Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde Fontys Lerarenopleiding Tilburg voltijd Stichting Fontys Hogescholen
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde Fontys Lerarenopleiding Tilburg voltijd CROHO nr. 35168 Stichting Fontys Hogescholen
Hobéon® Certificering BV Datum 20 juli 2009 Auditteam: R.J.M. van Hoorn MBA Prof. dr. G. Elsen Dr. B.T. Hemker P. v. Platen Secretaris: Mr. J.A. Frederik CMC
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.6. 1.6.1. 1.7. 2.
3. 3.1. 3.2.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport `Analyse en Inzicht` 2003 Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 15 april 2009 BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding bedrijfswiskunde voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 15 april 2009.
1 1 1 1 2 2 2 5 5 5 7 7 7 9 10 12 12 14 15 17 19 21 22 24 27 27 28 29 31 31 33 35 35 36 38 40 40 41 43 43 44
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde van Fontys hogescholen.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. Fontys hogescholen, in casu Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT), verzorgt de hbo bacheloropleiding bedrijfswiskunde op haar vestiging in Tilburg. FLOT verzorgt daarnaast bachelor lerarenopleidingen in zestien vakken, waaronder in het vak Wiskunde. Het onderhavige rapport heeft betrekking op: Bedrijfswiskunde, voltijd, CROHO nummer 35168. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Bedrijfswiskunde, voltijd van 28 februari 2009 met als titel “Wiskunde in Bedrijf”.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding Bedrijfswiskunde van Fontys Hogescholen bestaat sinds september 1995. Ze komt voort uit de Vrije Studie Richting Wiskunde die aangeboden werd aan de hbo-lerarenopleidingen in Tilburg. De zusteropleidingen van de Hogeschool van Amsterdam, van Inholland (Diemen) en van de Noordelijke Hogeschool (Leeuwarden) zijn op dezelfde manier ontstaan. De opleiding van de Haagse Hogeschool (Rijswijk Z.H.) is in september 2003 van start gegaan. Zij was op dat moment verbonden aan de Technische Hogeschool Rijswijk. De opleiding is gepositioneerd in het technische domein en verleent de graad Bachelor of Applied Science. Het diploma geeft ook het recht tot het voeren van de titel ingenieur (ing.). De opleiding in Tilburg ziet veel verwantschap met de bacheloropleiding leraar wiskunde. Ongeveer een kwart van de curricula van deze opleidingen is gemeenschappelijk. De overige delen kunnen worden uitgevoerd door een klein team van ongeveer zes personen. De binding met de veel grotere lerarenopleidingen wiskunde (ongeveer 300 studenten in bachelor en master opleidingen tezamen) heeft ook nog een voordeel op het gebied van personeelsbeleid. Zo kon bijvoorbeeld in 2008 een gepromoveerde econometrist in dienst komen, die gedeeltelijk ook bij de lerarenopleidingen wiskunde wordt ingezet. Een aandachtspunt is de leraar- versus bedrijfscultuur. Bedrijfswiskundigen zijn doorgaans minder communicatief dan leraren. Om hun communicatieve competenties te versterken, wordt een deel van het curriculum verzorgd door docenten communicatieve vaardigheden, die bij FLOT werkzaam zijn. Bedrijfswiskundigen passen wiskunde toe op kwantitatieve problemen, met informatica als hulpmiddel. Vrijwel alle bedrijfswiskundigen zijn in vier branches werkzaam: actuariaat, ict, logistiek / operations research en statistiek. De opleiding richt zich dan ook op deze branches. De opleiding in Tilburg onderscheidt zich sinds 2003 in toenemende mate van de andere opleidingen bedrijfswiskunde door de onderwijsactiviteiten die samen met het bedrijfsleven worden uitgevoerd. Bij het bedrijf ‘Donatus u.a.’ wordt bijvoorbeeld vanaf 2003 jaarlijks door een lichting studenten een project uitgevoerd. Zo is in 2007/2008 door de groep van tweede jaars studenten onderzocht of de personeelsinzet in de ‘buitendienst’ het beste kan worden ingekrompen of uitgebreid, of gelijk kon blijven. Op grond van het door de studenten geleverde eindproduct heeft het management besloten om de omvang van de buitendienst te vergroten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 1
1.4.
Visitatierapport `Analyse en Inzicht` 2003
De opleiding is in 2003 gevisiteerd, net als drie van de vier zusteropleidingen Bedrijfswiskunde. De visitatiecommissie had veel lof voor de gevisiteerde opleidingen. Aanbevelingen heeft deze commissie weergegeven in het visitatierapport ‘Analyse en Inzicht’. De commissie was bezorgd om de kleine omvang van de opleidingen. De bacheloropleidingen bedrijfswiskunde werden geadviseerd gezamenlijk acties te ondernemen om de naamsbekendheid te vergroten en op deze manier de instroom te verhogen. De vijf opleidingen hebben deze actie gezamenlijk opgepakt. De opleiding van Fontys Hogescholen werkt van harte mee aan de landelijke acties, en ontwikkelt daarnaast acties op lokaal niveau. Er is onder meer actie ondernomen op de volgende gebieden: structurele inbreng van beroepenveld en van alumni bij specificeren en actueel houden van de eindkwalificaties (zie verder bij doelstellingen opleiding). leggen van meer accenten op projectmatig werken (projecten samen met het bedrijfsleven), versterken van de horizontale en verticale samenhang in het curriculum, verbeteren van de stagebegeleiding en vergroten van de PR activiteiten.
1.5.
Aanpak
1.5.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende:
de opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1: “Domeinspecifieke Eisen”).
het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding op het terrein van bedrijfswiskunde op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde van Fontys Hogescholen aangeleverde schriftelijke informatie: ‘Wiskunde in Bedrijf’, Management Review 2009 Opleiding Bedrijfswiskunde; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport `Analyse en Inzicht` 2003; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: o lαndelijk beroepsprofiel, o lokaal opleidingsprofiel, o sleutelcompetenties en competentieboek, o uitwerking kwalificaties bachelor, o kennisdomein, o boekenlijst, o portfolio personeel, o samenstelling Raad van Advies, o actielijst(en) bedrijfswiskunde, o afstudeerders 2006 – 2008, o informαtie voor potentiële studenten, o rendementsonderzoek bedrijfswiskunde Tilburg,
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 2
o o o o o o
Fontys studentenenquête bedrijfswiskunde, startbekwaamheden onderzoek 2008, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement.
Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire- en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie, uitgevoerd door een auditteam waarvan meerdere externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van bedrijfswiskunde, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ tevens secretaris deel uitmaakten. Deze visitatie heeft op 15 april 2009 plaatsgevonden. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De
additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 3
Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord1. een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is daarom van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 4
1.6.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris:
R.J.M. van der Hoorn MBA Prof. dr. G. Elsen Dr. B.T. Hemker P.V. Platen Mr. J.A. Frederik CMC
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Bedrijfswiskunde noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De lead auditor heeft zich, naast zijn voorzitterschap, vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Rob van der Hoorn heeft, als directeur van de Hobéon Groep, een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan hbo-opleidingen worden gesteld. De werkveld- en inhoudelijk deskundigen Gerda Elsen en Bas Hemker hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Mevrouw Elsen is als professor verbonden aan de Hogeschool/Universiteit Brussel en als gastprofessor aan de Katholieke Hogeschool Mechelen. Zij heeft een achtergrond in de wiskunde en de actuariële wetenschap. De heer Hemker is als methodoloog en psychometricus werkzaam bij CITO. Zij hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan bedrijfswiskundigen op HBO-niveau. De deskundige ‘onderwijs’ Hans Frederik heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. De heer Frederik heeft in zijn vorige en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De heer Frederik is tevens opgetreden als secretaris. De student, mevrouw Platen, is derdejaars student en vice-voorzitter van de opleidingscommissie bij bedrijfswiskunde van de Hogeschool van Amsterdam. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.6.1. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleidingen: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.7.
Programma visitatie 15 april 2009
Zie eveneens Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 5
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. De opleiding leidt op tot het toepassen van wiskunde, met informatica als hulpmiddel in een bedrijfskundige omgeving. Daarvoor is kennis en inzicht in bedrijfskundige processen van groot belang. Daarom heeft de opleiding drie hoofdlijnen: een wiskundelijn, een bedrijfskundelijn (in veel van de competenties terug te vinden als bedrijfsprocessen) en een informaticalijn (in veel competenties terug te vinden als informaticatechnologie). Het in 2008 voor de vierde keer verschenen beroepsprofiel ‘Bedrijfswiskunde in perspectief’ is opgesteld in een samenwerking tussen de vijf opleidingen bedrijfswiskunde in Nederland. De opleiding hanteert dit beroepsprofiel als uitgangspunt voor het opstellen van het opleidingsprofiel. De opleiding bedrijfswiskunde van de FLOT is vanaf 2000 betrokken bij het opstellen van het opleidingsprofiel. De opleiding in Tilburg richt zich op vier branches in het bedrijfsleven: actuariaat, ict, logistiek / operations research en statistiek. Zowel de externe leden van de Raad van Advies (RvA) als de alumni zijn werkzaam in deze vier branches. 1.1.2. De opleiding heeft zich bij de ontwikkeling van haar competentieset gebaseerd op het landelijke beroepsprofiel dat voor het werk van een Bedrijfskundige uitgaat van een fasenmodel bij een oplossingscyclus voor kwantitatieve problemen (zie onderstaande figuur). De competentieset van de opleiding bestaat uit de volgende elf competenties: ‘’verkennen’, ‘modelleren en mathematiseren,’ ‘structureren’, ‘oplossen’, ‘evalueren’, ‘concretiseren, ‘implementeren’, ‘zorgen voor acceptatie’, ‘reflecteren’ en ‘anticiperen’. Deze competentieset wordt door de opleiding gehanteerd voor de lichtingen 2005 en jonger.
