Fontys Hogescholen, Venlo Opleiding: Varianten: Croho:
Commerciële Economie, hbo bachelor; voltijd 34402
Visitatiedatum:
27 maart 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, mei 2007
Inhoud
2/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 9 10 11 12 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitzorg Resultaten
13 15 20 34 38 41 46
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
49 50 55 59 61
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
3/61
4/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
5/61
6/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Commerciële Economie (CE voltijd, crohonummer 34402) van de Fontys Hogescholen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in februari 2007, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 27 maart 2007. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: De heer prof. mr. drs. J.Th. Degenkamp (dagvoorzitter, domeinpanellid); De heer H.F. Knorr MBA (domeinpanellid); Mevrouw S. van Schaik (studentpanellid); Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De opleiding CE is onderdeel van de Fontys Internationale Hogeschool Economie (FIHE). De FIHE is een van de 35 Fontysinstituten. Binnen Fontys worden ruim 200 bacheloropleidingen en 19 masteropleidingen verzorgd. Daarnaast verzorgt Fontys cursussen, trainingen en consultancy en geeft men aandacht aan onderzoek en kennisinnovatie in onder andere 22 lectoraten. De FIHE verzorgt drie voltijd bacheloropleidingen: International Marketing (croho-naam Commerciële Economie), International Business Economics (Bedrijfseconomie) en International Business and Management Studies. De FIHE hanteert voor de opleiding CE de
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
7/61
naam International Marketing. Het panel gaat in haar rapportage uit van de naamgeving zoals deze in croho geregistreerd staat, namelijk CE. De opleiding heette oorspronkelijk Commerciële Economie en was toen een Nederlandstalige opleiding. In 1996 startte een Duitstalige opleidingsvariant, Absatzwirtschaft. In 2004 zijn beide varianten samengesmolten tot de opleiding International Marketing, die naast Duits- of Nederlandstalige onderdelen ook Engelstalige onderdelen bevat. De opleiding kent instroom van hoofdzakelijk Duitse studenten. De opleiding richt zich op verdere uitbreiding van de oost-west-as voor verdere uitbreiding van internationale instroom via bijvoorbeeld Socrates programma’s. Naast de bacheloropleidingen wordt in 2007 een post-experience master gestart in samenwerking met de Fachhochschule für Ökonomie und Management in Essen. FIHE heeft verder ook een lectoraat, met bijbehorende kenniskring, met als thema: Innovatiemanagement in Internationaal Economisch Perspectief. Het lectoraat richt zich op het managen van innovatieve processen in internationale context, waarbij toegepaste wetenschap centraal staat. De FIHE telde in 2006-2007 circa 1300 studenten en telde een formatieomvang van 59 fte’s. De opleiding CE telde in 2006 ruim 600 voltijdstudenten. Circa 380 studenten hebben Duitsland als geboorteland. De overige studenten zijn afkomstig uit 50-60 andere landen. De voltijdvariant kende een jaarlijkse instroom van circa 230 studenten en werd verzorgd door 18 docenten met een gezamenlijke aanstellingsomvang van circa 15,8 fte’s (exclusief instructeurs), wat resulteert in een student/fte-ratio van 24. De Fontysorganisatie kent twee sturingslagen: de Raad van Bestuur en de directeuren van de instituten. De directeuren dragen integrale managementverantwoordelijkheid. Zij sluiten ieder jaar een managementcontract (MACON) af met de Raad van Bestuur. In viermaandelijkse managementrapportages (MARAP) wordt verantwoording afgelegd over de feitelijk behaalde resultaten. Fontys Hogescholen ambieert een positie als regionale kennispoort en realiseert dit door het aanbieden van toepassingsgericht onderwijs. Studenten worden vanuit een constructivistische leeropvatting opgeleid, waarbij toepassingsgericht leren in de context van het beroepenveld centraal staat en men werkt met vraag- en competentiegericht opleiden. Onder de naam Biloba is in 2003 een innovatieprogramma gestart gericht op onder andere de invoering van de major-minor structuur per 2005-2006 en meer vraaggestuurd onderwijs. Iedere bacheloropleiding zal gaan bestaan uit één major en twee minoren (30 EC per minor). Major en minor worden synchroon gevolgd. Met NVAO zijn afspraken gemaakt over de wijze van accreditatie. De major wordt vooralsnog op de gebruikelijke wijze geaccrediteerd. Daarnaast is op instellingsniveau een valideringsmethodiek ontwikkeld voor de borging van het minorsysteem. Per mei 2006 telde Fontys 48 minoren, die op ontwerpniveau (ex ante) zijn goedgekeurd. In het studiejaar 2007-2008 zal dit aanbod ook op uitvoeringsniveau (ex post) worden beoordeeld. Dit betekent dat de minoren zelf geen onderdeel zijn van de zelfevaluatie per opleiding.
8/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Voor de opleiding CE geldt dat vanaf september 2005 de nieuwe propedeuse en vanaf september 2006 de hoofdfase nieuwe stijl is gestart. Er is een blauwdruk voor het totale bachelorcurriculum nieuwe stijl. In 2006-2007 richt men zich op de ontwikkeling van de afstudeerfase op basis van de opleidingscompetentiematrix en worden de leerarrangementen van de propedeuse geëvalueerd en verder uitgewerkt, de elektronische leeromgeving N@tschool wordt verder uitgebouwd en geïmplementeerd, binnen de studieloopbaanbegeleiding worden de assessments voor de hoofdfase ontwikkeld met bijbehorende scholing van assessoren en studiebegeleiders, men werkt aan de ontwikkeling van een digitale toetsbank, uitbreiding van het internationale netwerk van partnerhogescholen, uitwerking van het personeelsbeleid en digitalisering van kwaliteitszorg. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereiden de panelleden zich in de periode maart 2007 inhoudelijk voor op het bezoek 27 maart 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
9/61
‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in mei 2007 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juni 2007 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in juni 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De drie facetten ontvangen het oordeel ‘goed’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma De facetten ontvangen het oordeel ‘goed’. Facet 2.6 ontvangt het oordeel ‘voldaan’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De drie facetten ontvangen het oordeel ‘goed’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Het facet ‘Materiële voorzieningen’ ontvangt het oordeel ‘voldoende’. Het facet ‘Studiebegeleiding’ ontvangt het oordeel ‘goed’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De facetten ‘Evaluatie resultaten’ en ‘Maatregelen tot verbetering’ ontvangen het oordeel ‘goed’. Het facet ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld’ ontvangt het oordeel ‘voldoende’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Beide facetten ontvangen het oordeel ‘goed’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
11/61
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding Commerciële Economie Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief Goed Goed Goed Positief Voldoende Goed Positief Goed Goed Voldoende Positief Goed Goed Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
13/61
14/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding CE heeft eindkwalificaties voor alle cohorten tot 2005 beschreven in het Competentieprofiel Commerciële Economie Fontys Internationale Hogeschool Economie 1 (maart 2004). Dit profiel is gebaseerd op het FIHE beroepsprofiel CE 1 (december 2003), dat is afgeleid van het landelijke Beroepsprofiel CE 1. De eindkwalificaties omvatten alle kwalificaties die zijn overeengekomen in het landelijke overleg (landelijk competentieprofiel LOO-CE 2000 1) en zijn in de huidige situatie van toepassing op de studiejaren drie en vier. De landelijke beroeps- en opleidingsprofielen zijn geaccordeerd door het relevante beroepenveld. De FIHE beroeps- en competentieprofielen zijn gevalideerd door het internationale werkveld van de opleiding. • Het opleidingprofiel van de curricula van de cohorten 2003 en 2004 bevat 30 competenties: 21 landelijke vastgestelde kerncompetenties, 5 door FIHE vastgestelde algemene competenties en 4 FIHE specifieke competenties gericht op: - Internationalisering; - globalisering en duurzaamheid; - financieel-economische competenties; - aanvulling op de marketingcompetenties: lanceren van internationale merken; omgaan met internationale organisatieonderdelen; werken met diverse contract- en factureringssystemen. • De competenties van de opleiding voor de cohorten vanaf 2005 staan beschreven in het Competentieprofiel International Marketing 1 (2005) in de vorm van een opleidingscompetentiematrix. Het profiel is gebaseerd op het FIHE Beroepsprofiel IM van 2005 1 (FIHE Opleidingskader), dat is afgeleid van de landelijk overeengekomen HEOdomeincompetenties, domein commerce 2 , zoals vastgesteld door de HBO-Raad (december 2005). Het landelijke profiel is geaccordeerd door het relevante beroepenveld. De domeincompetenties Commerce die vanaf 2005 worden gehanteerd zijn in de huidige situatie van toepassing op de eerste twee studiejaren. Het beroepsprofiel IM is gesproken met de Raad van Advies, het College van gecommitteerden, aanverwante opleidingen en in de landelijke overleggen van de CE-opleidingen en van het domein Marketing, Business en Commerce. De Internationale Raad van Advies heeft het profiel geaccordeerd.
1 2
De opleiding zal deze documenten digitaal toevoegen bij de aanvraag De domeincompetenties commerce zijn geregistreerd op de www.hbo-raad.nl, domeincompetenties
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
15/61
•
•
•
•
•
Het competentieprofiel van de opleiding (cohorten vanaf 2005) bevat naast de acht landelijk vastgestelde domeincompetenties, de twee landelijk vastgestelde algemene competenties voor alle economische hbo-opleidingen en twee FIHE-specifieke competenties: - productontwikkeling, - marktonderzoek, - strategische analyse, - marketingbeleid, - marketingplanning, - relatiebeheer, - communicatie, - leiding geven, - sociale en communicatieve competentie (landelijk algemeen), - zelfsturende competentie (landelijk algemeen), - internationalisering (FIHE specifiek), - globalisering en duurzaamheid (FIHE specifiek). De opleiding geeft aan zich van andere CE-opleidingen binnen Fontys te onderscheiden door zich niet op één bepaald gebied te focussen, maar op het brede domein marketing. Het universele marketingproces (analyse, doelstellingen, strategieën, instrumenten en controle) vormt de basis van de opleiding, waarbij een focus wordt gelegd op consumptiegoederen (jaar 1 en 2). De studiejaren drie en vier zijn enerzijds gericht op transfer naar andere gebieden (business-to-business, dienstenmarketing) en anderzijds op specialisatie (communicatie, sales). De invloed van buitenlandse stromingen in het vakgebied leidt tot een inhoudelijk sterke aandacht voor marketing. De opleiding heeft een internationale Raad van Advies met sinds 2007 daaraan gekoppeld een internationale opleidingsspecifieke werkveldcommissie. Ook heeft de opleiding een internationaal College van Gecommitteerden. Deze organen adviseren de opleiding ten aanzien van de actualiteit en relevantie van het beroepsprofiel en de beroepscompetenties en ten aanzien van relevante ontwikkelingen in het werkveld en de importantie daarvan voor de opleiding. Uit gesprekken met werkveldvertegenwoordigers, opleidingsmanagement en docenten blijkt dat bovengenoemde organen worden gebruikt als serieuze gesprekspartners en inbreng voor de verdere ontwikkeling van de opleiding. De opleiding heeft diverse contacten met buitenlandse vakgenoten en instellingen om de beroeps- en startcompetenties te actualiseren. Om dit te bereiken worden bijvoorbeeld de curricula vergeleken en enkele semesters op elkaar afgestemd. Dit gebeurt ook in het kader van internationale uitwisseling en eventuele gastcolleges. De opleiding werkt hiermee aan internationale benchmarking qua beroepsgerichtheid en vakinhoudelijke ontwikkeling. Deze informatie wordt ook breder uitgedragen in het Fontysbrede CE-overleg (projectgroep Major Marketing). FIHE heeft in het kader van internationalisering met enkele partnerhogescholen verdragen voor uitwisselingsprojecten voor zowel docenten als studenten gesloten. Met ingang van september 2005 heeft de opleiding een begin gemaakt mat Education and Development Partnerships (EDP's). Dit houdt partnerships in met internationale universiteiten, hogescholen, bedrijven en instellingen welke direct zijn verbonden met de leer- en opleidingsprocessen van individuele studenten. In juni 2007 zal binnen het EDP
16/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
•
een evaluatieprocedure worden geïmplementeerd. Het aantal internationale partneruniversiteiten zal in 2007 worden uitgebreid van 12 naar 16. In 2005 is een startbekwaamhedenonderzoek afgenomen onder 245 alumni en 45 werkgevers om de relevantie van de kwalificaties te onderzoeken (Rapportage Startbekwaamhedenonderzoek 2005). Het grootste deel van de kwalificaties wordt door de alumni en werkgevers relevant geacht. Ook uit de notulen van de Raad van Advies blijkt dat de competenties per leerarrangement (=module) en per Kenmerkende Beroepssituatie positief worden beoordeeld. Men herkent de nagestreefde opbouw: vanuit de klassieke marketing werkend naar een transfer naar business-to-business en dienstensector. Wat betreft de internationale focus constateert het panel dat in het oude curriculum de aandacht met name gericht was op Duitsland, vanwege de instroom en oorsprong van de opleiding. Met het nieuwe curriculum zijn de competenties meer mondiaal gericht en zijn meer internationale aspecten in het nieuwe programma opgenomen in lesstof, casuïstiek en buitenlandmogelijkheden voor studenten. De opleiding richt zich met haar werkveldcontacten op grotere, internationaal werkende bedrijven en werkt met methodieken die wereldwijd worden gehanteerd. Studenten en werkveld geven aan dat zij daarmee genoeg geëquipeerd zijn om in de internationale marketing te kunnen werken. Het panel onderschrijft het voornemen van de opleiding om de internationalisering geleidelijk meer vorm te geven door uitbreiding via de oost-west-as (Oost Europa) en van daaruit meer EU en mondiaal gericht te gaan werken. Dit beeld wordt ook bevestigd door werkveldvertegenwoordigers en alumni. Het panel is van mening dat de opleiding duidelijke domeinspecifieke referentiekaders hanteert voor zowel het oude als het nieuwe curriculum. De opleidingskaders zijn helder gebaseerd op de landelijke uitgangspunten voor de CE-opleidingen en zijn gevalideerd aan het (internationale) beroepenveld. Het internationale karakter wordt bewust gefaseerd opgebouwd.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de tien generieke kernkwalificaties (rapport commissie Franssen, 2001) om aan te sluiten bij het gewenste hbo-niveau. In het Werkboek Opleidingskader FIHE 2006-2007 geeft men aan hoe men daarmee aansluit bij de Dublindescriptoren.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
17/61
•
•
In het FIHE Competentieprofiel CE heeft de opleiding voor de cohorten tot 2005 de eindkwalificaties gerelateerd aan de tien generieke kernkwalificaties voor een hbobachelor. In een KLOS 3 -matrix laat de opleiding zien dat het competentieprofiel (maart 2004) alle criteria dekt voor het hbo-niveau. Voor de cohorten vanaf 2005 geven de competentiebeschrijvingen (OpleidingsCompetentieMatrix, OCM) de relatie met de generieke hbo-kernkwalificaties weer. Ter controle zijn de competenties IM in een matrix gerelateerd aan de 10 generieke hbo-bachelor kwalificaties. De competenties IM zijn uitgewerkt naar prestatieindicatoren per studiefase (hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en startbekwaam) waarmee de opbouw naar het gewenste hbo-niveau wordt weergegeven, bijvoorbeeld:
Competentie DC1 Productontwikkeling Initiëren en creëren van producten en diensten, zelfstandig en ondernemend
•
•
3
Prestatie-indicator Niveau Hoofdfasebekwaam De student kan: - basiskenniskenmerken en -elementen benoemen van producten en merken. - marktkansen zien en creatieve ideeën genereren. - de techniek van brainstorming en andere creativiteitstechnieken toepassen. - samen met anderen een basisplan voor een onderneming maken.
