrechts, 26 maart 1953 (IAKMMA, O/1/4). 32 “Overzicht van de ontwikkeling van de afdelingen in het Koninklijk Museum van Belgisch Congo. Aperçus sur le développement des sections du Musée royal du Congo Belge”, in: Congo-Tervuren, VI, 1960, 2, pp. 62-63. 33 Koninklijk Besluit van 1 mei 1934 tot herziening van het Koninklijk Besluit van 18 mei 1928 betreffende het reglement tot inrichting van het Museum van Belgisch Congo (IAKMMA, P/9) 34 Deze discussie handelde ook over het principe van de bevoegdheidsafbakening tussen het Museum van Belgisch Congo, met haar geografisch werkterrein, en de andere Belgische wetenschappelijke instellingen, met hun functioneel werkterrein. De notulen van de Commissie voor Toezicht van het Museum vermelden bijvoorbeeld: …on créerait un précédent dangereux. Les matériaux d’études… du Musée seraient bientôt réclamés par d’autres musées: les collections zoologiques congolaises iraient au Musée d’Histoire Naturelle, les pièces ethnographiques au Musée du Cinquantenaire, etc. etc. Or, l’arrêté royal. organique du Musée du Congo dit expressément que toutes les collections provenant de la Colonie sont conservées au Musée. Notulen van de vergadering van de Commissie van Toezicht van het Museum van Belgisch Congo, 27 april 1932 (IAKMMA, O/2). 35 Le Jardin botanique national de Belgique. De Nationale Plantentuin van België. 1870-1970, Brussel, WellensPay, 1970, pp. 7-9.
27
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
omwille van haar universeel karakter en een daaraan gekoppelde nood aan vergelijkend onderzoek in haar schoot gecentraliseerd diende te worden.36 De contacten van het Museum van Belgisch Congo met Belgisch Congo en Ruanda-Urundi werden tijdens de Tweede Wereldoorlog jaren lang verbroken, wat net zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog een rem zette op het acquisitiebeleid. De instelling leek de Tweede Wereldoorlog echter zonder al te veel kleerscheuren door te komen, tot op 22 november 1944 een Duitse V1 voor de tuingevel van het museum insloeg. Hoewel de gevel, de rotonde en de grote marmerzaal van het museum zwaar beschadigd waren, bleven de er tentoongestelde stukken grotendeels ongedeerd.37 De herstellingen zouden wel jaren lang aanslepen. De instelling zou na de Tweede Wereldoorlog opnieuw een sterke ontwikkeling kennen en op bepaalde onderzoeksterreinen wereldfaam verwerven. De sectie Economische wetenschappen zou zich omwille van het groeiend aantal Belgische en Belgisch-Congolese landbouwkundige onderzoekscentra vanaf 1950 concentreren op de uitbouw van haar collectie tropische houtstalen, die zo tot één van de grootste xylaria ter wereld zou uitgroeien. De onderzoeksresultaten werden aanvankelijk gebundeld in een atlas van houtsoorten van de Commissie voor de studie van Congolese houtsoorten.38 De sectie Aardkunde en Mineralogie zou onder impuls van de Commissie voor Geologie van het Ministerie van Koloniën vanaf 1955 een nieuw onderzoeksterrein aanboren met de foto-interpretatie van luchtfoto’s.39 De sectie werd enkele jaren met het Koninklijk Besluit van 10 juni 1958 ook omgedoopt tot de sectie Aardkunde, Mineralogie en Paleontologie.40 Deze naamsverandering bevestigde de eerder in 1938 genomen beslissing om de paleontologische verzamelingen van de sectie Dierkunde en Insectenleer naar de sectie Aardkunde en Mineralogie over te brengen.41 Het opvallendste voorbeeld van de nieuwe dynamiek is echter de sectie Etnografie, die een grote bloei kende. Het Centrum voor de Studie van de Afrikaanse Kunst van de Rijksuniversiteit Gent, dat in 1939 was opgericht om het onderzoek naar de typologie en chronologie van de Afrikaanse Kunst te stimuleren en een bijhorende iconotheek uit te bouwen, werd in 1947 naar het Museum van Belgisch Congo overgeheveld.42 De sectie Etnografie zou daarenboven enkele jaren later, in 1950, ook een taalkundige aanwerven en een subsectie Linguïstiek oprichten om de Afrikaanse talen te kunnen bestuderen.43 Het Museum van Belgisch Congo vormde in dit kader van 1951 tot 1960 ook de zetel van de Commissie voor Afrikaanse Taalkunde (CAT) die de opdracht had de taalkundige vraagstukken in Belgisch Congo en Ruanda-Urundi te bestuderen en hierover advies te verlenen aan de Minister van Koloniën.44 36
Nota bij een brief van de Minister van Koloniën aan de Voorzitter van de Commissie van Toezicht van het Museum van Belgisch Kongo, 19 januari 1934 (IAKMMA, O/2). 37 LUWEL M., “Histoire du Musée royal du Congo Belge”, in: Congo-Tervuren, VI, 1960, 2, p. 39. 38 LEBACQ L., “Les activités du Musée royal de l’Afrique centrale dans le domaine de l’économie agricole”, in: Africa-Tervuren, X, 1964, 3, Tervuren, p. 67. 39 GERARDS J., “La photo-interprétation au Musée royal de l’Afrique centrale”, in: Africa-Tervuren, X, 1964, 2, pp. 49-50. 40 Koninklijk Besluit van 10 juni 1958 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 18 mei 1928 betreffende het reglement tot inrichting van het Museum van Belgisch Congo (B.S., 12/07/1958, p. 5695). 41 Rapports annuels pour l’année 1957 de la Section de Géologie, de Minéralogie et de Paléontologie du Musée royal du Congo Belge et de la Commission du Géologie du Ministère des Colonies, Tervuren, Koninklijk Museum van Belgisch Congo, 1958, p. 14. 42 OLBRECHTS F. M., “Een Centrum voor de Studie der Afrikaanse Kunst aan de Rijksuniversiteit te Gent”, in: Wetenschappelijke Tijdingen, V, 1940, 4, pp. 168-169. Zie ook: VANDENHOUTE P. J., “Frans-M. S. Olbrechts (1899-1958)”, in: LUYCKX T., Liber memorialis 1913-1960. Deel I Faculteit der Letteren en der Wijsbegeerte, Gent, Rijksuniversiteit Gent, 1960, p. 360. 43 Hoewel vaak verwezen wordt naar de oprichting van een sectie Linguïstiek in 1950, vormde deze sectie in feite een subsectie van de sectie Volkenkunde. De enige grondslag in het Belgisch Staatsblad is de aanwerving van een filoloog, dhr. A. Meeussen, met het Koninklijk Besluit van 28 september 1950 (B.S., 30-31/10/1950, p. 7712) en het Koninklijk Besluit van 30 januari 1951 (B.S., 21/02/1951, p. 1085). De administratieve gids van het Ministerie van Koloniën uit 1951 vermeldt dhr. A. Meeussen als medewerker van de sectie Volkenkunde. Ministère des Colonies. Annuaire Officiel. Ministerie van Koloniën. Officieel Jaarboek, Brussel, Lesigne, 1951, p. 153. 44 Koninklijk Besluit van 24 augustus 1950 houdende oprichting van een Commissie voor Afrikaanse Taalkunde (B.S., 29/09/1950, p. 6866). Zie ook Rapport scientifique pour l’année 1972 du Musée royal de l’Afrique centrale.
28
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
De sectie kreeg tot slot in 1959 nog een stimulans met de oprichting van de vzw Centre National d’Ethnologie des Peuples d’Outre-Mer (CNEPOM) die het Centrum voor de Studie van de Afrikaanse Kunst opvolgde en zich op de studie van de etnische kunst en de etnomusicologie concentreerde.45 Deze vzw zou echter geen lang leven beschoren zijn en al na één jaar alle activiteiten stopzetten. Het Museum van Belgisch Congo probeerde in deze periode ook haar publieksgerichte activiteiten te ontwikkelen door in 1951 de vzw De Vrienden van het Museum van Belgisch Congo op te richten en via deze vzw een Opvoedkundige Dienst en Verkoopsbureel aan de ingang van het museum op te starten.46 Vanaf 1952 werden daarenboven ook de eerste tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd.47 De actieve bouwpolitiek van de jaren 1950 vormde een andere opvallende indicatie van het nieuwe elan van het Museum van Belgisch Congo. De vervallen zijvleugels van het Koloniënpaleis werden vanaf de jaren 1950 fasegewijs gerenoveerd en in gebruik genomen. Het meest ambitieuze bouwproject was echter de bouw van een nieuw museumgebouw, waar tentoonstellingszalen, kantoren en laboratoria in gehuisvest zouden worden. De westvleugel van dit gebouw werd als eerste en enige vleugel opgetrokken en zou in 1958 als het Centre d’Accueil pour le Personnel Africain (CAPA) tijdelijk de Congolese personeelsleden en bezoekers van de Wereldtentoonstelling huisvesten. Na 1958 zou de voltooiing van het complex wegens geldgebrek decennia op zich laten wachten en zou het uiteindelijk pas vanaf 1991 deels en stapsgewijs in gebruik genomen kunnen worden voor de huisvesting van kantoren, laboratoria en bewaarlokalen.48 Tot slot is er ook het symbolisch erg belangrijke Koninklijk Besluit van 23 mei 1952 dat bepaalde dat als blijk van erkenning van het belang van de instelling het predikaat Koninklijk aan de naam van de instelling werd toegevoegd. Voortaan was er dus sprake van het Koninklijk Museum van Belgisch Congo.49 Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (1960-heden) De onafhankelijkheid van Belgisch Congo in 1960 en van Ruanda-Urundi in 1962 betekende de doodsteek voor de Belgische koloniale administratie. De naamsverandering van het Ministerie van Koloniën in Ministerie van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi in 1958 en in Ministerie van Afrikaanse Zaken in 1960 kon niet verhullen dat haar rol was uitgespeeld.50 Het ministerie zou uiteindelijk in 1962 definitief opgeheven worden.51 Verschillende wereldvermaarde Belgisch-Congolese onderzoeksinstellingen, zoals het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal-Afrika (IWOCA),52 het Nationaal Instituut voor LandbouwWetenschappelijk verslag voor het jaar 1972 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1973, p. 166. 45 Constitution et nominations de l’association sans but lucratif “Centre National d’Ethnologie des peuples d’Outre-Mer” (en néerlandais: “Nationaal centrum voor de Ethnologie van Overzeese Volkeren” (Bijl. B.S., 04/07/1959, akte nr. 2939). Zie ook: “Overzicht van de ontwikkeling van de afdelingen in het Koninklijk Museum van Belgisch Congo. Aperçus sur le développement des sections du Musée royal du Congo Belge”, in: CongoTervuren, VI, 1960, 2, p. 70. 46 Voor meer informatie, zie het hoofdstuk over de vzw De Vrienden van het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika. 47 “Nos expositions temporaires”, in: Congo-Tervuren, 1, 1955, 1, pp. 29-30. 48 THYS VAN DEN AUDENAERDE D., “Het Africa Museum te Tervuren. Een historisch overzicht”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, p. 17 - 21. 49 Koninklijk Besluit van 10 maart 1952 tot wijziging van de benaming van het Museum van Belgisch Congo (B.S., 02/05/1952, p. 3438). 50 Koninklijk Besluit van 18 augustus 1958 tot wijziging van de benaming van de Minister van Koloniën (B.S., 28/08/1958, p. 6656) en Koninklijk Besluit van 23 juni 1960 waarbij de benaming van het “Ministerie van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi” gewijzigd wordt in “Ministerie van Afrikaanse Zaken” (B.S., 29/06/1960, p. 4966). 51 Koninklijk Besluit van 30 mei 1961 betreffende de verdeling van de ministeriële bevoegdheden in Afrikaanse Zaken (B.S., 03/06/1961, p. 4680) en Koninklijk Besluit van 23 mei 1962 tot verdeling van de ministeriële bevoegdheden in Afrikaanse Zaken (B.S., 30/05/1962, p. 4701). 52 Het IWOCA werd opgericht met het Besluit van de Regent van 1 juli 1947 houdende instelling van het “Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Midden-Afrika” (B.S., 25/06/1948, p. 5113) om het natuurwetenschappelijk en menswetenschappelijk onderzoek in de Belgische territoria in Afrika te stimuleren. De instelling beschikte over onderzoekscentra in Belgisch Congo (Lwiro, Uvira, Mabali en Elisabethstad) en Ruanda-Urundi (Astrida).
