Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding: Commerciële Economie, hbo-bachelor Croho: Variant:
34402 voltijd
Visitatiedata: 17 en 18 april 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juni 2007
2
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 10 11 12 13 13
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 21 32 35 37 40
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
43 44 51 54 55
3
4
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
5
6
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Commerciële Economie (CE) van de Fontys Hogescholen bezocht. Het rapport beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies van het panel. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in februari 2007 toen de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 17 en 18 april 2007. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: De heer prof.dr.ir. W.E. During (voorzitter en domeinpanellid); De heer drs. T. van Duinen (domeinpanellid); De heer drs. I.J.D. Blaauw (domeinpanellid); De heer B. Bezemer (studentpanellid); Mevrouw drs. I Akerboom (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Bij Fontys Hogescholen staan ruim 35.000 studenten ingeschreven. De school biedt, verspreid over het hele land, onderdak aan 200 opleidingen op de gebieden communicatie, economie, educatie, gezondheidszorg, informatica, kunsten, logistiek, mens en maatschappij en techniek. Er werken circa 3600 personen, die samen 2800 fte’s bezetten. Fontys profileert zich als een moderne hogeschool met innovatieve onderwijsproducten. Het strategisch beleid heeft zij vastgelegd in de nota Idealisme in Learning Communities (2002). De nota beschrijft wat Fontys voor haar studenten, medewerkers en haar omgeving wil zijn: een learning community, een plaats van waardeneducatie, een kennispoort en een organisatie die groot is in kleinschaligheid. © NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
7
In Fontys is in 2004 een omvangrijk veranderprogramma van start gegaan. Het programma heeft de naam Biloba meegekregen. De twee doelen zijn inrichting van bacheloropleidingen volgens een major/minormodel en transformatie van de huidige leer- en onderwijsprocessen naar competentiegericht en flexibel leren, beoordelen en onderwijzen. Elke bacheloropleiding van Fontys bestaat na afloop van het programma in principe uit een major van 180 EC in de hoofdrichting en twee minoren van ieder 30 EC in een andere studierichting. Fontys Economische Hogeschool Tilburg en de Fontys Bedrijfshogeschool Fontys heeft haar opleidingen ondergebracht in 37 instituten. De bacheloropleiding Commerciële Economie (CE) wordt verzorgd door twee instituten in Tilburg, namelijk de Fontys Economische Hogeschool Tilburg (FEHT) en de Fontys Bedrijfshogeschool (FBH). FEHT biedt naast twee differentiaties van CE (SPECO en EMM, zie volgende paragraaf) de opleidingen Communicatie en International Business and Languages aan. Het instituut heeft 1248 studenten en 57 medewerkers (2006). In 2003 heeft FEHT naar aanleiding van de kritische kanttekeningen van de visitatiecommissie (bezoek juli 2002, rapport december 2002, inspectiebezoek juli 2003) een organisatievernieuwing doorgemaakt. Hier wordt in onderwerp vijf van het facetrapport aandacht besteed. Het NVAO geeft in haar bericht van 05-04-2005 aan dat de ernstige tekortkomingen adequaat zijn weggewerkt. De organisatiestructuur van FEHT is als volgt: de directeur stuurt het instituut aan op mandaat van de Raad van Bestuur. Ze sluiten jaarlijks een managementcontract af. Onder de directeur staan de opleidingscoördinatoren (onderwijsinhoud en kwaliteitsborging) en een teammanager (onderwijsuitvoering en personele inzet). Het hoogste besluitvormende orgaan is het beleidsteam (BT), bestaande uit de directeur en twee beleidsteamleden. De medewerkers van FEHT zijn georganiseerd in vier resultaatverantwoordelijke teams: team Major Marketing 1-4, team Major Marketing 2-3, team Major Communicatie en team Administratie. Het onderwijs van twee CE-differentaties wordt verzorgd door de twee Major Marketingteams (beide bestaande uit 18 leden). De verschillende onderwijsperioden (vanaf studiejaar 2006-2007 hoofdzakelijk semesters) worden voorbereid, georganiseerd en afgerond door een periodemanager. In 2005 is het SPECO Sportbusiness Centre (SSC) opgericht en geplaatst mede onder de leiding van de lector Sportbusiness. De doelstelling van het SSC is het realiseren van onderwijsinhoudelijke vernieuwing, professionalisering, kennisopbouw en zakelijke dienstverlening. In 2006 zijn binnen het SSC elf themamanagers op negen verschillende themagebieden aangesteld. FBH is een opleidingsinstituut dat cursussen en opleidingen verzorgt op financieeleconomisch en managementterrein. Voorbeelden hiervan zijn SPD Bedrijfsadministratie, Economie en Management en Post-hbo Bedrijfskunde. Fontys Bedrijfshogeschool verzorgt daarnaast vanaf 1998 opleidingen voor de evenementen, muziek en entertainmentbranche.
8
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Tot 2005 werden deze opleidingen aangeboden in de vorm van kort-hbo trajecten Music Management, Beurs- en Evenementenmanagement en Sportmanagement, in deeltijd en voltijd. Deze ervaring en expertise is toegepast in de ontwikkeling van een differentiatie van de bachelor CE: International Event, Music & Entertainment Studies (IEMES, zie ook volgende paragraaf), die vanaf studiejaar 2004/2005 is gestart. FBH heeft rond 30 medewerkers en 1200 studenten (315 bekostigd, 800 deeltijd en 90 kort-hbo) in 2006. Sinds 2006 heeft FBH een nieuwe organisatiestructuur. De directeur stuurt het instituut aan op mandaat van de Raad van Bestuur. Ze sluiten jaarlijks een managementcontract af. Onder de directeur fungeren twee teams, namelijk Team Zakelijke Dienstverlening en Team Regulier Onderwijs. De teams houden zich bezig met de ontwikkeling, uitvoering en kwaliteit van de opleidingen en bestaan uit docenten. Beide teams worden aangestuurd door de teamleider en ondersteund door de Instituutsstaf. Een aantal docenten uit de teams houdt zich bezig met de coördinatie van onderwijsuitvoering en onderwijsontwikkeling. Een belangrijke taak hierbij is die van de (niveau)coördinatoren. Zij fungeren als aanspreekpunt voor docent en student, zijn mede verantwoordelijk voor de inhoud van de opleiding en zijn intermediair naar de teamleider. Daarnaast fungeren een aantal docenten op niveauoverstijgende kennisgebieden als inhoudelijk coördinatoren: voorbeelden hiervan zijn expertcoördinatoren, de stagecoördinator, coördinator studieloopbaanbegeleiding, coördinator assessment. In 2004 heeft FBH de kenniskring IEMES opgericht met docenten die werkzaam zijn (geweest) in de entertainmentwereld en kunnen steunen op een uitgebreid netwerk in de beroepspraktijk. Er is een extern deskundige aangetrokken om sturing te geven aan de ontwikkeling van de kenniskring. De kenniskring IEMES speelt in de huidige, eerste fase van ontwikkeling van de differentiatie met name een belangrijke rol als intermediair tussen de opleiding en de beroepspraktijk en is onder andere verantwoordelijk voor de acquisitie van studentprojecten en het organiseren van seminars en praktijkcolleges. Daarnaast is zij verantwoordelijk voor de samenstelling en de organisatie van de bijeenkomsten van de Raad van Advies. Ten behoeve van het derde en vierde jaar van de opleiding is de kenniskring verantwoordelijk voor de werving van internationale entertainment bedrijven, waar studenten strategische marketing plannen voor dienen te schrijven. Periodiek verschijnt vanuit de kenniskring een digitaal magazine met het laatste nieuws uit de beroepspraktijk. Commerciele Economie Door de introductie van het onderwijsvernieuwingsprogramma Biloba is de samenwerking tussen de Fontys-instituten die een CE-differentiatie aanbieden, geïntensiveerd. Met ingang van het studiejaar 2005-2006 zijn alle CE-differentiaties opgebouwd uit de gezamenlijk ontwikkelde major Marketing (180 EC) en twee door de student te kiezen minors (tweemaal 30 EC). De major Marketing is gebaseerd op de landelijke domeincompetenties Commerce (zie ook facet 1.1).
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
9
FEHT en FBH bieden samen drie CE-differentiaties aan op één en dezelfde licentie. De differentiaties zijn: • Sport, Economie en Communicatie (SPECO), aangeboden door FEHT sinds 1988; • Europese Marketing en Managementcommunicatie (EMM), aangeboden door FEHT sinds 1991; • International Event, Music and Entertainment Studies (IEMES), aangeboden door FBH sinds 2004. SPECO leidt op tot sportmarketeer, EMM tot exportmanager en IEMES tot marketing manager in de ‘music, event and entertainment’ branch. Het aantal CE-studenten per september 2006 is als volgt verdeeld over de differentiaties: SPECO EMM IEMES Totaal Jaar 1 298 30 190 518 Jaar 2 116 12 90 218 Jaar 3 141 15 45 201 Jaar 4 171 23 194 Hogerejaars 122 12 144 Bij FEHT is er ruim 44 fte’s onderwijspersoneel aangesteld waarmee de staf-studentratio op 1:29 komt. Bij IEMES ligt de staf-studentratio rond de 1:28 met een vast kern docenten van ongeveer tien fte’s. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Daarna bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek dat plaatsvond op 17 en 18 april 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen) en formuleerden voorlopige oordelen en vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor die op basis van een overzicht van voorlopige oordelen de kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken inventariseerde. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek heeft het panel de visitatie concreet doorgenomen.
10
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de dagindeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. Aan het einde van het bezoek heeft het panel haar bevindingen per facet beargumenteerd. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in mei 2007 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juni 2007 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in juni 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
11
In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Alle drie de facetten van dit onderwerp zijn beoordeeld met een goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma De facetten ‘Eisen hbo’, ‘Relatie doelstellingen en inhoud programma’, ‘Samenhang in opleidingsprogramma’, ‘Instroom’, ‘Afstemming tussen vorm en inhoud’ en ‘Beoordeling en toetsing’ zijn als goed beoordeeld, het facet ‘Duur’ voldoet en het facet ‘Studielast’ is als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Alle drie de facetten van dit onderwerp zijn beoordeeld met een goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Het facet ‘Materiele voorzieningen’ is als goed beoordeeld, het facet ‘Studiebegeleiding’ als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De facetten ‘Evaluatie resultaten’ en ‘Maatregelen tot verbetering’ zijn als goed beoordeeld, het facet ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld’ als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Het facet ‘Gerealiseerd niveau’ is als voldoende beoordeeld, het facet ‘Onderwijsrendement’ als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
12
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding CE Fontys Tilburg Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Goed Positief Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
13
14
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
15
16
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Facetten Zoals beschreven in het A-deel van dit rapport kent de opleiding Commerciële Economie van de Fontys Tilburg drie differentiaties die worden aangeboden door twee Fontys-instituten op de campus van Fontys Tilburg: IEMES door FBH en SPECO en EMM door FEHT. Wanneer er sprake is van noemenswaardige verschillen tussen deze differentiaties en/of instituten vermeldt het panel dat in de facettekst. Hetzelfde geldt voor de fase van onderwijsvernieuwing waarin de differentiaties verkeren: de hoofdfase jaar drie en vier is projectgericht opgezet (pré-Biloba) terwijl de propedeuse van de hoofdfase door invoering van het Biloba-programma competentiegestuurd is. Het panel spreekt over ‘de opleiding’ als het gaat over de opleiding Commerciële Economie (CE) en het overkoepelende beroepsprofiel (domeincompetenties), over ‘differentiaties’ als het over de drie differentiaties gaat en voluit ‘SPECO’, ‘EMM’ en/of ‘IEMES’ als het over één en/of twee van de drie differentiaties gaat.