Prestatie-indicator Niveau Afstudeerbekwaam De student kan: - productideeën genereren en productconcepten in complexe situaties ontwikkelen. - samen met anderen een creatief idee omzetten in een product/dienst. - bestaande producten verder ontwikkelen of aanpassen. - marketingdoelstellingen formuleren voor een product/merk. - budgetten voor producten opstellen en bewaken. - culturele verschillen bij productinvoering in D/NL in kaart brengen. - samen met anderen een volledig ondernemingsplan opstellen.
Prestatie-indicator Niveau Startbekwaam De student kan: - de positionering van een product/merk in de doelmarkt vastleggen. - het succes van ingeleide marketingactiviteiten bewaken en controleren. - de relaties met andere functies beheren en processen afstemmen. - verantwoording voor eigen productkeuzes afleggen. - zelfstandig een onderneming opzetten.
De opleiding heeft de opleidingscompetentiematrix aan de Raad van Advies voorgelegd die heeft ingestemd met het competentieprofiel en het niveau dat daarmee wordt vertegenwoordigd. Het panel constateert dat de competenties van de opleiding duidelijk aansluiten bij de indicatoren voor het hbo-niveau: de tien generieke kernkwalificaties en de Dublin descriptoren.
KLOS: Kwalificaties, Leerdoelen, Onderwijseenheden en Studielast
18/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding leidt onder andere op voor de functies van Marketing Manager, Marketing/Sales-assistent, Marktonderzoeker, Product Manager, Sales Manager, Account Manager, Zelfstandig Ondernemer, Consultant, Marketingcommunicatie Manager en Export Manager. Dit is beschreven in de kenmerkende beroepssituaties in het Opleidingskader FIHE. Deze voor de CE-opleidingen van Fontys geformuleerde beroepssituaties krijgen bij de FIHE een internationale context. Zo wordt bijvoorbeeld de productmanager met een internationaal merk geconfronteerd en daardoor met verschillende internationale markten en zal de marktonderzoeker in een internationaal gebied werkzaam zijn en bijvoorbeeld in verschillende talen enquêtes uitzetten. • Binnen de functies zijn de verschillende taakgebieden gedefinieerd. De functies en taken zijn kenmerkend voor de beroepscontext van het domein marketing en commerce. De competenties van de opleiding zijn gekoppeld aan de kenmerkende beroepssituaties. De kenmerkende beroepssituaties en bijbehorende beroepsrollen zijn in samenspraak met de andere CE-opleidingen van Fontys geformuleerd. De domeinspecifieke context wordt mede bepaald door keuze van studenten qua branches om de opdrachten, projecten uit te voeren. • In het Opleidingskader FIHE 2006 wordt een duidelijke beschrijving gegeven van mogelijke functies op middenmanagementniveau met beschrijving van taken op start- en doorgroeiniveau. Genoemde functies zijn ondermeer: verkoper/inkoper, medewerker desk research, voorlichter, adviseur/support frontoffice, junior commercieel manager, staffunctie marketing/sales, junior marketing manager, support logistiek / marketingcommunicatie / marktanalyse. Doorgroeifuncties zijn: accountmanager, commercieel manager cliëntteammanager, productmanager, categorymanager, manager business development, marktonderzoeker. • Om aansluiting van de doelstellingen op de behoeften van en ontwikkelingen in de beroepspraktijk te waarborgen, voert de opleiding structureel overleg met de Raad van Advies, het College van Gecommitteerden en bedrijfsbegeleiders van stages. De opleiding is van plan om in de toekomst regelmatig met alumni hierover van gedachten te wisselen. • Afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers bevestigen in de gesprekken met het panel dat er veel overleg is over afstemming tussen de opleidingscompetenties en de eisen uit het werkveld en daarmee de bepaling van het beroepenspectrum waartoe de opleiding opleidt. De opleiding heeft een proactieve houding en houdt haar kanalen naar het werkveld open om ontwikkelingen in het werkveld goed te kunnen monitoren.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
19/61
•
•
Uit het startbekwaamheidsonderzoek blijkt dat het merendeel van de alumni (> 68%) werkzaam is in één van de beroepssituaties die het beroepsprofiel van de commerciële econoom beschrijft. In eerste instantie op het terrein van marketing en sales. Alumni vervullen voor het merendeel typische IM-functies zoals junior product manager, sales manager of account manager. Uit documentatie en gesprekken met management, docenten en werkveld constateert het panel dat de opleiding duidelijk grip heeft op het beoogde hbo-niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar en het spectrum van beroepen dat daarmee samenhangt.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten maken gebruik van actuele en beroepsgerichte (vak)literatuur. Deze is opgenomen in de beschrijvingen van de leerarrangementen (course manuals). De Course Coordinator per leerarrangement draagt zorg voor de relevantie en actualiteit van de literatuur. Sommige titels zijn in samenwerking tussen docenten en vertegenwoordigers van de beroepspraktijk tot stand gekomen. Dit beeld is bevestigd bij de bestudering door het panel van het studiemateriaal en de course manuals. • Studenten voeren in ieder semester een project uit dat onderzoeksgerelateerd is. In het eerste jaar doen studenten een groepsgewijs onderzoek naar marktpotentieel. In het tweede jaar wordt een marktonderzoek in de praktijk uitgevoerd. In het derde jaar voeren de studenten een literatuuronderzoek uit (individueel). In de afstudeeropdracht in het vierde jaar zit ook een onderzoeksdeel. Veelal staat de afstudeeropdracht in het teken van een onderzoek bij het afstudeerbedrijf. Veel van de projecten komen tot stand op basis van de contacten met stage- en afstudeerbedrijven en bestaan uit aan de beroepspraktijk ontleende opdrachten. • In de leerarrangementen (modulen) wordt veelal met aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal gewerkt. Naast cases (fictief en reëel) en voorbeelden uit de beroepspraktijk worden theoretische modellen in gastcolleges aan de beroepspraktijk gerelateerd. Gastcolleges vinden regelmatig plaats en hebben veelal een internationaal karakter.
20/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
• •
•
•
•
•
Studenten komen direct in aanraking met de beroepspraktijk in de verschillende projecten, de stage en het afstuderen. Veel projecten bestaan uit aan de beroepspraktijk ontleende opdrachten. Daarnaast is de student daadwerkelijk in de beroepspraktijk werkzaam tijdens de stage en het afstuderen. Dit draagt evenals de projecten bij aan de ontwikkeling van beroepsvaardigheden. In de projecten moeten studenten bijvoorbeeld een marktonderzoek uitvoeren of een echt product in de markt zetten (minionderneming). Via stage en afstuderen zijn studenten in de internationale beroepspraktijk bezig waarin zij tijdens de stage kennis maken met de internationale praktijk en tijdens het afstuderen zelfstandig een bedrijfsopdracht op hbo-niveau moeten kunnen voltooien. Via bedrijfsexcursies komt de student eveneens in aanraking met de beroepspraktijk. Hierbij staat de oriëntatie op het beroep centraal. Via de stage- en afstudeerbedrijven onderhoudt de opleiding eveneens contact met de actuele beroepspraktijk. FIHE-docentbegeleiders bezoeken stage- en afstudeerbedrijven om opdrachten met bedrijfsbegeleiders te bespreken. Via de RvA ontvangt de opleiding ook op een hoger niveau feedback op relevante ontwikkelingen in het werkveld. Relevante ontwikkelingen worden teruggekoppeld naar het teamoverleg en kunnen tot wijzigingen van het curriculum leiden. Uit gesprekken met studenten, docenten, alumni en werkveldvertegenwoordigers blijkt dat de opleiding zeer extern gericht is en veel contacten onderhoudt met het werkveld. Studenten, alumni en werkveld oordelen positief over de actualiteit en praktijk- en toepassingsgerichtheid van het curriculum. Vaak krijgen studenten gerichte feedback op hun resultaten van bedrijfsvertegenwoordigers. Bij stage en afstuderen wordt de beoordeling van de bedrijfsbegeleider nadrukkelijk betrokken in het eindoordeel. Studenten zijn doorgaans tevreden zo blijkt uit de Fontys Student Enquête 2006 (FSE), de Jaarevaluatie 2005-2006 en de Periode-evaluatie 2005-2006 waarbij 3,5 als ijkpunt op een vijfpuntsschaal wordt gehanteerd (scores uiteenlopend tussen 3,0 en 4,2). Tevreden zijn studenten bijvoorbeeld over de mate waarin theorie en praktijk op elkaar zijn afgestemd (3,8), het aanbod excursies voor de beroepspraktijk (3,7) en de stageplaats goed voorbereid op het beroep (4,2). Propedeusestudenten (2005-2006) waarderen de inhoud van het nieuwe programma en de aansluiting tussen de theorie en praktijkonderdelen hoog (4,1). De opleiding geeft aan dat de relatie tussen de stagedoelen en de eindkwalificaties IM duidelijker wordt geformuleerd dan bij het oude curriculum. De stage-afstudeercoördinator zal medio 2007 (ontwikkeling stage/afstudeerfasen) hiervoor het reglement aanpassen. Daarnaast is de implementatie van de nieuwe werkveldcommissie IM in januari 2007 gerealiseerd. Meertaligheid wordt gezien als belangrijke voorwaarde voor de internationaal werkende CE’er. Het opleidingsprogramma start in de moedertaal van de student (Duits of Nederlands) met enkele onderdelen in het Engels. In de hoofdfase wordt geleidelijk tweetot drietaligheid geïntroduceerd. Uit gesprekken met studenten en alumni blijkt dat de meeste studenten in de moedertaal wensen te studeren met daarbij elementen in het Engels en een andere taal. Duitse studenten leren Nederlands en Nederlandse studenten leren Duits, naast de voertaal Engels. In praktijk vindt het theorieonderwijs voor een groot deel plaats in de moedertaal en wordt in het praktijkonderwijs drietalig gecommuniceerd.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
21/61
•
•
•
•
Ten einde het internationale karakter vorm te geven kunnen studenten deelnemen aan de Minor buitenland (semester abroad). Ze kunnen een erkend vast programma volgen bij een partnerschool of een eigen pakket samenstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de examencommissie en de Coördinator Internationalisering. In 2006-2007 vindt circa 15% van de stages in het buitenland plaats. Uit de gesprekken met het panel blijkt dat het EDP-team actief is in het onderhouden van connecties met de praktijk, docenten overleggen over praktijkontwikkelingen die zij doorkrijgen tijdens stage en afstudeerbezoeken, de opleidingsmanagers maken trendanalyses en brengen voorstellen voor aanpassing van het onderwijsprogramma in in het docententeam of via workshops, projecten en casuïstiek. Studenten kunnen actuele thema’s inbrengen in workshops, minoren of HLA7 Individual Topic. Het panel is van mening dat het opleidingsprogramma aantoonbare verbanden heeft met de actuele beroepspraktijk en voldoende inhoud heeft om de ontwikkeling van voldoende kennis en beroepsvaardigheden te garanderen. De opleiding gebruikt haar contacten om de kwaliteit ook in de toekomst te garanderen. In het nieuwe curriculum (cohort 2005 en verder) zijn bovenstaande werkwijzen helder herkenbaar. In het oude curriculum worden elementen van vernieuwde werkwijzen ingebracht. Het panel constateert uit documentatie en gesprekken dat de opleiding praktijk- en beroepsgericht werkt bij de inrichting van het onderwijs. De opleiding hanteert actuele literatuur en studiemateriaal en richt zich op ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Via de uitwisselingen met de beroepspraktijk (casuïstiek, projecten, stages, afstuderen) zijn er voldoende mogelijkheden om kennis, beroepsvaardigheden en beroepshouding te ontwikkelen bij de studenten.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor de cohorten 2003 en 2004 zijn de eindkwalificaties vertaald naar leerdoelen per onderwijseenheid (FIHE Onderwijsvisie, 2003), gekoppeld aan de leerlijnen en studiejaren. De samenhang tussen Kwalificaties, Leerdoelen, Onderwijseenheden en Studiepunten is duidelijk gemaakt in een KLOS-matrix. In studierichtingsthema’s en gemeenschappelijke thema’s werkt de student aan kwalificaties die relevant zijn voor de hbo-student in brede zin. In projecten worden de domeinspecifieke kwalificaties verder ontwikkeld en werken studenten aan de sociale- en communicatieve vaardigheden.
