Fontys Hogescholen, Tilburg en Sittard Opleiding: Leraar voortgezet onderwijs 1e graad Lichamelijke Opvoeding hbo-bachelor Croho: 35025 Varianten: voltijd/deeltijd Visitatiedatum: 2 april 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, februari 2009
2/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 9 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 20 35 38 43 46
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
51 52 61 65 66 69
3/75
4/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
5/75
6/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Leraar vo 1e graad Lichamelijke Oefening van Fontys Hogescholen in Tilburg heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in februari 2008 toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 2 april 2008. Het panel bestond uit: De heer dr. H. Stegeman (voorzitter, domeinpanellid); De heer dr. B. Brouwer (domeinpanellid ); Mevrouw M.C. Peters (studentpanellid); De heer drs. J.H. Boerke (NQA-Auditor) De heer R. V. van der Dussen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Bij de Fontys Hogescholen staan ruim 35.000 studenten ingeschreven. De school biedt, verspreid over het hele land, onderdak aan 200 bacheloropleidingen en 10 masteropleidingen op de gebieden communicatie, economie, educatie, gezondheidszorg, informatica, kunsten, logistiek, mens en maatschappij en techniek. Er werken circa 3.600 personen, die samen 2.800 fte bezetten.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
7/75
Fontys profileert zich als een moderne hogeschool met innovatieve onderwijsproducten. Het strategisch beleid heeft zij vastgelegd in de nota Idealisme in Learning Communities (2002). In Fontys is in 2004 een omvangrijk veranderprogramma van start gegaan. Het programma heeft de naam Biloba meegekregen. De twee doelen ervan zijn: de inrichting van bacheloropleidingen volgens een major-minormodel en de transformatie van de huidige leeren onderwijsprocessen naar competentiegericht en flexibel leren, beoordelen en onderwijzen. Elke bacheloropleiding van Fontys bestaat na afloop van het programma in principe uit een major van 180 EC in de hoofdrichting en twee minoren van 30 EC. Fontys heeft haar opleidingen ondergebracht in 37 instituten. De Fontys Sporthogeschool te Tilburg en Sittard is één van de instituten. De opleiding Leraar Lichamelijke Opvoeding maakt deel uit van dit instituut. Aan de Fontys Sporthogeschool studeerden in 2007 ongeveer 1400 studenten. Er waren circa 120 medewerkers direct of indirect bij het onderwijsproces betrokken. De opleiding had in het studiejaar 2007-2008 974 studenten, in 2008-2009 900 studenten. De hogeschool beschikt in het studiejaar 2008-2009 over een omvang van 87 fte, waarvan 51,2 fte is betrokken bij de opleiding LLO. De docent/student ratio is 1:17,6. De opleiding Leraar Lichamelijke Opvoeding wordt aangeboden in de vormen voltijd en deeltijd. De twee opleidingsvarianten zijn gelijk wat betreft het beroepsprofiel en de hieraan gekoppelde eisen ten aanzien van de competentieniveaus. De opleiding wordt op twee locaties aangeboden: Tilburg en Sittard (alleen de propedeuse). Sinds 2006 is de hogeschool gestart met competentiegestuurd onderwijs. Vanaf studiejaar 2007-2008 kunnen studenten kiezen uit twee afstudeervarianten: lichamelijke opvoeding regulier en speciaal bewegingsonderwijs. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode maart 2008 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 2 april 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformaat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en
8/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in mei 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in januari 2009 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in februari 2009. Het visitatierapport is uiteindelijk in februari 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
9/75
Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde leerarrangementen als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. Als gevolg van de bevindingen van het panel op een aantal facetten voor de deeltijdopleiding heeft de opleiding bij de NVAO uitstel aangevraagd van de beoordeling van het visitatierapport door de NVAO. De NVAO heeft dat uitstel verleend. In die uitstelperiode heeft de opleiding een verbetertraject doorgevoerd met als belangrijkste resultaat dat de deeltijdvariant vrijwel conform die van de voltijdvariant wordt uitgevoerd. In een natraject heeft het panel op basis van uitgebreid nageleverd materiaal (Aanvullend zelfevaluatierapport en bijlagen) de betreffende facetten (2.2, 2.6, 4.2 en 6.1) opnieuw beoordeeld.
10/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Voltijd
Deeltijd
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Voldoende Goed Positief
Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Goed Goed Voldoende Positief
Goed Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
11/75
Doelstellingen opleiding De voltijdopleiding scoort op twee facetten een goed en op één een voldoende. De deeltijdopleiding scoort op twee facetten een voldoende. En op één een goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Programma De voltijdse opleiding scoort twee keer een voldoende, vijf keer een goed en één keer voldaan. De deeltijdse opleiding heeft vijf keer een voldoende, twee keer een goed en één keer een voldaan gekregen. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Inzet van personeel De twee opleidingen scoren drie keer goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Voorzieningen De twee opleidingen hebben op één facet een goed en één facet een voldoende gekregen. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De twee opleidingen hebben op twee facetten een goed gekregen. Eén facet was voldoende Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Resultaten De voltijdopleiding scoort op één facet een goed en op één facet een voldoende. De deeltijdopleiding scoort op twee facetten ene voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
13/75
14/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
vt: Voldoende dt: Voldoende
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten kunnen via de opleiding Leraar Lichamelijke Opvoeding het diploma Bachelor of Education behalen. • In 2004 heeft de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) bekwaamheidseisen voor leraren beschreven. Deze zijn in 2006 in werking getreden. De Bestuurscharter Lerarenopleidingen stelt dat ‘de lerarenopleidingen vallen binnen het pedagogische domein’. Alle opleidingen dienen te voldoen aan de competenties die binnen het domein Bachelor of Education vereist zijn. • Fontys Sporthogeschool maakt deel uit van The European Physical Education Network (I3PE). Het internationale netwerk organiseert verschillende activiteiten. Uit een benchmark met omringende landen is gebleken dat grote verschillen bestaan tussen de structuur en de plaats van lichamelijk opvoeding binnen de doelstellingen. Een verdergaande explicitering van de (inter)nationale positie van de opleiding is niet zichtbaar. • De in samenwerking met het werkveld opgestelde landelijke opleidingskwalificaties uit 1999 zijn in 2005 herzien. Ze sluiten aan bij het door de Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding (KVLO) in 2004 ontwikkeld beroepscompetentieprofiel voor leraren lichamelijke opvoeding, de bekwaamheidseisen voor leraren die in 2006 in werking zijn getreden en de generieke kernkwalificaties voor het hbo. De gemeenschappelijk eindkwalificaties zijn vastgesteld in het landelijk overleg van Academies voor Lichamelijke Opvoeding (ALODO). • De opleiding sluit met haar opleidingscompetentieprofiel aan bij de, in de Wet BIO vastgelegde, SBL-competenties. De competenties van de opleiding zijn afkomstig van een landelijk profiel en daarmee direct ontleend aan de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk. Het opleidingscompetentieprofiel is in samenspraak met vertegenwoordigers van het werkveld ontwikkeld – in het bijzonder binnen de Klankbordgroep Lichamelijk Opvoeding – en door de Raad van Advies van commentaar voorzien en definitief vastgesteld. Nieuw voltijds curriculum (vanaf 2006-2007) • De opleiding heeft er voor gekozen om op basis van bovengenoemde landelijke documenten een eigen competentieprofiel op te stellen. Het competentieprofiel is opgesteld conform de uitgangspunten van de Biloba onderwijstransformatie binnen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
15/75
•
•
Fontys. De competenties in het Opleidingscompetentieprofiel Bachelor of Education (2007) zijn identiek aan de SBL-competenties. Om aan de vereisten vanuit KVLO en ALODO te voldoen, zijn de SBL-competenties gekoppeld aan kenmerkende beroepssituaties. Dit zijn situaties waarmee een (toekomstige) beroepsbeoefenaar regelmatig te maken heeft en die kenmerkend zijn voor het beroep leraar LO. In een kenmerkend beroepssituatie staat een taak centraal die de leraar LO in een bepaalde context uitvoert. De competenties zijn in de vorm van een matrix in relatie gebracht met de kenmerkende beroepssituaties (zie bijlage 5). Voor elke kenmerkende beroepssituatie worden voor de competenties die in die situatie van toepassing zijn de prestatie-indicatoren gegeven. Uit het competentieprofiel van de opleiding blijkt dat prestatie-indicatoren op drie niveaus worden beschreven. De drie niveaus beschrijven het niveau waarop de student in de onderscheiden kenmerkende beroepssituaties de competentie beheerst. De niveaus worden op grond van de volgende criteria vastgesteld: - Zelfstandigheid in de uitvoering van de taak: moet de taak onder volledige begeleiding worden uitgevoerd, met enige begeleiding op afroep of op afstand, of geheel zelfstandig. - Omvang/draaglast en complexiteit van de taak: is het een taak die een uur, dag, week, enkele maanden of een jaar duurt en hoeveel kennis en vaardigheden zijn ervoor nodig. - Complexiteit van de kenmerkende situatie: betreft de taak een simpele of complexe.
Oud voltijds curriculum (tot 2006-2007) • De SBL-competenties zijn terug te vinden in de competentiematrix die ten grondslag ligt aan het curriculum voor studenten die voor 2006-2007 zijn gestart (zie bijlage 5). De eerste vier SBL-competenties worden ‘beroepsrollen’ genoemd; de laatste drie competenties worden ‘contexten van beroepshandelen’ genoemd. Deeltijd • Voor deeltijdstudenten zijn de eindkwalificaties uitgedrukt in eindtermen (zie bijlage 5) en vastgelegd in het document Eindtermen voor de Fontys Hogeschool (2000). De gehanteerde eindtermen zijn de eindtermen zoals de voltijdopleiding die tot het cohort 2001-2002 hanteerde. De opleiding geeft in een dekkingsschema weer welke SBLcompetenties de betreffende eindtermen dekken. In de ogen van het panel is het schema adequaat. • De eindtermen zijn gedefinieerd op drie niveaus van professionaliteit, te weten: A. De leraar lichamelijke opvoeding in bewegingsonderwijssituaties (hij vervult hierbij taken als pedagoog, bewegingsdidacticus en verzorgen van lessen in het brede onderwijswerkveld); B. De leraar lichamelijke opvoeding in de schoolsituatie; C. De leraar lichamelijk opvoeding in de wereld van de lichamelijke opvoeding en sport. • Vanaf studiejaar 2007-2008 hanteert de deeltijdse variant voor eerstejaars studenten hetzelfde competentieprofiel als de voltijdse variant.
16/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
•
Het panel heeft vastgesteld dat de competenties van de voltijdse opleiding voldoen aan de eisen die vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan opleidingen die opleiden tot leraar Lichamelijke Opvoeding. Aansluiting bij SBL en het gegeven dat de vertaling van de competenties in samenwerking met het werkveld is ontwikkeld, staan borg daarvoor. Het panel mist echter een vergelijking met aanverwante opleidingen in binnen- en buitenland. Op basis van een dergelijk vergelijking kan de opleiding haar relatieve positie in het binnen- en buitenland beschrijven. Gezien het bovenstaande is het panel van oordeel dat de voltijdse opleiding voldoet aan het criterium dat geldt voor dit facet en beoordeelt het facet met een ‘voldoende’. Voor de deeltijdse variant geldt het volgende. Het panel heeft vastgesteld dat voor de deeltijdse variant een periode andere eindkwalificaties waren geformuleerd dan voor de voltijdse variant. Het vernieuwd opleidingscompetentieprofiel geldt pas met ingang van het cohort 2007-2008, waarmee aansluiting met SBL expliciet is gemaakt. Het is voor het panel niet geheel duidelijk geworden waarom de opleiding er niet voor heeft gekozen om de ontwikkelingen op dit punt binnen de deeltijdopleiding direct parallel te laten lopen met die binnen de voltijdopleiding. Het panel heeft de eindtermen van de deeltijdse variant bestudeerd. Hoewel niet formeel afgestemd op SBL, is het panel van mening dat de eindtermen uit 2000 die tot het cohort 2007-2008 geldend waren het huidige beroepsprofiel dekken en daarmee de naderhand geformuleerde beroepscompetenties. Het panel is dan ook van oordeel dat de deeltijdse opleiding voldoet aan het criterium dat geldt voor dit facet en beoordeelt het facet met een ‘voldoende’.