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Met ingang van september 2005 hanteert Fontys het document Major Marketing als gemeenschappelijk kader voor alle Commerciële opleidingen binnen Fontys en dus ook voor de drie differentiaties te Tilburg. In dit document staan de domeincompetenties ‘Commerce’ centraal die zijn vastgesteld door het Landelijk Domeinoverleg Marketing, Business and Commerce. Deze domeincompetenties zijn in overleg met de brancheorganisatie NIMA ontwikkeld. Er zijn acht domeincompetenties die allen op drie niveaus zijn gedefinieerd waaronder Uitvoeren, interpreteren, toetsen en evalueren van marktonderzoek (2), Ontwikkelen van marketingbeleid voor een nationaal of internationaal opererende onderneming en het kunnen onderbouwen en beargumenteren van gemaakte keuzes (4) en Ontwikkelen en onderhouden van zakelijke relaties ten behoeve van inkoop, verkoop en dienstverlening (6). De landelijk werkgroep heeft ook algemene competenties (nummer 9 en 10) geformuleerd. De Fontys Major Marketing projectgroep heeft deze algemene competenties vervangen door zeven persoonlijke
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
17
•
•
•
•
•
competenties waaronder Samenwerken (1), Resultaat gericht werken (4), Communiceren (6) en Leren leren (7). 1 FEHT heeft de Commerce-domeincompetenties in overleg met het werkveld (Raad van Advies van FEHT en werkveldcommissies van SPECO en EMM, zie facet 5.3) uitgewerkt tot beroepscompetenties per differentiatie. Op advies van de werkveldcommissies zijn aanvullende beroepscompetenties geformuleerd (voor SPECO en EMM). Voor SPECO zijn dat Sportsponsoring, Sportbeleid en Sporteventmanagement. Voor EMM is dat Intercultureel handelen. FBH heeft aanvullend op het landelijk competentieprofiel Commerce voor de specialisatie IEMES branchespecifieke competenties gedefinieerd, namelijk Zicht hebben op de branche en Managen van events. De Raad van Advies van IEMES heeft in 2005 het opleidingsprofiel en daarmee tevens het competentieprofiel goedgekeurd. Op basis van de evaluatie van het opleidingsprofiel door de Raad van Advies van IEMES is bijvoorbeeld inkoop opgenomen bij competentie 6. Het panel concludeert dat deelname aan het landelijk overleg en binnen Fontys aan het overleg van de Major Marketing periodieke evaluatie van de eindkwalificaties door (internationale) vakgenoten zoals het European Marketing Confederation (EMC), NIMA en de collega-hogescholen garandeert. Voor de cohorten 2004-2005 en eerder hanteren de differentiaties de competenties die zijn vastgesteld in het landelijk Commerciële economie-Competentieprofiel 20022. Deze 21 competenties beslaan de domeinen Marketing, Sales, Organisatie en Communicatie en zijn ingevuld voor drie handelingsniveaus namelijk Strategisch, Tactisch en Operationeel. Uit oude verslagen blijkt dat de werkveldcommissies tevreden zijn over de gehanteerde beroepscompetenties voor de cohorten tot en met 2004-2005. Het panel is tijdens het visitatiebezoek steeds enthousiaster geworden over de eigen positionering door de opleiding van de drie CE-differentiaties. De programma’s passen binnen de landelijke geldende competentieprofielen voor Commerciële Economie maar zijn tegelijkertijd heel herkenbaar en aantrekkelijk voor studenten en het (toekomstige afnemend) werkveld. Deze nadrukkelijke focus per differentiatie werd door alle groepen waarmee het panel sprak bevestigd. De differentiaties zijn bovendien duidelijk gericht op marketing en studenten die in het gewenste veld (bijvoorbeeld sport) niet aan de slag kunnen zijn voldoende geëquipeerd om een algemene marketingfunctie te aanvaarden. Studenten die niet voor de marketing gaan, kiezen op basis van de Fontys-voorlichting al bij de aanvang van hun studie voor bijvoorbeeld een studie Communicatie, International Business Languages of voor de Academie voor lichamelijke opvoeding.
1
De opleiding zal het document Major Marketing (2006) en het Commerce-profiel van het Landelijk Domeinoverleg Marketing, Business and Commerce (2005) toevoegen aan de accreditatieaanvraag. 2 Zie vorige voetnoot. 18
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De aansluiting van de eindkwalificaties van de opleiding bij de Dublin-descriptoren en/of hbo-kernkwalificaties wordt geborgd in de Major Marketing. Dit document bevat een matrix waarin zichtbaar is gemaakt dat de gehanteerde opleidingscompetenties de Dublin-descriptoren op alle onderdelen beschrijven. Een voorbeeld is domeincompetentie 5 (Opstellen, uitvoeren en bijstellen van plannen vanuit het marketingbeleid). Deze bestrijkt delen van Dublin-descriptor 1, 3 en 4 (Kennis en inzicht, Oordelen en Communiceren). De matrix maakt duidelijk dat alle Dublin-descriptoren in voldoende mate afgedekt worden. • In het document Major Marketing is tevens per differentiatie opgenomen welk niveau van de domeincompetentie behaald wordt. Een voorbeeld is Ondernemerschap. Voor SPECO en EMM studenten hoeft dat niet op het hoogste niveau behaald te worden omdat de afgestudeerden wel een ondernemingsplan moeten kunnen opstellen maar in principe geen eigen bedrijf hoeven op te zetten. • FEHT heeft in aanvulling op bestaande exercitie ook de generieke hbo-competenties verwerkt in de competentiematrix per studiefase. Daarmee willen SPECO en EMM garanderen dat afgestudeerden het gewenste hbo-niveau realiseren om zodoende de herkenbaarheid voor relevante stakeholders verhogen. • Voor de oudere cohorten gelden zoals gezegd de eindkwalificaties uit CECompetentieprofiel 2002. In dat document staat dat de 21 eindkwalificaties gebaseerd zijn op algemene geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor, namelijk de tien criteria van Commissie Franssen
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Na uitvoerig onderzoek bij alumni en advertentieonderzoek heeft de Fontys-projectgroep Major Marketing een tiental rollen benoemd die dienen als gemeenschappelijk chassis voor alle CE-domein gerelateerde opleidingen binnen Fontys.
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
19
•
•
•
•
20
Deze keuze sluit aan bij de werkwijze van het European Marketing Confederation (EMC) en is toegepast om de internationale vergelijkbaarheid te vergroten. De beroepsrollen zijn: Marketing Manager, Marketing & Sales Assistent, Marketingonderzoeker, Product Manager, Sales Manager, Account Manager, Zelfstandig Ondernemer, Consultant, Marketingcommunicatie Manager en Export Manager (ook wel Internationaal Marketing Manager genoemd). De CE-differentiaties wijken op dit punt af van de Biloba-richtlijnen omdat afzonderlijke kenmerkende beroepssituaties geclusterd zijn tot kenmerkende beroepsrollen. De deelnemende instituten hebben bovenstaande tien beroepsrollen een eigen herkenbare profilering gegeven. Een voorbeeld is de beroepsrol Marketing & Sales Assistent. Die wordt bij SPECO: Sportmarketing & Sales Assistent. De beschrijving luidt als volgt: “hij kent de Nederlandse sportmarkt en voert analyses uit die ten grondslag liggen aan marketing- en salesbeslissingen in sportspecifieke marktsituaties. Hij heeft oog voor de commerciële waarde van sport, adviseert en overtuigt zijn manager bij het opstellen van marketing- en salesbeleid, draagt bij aan creatieve processen en is vaardig in het omgaan met geautomatiseerde systemen. De SMSA is integer, voert marketing- en salesactiviteiten binnen de gestelde kaders uit, communiceert daarbij correct met alle betrokken partijen en rapporteert over bereikte resultaten aan zijn manager.” Daarnaast staat het de instituten vrij om een aantal, vanwege de profilering kenmerkende, beroepsrollen toe te voegen, waarbinnen eveneens aandacht gegeven kan worden aan de opleidingsspecifieke domein- en persoonlijke competenties: o SPECO leidt op tot sportmarketeer en heeft om die reden aanvullende beroepscompetenties Sportsponsoring, Sportbeleid en Sporteventmanagement aangewezen (zie facet 1.1) en drie aanvullende beroepsrollen benoemd, namelijk Bedrijfsleider sportorganisatie, Beleidsmedewerker sport en Sporteventmanager. o EMM leidt op tot exportmanager en heeft om die reden de aanvullende beroepscompetentie Intercultureel handelen benoemd (zie facet 1.1). Er is geen aanvullende beroepsrol omdat exportmanager al dominant aanwezig is in de Major Marketing. o IEMES leidt op tot marketingmanager in de music, event en entertainment branche en heeft om die reden de aanvullende beroepscompetentie Managen van events aangewezen (zie facet 1.1). De differentiatie koos Eventorganisator/manager, Creative director en R&D-medewerker als aanvullende beroepsrollen. De competenties in de beroepsrollen zijn beschreven op drie niveaus, waarbij niveau drie wordt gekenmerkt door een hoge mate van complexiteit van de omgeving, verantwoordelijkheid voor eigen handelen en transfer van kennis, vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties. Het panel concludeert dat de differentiaties over een beroepsprofiel beschikken dat aansluit bij de eisen die vakgenoten en werkveld hieraan stellen: de domeincompetenties Commerce zijn ontwikkeld in overleg met het NIMA en vertegenwoordigers van het NIMA maken onderdeel uit van het (bestuur van het) landelijke domeinoverleg Marketing, Business and Commerce. Daarbij komt dat de beroepscompetenties van SPECO en EMM zijn ontwikkeld in overleg met de werkveldcommissies waarmee geborgd is dat de eindkwalificaties tevens relevante startbekwaamheden zijn. © NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
•
Uit het startbekwaamhedenonderzoek 2006 blijkt dat FEHT goed inzicht heeft in de eindkwalificaties die noodzakelijk zijn om als beginnend beroepsoefenaar aan de slag te kunnen: 78% van de ondervraagden vindt SPECO (en EMM) namelijk meer dan gemiddeld adequaat voor de beroepspraktijk. Dit wordt verder ondersteund door de mening van de Raad van Advies van FEHT en de werkveldcommissies. De validering van de beroepsrollen van IEMES heeft plaatsgevonden door de Raad van Advies van IEMES. Omdat de differentiatie pas kort bestaat moet er nog onderzoek plaatsvinden naar de relevantie van de beroepsrollen en competenties voor een beginnend beroepsbeoefenaar bij stageverlenende bedrijven. In 2008 kan voor het eerst onder alumni en werkgevers het Startbekwaamhedenonderzoek gehouden worden. Het panel heeft geverifieerd dat ook voor de cohorten tot en met 2004-2005 kenmerkende beroepen en beroepssituaties worden gehanteerd die het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar adequaat beschrijven. Uit verslagen van de werkveldcommissies blijkt dat deze in overleg met het werkveld zijn ontwikkeld. Ze zijn vastgelegd in de studiegidsen, bijvoorbeeld Marketing manager en Marktonderzoeker (IEMES), Sportmarketeer en Sportbeleidsmedewerker (SPECO) en Internationale marketingmanager (EMM).
