Fontys Hogeschool, Venlo Opleiding: International Business Economics, hbo-bachelor; Varianten: voltijd Visitatiedatum: 22 februari 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2006
2
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 5 7 7 8 8 10 11
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 17 27 30 34 37
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
41 42 47 51 52 54
3
4
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding International Business Economics (IBE) van de Fontys Hogescholen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in december 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op woensdag 22 februari 2006 te Venlo. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: de heer ing. S. Molkenboer MBA (voorzitter); de heer dr. ir. P.W.L. Bollen (domeinpanellid); mevrouw A. Daniel (studentpanellid); de heer drs. G.J.H. Vermeulen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Fontys Hogescholen bestaat uit 37 instituten met ongeveer 36.000 bekostigde studenten en 4.200 medewerkers. De instituten voeren, ieder in hun eigen marktsegment, de kernactiviteiten van Fontys uit: ontwikkeling en uitvoering van onderwijs, commerciële activiteiten en toepassingsgericht onderzoek. Fontys Hogescholen verzorgt ongeveer 200 opleidingen op gebieden als communicatie, economie, educatie, gezondheidszorg, informatica, kunsten en techniek. Fontys Hogescholen heeft vestigingen in plaatsen als Eindhoven, Roermond, Sittard, Tilburg, Venlo en Den Bosch. Naast het reguliere hoger onderwijs biedt Fontys ook zakelijke dienstverlening. Fontys heeft 17 lectoraten; een deel van deze lectoraten is ondergebracht bij kenniscentra.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
5
Fontys Hogescholen kent twee sturingslagen: de raad van bestuur en de directeuren van de instituten. De raad van bestuur stuurt op hoofdlijnen, de directeuren dragen integrale managementverantwoordelijkheid. Het management sluit jaarlijks een managementcontract af met de raad van bestuur. Ieder kwartaal legt het management verantwoording af over de feitelijk behaalde resultaten. In de missie van Fontys is vastgelegd dat de hogeschool een learning community en kennispoort wil zijn die zich laat inspireren door economische, ecologische en sociale beginselen van duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ambities van Fontys voor de langere termijn hebben betrekking op onder andere versterking van de positie van regionale kennispoort, versterking van het ondernemersportfolio op de markt van bachelor- en masteropleidingen en op de markt van de zakelijke dienstverlening. Fontys wil deze ambities realiseren door de huidige twee onderwijscycli in de beroepskolom uit te breiden met een derde cyclus (professional doctorate), toepassingsgerichtheid van het onderwijs te ankeren in het principe van ‘authentiek’ onderwijs, de professionele staf kwalitatief te versterken door verdere ontwikkeling van lectoraten en kenniskringen, en door strategische allianties aan te gaan met relevante externe partners. De opleiding International Business Economics (IBE) (CROHO-naam Bedrijfseconomie, nummer 34401) maakt deel uit van Fontys Internationale Hogeschool Economie (FIHE) in Venlo. Naast de opleiding IBE maken ook de opleidingen International Marketing en International Business and Management Studies deel uit van de FIHE. FIHE stelt maatschappij en economie in een internationale en interculturele context met het oog op toenemende globalisering. Sinds 2000 is FIHE bezig met een onderwijstransformatie, waarbij meer aandacht wordt gegeven aan teamteaching, projectmatige leerarrangementen en competentiegericht opleiden. Met de invoering van de major-minor structuur voor de bachelor wordt met ingang van het studiejaar 2005/2006 meer aandacht besteed aan een competentiegestuurde en vraaggerichte opleidingsdidactiek. Dit betekent voor de opleiding IBE dat de propedeuse thans reeds volgens het nieuwe opleidingskader wordt uitgevoerd. Vanaf september 2006 start de hoofdfase nieuwe stijl. Met name wordt aandacht besteed aan het begeleidings- en toetsbeleid. Via het aanbod van minors (volgens het Biloba-programma) worden studenten van de opleiding IBE verbredings- en specialisatiemogelijkheden geboden die aansluiten op de Euregionale economische speerpunten zoals logistiek, techniek, toerisme en agribusiness. Hiermee wordt aangesloten op de nieuw ontstane Europese regionaliseringstrend, die niet meer door landsgrenzen, maar door samenwerkende conglomeraten wordt bepaald. FIHE heeft de aanvraag voor een lectoraat ‘Innovatiemanagement’ lopen. Bij de opleiding IBE staan in 2005 88 Nederlandse en 259 Duitse studenten ingeschreven. Het aantal Nederlandse studenten daalt, terwijl de instroom van Duitse studenten toeneemt. Het onderwijs van FIHE wordt verzorgt door een team van 42 docenten met een taakomvang van 37,5 fte; in het team IBE zitten 11 docenten (9,7 fte). De opleiding wordt alleen als voltijd variant aangeboden. Voor de Duitse studenten is een Duitstalig curriculum ontwikkeld.
6
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft het visitatiepanel zich voorbereid op het bezoek. In de maanden januari en februari 2006 bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement en er is gesproken met docenten en studenten. Ook is gesproken met afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-) oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in mei 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
7
onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juli 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is in september 2006 en vervolgens ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Aan het facet Domeinspecifieke eisen is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. De facetten Niveau bachelor en Oriëntatie hbo bachelor zijn gewaardeerd met het oordeel ‘goed’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma Aan de facetten Eisen hbo, Studielast, Instroom, Afstemming tussen vormgeving en inhoud en Beoordeling en toetsing is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het panel heeft het oordeel ‘goed’ toegekend aan de facetten Relatie doelstellingen en inhoud programma, Samenhang in het opleidingsprogramma en Duur. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De facetten Eisen hbo en Kwaliteit personeel zijn gewaardeerd met het oordeel ‘goed’. Het facet Kwantiteit personeel is gewaardeerd met het oordeel ‘voldoende’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Aan de twee facetten behorend bij dit onderwerp is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
8
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
1.5.5 Interne kwaliteitszorg Aan het facet Evaluatie resultaten is het oordeel ‘goed’ toegekend. De facetten Maatregelen tot verbetering en Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld zijn gewaardeerd met het oordeel ‘voldoende’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Aan het facet Gerealiseerd niveau heeft het panel het oordeel ‘goed’ toegekend. Het facet Onderwijsrendement is gewaardeerd met het oordeel ‘onvoldoende’. Het panel heeft vastgesteld dat alumni de opleiding zeer adequaat vinden voor hun beroepspraktijk en dat het merendeel van de alumni werkzaam is in functies die passen bij de opleiding. Ook het werkveld oordeelt positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Voorts oordeelt het panel positief over het niveau van de afstudeerscripties. Het onderwijsrendement van de opleiding voldoet in beperkte mate aan de streefnormen van de opleiding. De uitval van studenten is hoog en de verblijfsduur van studiestakers is doorgaans te lang. Wel wordt de streefnorm voor de studieduur van geslaagden (vrijwel) gehaald. Ook heeft de opleiding nieuw beleid ingezet om de uitval in de propedeuse te beperken. Het panel heeft grote waardering voor het door de opleiding gerealiseerde eindniveau. Mogelijk als gevolg hiervan is de uitval van studenten te hoog. Het panel is echter van oordeel dat het inhoudelijke niveau van groter belang is dan het numerieke rendement van de opleiding. Ook staat tegenover het oordeel ‘onvoldoende’ voor het facet Onderwijsrendement het oordeel ‘goed’ voor het facet Gerealiseerd niveau. Op grond van deze overwegingen komt het panel tot de conclusie dat het oordeel op het onderwerp Resultaten positief is. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding positief.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
9
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Opleiding International Business Economics (hbo-bachelor) (voltijd)
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
10
Voldoende Goed Goed Positief Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Goed Onvoldoende Positief
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
1.7
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema waaruit blijkt dat de opleiding International Business Economics van Fontys Hogescholen op de zes onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. De opleiding voldoet op vrijwel alle facetten aan de basiskwaliteit en gaat daar op verschillende facetten bovenuit, met name waar het gaat om de onderwerpen Doelstellingen, Programma en Personeel.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
11
12
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
13
14
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert het Competentieprofiel Bedrijfseconomie voor de cohort tot 2005/2006. Het profiel omvat de 41 door het landelijk overleg LOBE vastgestelde domeincompetenties en FIHE-specifieke competenties, voortkomend uit het eigen karakter van de opleiding. De FIHE-specifieke competenties hebben betrekking op internationalisering, globalisering en duurzaamheid, belasting- en ondernemingsrecht, internationale verslaglegging en due-diligence. Ook zijn aan de landelijke domeincompetenties enkele algemene interpersoonlijke en intrapersoonlijke competenties toegevoegd. • Het landelijk profiel is geaccordeerd door het beroepenveld. Hiermee is de aansluiting aan de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk geborgd. • In 2005 is een landelijk geactualiseerde versie van het Beroeps- en opleidingsprofiel HBO-BE opgesteld. Deze versie dient nog door het landelijk overleg gevalideerd te worden. • Met ingang van september 2005 hanteert de opleiding een herzien competentieprofiel afgeleid van de landelijke HEO-domeincompetenties, vastgesteld door de HBO-raad met instemming van het landelijke beroepenveld (Landelijk beroepsprofiel en eindkwalificaties BE, 2005). Het competentieprofiel bevat de zes landelijk vastgestelde domeinspecifieke competenties en vier FIHE-specifieke competenties, gebaseerd op het eigen karakter van de opleiding. Alle tien competenties zijn beschreven in een opleidingscompetentiematrix, waarin tevens een niveaubeschrijving, een beschrijving van de context (kenmerkende beroepssituaties) en prestatie-indicatoren zijn opgenomen. Aldus wordt expliciet een relatie gelegd tussen de competenties en de functies en taken van een beginnend beroepsbeoefenaar. • FIHE onderhoudt contacten met lokale en provinciale overheden, met de Kamer van Koophandel in Limburg en overeenkomstige organen in het Duitse grensgebied en de kenniskring Syntens om actuele kennis over ontwikkelingen in de regio te verkrijgen. Voorts maakt de opleiding gebruik van de Raad van Advies waarin leden zitting hebben die representatief zijn voor het internationale werkveld en die voldoende gezaghebbend zijn. Ook beschikt de opleiding over een College van Gecommitteerden dat adviseert ten aanzien van het beroepsprofiel en de beoogde eindkwalificaties.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
15
•
•
Vaktechnische onderscheidt de opleiding IBE zich van andere economische Fontysopleidingen door het accent op het brede vakgebied van de business controller. Hiermee onderscheidt de opleiding zich als een opleiding met een sterk ondernemend karakter. De opleiding heeft geen vergelijking gemaakt met soortgelijke buitenlandse opleidingen; het profiel van de opleiding wordt niet in een internationaal perspectief geplaatst. Het panel stelt wel vast dat (International) Business Economics eigenlijk niet voorkomt in het Angelsaksische gebied, er wordt daar meestal gesproken over (International) Business Administration.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding stelt zich ten doel dat de eindkwalificaties aansluiten bij de tien generieke kernkwalificaties. Deze kernkwalificaties sluiten aan bij en zijn een operationalisering van de Dublin descriptoren. • De opleiding heeft de tien generieke hbo-kernkwalificaties gekoppeld aan het FIHE Competentieprofiel IBE (voor de cohorten tot en met 2004/2005) en de Opleidingscompetentiematrix IBE (voor de cohorten vanaf 2005/2006). • In de Opleidingscompetentiematrix IBE zijn de competenties uitgewerkt in drie beheersingsniveaus, corresponderend met de drie fasen in de opleiding. De niveaubeschrijvingen geven aan dat er sprake is van toenemende complexiteit van het handelen en de beroepsrollen. Aan de beheersingsniveaus zijn prestatieindicatoren toegevoegd; hierin zijn elementen van de missie van FIHE en de Dublin descriptoren verwerkt. • De opleiding maakt de samenhang tussen het Competentieprofiel IBE en de Opleidingscompetentiematrix IBE enerzijds en de tien generieke hbokernkwalificaties anderzijds inzichtelijk door een matrix op te stellen. Hieruit blijkt dat alle kernkwalificaties worden ‘afgedekt’ zodat kan worden geconcludeerd dat de eindkwalificaties aansluiten bij algemeen geaccepteerde beschrijvingen van een bachelor.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties.