29
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
studie in Congo (NILCO)53 en het Instituut der Nationale Parken in Belgisch Kongo (INP) 54 deelden uiteindelijk hetzelfde lot. Deze instellingen werden in 1961 nog in het Belgisch Instituut tot Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee (BIBWOO) gehergroepeerd, een instelling van openbaar nut die onder impuls van de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid werd opgericht en de Belgische onderzoeksactiviteiten in Afrika diende te vrijwaren en heroriënteren.55 Het Belgisch Instituut tot Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee zou echter al in 1962 worden opgeheven en vervangen door de Dienst voor de ontwikkelingssamenwerking (DOS).56 Het wetenschappelijk onderzoek behoorde niet tot de kerntaken van de Dienst voor de ontwikkelingssamenwerking, met het gevolg dat het Belgisch Instituut tot Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee werd opgesplitst en de personeelsleden naar verschillende rijksinstellingen werden overgeheveld.57 Het einde van het koloniale tijdperk en het daaraan gekoppelde verdwijnen van de praktische toepassingsvelden van het wetenschappelijk onderzoek hadden dus overduidelijk tot gevolg dat de Belgische wetenschappelijke belangstelling voor het Afrikaanse continent taande. Het Museum van Belgisch Congo zou er niettemin met succes in slagen om zich aan deze nieuwe postkoloniale situatie aan te passen en een nieuwe dynamiek te ontwikkelen. Een eerste en symbolisch erg belangrijke maatregel was de met het Koninklijk Besluit van 23 augustus 1960 doorgevoerde naamsverandering in Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA), een duidelijk signaal dat het geografische actieterrein van de instelling niet langer tot de grenzen van de vroegere Belgische kolonie beperkt bleef.58 Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika kreeg bovendien een erg belangrijke impuls door de uitbreiding van het personeelskader met een aantal personeelsleden van het Belgisch Instituut tot Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee, dus met personeelsleden van vroegere in België, Congo en Ruanda-Urundi gevestigde onderzoekscentra van het IWOCA, het NILCO en het INP, waardoor het op verschillende onderzoeksterreinen tot één van de belangrijkste en meest toonaangevende wetenschappelijke instellingen zou uitgroeien.59 Verschillende kaderuitbreidingen stelden de instelling aldus in staat om de bestaande secties en diensten
53
Het NILCO werd opgericht met het Koninklijk Besluit van 22 december 1933 houdende stichting van het Nationaal Instituut voor Landbouwstudie in Congo (B.S., 19/01/1934, p. 305) met het doel de wetenschappelijke ontwikkeling van de landbouw in Belgisch Congo en Ruanda-Urundi te bevorderen. De instelling groeide uit tot een wereldvermaard tropische landbouwinstituut, met een groot aantal onderzoekscentra verspreid over heel Belgisch Congo en Ruanda-Urundi. 54 Het INP werd opgericht met het Decreet van 26 november 1934 houdende het reglement tot inrichting van het Instituut der Nationale Parken in Belgisch Kongo (B.O.C.B., 15/01/1935, p. 67) om in verschillende nationale parken in Belgisch Congo en Ruanda-Urundi de fauna en flora te beschermen en er zowel het wetenschappelijk onderzoek als het toerisme te bevorderen. Het INP zou het Nationaal Albert Park (reeds opgericht in 1925), het Nationaal Park van Kagera (1934), het Nationaal Park van Garamba (1938) en het Nationaal Park van Upemba (1939) beheren. 55 Koninklijk Besluit van 16 maart 1961 houdende goedkeuring van de stichting en de statuten van de instelling van openbaar nut Belgisch Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee (BIBWOO) (B.S., 26/03/1961, p. 2401). De statuten van de instelling verschenen in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad (Bijl. B.S., 13/04/1961, akten nr. 1539-1540). Zie ook Belgisch Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee. Verslag der werkzaamheden voor het dienstjaar 1961, Brussel, Belgisch Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee, 1963, 193 p. 56 Koninklijk Besluit van 4 mei 1962 tot vaststelling van het statuut van de secretaris-generaal en van het personeel van de Dienst voor de ontwikkelingssamenwerking en tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 15 januari 1962 betreffende de organisatie van de samenwerking met de ontwikkelingslanden (B.S., 10/05/1962, p. 3950) en Koninklijk Besluit van 4 mei 1962 houdende het organiek kader van het personeel van de Dienst voor de ontwikkelingssamenwerking (B.S., 10/05/1962, p. 3954). 57 Belgisch Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee. Verslag der werkzaamheden voor het dienstjaar 1962, Brussel, Belgisch Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek Overzee, 1963, pp. 5-21. Het BIBWOO zou pas in 1981 de jure worden opgeheven. LEPERSONNE J., “Lucien Cahen, le directeur du Musée”, in: Africa-Tervuren, XXVIII, 1982, 4, p. 11. 58 Koninklijk Besluit van 23 augustus 1960 houdende wijziging van de benaming van het Koninklijk Museum van Belgisch Congo in Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (B.S., 19/09/1960, p. 7106). 59 Rapport pour l’année 1962 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1963, p. 2.
30
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
verder uit te bouwen en nieuwe secties en diensten op te richten (zie organigram p. 50).60 Een eerste maatregel was de oprichting van een publicatiedienst in 1962, die de opdracht had de volledige technische productie van het drukwerk te verzorgen.61 Een jaar later volgde de oprichting van een organieke Educatieve Dienst, die ook verantwoordelijk zou worden voor de coördinatie van de organisatie van permanente en tijdelijke tentoonstellingen.62 De oprichting van de nieuwe sectie Etnosociologie en Etnogeschiedenis volgde in 1964 door de samenvoeging van de Etnografische Documentatiedienst van de sectie Etnografie met een aantal menswetenschappelijke diensten van het vroegere onderzoekscentrum van het IWOCA in Astrida, Ruanda.63 De sectie Geologie en Mineralogie werd in 1964 uitgebreid met het in Heverlee gevestigde Laboratorium voor Minerale Fysische Scheikunde bij de Faculteit Landbouwwetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven,64 dat als Laboratorium voor de Colloïden van de Tropische Bodems tot het NILCO had behoord.65 De opheffing van het Ministerie van Afrikaanse Zaken had ook tot gevolg dat het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika met het Koninklijk Besluit van 14 februari 1962 aan het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur werd overgedragen.66 Deze overheveling was een logische beslissing aangezien verschillende wetenschappelijke inrichtingen van de staat al van oudsher onder dit ministerie ressorteerden.67 Verschillende maatregelen werden getroffen om het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika het statuut van een wetenschappelijke inrichting van de staat te bezorgen. Het Koninklijk Besluit van 20 maart 1962 verleende in overeenstemming met de Wet van 27 juni 1930 en het Koninklijk Besluit van 20 juni 1931 rechtspersoonlijkheid aan de instelling door de creatie van een “patrimonium”. Het verordende ook de oprichting van een Commissie van Beheer van het Patrimonium die alle handelingen van beheer of van beschikking diende te stellen die het vermogen raakten en de bevoegdheid had om personeel aan te stellen en werken te laten uitvoeren.68 Het Koninklijk 60
Het personeelskader zou tijdens de eerste helft van de jaren 1960 uitgebreid worden met het Koninklijk Besluit van 10 mei 1963 (B.S., 21/05/1963, p. 5411), het Koninklijk Besluit van 16 november 1964 (B.S., 13/03/1965, p. 1698), het Koninklijk Besluit van 25 januari 1965 (B.S., 26/02/1965, p. 2034) en het Koninklijk Besluit van 20 maart 1965 (B.S., 13/05/1965, p. 5641). 61 Rapport pour l’année 1963 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1964, p. 52. Zie ook: LEPERSONNE J., “Lucien Cahen, le directeur du Musée”, in: Africa-Tervuren, XXVIII, 1982, 4, p. 8. 62 Rapport pour l’année 1963 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1964, p. 2 en p. 48. 63 De activiteiten van de afdeling waren lange tijd beperkt tot het Documentatiecentrum omdat de enige sociaal antropoloog van de instelling gedetacheerd was bij het INRS in Butare, het vroegere onderzoekscentrum van het IWOCA in Astrida (zie ook verder in de tekst). DE LAME D., “Sociale Antropologie tussen geschiedenis en culturen”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 119-120. 64 Rapport pour l’année 1964 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1965, p. 2. Zie ook: Rapport annuel pour l’année 1964 de la Section de Géologie, de Minéralogie et de Paléontologie du Musée royal de l’Afrique centrale, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1965, p. 3. 65 Au service de l’agriculture Congolaise. L’Institut National pour L’Étude Agronomique du Congo Belge (INEAC), son but, son programme, ses réalisations, Bruxelles, Institut National pour L’Étude Agronomique du Congo Belge, 1954, p. 8. 66 Koninklijk Besluit van 14 februari 1962 waarbij het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika overgedragen wordt van de diensten van Onze Vice-Eerste-Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, aan het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur (B.S., 09/03/1962, p. 1910). 67 VAN DER CRUYSSEN C., Het ministerie van Onderwijs en Cultuur (1878-1884, 1907-1991). Deel III. Repertoria van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, van de academies en van de domeinen van Gaasbeek en Mariemont (Miscellanea archivistica studia 85), Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1996, pp. 9-10. Zie ook: LEPERSONNE J., “Lucien Cahen, le directeur du Musée”, in: AfricaTervuren, XXVIII, 1982, 4, pp. 8-9. 68 Koninklijk Besluit van 20 maart 1962 waarbij rechtspersoonlijkheid verleend wordt aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, en waarbij de Commissie belast met het beheer van zijn patrimonium opgericht wordt (B.S., 07/06/1962, p. 4940). Dit in uitvoering van de Wet van 27 juni 1930 waarbij rechtspersoonlijkheid wordt verleend aan de wetenschappelijke en kunstinrichtingen welke van het ministerie van Kunsten en Wetenschappen afhangen (B.S., 10/07/1930, p. 3619) en het Koninklijk Besluit van 24 juni 1931 dat betrekking heeft op het vermogen der wetenschappelijke en kunstinrichtingen (B.S., 01/07/1931, p. 3739). Het begrip “patrimonium” en de opdrachten
31
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
Museum voor Midden-Afrika kon via het patrimonium nieuwe initiatieven lanceren, los van de bestaande administratieve structuren en boekhouding. Wegens deze meer soepele beheersmogelijkheden werd het patrimonium verantwoordelijk voor het beheer van de bijkomende onderzoeksopdrachten die op ministerieel initiatief gelanceerd werden en door het Fonds voor Collectief en Fundamenteel Onderzoek op Ministerieel Initiatief (FCFO-MI) gesubsidieerd werden.69 Hetzelfde gold voor beheer van de subsidies van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur voor de uitgave van wetenschappelijke publicaties en voor het beheer van de inkomsten uit de verkoop van deze publicaties.70 Het patrimonium werd vanaf 1967 ook verantwoordelijk voor het beheer van de opbrengsten van reproductierechten voor foto’s van documenten en van voorwerpen uit de collecties van de instelling.71 Na het Koninklijk Besluit van 20 maart 1962 volgde datzelfde jaar nog het Koninklijk Besluit van 20 december 1962 tot oprichting van een Wetenschappelijke Raad, die de vroegere Commissie van Toezicht verving.72 Verder werden er ook pogingen ondernomen om de bevoegdheden van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en de andere wetenschappelijke inrichtingen van de staat beter op elkaar af te stemmen en te coördineren.73 Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) spraken met dit doel voor ogen in 1963 af de mineralogie, de petrografie en de prehistorie bij het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika onder te brengen en de paleontologie en de fysische antropologie bij het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.74 Hoewel dit akkoord door het Koninklijk Besluit van 24 augustus 1964 werd bekrachtigd,75 zouden in de praktijk alleen de collecties fysische antropologie van het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika naar het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen verhuizen.76 Een tweede poging om tot een betere onderlinge bevoegdheidsafbakening te komen, was de afspraak van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG) om de activiteiten van beide instellingen op het vlak van culturele antropologie beter op elkaar af te stemmen. Het Koninklijk Museum voor Middenvan de Commissie van Beheer van het Patrimonium waren erg slecht gedefinieerd. Eindverslag van het Koninklijk Commissariaat voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen, Brussel, Koninklijk Commissariaat voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen, 1983, pp. 211-219. 69 Koninklijk Besluit van 5 februari 1962 waarbij het verlenen van toelagen ten voordele van het collectief fundamenteel wetenschappelijk onderzoek geregeld wordt (B.S., 08/02/1962). Later opgeheven en vervangen door Koninklijk besluit van 18 januari 1965 betreffende de financiering van programma's van collectief fundamenteel wetenschappelijk onderzoek (B.S., 05/05/1965, p. 1175) en Koninklijk Besluit van 14 april 1965 tot regeling van de financiering voor het collectief fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op ministerieel initiatief (B.S., 14/07/1965, p. 8142). 70 Verslag over het boekjaar 1966 voor de Commissie voor het Beheer van het Patrimonium van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (Notulen en bijhorende stukken van de Commissie voor het Beheer van het Patrimonium, IAKMMA) 71 Ministerieel Besluit van 16 januari 1967 betreffende het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika te Tervuren – reproduktierechten (B.S., 17/03/1967, p. 2731). Dit besluit zou in 2006 worden opgeheven met het Koninklijk Besluit van 27 januari 2006 tot opheffing van diverse verouderde besluiten met betrekking tot het beheer van de wetenschappelijke instellingen van de staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Federaal Wetenschapsbeleid behoort (B.S., 10/02/2006, p. 6806). 72 Koninklijk Besluit van 20 december 1962 betreffende de Wetenschappelijke Raad van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (B.S., 07/03/1963, p. 2442). 73 Rapport pour l’année 1962 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1963, p. 2. 74 Rapport pour l’année 1963 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1964, p. 2. Zie ook Rapport annuel pour l’année 1964 de la Section de Géologie, de Minéralogie et de Paléontologie du Musée royal de l’Afrique centrale, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1965, p. 1. 75 Koninklijk Besluit van 24 augustus 1964 waarbij de bevoegdheden van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika gewijzigd en gecoördineerd worden (B.S., 27/05/1965, p. 6428). 76 Rapport scientifique pour les années 1965-1969 du Musée royal de l’Afrique centrale. Wetenschappelijk verslag voor de jaren 1965-1969 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1970, p. 6.