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft tijdens het bezoek geconcludeerd dat de drie differentiaties gebruik maken van recente literatuur op hbo-niveau. Voor iedere differentiatie staan standaardwerken Commerciële Economie en toegepaste werken op de lijst. Zo speelt bij SPECO de toepasbaarheid voor de sportbranche een belangrijke rol in de voor deze differentiatie specifieke literatuur. Door het korte bestaan van IEMES wordt in dat curriculum nog voornamelijk van standaardwerken gebruik gemaakt. De vakliteratuur wordt onder andere gebruikt in de (werk)colleges, in de praktijkprojecten en bij (research) opdrachten. De relevantie en geschiktheid van de literatuur wordt bij FEHT bewaakt door een viertal commissies (Economie/ICT, Communicatie/Engels, Onderzoeksvaardigheden en Beroepsvaardigheden) onder verantwoordelijkheid van de opleidingscoördinatoren
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
21
•
•
•
•
22
SPECO en EMM; bij IEMES wordt dit bewaakt door de expertcoördinatoren (Marketing, Algemene Economie, Talen, Managementvaardigheden, Recht en Bedrijfseconomie). De differentiaties bevorderen de actualiteit in de onderwijsprogramma’s. Dat gebeurt door bijvoorbeeld de studenten- en alumniverenigingen die regelmatig activiteiten (lezing, studiereizen, e.d.) voor studenten organiseren. Bij SPECO heeft het Sportbusiness Centre een belangrijke rol in het doorvertalen van actuele thema’s uit de beroepspraktijk naar het onderwijs. Dat centrum staat inhoudelijk onder leiding van de lector Sportbusiness. De lector begeleidt een promovendus en coacht themamanagers van de differentiatie. Voor EMM is gezien de beperkte omvang van het aantal studenten nog geen Business Centre actief. Binnen IEMES is een kenniskring verantwoordelijk voor het monitoren en signaleren van nieuwe ontwikkelingen binnen de branche en het informeren en coachen van docenten over deze nieuwe ontwikkelingen. Voor alle drie de differentiaties geldt dat de projecten die bij voorkeur betrokken worden van bedrijven bij uitstek actueel zijn. Het management van IEMES is bezig met het ontwikkelen van een leerwerkbedrijf in samenwerking met Fontys Hogeschool voor de Kunsten en de Tilburgse theaters (2007). In de toekomst zullen opdrachten ook via dit leerwerkbedrijf worden geworven. Beroepsvaardigheden staan in de drie differentiaties centraal. Dat gebeurt enerzijds via actuele, aan de beroepspraktijk ontleende projecten, probleemgestuurd-leren-taken, casussen en werkcolleges, anderzijds via de verplichte praktijkstages. Voorbeelden van aan de beroepspraktijk ontleende projecten voor IEMES zijn: het maken van een operationeel marketingplan (eerste jaar), een marketingcommunicatieplan (tweede jaar), een businessplan en een productieanalyse (derde jaar) en een internationale haalbaarheidsstudie (vierde jaar) voor opdrachtgevers als platenlabels CNR Entertainment en Studio Ochtendhond, festivals Dynamo Open Air, Noorderslag, Mundial Productions, Fïesta del Sol en podia zoals 013. Voorbeelden voor EMM zijn een exportplan voor Studio 100 (tweede jaar) en een internationale marketingopdracht voor MKB-bedrijven uit de omgeving die zich hebben aangemeld via de Kamer van Koophandel (vierde jaar). De praktijkprojecten worden geflankeerd met theorieonderwijs, relevante studies, cases, seminars en werkcolleges. Met praktijkstages garanderen de differentiaties dat elke student minimaal 25% van de studietijd binnen de beroepspraktijk actief is. De stages versterken het beroepsbeeld van studenten en zorgen ervoor dat de student opgedane kennis, vaardigheden en praktijkcompetenties toepast. Ook geven de stages een start aan het opbouwen van een relatienetwerk. Studenten komen ook in contact met het werkveld doordat iedere differentiatie docenten en gastsprekers uit de beroepspraktijk inzet. De doelstellingen van de stage en de criteria voor stagebedrijven en stageopdrachten staan vermeld in stagegidsen. Het panel vindt het aanleren van beroepsvaardigheden door reële opdrachten van bedrijven en de relatie tussen het onderwijs en de (actuele) beroepspraktijk (er wordt bijvoorbeeld een echt jaarverslag gebruikt) een sterk punt. Het panel waardeert de plannen van IEMES om een leerwerkbedrijf op te zetten en de manier waarop het lectoraat en het Sportbusiness Centre een rol spelen bij SPECO. Uit evaluaties (gesprekverslagen klassenvoorzitters, Fontys-studentenenquête 2006) en de visitatiegesprekken bleek dat de studenten ook erg tevreden zijn op dit punt. © NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
•
Ze vinden de projecten stimulerend en scoren de aansluiting van het studiemateriaal en de onderwijsactiviteiten op de beroepspraktijk positief, net als de actualiteit van de literatuur. Dit beeld wordt bevestigd door de bedrijfsmentoren en externe deskundigen die betrokken zijn bij het afstuderen (SPECO/EMM, er zijn nog geen IEMESafgestudeerden). Bij alle drie de differentiaties doen studenten toegepast onderzoek. Tijdens de propedeuse is dat omgevingsonderzoek. In het tweede jaar doen SPECO-studenten een marketingonderzoek en een (internationale) brancheanalyse, IEMES-studenten een haalbaarheidsonderzoek en vier branchestudies en EMM-studenten een internationaal marktonderzoek voor een Frans bedrijf en een internationale branchestudie. Alle differentiaties hebben praktisch onderzoek tijdens de afstudeerstage als verplichting.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij de vormgeving van het op het Biloba-programma gebaseerde curriculum is de competentiematrix per studiefase het uitgangspunt. Hierin worden de beroepscompetenties, de beroepsrollen en de thema’s met elkaar verbonden. De beroepscompetenties zijn nader uitgewerkt in prestatie-indicatoren en criteria voor waarneembare kennis, houding en vaardigheden. Deze worden in de verschillende competentie-examens met elkaar verbonden (zie hiervoor ook facet 2.8). In de periodeboeken worden de leerarrangementen en hun onderlinge verbinding beschreven. Het panel concludeert vanuit de competentiematrices dat alle competenties zoals opgenomen in de Major Marketing voldoende aan bod komen in de drie curricula. Datzelfde geldt voor de competenties die de differentiaties hebben toegevoegd. Het panel vindt de curricula een adequate concretisering van de eindkwalificaties die tot heldere prestatie-indicatoren uitgewerkt zijn. • Het panel constateert dat de differentiaties goed in de gaten houden of de eindkwalificaties gehaald worden. Bijvoorbeeld door te evalueren onder alumni en werkgevers. Uit het Startbekwaamhedenonderzoek kwam onder andere naar voren dat bij SPECO de rol van ondernemerschap en de beheersing van de moderne vreemde talen aandacht behoeften. Het management besloot belangrijke elementen van ondernemerschap op te nemen in de competentie Sporteventmanagement. Tevens is (als gevolg van de nieuwe CE-domeincompetenties) het voortaan niet meer verplicht een tweede moderne vreemde taal (Frans, Duits of Spaans) te leren zodat er meer ruimte is
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
23
•
•
•
24
voor de Engelse taal in de opleiding. Studenten kunnen overigens alsnog een extra taal leren via de minor. Voor het oude curriculum van SPECO en EMM wordt een vergelijkbare werkwijze gehanteerd, alleen vormen hier de zogenoemde CLOS-schema’s de brondocumenten. Daarin zijn de landelijke CE-competenties adequaat doorvertaald in leerdoelen, onderwijseenheden en studiepunten per differentiatie. Het programma is per onderwijsperiode uitgewerkt in een periodeboek. Het panel heeft de periodeboeken en stagegidsen bekeken en concludeert dat zij inderdaad helder inzicht geven in de competenties en onderdelen die aan bod komen. Bijvoorbeeld de Afstudeergids 2006/2007 voor SPECO. Deze beschrijft de doelstellingen van afstuderen, de criteria voor de afstudeeropdracht, de taken, de begeleiding et cetera. IEMES-studenten uit het cohort 2004/2005 werken met module-overzichten. De relatie met de eindkwalificaties wordt duidelijk gemaakt in de periodeboeken. Met ingang van het huidige studiejaar volgen de eerste cohorten tijdens het tweede studiejaar een minor. Er is een dag in de week vrijgeroosterd voor minoronderwijs. EMM-studenten kiezen twee vrije minoren, SPECO- en IEMES-studenten één. De minor Sportbusiness 2 en de minor IEMES zijn noodzakelijk om een getuigschrift met SPECOc.q. IEMES-aantekening te ontvangen. De student is zelf verantwoordelijk om aan te geven welke competenties hij via de minor wil realiseren. Er is een aparte beroepscompetentie Professional in Business ontwikkeld waarbij de student zelfstandig de samenhang tussen de major en de gekozen minor(en) aangeeft. Dit kan een verdieping of een verbreding zijn van het eigen vakgebied. De examencommissie toetst de keuze op validiteit. Tijdens het competentie-examen van de major wordt getoetst of de student de aangegeven competenties ook daadwerkelijk gerealiseerd heeft. Beroepsproducten uit de minor vormen hierbij relevante bewijzen. Het panel heeft nadrukkelijk onderzocht in hoeverre de differentiaties aandacht besteden aan internationalisering omdat de leden vrezen dat lint-programmering van de minor, volgens Fontys-richtlijnen, ertoe zal leiden dat veel studenten niet in het buitenland gaan studeren. Studeren in het buitenland bleek inderdaad niet veel voor te komen, wel wordt stage in het buitenland mogelijk gemaakt en gestimuleerd. Dit vraagt individuele oplossingen per student, met in sommige gevallen verhoging van de studielast in de periode daarna. EMM-studenten worden geadviseerd een buitenland-minor te kiezen om zoveel mogelijk internationale ervaring op te doen. Deze minor is in blok-vorm georganiseerd. In het studiejaar 2006-2007 is de voorbereiding op de derdejaarsstage EMM vervroegd naar het tweede semester van de hoofdfase zodat het voor studenten gemakkelijker wordt een stageplaats in het buitenland te vinden. Voor SPECO is de oriënterende stage van het derde studiejaar opgerekt zodat het mogelijk wordt om in het buitenland stage te lopen en wordt er hard gewerkt aan de uitbreiding van het internationale netwerk (onder andere via het door FEHT geïnitieerde en opgezette internationale Sportmarketing-tijdschrift). Ter ondersteuning heeft FEHT ook drie stagemakelaars in de arm genomen. Voor IEMES geldt dat entertainment, muziek en evenementen per definitie internationaal georiënteerd zijn. De differentiatie geeft internationalisering vorm door - naast de buitenlandse stage en twee verplichte vreemde talen - projecten internationaal in te steken (bijvoorbeeld de quickscan van de branche in
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
•
