BEOORDELINGSRAPPORT Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde voltijd Fontys Hogeschool Venlo
Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
BEOORDELINGSRAPPORT Beperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde voltijd CROHO nr. 34280
Hobéon Certificering BV Datum 9 november 2011 Auditteam ir. A.T.de Bruijn (voorzitter) ir. M.J.A. van der Kemp ir. M. Rijkeboer L. van Leeuwen Secretaris H.R. van der Made
INHOUDSOPGAVE 1.
BASISGEGEVENS
1
2.
SAMENVATTEND OORDEEL
3
3.
INLEIDING
5
4.
OORDELEN PER STANDAARD
7
5.
ALGEMENE CONCLUSIES
29
6.
AANBEVELINGEN
31
BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE
I II III IV V VI
Scoretabel Opleidingsspecifieke eindkwalificaties Schematisch overzicht opleidingsprogramma Locatiebezoek Lijst geraadpleegde documenten Overzicht auditteam
33 35 37 41 43 45
1.
BASISGEGEVENS
Administratieve gegevens over de opleiding NAAM INSTELLING
Fontys Hogeschool Venlo
status instelling (bekostigd of rechtspersoon voor hoger onderwijs) resultaat instellingstoets kwaliteitszorg
Bekostigd
NAAM OPLEIDING (zoals in croho) registratienummer croho
Bachelor Werktuigbouwkunde 34280
oriëntatie opleiding (hbo – wo)
hbo
niveau opleiding (associate degree – bachelor – master) aantal studiepunten (ec‟s)
bachelor
afstudeerrichtingen
n.v.t.
locatie(s)
Venlo
variant(en)
Voltijd
relevante lectoraten
(1) Automotive Control en (2) Mechatronica1
Kwantitatieve gegevens over de opleiding Instroom per Cohort
Instellingstoets moet nog plaatsvinden
240
totaal aantal
Havo %
Vwo %
Mbo %
Overig %
2004
28
57
14
25
4
2005
26
47
15
38
0
2006
22
55
0
36
9
2007
44
52
9
34
5
2008
38
55
8
16
21
2009
48
33
13
21
33
2010
65
29
5
23
43
Propedeuserendement na 2 jaar
%
Cohort 2004 na 2 jaar Cohort 2005
64 %
Cohort 2006
64 %
Cohort 2007
68 %
Cohort 2008
71 %
Uitval (cumulatief)
65 %
% na 1 jaar
% na 2 jaar
Cohort 2004 na 2 jaar Cohort 2005
29%
36 %
27%
35 %
Cohort 2006
32%
36 %
Cohort 2007
30%
32 %
Cohort 2008
1
26%
29 %
Alleen (via) Eindhoven
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.01
Rendement (diploma behaald)
%
Cohort 2004 na 6 jaar na 2 jaar Cohort 2005 na 5 jaar
64 %
Cohort 2006 na 4 jaar
45 %
Cohort 2007 na 3 jaar
2%
Gerealiseerde docent-student ratio2
Gemiddeld aantal contacturen per fase van de studie gerekend over 42 studieweken per jaar
2
54 %
Propedeuse
1 : 1-26,7
Tweede jaar
1 : 1-26,7
Derde jaar (ex. stage)
1 : 1-26,7
Vierde jaar (ex. afstuderen)
1 : 1-26,7
Propedeuse
24 lesuren
Tweede jaar
22 lesuren
Derde jaar (ex. stage)
Afhankelijk van minor
Vierde jaar (ex. afstuderen)
20 lesuren
Voor de gerealiseerde docent-student ratio is een gemiddelde genomen voor de opleidingen Wtb en Industrieel Product Ontwerpen over de 4 leerjaren heen.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.02
2.
SAMENVATTEND OORDEEL
Standaard 1, beoogde eindkwalificaties: goed De opleiding baseert haar beoogde eindkwalificaties, die in 2010 werden herzien, op het landelijk erkende profiel voor de Bachelor of Engineering dat in 2006 werd opgesteld. Dit profiel sluit aan bij de eisen die door het (inter)nationale beroepenveld en door de beroepspraktijk aan een bachelor of engineering worden gesteld. De eindkwalificaties van de opleiding reflecteren bovendien het niveau dat door de Dublin Descriptoren wordt geïndiceerd. De eindcompetenties hebben een eigen kleur die de visie van de opleiding op het beroep en op de functionaliteit ervan in het werktuigbouwkundig werkveld representeert. De eindcompetenties sluiten aan bij het voortbrengingsproces in de product-life-cyclus, methodisch ontwerpen staat hierin centraal. Het profiel heeft een sterke focus op de constructieve maakindustrie, en niet de procesindustrie. Het heeft daarmee een directe regionale relevantie. De opleidingskwalificaties zijn dan ook door het regionale werkveld gevalideerd. De internationale oriëntatie die van een hbo-bachelor mag worden verwacht, wordt niet direct in de beoogde eindcompetenties tot uitdrukking gebracht, maar vormt wel onderdeel van de door de opleiding opgestelde programmatische zwaartepunten en missie. Het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden is expliciet als belangrijke eindcompetentie opgenomen. Het panel vindt de geformuleerde eindkwalificaties passend voor een bachelor of engineering; zij geven aan de opleiding, door hun inkleuring gericht op de regionale maakindustrie, een voldoende specifieke en onderscheidende profilering. Deze bevindingen en afwegingen leiden bij het panel voor Standaard 1 tot het oordeel „goed‟. Standaard 2, onderwijsleeromgeving: goed Het programma, gebaseerd op een constructivistisch didactisch model, vormt een heldere en volledige concretisering van de eindkwalificaties. Het heeft een duidelijke opbouw en structuur met vijf leerlijnen en is evenwichtig voor wat betreft zijn inhoudelijke breedte en diepgang. De gedeeltelijke integratie met de opleiding Industrieel Product Ontwerpen werkt verrijkend. Inhoud en vormgeving van het programma zijn sterk gericht op de werktuigbouwkundige praktijk en bieden studenten voldoende uitdaging om zich de eindkwalificaties eigen te maken. Ook is er voldoende aandacht voor algemene hbo-vaardigheden als (zelf)reflectie en communicatie. Tevens is het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden expliciet in het programma opgenomen, met name in de projecten. Actualisering van het programma gebeurt stelselmatig en het werkveld wordt hierbij betrokken. Studenten zijn tevreden over de studeerbaarheid van het programma en de maatregelen die het management neemt om deze te bevorderen. Zowel omvang als kwaliteit van het docentenkorps is goed. De vakdocenten zijn deskundig en hebben vrijwel allen ervaring in het werkveld van de werktuigbouwkunde. Er is sprake van een gestructureerde HRM-gesprekscyclus. Docenten actualiseren hun kennis en vaardigheden, ondermeer door het volgen van (gezamenlijke) cursussen, trainingen en studiedagen. De werkdruk wordt, nog net als in 2005, als „hoog‟ ervaren. Dit lijkt vooral te worden veroorzaakt door een onvervulde vacature, die het management spoedig verwacht in te vullen. Studenten zijn zeer te spreken over hun docenten. Vooral hun vakkennis en hun benaderbaarheid, tijdens en buiten de colleges om, wordt gememoreerd. De opleiding beschikt naar het oordeel van het panel over de faciliteiten en technische onderwijsvoorzieningen die passend zijn voor een hbo-opleiding Werktuigbouwkunde. Dit geldt evenzeer voor de mediatheek, het intranet en de elektronische leeromgeving, waar de student alle relevante informatie over de opleiding kan vinden. Aandacht verdienen de (practica)ruimtes, die wat aan de krappe kant zijn, temeer daar de opleiding een groei van het studentenaantal verwacht. Met een efficiëntere planning en een multifunctionele inzet van bestaande ruimten denkt de opleiding dit vooralsnog te kunnen oplossen. De bevindingen en afwegingen van het panel binnen Standaard 2 leiden tot het oordeel „goed‟.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.03
Standaard 3, toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties: voldoende De opleiding heeft een adequaat functionerend systeem van toetsen en beoordelen ontworpen. Voor het opstellen van toetsen hanteert de opleiding heldere kwaliteitscriteria, voor het beoordelen ervan zijn per toets beoordelingscriteria opgesteld, die in relatie staan tot de leerdoelen van de betreffende module. Toets- en werkvormen zijn eveneens op elkaar afgestemd. Op moduleniveau heeft de opleiding in iedere modulehandleiding het aantal toetsen, de toetsinhoud, de toetsvorm en de beoordelingscriteria vermeld, zodat de studenten precies weten wat er van hen wordt verwacht. Ook voor de stage en het afstuderen heeft de opleiding een instructieve handleiding opgesteld, zodat de student weet waaraan hij moet voldoen. De criteria voor de competentie-assessments heeft de opleiding vastgelegd in de „Handleiding Studieloopbaanbegeleiding en competentie-examens‟. Het auditpanel heeft tijdens de audit kanttekeningen geplaatst bij de door de opleiding te hanteren slaagnormen. Deze resulteerden erin dat studenten, naar het oordeel van het panel, met teveel onvoldoendes toch nog in aanmerking konden komen voor hun diploma. De discussie hierover met het panel heeft erin geresulteerd dat de opleiding met onmiddellijke ingang de slaagnormen voor tentamens naar een voor het panel aanvaardbaar niveau heeft opgehoogd. Over een verdere aanscherping die nog meer strookt met de ambities van de opleiding doet het panel een aanbeveling. Het panel heeft vastgesteld dat de inrichting van de examencommissie nog duidelijk in een overgangsfase verkeert. De rol van de examencommissie in relatie tot andere actoren binnen de opleiding verdient nog nadrukkelijk de aandacht. Het panel, dat 15 eindwerkstukken heeft ingezien, vindt de beoordeling van deze „meesterproeven‟ onvoldoende transparant: de oordelen op de beoordelingsformulieren worden gegeven met enkele woorden, vinkjes of kruisjes en worden over het algemeen weinig onderbouwd. Daarnaast vindt het panel dat de opleiding meer aandacht dient te schenken aan een aantal vormaspecten in de eindwerkstukken. Met betrekking tot het gerealiseerd niveau, stelt het panel daarentegen vast dat de inhoudelijke beoordeling van de eindwerkstukken door de opleiding vrijwel altijd overeenkomt met het oordeel van de panelleden. Het panel vindt derhalve de afstudeerwerken, en daarmee de realisatie van de beoogde eindkwalificaties, van een goed niveau. Deze opvatting wordt gedeeld door zowel de werkveldvertegenwoordigers als de alumni van de opleiding. De bevindingen en afwegingen bij deze standaard leiden bij het panel dan ook tot het oordeel „voldoende‟. Algemene conclusie: voldoende Het panel beoordeelt de opleiding als een helder geprofileerde en gedegen werktuigbouwkundige opleiding die studenten aflevert waar het (regionale) bedrijfsleven behoefte aan heeft. Het didactisch model en het ontworpen curriculum zitten goed in elkaar. De kwaliteit van de docenten is goed. De toetsing sluit aan op het competentiegerichte onderwijsmodel, de ingezette werkvormen en de leerdoelen van de modulen. Er is sprake van voldoende gerealiseerd niveau. De opleiding kan de transparantie in de beoordelingen van projectopdrachten en eindwerkstukken nog verbeteren. Ook de rol en positie van de examencommissie moet beter worden afgestemd op de geest van de Wet Versterking Besturing en de feitelijke internationale oriëntatie binnen het programma kan en moet nog worden versterkt. Alles overwegend komt het panel voor de opleiding als geheel tot het oordeel voldoende. Datum: 9 november 2011
ir. A.T. de Bruijn (voorzitter)
H.R. van der Made (secretaris)
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.04
3.
INLEIDING
De voltijdse hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde van Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek – Venlo is een geprofileerde opleiding werktuigbouwkunde. Dit in tegenstelling tot veel andere hbo-bachelors werktuigbouwkunde, die vrijwel alle als brede bachelors kunnen worden getypeerd. Dit geldt evenzeer voor de opleiding werktuigbouwkunde van FontysEindhoven, die het panel voorafgaand aan de Venlose opleiding visiteerde. De beide opleidingen in Venlo en Eindhoven varen tot op heden ieder een onafhankelijke koers. Feitelijk kan dit ook, omdat zij ieder over een eigen licentie (ISAT) beschikken. Het College van Bestuur van Hogeschool Fontys stimuleert samenwerking tussen de beide opleidingen. Waar de opleiding in Eindhoven zich met een brede bachelor werktuigbouwkunde duidelijk focust op high tech systems, richt de opleiding in Venlo met een op de maakindustrie geprofileerde bachelor werktuigbouwkunde het vizier duidelijk op Green Port Venlo (techniek binnen de landen tuinbouw), alsook op de maakindustrie over de grens (o.a. het Ruhrgebied). Enkele jaren geleden heeft tussen Eindhoven en Venlo wel een grote mate van afstemming plaatsgevonden. Daardoor is het programma voor ca. 50% vrijwel identiek. De opleiding Werktuigbouwkunde in Venlo profileert zich over de grenzen en vindt dat de regio niet ophoudt bij de Duitse grens. Sinds een aantal jaren neemt de instroom van Duitse studenten toe en wordt er actief geworven bij de Oosterburen. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke instroom van Duitse studenten3, die een derde uitmaakt van het totaal aan instromende studenten en een gemengde Nederlands-Duitse cultuur binnen de school. In haar missie stelt de opleiding zich te richten op de dimensies: maakbaarheid, s(l)impel produceren, creativiteit, internationaal perspectief, teamwork en sociaal-communicatieve vaardigheden. In zijn rapportage naar aanleiding van de visitatie in 2005 merkte het toenmalige auditpanel een aantal zaken op, die voor het auditpanel dat de audit in 2011 uitvoerde tot aandachtspunten hebben geleid. Dit zijn: Werkdruk in de opleiding. Deze werd in 2005 als hoog getypeerd. Het management van de opleiding verwachtte toen dat dit probleem door het groeiend aantal studenten en de daarmee gepaard gaande toename van het aantal formatieplaatsen zou kunnen worden verholpen; Stand van zaken aanpassing huisvesting. In verband met de toename van het aantal studenten was de hogeschool in overleg en samenwerking met de drie andere instituten van de Campus Venlo in 2004 gestart met het project Aanpassing Huisvesting Venlo. De doelstelling van het project was om op de campus een zogenoemde Fontys Learning Community te creëren, waarin leren vooral plaatsheeft in samenwerking met anderen, in wisselwerking met de omgeving en in wisselende groepen en contexten. Reflecterend en zelfsturend vermogen van de studenten. Het toenmalig panel stelde vast dat de studieloopbaanbegeleiding vooral gericht was op de studievoortgang van de studenten en het voorkomen van studieproblemen en minder of in het geheel niet op het lerend, reflecterend en zelfsturend vermogen van de studenten en hun competentieontwikkeling. Het panel dat de opleiding op 26 mei 2011 visiteerde heeft deze aandachtspunten betrokken in zijn onderzoek.