16
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
-
De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het FIHE-beroepsprofiel IBE is afgeleid van de landelijke HEO-domeincompetenties, domein economics, vastgesteld door de HBO-raad. Het landelijke beroepsprofiel is aangevuld met FIHE-specifieke kenmerken. • In het beroepsprofiel van de opleiding (bijgesteld in juli 2005) wordt onderscheid gemaakt tussen inhoudelijke kenmerken, functionele kenmerken en ontwikkelingen in het beroep. Ten aanzien van de inhoudelijke kenmerken wordt gesteld dat de IBE’er vooral financieel-economische, bedrijfsorganisatorische en informatieverzorgende taken verricht. Hij beheerst, stuurt en optimaliseert financiële-, informatie-, goederenen dienstenstromen. Hiertoe adviseert hij over informatiesystemen en gebruikt de systemen. Voor de besturing van bedrijfsprocessen verzamelt hij gegevens en verwerkt deze tot bruikbare stuurinformatie. De werkzaamheden richten zich onder andere op verslaglegging (intern en extern), controlling en treasury. Belangrijke rollen zijn uitvoeren en informeren, beoordelen en adviseren, coördineren en leidinggeven. • De functie van IBE’er is gepositioneerd op tenminste middenmanagement-niveau van grote en middelgrote industriële en dienstverlenende bedrijven, multinationals, handelsondernemingen en non-profit instellingen dan wel op management-niveau in het MKB. De functies hebben benamingen als treasurer, controller, financieel manager, assistent-accountant en financieel-economisch medewerker. Bij de invulling van deze functies ligt in wisselende mate de nadruk op financieeleconomische taken en bedrijfsinformatieverzorgende taken. Voor sommige functies is het onderhouden van een vertrouwensrelatie met een externe klant essentieel. • De opleiding signaleert een aantal ontwikkelingen in het beroep die wijzen op een sterkere financieel-economische sturing in plaats van financiële controle achteraf waardoor een meer proactieve instelling is vereist. De IBE’er moet in toenemende mate risico’s kunnen signaleren en de context wordt internationaler en multicultureler. Het toenemend belang van informatietechnologie leidt in het beroep tot meer accent op de inrichting en uitvoering van automatisering als middel om bedrijfsprocessen te verbeteren.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
17
-
Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding IBE kent een grotendeels gemeenschappelijke propedeuse met de opleidingen IM en IBMS. Aldus wordt studenten in de propedeuse een brede oriëntatie op de economische opleidingen geboden. • De opleiding IBE start in de moedertaal Nederlands of Duits. De Nederlandse en Duitse studenten krijgen doorgaans onderricht in hun eigen taal (enkele onderdelen worden gezamenlijk gevolgd in het Engels). Vanaf de hoofdfase worden geleidelijk Engelstalige programma’s geïntroduceerd (onder andere Mini-onderneming). Ook is er aandacht voor interculturele competenties: studenten verwerven inzicht in andere culturen en weten om te gaan met cultuurverschillen. Immers door de aanwezigheid van Nederlandse en Duitse studenten zijn ook onderlinge cultuurverschillen merkbaar (hoewel het aantal gemeenschappelijke programmaonderdelen in het Engels beperkt is). Het panel is van oordeel dat meer aandacht voor de Engelse taal nodig is. • Studenten komen in aanraking met de beroepspraktijk via bedrijfsexcursies. Propedeusestudenten organiseren bedrijfsbezoeken aan voornamelijk productiebedrijven in Nederland en Duitsland. In gesprekken met managers en medewerkers maken zij kennis met problemen en ontwikkelingen binnen de bedrijven. Toch vinden de propedeusestudenten dat de mate van betrokkenheid van vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk voor verbetering vatbaar is. • De opleiding maakt regelmatig gebruik van gastdocenten uit het bedrijfsleven die specifieke expertise hebben. Ook worden soms alumni die werkzaam zijn als bedrijfseconoom als gastdocent uitgenodigd. • De kennisontwikkeling van studenten vindt plaats aan de hand van adequaat studiemateriaal. Het panel vindt de kwaliteit van de gebruikte vakliteratuur over het algemeen goed. Wel is het panel van mening dat de scope verbreed kan worden door meer diversiteit; zo gebruikt de opleiding voor boekhouden drie titels van dezelfde auteur (het betreft een doorlopende driedelige reeks boeken van dezelfde auteur). Voorts pleit het panel voor meer gebruik van Engelstalige literatuur. Van de studenten heeft het panel vernomen dat er naast verplichte literatuur ook gebruik wordt gemaakt van aanvullende literatuur. • De ontwikkeling van beroepsvaardigheden vindt plaats in projecten en praktische modulen en tijdens de stage en de afstudeeropdracht. Het panel is van oordeel dat het curriculum voorziet in relevante projecten en opdrachten (veelal van bedrijven) waarin actuele ontwikkelingen in het werkveld in voldoende mate aan de orde komen. Voorbeelden van projecten zijn opdrachten van Daimler Chrysler op het gebied van kwaliteitsmanagement. Ook worden projecten ontwikkeld in samenspraak met instellingen als de Kamer van Koophandel en de gemeente Venlo. Voorts voorziet het programma in algemene beroepsvaardigheden zoals ict-vaardigheden en communicatieve vaardigheden.
18
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
•
•
•
•
•
•
•
•
In het project Mini-onderneming zetten studenten een echt product in de markt en er worden echte contracten gesloten. Iedere mini-onderneming krijgt naast een begeleidend docent ook een mentor en accountant toegewezen. De mentoren zijn afkomstig uit het bedrijfsleven en de accountants zijn werkzaam als controller. Zij ondersteunen de mini-onderneming gedurende het hele tweede jaar en leveren hiermee een bijdrage aan de beroepsgerichtheid van de opleiding. De opleiding voorziet in aandacht voor toegepast onderzoek. Al in het eerste jaar onderzoeken de studenten het marktpotentieel voor een innovatief product. Ook stellen de studenten een businessplan op. In het derde jaar voeren studenten een literatuuronderzoek uit ter voorbereiding op het afstuderen, dat ook een onderzoeksdeel bevat. Studenten lopen in het vijfde semester stage (28 credits). De stage vormt een uitgebreide kennismaking met de praktijk. Van het werkveld heeft het panel vernomen dat de opleiding aandacht heeft voor de kwaliteit van de stageplaatsen. Tijdens de stage werken de studenten aan de verdere ontwikkeling van zowel (specifieke) beroepsmatige als persoonlijke competenties aan de hand van een stageopdracht. Verslaglegging vindt plaats op basis van de stageopdracht en reflectie in het portfolio. Afspraken over de stageopdracht, het stagecontract, de begeleiding, het verslag en de beoordeling zijn vastgelegd in het Stagereglement Fontys Internationale Hogeschool Economie (2005). De opleiding wordt afgesloten met een beroepsgerichte afstudeeropdracht (28 credits). De opdrachten komen in samenwerking met het werkveld tot stand. De kwaliteit van de opdrachten wordt bewaakt door de afstudeercoördinator in samenspraak met docenten en het college van gecommitteerden. In het Afstudeerreglement Fontys Internationale Hogeschool Economie (2005) is een beschrijving opgenomen van de uitgangspunten, werkwijzen en procedures die gehanteerd worden bij de uitvoering, begeleiding en beoordeling van de afstudeeropdracht. In het kader van internationalisering zijn een aantal verdragen voor uitwisselingsprojecten gesloten met hogescholen in Oostenrijk en Polen. De uitwisseling betreft zowel studenten als docenten. De actualiteit van het curriculum wordt geborgd doordat de Raad van Advies twee maal per jaar feedback naar de opleiding geeft over relevante ontwikkelingen in het beroepenveld. Voorbeelden zijn aandacht voor maatschappelijke verantwoordelijkheid en duurzaamheid. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat studenten en alumni over het algemeen positief oordelen over de praktijkgerichtheid en de diepgang van het curriculum. Studenten vinden de studie inhoudelijk interessant, zijn tevreden over het studiemateriaal (wel zijn de werkboeken voor verbetering vatbaar), oordelen positief over de aansluiting tussen theorie en praktijk en over de verhouding tussen de theorie- en praktijkonderdelen. Ook de actualiteit wordt positief beoordeeld. Studenten willen wel graag dat vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk meer worden ingezet. Het panel heeft van de studenten vernomen dat zij het programma praktijkgericht vinden. Dit blijkt uit de vele praktijkopdrachten, excursies, bedrijfsanalyses en de
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
19
mini-onderneming. Ook vinden zij het programma uitdagend: de opleiding stelt duidelijke eisen en de studenten beoordelen het niveau van de opleiding als hoog. Voorts heeft het panel vernomen dat studenten waardering hebben voor de aandacht voor talen en cultuur in het programma, maar de studenten vinden nog meer aandacht gewenst. Voorts stellen de studenten vast dat de opleiding buitenlandse stages stimuleert.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het curriculum is verdeeld in drie fasen: de propedeuse (2 semesters), de hoofdfase (3 semesters) en de afstudeerfase (3 semesters). De propedeuse heeft een oriënterende functie. De student moet een goed beeld krijgen van het werkveld, de beroepsmogelijkheden, en de opleiding als geheel. De propedeuse vanaf de cohort 2005/2006 is gericht op het leren werken met competentiematrix van de bachelorbedrijfseconoom niveau 1 (FIHE opleidingskader). Voor de hoofdfase en afstudeerfase gelden verdieping en specialisatie op het gebied van kennis en beroepsvaardigheden als doelstellingen. • Gekoppeld aan de drie fasen van de opleiding zijn de competenties op drie beheersingsniveaus beschreven. De niveaubeschrijving is gemaakt vanuit het perspectief van toenemende complexiteit en contextrijkheid van het beroepsmatig handelen en de beroepsrollen. • Afgeleid van de eindkwalificaties heeft de opleiding leerdoelen vastgesteld en deze gekoppeld aan leerlijnen en studiejaren. Concrete leerdoelen zijn gekoppeld aan onderwijseenheden. Elke onderwijseenheid is beschreven in een handleiding (course manual) waar onder andere de relatie tussen leerdoelen, competenties, leerinhouden en studieactiviteiten aan bod komt. • Het panel heeft de handleidingen bestudeerd en vastgesteld dat de leerinhouden en studieactiviteiten van de programmaonderdelen de studenten in staat stellen de leerdoelen te realiseren. • Uit evaluatieonderzoek blijkt dat studenten positief oordelen over het niveau van de opleiding en dat het programma de studenten goed voorbereidt op de stage en de beroepsuitoefening. Uit afstudeeronderzoek blijkt dat ongeveer 80% van de bedrijven positief oordelen over de kwalificaties van de studenten. Bedrijfsbegeleiders oordelen positief over het niveau van de afstudeerders.