jaar één en het internationaal businessplan voor een internationaal operend bedrijf in jaar vier) en de mogelijkheid voor een buitenland-minor aan te bieden. Uit evaluatiegegevens concludeert het panel dat studenten tevreden zijn over de mate waarin de onderwijsactiviteiten hen in staat stellen te werken aan het verbreden en/of verdiepen van de startbekwaamheden onder andere met behulp van het minoraanbod. Ook uit recente periode-evaluaties van het oude curriculum blijkt dat studenten overwegend positief zijn over het inzicht in de relatie tussen leerdoelen en onderwijs.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De samenhang van het curriculum wordt voor de cohorten vanaf 2005-2006 op een aantal manieren gegarandeerd. Ten eerste op doelstellingenniveau. Zo beslaat de Major Marketing voor alle differentiaties de landelijk vastgestelde Commercedomeincompetenties. Deze competenties zijn in overleg met het werkveld voor de differentiaties specifiek gemaakt en aangevuld met beroepscompetenties, in overleg met het werkveld in specifieke beroepsrollen verder uitgewerkt (waaromheen het studieprogramma is opgebouwd) en vanuit deze beroepsrollen samengebracht in een competentiematrix per studiefase. Ten tweede op programmaniveau: er wordt in iedere differentiatie gebruik gemaakt van actuele thema’s en beroepsgerelateerde projecten, waarin de tot de beroepsrol behorende kenmerkende beroepssituaties zijn vertaald in leerarrangementen. Deze arrangementen stellen de studenten in staat de noodzakelijk beroepscompetenties te ontwikkelen. Per semester is de competentiematrix uitgewerkt in een toetsoverzicht waarin staat aangegeven welke bewijs (resultaat van een toets) de onderbouwing vormt van een te leveren prestatie. Studenten maken gebruik van een persoonlijk opleidings- en activiteitenplan en van een portfolio waarbinnen zij de inhoudelijke samenhang binnen hun (individuele) studieprogramma beschrijven. Samenhang tussen de major en minor is daar ook onderdeel van (zie ook vorig facet). • Rondom een thema/beroepsrol wordt in het flankerend onderwijs theorie aangeboden die noodzakelijk is voor het aanleren van meerdere competenties binnen de beroepsrol. Een IEMES-voorbeeld hiervan is het aanbieden van modellen van conceptontwikkeling en marktonderzoek bij de beroepsrol productmanager (tweede jaar, eerste periode). Binnen dit thema moeten studenten een nieuw concept voor een product of dienst ontwikkelen in opdracht van een bedrijf uit de beroepspraktijk en vervolgens een haalbaarheidsonderzoek uitvoeren. De thematische opzet rond beroepsrollen en de bijhorende modules staan beschreven in periodeboeken. • De samenhang in de studieprogramma’s is tevens geborgd door het aanleren van de competenties in drie fasen: propedeuse (niveau 1), de hoofdfase (niveau 2) en de afstudeerfase (niveau 3) die voor cohorten vanaf 2005 resulterend in een competentieexamen per fase. Ook belangrijk voor de opbouw en samenhang van het programma is de driedeling operationeel, tactisch en strategisch. Jaar één richt zich op activiteiten die © NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
25
•
liggen op uitvoerend niveau, bijvoorbeeld het schrijven van een operationeel marketingplan en het maken van een draaiboek voor- en het uitvoeren van een evenement door IEMES-studenten en het organiseren van een beurs in het buitenland door EMM-studenten. In de hogere leerjaren gaat het steeds meer om het maken van beleid (strategisch) en het uitvoerbaar maken daarvan (tactisch). Het schrijven van een exportbeleidsplan en enkele daaruit afgeleide deelplannen in jaar drie van EMM is daar een goed voorbeeld van. Een laatste belangrijke principe van samenhang in het programma is de geleidelijke verschuiving van aanbod- naar vraaggericht onderwijs ondersteund door de verschuiving van docent- naar studentgestuurd onderwijs. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang van het studieprogramma. De tevredenheid over het op het Biloba-programma gebaseerde studieprogramma blijkt ook uit de resultaten van de propedeuse-enquête 2006 en de Nationale Studentenenquête 2006. Uit gesprekken met de klankbordgroepen blijkt dat studenten uit het oude curriculum minder de samenhang zien dan studenten uit de cohorten vanaf 2005-2006. Van studenten in het nieuwe programma wordt verwacht dat zij zelf actief een leerroute en leerdoelen formuleren op basis van het eigen competentieniveau en de doelstellingen van de differentiaties. Het panel verwacht dat zij eerder en scherper de samenhang in hun onderwijsprogramma zullen waarnemen.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De instituten doen veel om factoren die de studievoortgang kunnen belemmeren weg te nemen. Dit gebeurt door het vroegtijdig informeren van studenten over het jaarrooster, de lesroosters, toetsing, toetsingscriteria en stageorganisatie. Voor beide instituten geldt dat studentbegeleiding een speerpunt van beleid is geworden (zie ook paragraaf 4.2): het mentoraat, de studieloopbaanbegeleiding, de coördinatie van studieachterstand, et cetera. zijn gericht op het vroegtijdig signaleren en wegnemen van belemmerende factoren. • In het curriculum voor de cohorten 2004-2005 en eerder worden toetsen tweemaal per jaar aangeboden en wordt studenten de mogelijkheid geboden – als de toets niet met een voldoende resultaat is afgesloten – lessen te volgen bij het navolgende cohort. Indien de module in het navolgende cohort niet in deze vorm wordt aangeboden, worden op verzoek herhalingslessen aangeboden. In het nieuwe curriculum is de herkansing verweven in de assessments die elk half jaar worden aangeboden. • De resultaten van summatieve toetsen worden door de administratie automatisch via email naar de studenten gestuurd. Resultaten van formatieve toetsen (alleen voor de cohorten vanaf 2005-2006) worden door de docent tijdens de feedback of inzage bekend gemaakt. In principe wordt elke toets gevolgd door een collectief feedback-moment. 26
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
•
•
•
•
•
De bereikbaarheid van docenten is volgens studenten waarmee het panel sprak in beide instituten in orde. Bij FEHT is afgesproken dat e-mails binnen twee werkdagen beantwoord zijn en er kunnen via e-mail of de administratie afspraken gemaakt worden. Bij FBH kunnen studenten bij de docenten binnenlopen. Om de studievoortgang positief te beïnvloeden heeft FEHT het afgelopen studiejaar een aantal belangrijke veranderingen doorgevoerd waaronder de eis dat studenten binnen één jaar 60 EC moeten halen. Hierdoor beginnen studenten niet met een studieachterstand in het tweede jaar en starten zij niet onvoorbereid met de minor. Het Afwijzend Propedeuse Advies (APA) na één studiejaar is mede op verzoek van de studentenvertegenwoordiging in de Instituutsmedezeggenschapsraad (IMR) doorgevoerd en heeft een verbetering van het propedeuserendement opgeleverd. Studenten vertelden het panel dat zij tevreden zijn over dit strenge selectiemiddel. Uit evaluatiegegevens blijkt dat studenten tevreden zijn over studielast (Studententevredenheidsonderzoek 2006), de Nationale Studentenenquête 2006 laat ook een positief beeld zien. Bij EMM en SPECO zijn studenten tevreden over de informatievoorziening; bij IEMES vinden studenten de informatievoorziening ten aanzien van les- en tentamenroosters en uitslagen van tentamens niet altijd tijdig genoeg. Volgens IEMES heeft dat voornamelijk te maken met de reorganisatie van de administratie en met de overgang naar een ander wijze van cijferregistratie. Daarnaast is de beoordeling van projecten interdisciplinair, waardoor er vertraging kan optreden omdat meerdere docenten hetzelfde projectproduct dienen te beoordelen. IEMES-studenten vinden ook dat de spreiding van de studielast over het jaar beter kan. Uit besprekingen met studenten blijkt dat dit enerzijds te maken heeft met de spreiding van de toetsing in de eerste helft van de propedeuse en anderzijds met de verdeling van de onderwijsweken over een periode (ook voor tweede jaar). Uit de propedeuse-evaluatie komt een positiever beeld naar voren: 80% van de studenten ervoer de werkdruk/studielast als “precies goed”. Op basis van de evaluatie-uitslagen heeft IEMES een aantal verbeteracties ingezet waaronder het aansturen van docenten om toetsuitslagen binnen tien werkdagen in te leveren en spreiding van toetsing van de eerste helft van de propedeuse. Het panel constateerde tijdens het visitatiebezoek dat de ervaren werklast van de minor bij IEMES-studenten ook een punt van aandacht is. Het panel heeft gezien dat het management al met dit punt aan de slag gegaan is en contact heeft met de minoraanbieders over de vernomen klachten. Specifiek voor SPECO en EMM geldt dat uit o.a. notulen van diverse docentenvergaderingen en bijeenkomsten met klankbordgroepen blijkt dat vooral in de beginfase van de studie studenten problemen ervaren met het zelfstandig plannen en uitvoeren van studiegerelateerde activiteiten ervaren. Dat blijft een aandachtspunt voor beide differentiaties Zo is voor de cohorten vanaf 2004-2005 bijvoorbeeld ingesteld dat alle studieactiviteiten in het rooster opgenomen zijn om bewustwording van de zelfstudieactiviteiten te versterken. Het panel geeft voor dit facet een voldoende in plaats van een goed vanwege de bovengenoemde opmerkingen. Het panel heeft inmiddels kennisgenomen van de getroffen maatregelen en heeft vertrouwen in de uitkomsten daarvan.
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
27
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Er zijn voor studenten die willen instromen in de (post-)propedeutische fase vooropleidingseisen vastgesteld en opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van FEHT en de OER van IEMES. Via het Fontys Aansluitingscentrum stellen beide instituten zich op de hoogte van wijzigingen in kwalificaties van instromende studenten. Studenten die niet beschikken over een toelaatbaar profiel kunnen deelnemen aan een toelatingstoets. Studenten van 21 jaar en ouder die niet voldoen aan de toelatingseisen, kunnen deelnemen aan een 21+ toets. Bestaande afspraken met ROC’s over versnelde studieprogramma’s leveren een standaardpakket aan eerder verworven competenties (EVC’s) op. Daarnaast willen de drie differentiaties VWO- en MBO+studenten een uitdagend studieprogramma bieden: indien zij voldoen aan bepaalde instroomvoorwaarden kunnen zij hun studie in drie jaar voltooien. Het panel concludeert dat de drie differentiaties beschikken over instroomprocedures voor reguliere instroom (HAVO, MBO: vierjarig programma), plus-instromers (een 3-jarig programma voor VWO op basis van versneld studietempo en voor MBO+ op basis van EVC). • Studenten worden om het instroomproces te bevorderen in de propedeuse intensief begeleid door een SLB’er bij hun competentieontwikkeling (en indienen van EVC’s), bij het bepalen van de eigen leerstijl, de eigen sterktes en zwaktes en bij het bepalen van leerdoelen. FEHT bepaalt door middel van intaketoetsen voor HAVO, VWO, MBO+ (in feite zijn dit voortgangstoetsen) tijdens de eerste weken van de onderwijsperiode het ingangsniveau van studenten. Gezien het beperkte aantal buitenlandse studenten is er voor hen geen speciaal programma, maar wordt er maatwerk geboden op basis van deze intaketoetsen. • Het panel concludeert dat de voorlichting een eerlijk beeld van de studie geeft. De voorlichting van FEHT is sterk gericht op het maken van een goede studiekeuze en minder op het werven van zoveel mogelijk nieuwe studenten. FBH heeft met het eerste cohort wat problemen gehad; relatief veel studenten zijn uitgevallen omdat het curriculum meer commerciële economie bevatte dan zij verwachtten. De voorlichting is nu verbeterd. De differentiatie heeft overigens nog steeds last van laat kiezende studenten die zich pas na de open dagen en meeloopdagen in augustus inschrijven en dan snel afhaken. • Uit evaluaties blijkt dat studenten van alle drie de differentiaties tevreden zijn over de inhoudelijke aansluiting bij de vooropleiding. Bij EMM levert het instroomniveau van de tweede moderne vreemde taal bij het driejarige programma soms wat problemen op. Gezien de kleine aantallen is maatwerk door de docent - in de vorm van aanvullende opdrachten en begeleiding - altijd mogelijk gebleken. Uit evaluatiemateriaal blijkt dat studenten van alle drie de differentiaties redelijk snel gewend zijn aan de manier van werken.