3
Zie de categorie „Overig‟ bij de basisgegevens van de opleiding. De groep „overig‟ betreft grotendeels de Duitse instroom maar ook de TU, hbo en Belgische vooropleidingen.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.05
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.06
4.
OORDELEN PER STANDAARD
Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties Standaard 1: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Toelichting NVAO: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau (bachelor–master) en oriëntatie (hbo–wo) binnen het Nederlands kwalificatieraamwerk. Zij sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding.
Oordeel: goed Bevindingen Het profiel van de hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde van Fontys – Venlo sluit aan op het landelijke profiel voor de Bachelor of Engineering (B-Eng) uit 2006. Het profiel is opgesteld door het landelijke overleg van opleidingen, het zogenaamde Clusteroverleg Engineering, vastgesteld door de HBO-Raad en door de beroepsvereniging KIVI-NIRIA4 getoetst aan de competenties van de FEANI5. Het getuigschrift van de afgestudeerden van de opleiding geniet daarmee internationale erkenning, hetgeen wil zeggen dat de opleiding opleidt voor kwalificaties die internationaal erkend zijn voor de bachelor of engineering. Recent, in 2010, heeft de opleiding het opleidingsprofiel herzien. In de opleidingskwalificaties is de eigen visie van de opleiding op het beroep, zowel in de nationale als internationale context, tot uitdrukking gebracht. De kern van het opleidingsprofiel is vooral gericht op het ontwerpen en realiseren van producten. Opleiden voor de maakindustrie is al jaren het centrale thema, vandaar het motto van de opleiding „In Venlo Maak Je Het‟. De opleiding leidt daarnaast Werktuigbouwkundigen op die niet alleen hoogwaardige producten kunnen ontwerpen en produceren, maar ook Werktuigbouwkundigen die in staat zijn creatief en functioneel vorm te geven aan producten. Daaruit is de opleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO) voortgekomen, waarmee de opleiding Werktuigbouwkunde vrijwel de gehele propedeuse deelt en ca. 25 tot 30% van de hoofdfase. Als meerwaarde van de Venlose afgestudeerden stelt de opleiding dat ze daardoor niet alleen creatievere oplossingen kunnen bedenken, maar dat ze ook hun ontwerpen beter kunnen vormgeven en presenteren. Als voorbeeld noemt de opleiding een bedrijf in de regio dat roller coasters maakt. Deze professionele producten, hoewel niet voor de consumentenmarkt gemaakt, moeten wel aantrekkelijk zijn. De afgestudeerde Werktuigbouwkundige is met zijn extra bagage op het gebied van industrieel productontwerpen in staat aantrekkelijke ontwerpen en producten af te leveren. Daarvoor heeft hij de klassieke werktuigbouwkundige vaardigheden als basis. Het opleidingsprofiel van de Fontys Bachelor of Engineering – Venlo gaat uit van een viertal hoofdcompetenties. Daarbij heeft de opleiding de kern van het werktuigbouwkundig beroep tot uitgangspunt genomen. Dit is het realiseren van een productontwerp waarin de expertise vanuit verschillende invalshoeken op een evenwichtige manier is geïntegreerd. Hierbij wordt de gehele productlevenscyclus afgedekt. Deze is te onderscheiden in ontwerpen, construeren, produceren, onderhouden en afbreken.
4
5
Koninklijk Instituut Van Ingenieurs KIVI NIRIA is de beroepsvereniging van ingenieurs en techniekstudenten. FEANI, Federation of professional engineers, Europese Vereniging van Nationale Ingenieursverenigingen.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.07
Binnen de Venlose context ligt het accent op construeren en produceren. In schema luidt de volledige set eindkwalificaties/eindcompetenties van de opleiding als volgt: Competentie A. Verrichten van onderzoek
B. Ontwerpen/ ontwikkelen van nieuwe producten en hulpgereedschappen voor een productieproces C. Construeren: het nader uitwerken van het gekozen productconcept
D. Produceren: het voorbereiden van de vervaardiging van producten (apparaten en systemen) en het in bedrijfstellen en optimaliseren van de productiesystemen
Beschrijving De bachelor of engineering is in staat tot: het uitvoeren van toegepast onderzoek op het terrein van ontwikkeling van nieuwe of verbetering van bestaande producten, methoden en processen. Het doen van toegepast onderzoek speelt vooral in de Research & Development (R&D) omgeving en het is ook onderdeel van de hoofdcompetenties B, C en D. De bachelor of engineering is in staat tot: (B1) Het opstellen van de productdefinitie en het projectplan; (B2) Het genereren van creatieve concepten en de keuze van het definitieve concept. De bachelor of engineering is in staat tot: (C1) het in detail uitwerken van het gekozen concept tot een ontwerp (rekenen en tekenen); (C2) het construeren: vastleggen van constructie- en productspecificaties in een constructiedossier. De bachelor of engineering is in staat tot: (D1) het bouwen van een prototype en het testen hiervan; (D2) het voorbereiden van de productie; plannen van de fabricage; (D3) het in bedrijfstellen van machines en productiesystemen; (D4) het bewaken van de voortgang van de productie; trouble shooting en optimaliseren van productiemiddelen, -systemen en –proces.
De opleiding heeft deze eindkwalificaties uitgewerkt, onderbouwd en verantwoord in een afzonderlijk document6. In hetzelfde document heeft de opleiding de koppeling van haar eindkwalificaties aan het landelijke profiel, de B-Eng-competenties, inzichtelijk gemaakt. Het panel vindt de eindkwalificaties inhoudelijk voldoende dekkend voor deze landelijke B-Eng-competenties. Als indicatie van het hbo-bachelorniveau van haar eindkwalificaties heeft de opleiding in een matrix weergegeven hoe deze zich verhouden tot de zogenaamde Dublin Descriptoren. De opleiding heeft ieder van de Dublin Descriptoren geïllustreerd met voorbeelden van de wijze waarop deze niveau-indicatoren in de eindkwalificaties en het programma (zie Standaard 2) zijn verdisconteerd. Daaruit blijkt, naar het oordeel van het panel, dat de eindkwalificaties van de opleiding het hbo-bachelorniveau reflecteren. Regionale oriëntatie Tijdens de audit heeft de opleiding aan het panel met voorbeelden geïllustreerd hoe het opleidingsprofiel aansluit op de behoeften van het regionale bedrijfsleven. In de regio „Greenport‟ Venlo speelt het ontwikkelen en ontwerpen van nieuwe producten een grote rol. Ook in bedrijven waar het accent minder ligt op ontwikkelen en ontwerpen, blijken studenten goed met hun opleiding uit de voeten te kunnen, omdat het profiel ook de component leren leren in zich draagt. Door de inhoudelijke bagage en diepgang die de betreffende student via de opleiding heeft verworven, blijken de studenten zelfstandig in staat te zijn nieuwe stof op te pakken. Zowel in de gesprekken die de auditoren met de studenten als de werkveldvertegenwoordigers /alumni voerden, bleek deze visie van de opleiding gedeeld te worden. Uit alumni-onderzoek van de opleiding 7 blijkt dat driekwart van de afgestudeerden terechtkomt in de maakindustrie. Zij vervullen daar functies als constructeur, projectengineer, werkvoorbereider, ontwerper, onderzoeker en troubleshooter service en maintenance.
6 7
Opleidingsprofiel van de Opleiding HBO-Werktuigbouwkunde Venlo Startbekwaamheidsonderzoek, SBO 2010
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.08
Internationalisering De eindkwalificaties van de opleiding Werktuigbouwkunde van Fontys-Venlo bevatten geen expliciete internationale oriëntatie. Wel brengt de opleiding in haar programma (zie Standaard 2) een internationaal perspectief aan. Dit is mede ingegeven doordat het Duitse deel van de euregio binnen het bereik van de Venlose opleidingen ligt. Voor de uitstroom van de Venlose opleiding is de hele euregio interessant als opdrachtgever of werkgever. Aan de instroomkant betekent het dat Duitse middelbare scholieren de opleiding in Venlo zien als een adequate bacheloropleiding om in de (Duitse) industrie aan de slag te kunnen. De (toenemende) instroom van Duitse studenten zorgt ervoor dat zij elkaars cultuur en manier van denken leren kennen. Vanuit haar missie en de ontwikkelingen in de regio wordt dit ook expliciet door de opleiding beoogd. Tijdens de audit heeft het panel vastgesteld dat de opleiding aan het begrip internationalisering, zowel in de (beschrijving van) haar doelstellingen als aan de uitwerking ervan in het programma nog een sterkere, actievere uitwerking kan geven (zie ook Standaard 2 en de aanbevelingen). Onderzoek De opleiding heeft het doen van onderzoek expliciet en prominent opgenomen in haar eindkwalificaties. De onderzoekscompetentie wordt als basiscompetentie beschouwd voor de andere drie eindcompetenties en wordt relevant geacht bij het formuleren van werktuigbouwkundige probleemstellingen, het uitvoeren van analyses, oriëntaties en tests. Het panel vindt de eindkwalificaties op het punt van toegepast onderzoek toereikend, hetgeen werd bevestigd door de vertegenwoordiging van het werkveld en de alumni met wie het panel tijdens de audit sprak. Validatie van de eindkwalificaties Het door de opleiding recent herziene opleidingsprofiel maakt het profiel toegesneden op de actuele wensen van het beroepenveld: de maakindustrie is daarbij leidend. Dit uitgangspunt wordt, zo is het panel tijdens de audit gebleken, als passend beleefd door werkveld en alumni. De zwaartepunten die de opleiding heeft aangebracht, als „maakbaarheid‟, „s(l)impel ontwerpen‟, „creatief en origineel presenteren‟, „internationaal perspectief‟ en „teamwork en sociaal-communicatieve vaardigheden‟, heeft zij vastgelegd in haar opleidingsprofiel en voorgelegd aan een brede groep van vertegenwoordigers. In zijn vergadering in december 2010, waarvan het panel de notulen heeft ingezien, heeft de Klankbordgroep Regionaal Werkveld het opleidingsprofiel vastgesteld. Validatie in internationaal verband heeft indirect plaatsgevonden doordat het landelijke beroepsprofiel Werktuigbouwkunde is getoetst aan de internationale FEANI-eisen; de FEANI erkent de afgestudeerden van de opleiding als professional application engineer. Weging en Oordeel De opleiding baseert haar in 2010 herziene, beoogde eindkwalificaties op het landelijk erkende profiel voor de Bachelor of Engineering, dat in 2006 werd opgesteld. De internationale oriëntatie die van een hbo-bachelor mag worden verwacht, wordt niet direct in de beoogde eindcompetenties tot uitdrukking gebracht, maar vormt wel onderdeel van de door de opleiding opgestelde missie. Het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden daarentegen wordt expliciet, ook als fundament voor de andere eindcompetenties, vanuit de eindkwalificaties beoogd. De door de opleiding nagestreefde eindkwalificaties reflecteren het hbo-bachelorniveau. Een representatieve vertegenwoordiging van het werkveld ondersteunt ze. Binnen de brede competentieset voor de B-Eng kiest de opleiding in nauwe afstemming met het regionale werkveld voor een eigen profilering op een aantal zwaartepunten, die aansluiten op de regionale behoefte (maakindustrie) aan creatieve werktuigbouwkundigen op bachelorniveau. Deze profilering geeft de opleiding een onderscheidende, door de regionale maakindustrie onderschreven karakterisering. Op grond van deze afwegingen komt het panel voor Standaard 1 tot het oordeel „goed‟.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.09
Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Standaard 2: Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting NVAO: De inhoud en vormgeving van het programma stellen de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving.