22/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
•
•
•
•
Voor de cohorten vanaf 2005-2006 bestaat het curriculum uit drie fasen: propedeuse (2 semesters), hoofdfase (3 semesters), afstudeerfase (3 semesters). In de fasen staat het verwerven van de competenties op de drie niveaus centraal: hoofdfasebekwaam (niveau 1), afstudeerbekwaam (niveau 2) en startbekwaam (niveau 3) (OER IM 2005 en 2006). De propedeuse en de hoofdfase zijn op het moment van visitatie in uitvoering. De afstudeerfase is in ontwikkeling. Het curriculum bestaat vanaf 2005 uit leerarrangementen (LA's) die gebaseerd zijn op kenmerkende beroepssituaties (KBS) en bepaalde competenties op niveau 1, 2 en 3 (FIHE Opleidingskader, 2006). De propedeuse en hoofdfase richten de competenties zich op het behalen van de niveaus 1 en 2. De afstudeerfase is gericht op het behalen van de competenties op niveau 3. In het nieuwe programma wordt gewerkt met competenties en daaraan gerelateerde prestatie-indicatoren welke per niveau duidelijk zijn uitgewerkt in overzichtelijke schema’s (FIHE Opleidingskader 2006). De LA's zijn inhoudelijk ingevuld met leerstof, oefenstof opdrachten, werkvormen en toetsvormen. Elk LA is duidelijk beschreven in een course manual, daarin wordt de koppeling aan de competenties duidelijk vermeld. Ook is voor iedere Kenmerkende Beroepssituatie aangegeven aan welke competenties een bijdrage wordt geleverd. Tezamen met het Toetsplan IM (vergelijk facet 2.8) geeft dit helder inzicht in de wijze waarop de competenties, waartoe wordt opgeleid, zijn vertaald naar leerdoelen en inhoud per programmaonderdeel. Uit gesprekken met management, docenten en studenten blijkt dat dit competentiebouwwerk een vaste leidraad is gedurende de hele studie voor alle betrokken partijen. Het competentiebouwwerk wordt door de docenten gehanteerd als afstemminginstrument bij besprekingen over mogelijke wijzigingen in het curriculum en toetsing. De competentiematrix is een instrument voor de borging van de inhoud en opzet van de LA’s en de dekking van de competenties en daarmee van de mogelijkheid voor studenten om de eindkwalificaties te kunnen behalen. Voor studenten is het een duidelijk instrument voor de reflectie op hun studievoortgang en de vulling van hun portfolio (vergelijk facetten 2.3 en 4.2). De Kenmerkende Beroepssituaties zijn de paraplubeschrijving die de CE-specifieke context en kleuring van de competenties weergeven. Per 2005 werkt de student vanaf het eerste semester met een competentiematrix die als leidraad voor de studie fungeert. De focus ligt op de domeincompetenties doordat deze gedurende het hele programma centraal staan en de beroepsgerichtheid van het nieuwe curriculum weergeven. Per LA wordt er gefocusd op twee tot drie competenties. De invoering van de major-minorstructuur biedt de mogelijkheid tot individuele leerroutes. De student kiest verplicht twee minors. De keuze voor een bepaalde minor moet de student motiveren door de koppeling aan de IM-competenties aan te geven. Uit verschillende evaluatie-uitkomsten blijkt dat de studenten tevreden zijn over het niveau van de opleiding en de aansluiting van het afstuderen op de eindkwalificaties. Ook voor het nieuwe curriculum zijn de eerste uitkomsten positief over de koppeling van de leerinhoud aan de competenties. Studenten weten wat er van hen wordt verwacht.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
23/61
•
De relatie tussen competenties en leerinhoud wordt duidelijk door de consequente opzet van de course manuals met vermelding van omvang, doelen, inhoud, werkvormen, toetsvormen, literatuur, de relevante kenmerkende beroepssituatie en de competenties waaraan een bijdrage wordt geleverd. Deze informatie is op het intranet per LA helder weergegeven in de course manuals.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bestudering van het oude programma laat zien dat ieder semester is onderverdeeld in (horizontale samenhang): integratieve projecten (blok I), studierichtingthema's met de inhoudelijke kern van het domein IM (blok II) en gemeenschappelijke thema's (blok III). Verticale samenhang wordt in het oude programma gerealiseerd doordat aan de hand van thema's wordt gewerkt die voornamelijk worden aangestuurd vanuit projecten. Hiermee borgt de opleiding de balans tussen de kennisontwikkeling en toepassingsvaardigheid. De projectthema's staan centraal voor de duur van twee kwartalen. • Voor de cohorten vanaf 2005-2006 zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: - van meer eenvoudig naar complexe economische vraagstukken; - toename van zelfsturing en eigen verantwoordelijkheid van de student; - toename van keuzemogelijkheden voor de student; - duidelijke koppeling van het curriculum aan kenmerkende beroepssituaties en competenties; - hanteren van een leerlijnenmodel (zie 2.7); - de samenhang van het vraaggerichte curriculum wordt geborgd door de opleidingscompetenties enerzijds en de kenmerkende beroepssituaties anderzijds. • De inhoudelijke samenhang in het programma is voor alle cohorten beschreven en beredeneerd. Voor de cohorten tot 2005-2006 is samenhang in het programma gegarandeerd door de concentrische opbouw van het curriculum: - van meer eenvoudige naar complexe economische vraagstukken; - toename van integratie; - werken in projecten en aan thema's. • In het nieuwe programma wordt samenhang gerealiseerd doordat de LA's en de kenmerkende beroepssituaties (KBS's) op elkaar voortbouwen, hierin een stijgende moeilijkheidsgraad vertonen en steeds complexer van aard worden. De samenhang in het programma wordt enerzijds gegarandeerd doordat vijf leerlijnen (FIHE Opleidingskader en facet 2.7) van semester 1 tot en met semester 8 doorlopen en het didactisch concept weergeven. Anderzijds worden voor de afzonderlijke semesters de KBS's als uitgangspunt genomen. Aan deze KBS's zijn de competenties op drie verschillende niveaus gerelateerd die een voorwaarde zijn om tot het beoogde competent handelen als econoom te kunnen komen (FIHE Opleidingskader en facet 2.2).
24/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
•
•
•
•
•
Voor alle betrokkenen is de opbouw en inhoud van het curriculum helder doordat er gewerkt wordt vanuit de opleidingscompetenties en de KBS’s. Er is sprake van een duidelijke fasering van de studie, afgestemd op de competentieontwikkeling bij studenten. Om overlap tussen de LA’s te voorkomen, vindt per februari 2007 meer inhoudelijke afstemming plaats tussen de course-coördinatoren met de betrokken docenten. In de Curriculumgroep wordt de samenhang en opbouw maandelijks besproken. Uit notulen blijkt dat er per LA gefocusd wordt op 2-3 competenties. Studenten beoordelen de afstemming en samenhang in het programma met een 3,4 op een schaal van vijf (FontysStudentenEnquête FSE, 2006). Propedeusestudenten beoordelen dit item met een 3,8. Dit beeld wordt bevestigd in het panelgesprek met studenten. Zij hebben de informatie om hun studie goed in te delen en weten met de activiteiten van de studieloopbaanbegeleiding (facet 2.5 en 4.2) wat er van hen wordt verwacht en aan welke competenties zij zich moeten spiegelen. De samenhang in het programma is voor de studenten herkenbaar en wordt bij start van iedere LA toegelicht door de docenten. Ook de relatie tussen de theoretische onderdelen en de toepassingsgerichte onderdelen is voor studenten helder. Ook alumni spreken van een goed samenhangend programma. Uit gesprekken met docenten blijkt dat de invoering van Biloba wordt gebruikt als een kans tot vernieuwing. De docenten zijn goed op de hoogte van de inhoud en opzet van het gehele curriculum en hebben gericht overleg over de afstemming tussen de LA’s. Studenten melden dat zij goede en tijdige informatie krijgen over de mogelijkheden tot keuze van minoren (>40 Fontys minoren) en de wijze waarop zij deze keuze moeten verantwoorden door de relatie met de CE-competenties aan te geven. Voor het talenonderwijs wordt aansluiting gezocht bij de IBMS-opleiding. Het talenonderwijs wordt verzorgd door de docenten van de IBMS-opleiding. Hierdoor hoeft de CE-opleiding dit niet eigenstandig te ontwikkelen. Uit notulen van de Werkveldcommissie blijkt dat vertegenwoordigers uit het werkveld positief oordelen over samenhang tussen LA en KBS, de competenties per LA, de concentrische opbouw en het centraal stellen van de klassieke marketing benadering met een uitgroei/transfer naar Business to Business en diensten. Uit documentatie en gesprekken constateert het panel dat de opleiding een heldere samenhang kent voor zowel het oude als het nieuwe curriculum.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
25/61
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding streeft naar een goede studeerbaarheid van het programma en een zo efficiënt mogelijke leerroute van studenten. Hiervoor heeft de opleiding streefcijfers gedefinieerd met betrekking tot de rendementen voor de toetsen. De gemiddelde geplande studiebelasting per LA is vastgelegd in het OER. • FIHE onderscheidt de volgende factoren die de studeerbaarheid bepalen: het didactisch concept (zie 2.7), de studiebegeleiding (zie ook 4.2), de organisatie van het onderwijs en de communicatie en informatievoorziening. • De beschikbaarheid en bereikbaarheid van docenten wordt gezien als een belangrijke factor in het voorkomen van onnodige studievertraging bij studenten. Naast de ingeroosterde spreekuren en via e-mail, zijn docenten beschikbaar op hun werkplek voor het beantwoorden van vragen (zie ook 3.2). De opleiding voert een open-deurbeleid en kent een verplichte aanwezigheid voor docenten tussen 9 en 17 uur. Studenten zijn hier tevreden over en geven aan dat er voldoende mogelijkheden zijn om gericht contact te hebben met de docenten. • De studieloopbaanbegeleider bewaakt onder andere de studievoortgang van de studenten (zie facet 4.2) en bespreekt eventuele knelpunten met collega-docenten in het teamoverleg. • Met betrekking tot de organisatie van het onderwijs wordt bij de roostering ervan en van de toetsing rekening gehouden met studenten die studievertraging hebben opgelopen. De lesroosters en tentamenroosters worden zo vormgegeven dat studenten uit verschillende leerjaren zoveel mogelijk in staat worden gesteld om aan de lessen en tentamens (en hertentamens) deel te nemen. • Studenten besteden in het algemeen, naar eigen zeggen, 30-35 uur per week aan de studie. De studiebelasting vertoont verschillen over de perioden en studiejaren, maar wordt niet als te zwaar beleefd. Het lesrooster voorziet erin dat studenten in 36 van de 43 lesweken zeker 20 uur per week op de school aanwezig zijn voor onderwijsactiviteiten. Daarnaast zijn er de zelfstudie-uren die sterk kunnen verschillen per student. • De belangrijkste informatie over de onderwijseenheden/LA's wordt opgenomen in de course manuals, die via het intranet worden gepubliceerd. De opleiding heeft een studiegids (papier en digitaal) waarin alle informatie over studielast, toetsing, normering, jaarrooster, opleidingsprofielen, contactgegevens, huisregels et cetera is opgenomen. Via het intranet van FIHE heeft de student toegang tot studiematerialen, de OER, programma-, toets- en lesroosters, enz. Ook worden studenten via het message board van het intranet op de hoogte gehouden van belangrijke data, zoals inschrijftermijnen voor (her)tentamens. Uit gesprekken met het panel blijkt dat studenten voldoende mogelijkheden hebben om op de hoogte te blijven van noodzakelijke veranderingen in het lesrooster et cetera. • Studieresultaten worden via Progress meegedeeld aan studenten en twee maal per jaar schriftelijk uitgereikt per post. Voor de terugkoppeling van studieresultaten hanteert de opleiding een termijn van 10 werkdagen voor tentamens en 15 voor rapporten, scripties en dergelijke. • Studenten oordelen in verschillende enquêtes wisselend over factoren met betrekking tot de studeerbaarheid van het programma. Studenten geven aan dat ze de opleiding prima