20
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
•
De opleiding heeft een KLOS-Matrix opgesteld waarin de samenhang tussen de leerdoelen van programmaonderdelen enerzijds en de 10 generieke kernkwalificaties, de 7 kerncompetenties en de FIHE competenties anderzijds in kaart is gebracht. De matrix is bedoeld als hulpmiddel om na te gaan of alle competenties adequaat zijn doorvertaald naar de leerdoelen van de programmaonderdelen. De KLOS-Matrix wordt jaarlijks door de opleidingsmanager geanalyseerd. Naar aanleiding hiervan kunnen ontwikkelopdrachten worden geformuleerd. Het zelfevaluatierapport bevat hiervan enkele voorbeelden. Het panel concludeert uit de matrix dat de programmaonderdelen de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen volledig ‘dekken’. Het programma kan dan ook worden beschouwd als een adequate concretisering van de beoogde eindkwalificaties.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding wil de beoogde eindkwalificaties zo veel mogelijk geïntegreerd en vanaf het begin gericht op de beroepsuitoefening realiseren. • De horizontale samenhang (over leerjaren) wordt bevorderd doordat het curriculum concentrisch is opgebouwd. Voorbeelden hiervan zijn een opbouw van meer eenvoudige naar complexe economische vraagstukken, toename van integratie en een toename van eigen verantwoordelijkheid en zelfsturing. • De verticale samenhang (binnen semesters) wordt bevorderd doordat voor het beroep kenmerkende situaties als uitgangspunt zijn genomen voor het curriculum. In het nieuwe programma zijn aan deze kenmerkende beroepssituaties competenties (op drie verschillende niveaus) gekoppeld. Vanuit de beroepssituaties en competenties zijn vijf leerlijnen ontwikkeld. In het programma vanaf de propedeuse wordt de verticale samenhang vooral gerealiseerd door thematisch te werken in projecten. • Uit evaluatieonderzoek blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang in het programma. Periode-evaluaties laten zien dat de samenhang tussen de programmaonderdelen goed is (gemiddelde score 4,3 op 5-puntsschaal). Ook de afstemming tussen theorie- en praktijkonderdelen scoort positief (4,0 op 5puntsschaal). In de Fontys Studentenenquête 2004 geven studenten de waardering 3,7 (op 5-puntsschaal) voor afstemming en samenhang. • Het panel heeft van de studenten vernomen dat de theorie wordt toegepast in de projecten. Zij vinden de structuur van de opleiding helder; ook vinden zij dat er sprake is van een duidelijke samenhang tussen de programmaonderdelen. Voorts oordelen de studenten positief over de aansluiting van het programma op de stage. Ook heeft het panel vastgesteld dat in de studiehandleidingen wordt verwezen naar leerlijnen en andere programmaonderdelen.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
21
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding streeft naar een studeerbaar programma door het evenwichtig spreiden van de studielast over perioden, semesters en studiejaren, het toekennen van studiepunten vanuit behaalde competenties en door studenten te voorzien van goede en tijdige informatie. • Bij het roosteren van het onderwijs en de toetsen houdt de opleiding rekening met studenten met studievertraging. Zoveel mogelijk worden roosters zo vormgegeven dat studenten uit verschillende leerjaren aan de lessen en tentamens kunnen deelnemen. Een student krijgt minstens twee toetskansen per jaar. De toetsmomenten zijn verspreid over het jaar. • De opleiding streeft naar flexibilisering in tijd en tempo. Op basis van evc’s zijn verkorte studieroutes mogelijk en de opleiding kent een procedure voor het verlenen van vrijstellingen. • De opleiding streeft naar een goede spreiding van de studielast over het studiejaar. Het panel heeft van studenten en alumni vernomen dat de studielast niet altijd goed is verdeeld. Ook uit evaluatieonderzoek blijkt een minder positief oordeel van studenten over de spreiding van de studielast. Er is sprake van soms grote verschillen tussen de kwartesters. Verder stellen zij vast dat het werken aan groepsopdrachten wel leuk, maar ook tijdrovend is. • Docenten zijn voor studenten goed bereikbaar. De opleiding hanteert een open-deur beleid: docenten zijn dagelijks van 8.30 tot 17.00 uur aanwezig. Ook zijn de docenten via e-mail bereikbaar. Medewerkers dienen hun e-mail binnen 48 uur te beantwoorden. • Bij het bekend maken van toetsresultaten hanteert de opleiding een termijn van 10 werkdagen en 15 werkdagen voor rapporten en scripties. Volgens de studenten zijn de uitslagen van tentamens binnen de gestelde termijnen bekend; alleen gastdocenten halen de termijnen niet altijd. Dit verklaart wellicht waarom dit aspect in het evaluatieonderzoek minder positief wordt beoordeeld. • Uit de Fontys Studentenenquête 2004 blijkt dat studenten een score van 3,2 (5-puntsschaal) geven op de vraag of de opleiding te doen is binnen de gestelde tijd. • Uit evaluatieonderzoek blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de studeerbaarheid van het programma (het cijfer 6,8 voor de studeerbaarheid van het programma). De studenten oordelen minder positief over het tijdig bekend maken van de studieresultaten en de roosters. In dit verband zijn door de opleiding verschillende verbeteracties gepland.
22
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding streeft naar een goede aansluiting op de keuzes en kwalificaties van de instromende studenten door: een realistische voorstelling van studie en beroep, een zo passend mogelijke aansluiting, een intensieve signalering van studieproblemen vanaf de start van de studie en het onderhouden van contacten met het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs. • De opleiding beschikt over (internationaal) voorlichtingsmateriaal en verzorgt presentaties zowel binnen Fontys (bij open dagen en studievoorlichtingsdagen) als op toeleverende scholen en (internationale) beursen. Ook via internet is informatie over de opleiding beschikbaar. Bovendien wordt via internet de Fontys Interesse Test aangeboden. Voorts worden door de opleiding jaarlijks havo-4 dagen georganiseerd en het is mogelijk deel te nemen aan meeloopdagen. • FIHE onderhoudt structurele contacten (decanendagen, bezoek aan scholen) met toeleverende scholen in de regio om na te gaan of de kwalificaties aansluiten. Ook maakt FIHE gebruik van de diensten van het Fontys Aansluit Centrum dat ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs nauwgezet volgt. Volgens de opleiding worden scholen nog te weinig betrokken bij het evalueren en verbeteren van de aansluiting en de instroom. • De opleiding hanteert de wettelijke vooropleidingseisen voor toelating tot de propedeuse. Deze eisen zijn vastgelegd in de OER. Een student die niet aan het vereiste profiel voldoet of niet het juiste vak binnen een profiel heeft gevolgd, dient de deficiëntie voor aanvang van de studie weg te werken. • Voor de internationale instroom geldt de Duitse Fachhochschulreife of een getuigschrift met een vergelijkbaar niveau. Personen van 21 jaar of ouder die niet toelaatbaar zijn op grond van de vooropleidingseisen, kunnen na het afleggen van een toelatingsonderzoek alsnog worden toegelaten. • Tijdens intakegesprekken wordt geïnventariseerd of er sprake is van elders verworven competenties (evc’s). De student richt een verzoek om vrijstellingen aan de examencommissie. Er is een specifiek vrijstellingenbeleid voor instromers vanuit verwante mbo-opleidingen. Op basis van convenanten met mbo-opleidingen komen de studenten in aanmerking voor een verkorte leerroute van 3,5 jaar. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat het beleid ten aanzien van evc’s nog experimenteel is. Vanaf voorjaar 2006 zal het assessment center onder verantwoordelijkheid van de examencommissie beleid ontwikkelen ten aanzien van evc’s.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
23
•
• •
•
•
FIHE is vanaf 2005/2006 gestart met een intakeprocedure die het hele eerste semester in beslag neemt. De student krijgt een beeld van de studie van zijn keuze en van de twee andere FIHE-opleidingen en verwerft op basis van een aantal diagnostische instrumenten inzicht in zijn eigen sterkten en zwakten. FIHE neemt deel aan het Project Uitval Preventie om uitval zoveel mogelijk te beperken. Resultaten uit dit project worden meegenomen in het instroombeleid. Het panel heeft van de studenten vernomen dat de aansluiting op de vooropleiding doorgaans voldoende is, maar er is wel sprake van verschillen tussen de studenten. Sommige studenten zijn bij aanvang van de opleiding nog weinig vertrouwd met bepaalde economische en boekhoudkundige begrippen; ook zijn er verschillen in wiskundige kennis. Toch vinden de studenten dat genoemde verschillen geen echte problemen opleveren; alle studenten hebben in de loop van het eerste studiejaar voldoende gelegenheid om een basis op bouwen en eventuele achterstanden weg te werken. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat de inhoudelijke aansluiting met de vooropleiding en de aansluiting met de werkvormen uit de vooropleiding voldoende is. Ook vinden de studenten dat zij een goed beeld hebben van opleiding en de beroepsmogelijkheden. Het panel stelt vast dat de eisen ten aanzien van economie die in het voortgezet onderwijs aan havisten ‘nieuwe stijl’ worden gesteld, naar beneden zijn bijgesteld. Dit heeft gevolgen voor het instroom-niveau van de studenten. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel vernomen dat dit een extra inspanning vraagt van de havisten ‘nieuwe stijl’, maar dat er geen sprake is van aansluitingsproblemen. In de praktijk blijkt namelijk dat door te werken met gemengde groepen studenten zich aan elkaar optrekken.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De omvang van de programma-onderdelen is vastgelegd in credits (EC’s). Een EC komt overeen met een studiebelasting van 28 uur. De opleiding is opgebouwd uit vier studiejaren; ieder studiejaar telt 60 EC’s. Het gehele curriculum omvat 240 EC’s. Hiermee voldoet de opleiding aan de formele eis ten aanzien van de omvang van het curriculum van een hbo-bachelor.