Oordeel: goed Bevindingen Opleidingsprogramma Het panel heeft zowel voorafgaand als tijdens de audit het volledige programma van de bacheloropleiding Werktuigbouwkunde bestudeerd. Daarbij heeft het vooral gekeken of het programma de beoogde eindkwalificaties ook daadwerkelijk ontwikkelt. Relatie beoogde eindkwalificaties met programma In een overzicht heeft de opleiding aan het panel inzichtelijk gemaakt op welke wijze en waar in het programma de eindkwalificaties van de opleiding herkenbaar zijn vertaald naar de leerdoelen van de verschillende modulen. Daarnaast heeft de opleiding een zogenaamd CLOTS-schema opgesteld, waaruit de relatie blijkt tussen de Competenties, Leerdoelen, Onderwijsleeractiviteiten (programmaonderdelen en werkvormen), Toetsvormen en Studiepunten. Ook uit deze gedetailleerde koppeling blijkt een adequate vertaling van de opleidingscompetenties naar de programmaonderdelen. Het panel heeft vervolgens de inhoud van de modulebeschrijvingen, die voor alle studenten via de elektronische leeromgeving toegankelijk zijn, en de daarin opgenomen leerdoelen bestudeerd en komt tot de conclusie dat zowel de leerdoelen als de inhoud van de programmaonderdelen een goede en dekkende uitwerking vormen van de eindcompetenties. Het panel stelt tevens vast dat in het programma sprake is van een juiste verhouding tussen inhoudelijke breedte en diepgang. Ook kent het programma – in overeenstemming met de doelstelling van de opleiding – een stevige praktische oriëntatie. Dit wordt door alle studenten waarmee het panel sprak als buitengewoon positief, en als karakteristiek van het programma, ervaren. Didactisch model: constructivistisch en competentiegericht De opleiding benadert het onderwijs constructivistisch en competentiegericht. Het bedenken, ontwikkelen en realiseren van werktuigbouwkundige producten vraagt naar het oordeel van de opleiding om een ontwerpgerichte en praktijkgerichte omgeving. De opleiding heeft zowel haar didactiek als de leeromgeving afgestemd op deze eisen. Studenten realiseren zelf producten, omdat dit de ontwerp- en constructievaardigheden van de student versterkt. Het zelf kunnen produceren van prototypes vereist moderne faciliteiten, waarover de opleiding beschikt (zie ook „fysieke leeromgeving‟). De Venlose studie werktuigbouwkunde is nadrukkelijk gericht op het leren studenten te leren, zodat zij toekomstige ontwikkelingen kunnen bijhouden. Studenten doen – vooral ook in de projecten – samen met andere studenten relevante ervaring en kennis op die hen in de toekomst helpen weer nieuwe kennis te genereren. Als voorbeelden hiervan noemt de opleiding dat studenten tijdens hun studie gebruik leren maken van de zogenaamde eindige-elementenmethode bij het doen van sterkteberekeningen of dat zij leren de principes van het parametrisch ontwerpen toe te passen.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.010
In dit beeld past ook de bewuste keuze van de opleiding om met gemengde groepen te werken: havisten, vwo‟ers en mbo‟ers, Nederlanders en Duitsers, WTB‟ers en IPO‟ers. De opleiding ziet hierin een verrijking van het leerproces. Een opvatting die, zo bleek het panel tijdens de audit, gedeeld wordt door zowel de studenten als de docenten. Gedurende de opleiding worden vakspecifieke en generieke competenties ontwikkeld. Zo moet een afgestudeerde WTB‟er een machine of delen ervan kunnen ontwerpen en produceren. Daarnaast werkt hij aan de ontwikkeling van generieke competenties, zoals effectief communiceren. Een werktuigbouwkundig ingenieur dient immers datgene wat hij heeft ontwikkeld over het voetlicht te kunnen brengen en daarover samen met anderen van gedachten te kunnen wisselen, en dat vaak ook nog in een multidisciplinaire en/of internationale omgeving. De competenties om de werktuigbouwkundig ingenieur hiermee toe te rusten, komen aan bod in zowel de hoor- en instructiecolleges als de projecten, de stage en het afstudeerwerk. In een drietal competentie-assessments (in het kader van Studieloopbaanbegeleiding) aan het einde van de propedeuse, na de stage en bij het afstuderen analyseert de student zijn eigen ontwikkeling en toont hij deze zelf te kunnen vormgeven. In deze context heeft de opleiding voor een mix aan werkvormen gekozen, die het competentiegericht leren moeten faciliteren. In het binnenschoolse programma hanteert de opleiding werkvormen als instructie- en hoorcolleges, praktijkonderwijs (practica) en projectonderwijs. In de buitenschoolse setting (ca. 25% van de opleiding) hanteert de opleiding excursies, een bedrijfsstage en een afstudeerfase binnen een bedrijf. Het panel heeft met alle interne betrokkenen zoals het management, de docenten en de studenten gesproken over het didactisch concept van de opleiding en over de wijze waarop dit het bereiken van de eindkwalificaties van de opleiding faciliteert. Zowel docenten als studenten zijn zeer tevreden over de wijze waarop hun onderwijs is ingericht. Het wordt door studenten als inspirerend en buitengewoon praktijkgericht ervaren. Structuur en vormgeving Het curriculum van de bachelor bestaat uit een major van 7 semesters en een minor van 1 semester. Een semester bestaat uit 20 studieweken, verdeeld in twee kwartesters die ieder worden afgesloten met een tentamenperiode. De opleiding omvat een propedeuse (semesters 1 en 2) en een hoofdfase (semesters 3 t/m 8). De hoofdfase bestaat uit een kernfase (semesters 3, 4 en 5) en een ingenieursfase (semesters 6, 7 en 8). Semester 1 t/m 4 brengt de student op school door en semester 5 in een bedrijf (stage). Tot de ingenieursfase behoren een vrij te kiezen minor (semester 6), een binnenschools semester (semester 7) en de afstudeerperiode in het bedrijfsleven (semester 8). Schematisch ziet het programma er als volgt uit: Propedeuse S1 Binnenschools Projecten, (werk)colleges, praktijkvakken
S2
Hoofdfase Kernfase S3 S4 S5 Binnenschools In bedrijf Projecten, (werk)colleges, praktijkvakken
Stage
S6 Minor (vrij te kiezen)
Ingenieursfase S7 Binnenschools Projecten, (werk) colleges, praktijkvakken
S8 In bedrijf Afstuderen (bedrijf)
De binnenschoolse semesters hebben een opbouw in leerlijnen. Kennis en vaardigheden worden ontwikkeld in de drie domeinspecifieke leerlijnen: ontwerpen, construeren en produceren. Daarnaast is er een algemene leerlijn waarin studenten ondersteunende vakken krijgen aangeboden als wiskunde, natuurkundige vakken en communicatieve vaardigheden.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.011
In de integrerende projectlijn worden de kennis en vaardigheden uit de werktuigbouwkunde samengebracht met bijv. communicatieve vaardigheden. In semester zes kan een student kiezen uit minoren die ofwel door de opleiding ofwel Fontys breed worden aangeboden. Een voorbeeld van een Fontysbrede minor is Ondernemerschap. De opleidingsminoren verdiepen een bepaald domein binnen het vakgebied van de Werktuigbouwkunde; zo is er bijvoorbeeld de opleidingsminor Integrated Product Development, die nader ingaat op de verwevenheid van de diverse disciplines die nodig zijn om producten te ontwikkelen, te realiseren en op de markt te brengen. Op de vraag aan een student waarom hij had gekozen voor deze minor, antwoordde hij dat deze minor IPD goed aansluit op zowel Werktuigbouwkunde als IPO: „We zijn nu een elektrisch aangedreven driewielertje aan het ontwikkelen. Dat heeft naast IPO- en werktuigbouwkundige aspecten, ook bedrijfskundige elementen (kostprijsberekening, investeringsberekeningen met scenario's).‟ De minor is vorig jaar als pilot gestart, inmiddels bijgesteld en zal door de opleiding nog verder worden ontwikkeld. Een belangrijke pijler van het programma vormt de keuze voor een gemeenschappelijke propedeuse met de zusteropleiding Industrieel Product Ontwerpen (IPO). Dit leidt voor studenten tot een breed perspectief op het vakgebied en de mogelijkheid om na het eerste jaar te kiezen voor Werktuigbouwkunde of IPO. Per jaar is er, volgens de gegevens van de opleiding, een beperkt aantal studenten dat switcht. Ook na de propedeuse volgen studenten Werktuigbouwkunde en IPO nog vakken gezamenlijk. Samenhang Het gehele programma is geordend rond de vijf eerder genoemde leerlijnen. De leerlijnen ontwerpen, construeren en produceren zijn inhoudelijk samenhangend doordat ze de stappen in een ontwerpproces weerspiegelen. Door de opleiding heen vindt bij terugkerende vakken telkens verdieping en/of specialisatie plaats, waardoor de complexiteit toeneemt. De projectlijn vormt een praktische integrale toepassing van kennis en vaardigheden uit de leerlijnen ontwerpen, construeren en produceren en de kennis- en vaardigheidsgebieden uit de algemene leerlijn, zoals sociale en communicatieve vaardigheden. De projecten zijn door de gehele opleiding geprogrammeerd en nemen in complexiteit en de mate van zelfsturing toe; uiteindelijk monden de projecten uit in de eindopdracht die de student zelfstandig binnen een bedrijfscontext dient uit te voeren. In horizontale zin is er sprake van afstemming tussen de projectcases en de aangeboden kennis en vaardigheden in de domeinspecifieke modules en de algemene modules. Ook is er sprake van samenhang tussen de vakken binnen één leerlijn en tussen de leerlijnen onderling. Tevens zijn de verschillende deelmodules – de theorie (bijv. productietechnieken/ materiaalkunde) en de praktijk (de practica) – binnen één leerlijn op elkaar afgestemd en is er een duidelijke relatie tussen de activiteiten die de student binnenschools uitvoert of voorbereidt en de activiteiten die deel uitmaken van het buitenschools programma, zoals stage/afstuderen of excursies. Een ander samenhangbevorderend element bestaat eruit dat het programma in ieder semester één centraal inhoudelijk aandachtsgebied kent, waarop alle modules aansluiten. Voorbeelden hiervan zijn „verlichting‟ (S1), „wonen‟ (S2), „bewegen‟ (S4). Deze thema‟s zijn altijd inhoudelijk relevant, voldoende bruikbaar in het onderwijsleerproces en intrinsiek motiverend. De studenten met wie het panel sprak, zeiden dit ook zo te ervaren en stelden zonder uitzondering het programma samenhangend, transparant en inspirerend te vinden. Vooral over de combinatie tussen theorie en praktijk zijn de studenten lovend; met name voor de Duitse studenten heeft dit een duidelijk meerwaarde boven een gelijksoortige opleiding in eigen land.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.012
Beroepsgerichtheid en actualiteit De opleiding hanteert als belangrijk uitgangspunt dat de studenten praktijkgericht bezig zijn. Het zelf realiseren van producten is daarom een van de vaste onderdelen van projecten, vanuit de gedachte dat dit de ontwerp- en constructievaardigheden van de student scherpt. Dit past ook in het maak-gerichte profiel van de opleiding. Door zijn deelname aan de projecten leert de student in een zo authentiek mogelijke situatie te opereren. Hij verwerft zo niet alleen kennis en vaardigheden, maar ook leert hij de beroepspraktijk kennen en vooral hoe hij zich daarbinnen kan en behoort te bewegen. Door in teams te werken, waarbij de projecten moeten worden gepresenteerd, ontwikkelen studenten ook algemene beroepsvaardigheden en een beroepshouding. Projecten die direct afkomstig zijn uit het bedrijfsleven heeft de opleiding vooral geprogrammeerd in het 7e semester, maar veel minder in de eerste fase van de studie. Daaraan is echter wel behoefte, bevestigen zowel studenten, docenten als ook de werkveldvertegenwoordigers met wie het panel sprak. Het management van de opleiding erkent dit en heeft plannen in voorbereiding om meer real-life cases te ontwikkelen voor het tweede leerjaar, de kernfase van de studie. Via excursies, beurzen en gastcolleges komt de student in elk van de binnenschoolse semesters één tot twee keer in contact met actuele en beroepsgerichte thema‟s uit de beroepspraktijk. Vierdejaarsstudenten zijn aspirant-lid van de alumnivereniging van de afdeling Techniek, waar tijdens bijeenkomsten (ca. 3 tot 4 keer per jaar) uitwisseling van kennis en ervaring centraal staat. Alumni worden door de opleiding betrokken bij het programma. Vierdejaarsstudenten gaan naar alumni in bedrijven om hen te bevragen over werk, sollicitatietrajecten en de aansluiting van het werk op de opleiding. Als concreet voorbeeld van de actuele beroepsgerichtheid heeft de opleiding de kostencalculatie al in het ontwerptraject meegenomen. ´Dit speelt een rol in de projecten, maar ook in de conceptontwikkeling (design-to-value). Ook vanuit de product-lifecycle wordt al in het eerste jaar aandacht besteed aan het aspect kostprijs in relatie tot het concurrerend zijn van een product,‟ geeft één van de docenten tijdens de audit aan; studenten bevestigen dit in een latere fase van de audit. Het panel merkt daarbij wel op dat het kostenbewust ontwerpen meer inhoudt dan dat studenten een kostencalculatie moeten kunnen maken van hun ontwerp en dus het resultaat in prijstechnisch opzicht kunnen vaststellen. Ook het actief sturen van het ontwerp op de kosten in verhouding tot de functionele waarde acht het panel daarbij van belang en kan, naar het oordeel van het panel, nog sterker in het programma worden geïntegreerd (zie ook de Aanbevelingen). Het College van Gecommitteerden duidt nieuwe ontwikkelingen in het werkveld die vervolgens door de Curriculumcommissie op hun betekenis voor de doorwerking in het curriculum worden beoordeeld. Het panel heeft tijdens de audit verslagen van bijeenkomsten van het College van Gecommitteerden ingezien en vastgesteld dat deze inhoudelijke reflecties bevatten op het programma, alsook suggesties voor bijstelling, bijvoorbeeld ten aanzien van gehanteerde methoden, maar ook over het opnemen van CAD/CAM-toepassingen in het curriculum. Tevens organiseert de opleiding studiedagen die aan de doorontwikkeling van het curriculum gewijd zijn. Voorbeeld van een recente vernieuwing in het curriculum is ook het wiskundeonderwijs. „„Dit is geheel op de schop gegaan. De achtergrondkennis bij mbo-studenten bleek te gering om wiskunde te kunnen volgen, waardoor er een reparatietraject is opgezet. Concreet betekent dit dat er nu meer rekenen en algebra wordt aangeboden gedurende de eerste 14 weken in de propedeuse‟‟, legt een docent uit. De studenten met wie het panel sprak, bevestigden dit. Het werkveld is enthousiast over de wijze waarop de opleiding de terugkoppeling verzorgt over uitgevoerde projecten. „We hebben meegedaan aan een externe ontwerpwedstrijd, waarbij een lift moest worden ontworpen voor een woonproject in Nepal. Ook was er laatst een project waarbij studenten de verschillen tussen diverse landen/culturen moesten uitzoeken. De