32
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
Afrika zou zich voortaan op de etnografica focussen, de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis op kunstvoorwerpen.77 De etnografische collecties van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis werden in 1967 grotendeels aan de sectie Etnografie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika overgedragen, in ruil voor de Art Nouveau meubels en kunstvoorwerpen die voor de Koloniale Tentoonstelling van 1897 vervaardigd waren.78 Deze collectieruil werd bekrachtigd door het ministerieel besluit van 11 december 1967.79 Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika slaagde er ondertussen ook in om via een aantal door het Fonds voor Collectief en Fundamenteel Onderzoek op Ministerieel Initiatief (FCFOMI) gesubsidieerde onderzoeksprogramma’s haar onderzoeksactiviteiten nog verder uit te bouwen. Het LOLEMI onderzoeksprogramma rond het vergelijkend onderzoek in Bantu-talen werd in 1963 gelanceerd en stelde de subsectie Linguïstiek in staat om onderzoek te verrichten naar de oorsprong en evolutie van de Bantu-talen.80 Het onderzoeksprogramma rond geologie, fotogeologie en geochronologie werd in 1964 opgestart en leidde onder meer tot de participatie van de sectie Geologie, Mineralogie en Paleontologie in het Belgisch Centrum voor Geochronologie aan de Université Libre de Bruxelles (ULB).81 Het onderzoeksprogramma rond opgravingen in Afrika werd in 1965 opgestart en aan de sectie Antropologie en Voorhistorische Geschiedenis verbonden. Tot slot gaf de oprichting van het Centrum voor Informatieverwerking op het gebied van Tropische Landbouw en Ontwikkeling (CITLO) in 1970 een belangrijke impuls aan de opvolger van de sectie Economische Wetenschappen met haar onderzoek naar de toepassing van analoge agrobioclimatica in de landbouwontwikkeling.82 Hoewel er dus op verschillende vlakken maatregelen genomen werden om het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in de nieuwe structuren te integreren, had het nu net als de andere wetenschappelijke inrichtingen van de staat te kampen met een erg problematische wettelijk en reglementair kader, dat totaal niet was aangepast aan de zeer specifieke behoeften. Problemen stelden zich met het statuut van het wetenschappelijk en administratief personeel, de bezoldiging van het wetenschappelijk personeel en het statuut van de instellingen zelf.83 Een hele resem koninklijk besluiten werd in 1965 ingevoerd in een poging om deze situatie te verhelpen. Het Koninklijk Besluit van 20 april 1965 stelde het statuut vast van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat. Het artikel 1 bepaalde dat deze instellingen …activiteiten [verrichten] die betrekking hebben op het wetenschappelijk onderzoek, alsook opdrachten van openbaar dienstbetoon in verband met deze activiteiten. Deze nadruk op het wetenschappelijk onderzoek had voor het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika tot gevolg dat de publiekswerking werd teruggeschroefd en er vanaf 1967 geen tijdelijke tentoonstellingen meer werden georganiseerd.84 Het Koninklijk Besluit van 20 april 1965 verordende 77
Rapport pour l’année 1964 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1965, p. 2. 78 Rapport scientifique pour les années 1965-1969 du Musée royal de l’Afrique centrale. Wetenschappelijk verslag voor de jaren 1965-1969 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1970, p. 7 en p. 90. 79 Ministerieel besluit van 11 december 1967 (IAKMMA, D/28). Zie ook: WYNANTS M., “Chryselefantiene beelden in het Museum van Tervuren”, in: GUISSET J., Congo en de Belgische kunst 1880-1960”, Doornik, La renaissance du livre, 2003, pp. 149-151. 80 BYNON-POLAK L., “LOLEMI. Un programme de dépouillement de grammaires Bantoues”, in: AfricaTervuren, X, 1964, 3, pp. 63-66. 81 Rapport pour l’année 1964 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1965, p. 13 en p. 20. 82 Rapport scientifique pour l’année 1970 du Musée royal de l’Afrique centrale. Wetenschappelijk verslag voor het jaar 1970 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1971, p. 4. 83 Rapport pour l’année 1963 du Musée royal de l’Afrique centrale, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, 1964, pp. 10-12. 84 “Van tentoonstellingen gesproken”, in: Africa-Tervuren, XIII, 1967, 2, p. 60.
33
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
voorts dat voor elke inrichting een Wetenschappelijke Raad diende opgericht te worden, die voor de ene helft was samengesteld uit het instellingshoofd en de andere leidinggevende wetenschappelijke personeelsleden en voor de andere helft uit wetenschappelijke experts met kennis van de betrokken wetenschappelijke disciplines die niet tot de inrichting behoren. Gezamenlijk dienden zij de minister advies te verlenen over wetenschappelijke aangelegenheden die betrekking hadden op het vervullen van de taken van de instelling én over de benoemingen tot de leidinggevende functies. Het instellingshoofd en de leidinggevende wetenschappelijke personeelsleden konden in de schoot van de Wetenschappelijke Raad afzonderlijk ook als directieraad optreden en in die hoedanigheid over bepaalde personeelskwesties beraadslagen.85 De Wetenschappelijke Raad van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika zou uiteindelijk pas met het Koninklijk Besluit van 8 december 1970 daadwerkelijk opgericht worden.86 Het Koninklijk Besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van de lijst en van het niveau der wetenschappelijke inrichtingen bepaalde ondertussen dat het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika een wetenschappelijke inrichting van de Staat van het eerste niveau was.87 Dit had verstrekkende gevolgen voor de organisatie van de instelling, daar de instellingen van dit niveau volgens de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 20 april 1965 in departementen, afdelingen en algemene wetenschappelijke diensten georganiseerd dienden te worden. Het nieuwe organigram van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika zou enkele jaren later met de ministeriële beslissing van 10 januari 1967 ingevoerd worden (zie organigram p. 51).88 De sectie Geologie en Mineralogie werd omgevormd tot het departement Geologie en Mineralogie met de afdeling Cartografie en Foto-interpretatie, de afdeling Algemene Geologie, de afdeling Mineralogie en Petrografie en de afdeling Minerale Fysische Scheikunde. De afdeling Algemene Geologie werd in het nieuwe organigram ook verantwoordelijk voor de paleontologische collecties, een “voorlopige” oplossing met het oog op de geplande, maar nooit gerealiseerde overdracht van deze collecties aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.89 De sectie Dierkunde en Insectenleer werd het departement Afrikaanse Zoölogie, met een opsplitsing in een afdeling Vertebraten, een afdeling Entomologie en een afdeling Invertebraten nietinsecten. De sectie Etnografie, de subsectie Linguïstiek, de sectie Antropologie en Voorhistorische Geschiedenis en de sectie Etnosociologie en Etnogeschiedenis werden in het nieuwe organigram afdelingen van het overkoepelende departement Culturele Antropologie. De sectie Antropologie en Voorhistorische Geschiedenis werd op dat moment ook omgedoopt tot de afdeling Prehistorie en Archeologie, aangezien het onderzoek naar fysische antropologie in 1964 aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen was overgedragen. De subsectie Linguïstiek werd met een dienst Etnomusicologie uitgebreid en in het nieuwe organisatieschema opgenomen als de afdeling Linguïstiek en Etnomusicologie. Deze dienst Etnomusicologie volgde het Centrum voor Etnomusicologie op dat in 1966 door het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en het Duitse International Institute for 85
Koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat (B.S., 15/05/1965, p. 5777). 86 Koninklijk Besluit van 8 december 1970 houdende oprichting van een Wetenschappelijke Raad bij het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (B.S., 19/02/1971, p. 2098). Dit besluit zou in 2006 worden opgeheven met het Koninklijk Besluit van 27 januari 2006 tot opheffing van diverse verouderde besluiten met betrekking tot het beheer van de wetenschappelijke instellingen van de staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Federaal Wetenschapsbeleid behoort (B.S., 10/02/2006, p. 6806). 87 Koninklijk Besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van de lijst en van het niveau der wetenschappelijke inrichtingen afhangend van het Bestuur van het Wetenschappelijk Onderzoek bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur (B.S., 15/05/1965, p. 5797). 88 Ministeriële beslissing van 10 januari 1967 houdende goedkeuring van de organogrammen van de wetenschappelijke instellingen afhangende van het Bestuur van het Wetenschappelijk Onderzoek van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur. Deze beslissing werd niet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De eerste verwijzing naar deze ministeriële beslissing is voor het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika pas in het Belgisch Staatsblad te vinden in het Ministerieel besluit van 10 september 2002 tot vaststelling van de organogrammen van de federale wetenschappelijke instellingen die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort (B.S., 15/11/2002, p. 51401). 89 Rapport annuel pour l’année 1967 du département de Géologie, de Minéralogie et de Paléontologie du Musée royal de l’Afrique Central, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1968, pp. 1-2.