24
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De onderwijsvisie van de opleiding is gebaseerd op het sociaal constructivisme. Het constructivisme gaat uit van het idee dat kennis wordt opgebouwd in plaats van overgebracht. Nieuwe kennis wordt verwerkt, opgeslagen en geïntegreerd met bestaande kennis en eerdere leerervaringen. Volgens het sociaal contructivisme vindt leren plaats in interactie met medestudenten. In deze interactie kent de student betekenis toe aan zaken en toetst deze bij anderen. De docent heeft in dit proces vooral een coachende rol en begeleidt de student in zijn leerproces. Een zelfstandige leerhouding en integratie van beroepskennis, beroepsvaardigheden en beroepshouding staan centraal. • De opleiding hanteert een mix van cursorisch en projectmatig werken. Het didactisch concept is onlangs aangescherpt in een model van vijf leerlijnen die samen de contructivistische leercyclus van Kolb borgen. Het model wordt gevormd door kennisverwerking, training van vaardigheden, praktijkervaringen en integratie in projecten. • Voortvloeiend uit de onderwijsvisie ligt in de praktijk het accent op samenwerkend en producerend leren waarbij studenten teams vormen. Gehanteerde werkvormen zijn projectonderwijs (geïntegreerde aanpak van opdrachten, interdisciplinair), praktijkonderwijs gericht op praktische vaardigheden, hoor- en werkcolleges, zelfstudie, excursies, stages, afstudeeronderzoek en studieloopbaanmanagement. Uit de studiegids blijkt dat ieder semester een mengvorm van enerzijds hoor- en werkcolleges omvat en anderzijds projectopdrachten. • Uit periode-evaluaties blijkt dat studenten van alle leerjaren de gebruikte werkvormen voor het bereiken van de leerdoelen geschikt vinden. Ook vinden de studenten dat zij gestimuleerd worden in de richting van zelfstandig en zelfverantwoordelijk studeren. • Volgens de keuzegids 2005 zijn de werkvormen voldoende (score 6,7 op 10puntsschaal). • Het panel stelt vast dat de gekozen werkvormen en studieactiviteiten aansluiten bij de onderwijsvisie en de doelstellingen van de opleiding. Voorts stelt het panel vast dat er ook in de hogere leerjaren – naast de projecten – nog veel contacturen zijn ingeroosterd. De opleiding heeft hier bewust voor gekozen; ook ouderejaars studenten stellen prijs op een substantieel aantal contacturen (hoewel minder dan in de eerste jaren van de opleiding). Bovendien heeft het panel van met name de alumni vernomen dat zij de hoeveelheid projectwerk wat veel vinden; zij vinden dit niet efficiënt. In dit verband pleiten zij voor meer zelfstudie.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
25
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het document Toetsbeleid zijn voor de FIHE de uitgangspunten voor toetsing en beoordeling vastgelegd. Hierin staat centraal dat via toetsing en beoordeling wordt aangetoond dat de door studenten verworven competenties daadwerkelijk overeenstemmen met de eindkwalificaties. Ook hanteert de opleiding een mix van toetsinstrumenten en de opleiding hanteert transparante procedures die de betrouwbaarheid en validiteit van toetsen waarborgen. Vaststelling en controle op de uitvoering van het toetsbeleid is in handen van de examencommissie. • Vanaf het studiejaar 2005/2006 wordt voor de propedeuse een start gemaakt met het scheiden van begeleiden en beoordelen. Beoordeling vindt plaats door een daartoe opgericht Assessment Center dat tevens als toetscommissie fungeert. Het Assessment Center zal tevens de resultaten van de tentamens evalueren en bijstellen. Ook zal terugkoppeling naar docenten plaatsvinden. • Het toetsplan en de handleidingen informeren studenten van alle cohorten per programmaonderdeel in detail over de wijze van toetsen en de gehanteerde criteria. • Voor alle cohorten worden de volgende toetsvormen gehanteerd: projectresultaten, presentaties, vaardigheidstoetsen, kennistoetsen, (onderzoeks)verslagen, stageopdrachten en afstudeeropdracht. Bij projecten en practica vindt toetsing plaats op basis van meerdere onderdelen die in de loop van het project vervaardigd worden. • De afstudeeropdracht wordt beoordeeld door een assessmentcommissie, bestaande uit de docentbegeleider, bijgestaan door de bedrijfsbegeleider en een gecommitteerde (vertegenwoordiger beroepenveld), aan de hand van een duidelijk protocol met criteria. • Alle tentamens moeten met een voldoende worden afgesloten; er is geen compensatie tussen tentamenresultaten mogelijk. De opleiding heeft hiervoor gekozen vanwege competentiegerichte tentaminering/examinering: alle competenties moeten worden behaald. • Via de docent heeft de student de mogelijkheid om feedback te krijgen op de gemaakte toets. Het inzagerecht is vastgelegd in de OER. Bij de toetsing van projecten, stages en afstudeeropdrachten vindt altijd schriftelijke of mondelinge terugkoppeling naar de student plaats. • Volgens de studenten heeft de opleiding oog voor meeliftgedrag in de projecten. Studenten spreken elkaar hierop aan en het komt voor dat studenten uit de groep worden gezet. De opleiding plaatst deze meelifters vervolgens in een volgend blok in één groep. Voor alle groepen geldt dat ook de studenten, alvorens de begeleider een eindoordeel uitspreekt, in de gelegenheid worden gesteld elkaar individueel te beoordelen.
26
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
•
•
•
De rol van de bedrijfsbegeleider bij het vaststellen van het cijfer voor de stage en het afstuderen is voorjaar 2005 bijgesteld en vastgelegd in het stage reglement. Uit de evaluatievergadering met het College van Gecommitteerden blijkt dat de gecommitteerden in het algemeen positief zijn over de wijze van beoordelen van stage en afstuderen. Uit het afstudeeronderzoek 2005 blijkt dat ook studenten en afstudeerders tevreden zijn over de beoordeling van stage en afstuderen. Uit de Fontys Studentenenquête 2004 blijkt dat de aansluiting tussen de toetsen en de lesinhoud positief wordt gewaardeerd (score 3,6 op 5-puntsschaal). De Keuzegids 2003 levert de score 6,4 op (10-puntsschaal). Periode-evaluaties wijzen uit dat de toetsing in de propedeuse wordt gewaardeerd met gemiddeld 3,5 (5-puntsschaal) en de hoofdfase met de score 2,7; waarbij de economische kernprogramma-onderdelen met 3,6 worden gewaardeerd. Het panel vraagt aandacht voor de toetsing van de overige onderdelen van het hoofdfase programma. Voorts heeft het panel van de studenten vernomen dat docenten bij de beoordeling van de projecten soms verschillende maatstaven hanteren. De opleiding schrijft in de zelfevaluatierapport dat het onderscheid tussen begeleiding en beoordeling verder wordt ingericht en dat de opleiding meer competentiegericht zal gaan toetsen.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding wil het onderwijzend personeel als verbinding laten fungeren tussen programma en beroepspraktijk. Dit kan worden gerealiseerd doordat een belangrijk deel van de docenten structurele contacten onderhoudt met het werkveld, het inzetten van vakinhoudelijke professionals met minimaal twee jaar relevante beroepservaring en de betrokkenheid van docenten bij de stage en de afstudeeropdracht. • Het personeelsbeleid is instituutsbreed vastgesteld en het onderwijzend personeel wordt bij meerdere opleidingen ingezet. Bijna alle docenten van FIHE zijn betrokken bij het onderwijs van de opleiding IBE. • De opleiding stelt alleen docenten aan die professioneel zijn op hun vakgebied en in het werkveld bij een (internationaal) bedrijf werkzaam zijn geweest. • Docenten houden hun beroepsgerichte deskundigheid op peil door de begeleiding van studenten in de buitenschoolse fase en door hun contacten met het werkveld.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
27
• • • • •
•
Het inzetten van medewerkers die het docentschap combineren met andere werkzaamheden in de beroepspraktijk zorgt voor extra impulsen uit het veld. Medewerkers zijn betrokken bij het uitvoeren van opdrachten in het kader van Education & Development Partnerships (zakelijke dienstverlening). De opleiding participeert in de kenniskring Syntens, een innovatienetwerk voor ondernemers in het MKB (Noord-Limburg). Via de mini-ondernemingen worden contacten onderhouden met een externe accountant en een externe bedrijfsmentor. De opleiding maakt gebruik van gastdocenten die werkzaam zijn in het werkveld. Uit het portfolio van het personeel van het opleidingsteam IBE blijkt dat de docenten vrijwel allemaal een relevante opleiding hebben en relevante werkkringen hebben vervuld. Alle docenten zijn betrokken bij de stage- en afstudeerbegeleiding. Een deel van de docenten onderhoudt ook buiten de opleiding om contact met (buitenlandse) vakgenoten. Uit evaluaties blijkt dat studenten de inbreng van docenten ten aanzien van kennis van en ervaring in de beroepspraktijk positief waarderen. Ook het panel heeft van studenten en alumni vernomen dat de docenten op de hoogte zijn van de beroepspraktijk en hiervan gebruik maken in de lessen.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • FIHE kiest voor een mix van fulltime en parttime docenten (80%-20%). Dit betekent dat een groot deel van het personeel de hele week bereikbaar en beschikbaar is. Ook streeft FIHE naar een mix van oudere en jongere werknemers. • FIHE telt in totaal 43 docenten (37,5 fte). In het team IBE (resultaatverantwoordelijk) zitten in totaal 11 docenten met een taakomvang van 9,7 fte. De student-docent ratio bedraagt eind 2005 24:1. Met de Raad van bestuur is voor 2006 overeengekomen dat een gunstiger ratio van 22:1 mag worden gehanteerd op grond van de complexiteit van FIHE (drietalig onderwijs). • Voor elke docent met een volledige aanstelling geldt dat 200 van de 1659 uren zijn gereserveerd voor vergaderingen, intervisie en algemene scholing. Daarnaast krijgt een deel van de docenten extra uren voor specifieke deskundigheidsbevordering. Voor docenten zonder volledige aanstelling gelden deze uren naar rato van de omvang van hun aanstelling. • Het aantal parttime docenten bedraagt ruim 20% van het totale aantal; zij vormen de flexibele schil in het personeelsbestand. Driekwart van de docenten is tussen de 35 en 55 jaar oud; het aantal jongere docenten is beperkt. Er wordt thans gestreefd naar een verschuiving ten gunste van jongere werknemers. FIHE heeft 19 docenten in
28
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
•
• •
•
dienst met een buitenlandse nationaliteit. Binnen het team IBE zitten 5 docenten met een buitenlandse nationaliteit. De opleiding wil het aantal docenten met een buitenlandse nationaliteit vergroten. Door een sterke groei van het aantal studenten zijn de afgelopen jaren verschillende docenten aangenomen. Ook vanwege de bijgestelde norm voor de student-docent ratio kan de opleiding extra docenten aantrekken. Als het aantal studenten blijft toenemen kan het team IBE in de loop van 2006 met 3,5 fte worden uitgebreid. Het streefcijfer voor ziekteverzuim stelt FIHE op maximaal 5%. Het feitelijke verzuim blijft met 3,5% binnen de norm. De werkdruk wordt door veel docenten als te hoog ervaren. Uit de Fontys Personeelsenquête 2004 blijkt dat docenten hiervoor een score geven van 5,2 (10puntsschaal) en 59% van de docenten geeft aan dat het onderwerp werkdruk prioriteit moet krijgen om te verbeteren. Het management onderkent dat de werkdruk te hoog is. Dit hangt samen met de groei van het aantal studenten, de ontwikkeling van een nieuw curriculum en het inwerken van vijf nieuwe docenten. De opleiding beschouwt het werken aan een acceptabele werkdruk als een belangrijk ontwikkelpunt. Het panel stelt vast dat de docenten zich loyaal opstellen naar de opleiding en bereid zijn zich in te zetten. Ook zijn de docenten voor studenten goed bereikbaar.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Richtinggevend bij de uitvoering van het FIHE-personeelsbeleid is de organisatie in resultaatverantwoordelijk teams. FIHE kent vijf verschillende teams: drie teams voor de opleidingen IBE, IM en IBMS, een team Education & Development Partnerships en het team bedrijfsbureau. • Het personeelsbeleid van FIHE voorziet in een personeelsplan, functionerings- en beoordelingsgesprekken, competentiemanagement en deskundigheidsbevordering (Personeelsplan 2005). Competentiemanagement vormt vanaf 2003 de kern van het personeelsbeleid om deskundigheid te bevorderen en te sturen. • FIHE heeft profielen opgesteld voor drie docentrollen: docent-uitvoerder, docentontwikkelaar en docent-teamleider. In het kader van het Biloba-project zijn hieraan de profielen voor studieloopbaanbegeleider en assessor toegevoegd. Aanvullend zijn inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische kwaliteiten vastgelegd in het personeelsbeleidsplan. Voor de stafmedewerkers zijn centraal binnen Fontys profielen gedefinieerd. • De profielen zijn uitgangspunt in COP-gesprekken (COP staat voor competentieontwikkelingsplan). In deze gesprekken worden ontwikkeldoelen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