Facet 1.2
Niveau bachelor
vt: Goed dt: Voldoende
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Bestuurscharter Lerarenopleiding (2006) is een matrix opgenomen waarin een koppeling wordt gemaakt met de Dublin descriptoren en de competenties zoals deze door de Stichting Bekwaamheidseisen Leraren (SBL) zijn opgesteld en in de Wet BIO zijn vastgelegd. Deze matrix geeft per competentie aan op welke wijze de Dublin descriptoren gerealiseerd worden. Daar de opleiding de competenties van de Stichting Bekwaamheidseisen Leraren heeft overgenomen, is deze matrix hier ook van toepassing. • In een overzicht heeft de opleiding inzichtelijk gemaakt op welke wijze de Dublin descriptoren terug te vinden zijn in het competentieprofiel van de opleiding LO. Voor elke Dublin descriptor is aangegeven welke prestatie-indicatoren uit het opleidingscompetentieprofiel daarop betrekking hebben. Hiermee heeft de opleiding op inzichtelijke wijze een overzicht gemaakt van de afstemming van enerzijds de competenties en de prestatie-indicatoren en anderzijds de Dublin descriptoren. Het panel heeft de koppeling bestudeerd en concludeert dat deze adequaat is vormgegeven.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
17/75
•
•
•
Enkele voorbeelden van deze relatie: Kennis en inzicht komt onder meer aan de orde binnen de pedagogische competenties op het gebied van opvoeding, leren, ontwikkeling en mogelijkheden/belemmeringen daarbinnen. Binnen de vakinhoudelijke en didactische competenties wordt de leerinhoud van vakken, didactiek (in relatie tot leren) en de opbouw en samenhang van schoolmethodes onder de descriptor kennis en inzicht geplaatst. Het toepassen van kennis en inzicht komt bijvoorbeeld tot uiting in de vakinhoudelijke en didactische competentie waar de studenten gebruik maken van kennis over gedragsverandering en gedragsbehoud, anatomie en fysiologie van de bewegende mens. Het toepassen van kennis en inzicht komt ook aan de orde waar de studenten organisatiemodellen gebruiken binnen de organisatorische competentie. De descriptor oordeelsvorming komt zoal aan de orde binnen de competentie ‘pedagogisch’ waar de student het cognitieve en het sociaal emotionele gedrag van het kind beoordeelt en zijn pedagogisch handelen tijdens het bewegingsonderwijs hierop aanpast. Het uitleggen en verantwoorden van keuzes op het gebied van schoolontwikkeling en innovatie, rekening houdend met de doelgroep zoals collega’s, directie en bestuur, vallen onder de competentie samenwerken met collega’s en wordt geplaatst bij de descriptor communicatie. De descriptor leervaardigheden komt onder meer aan de orde bij de vakinhoudelijke en didactische competentie waar de studenten met in achtneming van systematisch oriënteren, plannen, uitvoeren van ontwikkel- en verbeteracties reflecteren op de eigen onderwijspraktijk en in staat zijn professionele leervormen in te schakelen. De deeltijdse variant hanteert andere eindkwalificaties. Gezien het feit dat de opleiding een dekkingsmatrix heeft opgesteld waarin inzichtelijk wordt op welke wijze de SBLcompetenties de eindtermen van de deeltijdse variant dekken (zie 1.1), concludeert het panel dat de eindtermen van de deeltijd voldoen aan de vereisten van de Dublin descriptoren. Het panel heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties van de twee varianten voldoen aan de beschrijving van de kwalificaties in de Dublin descriptoren. Op basis hiervan is het panel van oordeel dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van bachelorkwalificaties. Daar de relatie tussen de eindkwalificaties van de deeltijdse en de Dublin descriptoren variant op indirecte wijze is vormgegeven, beoordeelt het panel dit facet voor de deeltijd met een ‘voldoende’.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
vt: Goed dt: Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
18/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een eigen Raad van Advies en een Klankbordgroep Lichamelijke Opvoeding, die adviseren over de actualiteit en relevantie van het beroepsprofiel, de competenties en startkwalificaties. Het panel heeft dit vastgesteld na bestudering van de verslagen van deze commissies en het visitatiegesprek met enkele vertegenwoordigers. • Het opleidingscompetentieprofiel is in samenspraak met vertegenwoordigers van het werkveld ontwikkeld, in het bijzonder met de Klankbordgroep Lichamelijke Opvoeding en door de Raad van Advies van commentaar voorzien. Het panel heeft een en ander vastgesteld op basis van bestudering van de verslagen. • Het panel heeft het opleidingsprofiel vergeleken met de landelijke profielen van ALODO en KVLO. In de ogen van het panel vertonen de documenten de noodzakelijke overlap (zie ook 1.1). De aansluiting die de geformuleerde eindkwalificaties hebben met de door ALODO en KVLO opgestelde documenten, waarborgt dat in de eindkwalificaties het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar blijkt. • Uit het startbekwaamhedenonderzoek, dat de opleiding in 2006 onder werkgevers heeft gehouden, blijkt dat de werkgevers de startbekwaamheden van afgestudeerden voldoende relevant vinden. • De opleiding Leraar Lichamelijke Opvoeding leidt op voor het beroep van leraar. Zoals in de verschillende profielen te zien is kunnen hierbij rollen op drie niveaus worden onderscheiden: 1. De leraar die functioneert in verschillende bewegingsonderwijsleersituaties. Het gaat hierbij om het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van lessen bewegingsonderwijs. 2. De leraar als medewerker van een schoolorganisatie. Hierbij kan worden gedacht aan taken als het ontwikkelen van een vakwerkplan, het vervullen van een rol als mentor en het uitvoeren van materiële, financiële en organisatorische beheerstaken. 3. De leraar die een rol heeft binnen verschillende sectoren van de samenleving waarbinnen sport en bewegen een rol speelt. Van de leraar wordt onder andere verwacht dat hij maatschappelijke ontwikkelingen en trends op het gebied van onderwijs, bewegen en sport kan vertalen in zijn eigen handelen. Ook wordt van hem verwacht dat hij beleidsplannen op het gebied van onderwijs, bewegen en sport kan ontwikkelen, uitvoeren en evalueren. • De rollen van een leraar LO buiten de context van de school worden steeds belangrijker. Sport en bewegen binnen en buiten school raken steeds meer vervlochten met elkaar. Er zijn steeds meer (beleids)initiatieven vanuit overheid en andere organisaties waarin scholen, buurtverenigingen en (lokale) overheden samenwerken bij het stimuleren, ontwikkelen en organiseren van een bewegingsaanbod voor verschillende doelgroepen. Leraren LO zullen als gevolg hiervan steeds vaker combinatiefuncties vervullen waarbij ze zowel in het onderwijs als in organisaties waarmee het onderwijs samenwerkt, werkzaam zullen zijn. • Het panel heeft de eindkwalificaties bestudeerd vanuit het perspectief van de oriëntatie van de opleiding. Het panel heeft eerder (onder 1.1) vastgesteld dat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij de eisen van vakgenoten en de relevante beroepspraktijk. Het beroepsbeeld en de beroepsrollen zijn tot stand gekomen in overleg
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
19/75
met diverse vertegenwoordigers van het werkveld. Voorts is het panel van mening dat de eindkwalificaties het niveau van een beginnend leraar in het basis- en het voortgezet onderwijs weerspiegelen. Het panel stelt vast dat de gehanteerde eindkwalificaties aansluiten bij de maatstaven en sociale context waarin de leraar LO zijn beroep uitoefent. Het panel is dan ook van oordeel dat de opleiding voldoet aan de criteria die gelden voor een opleiding binnen het HBO.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
vt: Goed dt: Voloende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding legt in de vorm van een ‘body of knowledge’ vast welke kennis studenten moeten beheersen aan het eind van de opleiding. Studenten weten welke kennis ze moeten beheersen op grond van de informatie in de studiehandleidingen en op grond van de lijst met verplichte en aanbevolen literatuur. • Het panel heeft de verplichte literatuurlijst bestudeerd en heeft vastgesteld dat de gebruikte vakliteratuur adequaat is. In de ogen van het panel worden deeltijdstudenten via het studiemateriaal te weinig in aanraking gebracht met actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Het aangetroffen studiemateriaal is op sommige punten te gedateerd. • Voltijdstudenten voeren in de opleiding een eenvoudig toegepast onderzoek uit. Studenten die vóór 2006-2007 met de studie zijn gestart, beginnen hiermee in het derde studiejaar. In dit studiejaar vindt een wetenschappelijke oriëntatie plaats. In het vierde studiejaar moeten studenten in het kader van hun afstuderen zelf een eenvoudig onderzoek uitvoeren. Ze kiezen hiervoor in overleg met hun begeleider van de stageschool en hun scriptiebegeleider een onderwerp. De resultaten van het onderzoek moeten ze vertalen naar een praktische toepassing voor de praktijk. Studenten die in of na 2006-2007 met hun studie zijn gestart, worden vanaf het eerste studiejaar geconfronteerd met toegepast onderzoek. In het eerste studiejaar gaat het hierbij om het gebruik van literatuur en onderzoeksresultaten. In het tweede studiejaar gaan ze zelf een eenvoudig onderzoek uitvoeren. • Bij deeltijdstudenten ligt het accent op het leren in interactie met de beroepspraktijk. Omdat zij allemaal in de praktijk werkzaam zijn, zo beschrijft het ZER, biedt de
20/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
beroepspraktijk voor hen veel mogelijkheden om kennis en ervaring op te doen. In de deeltijdopleiding worden beroepsvaardigheden vooral door middel van stages in de beroepspraktijk ontwikkeld. De Fontys Sporthogeschool participeert in een aantal netwerken, waarbinnen nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied en in het beroepenveld aan de orde komen. Zo is Fontys Sporthogeschool vertegenwoordigd in het I3PE, een internationaal netwerk waarin integratie, implementatie en innovatie op het gebied van bewegingsonderwijs centraal staan. Ook participeert de opleiding in het ALOCO. Dit is een overlegorgaan van opleidingscoördinatoren van opleidingen leraar lichamelijke opvoeding. Ook binnen dit netwerk komen nieuwe ontwikkelingen binnen het vakgebied aan bod. De Fontys Sporthogeschool kent het lectoraat ‘Fysieke activiteit en gezondheid’ met een bijbehorende kenniskring. Het lectoraat geeft onder meer sturing aan de ontwikkeling en het onderhoud van de kennisbasis van de bacheloropleiding door middel van het samenstellen van een ‘body of knowledge’. Daarnaast blijft de opleiding op de hoogte van externe ontwikkelingen doordat een aantal docenten deels gedetacheerd is bij externe organen, zoals de KVLO en de Alliantie School en Sport. Actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk zijn ook zichtbaar in het onderwijs. Zo moeten studenten in aansluiting op de toenemende samenwerking tussen buurt, onderwijs en sport in het eerste studiejaar een project opzetten waarin ze een beweegprogramma ontwikkelen en organiseren. In het project moeten ze met een school en minimaal twee externe partijen samenwerken. Het panel heeft ook vastgesteld dat de workshops in het vierde jaar aansluiten op actuele ontwikkelingen, zoals de workshop ‘De studierichting sport, dienstverlening en veiligheid op het vmbo’. Op de elektronische leeromgeving (N@tschool) heeft het panel geconstateerd dat er teksten en artikelen beschikbaar zijn waaruit blijkt dat in het voltijdse onderwijs oog is voor de actualiteit, zoals ontwikkelingen in het kader van de Alliantie School & Sport. Studenten hebben de mogelijkheid om via de website van de Fontys mediatheek op zoek te gaan naar literatuur. Via deze site worden studenten van de opleiding ook geïnformeerd over de nieuwste uitgaven op het gebied van Educatie en Sport. Het panel heeft een overzicht ontvangen van artikelen die in het onderwijs zijn gebruikt. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding voldoende gebruik maakt van recente artikelen uit binnen- en buitenland, waarmee een verband wordt gelegd met actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Voor voltijdstudenten die vóór 2006-2007 met hun studie zijn gestart, zijn modulen ontwikkeld die zich specifiek richten op de beroepsvaardigheden (de modulen Beroepsvaardigheden). In deze modulen wordt onderscheid gemaakt tussen beroepsvaardigheden intern en extern. Bij beroepsvaardigheden intern worden studenten op de stage voorbereid en hierbij ondersteund, zowel theoretisch als praktisch. Extern wil zeggen dat studenten op een school stage lopen. Studenten lopen vanaf het eerste studiejaar stage. In het vierde studiejaar komen de beroepsvaardigheden ook expliciet aan bod in de projectlijn. Studenten moeten in het vierde jaar een project uitvoeren voor een externe opdrachtgever.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
21/75
•
•
•
Voor voltijdstudenten die in of na 2006-2007 met hun studie zijn gestart, staat in elk leerarrangement een beroepsproduct centraal. Een beroepsproduct is een product of dienst binnen het beroepsdomein, dat in het kader van een beroepsactiviteit wordt geleverd. Een voorbeeld van een beroepsproduct is het maken van een lesvoorbereidingsformulier. Elk beroepsproduct doet een beroep op verschillende beroepsvaardigheden. Sommige beroepsproducten worden op de opleiding gerealiseerd, andere in de praktijk. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoud van het onderwijs en de gebruikte literatuur. Ook zijn studenten tevreden over de actualiteit binnen het onderwijs en het studiemateriaal. Studenten zijn zeer tevreden over de mate waarin de stage hen voorbereidt op hun toekomstig beroep. Dit beeld werd tijdens het visitatiebezoek door de studenten, zowel uit Tilburg en Sittard, bevestigd. Deeltijdse studenten gaven aan de actualiteit te missen in het onderwijs. Zo staan de opdrachten te ver van de praktijk. Het panel is van mening dat de invulling van het programma voldoet aan de vereisten van een hbo-opleiding. Het panel heeft waardering voor de wijze waarop voltijd- en deeltijdstudenten worden voorbereid op hun toekomstig beroep; de beroepsvaardigheden worden op een hoog niveau ontwikkeld. Het panel is wat de deeltijdopleiding betreft van mening dat de studenten slechts mondjesmaat in aanraking komen met (theoretisch) studiemateriaal waarin actuele ontwikkelingen gereflecteerd worden of waarin een expliciete koppeling wordt gemaakt met de praktijk. In de ogen van het panel zou dit aspect versterkt kunnen worden; het panel beoordeelt dit facet voor de deeltijdse variant dan ook met een voldoende.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
vt: Goed dt: Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor studenten die voor 2006-2007 zijn gestart, bestaat de opleiding uit modulen. Bij elke module hoort een modulebeschrijving. In de beschrijving is aangegeven op welke competenties de module betrekking heeft. De competenties zijn in de modulebeschrijving nader uitgewerkt in de vorm van leerdoelen. De opleiding heeft in een document per competentie en per module de relatie tussen leerdoel en competentie zichtbaar gemaakt. In dit document is te zien dat alle modulen samen het geheel aan competenties dekken. • Vanaf studiejaar 2006-2007 bestaat het opleidingsprogramma uit leerarrangementen. Elk leerarrangement heeft betrekking op een kenmerkende beroepssituatie waarbij een beroep wordt gedaan op een aantal competenties. In het opleidingscompetentieprofiel is
22/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
elke competentie gespecificeerd in de vorm van prestatie-indicatoren. Bij elk leerarrangement wordt aangegeven welke prestatie-indicatoren uit het opleidingscompetentieprofiel aan bod komen. De prestatie-indicatoren fungeren daarbij als leerdoelen van het leerarrangement, waardoor de relatie tussen de leerarrangementen en het opleidingscompetentieprofiel inzichtelijk wordt. In het overzicht is gespecificeerd hoe het opleidingscompetentieprofiel op A-niveau, B- en C-niveau wordt gedekt. Deeltijd • Het deeltijdprogramma richt zich op het competentiebeheersingsniveau B en C (zie pagina 16). Studenten starten direct in de hoofdfase. Ze worden verondersteld competent te zijn op niveau A. Dat wordt gecheckt door middel van een intake-assessment (zie 2.5). • Voor het oude’ deeltijdprogramma geldt dat de doelstellingen van de modulen gerelateerd zijn aan de eindtermen van de opleiding. In een apart document is de relatie aangegeven tussen de leerdoelen in de modulen en de beoogde eindkwalificaties. Hieruit blijkt dat het programma in beperkte mate de aspecten ‘schoolsituatie’ (mesonivo) en ‘de wereld van lichamelijke opvoeding en sport’ belichtte. • Inmiddels is ook voor de deeltijdvariant het programma vernieuwd. Dat programma staat beschreven in het document Opleidingskader Deeltijd. Het programma is gebaseerd op dezelfde eindkwalificaties(competenties) die ook voor de voltijdopleiding gelden. In twee uigebeide matrixen laat de opleiding per niveau zien in welke leerarrangementen welke competenties en prestatie-indicatoren (leerdoelen) aan bod komen. Ook in de studiehandleidingen wordt uitgebreid aangeven aan welk beroepsproduct wordt gewerkt, uit welke beroepskenmerkende situatie dit product voortkomt en aan welke kerncompetenties en prestatie-indicatoren gewerkt wordt .Zo wordt duidelijk dat ook voor de deeltijdopleiding geldt dat de nagestreefde competenties door het curriculum worden gedekt. • Het programma bestaat uit een major van 210 EC en ene minor van 30 EC. Het programma wordt georganiseerd binnen semesters van 20 weken die bestaan uit drie blokken van vijf weken Net als bij de voltijdopleiding wordt ook hier gewerkt met leerarrangementen. Binnen elk leerarrangement staat een beroepsproduct centraal dat is afgeleid van een bepaalde kritische beroepssituatie. In een leerplanschema is aangegeven hoe de beroepsproducten zijn gerelateerd aan de programmaonderdelen. De kern van het programma bestaat uit de leerarrangementen Aan het werk (AHW) in . . . Steeds staat het lesgeven in een bepaalde context centraal. Contexten zijn: basisonderwijs, vernieuwde onderbouw vo, vmbo en tweede fase. In deze leerarrangementen zijn opgenomen: de stage, de theorielessen, praktijklessen, praktijkgestuurd onderzoek en de studieloopbaanbegeleiding. Naast de LA AHW volgen de studenten een aantal kleinere leerarrangementen die betrekking hebben op andere kenmerkende beroepssituaties (bijvoorbeeld School & Sport, LO & speciale zorg en E evenementen). Didactiek en methodische vaardigheden komen aan bod in de leerarrangementen AHW. Bewegings- en onderwijsvaardigheden worden aangeleerd in de leerarrangementen Bewegingsvaardigheden en Methodiek, waarbij de verhouding tussen beide type vaardigheden 50/50 is.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
23/75
•
•
•
Het panel stelt vast dat in dit vernieuwde curriculum de aspecten ‘schoolsituatie’ (mesonivo) en ‘de wereld van lichamelijke opvoeding en sport’ voldoende worden belicht. Het panel vindt het ook een sterke verbetering dat het toepassen van praktijkgestuurd onderzoek nu als een rode draad door het programma loopt. Het is uitgewerkt in de leerarrangementen AHW in. . . Steeds wordt een onderzoeksmethode of onderzoeksgerichte vaardigheid geoefend. Voorbeelden zijn: bronnenonderzoek, hanteren van een observatiemethode, opstellen en gebruiken van vragenlijsten. Het is de bedoeling dat studenten de onderzoekslijn afsluiten in de afstudeerfase in de vorm van een actieonderzoek tijdens de stage. Het panel heeft de curricula bestudeerd vanuit het perspectief van de geformuleerde eindkwalificaties. Het panel kan zich goed vinden in de manier waarop in het ZER en de aanvullende documenten een relatie is gelegd tussen de eindkwalificaties en de onderdelen van het (oude en nieuwe) voltijdse programma. Het panel heeft vastgesteld dat de beschrijvingen van de modulen en de leerarrangementen, bijvoorbeeld op de elektronische leeromgeving, de relatie met de eindkwalificaties expliciet leggen, waardoor het duidelijk is welke competenties op welk niveau aan de orde worden gesteld. Het panel is van oordeel dat het programma zo is ingericht en gestructureerd dat studenten in staat zijn om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het nieuwe programma in het bovengenoemde visiedocument van de deeltijdopleiding voldoet in de ogen van het panel aan de eisen en richtlijnen. De aspecten ‘schoolsituatie’ (mesonivo) en ‘de wereld van lichamelijke opvoeding en sport’ worden nu voldoende belicht. Er wordt in het programma meer en systematischer aandacht besteed aan onderzoekvaardigheden. De onderwijsvaardigheden krijgen in de stage en de methodiek bij bewegingsvaardigheden voldoende aandacht. Omdat het gaat om recente verbeteringen, waarvan een deel nog geïmplementeerd moet worden en de effectiviteit van het gerealiseerde nog voor een deel bewezen moet worden, komt het panel tot het oordeel voldoende op dit facet en niet tot een goed zoals bij de voltijdopleiding.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
vt: Goed dt: Voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Oud voltijds curriculum (voor 2006-2007) • Voor voltijdstudenten die vóór 2006-2007 zijn ingestroomd, is voor de verticale samenhang de verschuiving van micro-, via meso-, naar macroniveau van belang. In de eerste twee jaar staat het handelen van de student op microniveau centraal, dat wil zeggen het handelen in interactie met leerlingen. In het derde jaar verschuift de aandacht naar het mesoniveau. Het mesoniveau is het handelen in team- en organisatieverband. In het vierde jaar wordt aandacht besteed aan het macroniveau. Het macroniveau heeft betrekking op het handelen in relatie tot de omgeving.