26/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
binnen de gestelde tijd kunnen uitvoeren. Daarnaast zijn studenten tevreden over de bereikbaarheid van de docenten. Studenten blijken niet echt tevreden over de mogelijkheden om een individuele leerroute in te richten en over de tijdige bekendmaking van studieresultaten. Dit komt mede doordat in 2006 de keuzeminoren nog niet werden uitgevoerd ten tijde van de enquêteafname. De opleiding geeft aan dat de verdere implementatie van het onderwijs de mogelijkheden vergroot tot het volgen van individuele leerroutes. Daarnaast zal de opleidingsmanager vanaf januari 2007 de tijdige bekendmaking van cijfers beter bewaken. Voorts zal per 2007-2008 door de instituutsstaf de informatie met betrekking tot de inrichting van het studiejaar duidelijker en gerichter worden aangeboden. In het gesprek met het panel geven studenten aan dat verbeteringen in informatie en bekendmaking van studieresultaten zijn doorgevoerd. Uit documentatie en gesprekken constateert het panel dat de opleiding gerichte acties onderneemt teneinde het programma studeerbaar te houden en studenten een goede doorstroom te bieden door het programma. Derhalve komt het panel tot het oordeel goed.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding kent een Nederlandse en een buitenlandse instroom voor respectievelijk het Nederlands- en de Duitstalige programma. De meeste instromers (circa 2/3 deel hebben Duitsland als geboorteland. De opleiding werkt aan verbreding van de instroom en koerst daarbij in eerste instantie aan op instroom vanuit Europese oost-west-as (via uitwisselingsprogramma’s) en op langere termijn naar meer Europees brede en mogelijk meer mondiale instroom. Voorwaarde daarvoor is wel dat dan meer Engelstalig onderwijs wordt uitgevoerd. Het panel onderschrijft de koers die de opleiding volgt van een geleidelijk groei vanuit de bewezen kwaliteit en historische achtergronden van de opleiding. • Voor Duitse studenten zijn specifieke instroomprofielen gedefinieerd voor toelating in de Duitstalige propedeuse. Duitse studenten hebben een vrij traditionele vorm van onderwijs genoten. Eenderde van de Duitse instroom heeft twee tot drie jaar werkervaring door middel van een zogenoemde Ausbildung (duale beroepsvariant op mbo-niveau). Afstemming over instroomeisen vindt ook plaats met partnerhogescholen in Duitsland. Buitenlandse instromers met een ander instroomprofiel of beroepservaring kunnen op basis van elders verworven competenties (EVC's) vrijstellingen krijgen. De aanwezigheid van eventuele EVC's wordt in een intakegesprek vastgesteld, met behulp van assessoren.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
27/61
•
•
•
•
•
•
•
Duitse studenten kiezen voor de opleiding in Venlo vanwege de nabijheid in combinatie met toch een internationaal georiënteerde opleiding, de sterke toepassingsgerichtheid, de goede naam van de hogeschool en het feit dat er geen numerus clausus is zoals bij veel Duitse hogescholen. De opleiding hanteert voor Nederlandse instromers de wettelijke vooropleidingseisen voor toelating tot de propedeuse welke zijn vastgelegd in de OER. In het geval van personen van 21 jaar en ouder bepalen assessoren de mate van geschiktheid voor het volgen van onderwijs door een intakegesprek. De aansluiting van het programma op de toeleverende scholen wordt vanuit de coördinator marketing en werving van FIHE aangestuurd. Deze persoon onderhoudt structurele contacten waarin, naast voorlichting, de aansluiting op het onderwijs aan bod komt. Afspraken worden gemaakt over aansluiting van vakinhouden en werkvormen, doorlopende studiebegeleiding en mogelijke gastdocentschappen. FIHE neemt deel aan regionale bijeenkomsten voor decanen en organiseert informatiebijeenkomsten voor decanen. Vanuit de hogeschool worden contacten met toeleverende scholen onderhouden via het Fontys Aansluitings Centrum. Naast de voorlichting over de bachelor CE vanuit de FIHE beschikt de opleiding over specifiek voorlichtingsmateriaal (folders en via internet). Verder verzorgt de opleiding presentaties binnen Fontys, bij toeleverende scholen in het voortgezet onderwijs en op (internationale) beurzen voor studie- en beroepskeuze. Ter oriëntatie worden er jaarlijks meerdere havo-4-dagen georganiseerd en is het voor studenten mogelijk om deel te nemen aan meeloopdagen. De opleiding biedt vraaggericht onderwijs. Hierdoor speelt zij in op de diversiteit aan instroom. Per 2005-2006 geldt een intakeprocedure onder begeleiding van een studieloopbaanbegeleider waarmee de opleiding zicht krijgt op EVC's van studenten om zo passende leerroutes te kunnen bepalen. In eerste instantie vindt deze procedure plaats bij Nederlandse studenten van 21 jaar en ouder (en niet direct voldoen aan de vooropleidingseis) en voor buitenlandse (niet Duitstalige) studenten. Instromers uit verwante mbo-opleidingen kunnen vrijstellingen krijgen op basis van aantoonbare EVC's (bijv. middels diploma). Zij komen dan in aanmerking voor een verkorte leerroute van 3,5 jaar. Instromers die na hun (aansluitende) vooropleiding relevante werkervaring hebben opgedaan, kunnen ook in aanmerking komen voor vrijstellingen op basis van EVC's. Dit wordt via de examencommissie door de opleidingsmanager onderzocht op basis van bewijsstukken (portfolio) en een intakegesprek. Een individuele leerroute kan worden aangevraagd sinds september 2005. Hiervoor hanteert de opleiding een intake-procedure (FIHE-opleidingskader). In de jaarevaluatie van 2004 oordeelden toenmalige studenten negatief over de tijdige onderkenning van aansluitingsproblemen, de aansluiting van inhoud en werkvormen, het beeld dat studenten hadden over de opleiding en de beroepsmogelijkheden, en de begeleiding in het eerste jaar. Gelijk met de invoering van de onderwijsherstructurering (Biloba, 2005-2006) hebben studenten vanaf de start van de propedeuse een studieloopbaanbegeleider toegekend gekregen die de student introduceert, begeleidt en de studievoortgang bewaakt (vergelijk facet 4.2). Voortbouwend op de implementatie van competentiegestuurd en vraaggericht onderwijs is momenteel (2006-2007) het uitstippelen van een individuele leerroute beperkt mogelijk. In de jaarevaluatie van 2005
28/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
wordt een toenemende tevredenheid onder studenten gemeten. De opleiding geeft aan dat de intakeprocedure nog verder wordt ontwikkeld. Studenten zijn tevreden over de opleidingsspecifieke informatie die zij verkrijgen tijdens het gemeenschappelijk propedeusejaar. In een aantal LA’s (PLA 1, 2 en 10) wordt aandacht geschonken aan het keuzeproces van de student. Ook in de studiebegeleiding wordt hieraan aandacht gegeven opdat de student een bewuste keuze maakt voor een van de drie opleidingen. Uit gesprekken verneemt het panel dat de opleiding er goed in slaagt de verschillen in kennis en ervaring tussen de studenten gelijk te trekken. Nederlandse en Duitse studenten wennen door de programmatische opzet in het eerste studiejaar aan de manier en het niveau van studeren in Nederland en krijgen voldoende handvatten aangeleerd om met elkaars cultuur, onderwijsaanpak, werkervaring en talenkennis om te gaan. Studenten beamen dat zij in het tweede jaar voldoende in staat zijn tot samenwerking in gemengde projectgroepen.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De nominale duur van de voltijdopleiding is vier jaar. De verdeling van de studiepunten blijkt uit de OER en het FIHE Opleidingskader, deze is 240 European credits (EC), 60 EC per studiejaar.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is per 2005 competentiegestuurd ingericht. Uitgangspunt daarbij is dat de student wordt begeleid (zie 4.2) bij het bereiken van de drie achtereenvolgens geformuleerde competentieniveaus uit de opleidingscompetentiematrix. De opleiding biedt een standaard curriculum waarbij studenten keuzemogelijkheden hebben binnen de LA's. Uit gesprekken en documentatie constateert het panel dat het eerste studiejaar redelijk strak is georganiseerd en gericht op het aanleren van basiskennis. In de volgende jaren hebben studenten meer keuzemogelijkheden in projecten, workshops, stages, minoren en de afstudeerfase.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
29/61
• •
•
•
•
•
De opleiding werkt toe naar meer vraaggericht onderwijs, waarbij de student bij de intake via het aantonen van EVC’s verkorte leerroutes kan aanvragen. De opleidingsdidactiek is gestructureerd vanuit de leercyclus van Kolb en hanteert de vijf leerlijnen: praktijkleerlijn, theorieleerlijn, vaardigheidsleerlijn, integratieleerlijn en studieloopbaanmanagementleerlijn. Hierbij staat het verwerven van de competenties centraal (zie facet 2.2). De opleiding hanteert vanuit de leerlijnen een mix van werkvormen: hoor- en werkcolleges, excursies, practica, projectonderwijs, bedrijfsopdrachten, onderzoeksopdrachten, trainingen, stages en workshops, POPgesprekken en groepsintervisies. De opleiding legt accenten op vormen van samenwerkend en producerend leren, waarbij studenten teams vormen, en hierin worden begeleid door docenten en vertegenwoordigers uit het afnemend werkveld. De keuze voor werkvormen wordt vastgesteld in de gemeenschappelijke opleidingscommissie. Het panel constateert uit documentatie en gesprekken met docenten dat men weloverwogen keuzes voor het gebruik van de werkvormen op basis van de opleidingscompetenties. Kenmerkend voor het didactisch model zijn kennisverwerving, training van vaardigheden, praktijkervaringen en integratie in projecten. In de kennisleerlijn wordt de student met cursussen voorzien van de relevante domeinspecifieke kennis. In de course manuals is de verplichte literatuur opgenomen. In de vaardighedenleerlijn verwerft de student middels trainingen IM-competenties in brede zin. In de trainingen komt het toepassen van de opgedane kennis aan bod. Zowel mondelinge als schriftelijke vaardigheden helpen de gewenste kwalificaties opbouwen. In de integratieleerlijn passen studenten in de projecten beroepsvaardigheden toe en ontwikkelen ze deze verder. Projecten zijn samen met de kennislijn gekoppeld aan overkoepelende thema's waarvoor aangeleerde vaardigheden in een functionele beroepscontext worden toegepast. Studenten ontwikkelen ook algemene vaardigheden en attitude door in teams te werken en te presenteren. In de praktijkleerlijn past de student in excursies, practica, stages en afstuderen de verworven kennis en vaardigheden integraal toe (zie ook integratieleerlijn). Tijdens stage en afstuderen doen studenten tevens nieuwe kennis op, worden sociaal communicatieve vaardigheden verder uitgebouwd en ontwikkelen studenten een gewenste beroepshouding. In de studieloopbaanmanagement leerlijn wordt de student begeleid bij zijn zelfmanagement, het leren sturen van de persoonlijke en professionele ontwikkeling. Uit de verschillende enquête-uitkomsten blijkt dat afstemming tussen de gekozen vormen en inhoud volgens de studenten (en docenten) voldoende tot goed is, het didactisch concept voldoende in lijn is met de doelstellingen en dat de werkvormen aansluiten bij het didactisch concept. In de gesprekken met het panel en vanuit de bestudeerde documentatie is dit beeld bevestigd. Ten einde de docenten te sterken in hun nieuwe rollen binnen het competentiegerichte en meer onafhankelijke leren (zie facet 3.3) is in september 2006 didactische scholing gestart. Uit documentatie en gesprekken blijkt dat ook in de groepssamenstellingen voor projecten en opdrachten bewuste keuzen worden gemaakt ten einde iedere student te laten wisselen in de rollen en taken binnen projectgroepen. Op die wijze krijgen studenten de kansen om de gewenste competenties te behalen.