28
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Alle drie de differentiaties bieden een programma aan dat een studiebelasting van 240 EC heeft. Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De oude curricula zijn vormgegeven volgens de lijn van competenties, naar leerdoelen, onderwijseenheden en studiepunten (CLOS-systematiek). De cohorten vanaf 2004-2005 werken met competentiematrices. De leerarrangementen van de nieuwe curricula van de drie differentiaties zijn opgebouwd uit (combinaties van) twee dominante didactische concepten: probleemgestuurd leren (PGL) en projectonderwijs, soms in de vorm van casegestuurd onderwijs. Het panel vindt dat deze didactische methoden goed passen bij het Biloba-onderwijs: o PGL werkt met probleemtaken die door een studentenonderwijsgroep onder begeleiding van een procesbegeleider (tutor) worden geanalyseerd. Studenten formuleren dan (individuele) leerdoelen voor zelfstudie en vergaren door het bestuderen van boeken en artikelen, het bekijken van videobanden, het zoeken op het internet, enz. kennis en inzicht waarover hij rapporteert aan de onderwijsgroep. Vaak leidt deze rapportage tot de constatering dat expertdocenten nader dienen te worden geraadpleegd (vraaggerichte invulling colleges). Naast probleemtaken zijn er andere taken zoals studietaken, waaraan de student zelfstandig werkt/studeert en toepassingstaken, waarbij het erom gaat het geleerde toe te passen op een nieuwe situatie. Met PGL worden tevens belangrijke vaardigheden op het gebied van het gestructureerd aanpakken van problemen en op het gebied van leren leren getraind. o Projectonderwijs draait om het toepassen van kennis teneinde praktijkproblemen op te lossen. Binnen een project wordt samengewerkt door een projectgroep (van ongeveer vijf personen) onder begeleiding van een (docent)coach. Het doel van een project is het opleveren van een concreet eindproduct, bijvoorbeeld een marketingcommunicatieplan, dat oplossingen bevat voor een gestelde problematiek. Elk project richt zich op een concreet thema. De complexiteit van projectmatig werken loopt gedurende de studie op. De expertbijdrage wordt
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
29
•
gestuurd door problemen en vragen van studenten (vraaggerichte invulling colleges) om ondersteuning bij het vinden van oplossingen voor problemen. Het panel constateert dat de curricula ieder een grote variatie in werkvormen bevatten, net als integratie van vakken in thema’s, studentgerichtheid en met een grote nadruk op studentverantwoordelijkheid voor het eigen leerproces. Het onderwijs heeft veel aandacht voor vaardigheden, attitudes en persoonlijke competenties. De differentiaties geven aan dat de integrale/geïntegreerde toepassing van kennis en vaardigheden bij het oplossen van aan de praktijk gerelateerde problemen centraal staat. Het panel concludeert tevens dat studenten positief oordelen over de afstemming tussen de vormgeving van de inhoud. Dat blijkt uit gesprekken maar ook uit de periode-evaluaties, de Bilobapropedeuse-enquête en de Nationale Studentenenquête 2006. Uit evaluatiegegevens blijkt dat studenten van SPECO en EMM vooralsnog beperkt tevreden zijn over de keuzemogelijkheden. De vergrote keuzemogelijkheden bij de introductie van de nieuwe curricula zitten echter nog niet in deze cijfers verwerkt. Het panel verwacht snel een betere score op dit punt omdat de keuze van de minor(en), de eigen invulling van de stage(s) en de vrij te kiezen beroepsrol(len) in de afstudeerfase voldoende individuele keuzemogelijkheden bieden.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De uitgangspunten voor toetsing en examinering zijn vastgelegd in de Fontys-OER en in de specifieke OER-en van FEHT en IEMES. • Belangrijk in het Biloba-toetsbeleid (voor cohorten vanaf 2005-2006) zijn de competentiematrix per fase waarin een koppeling tussen competenties, programmaaanbod en bewijsstukken (toetsen, beroepsproducten) beschreven is en de competentieexamens per fase van de opleiding. De differentiaties maken in de beschrijving van de competentieniveaus duidelijk aan welke criteria (prestatie-indicatoren) de bewijsstukken moeten voldoen. Een competentie-examen bestaat uit een performance- en een portfolio-assessment. Een performance-assessment bestaat uit één of meerdere beroepskenmerkende situaties waarbij de student aantoont over – vooraf beschreven – competenties te bezitten. Tijdens een portfolio-assessment wordt de ontwikkeling van de student ten aanzien van vooraf beschreven competenties vastgesteld op basis van een door de student vooraf opgesteld persoonlijk ontwikkelingsplan en persoonlijk activiteitenplan (POP en PAP) en portfolio. In 2005/2006 zijn assessoren getraind in het beoordelen van performance- en het portfoliodeel van het assessment. Het panel constateert dat elk periodeboek informatie over toetsing geeft (waaronder adequate toetscriteria), dat er handleidingen zijn voor het portfolio- en performance-assessment (voor docenten en studenten) en dat alle informatie over het competentie-examen op het intranet te vinden is. Het panel vindt wel dat de feedback op de POP en PAP een 30
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
•
•
•
•
•
duidelijkere plaats in het portfolio’s verdient. De mondelinge feedback in SLB-gesprekken wordt nu onvoldoende zichtbaar. Dit is al opgepakt: IEMES heeft een schriftelijk feedbackformulier voor POP en PAP dat opgenomen wordt in het portfolio van de student. De andere twee differentiaties nemen dit over. De differentiaties zullen voortaan verslagen van feedback en feedbackformulieren voor tussenproducten van een project opnemen in het portfolio. Dat vindt het panel een goed idee. De differentiaties hebben een aantal garanties ingebouwd om eerlijke toetsing te garanderen zoals heldere prestatie-indicatoren als richtlijn voor toetsing en het zoveel mogelijk scheiden van begeleiding en toetsing om subjectiviteit te voorkomen. Een voorbeeld van dat laatste punt is het feit dat projectbeoordelingen door docenten worden uitgevoerd die niet betrokken waren bij de procesbegeleiding van de projectgroep of een competentie-examen dat wordt afgenomen door assessoren die niet als studieloopbaanbegeleider betrokken waren bij de student. Een competentie wordt op meerdere wijzen getoetst (individuele kennistoetsing, toepassing van kennis in een beroepsrol, procesbeoordelingen door docenten en medestudenten in formatieve en summatieve zin) om daarmee de betrouwbaarheid en validiteit van de toetsing te borgen. Toetsing wordt bij FEHT aanvullend geborgd door een instituutsbrede toetscommissie en een RVT-toetsgroep (resultaat verantwoordelijk team, zie facet 3.3). De laatste meet steekproefsgewijs de juistheid en validiteit van toetsen en toetsmethoden en adviseert de FEHT-toetscommissie. De differentiaties geven bijzondere aandacht aan de beoordeling van de afstudeerstage. Dat gebeurt onder andere door het betrekken van de externe deskundige bij het afstudeergesprek, de stagebegeleider en collega-adviseur (docent) van de hogeschool en een vertegenwoordiger van de stagebiedende organisatie bij de beoordeling van de stage. Het eindpunt wordt bepaald door de stagebegeleider en de collega-adviseur. De afstudeerzitting kent een protocol waarin de beoordelingscriteria zijn opgenomen. Het panel constateerde naar aanleiding van de afstudeerwerken van SPECO en EMM (er zijn nog geen scripties IEMES) dat deze beoordelingsformulieren onvoldoende inzicht verschaften in de totstandkoming van het cijfer. Tijdens het bezoek werd echter duidelijk dat er inmiddels een verbeterd protocol is dat criteria bevat die een adequate verwijzing vormen naar de startcompetenties van de afgestudeerden van SPECO en EMM. Dit protocol is al ingevoerd en wordt gebruikt bij alle afstudeerders. De verbetering is ingesteld na een metabeoordeling over het niveau van afstuderen door de lector Sportbusiness. Het panel neemt aan dat IEMES hetzelfde protocol zal gaan gebruiken. Voor de cohorten 2004-2005 en eerder van SPECO en EMM geldt een ander toetsbeleid waarbij toetscriteria zijn gerelateerd aan de leerdoelen per periode. IEMES werkt in het cohort 2004/2005 met een moduleoverzicht waarin onderwijseenheden worden gekoppeld aan toetsen. Studiepunten worden toegekend op basis van behaalde onderwijseenheden. Uit evaluatiegegevens blijkt dat studenten de toetsing als voldoende beoordelen. Het niveau van toetsing/beoordeling wordt ook positief beoordeeld. Specifiek voor IEMES geldt dat met name in het cohort 2004/2005 gevarieerd werd gescoord ten aanzien van toetsing, variërend van net onvoldoende tot goed. Uit gesprekken met IEMES-studenten blijkt dat de beschikbaarheid van toetscriteria een belangrijke factor is geweest bij de verschillen in beoordeling.