24/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
•
•
•
Voor de student wordt de samenhang van het curriculum zichtbaar in zijn portfolio. De student moet in zijn portfolio per competentie aangeven in welke mate hij die beheerst en welke (onderwijs)activiteiten daartoe hebben bijgedragen. In het portfolio dient zichtbaar te worden hoe verschillende onderwijsactiviteiten hebben bijgedragen tot een competentie. De studieloopbaanbegeleider ondersteunt de student bij het leggen van deze verbanden. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek enkele portfolio’s bekeken en vastgesteld dat het bovengenoemde in de documenten zichtbaar is. Het curriculum bestaat uit drie leerlijnen: Theorie, Beroepsvaardigheden en Bewegingsvaardigheden. Daarnaast hebben studenten nog een vrije ruimte, waarin activiteiten vallen die niet passen binnen de drie leerlijnen. En in het vierde studiejaar voeren de studenten een project uit. Horizontale samenhang wordt gerealiseerd doordat in elke module binnen de leerlijn Theorie een thema centraal staat. In het eerste module van het tweede jaar staat ‘adaptief lesgeven’ centraal en in de tweede module van dat jaar ‘de mens in ontwikkeling’. De theorie uit een module bestaat uit een aantal vormingsgebieden. Elk vormingsgebied levert een bijdrage aan het thema dat in een module centraal staat. De opdrachten binnen de leerlijn Beroepsvaardigheden sluiten aan bij de genoemde thema’s. In de modulen die betrekking hebben op de leerlijn Bewegingsvaardigheden staat het ontwikkelen van de eigen bewegingsvaardigheid en de methodiek van het aanleren van bewegingsvaardigheden centraal. De domeinen zijn onder andere atletiek, zwemmen, zelfverdediging, schaatsen en turnen.
Nieuw voltijds curriculum (vanaf 2006-2007) • Voor deze groep studenten wordt het onderwijs gekarakteriseerd door leerarrangementen, kenmerkende beroepssituaties en competenties. In het onderwijs worden drie niveaus (A, B en C) onderscheiden. Verticale samenhang wordt gerealiseerd doordat dezelfde kenmerkende beroepsituaties en competenties terug komen in de verschillende studiejaren, maar dan op een hoger niveau. Niveau A wordt gekoppeld aan de propedeutische fase van de opleiding en niveau C aan de eindfase. • Horizontale samenhang wordt gerealiseerd binnen de leerarrangementen. Elk leerarrangement heeft betrekking op een kenmerkende beroepssituatie. In een leerarrangement wordt een kenmerkende beroepssituatie neergezet in één of meer beroepsproducten of -diensten. Een beroepsproduct of -dienst kan stoffelijk zijn (adviesrapport, vakwerkplan), maar ook niet-stoffelijk (lesgeven, werkoverleg, adviesgesprek). Binnen elk leerarrangement worden studenten geholpen door middel van ondersteunende lessen, begeleiding en ondersteunende materialen bij het realiseren van het beroepsproduct. Het beroepsproduct zorgt voor horizontale samenhang. Alle kennis, vaardigheden en attituden die in het leerarrangement aan bod komen, zijn gerelateerd aan het beroepsproduct en dragen bij aan de samenhang. Deeltijd • Voor deeltijdstudenten wordt de verticale samenhang geborgd door de verschuiving van het accent binnen het onderwijs van micro-, via meso-, naar macroniveau. Dit is vergelijkbaar met de voltijdstudenten van het oude curriculum. Horizontale samenhang
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
25/75
•
•
•
wordt gerealiseerd door in elk studiejaar een bepaald onderwijstype centraal te stellen: in het eerste studiejaar het basisonderwijs en in het tweede studiejaar het voortgezet onderwijs. In het deeltijdcurriculum zijn de modulen ondergebracht in vakgebieden. De vakgebieden zijn: onderwijsvaardigheden, bewegingsagogische wetenschappen, bewegingsvaardigheden, medisch biologische wetenschappen en sociale wetenschappen. Studenten waarderen de samenhang in evaluaties met een voldoende. Deeltijders zijn minder positief over de samenhang, zo blijkt uit recente evaluaties. De samenhang tussen modulen is volgens hen niet altijd zichtbaar. Studenten vinden de aansluiting tussen de theoretische en praktische onderdelen van het curriculum voldoende, zo blijkt uit het visitatiegesprek met studenten. Studenten ervaren geen overbodige overlap. Het panel heeft de inhoudelijke samenhang van de curricula bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat het deeltijdse evenals het oude en nieuwe voltijdse programma in voldoende mate samenhang vertoont. De leerlijnen/vakgebieden, het thematisch onderwijs en de verschuiving van niveau geven het oude voltijdse en het deeltijdse programma een adequate en logische opbouw en structuur. In het nieuwe programma vormen de beroepsproducten een adequaat instrument om samenhang te realiseren tussen de verschillende onderwijsactiviteiten en om een om directe koppeling te maken tussen het binnenschoolse en buitenschoolse programma. Er is sprake van een uniform programma met een beperkte keuzeruimte, waardoor een inhoudelijk samenhangend studiepad voor studenten wordt gewaarborgd. In de ogen van de deeltijdstudenten zou er een slag gemaakt kunnen worden om de samenhang tussen de modulen te verbeteren. Om deze reden beoordeelt het panel dit facet voor de deeltijdse variant met een voldoende.
Facet 2.4
Studielast
vt: Voldoende dt: Voldoende
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma-aanbod van de onderwijseenheden is gebaseerd op de gemiddelde studielast van 40 uur per week voor de gemiddelde student, 1680 uur op jaarbasis. Bij de berekening van de totale studielast wordt uitgegaan van 42 onderwijsweken. Deze weken zijn onderverdeeld in contactweken en in studie- en toetsweken. Deze studie- en toetsweken dienen voor het maken van werkstukken, het zelfstandig bestuderen van literatuur, het voorbereiden en maken van toetsen en eventuele herkansingen. • De studielast wordt uitgedrukt in studiebelastinguren. Hierbij is de verdeling tussen contacttijd en zelfstudie gespecificeerd. Het tweede, derde en vierde studiejaar is
26/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
verdeeld in vier perioden, elk met een gemiddelde studielast van 420 studiebelastinguren. De propedeuse is verdeeld in twee semesters van elk 840 studiebelastinguren. In het ZER maakt de opleiding een analyse van het gemiddelde aantal contacturen per week. Onder een contactuur verstaat de opleiding een docentgebonden uur. Bij de berekening is onderscheid gemaakt tussen het aantal contacturen exclusief en inclusief de stage. Het overzicht is: Studiejaar 1 2 3 4
•
•
•
•
•
Aantal contacturen (zonder stage) 16 16 12 3
Aantal contact uren (met stage) 20 19 16 10
Om studievertraging te voorkomen speelt de studieloopbaanbegeleider een belangrijke rol. Deze bespreekt regelmatig de voortgang met de student en eventuele struikelblokken die hij ondervindt. In het kader van de studievoortgang is ook de selectie binnen de opleiding van belang. Zo vindt selectie plaats na de propedeuse. Na het eerste studiejaar krijgen studenten een bindend studieadvies, met als doel alleen studenten tot de hoofdfase toe te laten waarvan verwacht kan worden dat deze de opleiding met succes zullen afronden. De opleiding stelt een overzicht van les- en tentamenrooster via de elektronische leeromgeving Portal beschikbaar. Studenten kunnen hun eigen voortgang monitoren via Progress. In de OER is vastgelegd dat studenten binnen 25 werkdagen de uitslag van een werkstuk/product krijgen, binnen 15 werkdagen de uitslag van een ja/nee-toets en binnen 20 werkdagen de uitslag van een tentamen met open vragen. In de ogen van het panel zijn deze termijnen relatief lang, zeker in combinatie met de negatieve evaluatieresultaten op dit punt. De opleiding evalueert het gegeven onderwijs na elk leerarrangement in de propedeuse en na elke periode in daarop volgende studiejaren. Als onderdeel van deze evaluatie wordt aan studenten gevraagd hoe zij de verhouding tussen de beoogde en de gerealiseerde studielast ervaren. Uit evaluaties blijkt dat studenten vinden dat het programma te doen is binnen de gestelde tijd. Ook blijkt dat studenten de spreiding van de studielast als onvoldoende beoordelen en dat ze niet tevreden zijn over het aantal contacturen; studenten vinden deze te weinig. Ook zijn de studieresultaten volgens de studenten niet op tijd bekend. De klacht over spreiding van de studielast is ook zichtbaar bij evaluaties onder deeltijdstudenten. Naar aanleiding van de bovenstaande evaluatieresultaten heeft de opleiding verschillende aanpassingen in het onderwijs doorgevoerd. Zo hebben enkele verschuivingen van programmaonderdelen en activiteiten binnen leerarrangementen en plaatsgevonden. Tevens zijn er extra en intensievere begeleidingsactiviteiten om het derde en vierde jaar geprogrammeerd en zijn er in het vierde jaar meer contacturen gekomen.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
27/75
•
•
•
De opleiding is voornemens het aantal contacturen in het nieuwe curriculum nog verder te vergroten door meer hoorcolleges en werkcolleges aan te bieden. Het panel ondersteunt deze maatregel. De opleiding zal de monitoring van de spreiding van de studiebelasting intensiveren door aan het einde van elk leerarrangement of elke periode dit aspect expliciet te evalueren. Tijdens het visitatiebezoek gaven studenten aan zich te herkennen in de kritische evaluatieresultaten. Tegelijkertijd gaven studenten aan afgelopen jaar ook een aanzienlijke verbetering te hebben ervaren, met name op het gebied van de spreiding van de studielast en de toename in contacturen. Het panel heeft vastgesteld dat het programma in de ogen van studenten binnen de gestelde tijd realiseerbaar is. De studenten geven in evaluaties aan dat het onderwijs drie potentiële studiebelemmerende factoren kent. Deze hebben betrekking op de spreiding van de studielast, het aantal contacturen en de bekendmaking van de tentamenresultaten. Het panel heeft de nodige verbetermaatregelen geconstateerd, waarvan de eerste effecten zichtbaar zijn. Het panel is dan ook van mening dat de opleiding de studeerbaarheid op een adequate manier bewaakt en de nodige maatregelen neemt om de studeerbaarheid te verbeteren. Gezien de (voorziene) maatregelen en de eerste positieve resultaten hiervan, is het panel van oordeel dat de opleiding voldoet aan het criterium dat betrekking heeft op de studeerbaarheid en studielast. Het panel beoordeelt dit facet met een voldoende, aangezien de verbetermaatregelen nog tot structurele positieve (evaluatie)resultaten moet leiden.
Facet 2.5
Instroom
vt: Goed dt: Goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding verzorgt voorlichtingspresentaties op middelbare scholen en ROC’s over het beroepsprofiel en het opleidingsprogramma. Verder geeft de opleiding informatie via voorlichtingsbrochures en de website. Minimaal tweemaal per jaar houdt Fontys Sporthogeschool een open dag, waarop belangstellenden in staat worden gesteld kennis te nemen van het opleidingsprogramma, de werkwijzen en de accommodatie. Tevens verzorgt de opleiding meeloopdagen waarop geïnteresseerden zich een beeld kunnen vormen van een lesdag bij Fontys Sporthogeschool. • In de OER, de voorlichtingsbrochures en op de website van Fontys Sporthogeschool worden de instroomeisen vermeld. Daarbij zijn de vooropleidingseisen aangegeven en is tevens vermeld dat aankomende studenten een Onderzoek Aanvullende Eisen (OAE) moeten afleggen, waarbij zij kunnen laten zien dat zij de bewegingsvaardigheden op voldoende niveau beheersen. Ook moeten zij een medische keuring met een positief
28/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
resultaat kunnen overleggen. Studenten die voor 2006-2007 zijn ingestroomd moesten over een zwemdiploma C beschikken. Het propedeuseprogramma voor de voltijdopleiding voorziet in een introductie van het competentiegericht leren binnen studieloopbaanbegeleiding (zie 4.2). Daarmee wordt gezorgd voor een goede aansluiting op de vooropleiding. De aansluiting van het programma bij de individuele student vraagt soms om maatwerk, zo is te lezen in het ZER. Dat betekent voor instromers met diploma’s van het CIOS of de mbo-opleiding ‘Sport en Bewegen’ dat niet alleen gekeken wordt of zij de eigen bewegingsvaardigheden voldoende beheersen om toegelaten te kunnen worden, maar dat ook bekeken wordt of zij direct toelaatbaar zijn tot het tweede studiejaar. Daartoe volgen zij een assessmentprocedure. Daarin leggen zij naast een toets bewegingsvaardigheden, een kennistoets af waarmee zij kunnen aantonen te beschikken over kennis die aan het einde van de propedeuse aanwezig dient te zijn. De uitslag van de bewegingsvaardighedentoets en de kennistoets worden samen met een motivatie in een criteriumgericht interview besproken met de kandidaat. Op basis van dit assessment wordt bekeken of studenten kunnen starten in het tweede studiejaar. Studenten kunnen zo een aanzienlijke studiewinst boeken. Instromers met een hbo-diploma kunnen bij de examencommissie vrijstelling vragen van het volgen van één of twee minoren. Ook dat is in de OER vastgelegd. Zij creëren daarmee de mogelijkheid om programmaonderdelen te volgen die hen in staat stellen bestaande deficiënties weg te werken. Voor studenten die instromen in de deeltijdopleiding geldt ook dat zij het onderzoek aanvullende eisen met goed gevolg moeten hebben afgelegd en ook gelden de eisen van een juiste vooropleiding. Omdat deeltijdstudenten allemaal in het tweede studiejaar instromen, gelden voor hen aanvullende instroomeisen. Door middel van een intakeassessment wordt vastgesteld of zij aan die eisen voldoen. Zo moeten deeltijd instromers minimaal 800 uur relevante lesgeefervaring hebben. Zij moeten voorafgaande aan het assessment een beschrijving van hun levensloop overleggen, met daarin relevante lesgeef- en werkervaring. Uit onderwijsevaluaties van het eerste semester van het eerste studiejaar blijkt dat studenten van mening zijn dat de het niveau en de inhoud van het onderwijs in voldoende mate aansluit bij de aanwezige kennis en vaardigheden van de student. Dit beeld werd tijdens het visitatiegesprek met studenten bevestigd. Ook gaven de studenten aan dat ze goed voorgelicht waren over de implicaties van het competentiegericht leren. Het panel heeft vastgesteld dat de kwalificaties waarover studenten die instromen dienen te beschikken duidelijk zijn vastgelegd en dat de opleiding maatregelen heeft genomen om te waarborgen dat studenten ook daadwerkelijk beschikken over de vereiste kennis en (bewegings)vaardigheden. Het panel heeft van studenten vernomen dat de aansluiting goed verloopt en concludeert daaruit dat de maatregelen en begeleiding het beoogde effect hebben. Op grond van het bovenstaande komt het panel tot het oordeel dat de opleiding voldoet aan het criterium dat betrekking heeft op de instroom.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
29/75
Facet 2.6
Duur
vt: Voldaan dt: Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma van de hbo-bacheloropleiding Leraar Lichamelijke Opvoeding van Fontys Hogescholen omvat 240 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. • De deeltijdse opleiding omvat net als de voltijdopleiding 240 EC en bestaat uit een major van 210 EC en een minor van 30 EC. De deeltijdstudent start echter in de hoofdfase van de opleiding. De student wordt alleen toegelaten aan de opleiding wanneer hij/zij aantoonbaar beschikt over competentie-A-niveau. Dit wordt via een intake-assessment geborgd. Dit betekent dat de student nog 150 EC via de major en 30 EC via de minor kan verwerven. Studenten volgen 1 minor. Vrijstelling wordt eventueel op basis van Assessment vrijstelling minor verleend. De vrijstelling is gebaseerd op eerder of elders verworven competenties (EVC’s), zoals vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling van Fontys Sporthogeschool (FSH).