3 structureren wiskundig model
en oplossen
wiskundige oplossing
2 mathematiseren
4 evalueren en
en modelleren
concretiseren
praktijk probleem
praktijk oplossing
1 verkennen praktijk situatie
praktijk situatie
5 zorgen voor implementatie en acceptatie
6
reflecteren en anticiperen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 7
De opleiding in Tilburg heeft bij elk van de competenties prestatie-indicatoren ontwikkeld op drie niveaus (hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en startbekwaam). De omschrijving van beroepenveld, de elf opleidingscompetenties met hun prestatie-indicatoren en een schets van beroepssituaties vormen het competentieprofiel van de opleiding in Tilburg, beschreven in het competentieboek voor studenten. 1.1.3. In de RvA is het lokale werkveld (Zuid-Nederland) vertegenwoordigd. De RvA geeft aan dat de elf opleidingscompetenties met bijbehorende prestatie-indicatoren waardevol zijn. Deze leden van de RvA uit het bedrijfsleven zien echter graag minder competenties. Bovendien zien zij graag dat begrippen gehanteerd worden die in het bedrijfsleven meer gangbaar zijn en daardoor duidelijker. Naar aanleiding van hun adviezen ontwikkelt de curriculumcommissie de volgende ‘sleutelcompetenties’, voorzien van prestatie-indicatoren op drie niveaus: ‘analytisch denkvermogen’, ‘conceptueel denkvermogen’, ‘resultaatgerichtheid’, ‘kwaliteitsbewustzijn’, ‘communiceren’ en ‘flexibiliteit. 1.1.4. De opleiding heeft op 1 september 2008 besloten om sleutelcompetenties te gaan hanteren bij alle activiteiten waarbij het bedrijfsleven nauw betrokken is. Deze worden dan ook gebruikt bij de beoordeling van de projecten in het tweede, derde en vierde jaar die samen met het bedrijfsleven worden uitgevoerd, voor de bedrijfsstage en voor het startbekwaamhedenonderzoek. De elf opleidingscompetenties worden gehanteerd bij de competentie-examens. Daarnaast worden ze gebruikt als toelatingscriterium van een student tot een minor door de examencommissie van de opleiding.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft het opleidingsprofiel opgesteld op basis van het beroepsprofiel, dat ontstaan is in een samenwerking tussen de vijf opleidingen bedrijfswiskunde in Nederland; De opleiding heeft elf opleidingscompetenties geformuleerd, te weten ‘verkennen’. ‘mathematiseren’, ‘modelleren’, ‘structureren’, ‘oplossen’, ‘evalueren’, ‘concretiseren’, ‘implementeren’, ‘zorgen voor acceptatie’, ‘reflecteren’ en ‘anticiperen’; De opleiding heeft bij elk van de competenties prestatie-indicatoren ontwikkeld; In regelmatig overleg met de Raad van Advies zijn naast deze opleidingscompetenties sleutelcompetenties ontwikkeld, eveneens voorzien van prestatie-indicatoren op drie niveaus. Deze sleutelcompetenties worden gehanteerd bij alle activiteiten waar het bedrijfsleven nauw bij is betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 8
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen 1.2.1 Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de respectieve eindkwalificaties. 1.2.2. De opleiding verwerkt de Dublin Descriptoren (i.e. de Franssen kwalificaties) op aantoonbare wijze in de eindkwalificaties / opleidingskwalificaties. Gezien het operationele karakter van de Franssen kwalificaties herkent de opleiding deze indeling. 1.2.3. Elk van de elf opleidingscompetenties is voorzien van meetbare gedragsindicatoren op drie niveaus. Een koppeling tussen de Franssen kwalificaties en de competenties is gemaakt via de gedragsindicatoren op startbekwaam niveau en kan worden samengevat in het volgende koppelschema. competentie: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
1
nummer van basiskwalificatie van ‘Franssen’: 2 3 4 5 6 7 8 9
10
verkennen mathematiseren modelleren structureren oplossen evalueren concretiseren implementeren zorgen voor acceptatie reflecteren anticiperen
De drie niveaus van de gedragsindicatoren worden bepaald door twee criteria: “Complexiteit van de taak en handelen” en “Zelfstandigheid/verantwoordelijkheid”. Bij de werkzaamheden van de bedrijfswiskundige staat het oplossen van kwantitatieve problemen (‘taken’) centraal. Vandaar dat het eerst genoemde criterium een zwaarder gewicht heeft dan het tweede criterium.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft in samenwerking met de andere opleidingen bedrijfswiskunde de eindcompetenties opgesteld. Ze bestaan uit bouwstenen die kenmerkend zijn voor iedere hbobachelor en zes specifieke bouwstenen die kenmerkend zijn voor de opleidingen bedrijfswiskunde; De opleiding heeft de eindkwalificaties in een matrix aan de Dublin Descriptoren gekoppeld, waardoor duidelijk wordt dat alle facetten van de Dublin Descriptoren vertegenwoordigd zijn in de eindcompetenties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 9
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. 1.3.1. Hoger Onderwijs Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van de opleiding bedrijfswiskunde beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2) bij de beschrijving van het bachelorniveau van de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding bedrijfswiskunde gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. 1.3.2. Beroepsonderwijs De eindkwalificaties van de opleiding bedrijfswiskunde zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar (zie facet 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelen de oriëntatie op het door bedrijfswiskunde relevante werkveld geborgd. 1.3.3. De Bedrijfswiskundige werkt in teamverband met specialisten op andere vakgebieden aan kwantitatieve problemen, waarbij ze zelfstandig werken aan complexe (deel)problemen in een praktische context. De opleiding richt zich op vier toepassingsgebieden in het bedrijfsleven, te weten actuariaat, ict, logisitiek / operations research, statistiek. De opleiding schetst middels concrete voorbeelden een beeld van het type werkzaamheden van een afgestudeerde. Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit het programma van de opleiding. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleiding mede zijn ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepscompetenties en dat deze aansluiten bij het niveau van een beginnend bedrijfswiskundige. Het auditteam kwalificeert op basis van deze waarneming het facet ‘Oriëntatie HBO’ voor de opleiding bedrijfswiskunde als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 10
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor deze opleiding als voldoende. • Het auditteam ziet dat een landelijk vastgesteld beroepsprofiel als basis dient voor het opleidingsprofiel van de opleiding en de eindkwalificaties, waarbij de opleiding zich wel op eigen wijze profileert. Het beroepsprofiel wordt dynamisch gehouden door de beroepspraktijk. Het auditteam beoordeelt het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ als voldoende; • Het auditteam ziet dat de eindkwalificaties van de opleiding bedrijfswiskunde zijn uitgewerkt in competenties en dat een relatie is gelegd met de Dublin Descriptoren. Het auditteam ziet dat alle Dublin Descriptoren in het onderwijs aan de orde komen en de competenties daardoor aansluiten bij de algemeen internationaal geaccepteerde beschrijving van een Bachelor. Het auditteam beoordeelt het facet ‘Niveau Bachelor’ als voldoende; • Het auditteam stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleiding mede zijn ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepscompetenties en dat deze aansluiten bij het niveau van een beginnend bedrijfswiskundige. Het auditteam kwalificeert daarom het facet ‘Oriëntatie HBO’ voor de opleiding Bedrijfswiskunde als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 11
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1. eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleent studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. De opleiding hanteert het uitgangspunt dat kennisontwikkeling in het opleidingsprogramma plaatsvindt door gebruik te maken van actuele literatuur, door te werken met projecten die met het bedrijfsleven worden uitgevoerd, door de bedrijfsstage en door de verdere contacten met de beroepspraktijk. De opleiding richt zich, zoals reeds bij 1.3 ‘Karakteristiek van de opleiding” vermeld, op de branches actuariaat, ict, logistiek/operations research en statistiek. Het opleidingsprogramma is ontwikkeld in samenspraak met vakgenoten (collega’s van dezelfde of van de zusteropleidingen) en in overleg met de beroepspraktijk. 2.1.2. Het opleidingsprogramma wordt regelmatig door de opleiding geëvalueerd op de mogelijkheden tot kennisontwikkeling, op de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en de relatie met de actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de beroepspraktijk. De opleiding heeft de eigen Raad van Advies (RvA) vanaf 2003 betrokken bij het uitwerken van de landelijke competenties. In de zomer van 2008 zijn de competenties voorgelegd aan de alumni en hun leidinggevenden. 2.1.3. In het landelijke coördinatorenoverleg bedrijfswiskunde wordt regelmatig de ontwikkeling bekeken van de gemeenschappelijke programmadelen van de vijf opleidingen. Dit is vastgelegd in het document kennisdomein, waarin de wiskundige inhouden zijn opgenomen die door ten minste twee van de vijf opleidingen worden aangeboden. Vrijwel alle wiskundige inhouden uit het landelijke kennisdomein worden door de bedrijfswiskunde opleiding van FLOT aangeboden. Enkele delen ICT zijn niet in het programma opgenomen. (Sorteeralgoritmen en kunstmatige intelligentie). Volgens de opleiding behoren deze onderdelen namelijk tot het terrein van specifieke ict-opleidingen. Via de keuze van minoren kunnen studenten ervoor kiezen om het ict-deel te verdiepen. 2.1.4. Het auditteam heeft daarbij geconstateerd dat de literatuur aansluit bij actuele ontwikkelingen op het gebied van actuariaat, ict, logistiek / operations research en statistiek. 2.1.5. Daar waar de opleiding vindt dat de bestaande literatuur tekort schiet, worden door teams van twee tot vier docenten binnen de opleiding dictaten ontwikkeld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de curriculumonderdelen ‘vaardigheden’, ‘goniometrie’, ‘algebra en bewijzen’. Deze zijn beschikbaar via het eigen intranet. 2.1.6. De opleiding ontwikkelt vanaf 2003 werkvormen, divers van aard, waarbij studenten activiteiten verrichten binnen bedrijven en organisaties. Daarin onderscheidt de opleiding zich van de andere bacheloropleidingen Bedrijfswiskunde. 2.1.7. De beroepsorganisaties NVVS (Nederlandse Vereniging voor Statistici) en AI/AG (Actuarieel Instituut / Actuarieel Genootschap) ondersteunen het opleidingsprogramma en in het bijzonder de delen ‘statistiek’ respectievelijk ‘actuariële wiskunde’. Afgestudeerden ontvangen hierdoor de certificaten ‘Statistisch Analist A’ en ‘Basis Actuarieel Rekenaar’ van deze beroepsorganisaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 12
2.1.8. Door het gehele programma heen wordt gebruik gemaakt van beroepskenmerkende leeromgevingen. Deze zijn ondergebracht in ‘atelier Bedrijven Wiskunde Werkwinkel’ (‘atelier bwww’ of ‘bwww’). Twee docenten koppelen binnen het atelier de vragen van bedrijven aan groepen studenten op basis van ‘gesloten beurzen’. De opzet is overgenomen van loket MKB van de Universiteit van Tilburg. De bedrijven zijn daarbij onderverdeeld in een sterklasse (CBS, CITO, Donatus, Interpolis, Watson / Wyatt) waarmee de opleiding een sterke band heeft, een semisterklasse (bv. Cardif verzekeringen, St. Elisabeth ziekenhuis Tilburg) en overige bedrijven en organisaties. 2.1.9. Vanaf 2005 moet iedere student twee minoren kiezen. Elke student dient de bijdrage van een minor aan de competentieontwikkeling te onderbouwen. De examencommissie verleent slechts toestemming voor de deelname aan een minor, als de student schriftelijk deze bijdrage beargumenteert. 2.1.10. Ter versterking van de delen ‘bedrijfskunde’ en ‘ict’ beveelt de opleiding de studenten aan om bij de eerste minor te kiezen voor minoren uit de Fontys catalogus met een sterke bedrijfskunde of ict-component: financiële planning, integraal ontwerpen, oog op het midden- en kleinbedrijf, professional e-skills. Bijna alle studenten volgen deze aanbeveling op. Andere keuzes (in 2008 ‘taal en cultuur Nederlands’ en ‘taal en cultuur Engels’) worden door de examencommissie toegestaan als de student de bijdrage aan de ontwikkeling van de elf competenties (schriftelijk) overtuigend kan onderbouwen. 2.1.11. De tweede minor ziet de opleiding als versterking van het persoonlijke beroepsprofiel van de student. De student kan een keuze maken uit een breed scala aan minoren uit de Fontys catalogus, kiezen voor een compositieminor of voor een schakelminor naar de universiteit. De invulling van de tweede minor krijgt de goedkeuring van de examencommissie als de student de bijdrage aan de ontwikkeling van de opleidingscompetenties overtuigend kan onderbouwen. In het najaar van 2008 hebben bijna alle vierdejaars studenten gekozen voor een compositieminor logistiek in Venlo. Een enkeling is begonnen aan een compositieminor wiskunde bij de Technische Universiteit Eindhoven. De derdejaars studenten hebben gekozen voor een minor uit de Fontys catalogus. 2.1.12. Verschillende stakeholders geven aan dat de ontwikkeling van beroepsvaardigheden duidelijk een verband hebben met de actuele beroepspraktijk. De studenten vinden de onderwijsactiviteiten en het studiemateriaal in ruim voldoende mate aansluiten op de beroepspraktijk. De kwaliteit van dat materiaal beoordelen ze als ruim voldoende. De bedrijfsstagebegeleiders spreken van voldoende basiskennis, sommigen zelfs van prima bagage. Verschillende begeleiders geven aan dat de stagiair zich wel moest inwerken op specifieke kennis. Leidinggevenden van startende bedrijfswiskundigen geven aan zeer tevreden te zijn over de aangeboden vakinhouden en ervaren hier geen onderdelen die ontbreken of van onvoldoende niveau zijn. De opleiding leidt hieruit af dat het programma ‘up to date’ is.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft vast kunnen stellen dat kennisontwikkeling van studenten plaats vindt via vakliteratuur en projecten die aan de beroepspraktijk zijn ontleend en via interactie met het werkveld; Op de beroepspraktijk geënte projecten, stages en afstudeerprojecten waarborgen dat de inhoud van de opleiding actueel wordt gehouden en studenten beroepsvaardigheden ontwikkelen die verbonden zijn met de beroepspraktijk; De Raad van Advies is daadwerkelijk betrokken bij de ontwikkeling van de onderwijsinhoud en het onderwijsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 13