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
31
•
•
Studenten uit het cohort 2005/2006 scoren minder gevarieerd en zijn hierover positiever. Vanaf 2006/2007 worden de toetscriteria ook voor IEMES in de periodeboeken opgenomen. Het panel waardeert het feit dat opdrachtgevers worden betrokken bij de beoordeling van beroepsproducten van de projecten, de stage en bij het afstuderen en concludeert dat het Biloba-toetsbeleid goed wordt uitgevoerd. Ook het feit dat studenten in projecten elkaar moeten beoordelen waardeert het panel. Volgens studenten zorgt dat ervoor dat meelopers niet ongestraft blijven. Ze blijken overigens erg assertief in het bespreekbaar maken van ongewenst gedrag in de projectgroep. Het panel vond het onjuist dat de directeur van FEHT voorzitter was van de Examencommissie van SPECO en EMM. Het panel heeft inmiddels vernomen dat het voorzitterschap per september 2007 wordt overgenomen door een docent die is voorgedragen door de Instituutsmedezeggenschapsraad. Het panel constateert dat de opleiding op de punten waar het tijdens de voorbereiding commentaar op had (feedback in portfolio, afstudeerprotocol en voorzitterschap Examencommissie) al adequate actie ondernomen heeft. Het facet krijgt om die reden een goed.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het personeelsbeleid van de beide instituten is afgeleid van het Fontys-personeelsbeleid en vastgelegd in een personeelsplan per instituut. Op instituutsniveau worden in het managementcontract (zie facet 5.1) doelstellingen en prestatie-indicatoren vastgelegd, onder andere op het gebied van ziekteverzuim, kennisontwikkeling en samenwerking. Periodiek voeren de directies een portfolioanalyse van het totale personeelsbestand uit. Daarbij gaat het om zo veel mogelijk aan het werkveld gerelateerde kennis, ervaring, houding en vaardigheden. Die analyse kan leiden tot het inhuren van aanvullende expertise. Docenten leggen individuele verantwoording af tijdens functionerings- en beoordelingsgesprekken. • FEHT heeft in 2005 een lector Sportbusiness aangesteld en het SPECO Sportbusiness Centre opgericht (zie ook facet 2.1). Het centrum heeft naast haar rol ten aanzien van de onderwijsvernieuwingen (bijvoorbeeld de ontwikkeling minors) ook betekenis ten aanzien van het personeel: de aangestelde themamanagers, die op hun specifieke gebied contacten met personen en organisaties en externe profilering en kennisverspreiding (via publicaties, conferenties, e.d.) coördineren, vormen samen de kenniskring SPECO. Het panel is blij om te horen dat men de kenniskring op termijn graag uitbreidt met externe deelnemers zoals bij IEMES het geval is. De IEMES-kenniskring bestaat uit 32
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
•
•
branchdeskundigen en organiseert wekelijks een seminar met sprekers vanuit hun netwerk voor docenten en studenten. De studenten (70-80% komt regelmatig opdagen) hanteren in hun portfolio de verslagen van de seminars als bewijs voor de kennis van de branche. Het SPECO Sportbusiness Centre heeft een themamanager Internationalisering. Haar kennis wordt ook ingezet voor het ontwikkelen van de semesters voor EMM, bijvoorbeeld met betrekking tot het thema toerisme in het tweede jaar. Uit evaluaties (portfolioanalyse en studentenevaluaties) blijkt dat bij FEHT tweederde van de docenten een WO-opleiding heeft en ongeveer de helft recente ervaring in het relevante beroepenveld. Het panel heeft dat geverifieerd in de CV’s die het heeft ingezien. De studenten zijn tevreden over de verbinding die de docenten met de beroepspraktijk leggen. Vanaf 2003-2004 is FEHT met een professionaliseringsplan gestart. Het management heeft voor SPECO verdere kennisontwikkeling en -toepassing op het gebied van commerce, marketing en communicatie op de agenda staan. Binnen EMM is de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan de werkveldoriëntatie van talendocenten. Zij hebben zelfstandig een netwerk opgezet in de relevante landen waaronder Frankrijk en Duitsland en hebben (talen)kennis van internationale marketing vergaard. Uit evaluaties blijkt dat bij FBH een belangrijk deel van de vaste docenten praktijkkennis baseert op ervaringen met stagebegeleiding en het begeleiden van praktijkprojecten. Het panel leidt uit het managementcontract af dat het opbouwen van praktijkkennis en ervaring hoog op de managementagenda staat. De kenniskring speelt een belangrijke rol in de inbreng en begeleiding van praktijkprojecten, net als de professionals die seminars en gastdocentschappen verzorgen. Uit studentenevaluaties blijkt dat studenten voldoende tevreden zijn over de verbinding die de docenten tijdens colleges en in de begeleiding van praktijkprojecten. Studenten vinden dat de docenten wat hun samenstelling betreft een goede afspiegeling vormen van het werkveld, en geloofwaardige casussen gebruiken zijn.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij FEHT is het personeelsbestand, zowel wat betreft de totale formatie in fte's als het absolute aantal medewerkers, de afgelopen tien jaren gestaag gegroeid vanwege toenemende studentenaantallen. De laatste drie jaar is het redelijk stabiel: er is ruim 44 fte’s onderwijspersoneel en acht fte’s niet-onderwijspersoneel. De huidige ratio docent/student is 1:29. • Specifiek voor EMM geldt dat de kleine groep docenten ondersteund wordt door externe deskundigen. Deze deskundigen uit het werkveld geven onder begeleiding van een vaste docent colleges en/of begeleiden projecten. Het panel heeft vernomen dat studenten de © NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
33
•
inbreng van deze direct in de praktijk werkzame mensen zeer waarderen vanwege hun praktijkervaring. Voor FEHT gaat het om ruim drie fte’s in 2006, waarvan het merendeel voor EMM werd ingezet. IEMES heeft een vaste kern van docenten van ongeveer tien fte’s bedraagt. De docent/student ratio ligt rond 1:28. De flexibele schil van docenten die inzetbaar is voor deze differentiatie is gemiddeld ruim twee fte’s per jaar. Ook maakt men gebruik van Fontys-docenten van andere instituten. Het panel heeft geen problemen vernomen over deze inzetstructuur, de docenten en studenten waren juist enthousiast over de inzet van externen. Studenten gaven aan dat de vaste docenten erg druk waren. Ze zijn wel beschikbaar voor vragen maar leveren cijfers met regelmaat te laat in door drukte. IEMES groeit sterk waardoor er geregeld nieuwe docenten worden aangetrokken.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Docenten van beide instituten hebben vanaf 2004 deelgenomen aan diverse trainingen op het gebied van vraagsturing, studieloopbaanbegeleiding, ontwikkelen van performance-assessments en portfolio-assessment en N@tSchool (electronische leeromgeving). Ook de externe assessoren hebben een meerdaagse training gehad. • De medewerkers van FEHT zijn in 2006 georganiseerd in vier resultaatverantwoordelijke teams: team Major Marketing 1-4, team Major Marketing 2-3, team Major Communicatie en team Administratie. Binnen de teams vindt in het kader van onderwijsontwikkeling, meestal onder leiding van de periodemanagers, intercollegiaal professionaliseren van nieuwe collega’s plaats en het intercollegiaal professionaliseren op het niveau van onderwijsuitvoering. Er is een middag per week vrijgeroosterd voor professionalisering en overleg. Ook FBH werkt met RVT’s: er is een team voltijd (IEMES/minoren) en een team zakelijke dienstverlening. • Bij IEMES zijn er niveaucoördinatoren en inhoudelijk coördinatoren. De inhoudelijke coördinatoren gaan bijvoorbeeld over studieloopbaanbegeleiding, assessments, praktijkprojecten en de elektronische leeromgeving. De inhoudelijk coördinator coördineert informatie-uitwisseling en organiseert (intervisie)bijeenkomsten voor docenten in de betreffende rol of taak en adviseert de niveaucoördinatoren. De kenniskring speelt ook een rol in het up-to-date houden van de inhoudelijke en onderwijskundige deskundigheid van docenten. • Uit evaluaties blijkt dat studenten met betrekking tot FEHT- en FBH-docenten de inhoudelijke en onderwijskundige kwaliteit een ruime voldoende scoren. De Fontyspersoneelsenquête 2004 geeft positieve uitslagen met betrekking tot de werksfeer bij FEHT. Het panel heeft vernomen dat de meerderheid van de docenten over een didactische aantekening beschikt of deelneemt aan een traject om dit te behalen. Docenten die flexibel worden ingezet dienen binnen een termijn van twee jaar de 34
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
didactische aantekening te behalen. Het panel concludeert op basis van de CV’s en evaluaties die het inzag, dat de onderwijsteams voor de drie differentiaties gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De mediatheek op de campus geschikt over voldoende voorzieningen zoals toegang tot (internationale) databases met relevante bibliografische gegevens, online toegang tot bestanden van andere hogeschool- en universiteitsbibliotheken, een attenderingsfunctie op bijvoorbeeld het vakgebied economie op basis van RSS-feed en e-books. De online tijdschriftartikelen zijn vaak ‘full text’ beschikbaar. De mediatheek biedt tevens specialistische ondersteuning zoals een gevorderdencursus informatie verzamelen en ondersteuning bij het zoeken naar informatie. • Studenten krijgen na inschrijving een persoonlijk identificatienummer van Fontys Hogescholen. Hiermee hebben zij toegang tot alle faciliteiten zoals de studiewerkplekken en computerwerkplekken op de Fontys-locaties, het gebruik van mediatheekvoorzieningen, print- en kopieerfaciliteiten en het gebruik van de Fontys-ICTinfrastructuur (zowel de hardware in bijvoorbeeld de studietuin in het Mollerinstituut, als de software zoals de Fontys-portal en N@tschool). • De differentiaties maken voor informatievoorziening (zowel over studie-inhoud als studievoortgang) gebruik van ICT-middelen zoals inter- en intranet, Fontys-e-mail, N@tSchool, Fontys-portal en de digitale mediatheek. • Campusvoorzieningen zoals het decanaat, de studentenservicebalie, de ‘open shop’ en grote collegezalen bevinden zich op de campus van Fontys Tilburg en zijn open voor de CE-studenten. FEHT en FBH hebben beide flexibele werkplekken voor docenten, projecten kleinere gespreksruimtes en klas- en computerlokalen. Hoewel het personeel de huisvesting positief waardeert in de personeelsevaluatie, vindt het panel dat voor IEMES een meer bij de differentiatie passende en inspirerende leer- en werkomgeving wenselijk is. • Uit evaluaties blijkt dat de voorzieningen door studenten zeer positief gewaardeerd worden. De waardering voor de gebouwen en faciliteiten is positief én de afgelopen jaren gestegen. Tijdens spitsuren zijn er niet altijd voldoende computerfaciliteiten beschikbaar maar daar kunnen de instituten niet tegenop boksen volgens het panel. Het panel waardeert het feit dat laptopgebruik door Fontys gestimuleerd wordt en is zeer tevreden over het informatiegehalte en de gebruikersvriendelijkheid van het intranet. Specifiek © NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
35
IEMES-studenten blijken niet helemaal tevreden over ruimten voor zelfstudie. De wireless-omgeving die vanaf 2007 ingevoerd is, zal het management de mogelijkheid bieden beschikbare ruimtes en lokalen open te stellen voor zelfstudie. Uit de Fontyspersoneelsenquête 2004 blijkt dat het personeel de computerfaciliteiten hoog waardeert.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Beide instituten hebben studieloopbaanbegeleiding (SLB), die de student bij het competentie- en vraaggericht leren moet stimuleren, tot speerpunt gemaakt. Zij bepalen zelf het tempo waarin en de wijze waarop studieloopbaanbegeleiding wordt geïntroduceerd. Zo is binnen FEHT het mentoraat verder ontwikkeld naar studieloopbaanbegeleiding en heeft FBH binnen het nieuwe programma een leerlijn studieloopbaan geïntroduceerd. De Pré-biloba-cohorten hebben geen SLB maar een mentoraat dat zich richt op studie-, stage- en afstudeerbegeleiding en begeleiding bij studieachterstanden. • De uitkomsten van de Biloba-studentenenquête geven aan dat studenten van alle drie de differentiaties erg tevreden zijn over SLB. Wel blijkt er enige onwennigheid in het hanteren van nieuwe instrumenten zoals portfolio, POP en PAP. Op basis van gesprekken met studenten concludeert het panel dat studenten door de competentieexamens de relevantie van POP/PAP en portfolio gaan inzien. Alle drie de differentiaties geven de SLB’er een belangrijke rol bij het stimuleren van het gebruik van POP, PAP en portfolio. Het panel concludeert wel dat nog verbetering mogelijk is in de feedback door SLB’ers op de POP en PAP zodat de studenten gedurende hun verblijf beter bijgesteld kunnen worden (zie facet 2.8). Dat is al door de opleiding opgepakt. • Naast SLB is projectbegeleiding van belang tijdens de studie. Dat gebeurt procesmatig door tutoren en inhoudelijk door vakdocenten en stagebegeleiding. Een recente evaluatie van de derdejaars stage SPECO laat zien dat studenten redelijk tevreden zijn over de voorbereiding, de informatievoorziening en de begeleiding van de stage. Het panel hoorde van IEMES-studenten dat zij geklaagd hebben over een groot verschil tussen de aanpak van de diverse tutoren. Het management van FBH heeft dat punt al opgepakt door onder andere een maandelijks tutoroverleg in te stellen (vanaf studiejaar 2006/2007). Omdat het panel verbetering nodig acht met betrekking tot het IEMEStutorschap krijgt dit facet een voldoende in plaats van een goed. • Het panel concludeert dat er een operationeel systeem van studievoortgangsregistratie is, dat studenten regelmatig over hun studieresultaten worden geïnformeerd en dat informatievoorziening met betrekking tot de studie adequaat is. IEMES-studenten geven aan dat de snelheid waarmee zij informatie ten aanzien van de uitslag van toetsen krijgen 36
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
verbeterd kan worden (zie 2.4). Bijeenkomsten met de klankbordgroepen blijken een belangrijk middel in de communicatie met studenten. Enerzijds kunnen studie(voortgangs)problemen hier besproken worden, anderzijds heeft de opleidingscoördinator de mogelijkheid om zaken uit te leggen en gerealiseerde verbeteringen te communiceren.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitszorgsysteem de instituten onderscheidt drie structurele meetcycli: om de zes jaar is er een interne audit en accreditatie, elk jaar worden er een managementcontract (MACON) en managementrapportage (MARAP) afgesloten en periodiek zijn er onderwijsevaluaties en medewerkers- en studenttevredenheidsonderzoek. • De MACON- en MARAP-cyclus wordt gevoed door adviezen van externe stakeholders (Raad van Advies en werkveldcommissies), resultaten uit het verleden, doelstellingen vanuit Fontys-centraal en benchmarking. Concrete streefdoelen worden in het MACON van een instituut bepaald en opgenomen. De instituutsdirecteur sluit dat contract af met het Fontys-bestuur en rapporteert periodiek aan de portefeuillehouder in het bestuur. Het panel heeft een aantal managementcontracten ingezien. In de MARAP staan organisatiedoelstellingen uitgewerkt in opleidings-, team- en individuele doelstellingen. Hierdoor wordt ook voor de individuele medewerker zichtbaar wat zijn bijdrage is aan de doelstellingen van de het management cq. de hogeschool. • De periodieke onderwijsevaluaties, het medewerkers- en studenttevredenheidsonderzoek en hun frequentie zijn vastgelegd in de onderzoekskalender van ieder instituut. Er zijn periode-evaluaties, exitgesprekken, bijeenkomsten met klassenvertegenwoordigers, een tweejaarlijks Startbekwaamhedenonderzoek onder alumni en werkgevers, bijeenkomsten van de Raad van Advies en werkveldcommissies, analyses van onderwijsrendementen, de tweejaarlijkse Fontys-studentenenquête, de Fontys-personeelsenquête en de Nationale Studentenenquête (Choice). Om de invoering van het nieuwe curriculum goed te kunnen monitoren, zijn in het studiejaar 2005-2006 extra studentenevaluaties uitgevoerd. Sommige IEMES-studenten rapporteerden naar aanleiding daarvan enige evaluatiemoeheid.