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.013
contacten daarover met de opleiding zijn altijd goed en intensief,‟ aldus een werkveldvertegenwoordiger tijdens de audit. Op grond van deze bevindingen heeft het panel vastgesteld dat de opleiding goed in control is over de nieuwe ontwikkelingen in het werkveld, zowel via haar contacten met het College van Gecommitteerden (beroepenveldcommissie) als de verschillende afstudeerprojecten. Literatuur en internationale oriëntatie De opleiding hanteert een literatuurlijst die, naar het oordeel van het panel, de standaardwerken bevat die voor een hbo-opleiding werktuigbouwkunde relevant zijn. Een beperkt aantal werken (4) uit de verplichte literatuurlijst is in de Engelse taal. Meer Engelstalige en/of Duitstalige literatuur (niet uitsluitend voor de Duitse studenten) acht het panel wenselijk, mede in het licht van de sterke internationale oriëntatie die de opleiding stelt na te streven: „Wij proberen studenten zoveel mogelijk op te leiden vanuit het perspectief dat zij straks werk vinden in een internationale context. Dat betekent bijv. leren samenwerken tussen culturen. De aanwezigheid van Duitse studenten is daartoe een mooie ingang,‟ aldus het management tijdens de audit. De opleiding biedt enkele vakken als Drawing and Sketching, Engineering & Construction en CAD (deels in de projecten) in het Engels aan in het kader van Internationalisering. Het werkveld suggereert tijdens de audit dat het aanbeveling verdient het gehele programma in de Engelse taal aan te bieden. Dit zou bovendien het voordeel opleveren dat zowel de Nederlandse als Duitse studenten, die overigens goed gemixt zijn, een vergelijkbare uitgangspositie hebben en dat beide groepen een betekenisvolle vreemde taal leren. Ook zou dit naar het oordeel van de werkveldvertegenwoordigers tot gevolg kunnen hebben dat een echte internationaal georiënteerde studiegemeenschap ontstaat met veel meer nationaliteiten. Zowel de Duitse als Nederlandse studenten ondersteunden tijdens de audit dit beeld. Ook signaleerden zij een behoefte aan meer kennis van het Engels, vooral het technisch Engels. Een signaal dat het panel in overeenstemming acht met de kwaliteit van het Engels in de eindwerkstukken die het heeft beoordeeld (zie ook Standaard 3). Slechts een beperkt aantal studenten voert buitenlandstages uit. De opleiding zegt dit echter wel te promoten, maar stelt dat de karakteristiek van de gemiddelde werktuigbouwkundige ervoor zorgt dat deze minder de neiging heeft zich internationaal te oriënteren. Tijdens de audit meldt een student dat het lastig is om een inhoudelijk goede werktuigbouwkundestage te vinden in het buitenland. Voor Duitse studenten is het vinden van stageplaatsen in Duitsland overigens geen probleem. De lijst met stage- en afstudeerbedrijven van de opleiding bevat een beperkt aantal stagebedrijven in het buitenland, waaronder in Duitsland, Zwitserland en GrootBrittannië. Alumni, die wel beschikken over een uitgebreide internationale ervaring, onderstrepen tijdens de audit het belang van een buitenlandstage voor de ontwikkeling van hun beroepsbeeld en hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Het panel is het eens met de opvatting van de werkveldvertegenwoordigers en alumni, die signaleren dat er binnen de opleiding wel internationaal georiënteerde activiteiten plaatsvinden, maar dat de opleiding in dezen niet normstellend is, noch naar zichzelf waar het gaat om de eigen ambities, noch naar de studenten. De opleiding zou, naar het oordeel van het panel, hieraan een duidelijke push moeten geven, buitenlandstages meer moeten stimuleren en een eventuele verplichtstelling hiervan moeten overwegen (zie ook Standaard 1). Onderzoeksvaardigheden De opleiding heeft het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden geïntegreerd in het curriculum. Het fundament voor het uitvoeren van toegepast onderzoek en de ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden wordt gelegd in theoretische vakken, zoals methodologie, statistiek en natuurkundige vakken, maar ook in praktische vakken als modelleren en simuleren, materiaalkunde en meettechniek.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.014
In projecten, waar onderzoek altijd deel van uitmaakt, biedt de opleiding studenten cases aan waar zij de opgedane kennis en vaardigheden moeten toepassen in een integraal ontwerpproces. Deze cases zijn zo authentiek mogelijk, waardoor de student niet alleen kennis en vaardigheden verwerft, maar ook leert zich te bewegen binnen de beroepspraktijk van de werktuigbouwkunde. Bij een aantal projecten heeft de opleiding gedefinieerd welk type onderzoek de student moet doen. In de projecten zoekt de student soms individueel naar oplossingen, soms ook in een groep, in samenwerking met anderen. De student leert zo alternatieven te onderzoeken, af te wegen en keuzes te maken die zijn afgestemd op de randvoorwaarden. De uit te voeren onderzoeken nemen gaandeweg de studie in complexiteit toe en monden in de ingenieursfase uit in onderzoeksprojecten voor en in het bedrijfsleven. Door samen te werken en projecten zowel schriftelijk als mondeling te presenteren, leren de studenten algemene beroepscompetenties en communicatieve vaardigheden te beheersen. De opleiding heeft in Venlo geen lectoraten die goed aansluiten op werktuigbouwkunde. Eén van de docenten maakt deel uit van de kenniskring bij de opleiding Werktuigbouwkunde van Fontys-Eindhoven. Daartoe is hij twee dagen per week in Eindhoven en vooral bezig met een zorggroepproject. Studenten in Venlo kunnen deze docent-onderzoeker gebruiken om in Eindhoven zaken te onderzoeken, uit te werken. Gevraagd naar de opbrengst hiervan voor de Venlose opleiding, antwoordt de docent-onderzoeker”: “Op de twee dagen in Eindhoven zit een multiplier effect. De opgedane kennis deel ik met collega-docenten in Venlo en daardoor zijn projecten ook vaak een resultante van onderzoek”. Als voorbeeld noemt hij een bedrijfsproject in Semester 7 dat direct is ontleend aan een praktijkprobleem van een bedrijf in de regio, dat op zoek is naar snijparameters. “„Dit wordt vervolgens niet alleen een interessant project voor de studenten, maar ook een project met een direct effect voor het bedrijf in kwestie”. Hoewel de docent-onderzoeker sterk gericht is op kennisdeling en er daardoor sprake is van een goede verbinding tussen onderwijs, bedrijfsleven en onderzoek, vindt het panel het aantal van één docent te gering en te kwetsbaar om onderzoek in de opleiding te verankeren. Het management van de opleiding streeft op het gebied van de lectoraten naar samenwerking met Eindhoven, zodat “je gezamenlijk goed en fundamenteel onderzoek kunt doen”. Bij de kenniskring van Eindhoven zijn ook studenten uit Venlo betrokken; het panel heeft met hen niet gesproken. Uit de gesprekken met docenten en studenten, evenals uit de door de opleiding geleverde eindwerkstukken (zie Standaard 3) maakt het panel op dat er nog te weinig sprake is van een systematische afstemming tussen docenten met betrekking tot de bewaking van de reikwijdte van uit te voeren onderzoek. Het panel bepleit een scherpere controle hierop door de opleiding en het College van Gecommitteerden. Ook zou de opleiding naar het oordeel van het panel in de afstudeerfase meer aandacht moeten besteden aan de richtlijnen ten aanzien van literatuuronderzoek. Deze richtlijnen worden weliswaar al in de propedeuse binnen het vak Communicatie behandeld, maar lijken tijdens de afstudeerfase toch weer wat te zijn „weggezakt‟. Studeerbaarheid: flexibilisering, facilitering en informatievoorziening Elk semester heeft een gelijk gepland aantal uren studiebelasting. Ieder kwartaal heeft de student 6 tot 8 modulen, waaronder één project. De structuur van een semester in de propedeuse en kernfase is transparant. Colleges, projecten, inhaalactiviteiten, tentamens en herkansingen zijn evenwichtig geprogrammeerd. Recent heeft de opleiding een wijziging doorgevoerd, nadat bleek dat de module General Engineering Skills met relatief veel vaardigheidstrainingen het lesrooster in het eerste kwartester overbelastte. Besloten is toen om met projectonderwijs pas te starten na afronding van deze module. Ten aanzien van de persoonlijke aandacht en de studeerbaarheid van het programma memoreren veel studenten, waaronder met name ook de Duitse studenten, tijdens de audit de relatief kleine klassen. ”Daardoor is er meer contact tussen docenten en studenten, en ook de studenten onderling”.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.015
Ook de Nederlandse studenten zijn positief over het onderlinge contact en de kleinschaligheid. “De groepsgrootte is nooit groter dan 30 studenten en als je vastloopt in de studie is er altijd de studieloopbaanbegeleider. De laagdrempeligheid van de SLB'er bevalt zeer, evenals de open sfeer op school,” aldus één van de studenten tijdens de audit. Over het nut van SLB werd door studenten overigens wisselend geoordeeld: jongerejaars ervaren SLB zondermeer als nuttig, terwijl ouderejaars er meer kritiek op hebben. Mogelijk komt dit doordat de opleiding niet helder heeft gecommuniceerd over de afnemende intensiteit van de studieloopbaanbegeleiding na het tweede studiejaar. De opleiding heeft de communicatie hierover inmiddels gecorrigeerd (zie ook hierna: studiebegeleiding). De opleiding heeft een aantal flexibiliseringsmogelijkheden ingebouwd om studenten met een studieachterstand zo efficiënt mogelijk verder te kunnen helpen. Zo is het mogelijk om twee keer per jaar te starten met stage en afstuderen en kan de stage in bijzondere gevallen uitgevoerd worden in deeltijd, zodat studenten aan andere verplichtingen kunnen voldoen. De opleiding heeft ervoor gezorgd dat semester 6 en 7 onderling uitwisselbaar zijn. Daardoor kunnen studenten met een verkorte leerroute (zie ook „Instroom‟) de studie zonder oponthoud doorlopen. Ook kunnen studenten met studievertraging na overleg met hun studieloopbaanbegeleider tot afspraken komen met de opleidingscoördinator over aangepaste leerroutes, waardoor de studievoortgang wordt geoptimaliseerd. In het kader van de studeerbaarheid heeft de opleiding oog voor een efficiënte organisatie van het onderwijs en een goede informatievoorziening. Behalve de gangbare informatie over de inhoud van het lesprogramma, waarover alle studenten via het intranet van de opleiding kunnen beschikken, acht de opleiding factoren als het tijdig en efficiënt beschikbaar stellen van les- en tentamenroosters en het tijdig teruggeven van toetsen voorwaardelijk voor een soepele voortgang van het onderwijsproces. De studenten die het panel tijdens de audit sprak, verklaarden zich tevreden over de wijze waarop de opleiding deze zaken recent sterk heeft verbeterd. “De publicatie van de roosters en het teruggeven van cijfers doet de opleiding nu goed. Dat was in het verleden wel eens anders. Lesuitval komt ook bijna niet voor en tussenuren zijn er maar zelden,” aldus de studenten. De opmerkingen van de studenten over de informatievoorziening van de opleiding komen overeen met de scores in zowel de NSE 2010 als de eigen Jaarevaluatie van de opleiding. Voor studenten met een functiebeperking (bijv. dyslexie en autisme) zet de opleiding een intensievere studieloopbaanbegeleiding in en bestaat er de mogelijkheid tot het verlenen van extra studiefaciliteiten als additionele tentamentijd, intensievere begeleidingstrajecten, begeleiding door de studentendecaan. Voor de excellente studenten, de zogenaamde „high potentials‟ is het mogelijk zowel in IPO als Werktuigbouwkunde af te studeren. “Juist de ambitieuze studenten willen vaak de twee opleidingen volgen en in aanmerking komen voor een double degree. Dat kunnen wij dus bieden,” stelt het management. Deze combi-studenten doen langer over de afstudeerstage, omdat zij een kwart jaar extra stagelopen bij een bedrijf dat beide vakgebieden dekt. Daarnaast zijn er per jaar 3 tot 4 studenten die op Fontys-niveau een Honours traject willen volgen. Instroom, studiebegeleiding en contacturen Via een uitgebreide voorlichting via de eigen website, open dagen, beurzen, regionale voorlichtingsdagen en presentaties op toeleverende scholen in het voortgezet en middelbaar onderwijs werft de opleiding studenten. Om een reëel beeld van de opleiding te verkrijgen, organiseert zij „meeloopdagen‟ waarop aspirant-studenten proefcolleges kunnen volgen. In haar Onderwijs- en Examenreglement (OER) heeft de opleiding vastgelegd aan welke vooropleidingseisen studenten moeten voldoen. Dit zijn de wettelijke reguliere vooropleidingen. Studenten met een verwante hbo-propedeuse of TU-propedeuse kunnen op basis van een programmavergelijking worden toegelaten tot de hoofdfase van het programma.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.016