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
vt: Goed dt: Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het didactisch concept is vastgelegd en beschreven in het document Hoofdlijnen major Sport (2006), de nota Spannend en bindend en in het ZER. Voor het uitwerken van het opleidingsmodel heeft de Sporthogeschool een kadergroep ingesteld. De opdracht daarbij was om conform de Biloba onderwijstransformatie enkele uitgangspunten in ogenschouw te nemen, zoals het competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs, en intensieve studieloopbaanbegeleiding. • Het didactische concept wordt gekenmerkt door de volgende uitgangspunten: - een krachtige leeromgeving: onder een krachtige leeromgeving verstaat de opleiding dat een student in het onderwijs geconfronteerd wordt met problemen en opdrachten uit de context van het beroep van een leraar lichamelijke opvoeding. Voor studenten die voor 2006-2007 zijn gestart, krijgt deze krachtige leeromgeving vorm doordat in elke module een probleem of casus centraal staat. Om de beroepspraktijk nog nadrukkelijk op de voorgrond te zetten is ervoor gekozen om vanaf cohort 2006-2007 in elk leerarrangement een praktische
30/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
•
opdracht centraal te stellen. Dat wil zeggen een opdracht die een realistische afspiegeling vormt van taken, zoals die in de beroepspraktijk voorkomen. - sociaal constructivisme: hier verstaat de opleiding onder dat kennis geconstrueerd wordt in plaats van overgebracht. Nieuwe kennis wordt verwerkt, opgeslagen en geïntegreerd met bestaande kennisstructuren en eerder opgedane (leer)ervaringen. Het samen met anderen construeren van kennis is binnen de opleiding tot leraar LO niet alleen vanuit leertheoretisch oogpunt van belang, maar ook omdat het goede mogelijkheden biedt om te werken aan leerdoelen/competenties op het gebied van samenwerken en communicatie. - van docentgestuurd naar vraaggestuurd: de student krijgt gedurende de opleiding een toenemende verantwoordelijkheid. De opleiding huldigt de opvatting dat studenten grotendeels zelf verantwoordelijk zijn voor hun leerproces en dat de docent als bron van kennis, als stimulator en als coach, hen daarbij begeleidt. Om dit te realiseren krijgen studenten gedurende de opleiding steeds meer mogelijkheden om hun eigen leerweg uit te stippelen en neemt de mate van begeleiding in de loop van de studie af. Binnen het geschetste didactische concept hanteert de opleiding de verschillende werkvormen: - Zelfstudieopdrachten: studenten werken individueel of in groepen aan opdrachten. Om invulling te geven aan het sociaal constructivisme vormen groepsopdrachten een wezenlijk onderdeel van de opleiding. - Projectonderwijs: studenten werken in groepen aan een project. Studenten die voor 2006-2007 met hun studie zijn gestart, gaan in het vierde studiejaar voor het eerst zelf met een project aan de slag. Studenten die vanaf 2006-2007 met hun studie zijn gestart, moeten vanaf het eerste studiejaar projecten uitvoeren. Eén van de redenen hiervoor is, dat voor deze studenten het praktisch werken aan opdrachten meer centraal staat in de opleiding. Een aantal van deze opdrachten, zoals het organiseren van een kamp, vraagt om een projectmatige aanpak. Een andere reden is dat in het beroep projectmatig werken steeds belangrijker wordt, bijvoorbeeld in het kader van samenwerkingsprojecten tussen de school en andere organisaties. - Hoor- en werkcolleges: om problemen op te kunnen lossen en opdrachten uit te kunnen voeren, hebben studenten kennis nodig. In de vorm van hoorcolleges wordt de meest essentiële theoretische kennis overgedragen. In lijn met het sociaal constructivisme gaan studenten daarna zelf actief met de kennis aan de slag in werkcolleges. - Praktijklessen: de praktijklessen vinden plaats in de sportzaal, op het sportveld of in het zwembad. Deze lessen worden zowel verzorgd vanuit de Bewegingsvaardigheden, als vanuit de Bewegingsagogische Wetenschappen. Het doel van deze lessen is om de bewegingsvaardigheid van studenten te vergroten en om ze te leren volgens welke methodiek en didactiek bewegingsvaardigheden aangeleerd kunnen worden. Uit onderwijsevaluaties blijkt dat studenten de gekozen werkvormen over algemeen met een voldoende waarderen. Studenten zijn tevreden over de hoorcolleges, maar wisselend tevreden over de wijze waarop zij begeleid worden naar onafhankelijk leren.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
31/75
•
•
Naar aanleiding van deze uitkomst zal aankomend studiejaar onderzoek worden gedaan naar de wijze waarop studenten meer uitgedaagd kunnen worden om zelfstandig te werken. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel vastgesteld dat studenten op de hoogte zijn van het gehanteerde onderwijsconcept. Studenten zijn hierover tevreden en ervaren de variatie in werkvormen als voldoende. Het panel heeft tijdens het visitatiegesprek met docenten geconstateerd dat men de het (nieuwe) didactisch concept onderschrijven en ook hanteren. Het panel heeft vastgesteld dat het didactisch concept dat de opleiding hanteert gebaseerd is op het concept van competentiegestuurd onderwijs en de Fontysbrede onderwijstransformatie. In de ogen van het panel sluit het gekozen didactisch concept goed aan bij de doelstellingen van de opleiding. Het panel heeft geconstateerd dat de inrichting van het programma blijk geeft van een adequate afweging bij het kiezen van de werkvormen voor de programmaonderdelen. Het panel is van oordeel dat de opleiding voldoet aan het criterium dat betrekking heeft op de afstemming tussen vormgeving en inhoud.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
vt: Voldoende dt: Voldoende
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De curriculumgroep bepaalt in hoofdlijnen wat op welke manier wordt getoetst. De examencommissie is verantwoordelijk voor het verstrekken van getuigschriften en voor het bepalen van regels rondom een goede gang van zaken met betrekking tot de toetsing. • Voor de uitvoering van de toetsing was tot studiejaar 2006-2007 het RVT Toetsing & Assessment verantwoordelijk. Nadeel hiervan was dat de uitvoering van de toetsing te geïsoleerd kwam te staan van de uitvoering van het onderwijs. Daarom is ervoor gekozen de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de toetsing neer te leggen bij de RVT’s, die ook verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het onderwijs. Oud curriculum (voor 2006-2007) • Bij elke module horen één of meerdere toetsen. De toetsvorm is afgestemd op de aard van de leerdoelen. Ook de toetsopdrachten, de toetsvragen en de beoordelingscriteria zijn afgeleid van de leerdoelen. • Binnen het curriculum wordt onderscheid gemaakt tussen een aantal leerlijnen (zie 2.3). In de moduletableaus wordt, voor de onderscheiden leerlijnen, aangegeven welke toetsvormen worden onderscheiden. Zo wordt de ‘theorielijn’ getoetst met onder andere een schriftelijke toets met gesloten en/of open vragen. Binnen de leerlijn ‘bewegingsvaardigheden’ moet de student één of meer bewegingsvaardigheden
32/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
demonstreren, waarbij hij op grond van een set beoordelingscriteria wordt beoordeeld. Binnen de leerlijn ‘beroepsvaardigheden’ wordt de student onder meer beoordeeld op zijn functioneren in de stage. De beoordeling vindt plaats op grond van criteria, die zijn afgeleid van de leerdoelen. Het ‘project’ (vierde studiejaar) wordt beoordeeld aan de hand van (tussen)producten en een gesprek over het project. Alle onderwijsactiviteiten en bijbehorende beoordelingen komen in het portfolioassessment bij elkaar. Aan het eind van de opleiding moet de student aan de hand van zijn portfolio aantonen dat hij alle competenties beheerst.
Nieuw curriculum (vanaf 2006-2007) • Voor de cohorten die zijn gestart vanaf 2006-2007 zijn de kaders van het toetsbeleid vastgelegd in de notitie Hoofdlijnen major Sport (2006). Het toetsbeleid zal verder uitgewerkt worden in een document Toetsbeleid. Het panel heeft een conceptversie van deze nota gezien. • In het concept toetsbeleid is een toetsontwerp geformuleerd, waarbij wordt uitgegaan van formatieve toetsen, summatieve toetsen en competentie-examens: - Formatieve toetsen zijn primair bedoeld om studenten inzicht te geven in het verloop van hun ontwikkeling. In de vorm van feedback van verschillende betrokkenen (medestudenten, werkplek mentor) krijgt de student inzicht in zijn ontwikkeling. Bij elk leerarrangement is een formatieve kennistoets beschikbaar, op grond waarvan een student kan bepalen in hoeverre hij de kennis uit het betreffende leerarrangement beheerst. Er vindt er minimaal één per jaar een portfoliogesprek plaats met de SBL'er. - De summatieve toets levert bewijs dat ingebracht kan worden in het portfolio, dat tijdens een competentie-examen wordt beoordeeld. Binnen de opleiding worden de volgende summatieve toetsen onderscheiden: de beoordeling van de beroepsproducten of -diensten die studenten in de leerarrangementen maken, een integrale kennistoets en een toets bewegingsvaardigheden. - Binnen de opleiding vindt drie keer een competentie-examen plaats: aan het einde van de propedeuse, één keer tijdens de hoofdfase en aan het einde van de opleiding. Het competentie-examen wordt afgenomen door twee assessoren. Minimaal één van deze assessoren is als docent verbonden aan de opleiding. De tweede assessor kan een vertegenwoordiger uit het werkveld zijn. Voor elk competentie-examen wordt gespecificeerd welke competenties worden beoordeeld en op welk niveau. Een competentie-examen bestaat uit twee onderdelen: de beoordeling van het in het portfolio opgenomen bewijs voor de ontwikkelde competenties en de evaluatie van gedrag of het resultaat van gedrag, gerelateerd aan een beroepskenmerkende situatie. • Voor de verdere operationalisering en uitvoering van het toetsbeleid per bovenbeschreven toetstype, zullen drie toetscommissies ingesteld worden. Elke RVTleider stelt binnen zijn RVT één of meerdere toetscoördinatoren aan.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
33/75
•
•
•
•
• •
De kwaliteit van de toetsen wordt gewaarborgd door de volgende maatregelen: - het onderscheid tussen toetsontwikkeling en toetsvaststelling. Elke toets wordt beoordeeld door docenten die de toets niet ontwikkeld hebben; - deskundigheidsbevordering van toetsontwikkelaars en assessoren; - een competentie-examen wordt door twee assessoren afgenomen; - toetsen worden systematisch geëvalueerd. Op grond van bovengenoemde evaluatiegegevens kijken betrokken docenten nog eens kritisch naar vragen, indien daar aanleiding voor is. Commentaar van studenten of statistische analyses op zich zijn geen reden voor corrigerende maatregelen. Ze hebben wel een signaalfunctie op grond waarvan nog eens kritisch naar een aantal vragen gekeken wordt. De betrokken docenten beslissen of corrigerende maatregelen nodig zijn. Een corrigerende maatregel kan bijvoorbeeld zijn dat een vraag uit de toets wordt verwijderd en dus niet meetelt voor het bepalen van de uitslag. Uit onderwijsevaluaties blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de manier van toetsen en beoordelen. Studenten zijn tevreden over de manier waarop hun stages worden beoordeeld en ze vinden dat de beoordelingscriteria op de juiste wijze worden toegepast. Uit evaluatiegesprekken met studenten blijkt dat zij ontevreden zijn over toetsen met ‘ja/nee’ antwoorden. Studenten vinden dat hun kennis met deze toetsvorm niet adequaat kan worden vastgesteld. Studenten van het nieuwe curriculum zijn tevreden over de nieuwe wijze van toetsen. Zo geven studenten aan dat de beoordeling van de assessoren overeen komt met hun verwachtingen en dat ze na de beoordeling een duidelijk beeld hebben van de mate waarin ze de verschillende competenties beheersen. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel geconstateerd dat de beoordelingscriteria bij de mentoren op de werkplek niet altijd duidelijk zijn of op een eenduidige manier worden gehanteerd. Er blijkt dan ook nog een stap gemaakt te kunnen worden wat betreft de afstemming tussen de interne en de externe beoordelaar van de stages. Begeleiders van de stagiairs in het werkveld hebben behoefte aan meer begeleiding vanuit de opleiding. Deelname aan studiedagen en feedback vanuit de opleiding wordt door hen aangedragen als opties om de band tussen de opleiding de begeleiders te verstevigen. Deeltijdstudenten gaven tijdens het bezoek aan dat de beoordelingscriteria niet altijd helder zijn. Het panel heeft de informatie met betrekking tot de beoordeling en toetsing bestudeerd en vastgesteld dat de opleiding, gezien het didactisch concept en de doelstellingen, gekozen heeft voor adequate toetsvormen. Het panel waardeert dat de toetsing bestaat uit een mix van verschillende toetsvormen, waardoor de verschillende typen qua leerdoelen getoetst kunnen worden. De toetsvormen sluiten hiermee dan ook aan bij de gehanteerde werkvormen. De keuze van de toetsvormen in de verschillende fasen, weerspiegelt de grotere mate van zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid die studenten in de loop van de studie verwerven. In de ogen van het panel zijn de formele regels en richtlijnen die de opleiding hanteert voor de (borging van de kwaliteit van) toetsing en de beoordeling goed. De kwaliteit van de toetsen wordt gewaarborgd doordat er voor het ontwikkelen van elke toets meerdere docenten betrokken zijn. Het panel waardeert de geformuleerde toetskaders en het concept van het toetsbeleid, maar is wel van mening
34/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
dat de uitvoering in beide varianten nog in de steigers staat. Om die reden beoordeelt het panel dit facet met een voldoende.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
vt: Goed dt: Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft de cv’s van de docenten bestudeerd en komt tot de conclusie dat de docenten een goede verbinding met de praktijk onderhouden. Deze verbinding komt onder meer tot stand door recente werkervaring als bijvoorbeeld docent lichamelijke opvoeding in het voortgezet onderwijs en in het basisonderwijs. Uit de cv’s is op te maken dat ruim 60% werkzaam is in de beroepspraktijk. Tevens onderhoudt het onderwijsgevend personeel structurele contacten met de beroepspraktijk, onder andere via stage- en afstudeerbegeleiding van studenten op de leerwerkplek en door georganiseerde bijeenkomsten met stagebegeleiders. • Voortvloeiend uit het personeelsbeleid dat is vastgelegd in Ontwikkelingsgericht Personeelsbeleid Fontys Sporthogeschool 2006-2011, wordt bij werving en selectie de voorkeur gegeven aan, hoog opgeleide medewerkers met belangstelling voor onderwijs en in het bezit van kwaliteiten om onderzoek te verrichten en die verder met een ruime beroepservaring actuele kennis/ervaring van het beroep en de ontwikkelingen binnen het beroepenveld inbrengen. • De opleiding maakt tevens gebruik van gastdocenten om de verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk verder vorm te geven. Studenten geven hierover in gesprek met het panel aan dat zij tevreden zijn over de wijze waarop zowel gastdocenten als het reguliere onderwijsgevend personeel, in het onderwijs de link met de beroepspraktijk leggen. • De opleiding tracht evenwicht in het docentenbestand te bewaren tussen voltijd- en deeltijdaanstellingen, daar via de deeltijdaanstellingen de interactie tusssen de beroepspraktijk en het onderwijs wordt versterkt. • Jaarlijks vindt er een studiedag plaats vanuit de Koninklijke Vereniging van leraren Lichamelijk Opvoeding (KVLO). Een groot deel van de medewerkers van de Fontys Sporthogeschool bezoekt deze dagen. In 2007 heeft de Fontys Sporthogeschool deze dag voor de KVLO georganiseerd rondom het thema: speciaal bewegingsonderwijs. Tevens vindt jaarlijks de landelijke studiedag van Thomas van Aquino plaats in het gebouw van de Fontys Sporthogeschool. Ieder jaar komen ongeveer 450 docenten lichamelijke opvoeding uit de regio naar de studiedag.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
35/75
•
•
•
•
Fontys Sporthogeschool maakt deel uit van een internationaal netwerk van opleidingen (I3PE) dat zich richt op het bewegingsonderwijs. Jaarlijks vindt een “Intensive Program” plaats waarin medewerkers en studenten participeren. De Fontys Sporthogeschool heeft vormgegeven aan het lectoraat ‘fysieke activiteit en gezondheid’ met bijbehorende kenniskring. Het lectoraat met bijbehorende kenniskring is nadrukkelijk betrokken bij de inrichting van de afstudeerstages en de scripties. Bovendien geeft het lectoraat sturing aan de ontwikkeling en het onderhoud van de kennisbasis van de bacheloropleiding door middel van het samenstellen van een body of knowledge. Om zicht te krijgen op de relaties van de docenten met de beroepspraktijk is er een portfolio van elke medewerker. De verzameling van alle portfolio’s vormt de bron voor het te voeren personeelsbeleid. Het panel heeft enkele portfolio’s ingezien en is van mening dat de portfolio’s er goed uitzien. De docenten laten middels het portfolio zien dat zij over competenties beschikken voor de realisatie van het programma. Het panel heeft vastgesteld dat een aanzienlijk deel van de docerende staf op verschillende manieren de verbinding tussen opleiding en beroepspraktijk kan leggen. Het panel is van oordeel dat de opleiding voldoet aan het criterium dat betrekking heeft op dit facet.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
vt: Goed dt: Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De personeelsformatie van de Fontys Sporthogeschool omvat een totaal van 87 fte, waarvan bijna 51,2 fte ingezet wordt voor de opleiding Leraar Lichamelijke Oefening. Het personeelsbestand bestaat uit een voldoende groot, vast team met aanstellingen groter dan 0,6 fte, met daarnaast een flexibel bestand van medewerkers, veelal experts, die bijvoorbeeld worden ingezet bij gastcolleges. Tevens kan met dit flexibel bestand dynamisch ingespeeld worden op veranderingen in de organisatie (groei versus krimp van het aantal studenten, specialistische modulen, minoren) en veranderingen en ontwikkelingen in het werkveld. • Van het totale personeelsbestand heeft een kleine 20% een andere dan onderwijsgevende taak, 80% is direct betrokken bij het onderwijs. • De huidige fte-student ratio is 1:17,6 voor de opleiding Leraar Lichamelijke Oefening, hierin zijn alle medewerkers van de opleiding meegenomen. De docent-student ratio is 1:21, waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen onderwijstaken en niet-onderwijstaken van docenten, zo blijkt uit het Personeelsbeleidsplan 2006-2011. Gezien het karakter van de opleiding (onderwijs in bewegingsvaardigheid) is bewust afgeweken van de gemiddelde fte-student ratio binnen Fontys van 1:26.