30/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
Uit gesprekken en documentatie constateert het panel dat het didactische concept in lijn is met de doelstellingen van de opleiding en dat men daarbij passende werkvormen hanteert.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het toetsbeleid voor de opleiding is uitgeschreven in Toetsbeleid FIHE voor de cohorten 2003 en 2004 en in het FIHE Opleidingskader voor de cohorten vanaf 2005. Voor de uitvoering van een adequaat toetsbeleid staat centraal dat via toetsing en beoordeling aangetoond wordt dat de door studenten verworven competenties daadwerkelijk overeenstemmen met de eindkwalificaties. Uit bestudering van het toetsmateriaal, de course manuals, de portfolio’s en documenten rond studiebegeleiding constateert het panel dat een continue spiegeling aan de te bereiken competenties een centrale functie heeft in de toetsing en in de begeleiding van studenten (vergelijk facet 2.2 en 4.2). • De opleiding hanteert een mix van toetsinstrumenten om zicht te krijgen op de vorderingen van de student en waarmee de student bewijs kan verzamelen (portfolio) om aan te tonen dat de competenties zijn behaald. De variatie aan toetsinstrumenten sluit aan bij de variatie aan werkvormen. De opleiding hanteert transparante procedures die de validiteit en betrouwbaarheid waarborgen en hanteert helder geformuleerde beoordelingscriteria. Via het OER, de course manuals, de toetsplannen, het stagereglement en het afstudeerreglement worden studenten geïnformeerd over de wijze van toetsen en de weging van de toetscriteria. De criteria zijn afgeleid van leerdoelen/prestatie-indicatoren die weer zijn afgeleid van de eindkwalificaties. • Uit bestudering van de documentatie rond toetsing blijkt dat toetsing en beoordeling integrale onderdelen zijn van het curriculum. Er is bijvoorbeeld aandacht voor self- en peerassessment in zogenaamde self-assessmentweken. Daarnaast zijn er programmagebonden en programma-onafhankelijke summatieve toetsmomenten. Beoordelingscriteria worden voorafgaand aan een toets aan studenten bekend gemaakt. De opleiding stuurt aan op een variëteit aan toetsvormen. In dit kader wordt er vanaf het najaar 2006 een 'toetsbank' opgericht met het doel digitale toetsvormen te ontwikkelen. • Toetsvormen die de opleiding (voor alle cohorten) hanteert zijn: projectresultaten, vaardigheidstoetsen, cognitieve kennistoetsen, onderzoeksverslagen van projectopdrachten en stage/afstuderen, schriftelijke verslaggeving (Toetsplan IM 2004 en FIHE Opleidingskader). De toetsvormen zijn gerelateerd aan de gehanteerde werkvormen.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
31/61
•
•
•
•
De verantwoordelijkheid van de toetsing wordt aangestuurd en kwalitatief geborgd door de examencommissie. Zij is en blijft verantwoordelijk voor de vaststelling van het toetsbeleid en de controle op de uitvoering. Vanaf cohort 2005 zijn alle beleidsvoorbereidende en uitvoerende werkzaamheden overgedragen aan het FIHE Assessment Centre (FIHE Opleidingskader). Het Assessment Centre (AC) heeft de volgende taken: - het ontwikkelen van eisen voor de bewijslast in het portfolio assessment; - het bewaken van de validiteit en betrouwbaarheid van alle summatieve en diagnostische toetsen; - de uitvoering, evaluatie en bijstelling van de assessments; - de sanctionering van behaalde studiepunten. Voor de cohorten 2003 en 2004 is er een toetscommissie (Toetsplan IM 2004) met de volgende taken: - ontwikkelen van de toetsorganisatie; - kwaliteitsborging door monitoring van alle toetsen; - inhoudelijke aansturing van de operationele toetsorganisatie en registratie; - beoordelen van het afstuderen; - beoordelen van de stage. De toetsing vindt voor de cohorten 2003 en 2004 voornamelijk plaats in de tentamenperioden ter afsluiting van de onderwijseenheden. De vakdocenten bespreken de toetsing, bereiden de tentamens voor (vorm, inhoud en omvang) en evalueren de beoordelingen. De cohorten vanaf 2005 kennen twee tentamenperiodes. Het eerste leerjaar is opgedeeld in 16 leerarrangementen (LA). Als vast stramien geldt dat de student per LA en per leerjaar in de gelegenheid wordt gesteld aan een toets deel te nemen. Naast deze summatieve toetsing kent de opleiding ook formatieve toetsing halverwege een semester in de vorm van self- en peerassessment-opdrachten. De studenten hebben een week de tijd om voor ieder LA een opdracht/toets uit te werken, de resultaten te controleren en onderling terug te koppelen en hierop te reflecteren in een Current Situation Analysis (CSA). Deze CSA bevat een reflectie op de eerste helft van het semester en een sterkte-zwakte analyse. De student geeft aan aan welke competenties nog gewerkt moet worden en stelt hiervoor een studieplan op. De CSA wordt voorgelegd aan de studieloopbaanbegeleider. Na de assessmentweek volgt een zelfstudieweek waarin studenten aan eventuele achterstanden kunnen werken om zonder achterstand aan het volgende semester te beginnen. Studenten oordelen positief over de toetsing met daarbinnen de self- en peerassesments. Studenten leren zichzelf en elkaar te toetsen en zij krijgen gevoel voor welk niveau is bereikt of nog moet worden bereikt. Uit gesprekken met docenten en studenten constateert het panel dat bij de groepsbeoordelingen/peerassessments in het eerste jaar wordt gewerkt met een anonieme beoordeling. Dit vanwege de grote verschillen in achtergronden van de studenten (leeftijds- en ervaring). In de latere jaren is de beoordeling niet meer anoniem en leren studenten te komen tot een gezamenlijke beoordeling, conform werkwijzen in het bedrijfsleven, bijvoorbeeld in het project minionderneming.
32/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
•
•
•
•
Voor cohort 2005 is voor de propedeuse een start gemaakt met het scheiden van de beoordeling en de begeleiding. Beoordeling vindt plaats door het daartoe opgerichte AC met getrainde assessoren. De toekenning van credits vindt zo onafhankelijk plaats van de begeleiding van docenten. Het AC monitort vorm en inhoud van de toetsen en evalueert de resultaten. In juli 2006 heeft de eerste evaluatie plaatsgevonden (Evaluatie Assessment 2006). Op basis van de uitkomsten alsmede de jaarevaluatie onder studenten gaat de opleiding de procedures rondom assessments opnemen in de studiegids van 2007-2008. Via inzage bij de docent heeft de student de mogelijkheid om feedback te krijgen op de gemaakte toets. Het inzagerecht bij schriftelijke toetsing is vastgelegd in de OER. Bij de toetsing van projecten, stages en afstudeeropdrachten vindt schriftelijke of mondelinge terugkoppeling plaats. Bij presentaties spelen studenten een rol bij het geven van feedback en blijft de docent verantwoordelijk voor het vaststellen van het eindoordeel. In het kader van de selectiefunctie van de propedeuse verstrekt de opleiding aan het einde van het eerste studiejaar na inschrijving een negatief bindend studieadvies (afwijzend studieadvies) aan de studenten die minder dan 30 EC hebben gehaald. Het panel vindt deze drempel niet zeer ambitieus. Studenten dienen verder binnen twee jaar hun propedeuse te behalen (OER). De studieloopbaanbegeleider is het aanspreekpunt voor studenten in geval van studieachterstand. Aan het einde van de propedeuse wordt bij studenten met tegenvallende studieresultaten een specifiek hoofdfasebekwaam assessment afgenomen bestaande uit een portfolio (summatieve toets) en een performance assessment specifiek voor de niet behaalde competenties. Aan de hand van casuïstiek wordt de student bevraagd door twee assessoren aan de hand van een vaste vragenlijst per competentie. Dit assessment is een keer uitgevoerd ten tijde van de visitatie en wordt na evaluatie aangepast. Voor 2008 wordt een tweede centrale performance assessment ontwikkeld dat inzicht zal geven in de afstudeerbekwaamheid van de studenten. Deze zal eind van semester 5 worden afgenomen als entreetoets voor het afstuderen. Bij de beoordeling van stage en afstuderen participeren werkveldvertegenwoordigers en is er toezicht van gecommitteerden op het niveau en het werkelijk behalen van onderwijsdoelen. Uit verschillende documenten en evaluaties blijkt dat studenten, docenten en bedrijfsbegeleiders positief oordelen over de toetsing en beoordeling van studenten en specifiek over de beoordeling van het afstuderen: verloop van afstudeerzitting, totstandkoming van oordelen en mate van verschil in beoordeling tussen docent en bedrijfsbegeleider. Het panel bevestigd dit oordeel vanuit de informatie uit documentatie en gesprekken.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
33/61
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het Fontys personeelsbeleid 2005-2010 is gestoeld op competentiemanagement en richt zich op: 'talentontwikkeling', 'flexibiliteit en productiviteit' en 'instroom'. Speerpunten zijn het talentontwikkelingsprogramma (TOP) en de mogelijkheid voor medewerkers te participeren in kenniskringen in een gedeeltelijke onderzoeks- en onderwijsfunctie. Bedrijfsstages via kenniskringen bieden medewerkers de gelegenheid kennis van het beroep/beroepenveld te actualiseren. • Het personeelsbeleid van FIHE voorziet in onder andere een personeelsplan, functionering- en beoordelingsgesprekken, competentiemanagement en deskundigheidsbevordering (vergelijk facet 3.3). Uitgangspunten zijn vastgelegd in het Personeelsbeleidsplan 2005. Uitvoering geschiedt deels op FIHE en deels op opleidingsniveau. • Het beleid is gericht op de aanname van docenten die professional zijn in hun vakgebied en/of die al een carrière in een bedrijf (met internationale contacten) hebben ingevuld. Daarnaast dienen docenten didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten te bezitten op tenminste hbo-niveau en praktijkgericht te zijn. • De opleiding streeft naar nauwe structurele contacten tussen de docenten en de beroepspraktijk en wetenschappelijke ontwikkelingen. Deze verbindingen komen tot stand via: - de contacten van docenten via stage- en afstudeerbegeleiding; - participatie in de kenniskring Syntens. Syntens is een innovatienetwerk voor ondernemers in het MKB (N-Limburg); - het nieuwe FIHE lectoraat en kenniskring 'Innovatiemanagement in internationaal economisch perspectief'; - inzet van docenten voor FIHE-EDP: dienstverlenende activiteiten in samenwerking met ondernemingen en universiteiten; - deelname aan FIHE-brede studiedagen over praktijkgerichte thema's gegeven door sprekers uit het beroeps- of wetenschapsveld; - contacten met gastdocenten/-sprekers; - specifieke Partnership days: bijeenkomsten en samenwerking met alumni, bedrijven en gastdocenten. - begeleiding van LA 'mini-onderneming': hiervoor hebben docenten contact met externe accountants en bedrijfsmentoren; - training- en seminar bezoek op het gebied van economie, coaching, assessment en talen.