Deze programmavergelijking leidt mogelijk tot het verlenen van vrijstellingen door de examencommissie, waardoor een verkorte opleidingsroute kan worden gevolgd (zie Standaard 3, Vrijstellingen). Om verschillen in voorkennis zoveel mogelijk op te heffen en omdat de meeste modulen de voertaal Nederlands hebben, heeft de opleiding voor de Duitse instroom een extra module Nederlandse taal geprogrammeerd. Een aantal vakken in het eerste jaar, zoals wiskunde en enkele natuurkundige vakken, wordt voor deze instromers in het Duits aangeboden. De opleiding heeft aanpassingen doorgevoerd in het wiskundeprogramma van de propedeuse en de kernfase, omdat het kennisniveau van mbo-instromers en havisten met het profiel Natuur en Gezondheid op dit punt niet meer voldeed. Een student hierover: ”Ik ben zeer tevreden over de wiskundelessen. Het gaat rustiger, over een langere periode. Door de kleine klassen is er sprake van meer interactie met docenten.” In het verlengde hiervan werkt de opleiding samen met een aantal toeleverende scholen bij het verzorgen van wiskundecursussen voor potentiële mbo-instromers en bij het begeleiden van enkele mts-stagiairs. Om studenten in hun eerste studiejaar te laten acclimatiseren en te laten wennen aan het hogere studietempo, zet de opleiding verschillende begeleidingsvormen in. Werkvormen als projectonderwijs en probleemgestuurd onderwijs, die voor veel eerstejaarsstudenten geheel nieuw zijn, worden – vooral in de propedeuse – door de docenten intensiever ingeleid en begeleid. Binnen de communicatiemodule wordt bovendien extra aandacht besteed aan de verschillende communicatierollen binnen de projecten. De begeleiding bij projecten neemt af naar mate de studie vordert en de student zelfstandiger wordt. In de propedeutische fase hebben studenten ca. 25 ingeroosterde contacturen (zie voor de overige jaren de opleidingsgegevens), waardoor docenten snel kunnen signaleren of studiehouding of kennisniveau afwijken, waarna meer individuele begeleiding kan worden ingezet. Ook zijn er in de propedeuse meer toetsen dan in de hoofdfase, zodat de resultaten van de studenten snel worden gemeten. Het monitoren hiervan gebeurt door de studieloopbaanbegeleider en de opleidingscoördinator. In studieloopbaangesprekken wordt ingegaan op mogelijke aansluitingsproblemen en de vereiste studiehouding. Zo nodig wordt doorverwezen naar specifieke hulp van bijv. een decaan. Iedere docent is ook SLB'er, één van de docenten is coördinator. Deze stroomlijnt het SLBprogramma en bewaakt de uitvoering ervan. Dat van de student meer zelfstandigheid wordt verwacht na het tweede jaar was de studenten aanvankelijk niet helemaal duidelijk. „We hebben dit opgelost met het schrijven van een instructieve SLB-handleiding. Daardoor is dit studenten nu wel duidelijk,‟ aldus de SLB-coördinator. Studenten bevestigden dit desgevraagd tijdens de audit. De stevige aandacht van de opleiding voor begeleiding, met name in de propedeutische fase, lijkt eraan te hebben bijgedragen dat de uitval in de eerste fase van de studie is afgenomen. Volgens de opleiding komt dit vooral doordat studenten met een IPO-oriëntatie als gevolg van een adequatere voorlichting met een steeds beter beeld in een technische opleiding als Werktuigbouwkunde instromen: „Het is immers geen bachelor of arts, maar een bachelor of engineering‟. Ook het feit dat in het eerste studiejaar de studenten ten minste twee keer de complete ontwerpcyclus doorlopen, geeft hun een goed beeld van het werkveld en de beroepsmogelijkheden. De propedeuse voldoet daarmee aan de oriënterende en selecterende functie.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.017
Docenten De opleiding wordt verzorgd door een 20-leden tellend docentencorps. 10 Docenten zijn hboopgeleid, 10 hebben een universitaire scholing, dan wel een afgeronde MO-B-studie. Geen van de docenten is gepromoveerd. Het totaal aan FTE is 15.4. Daarnaast heeft de opleiding de beschikking over 4 onderwijsassistenten/instructeurs (4 FTE) voor het beheer van de laboratoria en de ondersteuning bij practica. Op het moment van de audit is 1 FTE oningevuld. De opleiding zoekt hiervoor naar een Duitse docent Werktuigbouwkunde, maar heeft tot op heden geen kans gezien deze vacature in te vullen, vooral vanwege salaris-technische redenen. De opleiding compenseert de vacature door gastdocenten in te huren en extra handen in te zetten bij de maakvakken. Alle Werktuigbouwkunde-vakdocenten van de opleiding worden bij de stage en het afstuderen ingezet, zodat de ervaringen op dit gebied breed worden gedeeld. Het panel heeft de CV‟s van de docenten ter inzage gehad. Zowel uit deze CV‟s als uit het met de docenten gevoerde auditgesprek blijkt hun stevige werkveldkennis van en hun werkervaring in het domein engineering. In een enkel geval is naast het docentschap sprake van zelfstandig ondernemerschap. Studenten zijn over het algemeen enthousiast over de kwaliteit van hun docenten: „Een paar docenten zijn wat minder didactisch onderlegd, maar de meesten zijn heel goed en hebben zeker kennis van zaken,‟ aldus enkele leden van het studentenpanel met wie het auditteam sprak. „Bovendien is de toegang tot docenten heel laagdrempeling. Je hebt ook altijd de mogelijkheid om na de colleges nog vragen te stellen. En hoorcolleges (80 studenten) zijn niet uitsluitend hoorcolleges, maar ook semi-werkcolleges, met voldoende ruimte voor discussies en vragen.‟ Dit positieve oordeel, zo stelt het panel vast, is in lijn met de uitkomsten van de STO‟s. Professionalisering Tijdens de audit geven docenten aan geregeld contacten te onderhouden met het bedrijfsleven, bijvoorbeeld via de stages, en ook beurzen en seminars op hun vakgebied bij te wonen. De mediatheek, die het auditpanel tijdens de rondleiding heeft bezocht, bevat relevante vakliteratuur voor werktuigbouwkundige docenten. De docent Wiskunde geeft aan zijn vak binnen de Werktuigbouwkunde vooral verder te ontwikkelen door betekenisvolle context uit andere vakken te halen en deze te relateren aan de wiskunde. Studenten zijn over deze insteek buitengewoon positief. Bij professionalisering kijkt het management naar twee dimensies: didactisch en vakinhoudelijk. Vanaf 2004 vindt er – in teamverband – stelselmatig bijscholing plaats op het gebied van didactiek, competentiegericht onderwijs, het afnemen van assessments en het begeleiden van projectonderwijs. Alle nieuwe docenten dienen een didactische aantekening te halen. Nog niet direct in hun eerste jaar, wanneer zij worden begeleid door een ervaren collega, maar wel in hun tweede jaar. Voor deskundigheidsbevordering heeft een docent bij een fulltime-dienstverband 6% (dat is 100 uur) van zijn aanstelling beschikbaar. Daartoe kan de opleiding putten uit het instituutsbrede budget van € 40.000,- (2011). Het opleidingsmanagement houdt jaarlijks met alle docenten een functioneringsgesprek. Verder, zo stellen zowel het management als de docenten, is er sprake van een open cultuur, met regelmatige klankbordgesprekken, die direct tot aanpassingen kunnen leiden. Het viel het auditteam op dat het thema „onderhouden van vakinhoudelijke kennis‟ niet als standaardonderwerp op het gespreksformulier voor het functioneringsgesprek voorkwam. De opleiding daarover: „Als het gaat om het actueel houden van vakinhoudelijke kennis, komt dit stelselmatig aan de orde. Scholing is een belangrijk onderwerp van bespreking.‟ De docenten met wie het panel sprak, bevestigden dit desgevraagd.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.018
Op de vraag wat de actuele scholingsthema‟s zijn, antwoordt de opleiding dat bijscholing in de Engelse taalvaardigheid bij het uitbreiden van het aantal Engelstalige modulen noodzakelijk is, evenals het scholen op nieuwe (versies van) CAD-pakketten en de Eindige Elementen Methode. Met het relatief beperkte aantal docenten, is mogelijk het ontwikkelen van schaduwdeskundigheid eveneens een scholingsthema. Werkdruk Werkdruk is binnen de opleiding een thema. Dit wordt door zowel het management als de docenten ook herkend. Daarbij is van belang dat de openstaande vacature snel wordt ingevuld. Bovendien zal er nog een vacature bijkomen, omdat naar verwachting het aantal studenten zich volgend jaar uitbreidt. Er is veel tijd en energie gestoken in didactische vernieuwing, waardoor de scholing onder druk staat. Het auditteam vindt dit een punt van zorg, zeker als de aantallen studenten nog gaan stijgen. Op dit moment is het nog geen knelpunt dat de kwaliteit aantast, maar dit kan het in de toekomst wel worden en verdient derhalve aandacht. Fysieke leeromgeving In de opleiding is het zelf kunnen produceren van prototypes belangrijk. Dit vereist faciliteiten op het gebied van werktuigbouwkundige machines en software. Het auditteam heeft tijdens de audit een rondleiding gehad in de school en vastgesteld dat de opleiding over functionele en goed uitgeruste laboratoria beschikt, die zijn voorzien van moderne apparatuur. Het machinepark van de opleiding is representatief voor wat afgestudeerden in de praktijk ook tegenkomen. Zo beschikt zij bijvoorbeeld over een cnc-lasersnijmachine, maar daarnaast ook over conventionele metaalbewerkingsmachines. Zowel de studenten als de docenten tonen zich tevreden met de kwaliteit van de practicumlokalen. Dit wordt ondersteund door de beoordelingen in zowel de Nationale Studenten Enquête 2010 als de eigen Jaarevaluatie van de opleiding. De ruimtes vindt het panel wat aan de kleine kant, temeer daar de opleiding verwacht dat het aantal studenten gestaag uitbreidt. De vraag is dan of de beschikbare faciliteiten toekomstbestendig zijn. Vooralsnog verwacht de opleiding dit door een zo efficiënt mogelijke planning, een multifunctionele inzet van ruimten en met een goed oog voor de kleine kwaliteit op te lossen. De studenten met wie het panel sprak, signaleerden dat er in de werkplaatsen soms meer behoefte is aan ruimte en machines. “Je moet nogal eens wachten,” stelden een aantal aanwezige studenten. De studenten erkenden in dit verband niet altijd goed te plannen en dat zij nogal eens de neiging hebben alles op het laatste moment te doen. Eenzelfde probleem geldt de capaciteit van de computerlokalen. “Dit is nu nog niet direct een probleem,” aldus het management, “maar dat wordt het bij de uitbreiding van het aantal studenten wel.” De hogeschool heeft een goedwerkend WiFi-netwerk, maar op dit moment stelt zij het bezit van een eigen laptop nog niet verplicht. Dit wordt volgens het management wel overwogen. De Mediatheek van de hogeschool, die het panel tijdens de rondleiding bezocht, is op orde en bevat voldoende vakliteratuur in het domein engineering. Aan de balie kunnen studenten interbibliothecair lenen bij Fontys mediatheken en universitaire en openbare bibliotheken die zijn aangesloten bij Pica. Het aantal zelfstudieplekken is voldoende. De opleiding beschikt naar het oordeel van het panel over de faciliteiten en technische onderwijsvoorzieningen die passend zijn voor een hbo-opleiding werktuigbouwkunde. Dit geldt evenzeer voor het intranet en de elektronische leeromgeving, waar de student alle relevante informatie over de opleiding kan vinden.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.019
Weging en Oordeel De opleiding dekt met de leerdoelen van de onderwijseenheden al haar eindcompetenties af. Het programma, dat een duidelijk opbouw en structuur kent, is evenwichtig voor wat betreft zijn inhoudelijke breedte en diepgang. De kennisbasis is stevig in het programma verankerd. Studenten ontwikkelen en versterken binnen het curriculum voortdurend hun ontwerp- en constructievaardigheden. De parallelliteit van delen van het programma met de opleiding Industrieel Product Ontwerpen werkt verrijkend. Er is sprake van een sterke praktijkgerichte hbo-oriëntatie en er is voldoende ruimte voor algemene hbo-bachelorvaardigheden als (zelf)reflectie en communicatie. Het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden is expliciet in het programma opgenomen. In de eerste fase van de studie zouden volgens de studenten meer real-life projecten kunnen worden ingezet. Het panel deelt deze opvatting; het opleidingsmanagement heeft hiertoe al verbeteracties uitgezet. De opleiding heeft voldoende oog voor nieuwe ontwikkelingen in het werkveld. Hoewel de missie en zwaartepunten in de opleiding anders doen vermoeden, is de internationale oriëntatie, naar het oordeel van het panel, nog te beperkt in het programma verdisconteerd. Dit blijkt ondermeer uit het geringe aantal Engelstalige werken op de literatuurlijst, alsook uit de enkele student die in het buitenland stage loopt. Zowel het werkveld als de alumni vinden dat de opleiding een verplichte buitenlandstage zou moeten overwegen. Het panel deelt deze opvatting. De opleiding heeft in Venlo geen lectoraten die goed aansluiten op werktuigbouwkunde. Eén van de docenten maakt deel uit van de kenniskring bij de opleiding Werktuigbouwkunde van Fontys-Eindhoven. Deze docent-onderzoeker zorgt weliswaar voor kennisoverdracht naar het docentenkorps van de opleiding, maar omdat hij de enige docent in dezen is, maakt dat de opleiding wel kwetsbaar. De opleiding neemt de juiste maatregelen om studenten in hun studie te faciliteren. Daardoor is ondermeer de uitval in de propedeuse teruggelopen. Ook monitort de opleiding het studieverloop van haar studenten zorgvuldig, zodat studieachterstand zoveel mogelijk wordt vermeden. De organisatie van het onderwijs en de toetsing verloopt tijdig en efficiënt. Lesuitval komt amper voor. Het panel vindt het programma derhalve goed studeerbaar. Zowel de omvang als de kwaliteit van het docentenkorps vindt het panel op orde. Er is sprake van een gestructureerde HRM-gesprekscyclus. Docenten actualiseren hun kennis en vaardigheden en de Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek faciliteert dit. De werkdruk wordt al langere tijd als „hoog‟ ervaren. Dit vormt nu nog geen bedreiging voor de kwaliteit, maar kan dit op den duur – bij het uitblijven van maatregelen – wel worden. Het management is zich hiervan bewust en werkt aan oplossingen. Studenten zijn zeer te spreken over de kwaliteit en betrokkenheid van hun docenten. De opleiding beschikt naar de waarneming van het panel over functionele en goed toegeruste laboratoria met moderne apparatuur, die representatief is voor wat afgestudeerden in de praktijk ook tegenkomen. Zowel studenten als docenten tonen zich tijdens de audit en in enquêtes tevreden over de kwaliteit van de practicumlokalen. Ook de mediatheek, het intranet en de elektronische leeromgeving zijn van het juiste niveau voor een hbo-bachelor Werktuigbouwkunde. De (practica)ruimtes vindt het panel wat aan de krappe kant, temeer daar de opleiding een groei van het studentenaantal verwacht. Vooralsnog denkt de opleiding deze groei door een zo efficiënt mogelijke planning, een multifunctionele inzet van ruimten en met een goed oog voor de kleine kwaliteit op te lossen. Het panel vindt dit reëel.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.020
Met name de goede intrinsieke consistentie en studeerbaarheid van het programma, de overtuigende kwaliteit, betrokkenheid en gemotiveerdheid van de docenten, alsmede de kwalitatief goede fysieke leeromgeving om het programma uit te voeren, brengen het panel voor Standaard 2 tot het oordeel „goed‟.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.021
Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Standaard 3: De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. Toelichting NVAO: Het gerealiseerde niveau blijkt uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.