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
37
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft geconstateerd dat naar aanleiding van evaluaties kwaliteitsverbeteringen worden geformuleerd die opgenomen worden in het MACON. De MARAP rapporteert over de realisatie daarvan. Voorbeelden van concrete verbetermaatregelen zijn: o Het vervroegen van de voorbereiding op de derdejaarsstage EMM naar het tweede semester van de hoofdfase in het studiejaar 2006-2007 om meer tijd te creëren voor het vinden van een stageplaats in het buitenland. o Het niet meer verplichten van een tweede moderne vreemde taal (Frans, Duits of Spaans) zodat er meer ruimte is voor de Engelse taal in het SPECOcurriculum. o Het uitbreiden van de IEMES-module Marktonderzoek van twee naar drie periodes in cohort 2006 omdat uit analyse van de toetsing en het competentie-examen van de propedeuse van cohort 2005/2006 bleek een groot aantal studenten de toetsing van competentie 2 (marktonderzoek) niet met een voldoende afgerond te hebben. • Het panel concludeert dat de op- en aanmerkingen die in het vorige visitatierapport naar voren kwamen voortvarend door FEHT zijn opgepakt, of niet meer van toepassing zijn door de invoering van Biloba. De verbeterpunten zijn opgenomen in de MARAP’s tot op het niveau van de teamleden. Drie belangrijke aanpassingen zijn: de aanstelling van opleidingscoördinatoren om de doorlopende leerlijnen in de onderwijsprogramma’s te verstevigen, het terugbrengen van het aantal resultaat verantwoordelijke docententeams van zes naar drie waarbij iedere docent lid van één team is om versnippering van taken tegen te gaan en het versterken van de betrokkenheid van studenten bij de kwaliteitszorg door onder andere invoering van klankbordgroepen. • IEMES wordt sinds 2004 aangeboden, waardoor deze differentiatie zich in een andere fase bevindt in vergelijking met de differentiaties SPECO en EMM. Er heeft nog geen eerdere visitatie plaatsgevonden. IEMES beschikt nog niet over resultaten uit afstudeeronderzoeken en het Startbekwaamhedenonderzoek. Wel vond het panel voldoende voorbeelden waaruit blijkt dat de evaluatiecyclus werkt zoals boven aangeven.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
38
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studenten zijn bij de interne kwaliteitszorg betrokken door het periodiek evalueren van onderwijsperiodes en de klankbordgroepbijeenkomsten waarin met de staf de resultaten uit evaluaties besproken worden. Studenten zijn tevens vertegenwoordigd in de IMR van FEHT en FBH. Studenten beoordelen in de Fontys-studentenenquête of de inhoud van de evaluaties voldoen en of zij teruggekoppeld krijgen wat er met de evaluatieresultaten gedaan wordt. Uit evaluatiegegevens blijkt dat de studenten tevreden zijn over de onderwijsevaluaties, de manier waarop IEMES omgaat met suggesties en kritiek en de mogelijkheden voor inspraak. Studenten van beide instituten zijn nog onvoldoende tevreden over de terugkoppeling van verbetermaatregelen naar aanleiding van evaluaties. Uit besprekingen met IEMES-studenten blijkt dat de hoeveelheid schriftelijke evaluaties die zijn afgenomen in een korte tijd een belangrijke verklaring biedt voor de scores onder de norm (zie facet 5.1). Beide instituten geven aan dat zij terugkoppeling naar studenten beter gaan organiseren. Voor het panel is dat reden om nu een voldoende te geven in plaats van een goed voor dit facet. • Het werkveld en de alumni van FEHT worden blijkens diverse verslagen van de bijeenkomsten van de Raad van Advies en de werkveldcommissies (FEHT heeft een RvA op instituutsniveau en aparte werkveldcommissies voor SPECO en EMM) betrokken bij het verbeterbeleid. In de werkveldcommissies zijn ook alumni vertegenwoordigd. Ook is er het Startbekwaamhedenonderzoek waarin hun mening gepeild wordt. De leden van de werkveldcommissies geven aan dat zij tevreden zijn over wat het instituut met hun open aanmerkingen doet. IEMES heeft momenteel nog geen eigen afgestudeerden maar FBH wil alumni in 2008 door middel van een Startbekwaamhedenonderzoek betrekken bij de verbetering van het (onderwijsproces- en) de onderwijsinhoud. Het afnemend beroepenveld is tot op heden betrokken geweest in de vorm van het overleg met de Raad van Advies (IEMES heeft een eigen RvA), een analyse van stagebeoordelingen van de derdejaars studenten en een enquête onder stagebedrijven over relevante van IEMES-competenties (oktober 2006). • Medewerkers bespreken in docenten- of teamoverleg de resultaten van evaluaties en verbetervoorstellen. De MACON- en MARAP-cyclus is daar ook onderwerp van gesprek. De FEHT-medewerkers zien duidelijk de samenhang tussen de diverse onderdelen van het systeem zoals blijkt uit de enquête onder onderwijzend personeel waarbij 94% van de teamleden van de diverse RVT’s aangeeft dat het instituut over een helder verbeterbeleid beschikt. In de personeelsenquête van 2006 zijn medewerkers bevraagd over de betrokkenheid bij strategie en beleid: de medewerkers van beide instituten geven aan dat zij tevreden zijn over hun betrokkenheid bij het instituut, de totstandkoming van beleid en hun invloed op vernieuwing en verbetering. Docenten nemen net als studenten deel aan de IMR.
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
39
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel constateert dat FEHT periodiek onderzoekt of het door afstudeerders gerealiseerde eindniveau voldoet aan de eisen die het werkveld aan een beginnend beroepsoefenaar stelt: afstudeeropdrachten worden (mede) beoordeeld door vertegenwoordigers uit het beroepenveld en elke afstudeerstage wordt geëvalueerd. Het oordeel van de externe beoordelaar die bij de afstudeerzitting aanwezig is over het niveau en de beroepsgeschiktheid van de afgestudeerde blijkt uit verslagen positief te zijn. Dat geldt ook voor de bedrijfsvertegenwoordigers die beoordelingsformulieren hebben ingevuld. Ondervraagden uit het werkveld (alumni SPECO/EMM en werkgevers) geven bij het recentelijk uitgevoerde Startbekwaamhedenonderzoek (september 2006) aan dat zij redelijk tot zeer tevreden te zijn over het bereikte eindniveau (van beginnend beroepsoefenaar) en de gerealiseerde eindkwalificaties. Met name de basisbekwaamheden van afgestudeerden op het terrein van marketingbeleid en – planning scoren goed. De vertegenwoordiging van het werkveld waarmee het panel sprak gaf duidelijk aan dat de scripties steeds beter en completer werden. • Van de SPECO-afgestudeerden (pré-Biloba) heeft 38% een differentiatiegerelateerde werkkring gevonden. Het management is daar tevreden mee. Het panel vraagt aandacht te blijven besteden aan het percentage afgestudeerden dat kennelijk in de marketingbranche een niet sportgerelateerde functie blijkt te vervullen. • Het panel heeft vóór het visitatiebezoek tien recente afstudeerverslagen bestudeerd en tijdens het visitatiebezoek nog een aantal andere afstudeerwerken ingezien. Het panel concludeert dat de vraagstelling die in de afstudeerverslagen centraal staat relevant is voor het domein en voor het werkveld en dat de verslagen goed zijn gestructureerd. Met betrekking tot de onderzoeksmethodiek en de gekozen oplossingen merkte het panel op dat hoewel de gekozen methodes voldoen voor het betreffende onderzoek, ze niet altijd volledig en vaak weinig origineel waren. Het panel miste verantwoording van keuzes en de eigen inzichten of opvattingen van de student. Ondanks dit punt vindt het panel de afstudeerverslagen wel van adequaat niveau. Uit verslagen van evaluaties blijkt dat de werkveldvertegenwoordigers dat ook vinden. • Het panel constateerde tijdens het bezoek dat de opmerkingen die het gemaakt had over de scripties overeenkwamen met de conclusie van de – overigens positieve – metabeoordeling over het niveau van SPECO-afstuderen door de lector Sportbusiness. Het panel waardeert het zeer dat dit soort analyses uitgevoerd worden en dat het management de uitkomsten serieus neemt (zie ook facet 2.8 over het verbeterde afstudeerprotocol). De lector schreef onder andere dat kandidaten de theoretische bagage overwegend hanteren om tot een ordening of structurering van de analyse te 40
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
•
•
komen en/of als handleiding om een analyse uit te voeren, maar dat zij het nog te weinig hanteren om tot nieuwe vragen te komen of als middel om het betreffende marketingprobleem kritisch onder de loep te nemen. De lector onderstreept ook dat het hbo-niveau in orde is maar dat “de kracht van veel SPECO-studenten meer zit in het uitvoeren van de afstudeeropdracht en ontwikkelen en uitvoeren van plannen dan het schrijven van een scriptie met een analytisch en reflectief karakter”. Vanwege bovenstaande overwegingen concludeert het panel dat het niveau van de scripties in orde is maar dat er een verbetering mogelijk is op het vlak van reflectie en eigen inzichten van de studenten en het laten meewegen van deze criteria bij de uiteindelijke beoordeling. Het oordeel luidt daarom voldoende voor dit facet, in plaats van goed. De differentiatie IEMES verwacht de eerste afgestudeerden in 2008. Er zal daarom pas in 2008 onderzoek gedaan worden naar de gerealiseerde startbekwaamheden door middel van afstudeerstage-evaluatie en het Startbekwaamheidsonderzoek onder alumni en werkgevers. Het panel kan om deze reden geen oordeel geven over het bereikte eindniveau van IEMES-studenten maar constateert wel aan de hand van bestudeerde toetsen dat het niveau van eerste en tweedejaars studenten in orde is. Uit stageverslagen en de evaluatie onder stagebegeleiders van oktober 2006 blijkt dat studenten stagebekwaam waren toen zij aan dat onderdeel begonnen. Het IEMESmanagement geeft aan zich bij de beoordelingssystematiek van de afstudeerprojecten te laten leiden door de ervaringen binnen SPECO en EMM.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De drie differentiaties baseren hun streefcijfers ten aanzien van rendement op de landelijke cijfers voor het onderwijsrendement binnen de opleiding CE (kengetallen HBO-raad), waar volgens het panel streefcijfers per differentiatie wenselijk zouden zijn. • Voor FEHT geldt dat de afstudeerders gemiddeld in 4,5 jaar hun diploma halen. Het streefcijfer wordt nagenoeg gehaald: het landelijke gemiddelde is 4,4 jaar. Het percentage geslaagden na vijf jaar is 52% (instroomcohort 1999) en 48% (instroomcohort 2000) terwijl de landelijke gemiddelde in 2004 37% is. Het percentages uitvallers ligt rond de 36% en dus nagenoeg gelijk aan het streefcijfer 34%. De studieduur van de studiestakers ligt in 2004 op anderhalf jaar, dit ligt onder het landelijke cijfer van 21 maanden. De studieduur van studiestakers zal voortaan rond de twaalf maanden liggen omdat vanaf september 2005 de éénjarig APA (Afwijzend Propedeuse Advies) is ingevoerd. Het aantal geslaagden voor de propedeuse (dus binnen één jaar) ligt nu op 60%. Dat is hoger dan de landelijke benchmark in het economisch domein van 56%. Het panel concludeert dat de SPECO en EMM de streefcijfers (nagenoeg) halen. © NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
41
•
42
Voor FBH geldt dat de metingen zich tot nu toe richten op het uitvalpercentage en propedeuserendement. Het eerste cohort IEMES kende een groot percentage studiestakers: 46% ten opzichte van landelijk gemiddelde van 36%. De gemiddelde studieduur van studiestakers ligt in dit eerste jaar op twaalf maanden (vergelijk met landelijk gemiddelde van 21 maanden). Uit instroomonderzoek blijkt dat bijna 60% van de 97 inschrijvingen geen directe instroom is (dus niet van MBO, HAVO of VWO komen). Voor een groot aantal instromers bleek de stap naar een hbo-opleiding te hoog gegrepen. Uit exitonderzoek blijkt tevens dat studenten uit het eerste cohort de commercieel economische basis van IEMES hebben onderschat. Het panel heeft vernomen dat de voorlichting inmiddels verbeterd is op dit punt en dat begeleiding in de propedeuse geïntensiveerd is (zie facet 2.5). Het panel vertrouwt erop dat het aantal studiestakers daardoor zal dalen maar ook dat de zogenaamde ‘late kiezers’ een aandachtspunt blijven.