34/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
•
Docenten bundelen uit deze contacten signalen over ontwikkelingen in het werkveld en relevante wetenschappelijke ontwikkelingen en bespreken de rol die deze kunnen spelen voor het CE-onderwijs. Waar nodig vinden doorvertalingen plaats naar het onderwijs op verschillende niveaus: casuïstiek, theorie, vaardigheden, module- en toetsontwerp etc. De opleiding evalueert zelf of docenten de verbinding leggen tussen het onderwijs en de beroepspraktijk. Daartoe gebruikt men gegevens van: portfolio-analyse personeel, functioneringsgesprekken, de studentenenquête, de jaarevaluatie FIHE en de Fontys Personeelsenquête. In 2006 bleek dat 75% van de docenten ten minste twee jaar relevante werkervaring in het beroepenveld heeft, structurele contacten onderhoudt en dat studenten positief oordelen over de mate waarin docenten kennis en ervaring hebben van de beroepspraktijk. De opleiding wenst nog meer betrokkenheid van het OP bij Education&Development Partnership's (nu 15%). Drie docenten participeren bij de recent gestarte kenniskring ‘Innovatiemanagement’. Een docent is bezig met een promotie waarbij toegepast onderzoek wordt uitgevoerd binnen het domein marktonderzoek. Het panel is van mening dat de opleiding goed oog houdt op de ontwikkelingen in de beroepspraktijk en zich daarin actief opstelt met een brede range aan activiteiten. Uit bestudering van de CV's (Portfolio personeel) van docenten blijkt dat binnen het docententeam ruime ervaring met de beroepspraktijk voorhanden is. Uit reacties van studenten blijkt dat docenten goed in staat zijn om een verbinding te leggen met de actuele beroepspraktijk. Studenten oordelen positief over de kennis en ervaring van docenten van de beroepspraktijk, de inbreng hiervan in projectopdrachten en studiemateriaal en de mate waarin nieuwe ontwikkelingen aan bod komen.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • FIHE hanteert streefcijfers voor ziekteverzuim (max. 5%), voor deskundigheidsbevordering (6% aanstellingstijd) en een student-docentratio van 22:1. De studentratio is gunstiger dan voor andere Fontys-opleidingen (24:1), vanwege de complexiteit van het meertalig aanbieden van het onderwijs. • Het Personeelsplan 2006 geeft inzicht in het personeelsbestand van FIHE. De meeste docenten worden ook ingezet bij de opleiding CE. In het team CE werken 18 docenten met een gezamenlijke aanstellingsomvang van 15,8 fte’s. Vanwege de sterke groei van de opleiding is in 2006 het team uitgebreid met drie docenten. • FIHE hanteert een taakplanningsmodel met standaard urentoekenning voor onderwijsuitvoering, onderwijsontwikkeling, vergaderingen, ontwikkeling van (vak)kennis en coördinerende taken. Uit evaluatie is gebleken dat de urenvergoeding voor de primaire onderwijsuitvoering te laag was, deze is bijgesteld in 2006-2007.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
35/61
•
•
•
Het ziekteverzuim bedroeg in het najaar van 2006 5,1%. Hiermee wordt de streefwaarde van de FIHE net overschreden. FIHE werkt aan verdere terugdringing middels een pilot ziekteverzuim. Het bijstellen van de urentoekenning voor de onderwijsuitvoering en de aanstelling van een aantal nieuwe docenten heeft bijgedragen aan een verlichting van de ervaren werkdruk. Docenten vinden deze in 2007 acceptabel. Studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid van de docenten. Het panel is van mening dat er voldoende en voldoende brede expertise wordt ingezet voor de verzorging van het onderwijs en uitvoering van bijbehorende taken. Het panel constateert dat er voldoende menskracht, tijd en middelen beschikbaar zijn voor de onderwijsuitvoering. In de gevoerde gesprekken zijn geen klachten geuit over de inzet van en aantallen docenten. Derhalve komt het panel tot het oordeel goed.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Competentiemanagement is de carrier van het personeelsbeleid van FIHE. In 2003 is de opleiding begonnen met competentiemanagement in de vorm van COP-gesprekken (CompetentieOntwikkelings Plan) en zijn ontwikkelafspraken vastgelegd in individuele verslagen van medewerkers (POP). Afhankelijk van de rol van de desbetreffende medewerker, kozen docenten uit de drie docentprofielen: docent/uitvoerder, docent/ontwikkelaar en docent/teamleider. Met ingang van 2006 heeft de opleiding een start gemaakt naar de door Biloba aangereikte docentrollen: vakinhoudelijk expert, assessor, studieloopbaanbegeleider en consultant. Naast het POP wordt er gewerkt met jaarlijkse contracteringsgesprekken (per 2006) en beoordelingsgesprekken (per 2007). De gesprekken worden door de opleidingsmanagers met hun teamleden gevoerd. • FIHE streeft naar medewerkers die de diverse docentrollen kunnen vervullen, bij voorkeur een wetenschappelijke achtergrond hebben of deze ontwikkelen middels een promotie, bij voorkeur meertalig zijn en verschillende culturele achtergronden hebben en gezamenlijk de benodigde competenties en disciplines kunnen dekken. • In 2006 is een analyse van de medewerkersportfolio’s uitgevoerd waaruit bleek dat de kracht van het docententeam gelegen is in de brede inzetbaarheid van de medewerkers. Alle relevante kennisgebieden zijn afgedekt door het opleidingsteam. Het aannamebeleid is hier ook op gericht. • Het opleidingsteam kent 18 medewerkers (1 gepromoveerd, 13 master/drs., 3 bachelor/master in opleiding en 1 anders). Hiervan vervullen zeven de rol van vakinhoudelijk expert, zeven zijn studieloopbaanbegeleider, vier assessor en een consultant. Zeven van de achttien hebben beroepsrelevante publicaties op hun naam staan. Alle docenten vervullen een rol van vakinhoudelijk expert op een van de expertise-
36/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
•
•
gebieden: vijf Business-to-Customer, drie Business-to-Business, twee Marktonderzoek/statistiek, twee Algemene Economie, vier Management skills en communicatie, een Business English en een docent ICT. Uit analyse van de portfolio’s constateert het panel dat alle nodige kwaliteiten (inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch) binnen het team aanwezig zijn. Voor deskundigheidsbevordering hebben medewerkers 6% van de aanstellingstijd beschikbaar (100 uur bij fulltime aanstelling). Met betrekking tot het waarborgen van de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische deskundigheid biedt de opleiding een aantal instrumenten, zoals: - studieloopbaanbegeleiding/intervisie (7 docenten, 2x per jaar studiedag voor deze docentrol), tevens wekelijkse bijeenkomsten van begeleiders; - individuele scholing aan assessoren voor het AC (3 docenten, 2x dag per jaar); - studiedag duurzaam ondernemen (alle medewerkers); - individuele scholing op basis van contracteringsgesprekken; - bevoegdheidsscholing ten behoeve van didactische vaardigheden in 2006-2007 (5 medewerkers); - veel intercollegiale coaching betreffende marketingaspecten voor niet-marketingdocenten. De opleiding geeft aan dat wanneer er vacatures ingevuld dienen te worden de vakinhoudelijk expertise, vakdidactische bekwaamheden en ervaring in de beroepspraktijk de belangrijkste factoren zijn. Bij jongere kandidaten zijn doorslaggevende kwaliteiten een voltooide (economische) universitaire opleiding, waaruit tevens het overdragen van kennis in de Engelse taal tot de mogelijkheden behoort. Bij een oudere kandidaat telt naast de universitaire opleiding ook de relevante (internationale) beroepservaring mee. Leservaring is een pré. Studenten oordelen in enquêtes positief over de deskundigheid van docenten in hun vakgebied. Docenten weten bijvoorbeeld te boeien voor een vak, stimuleren een kritische instelling en bieden een goede begeleiding en ondersteuning. Iets minder tevreden zijn studenten over de wijze waarop docenten begeleiden naar onafhankelijk leren. Hierom is per september 2006 een didactische scholing onder de studieloopbaanbegeleiders met het oog op competentiegericht opleiding en daarmee onafhankelijk leren. Voorts geeft de opleiding aan dat de contracteringgesprekken (najaar 2006) ten grondslag liggen aan het bijstellen van het personeelsbeleidsplan en het scholingsplan. Docenten zijn tevreden over het verloop van personeelsgesprekken en stellen in het gesprek met het panel dat er ruimte genoeg is voor deskundigheidsbevordering. Het panel is van mening dat er gericht beleid is voor deskundigheidsbevordering en het op peil houden van de benodigde kwalificaties onder het personeel. Derhalve komt zij tot het oordeel goed.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
37/61
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het jaar 2004 is het project Aanpassing Huisvesting Venlo gestart om in te spelen op de verschuivingen in de onderwijsvisie naar competentiegestuurd en vraaggericht opleiden. Gekozen is voor een nieuwe leer- en werkomgeving binnen de bestaande gebouwen. De feitelijke uitvoering van dit project (bouwkundige aanpassingen) is gestart in 2005 en ten tijde van de visitatie waren werkzaamheden nog gaande. • Met betrekking tot de voorzieningen hanteert het instituut de volgende uitgangspunten: de voorzieningen en werkplekken faciliteren de onderwijsvisie, het onderwijsbeleid en het daaruit voortvloeiende onderwijsprogramma; ze zijn in overeenstemming met relevante maatschappelijke ontwikkelingen (individuele ontwikkeling, veranderende sociale contacten, flexibilisering en informatisering); de leer- en werkplekken moeten adequaat en functioneel zijn ingericht; en materiële voorzieningen verlenen toegang tot relevante en actuele nationale en internationale informatiebronnen. Deze uitgangspunten passen bij de Bilobaplannen tot verdere integratie van ICT in het nieuwe flexibele onderwijsprogramma. FIHE wil dat N@tschool de leerprocessen ondersteunt zodat het leren van studenten in toenemende tijd- en plaatsonafhankelijk wordt. • Studenten maken gebruik van de FIHE mediatheek en studielandschap. In het studielandschap bevindt zich een leeromgeving waar informatiebronnen, apparatuur en hulpmiddelen aanwezig zijn. In het studielandschap kunnen studenten tevens gebruik maken van ICT-werkplekken en ander ondersteunende apparatuur. Verder wordt apparatuur te leen aangeboden, zoals digitale camera’s of beamers. • Binnen het gebouw heeft FIHE een eigen vleugel. Hier bevinden zich de werkplekken van de opleidingsteams, het secretariaat, het bedrijfsbureau, het management en projecten overlegruimten. Een belangrijke voorziening vormt het FIHE-intranet waarlangs verschillende faciliteiten worden aangeboden: standaardapplicaties (Office, Word), opleidingsspecifieke pakketten (Exact, MS Project, SAP), intranet met snelle informatievoorziening aan studenten en docenten (Sitebouwer) en N@tschool. • In het gebouw zijn er voor CE specifiek drie collegezalen voor instructies aan grotere groepen (max. 100 studenten), vijf goed geoutilleerde klaslokalen, twee ICT instructielokalen, een instructieruimte met beamer en tien tijdelijke units die gebruikt worden als les- of projectlokalen waar studenten in kleinere groepen of individueel kunnen werken. • Uit enquêtes blijkt dat studenten in het algemeen tevreden zijn over de gebouwen en de computerfaciliteiten. Ten aanzien van N@tschool is er enige kritiek over het gebruik ervan. Daartoe worden de toepassingsmogelijkheden onderzocht. De eerste uitkomsten
38/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
hiervan worden in het voorjaar 2007 geïmplementeerd. Het panel constateert na een demonstratie dat N@tschool voldoende mogelijkheden biedt en wordt gebruikt voor portfolio en het leerarrangement B2B marketing. Ten tijde van de visitatie was de aanpassing huisvesting nog niet geheel afgerond. Mede op basis hiervan komt het panel tot het oordeel voldoende. De mediatheek werd nog verbouwd, waardoor de toegankelijkheid tot de collectie niet optimaal was. De mediatheek bevat een basiscollectie passend bij de deelgebieden van de opleiding CE. Het panel is van mening dat ten aanzien van het gebied Rechten de collectie kan worden versterkt met boeken van meer recente datum.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. •
•
•
Met betrekking tot studiebegeleiding wordt een onderscheid gemaakt in drie vormen: inhoudelijke begeleiding, procesbegeleiding en studieloopbaanbegeleiding. Inhoudelijke begeleiding vindt plaats door vakinhoudelijk expert en is gericht op het verwerven van de vakinhoudelijke kennis en vaardigheden. Zijn/haar belangrijkste taak is de student begeleiden naar het zelfstandig verwerven van de kennis en vaardigheden. Procesbegeleiding richt zich op organiseren, samenwerken in een team en communiceren met de omgeving en wordt verzorgd door vakexpert/studieloopbaanbegeleider. Tijdens het proces van studieloopbaanbegeleiding werken studenten en opleiders aan: reflecteren, bijsturen en zelf beoordelen; leren leren; voorkómen, tijdig signaleren en oplossen van knelpunten in de studie. De mate van zelfstandigheid hierin neemt toe naarmate het studieprogramma vordert. De aard van de studiebegeleiding is afhankelijk van de fase van de opleiding waar de student inzit: propedeuse, leerling-econoom, startend econoom. Hierbij ondervindt de student in het eerste jaar een intensievere begeleiding dan in de latere jaren. Naarmate de student meer vorderingen maakt op het gebied van studievoortgang en zelfreflectie, verandert de aard van de studiebegeleiding en komt het initiatief meer bij de student te liggen. Voor docenten en studenten is het onderscheid en de verbinding tussen de verschillende soorten begeleiding helder en werkbaar. Tijdens de verschillende onderwijsactiviteiten functioneren docenten in één of meerdere rollen (inhoudsdeskundige, procesbegeleider of studieloopbaanbegeleider). Tijdens de contactmomenten met de student in lessen en practica, en ook daarbuiten, treedt de docent op als inhoudsdeskundige. Tijdens projecten bieden docenten zowel inhoudelijke als procesmatige begeleiding. Hetzelfde vindt plaats in de stage (Stagereglement). Naast feedback op inhoudelijke inbreng van de student, wordt bij de stage gebruik gemaakt van een projectplan of een plan van aanpak.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
39/61
•
•
•
•
•
•
Bij het afstuderen vindt de begeleiding voornamelijk in het werkveld plaats. Hierbij zijn evenals bij de stage twee fasen in de begeleiding te onderscheiden: begeleiding bij de voorbereiding (Afstudeerreglement) en begeleiding bij de uitvoering. In de uitvoering heeft de student te maken met een procesbegeleider ofwel de afstudeerbegeleider (docent) en de bedrijfsbegeleider uit het veld voor de inhoudelijke begeleiding. De studieloopbaanbegeleiding is voor de huidige cohorten verschillend. Voor de cohorten 2003 en 2004 wordt gewerkt met een systeem van mentoren. Een mentor helpt de student indien hij problemen ondervindt die de studievoortgang in de weg staan. In het kader van Biloba wordt de begeleiding uitgebreid naar een systeem van studieloopbaanbegeleiding. Hiermee wordt ingespeeld op het competentiegeoriënteerd leren waarbij de student met meer keuzemogelijkheden te maken heeft met eventuele individuele leertrajecten als gevolg. Voor de cohorten vanaf 2005 is studieloopbaanbegeleiding als volgt vormgegeven (FIHE Opleidingskader): - iedere student krijgt in het eerste jaar een docent als SLB-er toegewezen; - de begeleiding is afgestemd op de fase van de studie waarin de student zich bevindt. Dit betekent een meer intensieve begeleiding in de propedeuse en een begeleiding naar zelfstandigheid van de student naarmate de studie vordert. Studenten oordelen in de FSE 2006 positief over de inhoudelijke begeleiding van docenten en de stage en afstudeerbegeleiding, maar zijn minder positief over de begeleiding naar onafhankelijk leren, de wijze waarop een kritische opstelling wordt gestimuleerd en de begeleiding van buitenlandse stages. Over de nieuwe vorm van begeleiding zijn studenten in algemene zin tevreden (4,0), zeker ten opzichte van de oude vorm, het mentoraat (2,9). De opleiding geeft aan dat per september 2007 door de stagecoördinatoren nieuwe richtlijnen met betrekking tot stages in het buitenland worden opgesteld. Het uitgebreide systeem van digitale informatievoorziening via websites zorgt ervoor dat studenten thuis, op school of op hun stageplaats toegang hebben tot alle informatie die ze voor hun studie nodig hebben. Zo worden studieresultaten geregistreerd in het studieresultatenregistratiesysteem Progress dat toegankelijk is via internet en is per september 2005 het (digitaal) portfolio binnen de digitale leeromgeving N@tschool toegankelijk voor studenten en begeleiders. Via internet en intranet zijn studiegids, OER, stage- en afstudeerreglementen, roosters en informatie vanuit Medezeggenschapraad en de examencommissie op afstand 24 uur per dag en zeven dagen in de week toegankelijk. Uit diverse evaluaties onder studenten blijkt dat zij in het algemeen tevreden zijn over de informatievoorziening en communicatie vanuit de opleiding. Over twee aspecten zijn zij minder tevreden, de tijdigheid waarmee resultaten bekend worden gemaakt en de gebruikersvriendelijkheid van N@tschool (propedeusestudenten). De opleiding is hiervoor per najaar 2006 een strakkere planning van data met betrekking tot onderwijsactiviteiten aangegaan en SLB-ers krijgen vanaf 2007-2008 een duidelijke handleiding en training voor het omgaan met N@tschool. De nieuwe propedeuseklassen krijgen hierin een introductie. Het panel is van mening dat hiermee de kritiekpunten goed worden aangepakt.