36/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
•
•
•
Het managementteam bepaalt jaarlijks bij het opstellen van de begroting het aantal formatieplaatsen dat nodig is. Op deze wijze kunnen voldoende medewerkers worden ingezet. Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat het ziekteverzuim over het laatste jaar 3,74% bedroeg, waar het gemiddelde over de afgelopen zes jaar 3,24% was. De opleiding hanteert, voortvloeiend uit het personeelsbeleid, een maximum ziekteverzuimpercentage van 5%. Studenten geven in gesprek met het panel aan dat de docenten goed bereikbaar zijn. Zij geven aan dat het altijd lukt contact met de docenten te leggen, zowel persoonlijk als per e-mail en telefoon. Door de open houding van de docenten voelen de studenten zich vrij om contact met hen op te nemen. Het panel is van mening dat de opleiding voldoende personeel inzet om het programma met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De student/staf-ratio is in de ogen van het panel adequaat.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
vt: Goed dt: Goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Personeelsbeleidsplan zijn richtlijnen vastgelegd voor de richting en inhoud van het personeelsbestand aan de Fontys Sporthogeschool. Bij de formulering van dit beleid zijn teamleiders, de medewerkergeleding van de IMR (Instituuts Medezeggenschaps Raad) en de Raad van Advies betrokken. • Jaarlijks worden met de medewerkers van de opleiding contracterings- en beoordelingsgesprekken gevoerd. Het doel van het contracteringsgesprek is het stimuleren, bevorderen van persoonlijke ontwikkeling, resultaatverbetering. In het gesprek wordt besproken welke resultaten geleverd moeten worden, hoe tot de prestaties kan en moet worden gekomen en hoe ondersteuning geboden kan worden. Tevens is er aandacht voor de gewenste ontwikkeling vanuit de medewerker. Het beoordelingsgesprek heeft het doel te stimuleren en verbeteren van functioneren en om op termijn uitspraken te kunnen doen over belonen. Aan de orde komt het behaalde resultaat uit het contracteringsgesprek, een oordeel over dit behaalde resultaat en de wijze waarop zij zijn behaald en consequenties voor de inzet voor het komende jaar. • Op basis van contracterings- en beoordelingsgesprekken wordt jaarlijks een scholingsplan vastgesteld. Zowel de individuele opleidingswensen als de opleidingsbehoefte van de organisatie worden hierbij als uitgangspunt gehanteerd. • Het panel heeft inzage gehad in formats die door de opleiding worden gehanteerd ten behoeve van de contracterings- en beoordelingsgesprekken en deze sluiten aan bij de hiervoor genoemde thema’s.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
37/75
•
• •
•
Deskundigheidsbevordering vindt plaats op individueel, team- en instituutsniveau. De opleiding werkt met een professionaliseringsmatrix waarin de verschillende activiteiten per kalenderjaar zijn opgenomen. Zo worden er trainingen georganiseerd in het maken van een digitaal portfolio voor studieloopbaanbegeleiders, zijn er cursussen voor het onderwijzend personeel over het ontwikkelen en uitvoeren van assessments en zijn er trainingen voor het beoordelen van een POP (Persoonlijk Ontwikkel Plan). Uit een analyse van de portfolio’s van medewerkers blijkt dat 48% van de medewerkers een wo-opleiding heeft voltooid. Uit onderwijsevaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de kwaliteiten van de docenten. Studenten geven aan dat docenten hen weten te boeien voor het vak en helder formuleren tijdens de lessen. Dit beeld werd tijdens het visitatiebezoek bevestigd. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding op een systematische manier aandacht besteedt aan de professionele en didactische vaardigheden van de docenten. Het panel is er, mede op grond van de positieve oordelen van studenten, van overtuigd dat de docenten deskundig zijn en beschikken over de nodige didactische en organisatorische kwaliteiten.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
vt: Voldoende dt: Voldoende
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijs wordt op twee locaties verzorgd, Tilburg en Sittard. Op de locatie Sittard wordt de propedeuse van de opleiding aangeboden. Het programma van de propedeuse is in Sittard hetzelfde als in Tilburg. Gezien het beperkte gebruik van locatie Sittard, heeft het panel alleen de locatie Tilburg bezocht. Vanaf studiejaar 2007-2008 wordt in Sittard ook een speciale variant van de opleiding aangeboden, namelijk de Praktijkopleiding Lichamelijk Opvoeding (POLO). In deze vorm wordt het werkplekleren als dominant uitgangspunt gehanteerd. Het panel heeft deze variant niet kunnen beoordelen. Onderstaande argumenten gaan eerst in op de locatie Tilburg en vervolgens op de locatie in Sittard. • Het gebouw van de Fontys Sporthogeschool locatie Tilburg bestaat uit een praktijkvleugel en een theorievleugel. Deze twee vleugels worden verbonden door de hoofdingang en de kantine. • De praktijkvleugel bestaat uit drie gymzalen. De inrichting daarvan wordt up to date gehouden, hierbij wordt rekening gehouden met verschillende aanbieders van producten, zodat studenten om kunnen gaan met het gevarieerde aanbod van de markt.
38/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
•
• •
•
• •
•
•
•
•
Er is een voldoende grote gymzaal met tribune aanwezig. Deze kan tevens gebruikt worden voor diploma-uitreikingen, studiedagen, etcetera. Ook is er een zwembad aanwezig met diverse toepassingen voor onderwijssituaties. Aansluitend aan deze ruimten zijn er ruim voldoende douche- en wasruimten. Direct buiten het gebouw bevinden zich twee basketbalvelden en twee tafeltennistafels. De theorievleugel bestaat uit vier verdiepingen met diverse ruimten. Een mediatheek, een collegezaal, vier standaard lokalen, twee grotere werklokalen, de administratie en enkele kleinere overlegruimten. Tussen de beide vleugels in het gebouw zijn de twee ‘overblijfruimten’ gesitueerd waar de studenten en de medewerkers kunnen lunchen of iets kunnen drinken. Boven de kantine bevindt zich de werkruimte voor medewerkers, bestaande uit flexplekken. Het panel vindt de werkruimte voor de medewerkers beperkt, deze constatering wordt in gesprek met de docenten bevestigd. Buiten het terrein van Fontys Sporthogeschool bevindt zich het gemeentelijke sportgebied ‘Stappegoor’. Van diverse accommodaties in dit gebied wordt door Fontys Sporthogeschool gebruik gemaakt. Het gaat onder andere om de gemeentelijke sporthal, de atletiekbaan, de voetbalvelden, de kunstgrasvelden en de klimhal (particulier). Buiten dit sportgebied maakt Fontys Sporthogeschool regelmatig gebruik van de schaatsbanen in Eindhoven en Breda, van de squashbanen in Tilburg en van het fitnesscentrum op de universiteit van Tilburg. Theorietentamens/kennistoetsen worden meestal afgenomen in de gemeentelijke sporthal in de nabijheid van het gebouw. De Fontys Sporthogeschool heeft een bouwcommissie ingesteld, waarvan de leden het onderhoud, de ontwikkelingen, de functionaliteit, de veiligheid, de voortgang en de toekomst van het gebouw bespreken. Momenteel wordt er onder meer gesproken over een nieuwbouw op het terrein, waardoor het docententeam ook meer ruimte zou krijgen. Om ‘webenabled’ te kunnen studeren, zijn voldoende ict-voorzieningen aanwezig zoals computers, randapparatuur en een intern netwerk. In het gebouw is een moderne mediatheek aanwezig van waaruit webenabled leren kan worden aangestuurd. Een wireless network is onlangs aangebracht. De Fontys Sporthogeschool heeft een commissie die toeziet op aard en omvang van de aangeboden media en op de omvang en toegankelijkheid van de mediatheek en de overige werkplekken. De commissie ziet toe op het gebruik van het aanbod in de mediatheek en de voorzieningen, entameert investeringen en werkt plannen uit. Het panel heeft de beschikbare bronnen in de mediatheek bekeken en vindt de literatuur beroepsgericht en actueel. De hoeveelheid internationale literatuur acht het panel net voldoende. De locatie in Sittard is gevestigd aan de Mgr. Claessensstraat. Het concept van het gebouw is gebaseerd op de idealen van de ‘learning community’. Het open karakter van het gebouw biedt studenten en medewerkers mogelijkheden voor interactie, samenwerking en ontmoeting. Het onderwijs vindt plaats in seminars, specifieke praktijklokalen, auditorium, openleerplekken en PGO-ruimten. Het grootste gedeelte van de bewegingsactiviteiten vindt plaats in de ‘stadssporthal’, waarvan de opleiding hoofdgebruiker is. De opleiding heeft
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
39/75
•
•
•
•
•
verder vastgelegd dat gebruik gemaakt kan worden van een aantal externe sportaccommodaties, zoals een zwembad, een atletiekbaan, buitenvelden, fitnesscentra en sportzalen. Ook buiten Sittard worden accommodaties gehuurd voor speciale bewegingsactiviteiten zoals schaatsen, klimmen, outdooractiviteiten en golf. De medewerkers van locatie Sittard kunnen gebruik maken van de flexibele werkruimtes, de concentratiewerkplekken en de vergaderlokalen. Er zijn meerdere aansluitpunten voor laptops waardoor de opleiding de flexibiliteit van de medewerkers zo groot mogelijk maakt. De studenten werken met digitale portfolio’s, met n@tschool en met multimediatoepassingen voor het realiseren van opdrachten. Studenten zijn over het algemeen positief over de hiervoor aangeboden computerfaciliteiten, zo blijkt uit de Fontys Studenten enquête 2006. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel ook een rondleiding gekregen in het gebouw in Tilburg. Het panel heeft vastgesteld dat de kwaliteit en de diversiteit van de voorzieningen goed is. Het is het panel tijdens de rondleiding en de visitatiegesprekken echter niet ontgaan dat op het vlak van de kwantiteit van de voorzieningen enige maatregelen zich opdringen. Het betreft hierbij uitbreiding van het aantal studie- en oefenplekken voor studenten en het aantal werkplekken voor docenten. Het panel heeft vastgesteld dat de Fontys Sporthogeschool een traject met concrete plannen heeft uitgezet om het gebouw aan te passen. Tevens zijn er plannen voor nieuwbouw. Het panel heeft inzicht gehad in evaluatieresultaten van studenten die het propedeusejaar in Sittard volgen. Hier komt een positief beeld naar voren dat bevestigd werd tijdens het visitatiebezoek. Het panel is van mening dat over het geheel genomen de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren. Het panel heeft enkele knelpunten geconstateerd die betrekking hebben op de kwantiteit van de voorzieningen. Het panel is positief over de eerste initiatieven om dit aspect op korte en lange termijn te verbeteren. Op basis van bovenstaande constateringen en overwegingen komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
vt: Voldoende dt: Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Binnen de opleiding kent de studiebegeleiding de volgende facetten: studieloopbaanbegeleiding, begeleiding tijdens lessen en practica en begeleiding bij stages en afstuderen.