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Deel C
Bijlagen
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
43
Bijlage 1
44
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
45
46
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
47
48
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
49
50
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Bijlage 2
Deskundigheden panelleden
Opleiding Commerciële Economie, Fontys Hogescholen Tilburg
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. I. Akerboom
X
Studentpanellid De heer B. Bezemer
Panellid De heer drs. T. van Duinen
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid De heer drs. I.J.D. Blaauw
Panellid De heer prof.dr.ir. W.E. During
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer prof. dr. ir. W.E. During De heer During is is ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid op het gebied van management. Hij heeft deelgenomen aan visitaties van masteropleidingen door de DVC en aan visitaties in het kader van toetsen nieuwe masteropleidingen door de NVAO. Voor deze visitatie is de heer During aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1957 – 1965 1963 – 1965 1984
TH Delft, Technische Fysica, Reactor fysica (kernreactoren) ISW, hogere bedrijfskunde, avondcursus Universiteit Twente, doctoraat bedrijfskunde (innovatiemanagement)
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
51
Werkervaring: 1967 – 1973 Berenschot. Organisatie adviseur, produktieorganisatie, strategie, innovatie, tchnology forecasting 1973 – 2004 Universiteit Twente. UHD innovatie en integrale kwaliteitszorg, hoogleraar innovatief ondernemerschap 1987 – 1994 Directeur/Dean TSM Business School (de Business School van de UT) en directeur van het ondernemerscentrum 1994 – 2000 Oprichter-directeur onderzoekscentrum ondernemerschap, thans het Nederlands centrum voor Kennisintensief Ondernemerschap (NIKOS) 2000 – 2004 (deeltijd) Hoogleraar/onderzoeksleider NIKOS 1973 – heden Adviseur voor bedrijfsleven en overheid op het gebied van innovatiemanagement, ondernemerschap, samenwerking/netwerkvorming en onderwijsontwikkeling
Panellid de heer drs. T. van Duinen De heer Van Duinen is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid en zijn onderwijsdeskundigheid. De heer Van Duinen is onderwijsdeskundig door zijn ervaring als docent economische vakken aan de heao, door zijn rol als voorzitter van de faculteit economie aan de Rijksuniversiteit Groningen en door zijn lidmaatschap van het faculteitsbestuur. De heer Van Duinen heeft uit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Daarnaast is hij voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het HBO en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1963 – 1970 1980
Nederlandse Economische Hogeschool Bedrijfseconomie, afgestudeerd 1970 Doctoraat
Werkervaring: 1970 – 1985 Wetenschappelijk (hoofd)medewerker marketing Erasmus universiteit 1985 – 2005 Buitengewoon hoogleraar marketing Erasmus universiteit 1985 – 2002 Managing partner en senior adviseur consultancy bureau ICB ondernemingsstrategie en commercieel beleid
Panellid de heer drs. I.J.D. Blaauw De heer Blaauw is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van sport, economische studies en onderwijskunde. Bovendien heeft de heer Blaauw veel onderwijservaring, in verband met zijn werkzaamheden bij de HES Rotterdam en managementervaring vanuit zijn werk bij Codarts Rotterdam. Hij is daarnaast aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1968 MO - P Lichamelijke Opvoeding 1983 MO - A Pedagogiek 1983 MO - B Pedagogiek 1988 Doctoraal Onderwijskunde
52
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Werkervaring 1978 – 1987 1983 – 1987 1987 – 2002 2002 – heden
Docent lichamelijke opvoeding en sport HES Rotterdam Adjunct-directeur onderwijsorganisatie HES Rotterdam Hoofd Bureau Onderwijs en Kwaliteit HES Rotterdam Directeur Algemene Zaken en Kwaliteitszorg Codarts, Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam
Panellid student de heer B. Bezemer De heer Bezemer is ingezet als studentlid. Hij is momenteel 4e jaarsstudent Commerciële Economie. De heer Bezemer is lid van de Academieraad van zijn opleiding en lid van de medezeggenschapsraad van de Hogeschool. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen Commerciële Economie. De heer Bezemer is individuele geïnstrueerd voor deze visitatie. Opleiding: 2000 – 2003 Havo te Sleeuwijk 2003 – heden Commerciële Economie Avans Hogeschool Breda Werkervaring: 2004 – heden Werkzaam bij Arjan van Dijk Groep (catering en evenementen) 2005 – heden Academie raad lid opleiding Commerciële Economie 2006 – heden Medezeggenschapslid Avans Hogeschool
Panellid NQA Mevrouw drs. I. Akerboom Mevrouw Akerboom Is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruime ervaring met visiteren van het hbo en wo in verschillende domeinen zoals Taal en Cultuur, Bouwkunde en Humanistiek. Ze bezit op grond van deze werkervaring en cursussen gevolgd bij het Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden (IVLOS) audit- en onderwijsdeskundigheid. Opleiding: 1987 – 1993 1993 – 1998 1998 – 2000 2004 2005 – 2006
Gymnasium, Stanislascollege te Delft Culturele Antropologie, Katholieke Universiteit Nijmegen Maatschappelijke Vraagstukken en Beleid, Vrije Universiteit Amsterdam (verkort doctoraal) Cursus Auditkwaliteit, IVLOS Onderwijskunde voor het Hoger Onderwijs, IVLOS
Werkervaring: 1997 – 1998 Onderwijsassistent Methoden van Kwalitatief Onderzoek, Katholieke Universiteit Nijmegen 2001 – 2004 Beleidsmedewerker onderzoek, Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit van Tilburg 2004 – heden Projectleider kwaliteitszorg wetenschappelijk onderwijs, Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) 2007 – heden Auditor, Netherlands Quality Agency (NQA), gedetacheerd vanuit QANU
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
53
Bijlage 3
Bezoekprogramma
18 april 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
Lokatie
13.00 - 16.00
Materiaal bestuderen
Panel
S101
16.00 - 17.00
Rondleiding
Panel plus begeleiders
17.00 - 18.00
Gesprek met opleidingsmanagement FEHT
Opleidingsmanagement
FEHT en FBH S101
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
Lokatie
08.45 - 09.00 09.00 - 10.00
Panel en directie Opleidingsmanagement
S101 S101
10.00 - 10.15 10.15 - 11.00
Ontvangst Gesprek met opleidingsmanagement FBH Break Gesprek met docenten IEMES
S101 S101
11.00 - 11.45
Gesprek met studenten IEMES
11.45 - 12.15
Eventuele extra gesprekken FBH, intern paneloverleg Lunchpauze Gesprek met docenten SPECO en EMM
Panel Representatieve groep docenten IEMES verspreid over deskundigheid en specifieke taken Representatieve groep studenten IEMES, verspreid over studiejaren Panel Panel Representatieve groep docenten SPECO/EMM verspreid over deskundigheid en specifieke taken Representatieve groep studenten SPECO/EMM, verspreid over studiejaren
S101 S101
19 april 2007
12.15 - 13.00 13.00 - 14.00
S101
S101
14.00 - 15.00
Gesprek met studenten SPECO en EMM
15.00 - 15.15 15.15 - 16.15 (parallel)
Break Gesprek met afgestudeerden en werkveld SPECO en EMM
Panel Representatieve groep recent afgestudeerden, leden werkveldcommissie, stagebegeleiders en vertegenwoordigers werkgevers afgestudeerden
S101 S101
15.15 - 16.15 (parallel) 16.15 - 17.15
Gesprek met werkveld IEMES *
Leden werkveldcommissie en stagebegeleiders Panel
S129
Opleidingsmanagement
S101
Panel
S101
17.15 - 17.45
Eventuele extra gesprekken FEHT, intern paneloverleg Tweede gesprek met beide opleidingsmanagementteams en afronding
17.45 - 18.15 Afsluitend paneloverleg * IEMES heeft nog geen afgestudeerden
54
S101
S101
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
Bijlage 4
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieporofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren) onderwijsbeleid en toetsbeleid rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties Beroepsprofiel of vergelijkbaar document Studiegids Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) Kengetallen Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten deficiëntieprogramma’s studieboeken readers Toetsen, portfolio’s en assessments, inclusief beoordelingen Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen Stageverslagen, inclusief beoordelingen
Onderwerp/facet 5
3 2 5, 6 2, 3.3, 4, 5, 6.2 1 1 2, 4.2 2 3.1 6.1 2
2.8, 6.2 6.2 2.8
© NQA - visitatie Fontys Economische Hogeschool en Fontys Bedrijfshogeschool, Tilburg Opleiding Commerciële Economie, hbo-bachelor (vt)
55