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. De opleiding hanteert het uitgangspunt dat het opleidingsprogramma de student de gelegenheid dient te bieden om elk van de opleidingscompetenties te ontwikkelen tot het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar. Hiertoe is bij elk curriculumonderdeel een koppeling gelegd met de opleidingscompetenties via prestatie-indicatoren. Uit de prestatie-indicatoren bij elk curriculumonderdeel zijn de leerdoelen afgeleid uit de prestatie-indicatoren. Dit is vastgelegd in het competentieboek bedrijfswiskunde 2008. 2.2.2. Bij elk van de curriculumonderdelen zijn de competenties aangegeven waaraan de student werkt. Deze verbinding tussen curriculumonderdelen en de opleidingscompetenties is in 2005 gemaakt. De competenties mathematiseren, modelleren, structureren, oplossen en evalueren hebben voornamelijk betrekking op het oplossen van wiskundige problemen. Deze zijn vooral gekoppeld aan de delen ‘wiskunde algemeen’ en ‘wiskunde in bedrijf’. Bij diverse curriculumonderdelen binnen het ‘atelier bedrijven wiskunde werk winkel’ zijn in 2005 verbindingen gelegd met (nagenoeg) alle competenties. 2.2.3. De student heeft bij elk curriculumonderdeel de beschikking over een ‘wijzer’ in de elektronische studiegids. Elke ‘wijzer’ bevat onder meer beschrijvingen van de manier van toetsing, de werkvormen en een opsomming van subleerdoelen. Curriculumonderdelen worden intern binnen de opleiding ook aangeduid als ‘modulen’, en de bijbehorende ‘wijzer’ als ‘modulewijzer’. 2.2.4. In het cursusjaar 2008 – 2009 worden de elf bestaande competenties gehanteerd bij de drie competentie-examens. Bij de beoordeling van de projecten in bedrijven en voor de bedrijfsstage worden de op advies van de RvA geformuleerde sleutelcompetenties gebruikt. Deze zijn in januari 2009 geformuleerd.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de opleidingscompetenties gekoppeld zijn aan prestatie indicatoren en dat per vak de leerdoelen omschreven zijn. De opleiding hanteert verschillende werkvormen, waarmee de studenten voorbereid worden op het toekomstige werk; Het auditteam heeft kunnen constateren dat alle competenties geleidelijk aan in het programma gedurende de vier cursusjaren worden ontwikkeld. Bij elk curriculumonderdeel zijn in de bijbehorende ‘wijzer’ overzichtelijk beschrijvingen, inhoud, werkvorm en leerdoelen opgenomen. Deze overzichten dragen bij aan het realiseren van de leerdoelen voor studenten; Het auditteam meent dat het programma helder opleidt tot de eindkwalificaties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 14
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. De opleiding heeft een horizontaal en verticaal samenhangend programma met een concentrische opbouw. De verticale samenhang wordt geborgd door een ‘leerlijnenstructuur’. Bij horizontale samenhang ziet de opleiding samenhang tussen de delen ‘wiskunde algemeen’, ‘wiskunde toegespitst op het bedrijfsleven’ en ‘atelier bedrijven wiskunde werkwinkel (bwww)’. Bij de verticale opbouw zijn in het curriculum van de major hoofdlijnen te herkennen, elk met hun eigen leerlijn(en); wiskunde algemeen: binnen deze hoofdlijn zijn te onderscheiden: ‘algebra’, ‘analyse’, ‘statistiek’ en ‘informatiekunde’. De lijn bevat ook een basis aan bedrijfskunde in het eerste cursusjaar, maar deze is klein in omvang. wiskunde toegespitst op het bedrijfsleven: bestaande uit: ‘actuariaat’, ‘informatietechnologie’, ‘statistische analyse’ en ‘logistiek / operations research’. atelier ‘bedrijven wiskunde werkwinkel’. De activiteiten van studenten in samenwerking met het bedrijfsleven worden geflankeerd door delen Nederlandse en Engelse communicatieve vaardigheden. 2.3.2. Binnen elke leerlijn kan de student via de ‘wijzers’ van curriculumonderdelen volgtijdelijkheid herkennen onder ‘beginvereisten’. Zo kan bijvoorbeeld in de leerlijn ‘statistische analyse’ het onderdeel ‘project statistiek’ pas na voldoende beheersing van ‘statistiek met SPSS’ gevolgd worden. Binnen elke leerlijn is een opbouw in niveau aangebracht naar voortschrijdende complexiteit van handelen en taak, en naar toenemende zelfstandigheid van de student. Beide principes zijn leidend geweest bij het onderscheiden van prestatie-indicatoren op drie niveaus, zowel bij de elf opleidingscompetenties, als bij de in februari 2009 geformuleerde sleutelcompetenties. 2.3.3. De onderdelen van het curriculum die speciaal gericht zijn op het oplossen van kwantitatieve problemen in contexten heeft de opleiding ondergebracht in het atelier bwww. Atelier bwww vormt de verbinding tussen de meer theoretische delen wiskunde (concepten) en de praktische opdrachten met een sterk kwantitatief aspect waarvoor het bedrijfsleven zich gesteld ziet (contexten). De studentenactiviteiten die horen bij de aanpak van deze opdrachten worden in dit document modelleren in bedrijfscontexten genoemd. De curriculumonderdelen waarbij studenten bedrijfswiskunde werkzaamheden verrichten voor bedrijven en (gedeeltelijk ook) binnen bedrijven, vormen de kern van atelier bwww. Studenten leren binnen het atelier om kwantitatieve, open, problemen op te lossen waarvoor bedrijven zich gesteld zien. Dit hoofddoel sluit nauw aan bij de kernactiviteit van bedrijfswiskundigen. 2.3.4. Bij toenemende zelfsturing is de rol van de docent van belang: Aanvankelijk begeleidend, in het tweede en derde jaar coachend (op proces en inhoud) en uiteindelijk in het vierde jaar coachend op het proces. Door te werken met grote projectgroepen in de eerste twee jaren, via kleinere in jaar drie en vier, tot individueel werken bij de afstudeerstage, wordt het volgende bereikt: De aandacht verschuift door de jaren heen van ‘communiceren’ naar ‘toenemende inhoudelijke diepgang’. Alle opdrachten in de leerlijn ‘atelier bwww’ zijn open opdrachten. De toenemende complexiteit wordt gevonden in de toenemende inhoudelijke diepgang van de opdracht. 2.3.5. De curriculumcommissie (cuco) bewaakt allereerst de verticale samenhang tussen de delen ‘wiskunde toegespitst op bedrijfsleven’. De cuco geeft daarnaast hoge prioriteit aan het verder ontwikkelen van ‘atelier bwww’. Zij gaat daarbij te werk volgens de pdca-cyclus van beleid verwoorden – uitvoeren – evalueren – beleid bijstellen. In cursusjaar 2007 - 2008 zijn de volgende drie taken uitgevoerd: het beschrijven van de verticale samenhang van de activiteiten in bedrijven, de acquisitie van projecten bij bedrijven en vervolgens de uitvoer daarvan en de evaluatie van die projecten met alle betrokkenen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 15
2.3.6. De cuco borgt de samenhang tussen binnen en buitenschools leren door de keuze van bedrijven en projectopdrachten. Zij doet dit door voor projecten slechts bedrijven uit een van de ‘eigen’ branches actuariaat, ict, logistiek / operations research of statistiek te benaderen. Bovendien dient in het recente verleden een stage te zijn uitgevoerd, die naar oordeel van de afstudeercommissie (stagebegeleidend docent en stagecoördinator) succesvol is afgerond, met goede begeleiding van het bedrijf. Voor keuze van een geschikt kwantitatief probleem gaat een lid van de cuco in dialoog met het bedrijf. Speciale aandacht gaat uit naar vaardigheden en kennis uit de curriculumonderdelen in de leerlijnen ‘wiskunde algemeen’ en ‘wiskunde toegespitst op het bedrijfsleven’ die nodig zijn bij het oplossen van het probleem. Zo zijn in de projecten bij ‘Donatus u.a.’ de kennis en vaardigheden van datamodelleren (Access) en Excel onontbeerlijk. Bij de projecten van het CBS is ‘werken met Spss’ een noodzakelijke voorwaarde.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft vast kunnen stellen dat de horizontale samenhang in de studie terug is te zien in het gegeven dat het curriculum zo is ingericht dat elke leerlijn een afspiegeling biedt van de drie hoofdlijnen. De verticale samenhang van de opleiding is terug te zien in de toenemende mate van beroepsgerichtheid en complexiteit van de opleiding gedurende de studiejaren; De samenhang tussen het binnen en buitenschoolse leren is geborgd door de werkwijze van de curriculumcommissie; De opleiding kent een consequent doorgevoerde structuur van ‘leerlijnen’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 16
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De opleiding heeft bij elk curriculumonderdeel de studielast uitgedrukt in veelvouden van 28 studiebelastinguren (EC’S). Elk cursusjaar is verdeeld in vier perioden. De studielast is evenredig gespreid over de cursusjaren en binnen elk cursusjaar over elk van de vier perioden. Elke periode kent dan ook een studielast van 15 EC. De studiebelasting voor de verschillende perioden en cursusjaren is door de opleiding visueel gemaakt in ‘tableaus’. Deze zijn voor de studenten bereikbaar via de elektronische studiegids. 2.4.2. De opleiding maakt gebruik van het eigen, informele voortgangssysteem ‘wisksys’. Studenten kunnen de eigen resultaten van ‘wisksys’ en van de formele registratie online inzien. Beoordelingen van toetsen zijn doorgaans binnen vijftien werkdagen retour. Bij toetsen geven docenten feedback via papier, met eventuele mondelinge toelichting bij uitreiken van de toets aan de individuele student. 2.4.3. Les- en tentamenroosters zijn minstens één week voor aanvang van les- en tentamenactiviteiten in conceptvorm online en op papier beschikbaar voor studenten. Voor schriftelijke toetsen wordt jaarlijks één herkansing aangeboden (behalve voor de taaltoets in het eerste cursusjaar, die drie maal kan worden herkanst). Curriculumonderdelen die schriftelijk getoetst werden en die afgevoerd zijn van het programma of ingrijpend van inhoud zijn veranderd, worden aangeduid als ‘bezemvakken’. Aan het begin van het jaar publiceert de opleiding een ‘bezemrooster’ met door de student te volgen procedures. 2.4.4. Bij studeerbaarheidproblemen kunnen studenten het Studenten Docenten Overleg (SDO) aanspreken. Elke lichting studenten is door één student vertegenwoordigd in het SDO. Het SDO kent verder twee docentleden. Het SDO komt minstens één maal in de twee weken bijeen en bespreekt dan onder meer zaken rondom studeerbaarheid. Daarbij worden ook de periode-evaluaties betrokken, door studenten bij het wisselen van perioden on line ingevuld. De gemaakte afspraken binnen het SDO worden door de student-leden naar de achterban gecommuniceerd in een speciaal coachuur (SLB-uur) dat jaarlijks ten minste twaalf keer plaats vindt in de propedeutische fase en in de hoofdfase. Naar aanleiding van de bijeenkomsten van het SDO initiëren de docentleden gerichte acties. Het SDO bewaakt op de geschetste manier onder meer de wekelijkse studielast van ten hoogste 40 uur. 2.4.5. Studenten in het eerste cursusjaar hebben ongeveer 20 wekelijkse contacturen. Na het eerste jaar hebben studenten ongeveer 15 wekelijkse contacturen. 2.4.6. Studenten die deelnemen aan de bedrijfsstage, brengen wekelijks ongeveer 40 uur door op de bedrijfslocatie. De overige studenten hebben ongeveer 15 wekelijkse contacturen. Deze worden voornamelijk ingevuld op het eigen instituut, maar wordt ook ingevuld onder meer op andere instituten voor hoger onderwijs (bij de minoren) en op bedrijfslocaties (door studenten die participeren in projecten). De tijdinvestering van studenten op bedrijfslocaties wordt bewaakt via het individuele logboek. 2.4.7. De studenten geven aan tevreden tot zeer tevreden te zijn over de studielast.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 17
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft vast kunnen stellen dat de studenten gemiddeld een studeerbaar programma hebben en dat het curriculum geen struikelvakken voor studenten heeft; De studeerbaarheid wordt continue door de docenten gemonitord; Door middel van het studenten-docenten-overleg is er een open structuur waarbij studeerbaarheid en andere studentenvragen ingebracht kunnen worden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 18
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen 2.5.1. De keuzes in het programma wat betreft vorm en inhoud zijn mede gericht op het faciliteren van een goede aansluiting tussen vooropleiding en de opleiding bedrijfswiskunde. In het voortraject kunnen potentiële studenten deelnemen aan open dagen en aan een individuele meeloopdag. 2.5.2. Studenten met een diploma van mbo, havo of vwo die voldoen aan de wettelijke eisen worden toegelaten tot de opleiding. Veranderingen in de programma’s wiskunde op havo en vwo worden gesignaleerd binnen de lerarenopleidingen wiskunde en doorgegeven aan de leerlijncommissies van de opleiding bedrijfswiskunde. De laatste jaren is daardoor bijvoorbeeld de inhoud en de gebruikte literatuur van het curriculumonderdeel ‘(wiskundig analytische) vaardigheden’ veranderd. 2.5.3. Studenten die deficiënties vertonen op het gebied van de Nederlandse taal kunnen een speciaal programma ‘de taalwerkplaats’ volgen binnen FLOT. Deelname aan dit programma is niet verplicht. Vanaf september 2008 participeert een student Bedrijfswiskunde met niet-westerse culturele achtergrond in de taalwerkplaats. 2.5.4. Het niveau op het gebied van wiskundige basiskennis en basisvaardigheden is bij eerstejaars zeer divers. In de cursus ‘vaardigheden’ worden studenten in de gelegenheid gesteld om in hun eigen tempo te werken aan hun basiskennis en basisvaardigheden en zo het hoofdfase bekwame niveau te bereiken. De laatste jaren neemt de spreiding in niveau toe. Uit het rendementsonderzoek van de opleiding blijkt dat er meer zesjes binnen komen, maar ook meer negens. De opleiding ondervangt dit vanaf september 2009 in het eerste jaar bij het curriculumonderdeel ‘oriëntatie op studie en beroep’ op twee manieren: Tweetallen studenten vormen ‘buddies’. Zij kunnen elkaar ondersteunen in de studie. Ook kiezen de studenten in de tweede helft van elke periode tijdens de contacturen voor ‘oriëntatie op studie en beroep’ om in groepjes te werken aan deficiënties op het gebied van wiskundige kennis en vaardigheden. Twee begeleidende docenten zijn op afroep van de studenten beschikbaar voor begeleiding. 2.5.5. De opleiding kent vanaf haar ontstaan een grote groep instromers uit vwo en uit verwante opleidingen hbo (opleiding leraar wiskunde) en wo (econometrie, wiskunde). Studenten uit deze verwante opleidingen kunnen bij aanvang van iedere periode in het jaar instromen, mits ze in het bezit zijn van voldoende EVC’s (Eerder Verworven Competenties). De EVC’s worden per curriculumonderdeel bekeken. 2.5.6. Voor hbo’ers en wo’ers wordt vrij snel na aanvang van de studie onder leiding van de SLB’er een persoonlijk opleidingsplan gemaakt dat rekening houdt met EVC’s. De SLB dient een plan in bij de examencommissie, die vervolgens de vrijstelling verleent. Voor vwo’ers is er een standaardlijst aan vrijstellingen. Voor overige vrijstellingen overlegt de SLB’er met de opleidingscoördinator. Ook wordt met de SLB’er de mogelijkheid van studieversnelling besproken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 19