40/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
Het panel heeft een demonstratie gekregen van N@tschool en met name de wijze waarop studenten daarmee hun portfolio opbouwen. Het panel is van mening dat N@tschool zeer uitgebreide mogelijkheden kent, welke door de opleiding in toenemende mate worden ingezet. De opleiding zit met het N@tschoolsysteem in een duidelijke groeifase. Studenten, die het panel sprak, zijn tevreden over de tijdigheid van de informatievoorziening en in toenemende mate over de toegankelijkheid/bruikbaarheid van de informatiesystemen. Het panel constateert dat de mogelijkheden voor digitale portfolio zeer uitgebreid worden ingezet. Studenten maken ieder semester een current-analysis met verslagen en activiteitenplannen, welke systematisch worden gerelateerd aan de te behalen competenties. Docenten hebben uitgebreide mogelijkheden tot het leveren van gericht commentaar. Het panel constateert uit gesprekken en documentatie dat er geen problemen zijn omtrent studiebegeleiding en informatievoorziening. De opleiding investeert in deze processen en studenten zijn tevreden. Derhalve komt het panel tot het oordeel goed.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij de uitvoering van de interne kwaliteitszorg volgt de opleiding de Plan-Do-Check-Actcyclus conform het Fontyskwaliteitsbeleid. De uitvoering is beschreven in het Kwaliteitshandboek FIHE (december 2006). • Afspraken en verantwoordelijkheden worden door de instituutsdirecteur jaarlijks vastgelegd met de Raad van Bestuur in het managementcontract (macon). In viermaandelijkse managementrapportages (marap) legt het instituut verantwoording af over de gemaakte afspraken. In het macon worden de nagestreefde doelen exact benoemd met streefpercentages, termijnen en resultaten. Met de marap's borgt het instituut de voortdurende monitoring van onder andere het aandachtsgebied kwaliteit. • De beoordeling van de kwaliteit van de facetten vindt plaats via verschillende onderzoeksinstrumenten. Extern: HBO-Monitor, Keuzegids, Elseviergids. Omdat voor veel landelijke en hogeschoolonderzoeken alleen Nederlandse studenten worden benaderd, geven de resultaten niet altijd een betrouwbaar beeld. Intern worden een aantal kwaliteitsonderzoeken op hogeschoolniveau afgenomen: de Interne Audit, de Fontys Studentenenquête en de Fontys Personeelsenquête. Onderzoeken op opleidingsniveau (onderwijsevaluaties, evaluatie voorzieningen en informatievoorziening) worden ook in het Duits en Engels uitgevoerd, opdat de gehele studentenpopulatie wordt betrokken in het onderzoek. In een onderzoekskalender wordt de planningen van diverse tevredenheidsonderzoeken per jaar weergegeven. Klankbordgesprekken met studenten
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
41/61
•
•
•
en onderwijsevaluaties kennen een jarenlange traditie en regelmaat. Jaarevaluaties zijn per 2004-2005 ingevoerd. Specifieke vernieuwingen worden in een kortere kwaliteitscyclus gemonitord. De opleiding gebruikt valide meetinstrumenten en methodologisch correcte verwerkingsen analysemethoden, evenals ijkpunten en streefdoelen. Daarbij geldt de score 3,5 (gemiddelde waardering van vraag op 5-puntsschaal) of 6,5 (gemiddelde waardering van vraag op 10-puntsschaal) als streefscore. De opleiding geeft aan dat zij (naar aanleiding van de interne evaluatie) het kwaliteitszorgsysteem verder gaat ontwikkelen door de tevredenheidsonderzoeken aan te passen aan de onderwijsvernieuwing. Tijdens het collegejaar 2006-2007 zal de kwaliteitszorgcoördinator in samenspraak met de afdeling Onderwijs van het facilitair Bedrijf en in overleg met de opleidingsmanagers enkele onderzoeken bijstellen. Uit de documentatie is het panel gebleken dat de opleiding zeer systematisch en frequent evaluatieonderzoeken uitvoert op meerdere organisatieniveaus aan de hand van toetsbare streefdoelen. Verantwoordelijken, frequenties en streefdoelen zijn helder vastgelegd. De respons bij onderwijsevaluaties is vaak hoog >70% en omvat de totale studenten- en docentenpopulatie. Derhalve komt het panel tot het oordeel goed.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De managers van de opleidingsteams, het team EDP en het bedrijfsbureau stellen in samenspraak met hun teams verbeterbeleid op naar aanleiding van de resultaten van onderzoeken. Verbeterpunten worden SMART geformuleerd. Het verbeterbeleid wordt twee keer per jaar besproken tijdens het FIHE Kwaliteitsoverleg met directie, opleidingsmanagers, manager EDP, hoofd bedrijfsbureau en kwaliteitszorgcoördinator. De besluiten ten aanzien van de verbeteracties worden vastgelegd in een integraal verbeterplan (Integraal Verbeterplan IM). De opleidingsmanager koppelt het FIHE Kwaliteitsoverleg terug naar het team. • Twee maal per jaar gaat de directeur na of de verbeterdoelen ook worden gerealiseerd. De effectiviteit van de maatregelen wordt in de eerstvolgende evaluatie gemeten of zoveel eerder als de onderzoekskalender daarin voorziet. De directeur monitort de voortgang van het verbeterplan. Zo nodig volgen bijstellingen. • Terugkoppeling van verbeteracties mondeling of schriftelijk verloopt afhankelijk van de situatie via opleidingsmanager of de directeur. Sinds februari 2005 maakt de FIHE gebruik van een nieuwe site Quality Corner.
42/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
Het doel van deze site is studenten, medewerkers en alumni te informeren over: - op handen zijnde onderzoeken en vormen van overleg; - de resultaten van de betreffende onderzoeken/overleg; - de voorgenomen verbeteracties en de voortgang ten aanzien van de verbeteracties. Op de site kunnen studenten en docenten via een digitaal responsformulier klachten, opmerkingen en suggesties ter verbetering kenbaar maken aan de opleiding. De kwaliteitszorgcoördinator beheert deze digitale postbus en zorgt voor de verspreiding van de inkomende berichten naar de verantwoordelijke personen. De student/docent ontvangt binnen tien werkdagen een reactie van de verantwoordelijke functionaris, waarin wordt opgenomen wat er met de opmerking is gedaan. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport verbeteracties van de afgelopen jaren weergegeven die naar aanleiding van onderzoeken onder stakeholders hebben plaatsgevonden: - op verzoek van studenten en IMR heeft de opleiding in 2004 een nieuwe procedure voor het inschrijven voor (her)tentamens ontwikkeld. Sindsdien verloopt de inschrijving sneller en efficiënter (Notulen IMR). Om studenten en docenten beter te informeren over genomen verbetermaatregelen is de opleiding gestart met de Quality Corner. - mede op verzoek van docenten is de FIHE-organisatie nu gestructureerd in opleidingsteams, opdat docenten zich zo beter met de opleiding van hun keuze kunnen identificeren. Door kwaliteitszorg als vast agendapunt te behandelen op de teamvergaderingen wordt de betrokkenheid van docenten bij kwaliteitszorg in de resultaatverantwoordelijke teams bevorderd. - ten einde de rol van de bedrijfsbegeleider tijdens stage en afstuderen te verduidelijken, is op verzoek van het College van Gecommitteerden een competentieprofiel voor bedrijfsbegeleiders opgesteld. Het profiel bevat een beschrijving van de taken en verantwoordelijkheden en ook is er een indicatie gegeven voor het aantal uren dat deze persoon beschikbaar moet hebben voor de begeleiding van een afstudeerder. Deze criteria worden toegepast bij de acquisitie en beoordeling van afstudeeropdrachten (Afstudeerreglement). Het College van Gecommitteerden is tevreden over de wijze waarop hun suggesties worden opgepakt en behandeld (Notulen CvG). De actielijst die na afloop van de jaarlijkse evaluatievergadering wordt opgesteld, wordt regelmatig met de directeur doorgesproken. - in 2005 is de rol van de bedrijfsbegeleiders in de beoordeling van de studenten bijgesteld en vastgelegd in het stagereglement (Stagereglement). De bedrijfsbegeleiders wilden meer inspraak bij de totstandkoming van het cijfer voor de stage en het afstuderen. In het Afstudeeronderzoek 2006 geven de bedrijfsbegeleiders aan dat zij tevreden zijn over hun rol bij de beoordeling (score 3,8 op een vijfpuntsschaal), de vooraf bekendmaking van de beoordelingscriteria (score 3,3), de toepassing van de beoordelingscriteria (score 3,7) en de totstandkoming van de beoordeling (score 4,0).