29
•
•
•
•
vastgesteld die zowel voor de organisatie als de medewerker van belang zijn. De meeste COP-gesprekken hebben inmiddels plaatsgevonden. De uitvoering van deze gesprekken heeft enige vertraging opgelopen door de training van de managers en de drukke dagelijkse werkzaamheden. De COP-gesprekken hebben geresulteerd in scholingstrajecten ten aanzien van de content van economische vakken, didactische werkvormen en spreekvaardigheid vreemde talen. De opleiding beschouwt een mix van economiedocenten en docenten uit andere relevante vakdisciplines zoals talen, communicatie, ethiek en duurzaamheid als noodzakelijk om het onderwijsprogramma te realiseren. Ook is er behoefte aan buitenlandse, m.n. Duitse docenten die over de benodigde taalkundige en culturele achtergronden beschikken. De opleiding oordeelt positief over de verhouding tussen het aantal economiedocenten en het aantal docenten uit andere vakgebieden. FIHEbreed heeft 70% van de docenten een economische achtergrond en 30% een andere achtergrond. In 2005 zijn drie nieuwe docenten aangenomen met expertise op het gebied van ethiek en duurzaam ondernemen. Voor deskundigheidsbevordering is minimaal 6% van de tijd beschikbaar. Deskundigheids-bevordering vindt plaats in de vorm van gezamenlijke scholing op instituuts- en opleidingsniveau, coaching, intervisie en individuele scholing. Het initiatief voor scholing ligt bij het management of bij de medewerker. Er worden structureel twee studiedagen per jaar georganiseerd. In het studiejaar 2005/2006 is een begin gemaakt met de scholing van assessoren van het Assessment Centre. Verder hebben vier medewerkers een promotieonderzoek afgerond en een docent zal zijn promotieonderzoek in 2006 afronden. Twee docenten volgen op dit moment een masteropleiding en drie medewerkers hebben inmiddels een masteropleiding afgerond. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat studenten van mening zijn dat de docenten deskundig zijn in hun vakgebied, nieuwe ontwikkelingen bespreken en helder formuleren tijdens colleges. Ook zijn de studenten tevreden over de wijze waarop docenten studenten begeleiden naar onafhankelijk leren en een kritische instelling stimuleren. Voorts zijn studenten tevreden over de begeleiding en ondersteuning bij de studie. Evaluatieonderzoek toont aan dat de docenten tevreden zijn over de wijze waarop de COP-gesprekken zijn gevoerd. De docenten zijn iets minder tevreden over de bespreekbaarheid en het realiseren van hun persoonlijke ontwikkeling.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
30
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • FIHE streeft naar een stimulerende leer- en werkomgeving voor zowel studenten als medewerkers in een goede huisvesting met adequate materiële voorzieningen. Deze worden als belangrijke voorwaarden gezien om het onderwijsprogramma te realiseren. • De opleiding IBE is samen met de twee andere opleidingen van FIHE gehuisvest in een aantal gebouwen op de Fontys Campus Venlo. Deze gebouwen zijn in 1991 in gebruik genomen en worden tevens gebruikt door een aantal andere instituten van Fontys. FIHE beschikt hier over een eigen vleugel. In deze vleugel bevinden zich de (vaste) werkplekken van docenten, het secretariaat en project- en overlegruimten. Deze voorzieningen stimuleren de contacten tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten. • Samen met andere instituten maakt de opleiding gebruik van verschillende soorten onderwijsruimten. Zo zijn er enkele collegezalen voor instructies aan grotere groepen, meerdere klaslokalen, twee ict-instructielokalen en open leer- en werkplekken. Voor presentaties beschikken studenten en docenten over een aantal specifiek ingerichte ruimten met beamers en camera’s. Het panel heeft van de Duitstalige studenten vernomen dat door de omvang van de groepen (maximaal 30 studenten) de lokalen soms te vol zijn. • De Fontys Campus Venlo kent een centrale mediatheek annex studielandschap. Er kan gebruik worden gemaakt van de aanwezige collectie studiematerialen. Ook kunnen online de catalogi van de Venlose mediatheek en andere Fontysmediatheken worden geraadpleegd, waarvan ook materialen geleend kunnen worden. Het panel vindt de kwaliteit van de mediatheek wat mager: de ruimte is niet erg uitnodigend en de beschikbare Engelstalige literatuur is beperkt. Wel zijn er voldoende relevante tijdschriften voorhanden. Duitse studenten pleiten voor uitbreiding van het aantal Duitstalige titels in de mediatheek. • In 2006 wordt de mediatheek ingrijpend gerenoveerd. Verder is er voor 2006 een extra budget van 2000 Euro beschikbaar gesteld aan de opleiding IBE voor aanschaf van Engelstalige literatuur. Na de bouwkundige renovatie van de gebouwen in 2006 en 2007 is het hele terrein voorzien van WIFI zodat studenten met een eigen laptop altijd toegang hebben tot het onderwijsmateriaal en internet. • Over de samenstelling van de collectie voor FIHE (relevantie, kwaliteit en actualiteit) vindt overleg plaats met de opleidingsteams. • In het studielandschap kunnen studenten gebruik maken van ict-werkplekken, kopieerapparaten en projectlokalen. Studenten kunnen ook audiovisuele apparatuur lenen. • Het gebruik van e-mail en internet wordt gestimuleerd, evenals het gebruik van de elektronische leeromgeving en de informatievoorziening via intranet. Studenten zijn tevreden over deze voorzieningen. • Vanwege de groei van het aantal studenten en een andere onderwijsvisie van FIHE is in 2004 het project Aanpassing Huisvesting Venlo gestart. De feitelijke uitvoering van dit project (de bouwkundige aanpassingen) is gestart en loopt tot eind 2006. Elk instituut en binnen FIHE elke opleiding krijgen een herkenbare plek. Het project
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
31
•
voorziet in het creëren van meer open leerruimtes met vaste computerwerkplekken, flexibele computerfaciliteiten en studentenlaptops. De FIHE-vleugel is naar verwachting in het voorjaar van 2006 gereed. Uit evaluatieonderzoek (Fontys Studentenenquête 2004, Elsevier 2003 en Keuzegids 2005) blijkt dat studenten (redelijk) tevreden zijn over de voorzieningen. De studenten zijn matig tevreden tot ontevreden over de beschikbaarheid van computerfaciliteiten tijdens spitsuren (tussen 10.00 en 15.00 uur). Studenten worden echter niet door het rooster gedwongen om juist tijdens deze uren van de computervoorzieningen gebruik te maken; dit is veelal hun eigen keuze. Verder zijn studenten matig tevreden tot ontevreden over de kantine. Ook deze zal met de verbouwing in 2006 geheel worden gerenoveerd.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: studiebegeleiding • Doel van de studiebegeleiding is dat studenten door geregelde en systematische begeleiding leren reflecteren op de studievoortgang, kennisopbouw en houdingsaspecten. Hiermee beoogt de opleiding twee doelen te bereiken: (1) studenten en begeleiders werken samen aan het voorkomen en tijdig signaleren van knelpunten in de studie en (2) studenten en opleiders werken samen aan de ontwikkeling van de student tot zelfverantwoordelijke reflective practitioner. De student ontwikkelt die professionaliteit vooral door reflectie op zichzelf en het professioneel handelen in beroepssituaties. • De opleiding heeft als leerlijn studieloopbaanbegeleiding opgezet. Voor de docentrol studieloopbaanbegeleider is een competentieprofiel opgesteld. Studieloopbaanbegeleiders krijgen een groep studenten toegewezen waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen binnen de kaders van het FIHE-beleid. Uit een tussentijdse evaluatie blijkt dat de studieloopbaanbegeleiding nog niet voldoende is ingebed in het onderwijs en dat docenten onvoldoende zicht hebben op de betekenis van studieloopbaanbegeleiding in het eerste jaar. In 2006 zal het studieloopbaanbegeleiders-overleg worden geïntensiveerd en komen er extra trainingen en faciliteiten voor de begeleiders (laptops). • De opleiding geeft in de zelfevaluatie een overzicht van de aspecten die tijdens de verschillende fasen van de opleiding in het kader van de studieloopbaanbegeleiding aan de orde komen. Belangrijke aspecten zijn het kiezen van een studierichting, het geven van studieadviezen, het hanteren van een POP en een PAP, het schrijven van 32
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
• •
•
•
•
een reflectieverslag, het kiezen van minors (vanaf september 2006), de voorbereiding op de stage en de voorbereiding op het afstuderen. In geval van persoonlijke of studieproblematiek kan de studieloopbaanbegeleider een student doorverwijzen naar de decaan. In het oude curriculum bestaat de studiebegeleiding uit een mentoraat en portfoliobegeleiding. Studenten kunnen hun mentor raadplegen en de mentoren geven de studenten gevraagd en ongevraagd advies. Voor studenten met studievertraging en studieachterstand worden in samenspraak met de mentor oplossingen ‘op maat’ bedacht. De portfoliobegeleiders ondersteunen de student bij het reflecteren op en sturen van het eigen leerproces. De aard van de studieloopbaanbegeleiding is afhankelijk van de opleidingsfase. Uitgangspunt is dat de student met name in het eerste jaar intensief wordt begeleid. Naarmate de studie vordert, verandert de aard van begeleiding en wordt in toenemende mate een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de student. De opleiding maakt gebruik van de mogelijkheid een bindend studieadvies uit te brengen. Het studieadvies is gebaseerd op de resultaten van een competentieexamen (‘Assessment Hoofdfasebekwaam’) dat bestaat uit een reflectieverslag, een summatieve toets en een overzicht van behaalde studiepunten. In de OER is vastgelegd dat een bindend afwijzend studieadvies volgt indien aan het einde van het eerste jaar van inschrijving minder dan 30 credits zijn behaald of als de student niet heeft deelgenomen aan het competentie-examen. In de optiek van het panel is de drempel van 30 credits laag. Uit evaluatieonderzoek (Fontys Studentenenquête 2004, jaarevaluaties, periodeevaluaties en Afstudeeronderzoek 2005) blijkt dat studenten tevreden zijn over de bereikbaarheid en deskundigheid van de begeleiders. Voorts zijn de studenten tevreden over de begeleiding bij studieproblemen. Ook zijn de studenten tevreden over de wijze waarop zij vanuit de bedrijven en de opleiding worden begeleid tijdens de stage en het afstuderen. Een aandachtspunt is de wijze van goedkeuring van de afstudeeropdracht. Met ingang van 2006/2007 wordt binnen FIHE een stagebureau geïnstalleerd voor een meer uniforme en tijdige afhandeling van stage- en afstudeerzaken. Het nieuwe systeem van studieloopbaanbegeleiding wordt voorjaar 2006 voor het eerst geëvalueerd.