34
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
Comparative Music Studies and Documentation (IICMSD) was opgericht om de etnomusicologische collecties van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika te bestuderen, een samenwerking die al vrij snel door het IICMSD was stopgezet. De afdeling Etnografie bleef in het nieuwe organigram wel verantwoordelijk voor de organologie, de bewaring en de studie van de muziekinstrumentencollectie.90 Het hybride departement Koninklijk Museum voor Midden-Afrika bestond uit de afdeling Geschiedenis van de Belgische Aanwezigheid in het Buitenland, de vroegere sectie Zedelijke, Politieke en Geschiedkundige Wetenschappen, en de afdeling Land- en Bosbouweconomie, de vroegere sectie Economische Wetenschappen. De afdeling Algemene Wetenschappelijk Diensten vormde een derde afdeling en overkoepelde de Educatieve Dienst en de Centrale Bibliotheek. Tot slot was er ook de afdeling Algemene Technische Diensten die los van de departementen een afzonderlijke entiteit vormde en de Fotografische Dienst en Publicatiedienst groepeerde. Het Koninklijk Besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de staat voerde een aangepast statuut in voor deze personeelsleden en bepaalde dat er voor elke wetenschappelijke inrichting een jury voor werving en bevordering werd ingesteld. Deze jury begeleidde de selectie van het wetenschappelijk personeel, met uitzondering van de selectie van het leidinggevend wetenschappelijk personeel, die via de Wetenschappelijke Raad gebeurde.91 Het Koninklijk Besluit van 16 juni 1970 regelde enkele jaren later ook het statuut van het nietwetenschappelijk personeel.92 Verder werd in 1965 ook getracht om het onderling overleg van de verschillende wetenschappelijke inrichtingen van de staat meer te structureren. Het Koninklijk Besluit van 20 april 1965 stipuleerde de oprichting van twee overkoepelende adviesorganen voor de wetenschappelijke inrichtingen van de staat, het College der Hoofden van de Wetenschappelijke Inrichtingen en de Wetenschappelijke Raad voor de Wetenschappelijke Inrichtingen, waarin de directeur van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika zijn instelling zou vertegenwoordigen.93 Het College der Hoofden van de Wetenschappelijke Inrichtingen was verantwoordelijk voor de coördinatie van het administratief en wetenschappelijk beheer van de inrichtingen, in het bijzonder wanneer bepaalde problemen door een samenwerking van de inrichtingenhoofden dienden opgelost te worden. Het diende aan de betrokken minister advies te verlenen over deze problemen en over de begrotingsvoorstellen van de inrichtingen.94 De Wetenschappelijke Raad voor de Wetenschappelijke Inrichtingen diende net als de wetenschappelijke raden van de instellingen de bevoegde minister advies te verlenen over wetenschappelijke kwesties die verband hielden met de uitvoering van de taken van de inrichtingen en over de benoeming van personen in leidinggevende functies.95 Deze 90
Rapport scientifique pour l’année 1973 du Musée royal de l’Afrique centrale. Wetenschappelijk verslag voor het jaar 1973 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1974, p. 49 en pp. 173-174. 91 Koninklijk Besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat (B.S., 15/05/1965, p. 5780). 92 Koninklijk Besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat (B.S., 14/07/1970, p. 7352). 93 VAN DER CRUYSSEN C., Het ministerie van Onderwijs en Cultuur (1878-1884, 1907-1991). Deel III. Repertoria van de wetenschappelijke instellingen van de Staat, van de academies en van de domeinen van Gaasbeek en Mariemont (Miscellanea archivistica studia 85), Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1996, pp. 14-15. 94 Koninklijk Besluit van 20 mei 1965 tot oprichting van een College der Hoofden van de Wetenschappelijke Inrichtingen van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur (B.S., 10/06/1965, p. 6966). Dit overlegorgaan werd in 1985 uitgebreid met de hoofden van de wetenschappelijke instellingen, die voordien onder de voogdij van het Bestuur van Schone Kunsten en Letteren van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur vielen. Koninklijk Besluit van 21 augustus 1985 (Codificatie W. I., p. I, I, 7). 95 Koninklijk Besluit van 16 november 1965 houdende oprichting van een Wetenschappelijke Raad gemeenschappelijk voor de Wetenschappelijke Inrichtingen ressorterend onder het Bestuur van Wetenschappelijk Onderzoek (B.S., 03/12/1965, p. 12671). Dit overlegorgaan werd in 1988 opgeheven en samen met de Gemeenschappelijke Wetenschappelijke Raad van de wetenschappelijke instellingen die voordien onder de voogdij van het Bestuur van Schone Kunsten en Letteren van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur
35
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
“Gemeenschappelijke Wetenschappelijke Raad” zou wegens het uitblijven van de oprichting van de Wetenschappelijke Raad van Koninklijk Museum voor Midden-Afrika tot 1970 voor bepaalde kwesties tijdelijk als wetenschappelijke raad van de instelling optreden.96 Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika probeerde in de postkoloniale periode ook de contacten met Centraal-Afrika op peil te houden en er een ontwikkelingsbeleid uit te bouwen. De samenwerking met het in 1971 tot Zaïre omgedoopte Congo concentreerde zich tussen 1970 en 1976 op het bestuur en de ontwikkeling van het Institut des Musées Nationaux du Zaïre (IMNZ) in Kinshasa.97 Deze samenwerking bood het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika daarenboven ook de mogelijkheid om de gevoelige kwestie van de eis tot restitutie van de collecties op te lossen door in 1976, 1978 en 1982 een representatieve selectie van etnografische objecten aan het IMNZ af te staan.98 Het meest opvallende voorbeeld op het vlak van ontwikkelingssamenwerking is echter de intense samenwerking met Rwanda.99 België en Rwanda sloten in 1964 een verdrag dat bepaalde dat België verantwoordelijk bleef voor het beheer van het Institut National de Recherche Scientifique (INRS) in Butare, het vroegere centrum van het Belgisch Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in CentraalAfrika (IWOCA) in Astrida. Dit beheer werd onder toezicht van een paritair BelgischRwandees comité geplaatst en aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika toevertrouwd.100 Nadat het Institut National de Recherche Scientifique in 1971 een autonome Rwandese instelling was geworden, sloten België en Rwanda een tweede overeenkomst die bepaalde dat het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika de instelling zou blijven ondersteunen met een bijdrage in de werkingskosten, in de organisatie van onderzoeksprogramma’s en in de financiering van publicaties. Na de opsplitsing van het Institut National de Recherche Scientifique in het Institut des Recherches Scientifiques et Technologiques (IRST) en het Musée National de Rwanda (MNR) sloten de beide landen in 1989 een derde overeenkomst die bepaalde dat het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika ook de ontwikkeling van het Musée National de Rwanda zou ondersteunen.101 De dramatische gebeurtenissen in Rwanda in 1994 zouden deze nauwe samenwerking bruusk beëindigen... De dekolonisatie had logischerwijze ook een grote impact op het collectiebeleid van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Na 1960 waren de aanwinsten voornamelijk het resultaat van door de instelling georganiseerde wetenschappelijke zendingen, van
vielen, vervangen door één Gemeenschappelijke Wetenschappelijke Raad. Koninklijk Besluit van 7 april 1988 houdende oprichting van een Gemeenschappelijke Wetenschappelijke Raad voor de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder beide Ministers van Onderwijs (B.S., 17/05/1988, p. 7049) en Ministerieel Besluit van 13 april 1988 betreffende de werking van de Gemeenschappelijke Wetenschappelijke Raad (B.S., 17/05/1988, p. 7049). 96 Rapport scientifique pour les années 1965-1969 du Musée royal de l’Afrique centrale. Wetenschappelijk verslag voor de jaren 1965-1969 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1970, p. 10. 97 Deze samenwerking werd via een “personele unie” geregeld waarbij Directeur L. Cahen van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika ook tot directeur van het Institut des Musées Nationaux de Zaïre werd benoemd. MAESEN A., “L. Cahen en Afrika na 1960”, in: Africa-Tervuren, XXVIII, 1982, 4, pp. 15-17. Voor meer informatie over het IMNZ, zie: République de Zaïre. Instituts des Musées Nationaux. Rapport 1970-1971, Kinshasa, Instituts des Musées Nationaux de Zaïre, 1972, 43 p. 98 WASTIAU B., Congo-Tervuren, aller-retour, Tervuren, Musée royal de l’Afrique centrale, 2000, 58 p. 99 Deze samenwerking kaderde in de Belgische ontwikkelingssamenwerking, die Rwanda als een modelontwikkelingsland beschouwde. COOLSAET R., België en zijn buitenlandse politiek 1830-2000, Leuven, Van Halewyck, 2001, p. 515. 100 Overeenkomst tussen België en Rwanda betreffende het centrum voor wetenschappelijk onderzoek te Butare, ondertekend op 30 oktober 1964, te Brussel (B.S., 29/05/1965, p. 6462). Zie ook: Rapport pour les années 1965 à 1970 de l’Institut National de Recherche Scientifique, Butare, Institut National de Recherche Scientifique, 1971, pp. 15-25 en DEUSE P., “L’Institut National de Recherche Scientifique à Butare (Rwanda), in: Africa-Tervuren, XIII, 1967, 1, pp. 7-9. 101 THYS VAN DEN AUDENAERDE D., “Het Africa Museum te Tervuren. Een historisch overzicht”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, p. 19 en p. 22.
36
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
schenkingen en legaten of van occasionele gerichte aankopen. Ze waren nu meestal ook afkomstig uit andere Subsaharaanse landen dan Congo/Zaïre, Rwanda of Burundi.102 De stapsgewijs doorgevoerde federalisering van België zou in de jaren 1970 en 1980 schokgolven door het institutionele landschap jagen die ook het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika zouden raken. Een eerste aanzet was het Koninklijk Besluit van 25 september 1969, dat de definitieve opsplitsing stipuleerde van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur in een Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur en een Ministère de l'Education Nationale et de la Culture française, waarvoor twee afzonderlijk voogdijministers werden aangesteld.103 Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en de andere overblijvende bi-communautaire inrichtingen werden onder een erg omslachtige dubbele voogdij geplaatst, die nefast was voor een vlotte en efficiënte werking.104 Daarenboven gooiden ook de economische crisis en de daaruit voortvloeiende besparingsmaatregelen roet in het eten, met als belangrijkste knelpunt voor het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika de laattijdige uitbetaling van de subsidies van het Fonds voor Collectief en Fundamenteel Onderzoek op Ministerieel Initiatief (FCFO-MI).105 Maatregelen drongen zich op om het beheer van de wetenschappelijke instellingen van de staat te versoepelen en te verbeteren. Toen duidelijk werd dat het wetenschappelijk onderzoek een nationale materie bleef en een fundamentele herstructurering zich opdrong, werd in 1981 het Koninklijk Commissariaat voor de Herstructurering van de Nationale Wetenschappelijke Inrichtingen opgericht.106 De belangrijkste conclusie van het eindverslag uit 1983 luidde dat de instellingen bij voorkeur in één overkoepelende openbare instelling gegroepeerd dienden te worden, in een Nationale Groepering van Wetenschappelijke Inrichtingen van de Staat, onder de voogdij van één minister.107 Voorts was er volgens dit eindverslag ook nood aan een interne herstructurering van de verschillende wetenschappelijke inrichtingen. Voor het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika luidde het advies dat de taakverdeling met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) beter afgebakend diende te worden door het geologisch onderzoek in de schoot van deze eerste en het zoölogisch onderzoek in de schoot van deze laatste te hergroeperen. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika zou na deze herstructurering vijf departementen tellen: een departement Algemene Wetenschappelijke Diensten, een departement Belgische Geologie, een departement Geologie van MiddenAfrika, een departement Culturele Antropologie en een departement Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.108
102
THYS VAN DEN AUDENAERDE D., “Het Africa Museum te Tervuren. Een historisch overzicht”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, p. 18. 103 Koninklijk Besluit van 25 september 1969 houdende splitsing van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur (B.S., 30/09/1969, p. 9089). 104 Rapport pour les années 1965-1969 du Musée royal de l’Afrique centrale. Verslag voor de jaren 1965-1969 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika., Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1970, pp. 56. 105 THYS VAN DEN AUDENAERDE D., “Het Africa Museum te Tervuren. Een historisch overzicht”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, p. 18. 106 Koninklijk Besluit van 24 juli 1981 tot benoeming van een Koninklijk Commissaris voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen (B.S., 18/08/1981, p. 10211) en Koninklijk Besluit van 28 september 1981 tot bepaling van de opdracht en de middelen van de Koninklijke Commissaris voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen (B.S., 29/10/1981, p. 13800). 107 Eindverslag van het Koninklijk Commissariaat voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen, Brussel, Koninklijk Commissariaat voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen, 1983, pp. 60-67. 108 Eindverslag van het Koninklijk Commissariaat voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen, Brussel, Koninklijk Commissariaat voor de herstructurering van de nationale wetenschappelijke inrichtingen, 1983, pp. 41-46 en pp. 98-102.