Oordeel: voldoende Bevindingen Adequaat systeem van toetsing Het opstellen van toetsen is een eerste verantwoordelijkheid van de betreffende docent(en). De opleiding heeft daartoe een aantal heldere kwaliteitscriteria opgesteld, die ondermeer inhouden dat toetsvormen goed aansluiten op de gehanteerde leerdoelen en werkvormen, dat de eisen van validiteit en betrouwbaarheid worden nageleefd en dat de toetsen transparant worden afgenomen, zodat de student weet hoe en wat er getoetst wordt. Daartoe ook heeft de opleiding op moduleniveau in iedere modulehandleiding het aantal toetsen, de toetsinhoud, de toetsvorm en de beoordelingscriteria vermeld. In het document „Opleidingsconcept‟ heeft de opleiding gedetailleerd beschreven op welke wijze de examinering en toetsing plaatsvinden. Daarin is ondermeer vastgelegd dat bij de toetsing van een aantal programmaonderdelen gewerkt wordt met meerdere beoordelaars (vierogenprincipe) teneinde de intersubjectiviteit te vergroten. Integrale en intercollegiale beoordeling gebeurt in het projectonderwijs door meerdere docenten en instructeurs te laten beoordelen. Bij het competentie-assessment in de propedeuse wordt het assessment afgenomen door twee assessoren, die niet de SLB‟er (verantwoordelijk voor de begeleiding van de student) mogen zijn. Ook in de stage en bij het afstuderen vindt de beoordeling plaats door meerdere partijen. Bij het afstuderen zijn drie partijen betrokken: de bedrijfsbegeleider, de gecommitteerde en de docent. De laatste twee hebben een doorslaggevende stem. Transparantie van de beoordeling De door de opleiding geleverde beoordelingsformulieren bij de eindwerkstukken bevatten – evenals bij de beoordeelde projectopdrachten – een uiterst beknopte beoordeling met vinkjes of kruisjes, uitgezet op een schaal, soms aangevuld met een enkel woord. De bedrijfsbegeleiders geven in de afstudeerevaluaties 2009-2010 aan dat de gang van zaken rond de beoordeling zorgvuldig en correct is (score 3,91 op een schaal van 1-5). Ook de studenten zijn in de interne evaluaties positief over de duidelijkheid en de zorgvuldigheid bij het beoordelen van het afstuderen. Het panel heeft een groot aantal beoordelingsformulieren ingezien en heeft vastgesteld dat de afwegingen die de beoordelaars bij het beoordelen van de eindwerkstukken hebben gemaakt, niet tot zeer beperkt navolgbaar zijn. Anders gezegd: de beoordelaars komen altijd wel tot het juiste oordeel (zie ook hierna: gerealiseerd niveau), maar hoe dit oordeel is gevormd, blijft buiten beeld. Het panel vindt de transparantie in de beoordeling voor verbetering vatbaar. Het panel heeft van de opleiding begrepen dat zij besloten heeft in het lopende collegejaar de docentbegeleider zijn argumentatie aan de hand waarvan de eindbeoordeling van elk afstudeertraject plaatsvindt, schriftelijk te laten formuleren. Deze documentatie wordt gearchiveerd. Bij een correcte uitvoering hiervan wordt de transparantie van de beoordeling, naar het oordeel van het panel, voldoende vergroot.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.022
Slaagnormen In haar OER heeft de opleiding de slaagnormen voor tentamens opgenomen. Deze slaagnormen heeft de opleiding tijdens de audit toegelicht en na de audit nader geëxpliciteerd in een document „Slaagnormen‟. Het panel vond de toepassing van de slaagnormen erg soepel en onvoldoende garanderen dat de beoogde eindkwalificaties ook daadwerkelijk gehaald zouden worden. Naar het oordeel van het panel konden berekenende studenten te vaak een 4,8 (afgerond: 5,0) behalen en toch nog doorstromen en hun diploma behalen. De discussie met het panel hierover, tijdens en na afloop van de audit, heeft ertoe geleid dat de opleiding haar slaagnormen heeft bijgesteld. Deze bijstelling resulteert erin dat een student gedurende zijn studie nog maximaal vijf keer voor een tentamen een 5,0 (zonder afronding) mag behalen, om voor het diploma in aanmerking te komen. Het panel vindt dit in relatieve zin een duidelijke en voldoende verbetering ten opzichte van de situatie die het in eerste instantie aantrof, maar beschouwt de wijziging in absolute zin nog steeds als weinig representatief voor een opleiding met het hoge ambitieniveau dat het tijdens de audit bij de gesprekspartners aantrof. Het panel heeft in deze rapportage dan ook een aanbeveling opgenomen om de slaagnormen meer „marktconform‟ te maken (Zie 6, Aanbevelingen). Daarbij baseert het zich mede op het feit dat bij veel opleidingen in den lande – ook werktuigbouwkunde – de cesuur voor tentamens op een 5,5 ligt. Afstudeerfase De student kan alleen tot de afstudeerfase worden toegelaten indien hij zijn studie (zo goed als) afgerond heeft. Docenten en werkveldvertegenwoordigers geven tijdens de audit aan dat de opleiding erg veel werk maakt van de kwaliteitscheck op de afstudeeropdracht. De student, zo blijkt uit het panelgesprek, weet goed waaraan een afstudeeropdracht moet voldoen. De criteria voor het afstuderen heeft de opleiding inzichtelijk vastgelegd in het document Stage- en Afstudeerreglement. Toch beoordeelt het panel in een enkel geval de afstudeeropdracht als „te smal‟ (zie ook: realisatie van de beoogde eindkwalificaties). Toetsvormen Bij werkvormen die een groepskarakter hebben, zet de opleiding verschillende toetsvormen in om het leerresultaat van een individuele student te kunnen onderscheiden van het groepsresultaat. Daardoor wordt „meeliftgedrag‟ voorkomen. Bij de beoordeelde projectverslagen die het panel tijdens de audit heeft ingezien, was dit onderscheid duidelijk aangebracht. De opleiding hanteert een mix van toetsvormen, die telkens aansluiten op de gekozen werkvormen. Zo wordt de theorie veelal in de vorm van schriftelijke tentamens en/of praktische opdrachten getoetst, wordt het praktijkonderwijs beoordeeld door middel van praktische opdrachten, productbeoordelingen en verslagen, wordt het projectonderwijs afgesloten met presentaties, verslagen, productbeoordelingen, procesbeoordelingen en peer assessments en is er sprake van drie competentie-assessments gedurende de gehele opleiding, waarin de student telkens een studiefase afsluit en reflecteert op zijn competentiebeheersing aan de hand van een schriftelijk verslag en zijn portfolio. Competentie-assessments De competentie-assessments worden afgenomen na de propedeuse, na de stage en aan het einde van de studie. Het propedeutisch competentie-assessment heeft de vorm van een portfolio-beoordeling. De student wordt door de SLB‟er voorbereid op het assessment en levert een dossier aan. Tijdens de audit heeft het panel verschillende (beoordeelde) digitale dossiers ingezien. Het vindt deze adequaat en relevant voor het aantoonbaar maken van competentieontwikkeling.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.023
De stage en het afstuderen worden beide gezien als een performance-assessment. De student schrijft ter afsluiting ervan een reflectiedocument over de verworven competenties, waarover de assessoren tijdens de eindpresentatie vragen stellen. Aan het einde van de stage wordt, mede aan de hand van zijn vermogen tot reflectie, beoordeeld of de student de kennis en vaardigheden op de juiste manier heeft toegepast in het stagebedrijf; bij het afstuderen wordt door zowel de bedrijfsbegeleider, de docentbegeleider als de gecommitteerde beoordeeld of de student voldoende kennis en vaardigheden heeft opgedaan en of hij als volwaardig beroepsbeoefenaar zal kunnen functioneren (zie ook hierna: realisatie van de beoogde eindkwalificaties). De criteria voor de competentie-examens heeft de opleiding vastgelegd in de Handleiding Studieloopbaanbegeleiding en competentie-examens. Spreiding tentamens Schriftelijke en mondelinge toetsen worden door de opleiding ingeroosterd in de jaaragenda als tentamenweken. Aan het eind van elk kwartester worden modulen getoetst. Herkansingen vinden plaats voor de afsluiting van het semester. Per semester is er een toetsschema, waarin schriftelijke tentamens en presentaties zijn opgenomen, inclusief de op te leveren verslagen en producten. Het panel stelt vast dat de opleiding hierdoor borgt dat de toetsing voldoende gespreid gebeurt. De studenten bevestigden dit beeld zowel tijdens het auditgesprek als in de jaarevaluatie 2010 van de opleiding. Rol examencommissie/toetscommissie De examencommissie van de Hogeschool Techniek en Logistiek, waar de opleiding Werktuigbouwkunde deel van uitmaakt, is samengesteld uit de adjunct-directeur (voorzitter), een lid van het bedrijfsbureau (ambtelijk secretaris), de coördinatoren van de opleidingen Werktuigbouwkunde, IPO, Elektrotechniek en Informatica, en uit elke opleiding twee of drie docenten. De kwaliteit van het afstudeerproces als geheel wordt bewaakt door de examencommissie en het College van Gecommitteerden. De examencommissie is verantwoordelijk voor het gehele proces van toetsen en beoordelen. De opleiding heeft een toetscommissie, voor Werktuigbouwkunde en IPO gezamenlijk. De commissie bestaat uit de opleidingscoördinator en twee docenten uit iedere opleiding. De opleidingscoördinator vormt de linking pin tussen de examencommissie en de toetscommissie. Het panel heeft vastgesteld dat de inrichting van de examencommissie nog duidelijk in een overgangsfase verkeert. Momenteel hebben nog leden van het management zitting in de examencommissie. De opleiding heeft aan het panel aangegeven dat dit per 1 september 2011 niet meer het geval zal zijn. Uit naderhand door de opleiding verstrekte informatie blijkt dat de samenstelling van de examencommissie inderdaad in lijn is gebracht met de strekking van de Wet Versterking Besturing, zodat deze onafhankelijk van en als counterpart van het management kan functioneren. Voorzitterschap en secretariaat worden door de teamleiders vervuld; zij dragen geen financiële verantwoordelijkheid voor de opleiding. Voor het overige bestaat de commissie uit drie docenten en één extern lid. De examencommissie ziet als belangrijke taak het sterker formaliseren en verbeteren van de transparantie in de beoordeling van projecten en eindwerkstukken (zie ook: transparantie van de beoordeling. Het panel juicht dit toe.) Vrijstellingen De OER Techniek van de hogeschool biedt de mogelijkheid tot het verkrijgen van vrijstellingen. Enerzijds op grond van een zogenaamd toelatingsonderzoek, op basis van de 21+-regeling, anderzijds ook op grond van Eerder Verworven Competenties (EVC). De kandidaat dient hiertoe bewijsmateriaal aan te leveren, dat wordt beoordeeld door twee assessoren. Bij toekenning van competenties kan dit ertoe leiden dat de examencommissie bepaalde onderdelen van het opleidingsprogramma vrijstelt. Uit de auditgesprekken heeft het panel de indruk gekregen dat de meeste vrijstellingen voor de opleiding Werktuigbouwkunde niet op deze, meer formele, wijze tot stand komen.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.024
Zo biedt de opleiding instromende mbo‟ers de mogelijkheid om op basis van aantoonbaar verworven competenties in aanmerking komen voor een vrijstelling voor de stage. Bij toekenning hiervan, komt hun leerroute op 3,5 jaar. De vrijstelling wordt toegewezen op basis van getuigschriften, bewijsmateriaal van in het mbo doorlopen stages en de prestaties die de student in de eerste drie semesters van de studie heeft laten zien. Een dergelijke vrijstelling kan dan ook nooit eerder dan anderhalf jaar na instroom worden toegekend en wordt nooit zonder meer toegekend, maar altijd per individu bekeken. In het lopende studiejaar ontving de examencommissie hiertoe twee aanvragen. De intake hiervoor en de beoordeling hiervan gebeuren door de opleidingscoördinator, die de examencommissie adviseert over het al dan niet toekennen van een vrijstelling voor de stage. Aangezien in de huidige constellatie de opleidingscoördinator tevens lid is van de examencommissie, onthoudt deze zich van deelname aan de beraadslagingen en wordt het besluit over het al dan niet toekennen van de vrijstelling feitelijk overgelaten aan de twee docentleden Werktuigbouwkunde in de commissie. Het panel heeft een tweetal dossiers van studenten ingezien, die in aanmerking kwamen voor een dergelijke stagevrijstelling. Het panel kon het toekennen van de vrijstelling in deze gevallen volgen en billijken. Het plaatst hierbij echter wel de kanttekening dat er in het algemeen in een hbo-stage weliswaar vaak sprake is van enige herhaling van een mbo-stage, maar dat het niveau waarop, de rol waarin en de oriëntatie waarmee een hbo-student zijn stage doorloopt, toch wezenlijk anders is en dat -naar het oordeel van het panel- het overweging verdient dit type vrijstelling niet meer toe te staan en te vervangen door een individuele en adequate toetsing van evc‟s. Ook instromers uit andere opleidingen in propedeuse of hoofdfase krijgen één of meerdere intakegesprekken, waarin op basis van getuigschriften en bewijsmateriaal en aan de hand van vastgelegde criteria, ontleend aan de vrij te stellen programmaonderdelen, wordt bepaald welke vrijstellingen de student krijgt (zie ook Standaard 2: instroom). De uitslag bij een vrijstellingsaanvraag kan drieledig zijn: geen vrijstelling, volledige vrijstelling, gedeeltelijke vrijstelling. Realisatie van de beoogde eindkwalificaties De opleiding toetst of de student de beoogde eindkwalificaties beheerst, door middel van een individuele afstudeeropdracht. De opdracht moet voldoen aan door de opleiding vastgelegde criteria. De student begint niet eerder aan zijn opdracht, dan nadat deze is goedgekeurd door de opleiding. Dit gebeurt door één van de vakdocenten, die bij twijfel collega-docenten of de opleidingscoördinator consulteert. Het panel heeft zowel voorafgaand aan als tijdens de audit in totaal 15 eindwerkstukken van afgestudeerden ingezien en beoordeeld. Het oordeel van de panelleden week daarbij nooit verder af van het oordeel van de opleiding dan 0,5 punt naar boven of naar beneden. Dit leidde nooit tot verschillen van mening over de cesuur. Het panel vindt de beoordeling van het niveau van de afstudeerwerken door de opleiding daarom aan de maat. Wel trof het panel goedgekeurde afstudeeropdrachten aan met een grote spreiding in breedte en complexiteit. In enkele gevallen was sprake van een eendimensionale opdracht, die weinig ruimte liet voor echt praktijkgericht onderzoek, verschillende oplossingsrichtingen of het maken van afwegingen en keuzes. Het ging in de waarneming van het panel dan te veel om het oplossen van een knelpunt voor de opdrachtgever met een te beperkte complexiteit voor een hbo-bachelorafstudeerder. Dit dient naar het oordeel van het panel beter te worden bewaakt, zowel bij aanvang van het afstudeeronderzoek, alsook te worden gemonitord tijdens de uitvoering van het onderzoek. Ook stelde het panel vast dat de opleiding meer aandacht moet geven aan een aantal vormaspecten van het afstudeerwerkstuk, die het professionele karakter en de standaardisering van de rapportages betreffen: wel of geen Engelse samenvatting (bij enkele werkstukken ontbraken deze), consistentie in bronverwijzingen, omvang/zwaarte van de literatuurlijst, etc.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.025
De werkveldvertegenwoordigers die het panel tijdens de audit sprak en van wie er enkelen ook examens bijwonen als gecommitteerden, zijn over het algemeen zeer te spreken over het niveau en de inzetbaarheid van de afgestudeerden. Alumni delen deze opvatting, die bovendien wordt ondersteund door het Startbekwaamhedenonderzoek 2010 onder werkgevers. Zo scoren op een vijfpuntschaal de afgestudeerden voor bijvoorbeeld hun analytische vaardigheden een 4.0, voor het globaal ontwerpen van een product of technologisch proces een 3.9 en voor het effectief communiceren een 4.3. Uit hetzelfde onderzoek blijkt bovendien dat meer dan 85% van de respondenten vindt dat de opleiding geen bijstelling behoeft. Weging en Oordeel De opleiding heeft een adequaat functionerend systeem van toetsen en beoordelen ontworpen dat operationeel is. Voor het opstellen van toetsen hanteert de opleiding heldere kwaliteitscriteria, voor het beoordelen ervan zijn per toets beoordelingscriteria opgesteld, die in relatie staan tot de leerdoelen van de betreffende module. Toets- en werkvormen zijn eveneens op elkaar afgestemd. Op moduleniveau heeft de opleiding in iedere modulehandleiding het aantal toetsen, de toetsinhoud, de toetsvorm en de beoordelingscriteria vermeld, zodat de studenten precies weten wat er van hen wordt verwacht. Ook voor de stage en het afstuderen heeft de opleiding een instructieve handleiding opgesteld, zodat de student weet waaraan hij moet voldoen. De criteria voor de competentie-assessments heeft de opleiding vastgelegd in de „Handleiding Studieloopbaanbegeleiding en competentie-examens‟. Bij de toetsing van een aantal programmaonderdelen wordt gewerkt met meerdere beoordelaars (vier-ogenprincipe) teneinde de intersubjectiviteit in de beoordeling te vergroten. Integrale en intercollegiale beoordeling gebeurt in het projectonderwijs door meerdere docenten en instructeurs te laten beoordelen. Bij het competentie-assessment in de propedeuse wordt een scheiding gehanteerd tussen beoordelaars en begeleiding. Ook in de stage en bij het afstuderen vindt de beoordeling plaats door meerdere partijen. Het panel heeft vastgesteld dat er tussen docenten binnen de opleiding nog te weinig systematische afstemming plaatsvindt over een aanvaardbare reikwijdte en complexiteit van het uit te voeren afstudeeronderzoek. Ook moeten de richtlijnen ten aanzien van literatuuronderzoek in de afstudeerfase sterker onder de aandacht van studenten worden gebracht. Om meeliftgedrag van studenten te voorkomen, zet de opleiding bij projecten verschillende toetsvormen in om het leerresultaat van een individuele student te kunnen onderscheiden van het groepsresultaat. Bij de beoordeelde projectverslagen die het panel tijdens de audit heeft ingezien, was dit onderscheid duidelijk aangebracht. De verschillende (beoordeelde) digitale dossiers, die dienen als onderligger voor de competentie-assessments, vindt het panel adequaat en relevant voor het aantoonbaar maken van de competentieontwikkeling van de student. Het panel heeft tijdens de audit vastgesteld dat de inrichting van de examencommissie nog duidelijk in een overgangsfase verkeert. De examencommissie moet, in lijn met de strekking van de Wet Versterking Besturing, onafhankelijker van het management en als counterpart van het management kunnen functioneren. Per 1 september 2011 heeft de opleiding de samenstelling van de examencommissie gewijzigd (zie Rol Examencommissie/toetscommissie), waardoor de onafhankelijke positie van de examencommissie is versterkt. Met betrekking tot het toekennen van stagevrijstellingen aan mbo-instromers, plaatst het panel de kanttekening dat er in een hbo-stage weliswaar sprake is van enige herhaling van een mbostage, maar dat het niveau waarop, de rol waarin en de oriëntatie waarmee een hbo-student zijn stage doorloopt toch wezenlijk anders is. Naar het oordeel van het panel verdient het overweging dit type vrijstelling niet meer toe te staan (zie: aanbevelingen).