informatievoorziening • Het bedrijfsbureau van FIHE fungeert als balie waar studenten terecht kunnen voor informatie en doorverwijzing naar docenten of andere informatiekanalen. • Studenten hebben de beschikking over het FIHE-intranet. Het biedt standaardapplicaties (Office 2003), internet en opleidingsspecifieke pakketten (Exact, MS Project en SAP). Alle studenten en medewerkers kunnen vanaf elke digitale werkplek (binnen of buiten Fontys) informatie opvragen. • De opleiding zet ict-middelen in om informatie op afstand te leveren. Het betreft de studiegids, course manuals, studiematerialen, stage- en afstudeerreglementen,
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
33
•
•
roosters en belangrijke data zoals inschrijftermijnen voor tentamens. Het beheer is in handen van het bedrijfsbureau. De opleiding hecht grote waarde aan het tijdig en systematisch in kaart brengen van de studieresultaten. De studieresultaten worden geregistreerd in het systeem Progress. Docenten voeren de resultaten binnen tien werkdagen na afloop van de toets in. Cijferlijsten en digitale portfolio’s zijn 24 uur per dag toegankelijk. Bovendien ontvangen studenten twee maal per jaar een overzicht van hun studieresultaten op schrift. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat studenten matig tevreden zijn over de tijdige en correcte verwerking van de studieresultaten. Het management gaat het proces van aanleveren en invoeren van studieresultaten dan ook nauwkeurig volgen en op grond daarvan verbeteren. Wel zijn studenten tevreden over de tijdigheid en correctheid van de roosters, het intranet en de bereikbaarheid van docenten. Punten van aandacht zijn de communicatie met de student, de tijdigheid van informatie over studiematerialen en informatie over het onderwijs in de propedeuse.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op centraal niveau is een algemeen kader voor kwaliteitszorg vastgelegd in de Handleiding voor het inrichten van kwaliteitszorg Fontys Hogescholen. Uitgangspunten zijn dat het Fontyskader voldoet aan de eisen van de NVAO, het werken met cycli die voorzien in activiteitenplannen, interne audits en managementrapportages. • De directeur van FIHE is primair verantwoordelijk voor de uitvoering van de kwaliteitszorg binnen de kaders die op hogeschoolniveau zijn vastgesteld. Op basis van deze kaders maken de directeur en de Raad van bestuur afspraken die worden vastgelegd in een managementcontract. Elke vier maanden rapporteert de directeur aan de Raad van bestuur over de realisatie van gestelde doelen en het verbeterbeleid. • De kwaliteitscoördinator van FIHE ondersteunt de opleidingsmanagers bij het ontwikkelen, afnemen en analyseren van onderzoeken, het documenteren en het formuleren van verbeterbeleid. • Het meten van de kwaliteit vindt plaats met behulp van zowel externe (buiten Fontys) instrumenten als interne instrumenten. De categorie interne onderzoeksinstrumenten is te verdelen in instrumenten die op Fontys-niveau worden ingezet en onderzoeken
34
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
•
•
•
die door FIHE worden verricht. Het Kwaliteitsoverleg voert een aantal Fontysbrede onderzoeken uit zoals de Fontys Studentenenquête en de Fontys Personeelsenquête. Het zelfevaluatierapport bevat een overzicht van de evaluatieonderzoeken die periodiek worden verricht. Voorbeelden zijn interne audits, opleidingsenquête onder personeel, onderwijsevaluaties onder studenten, propedeuse-evaluaties onder studenten, klankbordoverleg met studenten, exit-onderzoek onder studiestakers, afstudeerevaluaties, de Fontys Studentenenquête, de Fontys Personeelsenquête, functioneringsgesprekken, startbekwaamhedenonderzoek in het werkveld, de HBOMonitor en de Keuzegids. De evaluatieonderzoeken wordt uitgevoerd aan de hand van een onderzoekskalender. De onderzoekskalender is een instrument om planmatig de gerealiseerde kwaliteit te meten en te beoordelen. Vrijwel alle onderzoeken worden in de afgesproken frequentie uitgevoerd. FIHE hanteert concrete streefdoelen. In geval van een 10-puntsschaal wordt een 7 of hoger nagestreefd en 3,5 of meer op een vijfpuntsschaal. Ook voor het rendement zijn streefcijfers geformuleerd.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleidingsmanagers en het bedrijfsbureau stellen in samenspraak verbeterbeleid op naar aanleiding van de uitkomsten van evaluatieonderzoek. Het verbeterbeleid wordt tweemaal per jaar besproken tijdens het FIHE Kwaliteitsoverleg. Besluiten ten aanzien van verbeteracties worden vastgelegd in een verbeterplan. Vervolgens voert het (opleidings)team het plan uit. De directeur gaat periodiek na of de beoogde verbeteringen ook daadwerkelijk gerealiseerd worden en volgt de voortgang. • De opleiding geeft in de zelfevaluatie enkele voorbeelden van verbeteracties naar aanleiding van evaluatieonderzoeken. De verbeteracties hebben betrekking op een nieuwe procedure voor het inschrijven voor tentamens, het instellen van opleidingsteams, het opstellen van een competentieprofiel voor bedrijfsbegeleiders en de rol van bedrijfsbegeleiders bij de beoordeling van studenten. • De opleiding beschrijft in de zelfevaluatie de uitkomsten van de vorige visitatie. De opleiding heeft naar aanleiding hiervan een verbeterplan opgesteld en dit plan in de jaren 2003/2004 en 2004/2005 uitgevoerd. De resultaten van het verbeterplan zijn in oktober 2004 vastgelegd in een stand van zaken notitie. De NVAO concludeerde dat de opleiding adequaat heeft gehandeld naar aanleiding van de uitkomsten van de visitatie.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
35
•
Het panel is van oordeel dat de opleiding de uitkomsten van evaluaties aantoonbaar gebruikt voor verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Wel blijkt uit onderzoek dat de studenten en docenten nog niet tevreden zijn over de wijze waarop de opleiding omgaat met kritiek en suggesties voor verbetering. Voorts vindt het panel dat niet inzichtelijk is hoe verbetermaatregelen tot stand komen en hoe prioriteiten worden gesteld. Ook heeft het panel geen goed inzicht gekregen in de wijze waarop verbeterplannen worden gedocumenteerd. Wel heeft het panel vernomen dat in het voorjaar van 2006 één docent per onderwijsteam wordt belast met taken op het gebied van kwaliteitszorg. Deze drie docenten vormen het kwaliteitsoverleg dat evaluaties terugkoppelt met de opleidingsmanagers. De opleidingsmanagers stellen verbeterplannen op die worden voorgelegd aan de directie waarbij prioriteiten worden gesteld.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Sinds voorjaar 2005 maakt FIHE gebruik van een nieuwe site (‘Quality Corner’) met als doel studenten, medewerkers en alumni te informeren over geplande onderzoeken, de resultaten van onderzoek, voorgenomen verbeteracties en de voortgang ten aanzien van verbeteracties. • Ook is sinds voorjaar 2005 een digitaal response-formulier in gebruik. Via dit formulier kunnen studenten en docenten (eventueel anoniem) klachten en opmerkingen kenbaar maken bij de opleiding. Zij ontvangen hierop binnen twee weken een reactie. • Docenten worden in staat gesteld hun mening te geven aan de hand van de Fontys Personeelsenquête, het teamoverleg, COP-gesprekken, de medezeggenschapsraad en interne audits. Ook kan het personeel op eigen initiatief contact opnemen met de opleidingsmanager of directeur. • De mening van de studenten komt aan de orde in de Fontys Studentenenquête, de jaarevaluatie, stage- en afstudeerevaluatie, het studentenklankbordoverleg, de medezeggenschapsraad, interne audits en exitgesprekken. Ook kunnen studenten ad hoc contact opnemen met docenten, de kwaliteitszorgcoördinator en de opleidingsmanager. • Alumni worden bevraagd aan de hand van het startbekwaamhedenonderzoek, van de HBO-Monitor, het afstudeeronderzoek en alumni-bijeenkomsten. De opleiding schrijft in de zelfevaluatie dat alumni actiever bij de interne kwaliteitszorg betrokken moeten worden. Hiervoor wordt voorjaar 2006 een plan opgesteld.