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft een duidelijk beleid met betrekking tot de instroomeisen en de mogelijkheid om vrijstellingen toegekend te krijgen; Zij-instromers krijgen begeleiding door de SLB’er. Het auditteam waardeert tevens de inzet van `buddies`die elkaar helpen bij studie vragen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 20
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:2 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ec) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Volgens de programmabeschrijving bedraagt het totaal aantal studiepunten van de voltijdvariant 240 EC. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan hbo bacheloropleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding een omvang heeft van 240 EC’s, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
2
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 21
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. De opleiding heeft haar didactische visie beschreven. De kern van deze visie is: competentiegestuurd leren: integratie van kennis, vaardigheden en attitude. De opleidingscompetenties zijn opgesteld bij de cyclus die doorlopen wordt bij het oplossen van kwantitatieve problemen. Deze competenties zijn in niveaus opgebouwd naar voortschrijdende complexiteit van de opdrachten en naar toenemende zelfsturing van de student. integratie van binnen- en buitenschools leren, dat wil zeggen dat de geleerde concepten worden toegepast in contexten. Dat zijn de praktische kwantitatieve problemen waarvoor het bedrijfsleven zich gesteld ziet. vraaggerichtheid: In de praktische contexten formuleren de studenten hun leervragen. Deze leervragen zijn gericht op verdere ontwikkeling van hun competenties. 2.7.2. De opleiding heeft gekozen voor drie leerlijnen: ‘wiskunde algemeen’, ‘wiskunde toegespitst op het bedrijfsleven’ en ‘atelier bedrijven wiskunde werkwinkel’ (‘atelier bwww’). In de twee eerstgenoemde lijnen worden de concepten geleerd. In ‘atelier bwww’ wordt de verbinding gelegd tussen deze concepten en contexten. Binnen ‘atelier bwww’ zijn werkvormen gekozen volgens een lijn van voortschrijdende complexiteit van de opdrachten en naar toenemende zelfsturing van de student. Bij projecten met een samenwerking van meer dan vier personen wordt de elektronische leeromgeving ‘sharepoint’ gebruikt voor ondersteuning in communicatie. 2.7.3. Vanaf september 2007 worden de delen ‘communicatie’ steeds meer geïntegreerd met de activiteiten van studenten binnen de bedrijfscontexten. Dit gebeurt in het tweede en derde cursusjaar bij de leerarrangementen ‘wiskunde in bedrijf (2)’ en ‘wiskunde in bedrijf (3)’. Tijdens contacturen op het instituut worden de studenten door docenten uitgedaagd om hun communicatieve vaardigheden, gericht op contacten met het bedrijfsleven, te ontwikkelen. Deze docenten ondersteunen studenten vanaf 2007 in toenemende mate bij mondelinge en schriftelijke presentaties voor de projecten binnen bedrijven in de hoofdfase. In deze projecten worden de studenten verder begeleid door een producteigenaar die werkzaam is in het bedrijf. Een docent zorgt voor procesbegeleiding in de rol van coach. Waar nodig raadplegen de studenten gespecialiseerde docenten op het gebied van actuariaat, ict, logistiek / operations research en statistiek over het op te leveren product. Halverwege elk project vindt een informele formatieve toetsing met de projecteigenaar plaats: de groep van participerende studenten rapporteert de stand van zaken aan de producteigenaar. Deze geeft (mondelinge) feedback. 2.7.4. Bij de curriculumonderdelen van ‘wiskunde toegespitst op het bedrijfsleven’ staat het oplossen van problemen centraal. Het kan gaan om gesimuleerde bedrijfsproblemen, maar ook om meer theoretische problemen op het gebied van actuariaat, ict, logistiek / operations research of statistiek. De werkvormen zijn divers. Het onderdeel ‘informatieanalyse databases’ heeft bijvoorbeeld de opzet van een project. Bij ‘logistiek’ verzorgen groepjes studenten onder meer minicolleges. De delen die meer aansluiten bij ‘wiskunde algemeen’ kennen vaak een menging van klassikale instructie, zelfwerkzaamheid in kleine groepjes studenten of individueel. Bij klassikale instructie wordt veelal het onderwijsleergesprek als werkvorm gekozen. 2.7.5. Bij de curriculumonderdelen van ‘wiskunde algemeen’ staan problemen en concepten centraal die wiskundig van aard zijn. De meest voorkomende werkvorm: een combinatie van klassikale instructie en zelfwerkzaamheid. Bij de aanpak van kwantitatieve problemen is de inzet van computerapplicaties gebruikelijk. Daarom worden bij verschillende curriculumonderdelen computerapplicaties ingezet. (Bijvoorbeeld computeralgebrapakket Maple, Excel, Spss, Access, Visual Basic.)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 22
2.7.6. De studenten geven in evaluaties aan dat docenten hen in voldoende mate begeleiden bij het zelf leren te leren, zodat ze steeds onafhankelijker van de docenten gaan opereren. De begeleiding en ondersteuning door de vakdocenten ervaren zij als goed. Aspecten van stagevoorbereiding en de stagebegeleiding door de opleiding beoordelen ze als ruim voldoende tot goed.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft vast kunnen stellen dat de opleiding een heldere didactische visie heeft. Daarbij wordt geredeneerd vanuit concepten, contexten en competentie; De opleiding beschikt over een didactische visie die aansluit bij de doelstellingen en heeft op basis hiervan adequate werkvormen en studieactiviteiten geselecteerd en realiseert een krachtige leeromgeving voor studenten zodat zij de beoogde eindkwalificaties kunnen behalen; De leerlijnen resulteren in een mix aan onderwijsvormen, variërend van traditioneel theoretisch tot praktijk gericht en projectmatig.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 23
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. Tot aan augustus 2008 vond bij elk curriculumonderdeel toetsing plaats aan eindtermen. Deze eindtermen zijn opgenomen in de ‘wijzer’ bij elk curriculumonderdeel. Vanaf lichting 2005 wordt gebruik gemaakt van de landelijk geformuleerde opleidingscompetenties. De opleiding heeft bijbehorende prestatie-indicatoren op drie niveaus geformuleerd: hoofdfasebekwaam, meesterproefbekwaam en startbekwaam. 2.8.2. Vanaf september 2005 tot december 2008 zijn slechts prestatie-indicatoren met afgeleide doelstellingen opgenomen in de ‘wijzers’ bij de curriculumonderdelen ‘oriëntatie op beroep 1’ en bij ‘wachtrijtheorie’. In het cursusjaar 2008 – 2009 worden de elf bestaande competenties gehanteerd bij de drie competentie examens. Bij de beoordeling van de projecten in bedrijven en voor de bedrijfsstage worden de op advies van de RvA geformuleerde sleutelcompetenties gebruikt. 2.8.3. Drie maal vindt een competentie-examen plaats: Aan het einde van de propedeutische fase, bij de afsluiting van de hoofdfase, en bij het afstuderen. Bij elk van de competentie-examens toont de student aan, dat de competenties in voldoende mate beheerst worden. De bijbehorende portfolio’s van studenten dienen daarbij te voldoen aan de eisen, vastgelegd in het competentieboek. In het portfolio onderbouwen de studenten met twee voorbeelden de voortgang in ontwikkeling bij elke competentie. Het individuele, mondelinge, competentie-examen heeft het karakter van een criterium gericht interview. De studieloopbaanbegeleider (SLB’er) van de student heeft de rol van rapporteur. Een andere docent vervult de rol van assessor. De rapporteur zorgt voor een schriftelijk en elektronisch verslag in het Persoonlijk Opleidings Plan (POP) van de student. In ongeveer de helft van de examens eist de assessor een schriftelijke aanvulling. Het kan namelijk zijn dat de student zijn individuele bijdrage aan competentieontwikkeling niet schriftelijk onderscheidt van de andere student-leden van een projectgroep. Of hij weet dit niet concreet genoeg weer te geven. 2.8.4. De opleiding heeft de toetsvormen voor lichting 2006 apart beschreven: • Afstudeerstage / meesterproef De eindbeoordeling van de bedrijfsstage bestaat uit een beoordeling door het bedrijf van: de competentieontwikkeling bij de student, het geleverde eindproduct. En een beoordeling door de opleiding van: het competentieverslag en de leervragen en de verslaglegging bij het stageproces. Wanneer één of meerdere onderdelen als onvoldoende beoordeeld zijn (< 5.5) is er sprake van een onvoldoende. In overleg met de stagebegeleidende docent, de stagecoördinator en/of de bedrijfsbegeleider wordt dan gekeken of en hoe alsnog een voldoende gehaald kan worden. Leerlijn ‘Atelier bedrijven wiskunde werk winkel’ De curriculumdelen binnen de leerlijn ‘atelier bedrijven wiskunde werk winkel’ (‘bwww’) zijn rijk aan toetsvormen. Bij projecten in bedrijven vindt na afloop een evaluatief gesprek plaats tussen opleidingsdocent en producteigenaar in het bedrijf. De producteigenaar wordt onder meer gevraagd naar een cijfermatig oordeel over het product. Meeliftgedrag wordt voorkomen door gebruik te maken van een individueel logboek en van peer assessments. De peerassessments zijn samengesteld naar ideeën van professor Dochy, Universiteit van Leuven. Leerlijn ‘wiskunde toegespitst op het bedrijfsleven’ Bij curriculumonderdelen van ‘wiskunde toegespitst op het bedrijfsleven’ komen wiskundige concepten aan de orde maar deze zijn meer op het bedrijfsleven gericht. Toetsvormen kunnen klassiek zijn: individueel, schriftelijk of met de computer. Maar in de hogere jaren, bij meer complexe opdrachten, worden ook schriftelijke en mondelinge producten opgeleverd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 24
De toetsvormen sluiten hierbij aan. Leerlijn ‘wiskunde algemeen’ Ook binnen deze lijn wordt getoetst aan eindtermen. In de meer theoretisch wiskundige delen van ‘wiskunde algemeen’ wordt veelal het oplossen van wiskundige problemen geleerd. Toetsing gebeurt vaak op klassieke wijze: individueel, schriftelijk of met de computer. 2.8.5. De examencommissie bestaat uit vier leden. De voorzitter is de teamleider wiskunde/economie. De secretaris is de opleidingscoördinator. De andere leden zijn de stagecoördinator Bedrijfswiskunde en de algemene coördinator van de opleidingen wiskunde. De commissie bewaakt het curriculum en de toetsing. De examencommissie speelt ook een rol bij een beoordelingsconflict tussen student en docent. Het Onderwijs- en examen reglement geeft de student mogelijkheden om verder in beroep te gaan. Binnen de opleiding is nooit gebruik gemaakt van deze mogelijkheden (sinds de oprichting in 1995). 2.8.6. Een schriftelijke toets die door één docent samengesteld is, wordt door een andere docent beoordeeld op validiteit en betrouwbaarheid en indien nodig bijgesteld vóór aanvang van het toetstijdstip. Bij twijfel van een toetsuitslag (net voldoende of net onvoldoende) neemt de beoordelende docent een beslissing na overleg met een andere docent. 2.8.7. Vrijwel alle docenten hebben een eerstegraads lesbevoegdheid, en zijn dan ook geschoold in de techniek van toetsen en beoordelen. De docenten die niet in het bezit zijn van een eerstegraads lesbevoegdheid nemen verplicht deel aan interne pedagogische scholing binnen Fontys Hogescholen, met daarin aandacht voor toetsing en beoordeling. Door de hiervoor geschetste samenwerking met andere docenten bij het samenstellen en de beoordeling van schriftelijke toetsen, worden de finesses aangeleerd, en specifiek gericht op de opleiding bedrijfswiskunde. 2.8.8. Bij schriftelijke toetsing voorziet de docent het werk van schriftelijke feedback. Hij licht zo nodig het werkstuk toe bij uitreiking aan de student. Bij mondelinge toetsing en mondelinge presentaties geven docenten na afloop mondelinge feedback. Bij competentie-examens geeft de assessor na afloop feedback aan de student over aandachtspunten voor de volgende fase in de studie. Die aandachtspunten worden vastgelegd in het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) van de student. 2.8.9. Het auditteam heeft in de gesprekken aangegeven dat een consistente toepassing van de beoordelingsregels de objectiviteit van de toetsing versterkt
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: • De planning, procedures, methoden, vereisten en criteria m.b.t. beoordeling en toetsen zijn beschreven in de ‘wijzers’ van curriculumonderdelen; • De opleiding heeft instrumenten ter voorkoming van meeliftgedrag. Ze kent onder meer actieve formatieve en summatieve beoordeling door studenten bij projecten met grote groepsgrootte; • Het auditteam heeft aangegeven dat bij de opleiding bedrijfswiskunde een consistente toepassing van de beoordelingsregels de objectiviteit van de toetsing versterkt; • Dit laat onverlet het oordeel dat het auditteam van oordeel is dat er adequaat getoetst wordt of de leerdoelen worden gerealiseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 25
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor de opleiding als voldoende.
Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de kennisontwikkeling van de studenten plaats vindt via vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontleende projecten en via interactie met de beroepspraktijk. De Raad van Advies is daadwerkelijk betrokken bij de ontwikkeling van de onderwijsinhoud en het programma. Het auditteam ziet een programma dat een adequate concretisering is van de eindkwalificaties, die zijn vertaald in leerdoelen en ziet dat de opzet van het programma studenten de mogelijkheid biedt om deze kwalificaties te behalen. Het auditteam heeft vast kunnen stellen dat de horizontale samenhang in de studie terug is te zien in het gegeven dat het curriculum zo is ingericht dat elke leerlijn een afspiegeling biedt van de drie hoofdlijnen. De verticale samenhang van de opleiding is terug te zien in de toenemende mate van beroepsgerichtheid en complexiteit van de opleiding gedurende de studiejaren. De opleiding heeft een duidelijk beleid met betrekking tot de instroomeisen en de mogelijkheid om vrijstellingen toegekend te krijgen en biedt diverse mogelijkheden om deficiënties weg te werken. Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding een omvang heeft van 240 EC, reden dit facet als voldoende te kwalificeren. Het auditteam heeft vast kunnen stellen dat de opleiding drie leerlijnen hanteert, die in de verschillende vormen voorbereiden op het zelfstandige werken in de toekomst. Deze leerlijnen resulteren in een mix aan werk- en toetsvormen, variërend van traditioneel theoretisch tot projectmatig praktisch. De opleiding laat een verband zien tussen de onderwijsmethode en de daaropvolgende toetsing. De verschillende leerlijnen hebben verschillende wijzen van toetsen, aangepast aan de doelstelling van de leerlijn. Het toetsbeleid is op academieniveau geborgd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 26
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen 3.1.1. De opleiding onderhoudt intensieve contacten met een aantal bedrijven. Dit zijn vier bedrijven, die wel de ´sterklasse´ wordt genoemd. Daarnaast is een ‘semi-sterklasse’ met wat minder intensieve contacten. Daarnaast is er een relatief grote klasse bedrijven met beperkte jaarlijkse activiteiten. Excursies bij bedrijven en gastlezingen door bedrijfsstagebegeleiders en alumni worden in het eerste jaar verzorgd. Beide activiteiten worden afgesloten met een gesprek tussen werkveldvertegenwoordiger en een lid van de curriculumcommissie. Daarin wordt bekeken wat het bedrijf en de opleiding het komende jaar voor elkaar kunnen betekenen. Ieder jaar komt het ook voor dat de curriculumcommissie zich bij bedrijven uit sterklasse en semi-sterklasse uitnodigt om een dergelijk gesprek te hebben. 3.1.2. Alle opleidingsdocenten hebben contacten met het beroepenveld. Enkele voorbeelden: Één docent is gedeeltelijk werkzaam bij Rolflex Nederland B.V., twee docenten zijn contactpersonen voor het Actuarieel Genootschap en Nederlandse Vereniging Voor Statistici (NVVS). Zeven van de acht opleidingsdocenten wiskunde begeleiden bedrijfsstages. 3.1.3. De opleiding ziet de begeleiding van projecten als mogelijkheid voor docenten om in een korte tijdspanne, intensief ervaringen op te doen met de werkzaamheden bij een bedrijf. Daartoe is in de jaren 2003, 2004 en 2005 bij de projecten van ‘Donatus u.a.’ naast de vaste docentbegeleider steeds wisselend een andere docent coach geweest. 3.1.4. De contractactiviteiten, als ook participatie in kenniskringen van het lectoraat, vinden structureel plaats bij het veel grotere FLOT waar de opleiding deel van uitmaakt. In de portfolio’s van het personeel blijkt dit uit de diverse activiteiten die onder ‘participatie in projecten’ is weergegeven.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: De opleiding heeft een solide, structureel netwerk opgebouwd met het bedrijfsleven, dat zorgt voor een verbinding met de opleiding die heel profijtelijk is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 27
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen 3.2.1. Op peildatum 1 oktober 2008 waren er 53 studenten ingeschreven en is 2,3 fte aan onderwijzend personeel ingezet. De docent-student ratio bedraagt dus ongeveer 1 : 25. 3.2.2. Voor het verzorgen van het onderwijs worden 9 docenten ingezet. Hierbij is sprake van inzet van andere opleidingen van FLOT en met name vanuit het team wiskunde en van de inzet van gastdocenten: voor ‘communicatie’ en ‘economie’ komen docenten vanuit andere delen van FLOT de acht docenten voor de delen ‘wiskunde’ hebben een vaste aanstelling bij het team wiskunde. Van hen werkt slechts één docent vrijwel uitsluitend voor de opleiding bedrijfswiskunde. elk jaar worden gedurende enkele contacturen gastdocenten ingezet. 3.2.3. De personele werkdruk bij de kleine opleiding Bedrijfswiskunde heeft continu de aandacht en vraagt creatieve oplossingen. Geen enkele docent werkt fulltime voor de opleiding Bedrijfswiskunde. Incidenteel komt het voor dat de uitvoering van één taak tijdelijk zeer veel belasting vergt van één docent. In dat geval wordt overleg gepleegd tussen teamleider, opleidingscoördinator en algemene coördinator van de afdeling wiskunde. Indien dat nodig blijkt, stelt laatst genoemde het docentjaartaakbelastingsysteem bij. Taken worden dan herverdeeld over docenten. Dit gebeurt in de regel bij aanvang van een van de vier jaarlijkse onderwijsperioden. 3.2.4. Ongeveer een kwart van het onderwijsprogramma (het deel ‘wiskunde algemeen’) is gemeenschappelijk met de bacheloropleiding leraar wiskunde tweede graad in Tilburg. Bij kleine groepen studenten bedrijfswiskunde, kan het onderwijs gezamenlijk met de lerarenopleiding worden uitgevoerd. 3.2.5. De opleiding maakt het onder andere hierdoor mogelijk om formatie in te zetten voor innovatie en professionalisering en voldoet aldus aan de FLOT-norm van 15 % of ongeveer 600 uur. Deze formatie wordt besteed aan de uitvoer van pilots (in 2007 – 2008 ‘atelier bwww’ en ‘alumnibeleid’), deelname van alle docenten aan innovatieochtenden en aan studiedagen. Daarnaast zorgt de driehoofdige curriculumcommissie voor het initiëren en uitvoeren van innovaties, specifiek voor de opleiding bedrijfswiskunde. De drie leden van deze commissie betrekken andere docenten bij deelacties. Zo zijn alle docenten betrokken geweest bij het opnemen van delen uit het landelijke kennisdomein in de ‘wijzers’ bij elk van de curriculumonderdelen. Dit stimuleert niet alleen de betrokkenheid van docenten maar ook de samenhang van het docententeam.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Door efficiëntiemaatregelen is de opleiding in staat om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen, maar daarnaast ook om voldoende formatie in te zetten op ‘innovatie en professionalisering’; Bij een kleine opleiding als bedrijfswiskunde is de werkdruk een aandachtsfactor die alertheid en creatieve oplossingen vraagt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 28
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. De opleiding heeft een klein, complementair docententeam, waarin alle inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische kwaliteiten die nodig zijn om adequaat het onderwijsprogramma te kunnen uitvoeren, aanwezig zijn. Het team bestaat uit: De teamleider wiskunde / economie van FLOT; Acht docenten ‘wiskunde’, met vaste aanstelling. Bij deze docenten zijn diverse functies ondergebracht: opleidingscoördinator, algemeen coördinator wiskunde, stagecoördinator; Een docent communicatieve vaardigheden, ingehuurd op jaarbasis; Twee gastdocenten. 3.3.2. Een docent is expert op het gebied van ‘actuariaat’. Hij onderhoudt het contact met het AI/AG. De gastdocent van het AI/AG die jaarlijks enkele lessen verzorgt bij het curriculumonderdeel ‘actuariaat’ wordt door hem gecoacht. De expertdocent op het gebied van ‘statistiek’ onderhoudt het contact met de NVVS. De gastdocent van het CBS die jaarlijks enkele lessen verzorgt bij het curriculumonderdeel ‘project statistiek’ wordt door hem gecoacht. De expertdocent op het gebied van ‘logistiek / operations research’ is een gepromoveerd econometrist. De expertdocent op het gebied van ict is gedeeltelijk werkzaam in het bedrijfsleven. 3.3.3. Beginnende docenten worden voor zaken, die algemeen gelden voor de opleidingen wiskunde van FLOT, gecoacht door de algemene opleidingscoördinator. De opleidingscoördinator bedrijfswiskunde begeleidt op het niveau van uitvoering van curriculumonderdelen. 3.3.4. Sinds 2004 zijn door de teamleider met de docenten competentie ontwikkelingsgesprekken (COP-gesprekken) gevoerd. Vanaf augustus 2008 worden gesprekken gevoerd, die het tweedelige karakter van contracterings- en beoordelingsgesprek hebben. In het contracteringsgesprek in augustus/september 2008, wordt door de docent zijn rol beschreven in twee taken. Twee competenties worden besproken, plus het loopbaanperspectief van de docent. In het volgende gesprek, dat aan het einde van cursusjaar 2008/2009 plaatsvindt, wordt gekeken hoe hij de competenties verder ontwikkeld heeft. Zijn functioneren wordt besproken, afspraken worden SMART geformuleerd, en dan vindt weer een contracteringsgesprek plaats. Op deze manier wordt als het ware een cyclische aanpak gevolgd. 3.3.5. Wat deskundigheidsbevordering betreft reserveert de opleiding 15 % van de taakomvang voor innovatie, ontwikkeling en professionalisering van het personeel. Daarnaast participeren alle docenten van FLOT bij elk van de vier jaarlijkse studiedagen en vier jaarlijkse innovatieochtenden. 3.3.6. Uit de portfolio’s van docenten blijkt dat voldaan wordt aan de opleidingseisen die door de opleiding worden gesteld en dat de benodigde inhoudelijke expertises in de personeelsformatie (vast personeel, flexibele schil en gastdocenten) aanwezig zijn. 3.3.7. De studenten beoordelen de deskundigheid van docenten als ‘goed’, zij vinden dat docenten ruim voldoende helder formuleren bij contactbijeenkomsten. Ook geven zij aan dat docenten ruim voldoende weten te boeien voor hun vakgebied.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 29
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: Het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding personeel inzet met de juiste specifieke kwaliteiten op de juiste plaatsen en dat voor scholing de opleiding 15 % van de taakomvang daadwerkelijk gebruikt voor innovatie, ontwikkeling en professionalisering.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. • Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat het opleidingsniveau van de docenten van de opleiding op voldoende niveau is. Het auditteam heeft kennis genomen van de portfolio’s van de docenten en is van mening dat hier een beeld naar voren komt van een evenwichtig personeelsbestand. De docenten beschikken over een relevant netwerk in het beroepenveld. • De opleiding heeft een ruime formatie met een docent/studentratio van 1:25. Het auditteam heeft vast kunnen stellen dat de motivatie en betrokkenheid van het docenten groot is. • Sinds 2004 worden door de teamleider met de docenten competentie ontwikkelingsgesprekken (COP-gesprekken) gevoerd. Dit is vanaf augustus 2008 omgezet in contracterings- en beoordelingsgesprekken. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp ‘Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan het oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 30