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.026
Het panel vindt de beoordeling van de eindwerkstukken onvoldoende transparant: de oordelen op de beoordelingsformulieren worden gegeven met vinkjes of kruisjes en zijn over het algemeen weinig onderbouwd. Daarnaast vindt het panel dat de opleiding meer aandacht moet schenken aan een aantal vormaspecten in de rapportages. Het inhoudelijk oordeel van de panelleden over de eindwerkstukken kwam vrijwel overeen met dat van de opleiding. Het panel vindt derhalve het niveau van de afstudeerwerken, en daarmee de realisatie van de beoogde eindkwalificaties, zeker aan de maat. Zowel de werkveldvertegenwoordigers als de alumni van de opleiding zijn ruim tevreden over de door de opleiding gerealiseerde startkwalificaties. Dit wordt ondersteund door de resultaten uit het Startbekwaamheidsonderzoek (SBO 2010). De overwegingen bij deze standaard, waarbij de kwaliteitsborging verbetering behoeft, maar de geleverde kwaliteit goed is, leiden bij het panel tot het oordeel „voldoende‟.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.027
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.028
5.
ALGEMENE CONCLUSIES
De opleiding Werktuigbouwkunde van Fontys-Venlo heeft een actueel, onderscheidend en helder profiel, dat goed aansluit op wat het (regionale) bedrijfsleven vraagt. Het programma is zowel op papier als in de uitvoering competentiegericht. Het is gedegen en samenhangend. Er is sprake van een stevige praktische oriëntatie met een mix aan werkvormen die het programma voor studenten aantrekkelijk en goed studeerbaar maken. Praktijkgericht onderzoek is zowel in de doelstellingen als in het programma ruimschoots aanwezig, de verbinding van de opleiding met een lectoraat is nog kwetsbaar. De focus op internationalisering kan, juist – maar niet alleen – door de aanzienlijke instroom van Duitse studenten, worden versterkt. Het panel heeft vastgesteld dat door de inhoud en vorm van het programma de beoogde eindkwalificaties daadwerkelijk worden gerealiseerd. Een versterkt accent op de studieloopbaanbegeleiding en het beroepsbeeld heeft ertoe bijgedragen dat de uitval in de propedeutische fase is afgenomen. De docenten, die veel tijd en energie hebben gestoken in de didactische vernieuwing van hun opleiding, maken een betrokken en enthousiaste indruk. De studenten zijn zeer positief over de vakkennis en toegankelijkheid van hun docenten. Aandacht verdient de werkdruk bij docenten, die mogelijk – bij uitblijvende maatregelen – de verdere professionalisering van docenten kan belemmeren. De opleiding beschikt over de juiste onderwijsfaciliteiten en technische voorzieningen; de expansie van de opleiding vergt creatieve maatregelen in de ruimtelijke sfeer, die het management inmiddels treft. Aan de hand van de afstudeerwerken van de opleiding heeft het panel vastgesteld dat de opleiding over de volle breedte het hbo-bachelorniveau realiseert. Dit oordeel wordt gedeeld door het werkveld. De transparantie in de beoordeling van projectopdrachten en de afstudeerwerkstukken kan en moet nog beter. De positie van de examencommissie heeft de opleiding na de audit herijkt. Het panel is hier positief over. Hoewel de opleiding door het panel op veel onderdelen goed wordt bevonden, komt het op grond van haar minder sterke punten, met name waar het de transparantie in het beoordelen betreft, tot de overallkwalificatie „voldoende‟.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.029
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.030
6.
AANBEVELINGEN
Parallel aan de audit heeft het panel enkele observaties gedaan die voor de verdere ontwikkeling van de opleiding van belang kunnen zijn. De observaties vertaalt het panel hierna in suggesties en aanbevelingen voor verbetering. Standaard 1
Het panel geeft de opleiding in overweging haar eindcompetenties ook in een internationale context te plaatsen en deze navenant uit te werken in het curriculum, onder andere door een verplichte buitenlandstage (zie Standaard 2).
Standaard 2
Het werkveld bepleitte tijdens de audit de opname van „programmeervaardigheden‟ in het programma. Gesuggereerd werd het programma „MatLab‟. De aanwezigen suggereerden dit te doen in de vorm van een kennismaking. Doel moet dan, naar het oordeel van het werkveld, zijn het abstractiegevoel bij studenten te ondersteunen en het oefenen van abstract denken.
Het werkveld vroeg tijdens de audit ook aandacht voor één van de elementen van de zogenaamde ‘triple constraint’ bij het ontwerpen van werktuigbouwkundige producten en systemen, ofwel de balans tussen kwaliteit, kosten en (oplever)tijd van een product. Het gevoel voor kwaliteit vond men voldoende tot goed aanwezig, ook het kostenbewustzijn is goed getraind, maar de werkveldvertegenwoordigers vonden de studenten nogal eens zwak scoren op de tijdsfactor. Het plannen van de uitvoering is derhalve een punt van aandacht, dat blijkbaar nog beter in de opleiding dient te worden ingeoefend. De inzet van meer echte bedrijfsprojecten zou naar het oordeel van het panel hierbij behulpzaam kunnen zijn: de tijdsklem en kosten spelen daar immers ook echt een reële rol, waarop de studenten kunnen en zullen worden afgerekend. Dit soort van projecten is al wel opgenomen in het zevende semester, maar bepleit wordt met name dit steviger in de eerste jaren te integreren.
Ook beveelt het panel de opleiding aan studenten nog beter te leren bij het ontwerp te sturen op kosten en liefst in een zo vroeg mogelijk (concept) stadium. Wellicht is het aan te bevelen zowel de theorie als de praktische oefeningen met Design-to-Value aan te dragen dan wel een gastcollege te organiseren van iemand uit het werkveld.
Het panel heeft vastgesteld dat er tussen docenten binnen de opleiding nog te weinig systematische afstemming plaatsvindt over een aanvaardbare reikwijdte en complexiteit van het uit te voeren afstudeeronderzoek. Ook lijken studenten in de afstudeerfase de richtlijnen voor literatuuronderzoek uit de propedeuse alweer wat vergeten te zijn. Het panel beveelt de opleiding aan om op dit punt tot een eenduidiger beleid te komen. Een gemeenschappelijke norm zou kunnen worden ontwikkeld door regelmatig terugkerende kalibreersessies te organiseren, waarbij eindwerkstukken van studenten op dit punt worden vergeleken.
Met betrekking tot het toekennen van stagevrijstellingen aan mbo-instromers, plaatst het panel de kanttekening dat er in een hbo-stage weliswaar sprake is van enige herhaling van een mbo-stage, maar dat het niveau waarop, de rol waarin en de oriëntatie waarmee een hbo-student zijn stage doorloopt toch wezenlijk anders is. Het panel beveelt de opleiding om deze reden aan dit type vrijstelling niet meer toe te staan.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.031
Het panel beveelt aan de uitwerking van de internationaliseringsdimensie (zie ook Standaard 1) in het programma te versterken. Dit houdt o.a. in: meer Engels- en Duitstalige literatuur, intercultural management/business relations, meer rapportage- en communicatievaardigheden in Engels/Duits en de mogelijke verplichting van een buitenlandstage.
Standaard 3
Het panel beveelt aan de transparantie in de beoordelingen te verbeteren door docenten niet uitsluitend kruisjes of vinkjes op de beoordelingsformulieren te laten zetten, maar hun oordelen ook nadrukkelijk, edoch beknopt, in tekst te laten onderbouwen. Het panel heeft met instemming kennisgenomen van het feit dat de opleiding deze aanbeveling inmiddels heeft overgenomen.
Het panel beveelt de opleiding aan het begrip „competentie-examen‟ te wijzigen in „competentie-assessment‟, zoals in dit rapport al grotendeels is gebeurd. Competentieassessment dekt de lading beter, omdat een hbo-opleiding formeel maar twee „examens‟ kent: het propedeuse-examen en het eindexamen. De overige toetsen zijn tentamens.
Het panel beveelt bij de heroriëntatie op de inrichting van de examencommissie externe expertise in te roepen. Ook het aantrekken van externe leden in de examencommissie (bijv. uit beroepsvereniging of werkveld) is zeer aan te bevelen. Het panel heeft met instemming kennisgenomen van het feit dat de opleiding deze aanbeveling inmiddels heeft overgenomen.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.032
BIJLAGE I Scoretabel Scoretabel paneloordelen hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde voltijd Standaard
Oordeel
Standaard 1: De beoogde eindkwalificaties
goed
Standaard 2: Onderwijsleeromgeving
goed
Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Algemene conclusie
voldoende voldoende
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.033
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.034
BIJLAGE II
Opleidingsspecifieke eindkwalificaties
De eindkwalificaties sluiten aan bij die van het landelijke beroepsprofiel van de Bachelor of Engineering dat sinds 2006 richtinggevend is voor de opleiding. Het profiel van de Bachelor of Engineering is gebaseerd op de vier fasen van bewust handelen, en bestaat uit de volgende vier generieke competenties: B1. inzicht krijgen in de opdracht of probleemsituatie; B2. ontwerpen van het product, de dienst of de sturing; B3. plannen van de uitvoering; B4. uitvoeren van het plan van aanpak. In dit landelijke B-Eng-profiel is aangegeven dat elke hogeschool een eigen opleidingsprofiel zal opstellen, uitgaande van het Profiel van de Bachelor of Engineering. Het opleidingsprofiel van de opleiding Werktuigbouwkunde in Venlo is opgesteld in 2010 en operationeel m.i.v. collegejaar 2010-2011 (beginnend met de propedeuse). Dit Venlose profiel geeft niet alleen een werktuigbouwkunde-invulling aan het landelijke Engineeringprofiel, maar maakt ook duidelijk wat de eigenheid van de Venlose Werktuigbouwkundeopleiding is. De werktuigbouwkundige ingenieur beschikt over de B-Eng-competenties en oefent deze uit in de werktuigbouwkundige context. De kern van het beroep van de werktuigbouwkundige is het voortbrengen van een productontwerp waarin informatie van verschillende disciplines met elkaar in evenwicht zijn gebracht: de product-life-cyclus staat centraal. Dit voortbrengingsproces is te onderscheiden in ontwerpen, construeren en produceren, de Venlose vertaling van de B-Eng-competenties in het Venlose opleidingsprofiel sluit hierbij aan. De zwaartepunten in de Venlose opleiding liggen bij de competenties Construeren en Produceren en bestaat uit de volgende competenties: A. Het verrichten van onderzoek B. Het ontwerpen /ontwikkelen van nieuwe producten en hulpgereedschappen voor een productieproces B-1 Het opstellen van de productdefinitie en het projectplan B-2 Het genereren van creatieve concepten en de keuze van het definitieve concept C. Het construeren: het nader uitwerken van het gekozen productconcept C-1 Het in detail uitwerken van het gekozen concept tot een ontwerp (rekenen en tekenen C-2 Construeren: vastleggen van constructie- en productspecificaties in een constructiedossier D. Het produceren: het voorbereiden van de vervaardiging van producten (apparaten en systemen) en het in bedrijfstellen en optimaliseren van de productiesystemen D-1 Het bouwen van een prototype en het testen hiervan D-2 Het voorbereiden van de productie; plannen van de fabricage D-3 In bedrijfstellen van machines en productiesystemen D-4 Het bewaken van de voortgang van de productie; troubleshooting en optimaliseren van productiemiddelen, -systemen en -proces.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.035
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.036
BIJLAGE III Schematisch overzicht opleidingsprogramma Semester 1 1. Knowledge and Skills Theme
Module Code
Name
General
MATH 1.1
Mathematics 1.1
2
MATH 1.2
Mathematics 1.2
2
COM1
Communications 1
2
Practicals
1
Practicals
PRC1 PWOO1
Wood working
PWEL1
Welding1
PMEA1
Measurement 1
PMEA2
Measurement 2
PMEA3
Measurement 2
PFIN1
Surface Finishing
GES1
Design
Credits
General Engineering Skills GES1-W
Mechanical Engineering
GES1-E
Electrical Engineering
GES1-I
Informatics
GES1-D
Design
2
MTH1
Methodology 1
1
DAS1
Drawing and Sketching 1
2
ECO1
Eco Design
1
Construction
STA11
Statics 1.1
2
&
STA12
Statics 1.2
2
Mechanics
E&C1
Engineering and Construction 1
2
CAD1
Computer Aided Design 1
2
Materials and
MANE11
Manufacturing Engineering 1.1
2
Production
MANE12
Manufacturing Engineering 1.1
2
2. Project 1 Module Code Project
PRJ1
Credits Project 1
5 Total semester 1
30
Semester 2 2. Knowledge and Skills Theme
Module Code
Name
General
MATH21
Mathematics 2.1
2
MATH22
Mathematics 2.1
2
COM2
Communications 2
M&S1
Modelling and Simulation
2*
ERG1
Ergonomics 1
1,5
SPT1
Spacial Thinking 1
1,5
DAS2
Drawing and Sketching 2
DTP1
Desk Top Publishing 1
HID1
History of Design 1
2*
construction
SOM11
Strength of Materials1.1
1,5
&
SOM12
Strength of Materials1.2
1,5
Mechanics
CAD21
Computer Aided Design 2.1
1,5
CAD22
Computer Aided Design 2.2
1,5
MSC11
Material Science 1.1
1,5
MSC12
Material Science 1.2
1,5
Module Code
Naam
PRJ2
Project 2
Design
Materials and Production
Credits
2
2 2
4. Projecten 2 Project
Credits 5
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.037
5. Competences - - portfolio Module Code
Naam
COEXPR
Competence Exam
*Mechanical Engineering only
Credits Total semester 2
1 30
**Industrial Design Engineering only Semester 3 Leerlijn
Module Code
Name
Algemeen
WSK3
Wiskunde 3
Credits 2
E&P1
ENEL1
Inl. Energie en Elektro
E&P1
AUBE1
Automatisering / besturingstechn.