37
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
Er werd echter voor een compromis geopteerd, waarbij verschillende groeperingen van verwante instellingen opgericht werden en waarbij de instellingen zelf grosso modo hun bestaande organisatie en bevoegdheden behielden. Het Koninklijk Besluit van 31 december 1983 vormde de wettelijke grondslag voor de hergroepering van het patrimonium van de instellingen in nieuwe groeperingen met rechtspersoonlijkheid. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika vormde samen met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen de Wetenschappelijke Groepering Natuur.109 Deze groeperingen werden enkele jaren later met het Koninklijk Besluit van 31 december 1986 omgevormd tot staatsdiensten met afzonderlijk beheer.110 Het Koninklijk Besluit van 31 maart 1987 regelde de concrete organisatie van het materieel en financieel beheer.111 Dit nieuwe statuut verleende de overkoepelende groeperingen autonomie op budgettair en boekhoudkundig vlak, waardoor de betrokken instellingen zelf een grotere autonomie verwierven voor het beheer van hun werkingsdotaties. De volgens de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 31 maart 1987 opgerichte Beheerscommissie van de Groepering Natuur verving de vroegere Commissie van het Beheer van het Patrimonium van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Deze nieuwe beheerscommissie werd onder meer verantwoordelijk voor: het opstellen van een meerjarig kaderprogramma, jaarlijkse begrotingsvoorstellen en jaarlijkse investeringsplannen; het goedkeuren van de jaarlijkse staten van ontvangsten en uitgaven, de beheersrekeningen en de vermogensrekeningen; het opmaken van een activiteitenverslag… Het nog een aantal andere bevoegdheden delegeren aan het Vast Bureau dat in haar schoot werd opgericht: het goedkeuren van de voorstellen voor opdrachten voor werken, levering van goederen en diensten; het verlenen van advies aan de minister over de nieuw- en vernieuwbouw; het beheer van de infrastructuur; dringende maatregelen om de veiligheid van personen en goederen te verzekeren… De afschaffing van het patrimonium leidde tot onzekerheid over het statuut van het contractueel personeel van de vier door het Fonds voor Collectief en Fundamenteel Onderzoek op Ministerieel Initiatief (FCFO-MI) gefinancierde onderzoeksprogramma’s. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika besloot in dat kader om in 1988 voor elk onderzoeksprogramma een vzw op te richten die de subsidies zou ontvangen voor de uitbetaling van de lonen van de personeelsleden: de vzw Centrum voor Geologie, Fotogeologie en Geochronologie, de vzw Belgisch Centrum voor de Studie van Afrikaanse Talen, de vzw Belgisch Centrum voor opgravingen in Afrika en de vzw Centrum voor Informatica Toegepast op Tropische Landbouwdocumentatie.112 Toen duidelijk werd dat het Koninklijk Museum van Midden-Afrika met haar autonomie van beheer zelf contractuele personeelsleden kon aanwerven, verloren de vier vzw’s hun nut en werden de personeelsleden in 1989 overgeheveld naar de Groepering Natuur.113 Deze personeelsleden zouden uiteindelijk 109
Koninklijk Besluit nr. 275 van 31 december 1983 betreffende sommige wetenschappelijke inrichtingen van de Staat (B.S., 13/01/1984, p. 392). De Wet van 27 juni 1930, het Koninklijk Besluit van 24 juni 1931 en het Koninklijk Besluit van 20 maart 1962 die de rechtspersoonlijkheid van het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika regelden, werden vreemd genoeg níet door deze wet opgeheven. De instelling behield haar rechtspersoonlijkheid, terwijl het toch de bedoeling was deze op te heffen. 110 Koninklijk Besluit nr. 504 van 31 december 1986 waarbij de onder de voor het Wetenschappelijke bevoegde minister ressorterende wetenschappelijke instellingen van de Staat opgericht worden als staatsdiensten met afzonderlijk beheer (B.S., 23/01/1987, p. 1002). De in de vorige voetnoot vermelde wetten en koninklijk besluiten werden nu wél opgeheven. De instelling verloor nu definitief haar rechtspersoonlijkheid. 111 Koninklijk Besluit van 31 maart 1987 betreffende het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat of van hun groeperingen, die Staatsdiensten met afzonderlijk beheer zijn en die afhangen van beide Ministers van Onderwijs (B.S.,11/06/1987, p. 8967). Dit Koninklijk Besluit verving het Koninklijk Besluit van 13 augustus 1985 betreffende de commissies belast met het beheer van het eigen vermogen van sommige wetenschappelijke inrichtingen van het Rijk (B.S., 01/11/1985, p. 16095). 112 Statuten van het Belgisch Centrum voor Opgravingen in Afrika (Bijl. B.S., 28/01/1988, akte nr. 1205), Statuten van het Belgisch Centrum voor de Studie van Afrikaanse Talen (Bijl. B.S., 28/01/1988, akte nr. 1208), Statuten van het Centrum van Geologie, Fotogeologie en Geochronologie (Bijl. B.S., 28/01/1988, akte nr. 1209), Statuten van het Centrum voor Informatica Toegepast op Tropische Landbouwdocumentatie (Bijl. B.S., 28/01/1988, akte nr. 1221). 113 Nota van Directeur van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika D. Thys van den Audenaerde inzake de ontbinding van vier vzw’s bij het KMMA, s.d. (IAKMMA, P/28). De vier vzw’s zouden pas in 2004 ontbonden worden. Ontbinding, sluiting en vereffening van het Belgisch Centrum voor Opgravingen in Afrika (Bijl. B.S., 09/07/2004, akte nr. 102862 ), Ontbinding, sluiting en vereffening van het Belgisch Centrum voor de Studie van
38
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
met het Koninklijk Besluit van 6 april 1995 in het personeelskader van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika geïntegreerd worden.114 Na de invoering van het stelsel van afzonderlijk beheer in 1987 volgde een andere belangrijke maatregel in 1988. Het Koninklijk Besluit van 27 mei 1988 bepaalde dat het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en de andere wetenschappelijke instellingen onder de voogdij van de Minister van Binnenlandse Zaken geplaatst werden en aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken gehecht werden.115 Het advies van het Koninklijk Commissariaat voor de Herstructurering van de Nationale Wetenschappelijke Inrichtingen om de instellingen onder één voogdijminister te plaatsen, werd dus – met enige vertraging – opgevolgd. Daarenboven werd ook het advies tot oprichting van overkoepelende openbare instellingen opnieuw overwogen. De Wet van 28 december 1990 bepaalde dat het Koninklijk Instituut voor Nationale Wetenschappelijke en Culturele instellingen en het Koninklijk Instituut voor Aardeen Ruimtewetenschappen opgericht zouden worden en de wetenschappelijke instellingen zouden opslorpen.116 De vereiste uitvoeringsbesluiten werden echter nooit ondertekend en de Wet van 28 december 1990 zou uiteindelijk door de Wet van 20 december 1995 opgeheven worden.117 De voogdij over de wetenschappelijke instellingen werd ondertussen in 1992 van de Minister van Binnenlandse Zaken overgedragen aan de Minister voor Wetenschapsbeleid en diens Diensten voor Programmatie van het Wetenschapsbeleid (DPWB), die in de nieuwe federale context een federaal wetenschapsbeleid probeerden uit te bouwen.118 De Diensten voor Programmatie van het Wetenschapsbeleid werden zelf in 1994 omgevormd tot de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden (DWTC).119 De nationale wetenschappelijke inrichtingen werden enkele jaren later omgedoopt tot de federale wetenschappelijke instellingen (FWI). Het Koninklijk Besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke en culturele instellingen somde al de federale wetenschappelijke instellingen op, met inbegrip van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.120 Het College der Hoofden van de Wetenschappelijke Inrichtingen werd in diezelfde periode met het Koninklijk Besluit van 7 oktober 1996 opgeheven en vervangen door het College van Instellingshoofden van de Federale Wetenschappelijke Instellingen met de opdracht het wetenschappelijk, administratief en financieel beheer van de instellingen te coördineren, de bevoegde minister adviezen te verstrekken over alle vraagstukken die betrekking hebben op de werking van de instellingen en de begrotingsvoorstellen van de instellingen te coördineren.121 Afrikaanse Talen (Bijl. B.S., 09/07/2004, akte nr. 102863), Ontbinding, sluiting en vereffening van het Centrum van Geologie, Fotogeologie en Geochronologie (Bijl. B.S., 09/07/2004, akte nr. 102861 ), Ontbinding, sluiting en vereffening van het Centrum voor Informatica Toegepast op Tropische Landbouwdocumentatie (Bijl. B.S., 09/07/2004, akte nr. 103773 ). 114 Koninklijk Besluit van 6 april 1995 tot vaststelling van de personeelsformatie van de federale wetenschappelijke instellingen die ressorteren onder de Minister die bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid (B.S., 25/07/1995, p. 19992). 115 Koninklijk Besluit van 27 mei 1988 tot afbakening van de ministeriële bevoegdheden inzake de nationale culturele en de nationale wetenschappelijke instellingen (B.S., 02/06/1988, p. 8014). 116 Wet van 28 december 1990 tot oprichting van het Koninklijk Instituut voor Nationale Wetenschappelijke en Culturele instellingen en van het Koninklijk Instituut voor Aarde- en Ruimtewetenschappen (B.S., 02/02/1991, p. 2125). 117 Wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen (B.S., 23/12/1995, p. 34578). 118 Koninklijk Besluit van 16 maart 1992 tot afbakening van de ministeriële bevoegdheden inzake de nationale culturele en de nationale wetenschappelijke instellingen (B.S., 21/03/1992, p. 6085). 119 Koninklijk Besluit van 26 april 1994 houdende wijziging van de benaming van de Diensten voor Programmatie van het Wetenschapsbeleid (B.S., 29/04/1994, p. 11450). 120 Koninklijk Besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke en culturele instellingen (B.S., 07/12/1996, p. 30714). Dit Koninklijk Besluit kan niet meer worden gewijzigd zonder de toestemming van de gemeenschappen en gewesten. De oprichting van een nieuwe federale wetenschappelijke instelling kan dus enkel gebeuren met de voorafgaande en eenparige toestemming van de gemeenschappen en de gewesten, die zeggenschap hebben op het vlak van de bevoegdheden die aan een nieuwe instelling zouden worden toegekend. Parl. St. Sen. 1998-1999, nr.1331/1. 121 Koninklijk Besluit van 7 oktober 1996 tot oprichting van een college der hoofden van de federale wetenschappelijke instellingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort (B.S., 15/11/1996, p. 29045).
39
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika zou vooral eind jaren 1990 een sterke impuls krijgen met de bijzondere overeenkomst die op 22 juni 1998 werd afgesloten met het Algemeen Bestuur voor de Ontwikkelingssamenwerking (ABOS), nu het Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS). Deze overeenkomst wordt opgevolgd door een stuurgroep met vertegenwoordigers van het Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking, van de federale diensten voor wetenschapsbeleid en van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. De instelling lanceerde in dit kader tal van acties op het vlak van ontwikkelingssamenwerking, die via opeenvolgende vijfjarenplannen en jaarprogramma's door het Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking worden gefinancierd. Concrete initiatieven zijn de organisatie van educatieve activiteiten en de renovatie van de permanente tentoonstelling, de samenwerking met een aantal Afrikaanse musea en wetenschappelijke instellingen, de organisatie van stageprogramma’s en studieverblijven en de uitreiking van de Prijs voor Ontwikkelingssamenwerking ter bekroning van wetenschappelijke werken die een bijdrage kunnen leveren tot kennis die voor de ontwikkeling in het Zuiden ingezet kan worden.122 De Metadatabank African Organization - Information System (Metafro-InfoSys) met gegevensbronnen over Midden-Afrika, die eerst een onderzoeksproject vormde van de afdeling Land- en Bosbouweconomie in opdracht van de federale diensten voor wetenschapsbeleid,123 werd in 2003 geherstructureerd en in het nieuwe vijfjarenplan voor ontwikkelingssamenwerking opgenomen.124 De laatste jaren van de twintigste eeuw werd gestart met de modernisering van de organieke wetgeving en de statuten van de federale wetenschappelijke instellingen.125 Het Koninklijk Besluit van 26 mei 1999 creëerde met het oog op een beter personeelsbeleid nieuwe directieraden voor de federale wetenschappelijke instellingen en splitste deze op dat moment dus af van de wetenschappelijke raden.126 Het huishoudelijk reglement van de Directieraad van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika werd in 2000 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.127 Voorts diende het stelsel van het afzonderlijk beheer tien jaar na de invoering ervan aangepast en gemoderniseerd te worden. Het Koninklijk Besluit van 1 februari 2000 verving het Koninklijk Besluit van 31 maart 1987 en voerde nieuwe organieke voorschriften in voor het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke instellingen.128 De groepering Natuur werd opgeheven en vervangen door de pool Natuur, die geen rechtspersoonlijkheid meer bezit. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika is nu zelf een staatsdienst met afzonderlijk beheer onder de leiding van de directeur van de instelling (als ordonnateur) en van de nieuwe beheerscommissie van de pool Natuur. Deze beheerscommissie bezit een ruime beheersautonomie en is onder meer belast met het opstellen van een kaderprogramma, het opstellen van de jaarlijkse begroting, het goedkeuren van het jaarlijkse investeringsprogramma, het goedkeuren van het jaarlijks activiteitenverslag, het afsluiten van de rekeningen van het afgelopen begrotingsjaar... Een Raadgevende 122
Rapport annuel 2001 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2001 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2002, p. 4. 123 ERGO A. B., “Land en Bosbouweconomie in beweging. Van niet-hout collecties tot moderne databanken”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, p. 291. 124 Rapport annuel 2003-2004 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2003-2004 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Annual Rapport 2003-2004 from the Royal Museum for Central Africa, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2005, p. 171, p. 175 en p. 189. 125 Jaarverslag 2000 van de federale diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden, Brussel, Federale diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden, 2001, p. 39. 126 Koninklijk Besluit van 26 mei 1999 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat (B.S., 25/06/1999, p. 23918). 127 Huishoudelijk reglement van de directieraad van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (B.S., 27/07/2000, p. 25994). 128 Koninklijk Besluit van 1 februari 2000 tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer (B.S., 08/03/2000, p. 6954).