36
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
•
•
•
Het werkveld wordt geraadpleegd in de vorm van de Raad van Advies, het startbekwaamhedenonderzoek en afstudeerevaluaties. Het panel heeft van het werkveld vernomen dat het versterken van de banden van de opleiding met het werkveld zinvol wordt gevonden. De opleiding spant zich in de resultaten van onderzoek voor te leggen aan de verschillende groepen. Doel hiervan is oorzaken van eventuele tekortkomingen te achterhalen en verbeterbeleid te ontwikkelen. Het panel stelt vast dat de opleiding zich inspant relevante doelgroepen actief te betrekken bij de interne kwaliteitszorg. Studenten zijn echter matig tevreden over de wijze waarop de opleiding omgaat met kritiek en suggesties voor verbetering en over de inspraakmogelijkheden (Fontys Studentenenquête 2004). Ook de terugkoppeling van de resultaten van evaluaties is volgens de enquête voor verbetering vatbaar. Verder blijkt uit het zelfevaluatierapport dat de docenten niet geheel tevreden zijn over de terugkoppeling van de resultaten van onderzoek. Het in gebruik nemen van de Quality Corner en het response-formulier via intranet moeten hierin verbetering brengen.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Goed
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding bevraagt alumni, afstudeerders en werkgevers van alumni op beheersing van de eindkwalificaties bij de start als beginnend beroepsbeoefenaar. Eens per drie jaar wordt een startbekwaamhedenonderzoek uitgevoerd onder recent afgestudeerden en onder hun werkgevers. De HBO-Monitor is een onderzoeksinstrument waarmee de opleiding ieder jaar de aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk in kaart laat brengen. Ook worden afstudeerevaluaties onder het college van gecommitteerden, onder afstudeerders zelf en onder bedrijfsbegeleiders uitgevoerd. • Uit het startbekwaamhedenonderzoek 2005 blijkt dat alumni de opleiding zeer adequaat vinden voor hun beroepspraktijk. Van de afgestudeerden koos 12,5% voor een vervolgstudie. Van de alumni met betaald werk vond 95% binnen 6 maanden werk in het eigen of verwant gebied. De Duitstalige afgestudeerden hebben vaker dan hun Nederlandstalige collega’s te maken met internationale contacten en zijn vaker werkzaam bij een bedrijf dat opereert op de West-Europese of MiddenEuropese markt. De alumni geven aan dat zij 28 van de 39 kwalificaties beheersen. Hun werkgevers vinden dat zij 35 van de 39 kwalificaties beheersen. Wat betreft de tien generieke kwalificaties geven alumni en hun werkgevers aan dat deze © NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
37
•
•
•
•
•
•
•
38
ruimschoots worden beheerst. In de beleving van de alumni scoort alleen 'toerusting met actuele kennis en ontwikkelingen' onder de maat. Uit het startbekwaamhedenonderzoek 2005 blijkt tevens dat het merendeel van de alumni werkzaam is in een van de themagebieden die in het beroepsprofiel zijn omschreven (in het bijzonder controlling, interne en externe verslaglegging en administratieve organisatie). Uit de HBO-Monitor (2004) blijkt dat 82% van de afgestudeerden betaald werk heeft. Dat is significant hoger dan het landelijke gemiddelde. Van de ondervraagden heeft 14% gekozen voor een vervolgstudie; bijna niemand is werkloos. Afgestudeerden vinden dat de opleiding een goede basis biedt voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden (90% versus 74% landelijk). Voorts vindt 77% van de alumni dat de aansluiting van de opleiding op de huidige functie voldoende tot goed is. Tijdens de afstudeerfase voert de student binnen een bedrijf een beroepsgerichte opdracht uit. Het panel heeft voorafgaand aan het visitatiebezoek tien afstudeerscripties bestudeerd. Het panel is van oordeel dat de opzet van de scripties over het algemeen goed is; ook het taalgebruik is in orde. De opdrachten zijn in de optiek van het panel zinvol: ze bieden studenten de mogelijkheid aan een voor de opleiding relevante opdracht te werken en de uitkomsten zijn bruikbaar voor de opdrachtgever. De internationale component van de opleiding is niet in alle verslagen terug te vinden. Wel blijkt uit onderzoek dat de helft van de bedrijven waarbinnen de afstudeeronderzoeken worden uitgevoerd, internationale bedrijven zijn. Voorts heeft het merendeel van de bedrijfsbegeleiders internationale contacten. Uit het afstudeeronderzoek blijkt dat zowel studenten als docenten vinden dat de afstudeeropdrachten exemplarisch zijn voor het beroepenveld van de opleiding. Zowel studenten als docenten zijn tevreden over het hbo-niveau van de afstudeeropdrachten. Alle betrokkenen zijn tevreden over de beheersing van de tien generieke kernkwalificaties. Het panel heeft van de afgestudeerden vernomen dat zij goed zijn voorbereid op de beroepspraktijk: de opleiding biedt een goede basis, de afgestudeerden zijn in staat hun kennis toe te passen en zijn naar eigen zeggen startbekwaam. De opleiding is praktijkgericht en de projecten stellen studenten in staat in een team te functioneren. Enkele afgestudeerden zijn van mening dat meer aandacht nodig is voor externe verslaglegging en administratie. Het panel heeft van een vertegenwoordiging van het werkveld vernomen dat men tevreden is over het niveau van de opleiding. Afgestudeerden zijn flexibel en direct inzetbaar. Ook de theoretische bagage van de afgestudeerden is goed. Voorts is het werkveld tevreden over de sociale competenties van de afgestudeerden. Aanvullend en impliciet bewijs voor de aansluiting van de opleiding op het werkveld is het resultaat bij het afstuderen. Uit de cijfers van het afstuderen in de jaren 20012005 blijkt dat het resultaat (praktisch werk, afstudeerverslag en presentatie/verdediging) van de afstudeeropdrachten positief wordt beoordeeld.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Onvoldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding werkt met expliciete streefcijfers voor het rendement en jaarlijks worden de behaalde rendementscijfers geanalyseerd. De streefcijfers zijn gebaseerd op kwantitatieve gegevens die de afgelopen jaren zijn verzameld. • De opleiding hanteert de volgende streefcijfers: tenminste 65% van de instromende studenten behaalt het diploma, de gemiddelde studieduur is 4,5 jaar, de verblijfsduur van studiestakers is 1,35 jaar. Het percentage studiestakers is maximaal 25% na één jaar, 30% na twee jaar en maximaal 35% na drie of meer jaren van inschrijving. Het panel is van mening dat de gehanteerde streefcijfers helder en voldoende ambitieus zijn. • Uit de gegevens van de opleiding blijkt dat van het Nederlandstalige cohort 1998 na vijf jaar 44% het diploma heeft gehaald. Van de cohort 1999 heeft na vijf jaar 43% van de studenten de studie voltooid. De streefnorm van 65% wordt niet gehaald. De feitelijke studieduur van Nederlandstalige geslaagden bedraagt gemiddeld 4,6 jaar; de norm van 4,5 jaar is de afgelopen jaren gehaald. De gemiddelde studieduur van Nederlandstalige studiestakers varieert van 1,4 tot 2,5 jaar. De afgelopen jaren is de gemiddelde studieduur van studiestakers iets langer dan de streefnorm van 1,35 jaar (namelijk 1,6 jaar). Het feitelijke uitvalpercentage bij de Nederlandstalige studenten, gemeten na één jaar, is hoger dan het streefcijfer: gemiddeld 36%. Bovendien is er sprake van een stijgende uitval bij de meer recente cohorten. Na drie jaar is de gemiddelde uitval 47%, hetgeen aanzienlijk hoger is dan het streefcijfer. Ook blijkt de uitval bij de meer recente cohorten toe te nemen. • De rendementen van de Duitstalige studenten zijn in grote lijnen vergelijkbaar met die van de Nederlandstalige studenten. Het opleidingsrendement na vijf jaar bedraagt 42% à 43% en de streefnorm wordt niet gerealiseerd. De gemiddelde studieduur van Duitstalige geslaagden is gemiddeld 4,6 jaar; de norm van 4,5 jaar wordt vrijwel gehaald. De gemiddelde studieduur van studiestakers varieert van 1,3 tot 1,8 jaar. De streefwaarde van 1,35 jaar wordt doorgaans niet gerealiseerd. De uitval bij de Duitstalige studenten bedraagt na één jaar gemiddeld 43%. Na drie jaar stijgt dit percentage tot gemiddeld 53%, hetgeen fors hoger is dan de streefwaarde van 35%. • Volgens de opleiding nemen Duitse studenten gemiddeld meer tijd voor hun studie dan strikt noodzakelijk is om het eindniveau te halen, het collegegeld door de Duitse overheid wordt geretourneerd (studenten voelen het dus niet in hun portemonnee) en omdat een vergelijkbaar systeem van studiefinanciering ontbreekt. Gevolg van een en ander is dat het rendementscijfer niet verbetert terwijl dit potentieel wel het geval had kunnen zijn. Voorts stelt de opleiding vast dat het niveau van veel instromende Nederlandse havisten is gedaald, hetgeen betekent dat de kloof tussen begin- en eindniveau groter is geworden. © NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
39
•
•
•
40
De opleiding concludeert in het zelfevaluatierapport dat de onderwijsvraagfactor (OVF) de afgelopen jaren niet aan de Fontys-norm van 1,0 voldoet. De opleiding heeft vanaf september 2005 een nieuw beleid ingezet om allereerst het uitvalpercentage in de propedeuse na één jaar niet hoger te laten zijn dan 30%. Het panel stelt vast dat de opleiding er in onvoldoende mate in slaagt de eigen streefnormen ten aanzien van het rendement te realiseren. Dit geldt in het bijzonder voor het percentage studiestakers en de studieduur van studiestakers. Wel wordt de streefnorm voor de studieduur van geslaagden (vrijwel) gehaald. In de kengetallen (bron: website HBO-raad) (zie bijlage 4) zijn de rendementscijfers van alle hbo-opleidingen Bedrijfseconomie opgenomen. Hieruit blijkt dat het rendement na vijf jaar studie van Fontys Hogescholen de afgelopen jaren beduidend lager is dan het landelijk gemiddelde. De gemiddelde studieduur van afgestudeerden komt doorgaans overeen met het landelijk gemiddelde. De som van de uitval na één studiejaar van Fontys Hogescholen is de afgelopen jaren fors hoger dan het landelijk gemiddelde.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
41
Bijlage 1:
42
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
43
44
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
45
46
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
X
X X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. G.J.H. Vermeuelen
Panellid domein: De heer dr. ir. P. Bollen
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw A. Daniel
Panellid, voorzitter: Ing .S. Molkenboer MBA
International Business Economics Fontys Hogescholen Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
De panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Specifieke aanvullingen vanuit bestand panelleden in willekeurige volgorde: Panellid de heer Ing. S. Molkenboer MBA De heer Molkenboer is voornamelijk ingezet vanwege zijn ervaring als voorzitter in meerdere complexe geclusterde visitatietrajecten, waaronder ‘Management, economie en recht’. Hij heeft de NQA auditortraining Hoger Onderwijs gevolgd en hij heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Hij heeft 35 jaar werkervaring in algemeen industrieel management, waarvan 15 jaar in het buitenland. Opleiding: 1960 – 1967 1973 – 1976 1985 – 1999
Hogere Textielschool Enschede; Spin- en weeftechnologie Western Carolina University, Cullowhee, N.C. USA, MBA degree Verschillende Management opleidingen georganiseerd door Akzo Nobel, KNP BT en WMC en verzorgd door Insead, IMD en de Universiteit van Melbourne, Australia.
Werkervaring: 1967 – 1983 Verschillende posities in Nederland, Duitsland en USA, Akzo Nobel, Textiel- en Coatings divisie. 1983 – 1991 Algemeen Directeur, Akzo Nobel, Coatings bedrijven in Ternat en Vilvoorde, Belgie
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
47
1991 – 1994
Algemeen Directeur, Van der Windt Groep, Honselersdijk, Verpakkingsdivisie van KNP BT 1994 – 1999 Divisie President, Talc Divisie, Amsterdam, WMC Ltd, Melbourne Australia 1999 – 2003 Voorzitter Raad van bestuur, Koninklijke ‘N.V. Nationaal Grondbezit’, Den Haag (op de Amsterdamse beurs bekend onder de naam NAGRON) 2003 – heden Directeur-eigenaar KUNISO bv, Management Consultants. Nevenactiviteiten: Voorzitter Stichting Nagron Pensioenfonds Consultant TEC, Top Executive Coaching, Maarsbergen Inkomend Voorzitter Rotary International Club Amsterdam Oost.
Panellid de heer dr.ir. P.W.L. Bollen Panellid de heer Bollen is ingezet vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, alsmede vanwege zijn vakdeskundigheid op het gebied van bedrijfseconomie. De heer Bollen heeft relevante werkvelddeskundigheid en internationale deskundigheid op het vakgebied bedrijfskundige informatica, hogere informatica en informatiekunde en informatica en informatiekunde, informatiedienstverlening en – management. De heer Bollen heeft diverse, Nederlands- en Engelstalige publicaties op zijn naam staan op het gebied van informatica en bedrijfskunde, managementinformatiesystemen. De heer Bollen heeft voor deze visitatie individueel instructies gekregen. Opleiding: 1971 – 1977 1978 – 1984 2003 – 2004
vwo, Stedelijk Lyceum Maastricht M.Sc Industriële Bouwkunde en Managementwetenschap; specialisatie in bedrijfskunde, Technische Universiteit, Eindhoven Ph.D. in Management Informatie Systemen, Faculteit Management en Organisatie, Universiteit Groningen. Ph.D. supervisor: prof.dr.ir. John Simons
Werkervaring: 1984 – 1986 Planninganalist, Productiemanager, Planningmanager; Mars Inc., Veghel 1986 – 1994 Assistent professor, Afdeling Informatiesystemen, Faculteit Economie en Management, Universiteit Maastricht 1994 – heden Assistent professor/senior UD, Afdeling managementwetenschappen (sinds 9/1/2002 strategie en organisatie) bij de faculteit Economie en bedrijfskunde, Universiteit Maastricht
Panellid student mevrouw A. Daniel Mevrouw Daniel is ingezet als student panellid. Zij is tweedejaars student Business Administration/Bedrijfskunde aan de Rotterdam School of Management/Erasmus Universiteit. Daarnaast is mevrouw Daniel lid van de commissie International Business Study van de Studievereniging STAR Bedrijfskunde Rotterdam. Mevrouw Daniel is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Zij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen Bedrijfskunde. Mevrouw Daniel heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs.