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. De opleiding hanteert werkvormen waarbij lokalen beschikbaar en benodigd zijn voor groepen van ten hoogste 30 studenten, incidenteel tot 40 studenten. Dit geldt bij combinatie met studenten van de lerarenopleiding voor het deel ‘wiskunde algemeen’. Ook zijn lokalen benodigd en beschikbaar voor kleinere groepen van ten hoogste 15 tot 20 studenten. Dit geldt voor het deel ‘wiskunde toegespitst op bedrijfsleven’ waarin de wiskundige concepten meer toegepast worden op het beroepenveld. Ook hier is vaak sprake van een werkcollege, met plenaire momenten. Daarnaast zijn voor diverse onderdelen van ‘bwww’ lokalen voor groepen van 6 tot 14 studenten nodig en beschikbaar (projectmanagement) en voor groepen van 3 of 4 personen (projecten). Bij deze activiteiten wordt ook expliciet gebruik gemaakt van faciliteiten die door het bedrijfsleven beschikbaar worden gesteld binnen de eigen bedrijfsgebouwen. Voor de grootste groepen zijn de meeste lokalen toegerust met beamer en computer. De opleiding deelt drie computerpractica met FLOT, waarvan één lokaal speciaal ingericht is op de opleidingen van het team wiskunde. De mediatheek bevindt zich in het midden van het gebouw, verspreid over twee verdiepingen en wordt gedeeld met meerdere opleidingen. Een sectie van de mediatheek is ingericht voor ‘wiskunde’. De collectie is voornamelijk gericht op de lerarenopleidingen wiskunde. Binnen de mediatheek zijn individuele werkplekken met computer ingericht. Bij de entree van het gebouw zijn een kantine en een café gesitueerd. Ook bevinden zich hier vergaderruimten voor verschillende groepsgrootten. De Raad van Advies en de alumnivereniging worden elk half jaar in deze ruimten ontvangen. Ook studiedagen van FLOT, propedeuseuitreikingen en afstudeerzittingen worden hier georganiseerd. Alle beschreven lokalen bevinden zich in de A- en B-vleugel van het Mollergebouw. 4.1.2. Op het computernetwerk zijn de typische (bedrijfs)wiskundige applicaties zoals Maple, SPSS en Acces beschikbaar. De docenten bewaken dat zo recent mogelijke versies geplaatst zijn en schakelen indien nodig ict-services van het facilitair bedrijf in. Voor projectmatig werken wordt in enige mate gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving n@tschool. De opleiding maakt bij projectmatig werken vooral gebruik van de elektronische omgeving ‘sharepoint’. Bij deze laatste omgeving is het toegangsrecht voor externe vertegenwoordigers uit het beroepenveld namelijk eenvoudiger te regelen. 4.1.3. Voor de projecten bij Donatus u.a. wordt gedurende acht tot tien weken wekelijks gebruik gemaakt van faciliteiten bij dit bedrijf. De studenten overleggen gedurende drie uur per week in de directiekamer (veertien zitplaatsen) en hebben daarbij de beschikking over whiteboard, computer en beamer. Daarnaast kan een kleiner lokaal gebruikt worden, bijvoorbeeld voor het afnemen van peerassessments. Op het bedrijf wordt gratis koffie, thee en fris aangeboden. Voor de projecten bij het CBS in het vierde jaar (behalve in 2008 - 2009) hebben studenten en coach gedurende acht tot tien weken, wekelijks een dag de beschikking over een ruimte met computers op stand-alone basis. Bij het bedrijf wordt elke werkdag een lunch aangeboden. 4.1.4. Studenten geven aan tevreden te zijn over het intranet van de opleiding. Slechts een klein deel van de studenten heeft gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving n@tschool, die door Fontys Hogescholen bij voorkeur gebruikt wordt. Voor projectbegeleiders werkzaam buiten Fontys Hogescholen, in het bedrijfsleven is de genoemde omgeving niet eenvoudig toegankelijk. Vandaar dat bij verschillende projecten een andere leeromgeving wordt gebruikt (sharepoint) waarin het toegangsrecht voor externen eenvoudiger te regelen is. Bijna de helft van de studenten geeft aan gebruik te maken van deze leeromgeving en is daar in voldoende mate tevreden over.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 31
4.1.5. De studenten geven aan hun Fontys e-mail adres bijna altijd te gebruiken. De beschikbaarheid van computerfaciliteiten bij Fontys Hogescholen binnen het spitsuur (tussen 10:00 uur en 15:00 uur) beoordelen ze als matig, maar is buiten het spitsuur goed. De kwaliteit van de computerfaciliteiten bij Fontys Hogescholen beoordelen ze als matig. 4.1.6. De beschikbaarheid en kwaliteit van de bibliotheek / mediatheekfaciliteiten bij Fontys Hogescholen beoordelen ze als ruim voldoende tot goed. Over de openingstijden van het gebouw zijn ze zeer tevreden. Over de huisvesting wat betreft college en leslokalen zijn ze in ruim voldoende mate tevreden.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding over voldoende leslokalen en werkplekken voor studenten beschikt, passend bij de verschillende werkvormen en opdrachten. Het auditteam is van mening dat de opleiding de studenten op een juiste wijze voorziet van belangrijke studieinformatie; Op het computernetwerk zijn de typische bedrijfswiskundige applicaties ruim beschikbaar; Voor projectmatig werken wordt gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving n@tschool.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 32
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen 4.2.1. De opleiding heeft twee studieloopbaanbegeleiders (SLB’ers). In het eerste cursusjaar worden alle studenten door één SLB’er begeleid. Nieuwe SLB’ers worden door de opleidingscoördinator en door een ervaren SLB’er gedurende minstens een jaar gecoacht, om in deze rol te groeien. 4.2.2. Vanaf 1995 is de studieloopbaanbegeleiding steeds meer geïntensiveerd. In de laatste 6 jaar is daardoor de gemiddelde studieduur met 20 % afgenomen (van 5 jaar naar 4 jaar). Zie ook Onderwerp 6, Facet 2. Onderwijsrendement. 4.2.2. In het eerste jaar is wekelijks een contactuur gereserveerd. De nadruk in dat uur ligt aanvankelijk op informatieverstrekking aan de groep studenten door de SLB’er. In het najaar vindt een geleidelijke overgang plaats naar meer individuele studiebegeleiding. Vlak na aanvang van de studie, wordt door de SLB’er de tweedelijnsbegeleiding geïntroduceerd (decanaat en studentenpsycholoog). Ook worden directeur van FLOT en teamleider voorgesteld. In het eerste cursusjaar zet de opleiding studieloopbaanbegeleiding relatief zwaar aan met één vaste SLB’er. In het eerste cursusjaar staan studenten namelijk voor essentiële keuzes voor de verdere studieloopbaan: de student oriënteert zich op studie en beroepenveld (‘oriëntatie’). Het dient duidelijk te worden of de student gekozen heeft voor de juiste studie en beroepenveld (‘determinatie’) en niet geschikte studenten stromen uit (‘selectie’). 4.2.3. In de hogere jaren wordt studenten aangeraden om jaarlijks minstens twee gesprekken aan te vragen. Het initiatief ligt dus bij de student. Als het laatste gesprek meer dan drie kwart jaar geleden plaats vond, dan neemt de SLB’er zelf het initiatief. Vlak vóór aanvang van elk project in de hogere cursusjaren, en vóór aanvang van de afstudeerstage dient een student een gesprek te hebben. De student overlegt dan met de SLB’er of deelname aan de genoemde activiteit wenselijk is. 4.2.4. De SLB’er volgt de student via het elektronische document Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP). In dit document zijn persoonsgegevens, vooropleiding en bijzondere studieomstandigheden opgenomen. Daarnaast is er een overzicht van geregistreerde resultaten weergegeven. De SLB’er en de student kunnen deze resultaten achterhalen via de officiële database (‘progress’ voor oudere studenten, ‘peoplesoft’ voor jongere studenten). Daarnaast beschikt de opleiding over een eigen, niet-officiële, database (‘wisksys’). Docenten voeren resultaten in eerste instantie in ‘wisksys’ in. De database genereert dan direct papieren uitslaglijsten voor invoer in de officiële database. Twee maal per jaar krijgt de student een overzicht met geregistreerde resultaten in de officiële database thuis gestuurd. 4.2.5. In de Fontys studentenenquête bedrijfswiskunde is ondermeer ook gevraagd naar de tevredenheid over de studiebegeleiding. Hier bleek een sterk positieve score op de kwaliteit en beschikbaarheid van docenten en studieloopbaanbegeleiders. Deze wordt als goed gewaardeerd (4,3 op een schaal van 5). Tevens geven de studenten in deze enquête aan dat zij de begeleiding en ondersteuning door de studieloopbaanbegeleiding als zeer goed ervaren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 33
Oordeel: Voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de opleiding verschillende soorten studiebegeleiding hanteert, afhankelijk van de fase waarin de student verkeert. Daarnaast is er ook persoonlijke begeleiding mogelijk bij studenten die problemen hebben in de studie; De studieloopbaanbegeleider heeft goed zicht op de studievoortgang en de mogelijke verstoringen in de studieloopbaan; De studenten hebben direct toegang tot de verschillende vormen van informatieverstrekking.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende. Het auditteam heeft kunnen constateren dat de opleiding over voldoende leslokalen en werkplekken voor studenten beschikt, passend bij de verschillende werkvormen en opdrachten en op het computernetwerk zijn de typische bedrijfswiskundige applicaties ruim beschikbaar. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de opleiding verschillende soorten studiebegeleiding hanteert, afhankelijk van de fase waarin de student verkeert. Daarnaast is er ook persoonlijke begeleiding mogelijk bij studenten die problemen hebben gedurende de studie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 34
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. De opleiding maakt gebruik van de kwaliteitszorgsystematiek zoals is vastgelegd in het kwaliteitshandboek Kwaliteitszorgsysteem voor de bacheloropleidingen van FLOT. Hierin wordt de kwaliteitszorg beschreven in drie cycli (een zesjarige cyclus, een jaarlijkse cyclus en een korte cyclus met onder andere onderwijsevaluaties). De opleiding stelt toetsbare streefdoelen en evalueert deze periodiek. 5.1.2. Vier maal per jaar vinden er periode-evaluaties plaats via een elektronische enquête onder studenten. Hierin wordt bij elk curriculumonderdeel op de volgende vier aspecten bevraagd: Kwaliteit van het studiemateriaal, Wijze waarop de cursus aangeboden wordt door de docent, Zinvolheid voor de beroepspraktijk en Manier van toetsing. 5.1.3. De cuco initieert andere periodieke evaluaties, zoals: startbekwaamhedenonderzoek bij alumni en werkgevers, rendementsanalyse van de opleiding, evaluatie van delen van ‘bwww’, zoals jaarlijkse evaluaties van projecten uitgevoerd binnen bedrijven bij studentdeelnemers en deelnemers uit het beroepenveld. De curriculumcommissie (cuco) maakt gebruik van acties, waarin vermeld staat wie de evaluatie uitvoert, hoe en wanneer dat gebeurt, en hoe wordt bijgesteld. Deze acties staan (vanaf voorjaar 2009) vermeld in de wekelijkse agenda van de cuco. De onderzoeksinstrumenten die de cuco hanteert, zijn niet opgenomen in de onderzoekskalender bij het kwaliteitshandboek van FLOT. 5.1.4. Daarnaast worden elke twee jaar de studenten Fontysbreed bevraagd over allerlei aspecten van de opleiding. Bedrijfswiskunde studenten geven aan over de inhoud van de afgenomen onderwijsevaluaties tevreden te zijn.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het kwaliteitsbeleid van de opleiding is gebaseerd op het kwaliteitszorgsysteem van FLOT. De opleiding doet op verschillende manieren onderzoek naar de kwaliteit van de opleiding, waaronder kwalitatief onderzoek bij de studenten. De opleiding evalueert op basis van toetsbare streefdoelen; Daarnaast worden op opleidingsniveau, geïnitieerd door de curriculumcommissie, aanvullende onderzoeken gedaan naar de kwaliteit zoals studenttevredenheidsonderzoeken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 35