40
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
Aankoopcommissie verleent advies aan de Beheerscommissie of aan de Minister van Wetenschapsbeleid over de aankoop van duurdere artistieke en historische collecties en dient jaarlijks een verslag over deze aankopen op te stellen. De federale regering gaf in 1999 ook het startschot voor de Copernicus-hervorming, een ingrijpende reorganisatie van de federale overheid. Deze hervorming diende de federale overheid slagvaardiger te maken, met een betere dienstverlening aan haar burgers en een betere tewerkstelling voor haar ambtenaren. De vier sporen waren de invoering van een nieuwe structuur, een nieuwe managementcultuur, een nieuw personeelsbeleid en een nieuwe werkwijze.129 De Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden werden in het kader van dit Copernicus-plan in 2002 gereorganiseerd en omgedoopt tot de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid bij de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie.130 Het College van Instellingshoofden van de Federale Wetenschappelijke Instellingen werd in het kader van deze reorganisatie enkele jaren later opgeheven door het Koninklijk Besluit van 27 januari 2006.131 De directeurs van de wetenschappelijke instellingen zetelen sinds 2005 immers in het nieuwe Directiecomité van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, waardoor er geen nood meer was aan een afzonderlijk overlegorgaan.132 Het Koninklijk Besluit van 27 januari 2006 schafte daarenboven ook de Gemeenschappelijke Wetenschappelijke Raad af omdat deze door de invoering van nieuwe managementfuncties en nieuwe selectieprocedures binnen de federale wetenschappelijke instellingen geen reden van bestaan meer had.133 Het in 2002 goedgekeurde Horizon 2005, witboek voor de modernisering van de FWI stelde een grondige modernisering voor van de federale wetenschappelijke instellingen door ook voor hen de principes van de Copernicus-hervorming in te voeren.134 Elke instelling zou een autonoom agentschap worden, met als belangrijkste vernieuwingen een beheerscontract met de voogdij-overheid, een meer autonoom personeelsbeleid, de leidende functies in mandaatvorm en een versterkte controle van hun beheer.135 Een eerste aanzet was het Koninklijk Besluit van 22 januari 2003 met de introductie van nieuwe managementsfuncties.136 De algemeen directeur van een instelling (managementsfunctie N-1) zou voortaan ondersteund worden door een directeur van de ondersteunende dienst en door een 129
Copernicus - midden in de toekomst. De hervorming van de Belgische federale overheid, Brussel, Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, 2004, 20 p. 130 Koninklijk Besluit van 12 december 2002 houdende oprichting van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid 25/12/2002, p. 58175). 131 Koninklijk Besluit van 27 januari 2006 houdende afschaffing van sommige organen met betrekking tot de werking van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid en van de federale wetenschappelijke instellingen die eronder ressorteren (B.S., 10/02/2006, p. 6809). 132 Koninklijk Besluit van 12 december 2002 houdende oprichting van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid 25/12/2002, p. 58175), Koninklijk Besluit van 22 april 2005 tot oprichting van de stafdiensten van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid (B.S., 12/05/2005, p. 22649), Huishoudelijk reglement van het Directiecomité van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid (B.S., 13/07/2005, p. 32251), Huishoudelijk reglement van het Directiecomité van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid (B.S., 23/09/2005, p. 41415). 133 Koninklijk Besluit van 27 januari 2006 houdende afschaffing van sommige organen met betrekking tot de werking van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid en van de federale wetenschappelijke instellingen die eronder ressorteren (B.S., 10/02/2006, p. 6809). 134 Horizon 2005, witboek voor de modernisering van de FWI, Brussel, Federale diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden, 2002, 68 p. 135 Jaarverslag 2002 van het Federaal Wetenschapsbeleid, Brussel, Programmatorische Overheidsdienst Federaal Wetenschapsbeleid, 2003, p. 31. 136 Koninklijk Besluit van 22 januari 2003 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementsfuncties in de wetenschappelijke instellingen van de Staat en dat diverse wijzigingen aanbrengt in de personeelsstatuten van de wetenschappelijke instellingen van de Staat (B.S., 30/01/2003, p. 3791). Erratum 22 januari 2003 (B.S., 21/03/2003, p. 13793). Gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 13 september 2004 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 22 januari 2003 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de wetenschappelijke instellingen van de Staat en dat diverse wijzigingen aanbrengt in de personeelsstatuten van de wetenschappelijke instellingen van de Staat (B.S., 24/09/2004, p. 69164).
41
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
operationeel directeur (managementsfuncties N-2). De directeur van de ondersteunende dienst zou verantwoordelijk worden voor alles wat betrekking heeft op het financieel beheer, personeelsbeheer en materieel beheer van de instelling. De operationeel directeur zou belast worden met de bewaring en de valorisatie van het patrimonium, het wetenschappelijk onderzoek en de wetenschappelijke expertise én de valorisatie van de dienstverlening aan derden. De concrete invoering van de managementsfuncties N-2 in de federale wetenschappelijke instellingen blijft voorlopig echter dode letter. Het Koninklijk Besluit van 8 april 2002 paste het voorbijgestreefde en in onbruik geraakte organiek reglement van 18 mei 1928 ingrijpend aan om de werking van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika een nieuwe juridische basis te verlenen en een mission statement op te nemen. Dit mission statement luidt… Het Museum moet een wereldcentrum zijn voor onderzoek en de verspreiding van kennis inzake het verleden en heden van samenlevingen en natuurlijke milieus in Afrika, met de nadruk op Midden-Afrika, om zo een beter begrip en meer interesse daaromtrent te creëren bij het grote publiek en de wetenschappelijke wereld, en om, door middel van samenwerkingsverbanden, wezenlijk bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling ervan.137 De feitelijke organisatiestructuur van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika werd de voorbije decennia verschillende malen aangepast om de werking van de instelling te kunnen garanderen, optimaliseren en stimuleren. De belangrijkste tendens van de voorbije jaren is de sterke uitbouw van de directie en de overkoepelende diensten van de instelling. De dienst Ontwikkelingssamenwerking werd in 1999 opgericht om de uitvoering van de bijzondere overeenkomst met het Directie-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking in goede banen te leiden.138 De dienst Museologie werd in 2002 gecreëerd om de renovatie van de permanente tentoonstelling van het museum te organiseren en tijdelijke tentoonstellingen te realiseren.139 Datzelfde jaar werd de ICT-dienst opgericht voor het beheer van de informatica- en telefooninfrastructuur van de instelling.140 Nog in 2002 werd een veiligheidsmanager aangeworven die de bewakingsdienst reorganiseerde door ploegcoördinatoren aan te stellen, een toegangscontrolesysteem te introduceren en de inbraakdetectie van de gebouwen te optimaliseren.141 De Publicatiedienst kreeg in 2003 een belangrijke impuls toen deze met een nieuwe cel Taal- en Vertalingen en (door de integratie van de Fotografische Dienst) met een cel Fotografie werd uitgebreid.142 Verder zijn er ook voor de verschillende departementen en afdelingen een aantal reorganisaties te vermelden. Het departement Geologie en Mineralogie hevelde in 1985 zowel de eenheid Geochemie als de eenheid Geochronologie over van de
137
Koninklijk Besluit van 8 april 2002 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 18 mei 1928 betreffende het organiek reglement van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (B.S., 23/04/2002, p. 16615). Zie ook Rapport annuel 2001 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2001 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2002, p. 3. 138 “Personalia”, in: Info-Museum, juli 1999, s.p. 139 Rapport annuel 2002 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2002 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Annual Rapport 2002 from the Royal Museum for Central Africa, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2003, p. 13. Een embryonale dienst museologie wordt de eerste maal vermeld in het Rapport annuel 2000 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2000 van het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2001, p. 29. 140 Dienstnota van 23 april 2002 betreffende de nieuwe ICT-dienst: opdrachten, samenstelling en organisatie (IAKMMA, P/9). Een embryonale dienst Informatica wordt voor de eerste maal vermeld in Rapport annuel 2000 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2000 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2001, p. 5. 141 Dienstnota GG/kd/2003/0137-P/9 van 20 januari 2003 betreffende de reorganisatie van de bewakingsdienst (IAKMMA, P/9). Zie ook: Rapport annuel 2002 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2002 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Annual Rapport 2002 from the Royal Museum for Central Africa, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2003, p. 399-401. 142 Dienstnota GG/vt/2003/2707-P/9 van 12 december 2003 betreffende de publicatiedienst (IAKMMA, P/9). Zie ook: Rapport annuel 2003-2004 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2003-2004 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Annual Rapport 2003-2004 from the Royal Museum for Central Africa, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2005, p. 175-179.
42
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
afdeling Mineralogie en Petrografie naar de afdeling Minerale Fysische Scheikunde.143 Deze beslissing werd in 1990 deels teruggedraaid toen de eenheid Geochemie opnieuw in de afdeling Mineralogie en Petrografie werd geïntegreerd.144 De eenheid Fysische Scheikunde van de afdeling Minerale Fysische Scheikunde verhuisde in 1997 van de Université Catholique de Louvain naar de Université Libre de Bruxelles, waar haar eenheid Geochronologie al gevestigd was.145 Het departement Geologie en Mineralogie probeerde ondertussen ook de valorisatie van de natuurlijke rijkdommen van de ontwikkelingslanden te bevorderen door in 1984 het Bureau de Géologie pour la Coopération Internationale (BUGECO) op te richten. Toen het BUGECO in 1989 werd opgeheven en tot een onafhankelijke naamloze vennootschap werd omgevormd,146 werd met het ministerieel besluit van 21 september 1990 het Centre International de Recherche Géologique en Afrique (CIRGA) opgericht.147 Het CIRGA heeft net als het BUGECO de opdracht het onderzoek van het departement te valoriseren met het oog op kennisoverdracht aan Afrikaanse landen en zou in dat kader gemeenschappelijke onderzoeksprogramma’s lanceren, vormingsstages organiseren, in wetenschappelijke programma’s van internationale organisaties participeren en de uitgave van geologische publicaties verzorgen.148 Het departement Culturele Antropologie was eveneens getuige van een aantal reorganisaties. De organologie werd in 1992 overgeheveld van de afdeling Etnografie naar de afdeling Linguïstiek en Etnomusicologie.149 De dienst Palynologie voor het onderzoek naar pollen, sporen en andere plantaardige microfossielen verhuisde in 1998 omwille van administratief-technische redenen van de afdeling Land- en Bosbouweconomie naar de afdeling Prehistorie en Archeologie,150 maar werd uiteindelijk in 2001 opgeheven.151 Het departement Koninklijk Museum voor Midden-Afrika werd begin eenentwintigste eeuw met een nieuwe afdeling Hedendaagse Geschiedenis uitgebreid door de stapsgewijze integratie van het Afrika Instituut (AI) in het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.152 Het Afrika Instituut was in 1992 als instelling van openbaar nut opgericht om de opdrachten van het Afrika Studie- en Documentatiecentrum (ASDOC) over te nemen, een vzw die zelf in 1972 was opgericht om de Afrikasector van het Centre de Recherche et d’Information Socio-Politiques (CRISP) over te nemen. De 143
Rapport annuel pour l’année 1988 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag voor het jaar 1988 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1989, p. 37 en pp. 46-56. 144 Rapport annuel 1991-1992 du département Géologie et Minéralogie. Jaarverslag 1991-1992 van het departement Geologie en Mineralogie, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1993, p. 221. 145 Voordien was de afdeling Minerale Fysische Scheikunde naar aanleiding van de opsplitsing van de Leuvense universiteit in een Nederlandstalige Katholieke Universiteit Leuven en een Franstalige Université Catholique de Louvain naar Louvain-la-Neuve verhuisd. Rapport scientifique pour l’année 1974 du Musée royal de l’Afrique centrale. Wetenschappelijk verslag voor het jaar 1974 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1975, p. 49 en pp. 173-174. 146 Rapport annuel 1989-1990 du département Géologie et Minéralogie. Jaarverslag 1989-1990 van het departement Geologie en Mineralogie, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1991, p. 9. 147 Ministerieel besluit van 21 september 1990 tot oprichting bij het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika van een Internationaal Centrum voor Geologisch Onderzoek in Afrika (B.S., 20/11/1990, p. 21698). 148 Rapport annuel 2001 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2001 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2002, p. 24. 149 GANSEMANS J., “De antropologie honderd jaar ten dienste van het museum en zijn publiek, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor MiddenAfrika, 1998, p. 30. 150 ERGO A. B. en MOEYERSONS J., “De afdeling Land- en Bosbouweconomie”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D., (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor MiddenAfrika, 1998, pp. 275-276. 151 De laatste vermelding van de dienst Palynologie is te vinden in: Rapport annuel 2000 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2000 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2001, p. 37. 152 Programmawet I van 24 december 2002 (B.S., 31/12/2002, p. 58686), Ministerieel besluit van 10 september 2002 tot vaststelling van de organogrammen van de federale wetenschappelijke instellingen die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort (B.S., 15/11/2002, p. 51401) en Koninklijk Besluit van 7 februari 2006 tot vaststelling van de modaliteiten voor de overdracht van de personeelsleden en van de goederen, rechten en plichten van het Afrika Studie- en Documentatiecentrum (ASDOC) en van het Afrika Instituut (AI) naar het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (B.S., 21/02/2006, p. 8975).