40/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
•
•
•
•
Binnen de studieloopbaanbegeleiding (SLB) is de ontwikkeling van de arbeidsidentiteit het centrale thema. De voortgang in de ontwikkeling van de student wordt vastgelegd in een POP. In het POP worden de leerdoelen en de activiteiten (PAP) om die leerdoelen te realiseren beschreven. De studieloopbaanbegeleiding richt zich in de propedeusefase op de ontwikkelingsfase waarin de student zit en het daarbij behorende keuzeproces: oriëntatie op de propedeusefase, sturen van leer- en loopbaanproces, maken van een aantal studiekeuzes en het voorbereiden op assessments. Na de propedeuse is de studieloopbaanbegeleiding in essentie hetzelfde. Middels het SLB-traject en het instrument portfolio wordt er een brug geslagen tussen de competenties en het onderwijsprogramma. Voor de verschillende stages, die de studenten gedurende de studieloopbaan binnen de Fontys Sporthogeschool volgen, zijn verschillende stagebegeleidingsvormen ingesteld. In het eerste jaar krijgen studenten directe stagebegeleiding op de stageschool; drie keer komt de stagebegeleider van de opleiding vooraf aangekondigd op bezoek om tussentijdse feedback te geven aan de student over zijn competentieontwikkeling. Daarnaast wordt er indirect op het instituut begeleid, door beschikbaar te zijn op aanvraag van de student. In het tweede en derde jaar is krijgt de student één uur per week begeleiding middels het supervisiegesprek, hierbij wordt gereflecteerd op de persoonlijke leerdoelen. Tijdens de stage worden studenten minimaal één keer bezocht door een docent. Tijdens dit bezoek wordt de stageles geobserveerd en de stagewerkmap bekeken. In het vierde jaar, tijdens de afstudeerstage, speelt de schoolpracticumdocent (leraar van de stageschool) een belangrijke rol. Minimaal één uur per week wordt besteed aan een intervisiegesprek om de stagiair te begeleiden. Hiervoor krijgt de schoolpracticumdocent een format, ‘Supervisiegesprek’, vanuit de opleiding aangereikt. Daarnaast zijn er twee terugkombijeenkomsten door de FSH georganiseerd, de eerste op de opzet van de stage te bespreken en een bijeenkomst na beëindigen van de stage om de vele aspecten van de totale stage kritisch te evalueren. Tijdens de afstudeerstage heeft de student op verschillende momenten contact met de FSHstagedocent die de taak heeft als procesbewaker te fungeren. De FSH-docent brengt minimaal één bezoek aan de stageschool. In gesprek met het panel geven de voltijdstudenten aan dat zij tevreden zijn over de studieloopbaanbegeleiding. Zij waarderen de kennis van de begeleiders en zijn tevreden over de frequentie van de bijeenkomsten. Via de Portal en N@tschool zijn verschillende bronnen 24 uur per dag beschikbaar. Op de Portal is de volgende informatie te vinden: onderwijs- en examenregelingen, stage- en afstudeerreglementen, studie-, toets- en docentenroosters, informatie vanuit de Medezeggenschapsraad, Opleidingscommissie en Examencommissie. De studieresultaten worden geregistreerd in het studievoortgangssysteem Progress/ People soft, die ook bereikbaar is via de Portal. Op N@tschool worden studiehandleiding en studiematerialen aangeboden en het digitale portfolio. Studenten zijn over het algemeen redelijk tevreden over de informatievoorziening. Zowel de elektronische leeromgeving als het intranet scoren een 3,3 op een vijfpuntsschaal.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
41/75
Deeltijd • Binnen de deeltijdopleiding werd de studieloopbaanbegeleiding vormgegeven binnen de hoorcolleges en begeleidingsbijeenkomsten, tezamen vier uur per kwartaal. In het visitatiegesprek met de deeltijdstudenten constateerde het panel dat de deeltijdstudenten die begeleiding niet als zodanig hebben ervaren. Uit enquête- gegevens bleek dat deeltijdstudenten hun tevredenheid over begeleiding in een breder perspectief ook niet positief beoordeelden. De opleiding geeft aan dat de evaluatieresultaten van voorafgaande jaren op dit punt positiever zijn. • Inmiddels heeft de opleiding een aantal verbeteringen doorgevoerd. Allereerst is er nu ook voor de deeltijdstudenten een heldere en toegankelijke handleiding: Studieloopbaanbegeleiding (SLB) Fontys Sporthogeschool LO 2008-2009. Verder zijn er – blijkens een rooster dat het panel heeft gezien – structureel 2 uur per week ingeroosterd voor de studieloopbaanbegeleiding. Daarnaast maakt de SLB blijkens de studiehandleidingen integraal onderdeel uit van de leerarrangementen AHW . . ., bijvoorbeeld via intervisiebijeenkomsten. Het panel heeft een aantal evaluaties van leerarrangementen na september 2008 gezien waaruit blijkt dat studenten tevreden zijn over de studieloopbaanbegeleider en de studieloopbaanbegeleiding (intervisie, supervisie, informatiebijeenkomsten). Scores liggen voor de meeste items boven de 3.0. Dat geldt ook voor de inhoudelijke begeleiding door docenten. Docenten scoren gemiddeld 7 tot 8 op een tienpuntsschaal. • Uit evaluatieresultaten die beschikbaar waren ten tijde van de visitatie bleek dat deeltijdstudenten ontevreden waren over de kwaliteit van de informatievoorziening. Zo gaven zij aan dat roosters te laat bekend werden gemaakt, informatie over stages beperkt aanwezig was en informatie rond en met betrekking tot (de organisatie van) toetsing zeer beperkt was. Ook op dit punt heeft de opleiding maatregelen genomen met een positief resultaat. De informatie op de hier genoemde onderdelen is uitgebreid en aangescherpt. Uit evaluatieresultaten (november 2008) blijkt dat eerstejaarsstudenten tevreden zijn over de studenten-portal en de informatie over lesrooster, wijzigingen daarvan en de stage. Ook hier scores van 3.0 of hoger. Tweedejaars studenten waarderen de informatievoorziening (onder meer over de stages) via de portal en N@tschool. Over de toetsing (organisatie, toetsvormen en beoordelingscriteria) worden de studenten geïnformeerd via de studieloopbaanbegeleider, de studiehandleiding en de portal. • Hoewel het panel constateert dat er op het moment van visitatie klachten waren vanuit de deeltijdstudenten met betrekking tot studiebegeleiding en informatievoorziening, constateert het panel tevens dat er op dit punt aantoonbare verbeteringen zijn aangebracht die, blijkens de meest recente evaluatieresultaten, ook tot een positieve waardering van studenten hebben geleid. Het panel komt daarom tot het oordeel voldoende op dit facet
42/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
vt: Goed dt: Goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Fontys Sporthogeschool (FSH) beschikt over een stuurgroep kwaliteitszorg die bestaat uit de directeur, de adjunct-directeur, en de coördinator kwaliteitszorg. Deze stuurgroep komt één keer per maand bijeen om het kwaliteitsbeleid, het functioneren van het kwaliteitszorgsysteem en het integraal verbeterplan te bespreken. • Vanaf oktober 2006 beschikt FSH over een kwaliteitskring per Resultaat Verantwoordelijk Team (RVT). Een kwaliteitskring bestaat uit studenten, docenten en een RVT-lid, dat belast is met kwaliteitszorg. De kwaliteitskring evalueert het lopende onderwijs met de studenten en stelt waar nodig verbeteracties voor aan de teamleider of aan de curriculumgroep. De voorzitters van de kwaliteitkringen van de verschillende teams en de kwaliteitsmedewerkers zijn vertegenwoordigd in een kwaliteitsteam FSH. Dit team komt één keer per kwartaal bijeen, om de uitvoering van de kwaliteitszorg in de organisatie te bespreken en eventueel bij te sturen. • De kwaliteitscoördinator wordt ondersteund door de kwaliteitsmedewerkers die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de evaluatierapporten en de communicatie daarover. Vervolgens worden alle van belang zijnde documenten van het kwaliteitszorgsysteem gearchiveerd op intranet (Portal). De kwaliteitscoördinator onderhoudt de contacten met het Facilitair Bedrijf van Fontys (met name het Team Kwaliteitszorg) en is verantwoordelijk voor de vorm en inhoud van het kwaliteitszorgsysteem. • Alle modulen en leerarrangementen (inclusief stages) worden geëvalueerd door de kwaliteitsmedewerker en besproken in de kwaliteitskringen en besproken met de teams. Indien nodig is kwaliteitszorg periodiek een agendapunt op de verschillende teamvergaderingen. De teamleiders evalueren per jaar het gegeven onderwijs met de teamleden en stellen waar nodig het onderwijs bij. • Om tot gericht verbeterbeleid te komen met betrekking tot het onderwijs, werkt de opleiding tevens met twee interne FSH-cycli. De kleine kwaliteitscyclus vindt per onderwijsblok plaats. Studenten vullen in de laatste fase van ieder blok een evaluatie in. Daarvoor heeft de opleiding een eigen evaluatieformulier ontwikkeld. Te weten een periode-evaluatie voor de hoofdfase en een leerarrangementenevaluatie voor de propedeuse. De kwantitatieve en kwalitatieve scores van deze enquête worden vanaf september 2006 vervolgens aan de orde gesteld tijdens een kwaliteitskringbijeenkomst, waarin de voorzitter van de kwaliteitskring overlegt met een vertegenwoordiging van de studenten, die het leerarrangement of de module gevolgd hebben. Deze bijeenkomsten leiden uiteindelijk tot een verbeterplan voor ieder leerarrangement, iedere module en de
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
43/75
•
•
•
(competentie)toetsing. De grote kwaliteitscyclus vindt vanaf studiejaar 2006-2007 plaats en wordt ook wel de validatiecyclus genoemd. Validatie wordt vormgegeven als audit en vindt drie- tot vierjaarlijks plaats. De auditgroep gaat na in hoeverre de werkelijkheid van het ontwikkelde onderwijs in de opleiding strookt met de beoogde werkelijkheid van het opleidingsprofiel. De voorzitter van de curriculumgroep maakt op basis van een auditverslag jaarlijks (schriftelijk) afspraken met de teamleiders over de resultaten en het tempo van de implementatie van de verbeteringen. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport een schema opgenomen waarin de kwaliteitszorg is uitgewerkt naar evaluaties. Intern wordt er binnen de FSH gebruik gemaakt van onder andere starktbekwaamhedenonderzoek (driejaarlijks), portfolioanalyse personeel (driejaarlijks), onderwijsevaluaties (per onderwijsblok), toetsanalyse (per semester), exitonderzoek (continu), stage-evaluatie student (jaarlijks) en functioneren onderwijsteams (tweejaarlijks). Het panel heeft voor onderwijsevaluaties die gebruik maken van een vijfpuntsschaal de streefnorm van 3,2 aangetroffen. De opleiding is voornemens te werken aan het aanscherpen van de meetinstrumenten door het formuleren van kwalitatieve meetcriteria, normen en prestatie-indicatoren. Het panel heeft vastgesteld dat het onderwijs dat wordt verzorgd periodiek wordt geëvalueerd, mede aan de hand van (een beperkte set van) toetsbare streefdoelen.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
vt: Goed dt: Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Door de kwaliteitscoördinator, het managementteam en de teamleiders wordt jaarlijks een Integraal verbeterplan opgesteld op basis van de integrale analyse en de verbeteracties van de teams. Op basis van deze gesprekken wordt aan elke verbeteractie een verantwoordelijke gekoppeld en een deadline voor de uitvoering. De voorzitter van de kwaliteitskring monitort de uitvoering van verbeteracties en het al dan niet halen van de deadline, maar de eindverantwoordelijkheid ligt bij de teamleiders. Verbeterplannen die het onderwijs als geheel betreffen, worden bij de curriculumgroep neergelegd. Deze groep doet onderzoek naar de mogelijkheden om het probleem aan te pakken. Specifieke verbeteracties uit onderwijsevaluaties en (afstudeer)stage-evaluaties worden besproken in het teamoverleg en de evaluatieresultaten van de externe Fontys Studentenenquête worden behandeld in de opleidingscommissie. • De opleiding geeft in haar zelfevaluatierapport een voorbeeld van een verbeterpunt. Studenten hadden aangegeven dat de spreiding van de studielast beter kan. Inmiddels heeft de opleiding binnen een aantal leerarrangementen in de propedeuse en het derde jaar verschuivingen doorgevoerd en worden modulen in het vierde leerjaar twee keer per jaar aangeboden.
44/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
• •
•
•
De kwaliteitsmedewerker evalueert of een doorgevoerde verbeteractie bij een volgende procesgang daadwerkelijk geleid heeft tot het voldoen aan de norm. De opleiding heeft vanaf de vorige visitaties haar belangrijkste verbeteracties vastgelegd in het document ´Overzicht verbeteractiviteiten 2002-2007’. Hierin heeft de opleiding per facet aangegeven hoe zij verbeteringen heeft doorgevoerd. Zo heeft de opleiding ervoor gezorgd dat toegepast onderzoek een sterke verankering heeft gekregen in het curriculum van de voltijdopleiding. Voor studenten die in 2006-2007 met hun studie zijn begonnen, wordt al vanaf het eerste jaar aandacht besteed aan toegepast onderzoek. Studenten zijn ontevreden over het feit dat ze enerzijds meewerken aan interviews en evaluaties, maar anderzijds weinig zicht hebben op wat er met de resultaten gebeurt. Die onvrede blijkt uit de lage waardering in de Fontys Studentenenquête 2006 (score 2,0 op 5-puntsschaal) op het item 'terughoren wat met evaluaties is gedaan'. Daar staat tegenover dat studenten uit de kwaliteitskringen tevreden zijn over de manier waarop teams maatregelen nemen om verbeteracties te realiseren en hoe zij deze verbeteracties communiceren met de studenten. De opleiding realiseert zich dat zij de terugkoppeling van evaluatieresultaten en verbeteracties beter naar alle studenten moet organiseren. Het panel constateert dat de opleiding is gestart met het verbeteren van dit punt. Het panel heeft kennisgenomen van de discussie die ten tijde van de visitatie gaande was omtrent de deeltijdopleiding. De discussie is vastgelegd in het visiedocument Opleidingsprogramma Deeltijd LO (2008). Hierin is onder meer het raamwerk van het deeltijdonderwijs beschreven en een tijdsplanning voor verdere ontwikkeling vastgelegd. Tevens heeft het panel inzage gehad in elf verbeteractiviteiten met betrekking tot de deeltijdse opleiding. In de ogen van het panel toont de opleiding hiermee aan dat er sprake is van een gesloten kwaliteitscyclus en dat de opleiding in staat is (op basis van evaluatieresultaten) verbeterbeleid te formuleren. De uitkomsten van het visiedocument en de effecten van de verbeteractiviteiten moeten nog zichtbaar worden.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
vt: voldoende dt: voldoende
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding betrekt haar medewerkers bij de kwaliteitszorg door personeelenquêtes en opleidingsenquêtes af te nemen en door de resultaten hiervan te bespreken in het teamoverleg. Verder functioneren medewerkers in de kwaliteitskringen, de opleidingscommissie (OC) en de instituutsmedezeggenschapsraad en worden ze betrokken bij verbeteracties. De opleiding organiseert studiedagen voor haar medewerkers over kwaliteitsonderwerpen. Uit de opleidingsenquête komt naar voren dat de medewerkers graag meer betrokken zouden worden bij de kwaliteitszorg, zo staat in het zelfevaluatierapport geschreven.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
45/75
•
•
•
•
In de zojuist genoemde kwaliteitskringen functioneren ook studenten. Daarin worden onder meer de resultaten van de, door studenten ingevulde, onderwijsevaluaties en enquêtes besproken. De opleidingscommissie (OC), waarin studenten participeren, heeft vier keer per jaar overleg, afhankelijk van het onderwerp met verschillende gremia, zoals het opleidingsmanagement, de voorzitter van de curriculumgroep, de roostermaker en de lector. Studenten worden tevens betrokken bij de interne audits en bij de exitgesprekken. Iedere student kan bij de examencommissie klachten over het onderwijs kenbaar maken. Studenten zijn over het algemeen tevreden over mogelijkheden die worden geboden tot inspraak. Zoals eerder omschreven (zie 5.2) is het terugkoppelen van verbeteracties naar de studenten een verbeterpunt. Het beroeps – en opleidingsprofiel voor zowel de voltijd – als deeltijdopleiding is gevalideerd door een klankbordgroep, bestaande uit een afvaardiging uit het werkveld. Bij het opstellen van het nieuwe curriculum en de competentieprofielen is de Raad van Advies om haar oordeel gevraagd. Het werkveld wordt ook betrokken door stagebegeleiders te betrekken bij de beoordeling van de stagiairs. Alumni worden bij de opleiding betrokken via de alumnivereniging en het startbekwaamheidsonderzoek. De afgestudeerden die het panel heeft gesproken geven aan dat het alumnibeleid nog in de kinderschoenen staat. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel geconstateerd dat de kwaliteit van de stagescholen nauwelijks gemeten wordt. Het is gebleken dat dit voornamelijk komt door schaarste wat betreft de stagescholen. Het panel heeft vastgesteld dat de verschillende stakeholders van de opleiding op een adequate en systematische wijze betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
vt: Goed dt: Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De afstudeerfase bestaat uit drie onderdelen: afstudeerstage, project en scriptie. Deze drie onderdelen omvatten verschillende typen taken van een leraar lichamelijke opvoeding. • In de afstudeerstage lopen studenten stage op een school. Zij moeten binnen die school taken en opdrachten uitvoeren op microniveau (het geven van lessen), maar ook op mesoniveau (het uitvoeren van taken die een docent uitvoert naast zijn lestaak, zoals het bijwonen van vergaderingen, het uitvoeren van bredere schooltaken, et cetera.) en voor zover mogelijk op macroniveau. Om ervoor te zorgen dat een student tijdens de stage
46/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
•
•
• •
•
•
alle relevante taken kan uitvoeren, zijn er criteria geformuleerd waaraan de stageplaats moet voldoen. Bij de beoordeling van de afstudeerstage speelt het werkveld een cruciale rol. De begeleidende docent van de stageschool beoordeelt de student. Hij gebruikt hiervoor een beoordelingsformulier met prestatie-indicatoren dat door de opleiding is verstrekt. Op dit formulier heeft de begeleider ook ruimte om de beoordeling van de leerdoelen van de student toe te lichten. Een docent van Fontys Sporthogeschool bepaalt uiteindelijk de uitslag van de stage. Hij bepaalt deze uitslag op grond van de beoordeling van de stagebegeleider van de stageschool, reflecties van de student en observaties die hij zelf heeft gedaan. In de scriptie moet de student een onderwerp dat gerelateerd is aan het beroep verder uitdiepen, aan de hand van literatuurstudie, eenvoudig toegepast onderzoek en een praktijkproduct. Hiervoor moet hij zelf een onderzoek uitvoeren. Het niveau van de scriptie wordt bewaakt door steekproefsgewijs gecommitteerden bij de beoordeling te betrekken. De beoordeling vindt plaats aan de hand van een beoordelingsformulier met beoordelingscriteria voor het theoriedeel, het onderzoeksdeel en het praktijkdeel. Binnen het onderdeel project moeten studenten zelf een project opzetten en uitvoeren. Het project dient gerelateerd te zijn aan lichamelijke opvoeding. Om de drie jaar wordt er een startbekwaamhedenonderzoek afgenomen onder alumni en hun werkgevers. Dit onderzoek richt zich op dertig domeinspecifieke startbekwaamheden en op de tien generieke hbo-kwalificaties. Werkgevers en alumni worden onder andere bevraagd op de mate waarin alumni de gespecificeerde bekwaamheden beheersen, de functies die alumni bekleden en of zij op hbo-niveau werkzaam zijn. In het meest recente onderzoek (2006) geven werkgevers aan dat alumni alle domeinspecifieke startbekwaamheden voldoende beheersen. Alumni vinden dat zij achtentwintig van de dertig startbekwaamheden voldoende beheersen. Zij vinden dat zij het ‘ontwikkelen van beleidsplannen’ en ‘vergadertechnieken’ onvoldoende beheersen, maar geven daarbij tegelijkertijd aan dat zij die niet zo relevant vinden. Zowel de werkgevers als de alumni zijn van mening dat de alumni de tien generieke hbo-kernkwalificaties beheersen. Daarnaast wordt elk jaar aan de stagebegeleiders van de stagescholen gevraagd of de vierdejaars studenten, die zij begeleiden, voldoen aan het hbo-niveau en of zij de taken van een beginnende beroepsbeoefenaar kunnen uitvoeren. Hieruit blijkt dat stagebegeleiders van mening zijn dat studenten tijdens hun afstudeerstage zeer goed in staat zijn om zelfstandig taken uit te voeren en te functioneren als beginnende beroepsbeoefenaar. Ook vinden zij dat het niveau van de student in hoge mate gerealiseerd is. Tijdens het visitatiebezoek werden deze bevindingen bevestigd. Het panel heeft tien afstudeerscripties bestudeerd. Het niveau van deze scripties was over de gehele linie voldoende. Het panel waardeert het theoretisch kader dat in elke scriptie standaard is terug te vinden. De scripties worden gekenmerkt door een onderwerp dat gerelateerd is aan het beroep. Dit wordt verder uitgediept, aan de hand van literatuurstudie, een eenvoudig toegepast onderzoek en een praktijkproduct. Het panel heeft geconstateerd dat de beoordeling van de scripties overeenkomt met het oordeel van het panel.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
47/75
•
Het panel is van mening dat het gerealiseerde niveau van de afgestudeerden in overeenstemming is met de geformuleerde eindkwalificaties. De afstudeerfase kan beschouwd worden als een integratieve eindtoets, waarbij studenten de verschillende taken van een leraar LO moeten uitvoeren.