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. Het management beschouwt halfjaarlijks de gerealiseerde kwaliteit aan de hand van de actielijsten, samen met de externe leden van de RvA. Het uitvoeren en bijstellen van acties, op grond van adviezen van de RvA wordt gecoördineerd door de opleidingscoördinator. Voor de uitvoering van de acties schakelt hij de curriculumcommissie (cuco) in, of individuele docenten. Zo is het coördinatorschap van projecten en van PR-beleid bijvoorbeeld in handen van leden van de cuco. 5.2.2. De periodieke studentenenquête over curriculumonderdelen wordt bewaakt door de teamleider en door het Studenten Docenten Overleg (SDO), dat eens in de twee weken bijeenkomt. Binnen het SDO worden de bevindingen van de enquête besproken en vastgelegd in een schriftelijk rapport. Suggesties voor verbetering van de uitvoering van curriculumonderdelen worden doorgegeven aan de teamleider, die vervolgens docenten aanspreekt. De docentleden van het SDO spreken ook docenten aan op bijsturing van programmaonderdelen. De student-leden van het SDO informeren vervolgens de studentgroepen over de verbeteracties die worden uitgevoerd, of al uitgevoerd zijn. 5.2.3. De cuco voert diverse evaluaties uit, analyseert deze, kan in het wekelijkse overleg snel besluiten nemen (eventueel in overleg met de teamleider). Zij kan daarna overgaan tot implementatie van genomen besluiten. Een voorbeeld: In februari 2008 is geconstateerd dat de uitval in het eerste cursusjaar voor lichting 2007 vermoedelijk boven de 50 % zou stijgen. Dat percentage is ver boven het gangbare gemiddelde. In maart 2008 zijn uit het rendementsonderzoek de twee belangrijkste oorzaken naar voren gekomen. (Zie ook facet 6.2). Dit heeft ogenblikkelijk geleid tot bijstelling van de inhoudelijke begeleiding en studieloopbaanbegeleiding in het eerste cursusjaar vanaf 1 september 2008. 5.2.4. Doorlopend verzamelt de cuco ook de evaluatieformulieren die bedrijfsstagebegeleiders invullen over stage en opleiding. Het advies om ontwikkeling van communicatieve vaardigheden bij studenten te versterken heeft geresulteerd in een veranderende opzet Nederlands/Engels vanaf september 2007. 5.2.5. Naar aanleiding van de visitatie in 2003, heeft de opleiding een actielijst opgesteld. Deze wordt halfjaarlijks besproken met de Raad van Advies en vervolgens bijgesteld indien de opleiding dit nodig acht. In deze lijst zijn de adviezen van de visitatiecommissie overgenomen. Daaronder worden acties en deelacties vermeld: Wie doet wat, wanneer, hoe wordt bijgesteld? Deze lijst is aangevuld met een lijst met acties geïnitieerd door het landelijke coördinatorenoverleg bedrijfswiskunde (cob) en acties afkomstig van de curriculumcommissie (cuco). 5.2.6. Voor klachten over onderwijs kunnen de studenten in eerste instantie bij de betreffende docent terecht. Als de klacht volgens de student niet naar tevredenheid is afgehandeld, dan kan hij vervolgens terecht bij de SLB’er. Deze kan de student adviseren over verdere stappen. De SLB’er kan doorverwijzen naar de decaan, die een onafhankelijke positie inneemt ten opzichte van de opleiding. Als een student het niet eens is met een beslissing, gebaseerd op het Onderwijs- en Examenreglement (bijlage 5.1 Onderwijs- en Examenreglement FLOT) dan kan hij een verzoek indienen bij de examencommissie Bedrijfswiskunde. Dat kan met een brief, of via e-mail, via één der leden van deze commissie. De commissie zorgt voor een uitspraak binnen vijftien werkdagen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 36
Als hij het niet eens is met een beslissing van de examencommissie dan kan hij in beroep gaan bij het College voor Beroep voor de Examens. Uiteindelijk kan hij ook nog een beroep doen op de Raad van Bestuur van Fontys Hogescholen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding werkt met actielijsten naar aanleiding van evaluatieresultaten waarop voortgang en afhandeling kunnen worden bewaakt; De opleiding laat de curriculumcommissie aanvullend evalueren en de nodige bijstellingen van programma en begeleiding implementeren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 37
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Studenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg via het Studenten Docenten Overleg (SDO). Elke lichting studenten heeft een vertegenwoordiger in dit overleg. Vier maal per jaar vragen de vertegenwoordigers hun lichting in het SLB-uur naar suggesties ter verbetering. Deze bevindingen worden besproken in het SDO, samen met de resultaten van de periodieke elektronische studentenenquête over curriculumonderdelen. Het SDO initieert maatregelen ter verbetering. De studentleden stellen hun lichting op de hoogte, ook weer via het SLB-uur. 5.3.2. Het docententeam Bedrijfswiskunde overlegt vanaf 1995 veelal informeel met de opleidingscoördinator. Vanaf september 2007 is door de teamleider wiskunde/economie een formeel overlegmoment voor docententeam bedrijfswiskunde geagendeerd tijdens het teamoverleg wiskunde/economie. Kwaliteitszorg is nu minstens vier maal per jaar geagendeerd. Daarnaast nemen docenten bedrijfswiskunde deel aan het opleidingsoverleg wiskunde dat jaarlijks minstens acht maal plaats vindt. In het voorjaar wordt door de afdeling wiskunde bijvoorbeeld het opleidingsprogramma geaccordeerd en bijgesteld. 5.3.3. De resultaten van het startbekwaamhedenonderzoek 2008 worden in november 2008 voorgelegd aan de leden van de alumnivereniging. Daarnaast worden elk jaar lezingen verzorgd door ongeveer tien alumni en bedrijfsstagebegeleiders. Na afloop van de lezing overlegt de gastspreker een uur met de opleidingscoördinator. Gespreksonderwerpen: hoe staan opleiding en bedrijf ervoor, welke verbeteracties zijn in gang gezet door de opleiding, wat kunnen opleiding en bedrijf het komende jaar voor elkaar betekenen? Enkele dagen na de gastlezing vullen de gastsprekers een evaluatieformulier in. 5.3.4. Het beroepenveld is vertegenwoordigd in de Raad van Advies (RvA), die halfjaarlijks bijeenkomt. Kwaliteitszorg is elke keer gespreksonderwerp naar aanleiding van agendapunt ‘actielijsten’. De RvA geeft suggesties ter verbetering door aan de opleidingscoördinator. Hij bespreekt deze met de teamleider en de curriculumcommissie. Waar nodig of zinvol worden deze suggesties ter verbetering geïmplementeerd. De resultaten worden aangegeven in de actielijst. Bij de volgende bijeenkomst bekijkt de RvA de bijgestelde lijsten en geeft nieuwe adviezen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat de studenten via kwaliteitsonderzoeken, via de curriculumcommissie en via het student-docent-overleg betrokken zijn bij de kwaliteit van de opleiding; De medewerkers worden op de hoogte gesteld van de evaluaties en resultaten en zijn betrokken bij de kwalitatieve onderzoeken onder studenten; Het beroepenveld is betrokken bij de opleiding via stages en afstuderen en via de Raad van Advies; Ook de alumni worden regelmatig betrokken bij het beoordelen van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 38
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding als voldoende. Het kwaliteitsbeleid van de opleiding is gebaseerd op het beleid van de FLOT. De FLOT en de opleiding doen op verschillende manieren onderzoek naar de kwaliteit van de opleiding, waaronder kwalitatief onderzoek bij de studenten; De opleiding heeft een hogeschoolbreed klachtenbeleid; De opleiding heeft een gestructureerd kwaliteitsbeleid met jaarlijkse aandachtspunten. Per verbeteractie wordt een verantwoordelijke aangewezen, die de verbetermaatregel zal uitvoeren en zorgt voor informatie naar de belanghebbenden; Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat studenten, alumni, medewerkers en beroepenveld betrokken zijn bij de kwaliteit van de opleiding. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee van de drie facetten van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan het oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 39
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen 6.1.1. De stagecoördinator bewaakt de formulering en de toepassing van de beoordelingscriteria, zoals omschreven in de ‘wijzer’ bij het curriculumonderdeel ‘bedrijfsstage’. Van studenten wordt verwacht dat zij op een kritische en objectieve wijze zelfstandig gegevens met betrekking tot complexe kwantitatieve vraagstukken kunnen verzamelen en verwerken, hierbij gebruikmakend van wetenschappelijke kennis en inzichten. 6.1.2. Naast beoordeling van het niveau wordt ook beoordeeld of het afstudeeronderwerp aansluit bij de domeinspecifieke eisen van de opleiding. Deze beoordeling gebeurt door de stagecoördinator, in ruggespraak met de opleidingscoördinator. Bij de eindbeoordeling van het afstudeerwerk wordt via de evaluatieformulieren, ingevuld door de bedrijfsstagebegeleiders, tevens nagegaan in hoeverre het afstudeerwerk voldoet aan de eisen die de opdrachtgever heeft gesteld. 6.1.3. Bij de stage is de inbreng van de stagebegeleidende docent bij de beoordeling van de beheersing van de eindkwalificaties door de student, belangrijk. Dit gebeurt op basis van supervisie en via gesprekken met de bedrijfsstagebegeleider en de student. Het oordeel van de bedrijfsstagebegeleider weegt zwaar. Maar de eindverantwoordelijkheid van de beoordeling blijft bij de stagebegeleidende docent. Deze beoordeelt zowel het proces als het eindproduct en doet dit op basis van de geformuleerde beoordelingscriteria. 6.1.4. De ingrijpende onderwijstransformatie is aan het begin van schooljaar 2008 – 2009 gevorderd tot aan het begin van het vierde cursusjaar. De opleiding is in debat met de RvA over de nieuwe beoordelingscriteria ‘sleutelcompetenties’. Vanaf lichting 2006 worden deze gebruikt bij de bedrijfsstage. Vanaf augustus 2009 worden deze sturend voor de opleiding. Om te beoordelen of bij de alumni voldaan is aan het startbekwame niveau afgemeten aan de competenties die de opleiding voor ogen staan, zijn de sleutelcompetenties voorgelegd aan alumni en aan hun leidinggevenden. Daarbij is gevraagd naar het niveau (mate van beheersing) en naar het belang in de functie die de alumnus vervuld. De tien basiskwalificaties van de commissie Franssen zijn op eenzelfde manier aan hen voorgelegd. Zie Facet 1.2 6.1.5. Bij de evaluaties van de bedrijfsstages worden aan de bedrijfsstagebegeleiders enkele vragen gesteld over het aspect ‘gerealiseerd niveau ‘. Op de vraag ‘In welk opzicht werden uw verwachtingen overtroffen?’ wordt over het algemeen opgemerkt dat stagairs deelverwachtingen overtreffen of soms zelfs alle verwachtingen. Een enkele bedrijfsstagebegeleider spreekt van meer statistische kennis dan verwacht, een ander van meer actuariële kennis. Verder vallen de begrippen ‘overredingskracht’, ‘doorzettingsvermogen’, ‘zien waar werk ligt’, ‘structuur aanbrengen in complexe materie’. 6.1.6. Het auditteam heeft afstudeerwerkstukken bestudeerd en constateert dat deze van voldoende tot goede kwaliteit zijn en passen bij de beroepsoriëntatie van de opleiding.