48
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Opleiding: 1994 – 2000 Atheneum, Vallei College, Amersfoort 2000 – 2004 HEAO Logistiek & Economie, Hogeschool van Utrecht 2004 – heden Business Administration/ Bedrijfskunde, Rotterdam School of Management Erasmus universiteit Werkervaring: 2003 – 2004 Project medewerker, business analist WE Netherland BV, Utrecht 2003 Medewerker Interstedelijk Studenten Overleg Kenniscentrum, Utrecht Commissies: 2005 – heden International business study, Studievereniging STAR Bedrijfskunde, Rotterdam, 2004 HRM commissie, Studievereniging STAR Bedrijfskunde, Rotterdam, voorzitter 2003 – 2004 Studentlid visitatiecommissie logistiek, HBO-raad, Den Haag 2002 – 2004 Lid onderwijscommissie, Hogeschool van Utrecht 2003 – 2004 Introductiecommissie, cluster Business Administration, Hogeschool van Utrecht, voorzitter 2002 – 2003 Bestuur Studievereniging, Hogeschool van Utrecht, voorzitter
Panellid de heer drs. G.J.H. Vermeulen (NQA-auditor) De heer Vermeulen is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Hij heeft bij Lloyd’s auditcursussen gevolgd. Verder heeft hij ruime ervaring als onderzoeker op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt. Opleiding: 1969 – 1976 1976 – 1983
Atheneum B Doctoraal Psychologie KU Nijmegen
Werkervaring: 1980 – 1982 1984 – 1990 1990 – 1995 1995 – 2003
Studentassistent Bureau Studentenpsychologen Technische Hogeschool Eindhoven Onderzoeker ITS Nijmegen op het gebied van onderwijsongelijkheid en -kansen Beleidsonderzoeker B&A Groep Den Haag Beleidsmedewerker kwaliteitszorg HBO-raad; secretaris en projectleider diverse visitatiecommissies 2004 – heden NQA Cursussen: 1991 1998 2003 2003
Cursus beleidsonderzoek en -advies Cursus INK EFQM-auditor Thymos cursussen Verzakelijking en Adviesvaardigheden Training Auditor Hoger Onderwijs NQA i.s.m. Lloyd’s Register
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
49
50
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie opleiding IBE Fontys 22 februari 2006 Tijd
Onderdeel
Deelnemers
8.45
Ontvangst panelleden
Panel
9.00 - 10.45
Bestudering Materiaal
Panel
10.45 - 11.45
Opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement en de medewerker kwaliteitszorg
11.45 - 12.45
Studenten
Acht studenten met een representatieve vertegenwoordiging uit de propedeuse en de hoofdfase
12.45 - 13.30
Besloten werklunch
Panel
13.30 - 14.00
Rondleiding
14.00 - 15.00
Docenten
Negen met een representatieve vertegenwoordiging uit de propedeuse en de hoofdfase
15.00 - 15.15
Pauze
Panel
15.15 - 15.45
Alumni
Zes alumni uit de laatste afstudeerjaren
15.45 - 16.15
Werkveld
5 vertegenwoordigers uit het werkveld, lid College van Gecommitteerden, lid Raad van Advies
16.15 - 17.45
Besloten panelvergadering
Panel
17.45 - 18.30
Tweede gesprek opleidingsmanagement en afsluiting
Opleidingsmanagement en de medewerker kwaliteitszorg.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
51
Bijlage 4:
Kengetallen (bron: Kengetallen HBO-raad)
Som van rendement na 5jr Inschrijf jaar (VT) Hogeschool 1996 Avans Hs. 42,3% Chr. Hs. Windesheim 54,4% Fontys Hs. 38,1% Haagse Hs. / TH Rijswijk 42,4% Hanzehogeschool Groningen 47,8% Hs. Drenthe 66,7% Hs. INHOLLAND 43,2% Hs. Rotterdam 29,8% Hs. Utrecht 30,7% Hs. van Amsterdam 45,7% Hs. van Arnhem en 45,9% Nijmegen Hs. Zeeland 65,2% Hs. Zuyd 59,6% Noordelijke Hs. Leeuwarden 59,8% Saxion Hs. 57,6% Eindtotaal 45,6%
Som van gemiddelde Uitschrijf studieduur (VT) jaar Hogeschool 2000 Avans Hs. 47,8 Chr. Hs. Windesheim 47,1 Fontys Hs. 53,4 Haagse Hs. / TH Rijswijk 48,3 Hanzehogeschool 50,6 Groningen Hs. Drenthe 53,3 Hs. INHOLLAND 52,2 Hs. Rotterdam 55,2 Hs. Utrecht 59,6 Hs. van Amsterdam 54,5 Hs. van Arnhem en 46,8 Nijmegen Hs. Zeeland 39,2 Hs. Zuyd 46,0 Noordelijke Hs. Leeuwarden 48,5 Saxion Hs. 44,2 Eindtotaal 49,8
52
1997 49,1% 47,2% 33,8% 37,4%
1998 55,7% 45,3% 30,4% 54,2%
1999 51,0% 57,8% 38,0% 45,7%
2000 52,7% 43,5% 38,3% 36,1%
40,6% 50,0% 44,3% 38,1% 35,5% 40,1%
39,0% 51,0% 41,6% 29,8% 38,3% 39,2%
26,9% 47,4% 43,0% 42,4% 24,6% 36,1%
28,1% 43,9% 39,6% 41,2% 35,5% 35,4%
44,9% 49,4% 56,8% 65,8% 51,0% 43,3%
51,1% 49,0% 57,2% 50,0% 51,6% 43,9%
49,4% 52,5% 44,0% 63,8% 48,3% 42,3%
44,2% 49,1% 46,1% 49,4% 44,5% 40,8%
2001 50,1 47,6 48,3 52,2
2002 51,4 49,8 48,9 53,3
2003 49,6 50,2 51,0 56,0
2004 51,2 55,8 53,5 64,2
55,4 54,9 51,1 52,8 55,0 53,6
59,2 58,2 51,1 58,3 54,6 58,1
58,4 54,1 48,6 55,7 53,0 61,6
56,8 55,7 50,3 50,2 54,3 59,0
43,9 43,0 46,7 52,1 44,3 49,9
47,4 39,4 50,7 50,5 49,2 52,1
45,0 47,8 48,3 51,7 48,5 51,4
49,2 55,0 50,2 53,0 47,7 53,0
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Som van uitval na 1 jaar Inschrijf jaar (VT) Hogeschool 2000 2001 Avans Hs. 28,3% Chr. Hs. Windesheim 35,1% Fontys Hs. 42,1% Haagse Hs. / TH Rijswijk 43,8% Hanzehogeschool Groningen 58,0% Hs. Drenthe 28,1% Hs. INHOLLAND 36,3% Hs. Rotterdam 36,2% Hs. Utrecht 33,5% Hs. Van Amsterdam 37,6% Hs. Van Arnhem en 46,4% Nijmegen Hs. Zeeland 32,0% Hs. Zuyd 28,1% Noordelijke Hs. Leeuwarden 34,5% Saxion Hs. 37,9% Eindtotaal 38,7%
2002
2003
2004
36,9% 37,5% 48,9% 49,0%
37,8% 32,5% 42,3% 46,3%
26,9% 38,2% 52,2% 41,9%
33,9% 26,2% 48,8% 36,7%
37,2% 32,0% 43,4% 30,4% 29,3% 45,6%
28,9% 43,1% 38,7% 21,4% 47,9% 33,3%
33,8% 49,1% 33,2% 20,5% 42,9% 26,2%
30,8% 28,6% 36,0% 23,9% 50,0% 26,3%
37,8% 46,9% 38,2% 27,8% 62,2% 43,0%
36,6% 34,8% 36,3% 18,4% 27,5% 36,2%
32,0% 22,2% 26,7% 26,6% 43,8% 35,0%
36,5% 18,3% 41,1% 46,3% 26,4% 34,5%
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
53
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal dat ter plaatse beschikbaar is of digitaal beschikbaar gesteld wordt Materiaal Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren) onderwijsbeleid en toetsbeleid rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties Beroepsprofiel of vergelijkbaar document Studiegids Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) Kengetallen Materiaal Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten deficiëntieprogramma’s studieboeken readers Toetsen, portfolio’s en assessments, inclusief beoordelingen Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen Stageverslagen, inclusief beoordelingen
54
Onderwerp/facet 5 3 2 5, 6 2, 3.3, 4, 5, 6.2
1 1 2, 4.2 2 3.1 6.1 Onderwerp/facet 2
2.8, 6.2 6.2 2.8
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
Toelichting op de algemene lijst van materialen:
De meest recente Onderwijs- en examenregeling De meest recente voorlichtingsbrochure en overig voorlichtingsmateriaal Beleidsdocumenten van de opleiding waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid haar voor de komende jaren voor ogen staat (onder andere het instellingsplan). Eventuele relevante (beleids)documenten die na de afronding van het zelfevaluatierapport zijn verschenen Recente evaluatierapporten van (aspecten van) het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal waarmee u werkt, zoals: cursusboeken, readers, studieboeken, moduleboeken, studiehandleidingen literatuurlijst en boekenlijst Een representatieve set van stageverslagen, plus de beoordeling daarvan. Zowel verslagen die als voldoende zijn beoordeeld als verslagen die als onvoldoende zijn beoordeeld. Een representatieve set van beoordelingsmateriaal die het (eind)niveau weerspiegelen dat docenten van studenten verwachten: vraagstellingen toetsen opdrachten Een representatieve set van afstudeerwerkstukken (minimaal 10) plus de beoordeling daarvan. Daarnaast een overzicht van de laatste 25 afstudeerwerkstukken (titel + korte beschrijving van de inhoud) met de beoordeling van de werkstukken. Documentatie over het (geautomatiseerde) studievoortgangsregistratiesysteem, met bij voorkeur een uitdraai als voorbeeld Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem. Informatie over onder andere de organisatie van de opleiding en de plaats ervan in de hogeschool (voor zover niet in het zelfevaluatierapport beschreven), het personeelsbeleid (onder andere een uitgewerkt voorbeeld van een functioneringsverslag en het scholingsplan) relevante overlegorganen (bijvoorbeeld notulen opleidingscommissie, werkveldcommissie Overzicht van externe contacten en aard van die contacten Beknopte CV’s van docenten met overzicht van meest recente relevante werkervaring en relevante (bij)scholing Documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, International Business Economics, hbo-bachelor
55