Deeltijd • De afstudeerfase van de deeltijdse variant werd tot voor kort afgerond met een stageverslag van 6 EC. Hierin vond een reflectie van de BO/VO stage plaats vanuit alle vakgroepen. Het panel heeft een aantal verslagen bestudeerd en heeft vastgesteld dat het niveau van de werkstukken niet altijd goed was. Het niveau van reflecteren voldeed in veel gevallen niet aan het verwachte niveau. Bovendien was de afstudeerfase in de genoemde vorm in beperkte mate een integratieve eindtoets, waarbij de geformuleerde eindkwalificaties aan bod komen. Inmiddels heeft de opleiding het afstudeertraject van de deeltijd aangepast. Net als bij de voltijdopleiding is er sprake van een integratieve eindtoets bestaande uit een afstudeerstage en een scriptie. Het afstudeertraject wordt nu afgesloten met een competentie-examen op niveau C. Procedures en beoordeling zijn dezelfde als bij de voltijdopleiding. Formeel is het afstudeertraject beschreven en vastgelegd in de documenten Leerarrangement Onderzoek en Afstuderen (2007) en het Leerarrangement Afstudeerstage (2008). Het panel vindt het door de FSH-lector neergelegde visiedocument 'Onderzoek in de bacheloropleidingen van FSH' een goede basis voor de ontwikkeling van bevredigende afstudeerproducten. In een zogenoemd KLOTS-schema van het C-niveau, waarin een relatie wordt gelegd tussen de competenties, doelstellingen, inhouden en toetsing van de leerarrangementen, heeft de opleiding zichtbaar gemaakt op welk niveau er in de eindfase van de studie wordt gewerkt. Daarin speelt de (toegepaste) onderzoekscomponent een belangrijke rol. • Gezien het feit dat de eerste afstudeerproducten(scripties) op basis van de nieuwe opzet (cohort 2007/2008) pas in december 2009 opgeleverd zullen worden, kan het panel op grond daarvan nog geen uitspraken doen. Wel heeft het panel de beschikking gekregen over een dertiental tussenproducten op B-en C-niveau plus beoordelingen. Bij de producten op C-niveau gaat het om een opzet voor een actieonderzoek ter voorbereiding op de afstudeerfase. Het panel vindt de kwaliteit van de aangeleverde beroepsproducten voldoende. Wel zou de verantwoording van de gebruikte literatuur explicieter moeten zijn. Wat betreft de afstudeertussenproducten geldt dat de onderzoeksthema’s relevant zijn voor de beroepspraktijk. De literatuurstudies, die reeds verricht zijn, zijn in meerderheid van een voldoende niveau. De probleem- en vraagstelling zou in een aantal gevallen beter kunnen, maar daar wijzen de docenten in hun feedback ook op. Dat laatste geldt ook voor het adequaat ‘meten’ van de resultaten wat nog niet in alle onderzoeksopzetten even helder wordt beschreven. Aan de onderszoeksopzet en -uitvoering kan dus nog wat verbeterd worden, maar daar hebben de studenten nog een heel jaar voor. Het panel vond de beoordelingen respectievelijk feedback en de beoordelingscriteria adequaat. • De opleiding heeft inmiddels onder alumni die tussen 2003 en 2007 zijn afgestudeerd en onder hun werkgevers een startbekwaamhedenonderzoek uitgevoerd: Resultaten startbekwaamheden 2008 (dec. 2008). De gehanteerde methode bestond uit diepteinterviews bij een populatie die nog binnen het oude curriculum is opgeleid. Uit het onderzoek komt naar voren dat 89% van de afgestudeerden werkzaam is in het
48/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
•
onderwijs; 72% daarvan is werkzaam als docent. Het overgrote deel werkt in het voortgezet onderwijs. Honderd procent van de ondervraagden geeft aan te werken op hbo-niveau. De opleiding wordt zowel door alumni als werkgevers adequaat gevonden. Werkgevers zijn van mening dat zowel de startbekwaamheden als de 10 generieke kernkwalificaties voldoende beheerst worden. Alumni zijn dat ook van mening, maar geven aan dat ten aanzien van een aantal startbekwaamheden en generieke kwalificaties aanpassingen in het programma nodig zijn. Die aanpassingen zijn in het nieuwe curriculum doorgevoerd. Zo is bijvoorbeeld aanpassing van de bekwaamheid ‘begeleiden’ geconcretiseerd in de leerarrangementen ‘Leerlingbegeleiding’ en ‘LO en speciale zorg’. Hoewel het panel zijn oordeel nog niet kan baseren op concrete eindproducten van het vernieuwde curriculum, heeft het voldoende indicaties om er vertrouwen in te hebben dat studenten van de deeltijdopleiding op hbo-niveau zullen afstuderen. Het panel baseert zich daarbij op het feit dat het programma en het afstudeertraject nu conform die van de voltijdopleiding zijn vormgegeven. Er is geen reden om aan te nemen dat deeltijdstudenten binnen een dergelijke opzet minder zouden presteren. Daarnaast heeft het panel een positieve indruk gekregen van de tussenproducten die zij heeft bekeken. Tenslotte baseert ze zich op de uitkomsten van het startbekwaamhedenonderzoek die zonder meer positief zijn. Het panel komt tot het oordeel voldoende op dit facet.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
vt: Voldoende dt: Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Er zijn streefcijfers geformuleerd voor het onderwijsrendement. Deze zijn: Streefcijfers voltijd Gemiddelde studieduur geslaagden Percentage geslaagden Percentage studiestakers
• •
Afstudeerders 4, 5 jaar 75% na 5 jaar of meer 25%
Studiestakers 1 jaar 22% na 1 jaar 3% na 2 jaar 0% na 3 jaar of >
De opleiding streeft naar een beperking van uitval door een goede oriëntatie, begeleiding, verwijzing, selectie in het eerste studiejaar en een (bindend) studieadvies. Het beleid is vastgelegd in het managementcontract dat de directeur ieder jaar afsluit met de Raad van Bestuur van Fontys Hogescholen. Dat contract wordt periodiek geëvalueerd via managementrapportages. Bij de invulling daarvan zijn het managementteam en de teamleiders betrokken. De gerealiseerde rendementscijfers worden door Fontys Hogescholen geleverd uit de systemen ‘Peoplesoft-S’ en uit ‘Progress’.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
49/75
•
•
• •
In het ZER worden enkele kengetallen gepresenteerd. Hieruit blijkt dat het streefcijfer gemiddelde studieduur over alle cohorten gehaald wordt (tussen 3,7 en 4,0). De gemiddelde studieduur van studiestaker wordt niet gehaald en ligt gemiddeld op 1,3 jaar. Het streefcijfer wat betreft het percentage geslaagden wordt niet gehaald en daarmee ook het percentage studiestakers. Aangezien de deeltijdstudenten voor langere tijd waren ingeschreven als voltijdstudenten, is er beperkt zicht op de rendementen. Bij de deeltijd variant zijn de slagingspercentages hoog. Het gemiddelde voor zes cohorten ligt op 94%, waarbij voor twee cohorten zelfs een slagingspercentage van 100% geldt. Er worden activiteiten ontplooid om het rendement te verbeteren. Deze liggen met name in de sfeer van de toename van intensiteit van de studieloopbaanbegeleiding. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding streefcijfers voor de verblijfsduur en rendementen heeft opgesteld die in de ogen van het panel realistisch zijn. Het panel heeft geconstateerd dat de streefcijfers die de opleiding heeft opgesteld nog niet allemaal gehaald worden. Het panel heeft ook geconstateerd dat de hogeschool eveneens van mening is dat de rendementen verbeterd moeten worden en dat zij verschillende maatregelen heeft genomen om die verbetering te realiseren. De opleiding onderneemt in de sfeer van studiebegeleiding, inrichting van het onderwijs en voorlichting het nodige om de geschikte en gemotiveerde student binnen een redelijke periode zijn diploma te doen behalen. Daarbij is het onderwijsrendement al jaren achtereen gemiddeld in vergelijking tot andere lerarenopleidingen. Het panel beoordeelt dit facet met een voldoende.
50/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
51/75
Bijlage 1:
52/75
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
53/75
54/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
55/75
56/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
57/75
58/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
59/75
60/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA De heer drs. J.H. Boerke
Panellid: De heer drs. B. Brouwer
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw M.C. Peters
Panellid: De heer dr. H. Stegeman
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
Panellid NQA: De heer P. van Achteren
Deskundigheden panelleden
Panellid NQA: De heer drs. R.V. van der Dussen
Bijlage 2:
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Panellid de heer dr. H. Stegeman De heer Stegeman is ingezet als panellid vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van bewegingsonderwijs en sport, zijn onderwijsdeskundigheid, zijn auditdeskundigheid en zijn bestuurlijke ervaring. De heer Stegeman heeft ervaring als lid van een visitatiecommissie en lid van een auditteam, daarnaast heeft hij ervaring als leraar lichamelijke opvoeding en als docent in het hoger beroepsonderwijs. Ook is hij afgestudeerd als pedagoog/onderwijskundige. De heer Stegeman heeft uit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek en is voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1958 - 1963 1963 - 1967 1968 - 1973 1987 - 1988 1990 - 1991 2000
HBS-B (Meppel) Opleiding tot leraar lichamelijke opvoeding (ALO-Groningen) Pedagogiek/Onderwijskunde (Universiteit Utrecht) Leergang voor managers (MOC Driebergen) Journalistiek voor Academici (School voor de Journalistiek Utrecht) Promotie tot doctor in de sociale wetenschappen (Universiteit Utrecht)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
61/75
Werkervaring: 1968 – 1974 1974 – 1986 1985 – 1986 1986 – 1987 1987 – 1989 1989 – 2002 2002 – heden 2003 – heden
Leraar lichamelijke opvoeding Wetenschappelijk medewerker Vrije Universiteit Opleidingsdocent hoger beroepsonderwijs Beleidsmedewerker ministerie (OCW) Hoofd universitaire dienst Beleidsmedewerker onderwijsvakorganisatie Programmacoördinator onderzoekscentrum Lector Hogeschool
Panellid de heer drs. B. Brouwer De heer Brouwer is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van lichamelijke opvoeding en bewegingswetenschappen en vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. Bovendien heeft de heer Brouwer heeft een zeer ruime onderwijservaring als docent Lichamelijke Opvoeding en als leerplanontwikkelaar bewegingsonderwijs en sport. De heer Brouwer heeft uit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is hij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1968 – 1974 1974 – 1978 1978 – 1989
Werkervaring 1979 – 1980 1980 – 1992 1990 – 2001 1992 – 2001 Vanaf 1983
VWO-B Sneek ALO Groningen Bewegingswetenschappen Vrije Universiteit Amsterdam (hoofdvak didactiek van de bewegingsagogiek)
Vakleerkracht LO Ds. Mansvelt basisschool Amsterdam Bos en Lommer Docent LO Augustinus College (brede SG) Amsterdam Zuidoost Kaderdocent LO APS Utrecht Docent bewegingsdidactiek ALO Groningen Leerplanontwikkelaar bewegingsonderwijs en sport VO SLO Enschede (eerst gedetacheerd één dag per week, vanaf 2001 als fulltime projectleider VO)
Panellid student mevrouw M.C. Peters Mevrouw Peters is ingezet als studentpanellid. Zij is in juni 2008 afgestudeerd aan de lerarenopleiding lichamelijke opvoeding van een andere hogeschool. Tijdens het laatste jaar van haar studie was zij counselor van eerstejaars studenten, lid van de kennismakingscommissie en heeft zij gedurende het schooljaar 2006 – 2007 deel uitgemaakt van het bestuur van de studentenvereniging. Mevrouw Peters is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Zij heeft studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen tot leraar lichamelijke opvoeding. Voor deze visitatie is mevrouw Peters aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1997 – 2003 2003 – 2008
62/75
VWO Lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Werkervaring: 2003 – 2008 2004 – 2007 2004 – 2007 2004 – 2005 2006 – 2007 2008 – heden
Diverse stages in B.O. en V.O. Coaching/training bij basketbalclub Werk bij fitnesscentrum op Windesheim Basketbaltrainingen verzorgen op Windesheim Bestuur studentenvereniging Docente Lo Thomas a Kempis College Zwolle
Panellid NQA de heer drs. R.V. van der Dussen De heer Van der Dussen is ingezet als NQA panellid. Hij heeft ervaring met onderwijs- en onderzoeksvisitaties in verschillende domeinen binnen het HO, zoals Rechtsgeleerdheid, Economie, Communicatiewetenschap en Criminologie. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege een ruime ervaring in visiteren en vanwege diverse cursussen gevolgd bij het Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden (IVLOS). Opleiding 1996 – 2003
Doctoraal Psychologie, specialisatie Organisatiepsychologie, Universiteit Utrecht
Cursussen 2004 2005 – 2006
Auditkwaliteit, IVLOS Onderwijskunde voor het Hoger Onderwijs, IVLOS
Werkervaring 1996 – 2004
Diverse betrekkingen en (afstudeer)stages binnen organisatieadviesbureaus omtrent kennismanagement 2004 Medewerker afdeling Kwaliteitszorg Vereniging van Universiteiten (VSNU) 2005 – heden Projectleider kwaliteitszorg wetenschappelijk onderwijs Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) 2007 – heden Vanuit QANU gedetacheerd bij Netherlands Quality Agency (NQA)
Panellid NQA de heer P. van Achteren BLL Panellid de heer Van Achteren heeft in 2006 de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Utrecht afgerond. Daarna heeft hij onderwijskunde en politicologie gestudeerd. Sinds 2008 is de heer Van Achteren werkzaam als junior auditor bij NQA. Hij heeft ervaring met verschillende visitaties in uiteenlopende sectoren van het hbo. Opleiding: 1995 – 1999 1999 – 2001 2001 – 2002 2002 – 2006 2006 – 2007 2006 – heden
Mavo, RSG Stad en Esch, Meppel Havo, profiel Economie en Maatschappij, RSG Stad en Esch, Meppel Management, Economie en Recht, Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle Sociaal Juridische Dienstverlening, Hogeschool Utrecht, Utrecht Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Politicologie, Politieke structuren en Processen, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
63/75
Werkervaring: 2008 – heden 2006 – 2007 2006 – 2007 2005 – 2007 2004 – 2005
NQA, junior auditor Docentenauditor ISBW opleidingen Studentpanellid NQA, visitaties 3 SJD-opleidingen Voorzitter opleidingscommissie SJD Stagiair beleidsmedewerker/publieksvoorlichter Tweede Kamerfractie D66.