Mechanica
M&C3AW
SST1
Sterkte- en stijfheidsleer 1
&
M&C3AW
TOM1
Toegepaste mechanica 1
Construeren
M&C3AW
ANLA1
Analyse lastwerktuigen 1
M&C3BW
DYN1
Dynamica 1
M&C3BW
CNS2W
Construeren 2 wtb
M&C3BW
CAD3W
CAD 3 wtb
PRD2
PRD2T
Productietechnieken 2
PMAT1
practicum materialen 1
PMET4
practicum meten 4
4
Ontwerpen
Materialen & Productie
Project 3
Module Code
Naam
PRJ3W
Project 3
PRJ3W
8
6
4
Credits 6
Totaal semester 3
30
Semester 4 Leerlijn
Module Code
Name
Credits
Algemeen
STR1
Stromingsleer 1
VEB1
Verd. Elektro-besturingstechniek
4 4
Ontwerpen Mechanica
M&C4AW
DYN2
Dynamica 2
&
M&C4AW
EEM1
Eindige Elementenmethode 1
Construeren
M&C4AW
ECO2
Ecodesign 2
M&C4BW
WTO11
Werktuigonderdelen 1.1
M&C4BW
WTO12
Werktuigonderdelen 1.2
M&C4BW
CAD4W
CAD 3 wtb
MAT2
MAT21
Materialen 2.1
MAT21
Materialen 2.2
Materialen & Productie
Project 4
Module Code
Naam
PRJ4W
Project 4
PRJ4W
6
6
4
Credits 6 Totaal semester 4
30
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.038
Semester 5 Module Code
Naam
Credits
STAG_T
Stage
30
Module Code
Naam
Credits
MINOR
Minor
30
Leerlijn
Module Code
Name
Credits
Algemeen
COM3
communcatie / sollicitatie
Semester 6
Semester 7
STK1
STK11
Statistiek 1.1
STK12
Statistiek 1.2
2 5
THE1
Thermodynamica 1
3
RGT1
Regeltechniek 1
4
Mechanica
CNS7
Construeren 7
2
&
WTO3
Werktuigonderdelen 3
2
Construeren
DGM1
Dyn.gedrag v. mechanismen
Materialen & Productie
MAT3
Materialen 3
2 2
OMV1
Omvormen 1
2
Module Code
Naam
PRJ7W
Project 7
Ontwerpen
Project 7
Credits 6 Totaal semester 7
30
Semester 8 4. Afstuderen Module Code Afstuderen
AFST_W
Naam
Credits 30
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.039
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.040
BIJLAGE IV
Locatiebezoek
Auditprogramma Beperkte Opleidingsbeoordeling t.b.v. bachelor Werktuigbouwkunde Fontys Hogeschool Venlo, 26 mei 2011 Tijd 08:00 – 08:45 08:45 – 09:00
Programmaonderdeel Kennismaking en Intern overleg auditteam Kennismaking MT en vaststellen agenda
Onderwerpen
Gesprekspartners
Aspecten van nieuwe accreditatiestelsel even noemen
09:00 – 09:35
MT+CvB
Gespreksonderwerpen: eigenheid opleiding – ambitieshbo-niveau - relatie beroepenveld – internationalisering onderzoeksdimensie -
J.A.H. (Hans) Aarts A.H.T. (Twan) Janssen J.W.M.H. (Frank) van Gennip M.M.C. (Thijs) Dorssers J.A.H. (Hans) Aarts A.H.T. (Twan) Janssen J.W.M.H. (Frank) van Gennip M.M.C. (Thijs) Dorssers
09:35 – 09:45 09:45 – 11:05
Intern overleg
11:05 – 11:15 (1 uur) 11:15 – 12:15
Intern overleg Gesprek studenten, o.a vanuit uit de opleidingscommissie (indien meerdere varianten, dan parallel sessie)
Gespreksonderwerpen: kwaliteit en relevantie programma studeerbaarheid - aansluiting toetsen en beoordelen - kwaliteit docenten - opleidingsspecifieke voorzieningen – eigen producten
12:15 – 12:45 12:45 – 13:45
lunch auditteam
Interne terugkoppeling
13:45 – 14:20
14:20 – 14:30
Samenhangende onderwijsleeromgeving
Spreekuur docenten/studenten Rondleiding opleidingsspecifieke voorzieningen (0,5) + inzien materiaal (0,5) Professionalisering
Intern overleg
Auditteam Gespreksonderwerpen: o.a. realisatie samenhangende onderwijsleeromgeving - inhoud en vormgeving programma – eigen inkleuring programma - keuze werkvormen – onderzoekslijn – stage - internationale component beoordelen en toetsen - borging niveau - aansluiting instromers – relatie docenten beroepenveld – eigen deskundigheid docenten opleidingsspecifieke voorzieningen (met focus op de aandachtspunten vanuit de documentenanalyse. In het gesprek gaat het ook om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het (internationale) werkveld en vakgenoten)
W.L.M. (Wil) Alberts J.P.T. (Jean-Paul) Favié A.P.J.M. (Toine) Hulsbosch J.C.M. (Jacques) van de Kamp A.A.J.M. (Ton) van Kollenburg F.J.C.M. (Ferd) Leurs C.C.J. (Chantal) Teeuwen
Auditteam
Gespreksonderwerpen: deskundigheidsbevordering/pop docenten – onderzoek doen – lectoraat en kenniskring
1e jaars: B.J.H.L. (Bryan) Bos A. (Axel) Pastoors 2e jaars: R.H.G. (Rick) van de Munckhof S.G. (Stephan) Venhoeven 3e jaars J. (Julian) Hustede N. (Niek) Jans 4e jaars W.H.M. Wout Hermans
J.A.H. (Hans) Aarts W.L.M. (Wil) Alberts M.S. (Marcus) van Emmerik A.H.T. (Twan) Janssen Auditteam
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.041
Tijd 14:30 – 15:15
Programmaonderdeel Examencommissie/toetscom missie
15:15 – 16:00
Gesprek vertegenwoordigers werkveld
Gesprek vertegenwoordigers alumni
16:00 – 16:15 16:15 – 16:45
16:45 – 17:15 17:15
Onderwerpen Gespreksonderwerpen: Bevoegdheden en taken examencommissie en toetscommissie - rol in de interne kwaliteitszorg toetsing – resultaten (met focus op de aandachtspunten vanuit de documentenanalyse) Gespreksonderwerpen: contacten met opleiding over onder andere: actuele ontwikkelingen en doorvertaling naar programma andere wensen vanuit het werkveld – eigen inkleuring opleiding - stage en begeleiding – onderzoekscomponent - niveau Gespreksonderwerpen: o.a. kwaliteit en relevantie van de opleiding (programma, docenten) functioneren in de praktijk of vervolgopleiding
Intern overleg
Gesprekspartners G.A.M. (Truus) Aerts C.S. (Christiane) Holz R. (Remko) Killaars F.G.R. (Frans) Poels
A.N. (Lex) Westland E.H.W. (Erik) Peters R.J.A. (Ralph) van Rijswick
J.P.L. (Jan) Knippenbergh P.J.C.M. (Pierre) van Raay T.H.J.M. (Thijs) Boonen
Auditteam
Pending issues (alle gesprekspartners zijn hiervoor beschikbaar) Inzien materiaal Interne terugkoppeling Terugkoppeling
Werkwijze m.b.t. keuze gesprekspartners Na overleg met opleiding heeft het auditteam met in achtneming van de daartoe strekkende regels van de NVAO en op basis van zijn documentanalyse en de daaruit voortvloeiende specifieke aandachtspunten de keuze van de gesprekspartners vastgesteld. Een open spreekuur maakte deel uit van het programma. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de betreffende opleiding het open spreekuur tijdig en op correcte wijze onder de aandacht heeft gebracht van studenten en medewerkers. Van het open spreekuur is geen gebruik gemaakt.
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.042
BIJLAGE V
Lijst geraadpleegde documenten
Lijst geraadpleegde documenten, conform richtlijn van de NVAO
Kritische reflectie van de opleiding Werktuigbouwkunde Venlo 2011 Organigram instelling / Organigram opleiding opgenomen in document „Instituut FHTen L en de Fontysorganisatie‟ in bijlage 13 in de Bijlagenbundel Domeinspecifiek referentiekader en de eindkwalificaties opgenomen in Opleidingprofiel van de opleiding HBO-Werktuigbouwkunde Venlo 2010 in bijlage 1 van de bijlagenbundel Schematisch programmaoverzicht, bijlage 2 van Bijlagenbundel Inhoudsbeschrijving (op hoofdlijnen) van de programmaonderdelen, met vermelding van o eindkwalificaties, leerdoelen, werkvormen, wijze van toetsen, literatuur (verplicht / aanbevolen), betrokken docent(en) en studiepunten, opgenomen in CLOTS-schema, bijlage 3 en 4 van de bijlagenbundel. Docenten zijn opgenomen in curriculumoverzicht Onderwijs- en examenregeling – OER. zie bijlage 5 van de bijlagenbundel Overzicht van het ingezette personeel opgenomen in bijlage 6 van de bijlagenbundel o naam, functie, omvang aanstelling, graad en deskundigheid o differentiatie in graad uitgedrukt in % van het totaal, opgenomen in Analyse portfolio‟s, ter inzage Overzichtslijst van alle afstudeerwerkstukken van de laatste twee jaar (of van portfolio‟s / werkstukken waaruit het door de student bereikte eindniveau kan worden afgeleid). zie bijlage 7 van de bijlagenbundel Overzicht van de contacten met het werkveld. bijlage 9 van de bijlagenbundel. Samenvatting en analyse recente evaluatieresultaten en relevante managementinformatie. Verslagen overleg in relevante commissies / organen opgenomen in ordner, die ter inzage lag Documentatie over student- en docenttevredenheid. (opgenomen in meerdere ordners, die ter inzage lagen) Toetsopgaven + beoordelingscriteria en normering (opgenomen in meerdere ordners, die ter inzage lagen) antwoordmodellen) en een representatieve selectie van gemaakte toetsen (presentaties, stageverslagen, assessments, portfolio‟s e.d.) en beoordelingen. opgenomen in meerdere ordners, die ter inzage lagen) Door het panel bepaalde representatieve selectie van (15) eindwerkstukken van de afgelopen twee jaar met beoordelingscriteria en normering. Handboeken en overig studiemateriaal. ter inzage; zie ook bijlage 4 van bijlagenbundel
Lijst van geraadpleegde additionele documenten Naast de hierboven genoemde documenten heeft het auditpanel naar aanleiding van zijn documentanalyse en naar aanleiding van de gesprekken tijdens het locatiebezoek, ook de volgende documenten geraadpleegd.
Rapportage Startbekwaamhedenonderzoek afgestudeerden WTB 2004-2009 Opleidingsconcept Werktuigbouwkunde Venlo, bijlage 8 in bijlagenbundel Faciliteiten Werktuigbouwkunde Venlo, bijlage10 Huisvesting Venlo en didactische uitgangspunten, bijlage 12 Beschrijving minor Intergrated Product Development, bijlage 11 Huishoudelijk reglement Examencommisie, bijlage 14 Overzicht van de relatie tussen gehanteerde werkvormen en toetsvormen, bijlage 15
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.043
Lijst van beoordeelde eindwerkstukken Stud.nr.
Titel eindwerkstuk
Cijfer
1 22058552 Waterafvoer Copecoy Yachtclub
7
2 32096044 Ontwerp van een Throttle Body
8
3 2056336
De instelbare kruk
8
4 2075157
De hamermolen met automatische zeefwissel
7
5 2045633
Construeren van bordessen. Modelleren en Optimalisatie
9
6 2096387
Simulatie temperatuurverloop in ventilatoren
7
7 2111309
Onderhoudsmethodiek opzetten.
6
8 2097946
Project doseermachine. Van RotoRaptor naar Flexi-Batch Micro
9
9 2075148
Deeg Leeft. Nauwkeurigheid van de dividers
6
10 2079250
Flowschema Onderzoek Uniport 6000
7
11 2087205
Verkorten afsteltijden
8
12 2110084
Drooginstallatie radioactief vervuilde filterzakken
8
13 2110085
Upscaling uienschilmachine
9
14 2096388
Ontwikkeling van een modulaire automatische uienrichtmachine OP-100
8
15 2113100
Reverse Engineering Airfoil
8
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.044
BIJLAGE VI
Overzicht auditteam
Samenstelling, korte functiebeschrijvingen (cv‟s) en onafhankelijkheidverklaringen van voorzitter, leden en secretaris Samenstelling en expertise van het auditteam laten zich als volgt weergeven: Panelleden
voorzitter werkveld- / vakdeskundige
Expertise - audit - kwaliteitzorg
Expertise - onderwijs
x
x
x
x
Expertise - werkveld
x
x
werkveld- / vakdeskundige
Expertise - vakinhoud
Expertise - internationaal
x
x
x
x x
studentlid
secretaris
Expertise - studentzaken
X
X
Op 21 april 2011 heeft de NVAO goedkeuring gegeven aan de samenstelling van het auditteam hbo-ba Werktuigbouwkunde (#5098) – Fontys Hogescholen. Korte functiebeschrijvingen panelleden 1
De heer ir. A.T. de Bruijn
2
De heer ir. M.J.A. van der Kemp
3
De heer ir. M. Rijkeboer
4
De heer L. van Leeuwen
De heer De Bruijn is senior-adviseur en partner bij Hobéon. Hij treedt zeer regelmatig op als voorzitter van auditteams in accreditatietrajecten en bij het beoordelen van EVC aanbieders. De heer Van der Kemp is sinds 1984 wetenschappelijk medewerker bij Thales (voorheen Hollandse Signaalapparaten) waar hij o.a de functies bekleedde van ontwerper-constructeur, hoofd mechanisch laboratorium, hoofd werktuigbouwkundig laboratorium, development manager HW (HardWare) sensoren en systeemontwerper HW Infra en consoles en HW workpackage manager. Op dit moment is Van der Kemp werkzaam als produktmanager HW Infra in de rol van systems engineer. Sinds 2006 is hij tevens docent aan de Thales University. De heer Rijkeboer is als onderwijscoördinator verantwoordelijk voor de samenhang, inhoud en kwaliteit van het curriculum van de bacheloropleiding Werktuigbouwkunde van de Universiteit Twente. Daarnaast werkt hij als docent van de vakken “Statica”, “Beam A (Bachelor course in Engineering and Mathematics)” en “Vliegtuigbelastingen, Constructies en Trillingen” en als tutor van verschillende projecten binnen de bacheloropleiding Werktuigbouwkunde. De heer Van Leeuwen is derdejaars student Werktuigbouwkunde Hogeschool Utrecht
Secretaris/Coördinator De heer H.R. van der Made
Gecertificeerd d.d. 30 september 2011
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.045
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.046
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.047
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.048
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.049
©Hobéon CertificeringBeperkte opleidingsbeoordeling hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, Fontys Hogeschool Venlo, versie 1.050