43
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
nieuwe afdeling heeft net als haar rechtsvoorgangers een drievoudige opdracht: het bewaren van documentatie, het verrichten van onderzoek en het publiceren van specifieke studies met betrekking tot de voormalige Belgische kolonies.153 De afdeling Geschiedenis van de Belgische Aanwezigheid in het Buitenland werd rond dit tijdstip omgedoopt tot de afdeling Geschiedenis van de Belgische Aanwezigheid Overzee, hoewel in praktijk vooral de naam afdeling Geschiedenis van de koloniale tijd gebruikt zou worden.154 De integratie van het CITLO in de afdeling Land- en Bosbouweconomie met het Koninklijk Besluit van 6 april 1995 is reeds eerder in de tekst aan bod gekomen. De Algemene Wetenschappelijke Diensten van het departement Koninklijk Museum voor Midden-Afrika vertonen tot slot ook een opvallende evolutie. De Educatieve Dienst zou tijdens de jaren 1980 en 1990 haar aanbod steeds verder uitbouwen door naast geleide bezoeken ook ateliers en workshops voor kinderen, jongeren en volwassenen te organiseren.155 De Educatieve Dienst werd daarenboven in 1988 ook verantwoordelijk voor het beheer van het verkoopsbureel van de vzw De vrienden van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en vormde deze om tot een Museum Shop.156 Deze Museum Shop zou steeds verder uitgebreid worden en uiteindelijk tot een zelfstandige dienst omgevormd worden.157 Naast de Educatieve Dienst werd in 2001 ook een cel Communicatie opgericht om werk te maken van een professioneel communicatiebeleid, op dat moment één van de belangrijkste prioriteiten van de instelling.158 De Educatieve Dienst, de Museum Shop en de cel Communicatie werden in 2002 alle drie de facto overgeheveld naar de overkoepelende diensten en stonden voortaan rechtstreeks onder leiding van de directeur.159 Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika zal de volgende jaren in uitvoering van het kaderprogramma 2006-2008 ingrijpend gereorganiseerd worden omdat het bestaande organigram een aantal structurele knelpunten vertoont: een te groot aantal publieksgerichte diensten dient rechtstreeks aan de directeur te rapporteren, de onderlinge coördinatie en communicatie van de publieksgerichte diensten en van de onderzoeksdepartementen verloopt stroef, de indeling in departementen belemmert de potentiële interdisciplinaire kruisbestuiving en de wetenschappers binnen de departementen dienen het wetenschappelijk onderzoek en het collectiebeheer te combineren. Het nieuwe organigram probeert hieraan te verhelpen (zie organigram p. 52). De bestaande departementen verdwijnen en de diensten en de afdelingen worden gehergroepeerd in vijf nieuwe entiteiten: de Ondersteunende Diensten, de Publieksgerichte Diensten, de Menswetenschappen, de Natuur en Aardwetenschappen en het Patrimonium. De Ondersteunende Diensten groeperen de algemene administratie, de personeelsdienst, de boekhouding, de ICT-dienst en de technische diensten. De Publieksgerichte Diensten bundelen de dienst Museologie, de Educatieve en Culturele Dienst, de Publicatiedienst, de dienst Pers en Communicatie, de dienst Metafro-InfoSys, de 153
DE VILLERS G., “Het Afrika Instituut te Tervuren. Geschiedenis en perspectieven”, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor MiddenAfrika, 1998, pp. 309-311. 154 Ministerieel besluit van 10 september 2002 tot vaststelling van de organogrammen van de federale wetenschappelijke instellingen die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort (B.S., 15/11/2002, p. 51401) 155 CUYPERS J. en DE MEERSMAN M., “De educatieve en museografische actie. Enkele historische aspecten en toekomstperspectieven van de Educatieve Dienst“, in: THYS VAN DEN AUDENAERDE D. (ed.), Africa Museum Tervuren 1898-1998, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1998, pp. 305-307. 156 Rapport annuel pour l’année 1988 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag voor het jaar 1988 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1989, p. 146. 157 Rapport annuel 2001 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2001 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2002, p. 147. 158 Rapport annuel 2000 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2000 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2001, p. 134. 159 Vergelijking van het organigram in Rapport annuel 2001 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2001 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2002, p. 9 en het organigram in Rapport annuel 2003-2004 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2003-2004 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Annual Rapport 2003-2004 from the Royal Museum for Central Africa, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2005, p. 209.
44
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Institutioneel-historisch kader
bewakingsdienst, de public relations, de sponsoring, de organisatie van evenementen en de Centrale Bibliotheek. Deze nieuwe entiteit zal rond vier functies georganiseerd worden: Faciliteiten, Sensibilisering en Communicatie, Marketing en Knowledge Centre. De Menswetenschappen zullen de vier afdelingen van het departement Culturele Antropologie (de afdelingen Etnografie, Linguïstiek en Etnomusicologie, Prehistorie en Archeologie en Etnosociologie en Etnogeschiedenis) en twee van de drie afdelingen van het departement Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (de afdeling Geschiedenis van de koloniale tijd en de afdeling Hedendaagse Geschiedenis) groeperen. De nieuwe entiteit Natuur en Aardwetenschappen zal de vier afdelingen van het departement Geologie en Mineralogie (de afdelingen Algemene Geologie, Cartografie en Foto-interpretatie, Mineralogie en Petrografie, Minerale Fysische Scheikunde), de drie afdelingen van het departement Afrikaanse Zoölogie (de afdelingen Vertebraten, Entomologie, Invertebraten niet-insecten) én een van de drie afdelingen van het departement Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (de afdeling Landen Bosbouweconomie) omvatten. De entiteit Patrimonium zal verantwoordelijk worden voor de registratie, aankoop, bewaring, restauratie, digitalisering en bruikleen van alle collecties van de instelling. Deze vijf nieuwe entiteiten zullen elk door een directeur beheerd worden en alleen de strategische planning en evaluatie, de ontwikkelingssamenwerking, de renovatiewerken en het directiesecretariaat zullen rechtstreeks onder de directeur-generaal vallen. Naast een reorganisatie van de diensten en afdelingen wordt er ook een reorganisatie van de verschillende bestuurs- en overlegorganen gepland, omdat het huidige grote aantal niet bevorderlijk is voor het efficiënt en transparant beheer van de instelling. De directeurgeneraal en de vijf directeurs zullen samen het Directiecomité voor het dagelijks beheer vormen. Dit Directiecomité zal rapporteren aan de Strategische Raad, die de opdrachten van de Wetenschappelijke Raad en van de Beheerscommissie zal combineren en het belangrijkste overlegorgaan van de instelling zal vormen. De Commissie voor Werving en Bevordering – de vroegere Jury voor Werving en Bevordering – zal als afzonderlijk orgaan blijven bestaan en haar opdracht behouden.160 Een eerste concrete stap in de fasegewijze implementatie van deze reorganisatie is de oprichting van een nieuwe ‘virtuele’ afdeling Collectiebeheer (CB) in het departement Culturele Antropologie, die sinds 1 februari 2006 verantwoordelijk is voor het beheer van de etnografische collecties voorwerpen, muziekinstrumenten, fotocollecties en historische archieven van de afdeling Etnografie. De afdeling Prehistorie en Archeologie blijft voorlopig nog zelf verantwoordelijk voor het beheer van de eigen collecties. Na één jaar zal dit proefproject geëvalueerd worden met het oog op de oprichting van de nieuwe afdeling Patrimonium.161 De consolidatie en integratie van alle publieksgerichte diensten in de nieuwe entiteit Publieksgerichte Diensten zal nog vóór de zomer van 2006 afgerond worden.162 De Ondersteunende Diensten zouden in 2007 operationeel worden, de twee nieuwe onderzoeksgerichte entiteiten in 2008.
160
Framework Programme 2006-2008 Royal Museum for Central Africa, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2006, pp. 70-71. 161 Dienstnota GG/vt/2006/125-P/9 van 24 januari 2006 betreffende de oprichting van een ‘virtuele’ afdeling Collectiebeheer binnen het departement Culturele Antropologie – pilootproject (IAKMMA, P/9). 162 Dienstnota GG/vt/2006/-P/9 van 8 februari 2006 betreffende recente ontwikkelingen en reorganisatie (IAKMMA, P/9).
45
ORGANIGRAMMEN Organigram van de Bestendige commissie voor de studie van de collecties van het Museum van Tervuren, 1901-1910
47
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Organigrammen
Organigram van het Museum van Belgisch Congo, 1910-1928
48
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Organigrammen
Organigram van het Museum van Belgisch Congo, 1928-1960
49
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Organigrammen
Organigram van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1960-1967
50
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Organigrammen
Organigram van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 1967-2006
51
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Organigrammen
Organigram van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2006/2008-…
52
ARCHIEFVORMING EN ARCHIEFBEHEER Vooraleer de archiefvorming en het archiefbeheer van de verschillende administratieforganisatorische niveaus van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika te beschrijven en de in de archiefselectielijst gehanteerde selectiepolitiek te verantwoorden, is het misschien interessant om te wijzen op andere archiefbestanden met gegevens over de geschiedenis van de instelling. Het administratief archief van het Congo Museum uit de periode 1898-1909 wordt niet in het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika bewaard. Een mogelijke verklaring is te vinden in een brief van directeur H. Schouteden uit 1943, die vermeldt Nous ne possédons malheureusement pas de dossier historique relatif à l’ancien Musée… Et tous les anciens dossiers où l’on eut pu retrouver les indications se trouvaient dans les bureaux de L’Etat Indépendant.163 Een groot deel van het archief van de Onafhankelijke Congostaat werd echter op bevel van Leopold II vernietigd, waardoor het Afrikaans Archief van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking evenmin archiefstukken met betrekking tot het Congo Museum uit de periode 1898-1909 bezit.164 De enige archiefstukken uit deze periode die de dans zijn ontsprongen, zijn de plannen voor de gebouwen van de Franse architect Charles Girault die in het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en in de Archives nationales in Parijs worden bewaard én de plannen voor de inrichting van het park en het omliggende domein van Elie Lainé en van andere architecten die in de Plannen van de Civiele Lijst van het Archief van het Koninklijk Paleis in Brussel worden bewaard. Hoewel het Afrikaans Archief dus geen archiefstukken met betrekking tot het Congo Museum uit de periode 1898-1909 bezit, bewaart het wel nog verschillende archiefbestanden met stukken over het Museum van Belgisch Congo uit de latere periode 1909-1960. Het Classement Provisoire (CP) van de diensten van het Ministerie van Koloniën in Brussel bevat een Fonds Musée de Tervuren, in totaal 20 archiefdozen met briefwisseling, nota’s voor de Minister van Koloniën en financiële stukken over het statuut van de instelling, de aankoop van collecties, de deelname aan binnenlandse en buitenlandse tentoonstellingen, de herstellingen en het onderhoud van de verschillende gebouwen, de inrichting van de zalen, de perikelen van de Tweede Wereldoorlog, de bestelling van materiaal, het statuut van het personeel… Hoewel dit archiefbestand op dit moment nog niet geïnventariseerd is en daardoor in principe ontoegankelijk is, zal de raadpleging ervan erg waardevolle informatie opleveren en bepaalde hiaten in de kennis over de instelling kunnen opvullen. Het fonds Gouvernement Général (GG) met archiefstukken van de diensten van het Ministerie van Koloniën in Belgisch Congo bevat daarenboven ook tientallen dossiers met betrekking tot de inzameling van collectiestukken, specimens en gegevens voor het Museum van Belgisch Congo. Directie en diensten van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika De directie gebruikt al sinds 1910 een thematisch rubriekenstelsel om alle dossiers en stukken te ordenen en op te bergen. Het eerste rubriekenstelsel werd in de periode 1910-1931 gebruikt en bestond uit de rubrieken met de letters A tot R. De rubrieken A, B, C, D, K, G en O werden gebruikt voor dossiers met betrekking tot de werking van de toenmalige secties en diensten, de rubriek F voor alle financiële stukken en dossiers, de rubriek I voor dossiers met 163
Brief van Directeur van het Museum van Belgisch Congo H. Schouteden aan De Wildeman, 9 oktober 1943 (IAKMMA, O/1). 164 VAN DEN EECKHOUT P. en VANTHEMSCHE G., Geschiedenis voor de studie van het hedendaagse België, 19de-20ste eeuw, Brussel, VUBpress, 1999, p. 470.