Oordeel:voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende. Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 40
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. Streefdoelen De opleiding wil op de eerste plaats een toename van de instroom met 50 % in drie jaar, ten opzichte van ijkmoment 1 oktober 2008. Daarnaast wil de opleiding een verhoging van het rendement van de propedeutische fase met 15 % van cohort 2008 ten opzichte van cohort 2007. Het eerst genoemde doel is ook in lijn met het dringende advies van de visitatiecommissie in 2003 om de instroom te doen toenemen, zoals vermeld in het visitatierapport Analyse en Inzicht, december 2003. Daarnaast streeft de opleiding naar vermindering van de gemiddelde studieduur van vier jaar voor afgestudeerden vanaf cohort 2001 en wil de opleiding studenten die instromen vanuit vwo, verwante opleidingen WO (econometrie, technische wiskunde) en hbo (bacheloropleiding leraar wiskunde) de mogelijkheid bieden tot een gemiddelde studieduur van drie jaar. 6.2.2. Instroom
Instroom totaal Perc. instroom in propedeuse Perc. Perc. Perc. Perc. Perc.
instroom vooropl. HAVO instroom vooropl. VWO instroom vooropl. MBO instroom vooropl. ‘Overig’ Instr. vooropl. ‘Onbekend’
2001
2002
instroomcohort 2003 2004 2005
18 6%
17 41 %
27 48 %
19 37 %
15 53 %
71 24 6 0
70 11 11 7
42 32 5 21
60 20 13 7
56 33 6 6
% % % %
% % % %
% % % %
% % % %
% % % %
2006
2007
18 100 %
18 100 %
67 22 11 0
% % % %
61 28 6 6
% % % %
De rechtstreekse instroom vanuit havo is relatief klein ten opzichte van de instroom vanuit hbo /wo. (ongeveer 30 % tegenover ongeveer 60 %). Elk jaar stromen ongeveer 19 studenten in. Dat is vergelijkbaar met de zusteropleiding in Rijswijk waar ongeveer 21 studenten jaarlijks instromen. Het rendement van de opleiding in Tilburg is ongeveer 55 %. Dit kan niet vergeleken worden met ‘Rijswijk’, doordat deze nieuwe opleiding nog nauwelijks afgestudeerden heeft. De overige drie opleidingen Bedrijfswiskunde hebben geen kengetallen beschikbaar gesteld. 6.2.3. Ter vergroting van de instroom hebben de opleidingen Bedrijfswiskunde vanaf 2003 gezamenlijk wervende advertenties geplaatst in de tijdschriften ‘Pythagoras’ en ‘Euclides’. Daarnaast is vanaf 2007 jaarlijks een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd voor de studenten van de masteropleiding leraar wiskunde. Doordat zij doorgaans aan havo of vwo wiskunde doceren kunnen zij rechtstreeks potentiële studenten bedrijfswiskunde bereiken. 6.2.4. Propedeuse rendement Percentage Percentage Percentage Percentage Percentage Percentage
uitval uitval uitval uitval uitval uitval
gemeten gemeten gemeten gemeten gemeten gemeten
na na na na na na
1 2 3 4 5 6
jaar jaar jaar jaar jaar jaar
2001 22 % 33 % 39 % 39 % 39 % 39 %
2002 29 % 41 % 41 % 41 % 41 %
instroomcohort 2003 2004 2005 22 % 16 % 33 % 33 % 32 % 40 % 33 % 37 % 37 %
2006 39 %
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 41
6.2.5. De propedeutische fase dient vanaf cohort 2001 binnen twee jaar te worden behaald. Van studenten die deze fase succesvol afgesloten hebben, slaagt uiteindelijk 92 %. Van de stakers in de hoofdfase heeft ongeveer de helft gebruik gemaakt van de wettelijke regeling om na het behalen van het propedeutische examen door te stromen naar de universiteit. Door het hoge rendement van de hoofdfase (92 %) richt de opleiding preventie van studiestaken dan ook op de propedeutische fase. De opleiding heeft concrete maatregelen genomen om het rendement van de propedeutische fase verder te verbeteren. 6.2.6. Voor cohorten 2001 tot en met 2005 is het propedeuserendement ongeveer 70 %, net als bij de zusteropleiding in Rijswijk. De vijf opleidingen bedrijfswiskunde hebben geconstateerd dat de uitval in de propedeutische fase gedurende de afgelopen vijf jaar tussen 40 % en 60 % ligt, en dat deze aanzienlijk varieert van jaar tot jaar. Met onvolledige cijfers voor cohort 2006 (in maart 2008 al een uitval van 39 %) en het cohort 2007 (in maart 2008 al een uitval van 50 %), en ongewijzigd beleid, lijkt dit in Tilburg ook de trend te worden. 6.2.7. Totale rendement
Aantal geslaagden Gem. studieduur geslaagden, in jaren Aantal studiestakers Gem. studieduur studiestakers in jaren
’01/’02
’02/’03
11 5,0 8 1,9
13 4,6 10 2,3
uitstroomcohort ’03/’04 ’04/’05 10 5,1 10 1,8
18 4,8 6 1,5
’05/’06
’06/’07
12 4,6 8 1,4
9 4,0 11 2,2
Jaarlijks zijn er ongeveer 12 afgestudeerden. Het relatief grote aantal van 18 afstudeerders in 2004 – 2005 wordt verklaard door een eenmalig grote instroom van 21 studenten in 1999. Hun gemiddelde studieduur is in 6 jaar tijd met 20 % afgenomen (van 5 jaar naar 4 jaar). Dit is de reden voor de afname van 20 % in het totale aantal ingeschrevenen in 6 jaar tijd (van ruim 70 naar iets minder dan 60 personen op 1 oktober 2007). 6.2.8. De populatie bestaat voor ruim 40 % uit vrouwen. Zij doen het gemiddeld beter in de opleiding dan mannen. Ongeveer twee derde deel van de vrouwen slaagt, tegenover ongeveer de helft van de mannen. De gemiddelde verblijfsduur in de studie van de vrouwelijke alumni is iets lager dan die van de mannen. (3,7 jaar tegenover 4,0 jaar).
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam is van mening dat de opleiding een goed zicht heeft op het rendement; De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd en hierbij, indien mogelijk, gebruik gemaakt van de rendementscijfers van de zuster opleidingen; De opleiding toont aan te werken aan het verhogen van de rendementscijfers.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende
Het auditteam is van mening dat de opleiding een goed zicht heeft op het rendement; De opleiding toont aan te werken aan het verhogen van de rendementscijfers; Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 42
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema hbo bacheloropleiding bedrijfswiskunde voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Bedrijfswiskunde voltijd
Onderwerp
/
Facet Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
V V V
V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V V V V V G G
V
V3
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
G V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
V
V4
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V G G
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
Samenvattend oordeel
3
Extra aantekening: goed
4
Extra aantekening: goed
V
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 43
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Fontys Hogescholen in casu Fontys lerarenopleiding Tilburg, verzorgde voltijd hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie”zoals vastgelegd in het NVAO accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
Twee van de drie facetten van onderwerp 3 (“Personeel”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt.
Twee van de drie facetten van onderwerp 5 (“Interne Kwaliteitszorg”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 44
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
R.J.M. (Rob) van der Hoorn, mba, cmc Rob van der Hoorn studeerde bedrijfseconomie (heao), bedrijfskunde en mba. Sinds 1994 is hij mede eigenaar van de Hobéon Groep. Hij is bedrijfskundig adviseur en houdt zich onder andere bezig met financieel -economische vraagstukken voor hoger onderwijsinstellingen. Hij is gecertificeerd lid van de orde van organisatiekundigen en organisatieadviseurs (OOA), directeur van een venture capital bedrijf en begeleidt MKB ondernemingen bij hun bedrijfsontwikkeling. Daarnaast is hij op interim-basis algemeen directeur bij een hogeschool in het oosten des lands. Hiervoor was hij onder andere financieel interim directeur van een branche organisatie, interim directeur bij een gemeente in de Randstad en interim directie voorzitter van een economische faculteit van een hogeschool. Prof. dr. G. (Gerda) Elsen Gerda Elsen is thans hoogleraar aan de Hogeschool Universiteit Brussel en gasthoogleraar aan de Katholieke Hogeschool Mechelen. Tevens is zij sinds 2001 directeur van de Koninklijke Vereniging van Belgische Actuarissen. Na en tijdens haar studies Wiskunde, Rechten en Actuariële Wetenschappen is zij werkzaam (geweest) als consultant bij verschillende organisaties waaronder ARWA Benefits Network, Fortis en Deloitte & Touche. Zij is oprichtster van de specialisatierichting Verzekeringsmanagement binnen de Hogeschool Universiteit Brussel en was coördinator van de specialisatierichtingen Verzekeringsmanagement, Finance & Risk Management en van het postuniversitair programma ‘Verzekeringen’. Zij is gastspreker in diverse opleidingen. Mr. J.A. (Hans) Frederik, cmc Hans Frederik studeerde Nederlands Recht en Organisatiekunde en volgde onder andere de masteropleiding in projectmanagement bij CapGemini Ernst & Young. Van 1990 – ’99 was hij als beleidsadviseur verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam en aansluitend programmaleider opleiden ITO-C2000 bij ITO, een agentschap van het Ministerie BZK. Vervolgens was hij interim directeur van een stafdienst ICT van Hogeschool Leiden, directeur ICT opleidingen van ROC Leiden, begeleidde hij de fusie van ICT-onderwijs in de Leidse regio, was hij interim directeur van Pabo Thomas More en heeft hij de reorganisatie geleid van een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs. Aansluitend is hij adviseur hoger onderwijs geweest van de gemeente Dordrecht, waar hij zich heeft bezig gehouden met de versterking van de kennisinfrastructuur in die regio. Dr. B.T. (Bas) Hemker Bas Hemker is werkzaam bij CITO, als uitvoerder, consultant en manager bij projecten omtrent meten in het onderwijs. Ervaring in onderwijs research en toetsontwikkeling, met speciale aandacht voor advies en uitvoering van methodologische aspecten. Kennis van statistiek en ervaring met statistische pakketten; kennis van en ervaring met gespecialiseerde psychometrische programma’s. Ervaring in de uitvoering van data analyses. Ervaring in onderwijs in testtheorie en de uitvoering ervan in de praktijk. Ervaring als internationaal consultant voor nationale onderwijspeilingen. Ervaring in het evalueren van testen. Ontwikkelen van beoordelingssystemen voor tests. P. V. (Patricia) Platen De student, mevrouw Platen, is derdejaars student en vice-voorzitter van de opleidingscommissie bij bedrijfswiskunde van de Hogeschool van Amsterdam.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 45
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 46
Onafhankelijkheidsverklaring mevrouw prof.dr. G. Elsen ontbreekt. Deze wordt z.s.m. nagezonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 47
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 48
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 49
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 50
BIJLAGE II:
Programma Visitatie, 15 april 2009
Tijd / ruimte Vanaf 08.30 08.45 – 09.15
Gesprekspartners
Auditoren Auditteam: Auditteam
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van het auditteam Voorbespreking auditteam
09.15 – 10.15
Directie / Management FLOT en opleiding * Ans Buys (directeur FLOT); * Harrie Schollen (teamleider ec/wi FLOT); * Joost Otten (opleidingscoödinator bwis);
Auditteam
10.15 – 11.00
Examencommissie * Bas van der Wulp (toetscommissie); * Jan Essers (toetscommissie); * Harrie Schollen (examencommissie); * Chris Horlings (examencommssie)
Auditteam
Kennismaking en definitieve vaststelling van het programma Strategisch beleid, visie en missie Marktpositie, instroom, toelating, vrijstellingen Relatie beroepenveld Kwaliteitsborging praktijkcomponent Internationalisering, Innovatie Kwaliteitszorg Personeel en scholing Resultaten en rendementen Alumnibeleid Bezwaar en beroep Curriculum en aanpassingen daarin Toetsen en beoordelen Instroom, toelating, vrijstellingen, EVC Praktijkcomponent, afstuderen Minoren, masterclasses Studiebegeleiding Studeerbaarheid, studielast Bezwaar en beroep Vrijstellingen en EVC Gerealiseerd niveau
11.00 – 11.15 11.15 - 12.15
Pauze Docenten * Chris Horlings (actuariaat); * Bas van der Wulp (ict); * Bart Husslage (logistiek); * Jos Verhoosel (statistiek); * Karin Verouden (communicatie);
12.15 – 13.00
Auditteam
13.00 – 13.45
Rondleiding voorzieningen
13.45 – 14.45
Studenten *(Coen Wigman (1e jaars) * Rudy Rutgers (1e jaars) * Marco Saaltink (1e jaars) * Joris Goërtz (2e jaars) * Paul de Man (2e jaars lid SDO) * Bas van Houtum (3e jaars) * Simone Vincenten (3e jaars) * Rick Lensen (4e jaars) Kwaliteitszorg * Hans Palings (kwaliteitszorg FLOT); * Bart Husslage (lid curriculumcommissie en studieloopbaanbegeleider) Verificatie documenten
14.45 - 15.30 (parallel)
14.45 – 15.30 (parallel)
15.30 – 15.45
Auditteam
(Deel) auditteam Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling / curriculum Instroom Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Eindkwalificaties Praktijkcomponent, stages Internationalisering Toetsen en beoordelen, bezwaar en beroep Deskundigheidsbevordering, pop’s Studiebegeleiding Lunch, interne terugkoppeling binnen het auditteam, verificatie Verificatie voorzieningen: laboratoria, ict – omgeving, studielandschap Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding, toelating Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding, incl. stages en afstuderen Praktijkcomponent in de opleiding Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen
Deel Auditteam
Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, werkveld
Deel Auditteam
Verificatie van documenten m.b.t. afstudeerscripties + beoordeling, CV’s docenten, verslagen functioneringsgesprekken, software, toetsen en beoordelen. Interne terugkoppeling binnen het auditteam, verificatie en bepaling van ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
Auditteam
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 51
Tijd / ruimte 15.45 – 16.00
16.00– 16.45 17.00 – 17.45
Gesprekspartners Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar) Alle gesprekspartners en genodigden
Voorzitter: Vakdeskundige: Werkvelddeskundige: Student: Secretaris:
Auditoren (Deel) Auditteam
Onderwerpen Pending issues
Auditteam Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Terugkoppeling voorlopige beoordeling
Rob van der Hoorn Gerda Elsen Bas Hemker Patricia Platen Hans A. Frederik
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding Bedrijfswiskunde, Fontys Hogescholen, 1.0 52