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s Register. Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1989 – 1992 1992 – 1996 1987 – 1989 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) Nieuw Elan/De Baak VNO HBO-raad NQA
64/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
-
Roel Bakker (directeur) Petra de Bruyn (adjunct directeur) Hank Heuting (adjunct directeur ad interim) Mirjam Raanhuis (projectleiding accreditatie) Josefien Lansbergen (projectleiding accreditatie)
11.45 – 12.30 uur
Gesprek studenten
representatieve groep van 13 studenten, verspreid over studiejaren, varianten,locaties en vooropleiding
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
(visitatiepanel)
13.15 – 14.00
Gesprek docenten
representatieve groep van 12 docenten: verspreid over vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding/ stagebegeleiding), varianten etc. ZIE
14.00 – 14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
6 leden werkveldcie., stagebegeleiders, werkgevers 3 recent afgestudeerden
14.45 – 17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
65/75
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Titel Aanvraag lectoraat Aanvraag Master of Sports Beoordelingsformulier scriptie en afstudeerprotocol Beroepsprofiel en beroepscode Leraar Lichamelijke Opvoeding Bijstellingsdocument propedeuse College van gecommitteerden Competentieprofiel LO, (cohort voor 2006-2007 Contracterings- en beoordelingsgesprekken Deeltijd: koppeling moduledoelstellingen met de eindtermen Document eisen afstudeerstageplaats Eindtermen Deeltijd LO Evaluatierapporten schoolpracticumdocenten Exit onderzoek Fontys Biloba kadernotities Fontys Personeelsenquête Fontys studentenenquête 2006 Handleiding kwaliteitskring en verslagen kwaliteitskring en kwaliteitsteam Hoofdlijnen Major Sport ICT plan Inrichting Kenniskring Instroomprocedures Integraal verbeterplan Integrale analyse 2006 Inzet model en taakbelasting Kengetallen onderwijsrendement Keuzegids Hoger onderwijs 2006 – 2007 Klachtenregistratieformulier Kwaliteit vergt keuzes, Bijlagen Bestuurscharter Lerarenopleidingen september 2006 Kwaliteitsbeleid Kwaliteitshandboek Literatuurlijst Managementcontract 2007 en managementrapportage 2007 Mediatheek beleid Missie en Visie Fontys Hogescholen Missie FSH startdocument Revitalisering FSH 2006 Module Handleidingen en Module tableaus Nota Spannend en bindend OER DT 2006-2007 OER VT 2006 -2007 (propedeuse) OER VT en DT 2006- 2007 (exclusief propedeuse) Onderwijsevaluaties Onderzoek aanvullende eisen Opleidingscompetentieprofiel (cohort vanaf 2006-2007) Opleidingsenquête Opleidingskwalificaties ALODO
66/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Personeelsbeleidsplan, Professionaliseringsmatrix Plan huisvesting 2007 Plan interne communicatie 2007 Portfolio’s personeel/competentieprofielen medewerkers Projectplan Onderwijsinnovatie Biloba Fontys Sporthogeschool 2005-2006 Reglement en jaarverslag examencommissie Relatie tussen competenties en doelstellingen Startbekwaamhedenonderzoek 2006 Strategie Fontys Sporthogeschool Studenthandleiding SLB Bachelor of Education 06/07 Studenthandleiding SLB LO 06/07 Studiehandleiding competentie examen Studiehandleidingen Leerarrangementen Toetsbeleid en commissie Verbeteracties: stages, onderwijs en mentoren gesprekken Verslagen ALOCO Verslagen I3PE internationalisering Verslagen IMR Verslagen Klankbordgroep Verslagen opleidingscommissie Verslagen Raad van Advies Visitatierapport FSH (SBE) Voorlichting brochures VT en DT van voorlichtingsmaterialen Werkdruk onderzoek van Commit Werkwijze curriculum groep en verslagen Ziekteverzuim cijfers Verder: • • • • •
Curriculum materiaal Een representatieve set toetsen Stageverslagen Afstudeerwerken Modulehandleidingen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
67/75
68/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie. Competentiematrix voor voltijdstudenten die vanaf 2006-2007 en deeltijdstudenten die vanaf 2007-2008 met hun studie zijn gestart: Competenties
Kenmerkende beroepssituatie
Samenwerken met collega’s
Samenwerken met de omgeving
Interpersoonlijk
(Ped)agogisch
Vakinhoudelijk en didactisch
Organisatorisch
1 Ontwikkelen, voorbereiden ealiseren en evalueren van lessen bewegingonderwijs/ bewegingactiviteiten 2 Verwerven, beheren en onderhouden van accommodaties en materialen 3 Organiseren, aansturen (en acquireren) van een sport- en bewegingaanbod
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
4 Ontwikkelen en delen van expertise 5 Observeren, registreren, beoordelen en rapporteren van leerprocessen 6 Ontwikkelen van een vakwerkplan 7 Begeleiden van leerlingen tijdens hun schoolloopbaan 8 Handelingsplan en diagnosticeren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
prestatieindicatoren
Reflectie en ontwikkeling
prestatieindicatoren
prestatieindica-toren
prestatieindicatoren
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
69/75
Competentiematrix voor voltijdstudenten die vóór 2006-2007 zijn gestart: Contexten van beroepshandelen werken met werken met/in team leerlingen en organisatie
werken met/in de omgeving
werken aan eigen ontwikkeling
Pedagogisch handelen
competentie 1
competentie 9
competentie 13
de leraar draagt bij aan realisering en versterking van de pedagogische relatie school-leraaromgeving
de leraar onderzoekt en ontwikkelt zijn opvatting van en competenties m.b.t. pedagogisch handelen
vakdidactisch handelen
competentie 2
competentie 6
competentie 10
competentie 14
de leraar draagt zorg voor een krachtige leeromgeving voor leerlingen
de leraar draagt bij aan realisering en ontwikkeling van (vak)didactiek binnen team/organisatie
de leraar draagt bij aan realisering en versterking van de (vak)didactische relatie school-leraaromgeving
de leraar onderzoekt en ontwikkelt zijn opvatting van en competenties m.b.t. (vak)didactisch handelen
Organisatorisch handelen
competentie 3
competentie 7
competentie 11
competentie 15
de leraar draagt zorg voor structuur in de leeromgeving voor leerlingen
de leraar draagt bij aan realisering en ontwikkeling van team- en school organisatie
de leraar draagt bij aan realisering en versterking van de organisatorische relatie school-leraaromgeving
de leraar onderzoekt en ontwikkelt zijn opvatting van en competenties m.b.t. organisatorisch handelen
Interpersoonlijk handelen
competentie 4
competentie 8
competentie 12
competentie 16
de leraar draagt zorg voor samen gaan en samenwerken van en met leerlingen
de leraar draagt bij aan realisering en ontwikkeling van samenhang en samenwerken binnen team/organisatie
de leraar draagt bij aan realisering en versterking van samenhang en samenwerken in de relatie school-leraaromgeving
de leraar onderzoekt en ontwikkelt zijn opvatting van en competenties m.b.t. interpersoonlijk handelen
Beroepsrollen
70/75
competentie 5
de leraar draagt bij de leraar draagt zorg aan realisering en voor een veilige ontwikkeling van het leeromgeving voor pedagogisch klimaat leerlingen in team/organisatie
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
Eindtermen van deeltijdopleiding tot 2007-2008 I
De leerkracht LO in bewegingsonderwijsleersituaties
De afgestudeerde kan op een verantwoorde wijze lesgeven in het basisonderwijs en het voorgezet onderwijs. Deze algemene doelstelling wordt uitgewerkt voor de 3 deelaspecten binnen het didactisch handelen: de voorbereiding, de realisatie en de evaluatie van de les A.
Onderwijsvoorbereiding; alle activiteiten en beslissingen van de leerkracht die leiden tot een ontwerp van een uit te voeren les of lessenreeks
1.
De afgestudeerde kan school- en vakconceptuele uitgangspunten vertalen naar de voorbereiding van de les.
2.
De afgestudeerde kan vanuit pedagogisch en onderwijskundig perspectief de lessen voorbereiden.
3.
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin bij de voorbereiding van de les rekening houden met relevante didactisch-methodische, sociaal-wetenschappelijke en medisch-biologische principes.
De afgestudeerde kan in meer specifiek zin: Gedifferentieerde beginsituaties inschatten m.b.v. kennis uit de sociale wetenschappen, in het bijzonder de ontwikkelingspsychologie, de leerpsychologie, de sociale psychologie, de persoonlijkheidspsychologie en de culturele psychologie. . kan kinesiologische aspecten zoals - belasting en belastbaarheid - bewegingsmechanische principes gebruiken. kan inspanningsfysiologische aspecten zoals trainingsopbouw (naar intensiteit, duur en frequentie) en trainingstypen (vanuit de motorische grondeigenschappen kracht, lenigheid, snelheid, uithoudingsvermogen en coördinatie) gebruiken. vanuit methodisch inzicht de verschillende stappen in het onderwijsleerproces invullen. 4.
De afgestudeerde kan een gedifferentieerde beginsituatie voor een les in meerdimensionale zin vaststellen.
De afgestudeerde kan in meer specifiek zin: rekening houden met het bewegingsculturele erfgoed van de leerlingen de gegevens m.b.t. de groei en de ontwikkeling van jongens en meisjes gebruiken rekening houden met de verschillende leerstijlen en leerprincipes; de beginsituatie van de leerlingen inschatten en vaststellen door gebruik te maken van testprotocollen. 5.
De afgestudeerde kan vanuit de door de overheid vastgestelde kerndoelen en eindtermen voor het basisonderwijs, de eerste en tweede fase van het voortgezet onderwijs, gedifferentieerde leerdoelen in meerdimensionale zin formuleren.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
71/75
B.
Lesuitvoering; alle activiteiten en beslissingen van de leerkracht waardoor de geplande lessen of lessenreeksen worden gerealiseerd
1.
De afgestudeerde kan een scala aan maatregelen en werkwijzen hanteren die recht doen aan de individuele verschillen tussen leerlingen.
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: veilige en gedifferentieerde onderwijsleersituaties inrichten voor de verschillende domeinen (samen met leerlingen) veilige bewegingssituaties inrichten met gegeven accommodatie, toestellen en materialen leerlingen in beweging zetten door gebruik te maken van verschillende didactische werkwijzen leerlingen gericht observeren en verschillen tussen. de leerlingen vaststellen het bewegingsgedrag van leerlingen vanuit medisch-biologische en sociaal-wetenschappelijke gegevens in positieve zin beïnvloeden en daarvoor de juiste didactisch methodische maatregelen nemen de voor de les gekozen bewegingsvormen uit de verschillende domeinen op een voor de leerling aangepast niveau 2.
De afgestudeerde kan een sociaal-pedagogisch klimaat creëren dat leerlingen veiligheid en respect biedt.
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: adequaat omgaan met groepsdynamische processen met leerlingen communiceren over mogelijke oplossingen bij tegengestelde belangen en conflicten in de les de gehele groep overzien en tegelijkertijd zicht houden op individuele groepjes leerlingen; waarden en normen bespreekbaar maken; omgaan met de diversiteit van godsdiensten en levensbeschouwingen 3.
De afgestudeerde kan maatregelen treffen die de veiligheid van leerlingen waarborgen.
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: leerlingen leren zorg te dragen voor de veiligheid van anderen en zichzelf in bewegingssituaties; de leerlingen leren preventieve maatregelen te nemen om blessures te voorkomen adequate eerste hulp bieden bij het optreden van blessures. 4.
De afgestudeerde kan tijdens de les de leerlingen in diverse rollen en taken aan het onderwijsleerproces deel laten nemen.
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: leerlingen laten optreden als organisator-hulpverlener-coach-spelleider leerlingen leren elkaar te testen en trainingsadviezen te geven 5.
De afgestudeerde kan zorgverbredend handelen voor leerlingen met specifieke belemmeringen bij het leren oplossen van bewegingsproblemen.
72/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: leer- en/of gedragsproblemen bij leerlingen signaleren, vaststellen, doen verminderen of oplossen door middel van het treffen van de volgende maatregelen: adequate didactische methodische hulp, het aanbieden van steunlessen en de verwijzing naar het programma voor Motorisch Remedial Teaching (MRT). pathologieën bij leerlingen vaststellen, er rekening mee houden en eventueel doorverwijzen naar exteme deskundigen C.
Evaluatie; alle activiteiten en beslissingen van de leerkracht die gericht zijn op een waardebepaling enlof beoordeling van onderwijsleerprocessen en leerresultaten
1.
De afgestudeerde kan evaluatie-instrumenten ontwikkelen en hanteren voor belangrijke componenten van het onderwijsleerproces, zoals leerdoelen, beginsituaties, didactische werkwijzen, leerinhouden en leerresultaten.
2.
De afgestudeerde kan evaluatiegegevens gebruiken voor het bijstellen van het onderwijsleerprogramma en het bepalen van vervolg activiteiten.
3.
De afgestudeerde kan de vorderingen en het verloop van de onderwijsleerprocessen vaststellen en rapporteren aan schooldirectie, docententeam, medezeggenschapsraad (MR), ouderverenigingen en betrokken ouders als belanghebbenden bij de kwaliteit van het onderwijsleerproces.
4.
De afgestudeerde kan kritisch reflecteren op eigen functioneren in de lessen bewegingsonderwijs. In meer specifieke zin kan hij: zijn sterkte-zwakte analyse bespreekbaar maken; uit het voorgaande conclusies trekken voor deskundigheidsbevordering
II
De leerkracht LO in de schoolorganisatie
A
Functioneren als lid van een vaksectie
1.
De afgestudeerde kan doel en plaats van het vak binnen het schoolbeleid positioneren.
2.
De afgestudeerde kan vakwerkplannen voor de school kritisch opstellen, beoordelen, en verder ontwikkelen.
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: onderwijsleermateriaal ontwikkelen voor de domeinen in het basisonderwijs, de basisvorming en de tweede fase van het voortgezet onderwijs 3.
De afgestudeerde kan een bijdrage leveren aan het strategische beleid voor de school. In meer specifieke zin moet hij: gegevens vanuit de lump sum financiering kunnen gebruiken voor de vervanging en aanschaf van toestellen en materialen
4.
De afgestudeerde kan materiële, financiële en organisatorische beheerstaken uitvoeren.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
73/75
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: een onderbouwd advies geven over de aanschaf en vervanging van materialen en leermiddelen; voor (vak)activiteiten begrotingen maken; activiteiten planningen maken. 5.
De afgestudeerde kan effectief en constructief deelnemen aan het vaksectieoverleg.
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: »samenwerken in een team; »communiceren in een team; »effectief vergaderen en onderhandelen. »omgaan met kritiek 6.
De afgestudeerde kan kritisch reflecteren op het eigen functioneren in de vaksectie.
B.
Functioneren als lid van een docententeam
1.
De afgestudeerde kan werkcontacten onderhouden met collega's en schoolleiding.
2.
De afgestudeerde kan gesprekken voeren met leerlingen en hun ouders en desgewenst doorverwijzen naar hulpverleningsinstanties wanneer zich bij leerlingen problemen voordoen op het gebied van gezondheid, gedrag of studievoortgang.
3.
De afgestudeerde kan constructief deelnemen aan overleg- en werksituaties in de schoolorganisatie.
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: 3.1 samenwerken met collegae uit de vakken biologie, verzorging, maatschappijleer en algemene natuurwetenschappen om vakoverstijgende projecten te ontwikkelen 3.2 actief deelnemen aan docentenvergaderingen 3.3 presentaties verzorgen voor een specifieke doelgroep 4. De afgestudeerde kan functioneren in een mentorenteam. De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: taken van een klassenmentor vervullen; leerlingen met persoonlijke of schoolproblemen doorverwijzen naar de verantwoordelijken binnen de school; overleggen met verschillende deskundigen. 5.
De afgestudeerde kan functioneren in een projectteam.
De afgestudeerde kan in meer specifieke zin: projectvaardigheden als faseren, beheersen en beslissen van projectactiviteiten toepassen; deelnemen en leidinggeven aan een projectteam en projectactiviteiten; projectresultaten presenteren en evalueren. 6.
De afgestudeerde kan kritisch reflecteren op het eigen functioneren in de schoolorganisatie.
74/75
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
III
De leerkracht LO in de wereld van de lichamelijke opvoeding en sport
1.
De afgestudeerde kan vanuit vakconceptuele kaders een eigen werkconcept ontwikkelen hanteren en expliciteren in geschreven en gesproken vorm.
2.
De afgestudeerde kan kritisch reflecteren op ontwikkelingen in en de eigen betrokkenheid bij: het vakgebied van de lichamelijke opvoeding; de schoolorganisatie en het onderwijsveld; het maatschappelijke veld van sport en bewegen.
3.
De afgestudeerde kan eigen leerbehoeftes vaststellen en adequate leerhulp organiseren.
4.
De afgestudeerde kan collegiale ondersteuning geven en accepteren bij: werkbegeleiding; intervisie; collegiale consultatie.
5.
De afgestudeerde kan maatschappelijke ontwikkelingen en trends op het gebied van onderwijs, bewegen en sport kritisch onderzoeken en vertalen in eigentijds handelen.
De afgestudeerde kan in meer specifiek zin: onderzoeksverslagen en vakliteratuur lezen en interpreteren kritisch reflecteren over waarden, normen en regels in bewegen in het onderwijs en in de sport 6.
De afgestudeerde kan beleidsplannen op het gebied van onderwijs, bewegen en sport samen met andere deskundigen ontwikkelen, uitvoeren en evalueren.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Opleiding tot Leraar VO 1e graad Lichamelijke Opvoeding (vt/dt)
75/75