53
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Archiefvorming en archiefbeheer
betrekking tot het beheer van de collectie, de rubriek L voor alle dossiers met betrekking tot de gebouwen, de rubriek N voor wetenschappelijke zendingen, de rubriek P voor dossiers met betrekking tot het personeel en ten slotte de rubriek R voor alle stukken en dossiers met betrekking tot de algemene administratie en organisatie. Sommige van deze rubrieken werden verder onderverdeeld in een beperkt aantal subrubrieken. Er werd omstreeks 1931 een nieuw en meer uitgebreid rubriekenstelsel ingevoerd, met de rubriek C (van comptabilité) voor financiën, de rubriek D (van direction) voor directie, de rubriek O (van organisation) voor organisatie, de rubriek P (van personnel) voor personeel en de rubriek S (van sections) voor afdelingen. Dit rubriekenstelsel wordt vandaag de dag nog steeds gebruikt, maar vertoont enkele fundamentele knelpunten. Een eerste knelpunt zijn de afbakening en indeling van deze rubrieken. Er loopt een dunne scheidingslijn tussen de rubriek D en de rubriek O, waardoor deze rubrieken zeer gelijkaardige stukken en dossiers bevatten. De rubriek S weerspiegelt nog steeds een wat vereenvoudigd organigram uit 1931 en is als gevolg van de verschillende reorganisaties sterk verouderd. Een tweede knelpunt is dat de rubrieken in een erg groot aantal subrubrieken onderverdeeld worden, die daarenboven vaak een erg onduidelijke naam dragen. De rubriek O heeft bijvoorbeeld niet minder dan 58 subrubrieken, terwijl de subrubriek O/1 zelf nog eens verder wordt onderverdeeld in 36 subcategorieën. De oorzaak is een eerder willekeurige aanmaak van subrubrieken en subcategorieën naar aanleiding van specifieke kwesties die op de agenda verschijnen. Dossiers en onderwerpsmappen worden dus vaak verward met subrubrieken. Een goed voorbeeld is de subrubriek O/18 die handelt over de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Het is dan ook weinig verrassend dat een subrubriek soms slechts één of enkele stukken bevat. Er ontstaat ook een steeds groter ordeningsprobleem. Sommige stukken behandelen meerdere specifieke thema’s, waardoor het niet eenvoudig is om de stukken in de ene of de andere rubriek onder te brengen. Een ander probleem is dat er alleen een ordeningslijst bestaat die enkel de rubrieken en subrubrieken opsomt, en niet de individuele dossiers die er in terug te vinden zijn. Een laatste knelpunt is de bewaring van de oudere stukken en dossiers van dit op rubriek geordende archief. Sommige archiefstukken werden per jaar uit het rubriekenstelsel gelicht en zonder enige selectie in verschillende en niet altijd even geschikte archiefruimtes opgeborgen. Het gevolg is dat de massa archieven steeds blijft aangroeien, de versplintering totaal is en de toegankelijkheid nog meer in het gedrang komt. Een goed voorbeeld is het directie-archief uit de periode 1910-1960, waarvan een gedeelte aan de eigen afdeling Geschiedenis van de koloniale tijd werd overgedragen en in het CAPA-gebouw wordt bewaard en waarvan een ander gedeelte nog steeds terug te vinden is in de kantoren van de directie. Een deel van het directie-archief uit de periode na 1960 wordt dan weer bewaard in een aantal kelders in het museumgebouw, het directiepaviljoen en het Stanleypaviljoen. Het is niet verwonderlijk dat het bestaande rubriekenstelsel omwille van zijn complexiteit en ontoegankelijkheid sinds de jaren 1990 steeds minder gebruikt wordt. Een groot aantal diensten heeft ervoor gekozen om voor de eigen dossiers en stukken een afzonderlijk ordeningsstelsel op te bouwen. De uitbreiding van de directie met een aantal nieuwe diensten, de huisvesting van deze diensten in verschillende gebouwencomplexen en het toenemende gebruik van digitale bestanden en e-mail werken deze decentralisatie en versplintering nog verder in de hand. Het resultaat is dat het originele rubriekenstelsel van het directie-archief op dit moment enkel nog door het secretariaat van de directeur en door de personeelsdienst wordt gebruikt. De financiële dienst, de technische dienst en Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, de cel Communicatie, de dienst Educatie en Cultuur, de dienst Museologie en de dienst Ontwikkelingssamenwerking hebben een eigen – soms minder gestructureerd – ordeningsstelsel ingevoerd. Voorts dient ook gesignaleerd te worden dat verschillende directeurs, departementshoofden en afdelingshoofden van het Koninklijk Museum van Midden-Afrika hun persoonlijke archieven aan de instelling geschonken hebben. Vaak blijken deze door de afdeling Geschiedenis van de koloniale tijd bewaarde particuliere archieven ook bestuursdocumenten
54
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Archiefvorming en archiefbeheer
van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika te bevatten, die eigenlijk in het instellingsarchief thuis zouden horen. Een goed voorbeeld zijn de originele notulen en bijhorende stukken van de Commissie van Toezicht van het Museum van Belgisch Congo, die in het archiefbestand van voormalig directeur L. Cahen bewaard worden. De selectiepolitiek voor de archiefstukken van de directie en de overkoepelende diensten met betrekking tot de organisatie en het beheer van de instelling was erop gericht om die archiefstukken blijvend te laten bewaren die de toekomstige generaties in staat zouden moeten stellen om de werking van de instelling op de hoofdlijnen te reconstrueren, zoals de jaarverslagen, de notulen en bijhorende stukken van de bestuursorganen van de instelling en de belangrijkste stukken met betrekking tot het administratief-juridisch beheer, het financieel beheer, het materieel beheer en het personeelsbeheer. Voorts zijn er ook een aantal intrinsiek erg waardevolle archiefreeksen die bijna integraal voor blijvende bewaring in aanmerking komen, zoals deze in verband met de coördinatie van de collectieregistratie, de organisatie van tentoonstellingen, de publiekswerking, het wetenschappelijk onderzoek en de vele inspanningen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Departementen van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika Drie van de vier departementen van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika kunnen niet als volwaardige archiefvormers beschouwd worden, omdat deze alleen uit een departementshoofd bestaan die een vooral administratief-hiërarchische functie bekleedt. Een departementshoofd is daarenboven ook afdelingshoofd van één van de afdelingen van het desbetreffende departement, waardoor departementsgebonden en afdelingsgebonden stukken snel vermengd raken. De enige uitzondering is het departement Geologie en Mineralogie, dat als enige over een volwaardig departementaal secretariaat beschikt en over duidelijk departementsgebonden reeksen bezit met betrekking tot het administratief-juridisch, financieel, materieel, personeels- en ICT-beheer. Hun selectie weerspiegelt deze van de gelijkaardige reeksen van afdelingen, die verder in de tekst besproken wordt. Afdelingen van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika Hoewel de archiefvorming sterk van afdeling tot afdeling verschilt, zijn er wel enkele algemene tendensen te signaleren. De afdelingen hebben met een gebrek aan administratief personeel te kampen, waardoor de administratieve en andere ondersteunende taken steeds meer aan het wetenschappelijk personeel dienen toevertrouwd te worden.165 Dit leidt in combinatie met het toenemende gebruik van digitale bestanden en e-mail ook op dit niveau tot een steeds verdere decentralisatie en versnippering van gegevens. De meeste afdelingen beschikken over een in omvang beperkt archief met betrekking tot het administratief-juridisch, financieel, materieel, personeels- en ICT-beheer van de afdeling dat door het secretariaat of het afdelingshoofd wordt bewaard. Wegens de beperkte omvang wordt er meestal een onderwerpsgebonden ordening gehanteerd, die verschilt van afdeling tot afdeling. Het aangroeiritme van deze werkingsgebonden reeksen is de laatste jaren sterk gedaald of zelfs stilgevallen als gevolg van de introductie van e-mail en de uitbouw van het intranet. Deze reeksen kunnen na verloop van tijd integraal vernietigd worden, aangezien de afdelingen op dit vlak door de directie en de overkoepelende diensten gecoördineerd en ondersteund worden. De enige uitzonderingen zijn de reeksen briefwisseling, die vaak vrij oud zijn en heel wat unieke en interessante informatie over de collectievorming en het wetenschappelijk onderzoek bevatten. 165 Voor een voorbeeld, zie Rapport annuel 2000 du Musée royal de l’Afrique centrale. Jaarverslag 2000 van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2001, p. 5.
55
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Archiefvorming en archiefbeheer
Bijna alle afdelingen beschikken over collecties en zijn dus ook in het bezit van de nodige instrumenten voor de registratie en documentatie van deze collecties. Collectieregistratie is het vastleggen van gegevens over stukken die zich in de collectie bevinden, waarbij meestal het inventarisnummer, de bewaarplaats, een korte identificatie, de herkomst, de wijze van verwerving en de datum van verwerving worden opgenomen. Deze gegevens kunnen vervolgens gebruikt worden voor de juridische verantwoording, voor verzekeringsdoeleinden en voor het beheer, de beveiliging en het management van de collectie. Deze registratiegegevens werden aanvankelijk genoteerd in papieren aanwinstenregisters, die echter steeds vaker plaats moeten ruimen voor elektronische databanken. Sommige afdelingen zijn al vrij ver gevorderd met de overschakeling naar elektronische databanken en de retrocatalogisering van de collecties. Naast collectieregistratie is er ook nood aan collectiedocumentatie, die het stuk in een ruimere en betekenisvolle context situeren. Deze gegevens zijn erg belangrijk voor het wetenschappelijk onderzoek en voor de presentatie in tentoonstellingen en werden aanvankelijk op steekkaarten genoteerd. Net zoals de collectieregisters worden deze steekkaartencatalogi en -indices steeds vaker vervangen door elektronische databanken.166 De in- en uitgaande bruiklenen worden geregistreerd met behulp van bruikleendossiers, bruikleenregisters of bruikleenformulieren, die in principe de verzekeringswaarde van de uigeleende collectiestukken dienen te vermelden. Het grote belang van deze reeksen voor de werking van de afdelingen verklaart waarom als administratieve bewaartermijn vaak ‘tot substitutie’ wordt vermeld, om aan te geven dat deze archiefstukken pas hun administratief nut verliezen wanneer ze (door middel van digitalisering, fotokopiëring…) integraal vervangen worden en op die manier nog geraadpleegd kunnen worden. Verder ligt het voor de hand dat alle archiefstukken met betrekking tot de collectiebeheer voor blijvende bewaring in aanmerking komen om de herkomst en de geschiedenis van de collecties te kunnen reconstrueren. De afdelingen zijn ook (mede)verantwoordelijk voor de organisatie van de permanente en de tijdelijke tentoonstellingen in de museumzalen van het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika, maar het is opvallend hoe hun archiefvorming op dit vlak onderling sterk verschilt. Terwijl de afdeling Etnografie, de afdeling Geschiedenis van de koloniale tijd en de afdeling Prehistorie en Archeologie over vrij systematische dossierreeksen beschikken, zijn er op de andere afdelingen bijna geen sporen meer van terug te vinden. Dit is deels te verklaren door het feit dat de permanente tentoonstelling de voorbije decennia niet meer ingrijpend is aangepast én het feit dat er voor het grote publiek vooral tijdelijke tentoonstellingen over etnografische en historische onderwerpen georganiseerd worden. Deze dossiers schetsen een goed beeld van de tentoonstellingspolitiek van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en dienen wegens hun groot historisch belang blijvend bewaard te worden. De belangrijkste opdracht van de afdelingen is het wetenschappelijk onderzoek, wat met een grootschalige archiefvorming gepaard gaat. Door het grote en erg gevarieerde aantal onderzoeksvelden en -projecten en het persoonsgebonden karakter van het wetenschappelijk onderzoek is het erg moeilijk om deze archiefvorming in detail in kaart te brengen. Er bestaan op dit moment ook geen duidelijke richtlijnen voor de bewaring en archivering van deze archiefstukken, wat ongewild maar onvermijdelijk tot opstapeling, versnippering, vermenging en verlies van informatie leidt. Zo zijn bijvoorbeeld een groot aantal archiefstukken van de afdeling Minerale Fysische Scheikunde verloren gegaan als gevolg van de vele verhuizingen van de afdeling. Verder is het ook mogelijk dat onderzoeksgebonden gegevens door de desbetreffende wetenschapper als persoonlijk archief beschouwd worden en bij vertrek uit de instelling mee naar huis worden genomen, zoals dat bijvoorbeeld bij de dienst Palynologie gebeurd is. Het verdient dan ook aanbeveling om een procedure in te voeren die bepaalt dat de leden van het wetenschappelijk personeel na het afronden van een onderzoeksproject hun 166
Collectiebeleidsplan Collectieontwikkeling in het KMMA. Krachtlijnen voor een nieuw beleid, 2006-2010, p.
16.
56
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika - Archiefvorming en archiefbeheer
archiefstukken schonen en vervolgens de belangrijkste en blijvend te bewaren papieren én digitale archiefstukken in een centraal “wetenschappelijk depot” of “scientific repository” opbergen. De blijvend bewaarde archiefstukken dienen zowel de context als de eindresultaten van het wetenschappelijk onderzoek weer te geven, zoals projectaanvragen, belangrijke briefwisseling en e-mails, belangrijke ruwe onderzoeksdata (steekkaarten, databanken, veldnota’s...), niet door het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika uitgegeven publicaties en artikels, teksten van toespraken en lezingen….
57
58