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
43/61
•
•
•
•
De opleiding geeft aan dat vanaf september 2006 binnen het IM-team een docent is aangesteld om zich namens het team bezig te houden met kwaliteitszorg van de opleiding. Ook zijn voor het instituut vier student-assistenten aangesteld, die de docenten en de kwaliteitszorgcoördinator ondersteunen bij het uitvoeren van de PDCA-cyclus. Dit om meer transparantie te krijgen in doorgevoerde verbeteracties en resultaten daarvan. Het panel constateert dat de opleiding de uitkomsten van evaluaties systematisch analyseert en daarmee de informatie gebruikt om te komen tot gerichte verbeteracties. Deze acties worden breed besproken met interne en externe partijen en kennen daarmee een breed draagvlak. Ten aanzien van vorige visitatie in 2002 is duidelijk gewerkt aan toenmalige verbeterpunten: meer ‘real life cases’ in het onderwijs, meer aandacht voor business-tobusiness marketing, meer aandacht voor maatschappelijk ondernemen, meer keuzeruimte voor studenten, meer gelijkheid tussen Duitse en Nederlandse studieprogramma, verbreding van de internationalisering, meer onderscheid ten opzichte van de opleiding BE, verdere uitwerking van visie en beleid gericht op competentiegericht leren. Op basis van bovenstaande argumenten komt het panel tot het oordeel goed. Uitkomsten van evaluaties worden geanalyseerd en leiden tot gerichte verbeteracties.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel constateert dat alle belanghebbenden actief worden betrokken bij de evaluatie en borging van de kwaliteit van de opleiding en om als actieve gesprekspartners de noodzakelijke input te leveren voor verbeterbeleid en het uitvoeren van verbeteracties. Dit gebeurt gestructureerd via onderzoeksinstrumenten en daarnaast ad hoc. Studenten doen dit via docenten, de kwaliteitszorgcoördinator, opleidingsmanager of directeur. Medewerkers doen dit via de opleidingsmanager of de directeur. Alle opmerkingen, klachten of suggesties worden door de kwaliteitszorgcoördinator geïnventariseerd en doorgespeeld naar de juiste verantwoordelijken. • Geregelde contacten met vertegenwoordigers uit het beroepenveld zijn er op instelling, FIHE en op opleidingsniveau. FIHE breed is er een Raad van Advies die is gericht op ontwikkelingen in het werkveld en de waarde daarvan voor opleiding en op de beroepskwalificaties en eindtermen. De Raad van Advies is in het najaar 2006 uitgebreid en heeft voor iedere opleiding een eigen ‘kamer’ met daarin vertegenwoordigers van haar specifieke internationale werkveld (nu DU en NL). De kamers fungeren als Werkveldadviescommissie en geven de opleiding adviezen over de invulling van het binnen- en buitenschools programma. De CE-werkveldcommissie is in januari 2007
44/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
•
•
•
•
•
ingesteld waarbij in direct contact met de docenten meer specifiek wordt gesproken over de praktijkgerichtheid van de opleiding en de aansluiting op het beroepenveld. Werkveldvertegenwoordigers prijzen de contacten met de school en de samenwerking bij de beoordeling. Het College van Gecommitteerden van de FIHE telt 40-45 personen. Er zijn meerdere nationaliteiten vertegenwoordigd in het CvG. Zij bewaken het eindniveau en de aansluiting op het beroepenveld door deelname aan de afstudeersessies. Na deze afstudeersessies maakt het CvG een analyse en stuurt bevindingen en adviezen naar de examencommissie, welke een actieprogramma maakt. Opvolging van de bevindingen worden regelmatig besproken met de directeur van de opleiding. Studenten worden bij kwaliteitszorg betrokken via tevredenheidsenquêtes en via halfjaarlijkse klankbordbijeenkomsten waarin mogelijke verbeteracties worden besproken. De terugkoppeling over uitkomsten en verbeteracties gebeurt via de Quality Corner en de klankbordbijeenkomsten. Verder hebben studenten zitting in de formele inspraakorganen IMR (instituutsmedezeggenschapsraad) en GOC (opleidingscommissie). Studenten geven aan dat er ook veel indirecte overlegmomenten zijn met docenten waarin zij eventuele opmerkingen kunnen plaatsen of vragen kunnen stellen. Medewerkers hebben een actieve rol bij het opstellen en uitvoeren van verbeterbeleid. Terugkoppeling over verbetermaatregelen gebeurt mondeling door de opleidingsmanager in de teamvergadering en schriftelijk door de opleidingsmanager en/of directeur. Op Quality Corner is ook een deel ingericht voor medewerkers. Daarnaast zijn medewerkers vertegenwoordigd in de formele inspraak organen IMR en GOC. De afgestudeerden van de opleiding worden geïnformeerd via het FIHE Alumni Network. Verder worden de alumni geraadpleegd tijdens een jaarlijkse bijeenkomst: de Partnership Day. Ook worden zij een maal per drie jaar schriftelijk bevraagd in het kader van het startbekwaamheden-onderzoek. De opleiding (FIHE) koppelt informatie terug naar toeleverende scholen via het FAC (Fontys Aansluitings Centrum) en door middel van gesprekken van de opleiding met decanen tijdens decanendagen. Uit evaluatie-uitkomsten en notulen (CvG) blijkt dat studenten en docenten matig tot niet tevreden zijn over inspraakmogelijkheden dan wel de terugkoppeling van uitkomsten. De in gebruik name van de Quality Corner voor studenten en docenten en het op de agenda's zetten van kwaliteitszorg (zie ook 5.2) moet tot verbetering leiden. Werkveldvertegenwoordigers, het CvG, de afstudeerbegeleiders en alumni zijn positief over de wijze waarop de opleiding met ingebrachte opmerkingen omgaat en de wijze van evalueren. Het panel constateert dat de opleiding diverse instrumenten hanteert om de verschillende stakeholders te betrekken bij de kwaliteitszorg. Volgens studenten en docenten leidt dit nog niet tot algehele tevredenheid. Het panel komt derhalve tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
45/61
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Goed
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de volgende uitgangspunten voor beleid: - de eindkwalificaties zijn gericht op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar; - de producten van de afstudeerfase zijn gerelateerd aan de taken en functies voor de startbekwame beroepsbeoefenaar; - gecommitteerden uit het werkveld zijn betrokken bij de beoordeling van de realisatie van de eindkwalificaties. • De beoordelingscriteria voor de afsluitende afstudeerstage staan duidelijk beschreven in het Afstudeerreglement Commerciële Economie/Absatzwirtschaft. De door de student aangezochte opdrachten komen in samenwerking met het werkveld tot stand. Studenten moeten verplicht een afstudeeropdracht in het bedrijfsleven doen. De kwaliteit van de afstudeeropdrachten wordt bewaakt door de afstudeercoördinator in samenspraak met de vakdocenten en het College van Gecommitteerden. Typische afstudeerproducten CE zijn: marketingplannen, verkoopplannen, communicatieplannen, marktonderzoekresultaten, marketingstrategieën, klanttevredenheidsonderzoek, CRMstrategieën, E-marketing strategieën, meestal in een bedrijf met een internationale omgeving. Waar mogelijk wordt gekoerst op daadwerkelijk implementatie van het product in het bedrijf. • Het eindniveau wordt mede geborgd door een eindassessment met drie beoordelaars: de afstudeerbegeleider (docent), een tweede lezer (docent) en een lid van het College van Gecommitteerden. Dit oordeel wordt gekoppeld aan de verdediging van het opgeleverde product en het afstudeereindverslag. Het oordeel van de bedrijfsbegeleider is een advies. De eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling ligt bij de examencommissie. Na afloop van de afstudeersessies maakt het CvG een analyse over het proces, de inhoud en het niveau van de afstudeerproducten. Uit deze analyses blijkt dat het CvG positief is over de ingevoerde tussenmeting in de afstudeerfase. Deze geeft de student mogelijkheid tot tussentijdse bijsturing van proces, inhoud en niveau van zijn opdracht. Daarbij wordt meer aangestuurd op kritische analyse door de student en op de oplossingsgerichte aanpak van de afstudeervraagstukken. • Vertegenwoordigers uit het werkveld oordelen in evaluaties en in gesprekken met het panel positief over de snelle inzetbaarheid, de initiatief rijkheid, snelle zelfstandige werkzaamheid, creatieve oplossingsgerichtheid, en de presentatie en soft skills van CE afgestudeerden. Het bereikte niveau en de bereikte competenties sluiten goed aan bij de gewenste eindkwalificaties.
46/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
•
•
•
•
De opleiding bevraagt alumni, afstudeerders en werkgevers van alumni planmatig en systematisch op beheersing van de eindkwalificaties bij de start als beginnend beroepsbeoefenaar. Hiertoe worden periodiek de volgende evaluaties uitgevoerd: startbekwaamheden-onderzoeken onder alumni en werkgevers van alumni, afstudeerevaluaties door het College van Gecommitteerden, door afstudeerders zelf, door bedrijfsbegeleiders en door afstudeerdocenten. Uit resultaten blijkt dat meer dan 80% van de afstudeerders binnen 6 maanden werk in het eigen of aanverwante vakgebieden heeft gevonden. 75% van de alumni geeft aan internationale contacten te hebben in het werk. 70% werkt bij bedrijven die opereren op de West-Europese, MiddenEuropese markt. 87% van de bedrijven waar afstudeerprojecten plaatsvinden zijn internationaal opererende bedrijven. 95% van de bedrijfsbegeleiders bij het afstuderen heeft internationale contacten. Docenten, werkveld en gecommitteerden oordelen positief over het hbo-niveau van de opleiding en de domeinspecifieke aansluiting. Dit beeld wordt bevestigd in de tien afstudeerscripties/-producten die het panel voorafgaand aan het visitatiebezoek heeft bestudeerd. De afstudeerwerken zijn qua vraagstelling/probleemstelling relevant voor het werkveld, zijn gericht op hbo-niveau en passen bij de doelstellingen van de opleiding. In de verslagen is helder verantwoord welke methodieken, theorie en literatuur is toegepast. Conclusies worden goed onderbouwd en zijn gericht op de vraagstelling. De uiteindelijke beoordeling vindt het panel passend bij inhoud en niveau. Het panel constateert dat de afstudeermanuals heldere criteria voor beoordeling bevatten, die ook als zodanig door docenten worden gehanteerd, zoals is gebleken uit gesprekken met docenten, alumni en afstudeerbegeleiders. De werkelijke beoordelingslijsten van de afstudeerwerken worden na de bespreking niet gearchiveerd. Alleen de lijsten met de eindweging tussen de verschillende onderdelen van de afstudeerfase worden bewaard. Het panel is van mening dat de beoordeling van de afstudeerfase op een goede wijze plaatsvindt en komt derhalve tot het oordeel goed. Daarnaast acht het panel het wenselijk dat de werkelijk gehanteerde beoordelingslijsten in de toekomst worden gearchiveerd opdat de wijze waarop de beoordeling daadwerkelijk wordt gelinked aan de competenties beter duidbaar is.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert streefcijfers voor studieduur, percentage geslaagden en percentage studiestakers. Deze streefcijfers komen voort uit de analyse van kwantitatieve gegevens die als input dient voor het Managementcontract en de Managementrapportages van de FIHE.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
47/61
•
•
•
•
•
Daaruit heeft zich een aantal rendementsnormen ontwikkeld ten aanzien van studieduur en de percentages geslaagden en niet-geslaagden: - Gemiddelde studieduur geslaagden < 4,5 jaar; - Gemiddelde studieduur uitvallers < 1.35 jaar; - Percentage geslaagden > 65% in 5 jaar; - Percentage studiestakers 25% na 1 jaar, 5% na 2 jaar, 5% na 3 jaar of >. De gemiddelde studieduur van de geslaagden varieert tussen de 4,1 en 4,3 jaar; dit voldoet aan de norm. De gemiddelde studieduur van de studiestakers is gemiddelde over zes studiejaren 1,43; dit is net hoger dan de gestelde norm. Het zelfevaluatierapport bevat een overzicht van het gerealiseerde opleidingsrendementen. De percentages geslaagden (cohort 1999 52% na 5 jaar en cohort 2000 56%) voldoet niet aan de norm. De opleiding is daar terecht nog niet geheel tevreden over. Uit gegevens blijkt dat de uitval na 1 jaar studietijd gemiddeld 34% is en na 3 tot 5 jaar gemiddeld 40%. Beide waarden liggen boven de gestelde normen. Positief daarbij is dat het merendeel van de uitval in het eerste jaar plaatsvindt. De opleiding geeft aan dat zij vanaf september 2005 nieuw beleid, onder andere via versterking SLB, heeft ingezet om allereerst het uitvalpercentage in de propedeuse na 1 jaar niet hoger te laten zijn dan 30%. Op 1 september 2006 was de uitval na 1 jaar 22%. Voortbouwend op deze positieve ontwikkeling heeft de opleiding zich tot doel gesteld ook het rendement in hogere jaren te verbeteren. Het panel constateert dat de opleiding gericht exitgesprekken voert met studiestakers op het moment van vertrek teneinde inzicht te krijgen in de factoren die studenten doen besluiten hun studie te staken. Het panel constateert dat de opleiding goed haar rendementen toetst aan de gehanteerde streefnormen, gerichte analyses maakt en daaruit voortvloeiend gericht verbeterbeleid inzet. De eerste resultaten lijken zichtbaar. Derhalve komt het panel tot het oordeel goed.
48/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
49/61
Bijlage 1:
50/61
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
51/61
52/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
53/61
54/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse
Panellid De heer H.F. Knorr MBA
Relevante werkvelddeskundigheid
Student panellid Mevrouw S. van Schaik
Panellid De heer prof.mr.drs. J.Th. Degenkamp
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer prof.mr.drs. J.Th. Degenkamp De heer Degenkamp is ingezet als panellid vanwege zijn vakdeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn internationale deskundigheid op het gebied van bestuurskunde/overheidsmanagement, juridische opleidingen en de opleiding voor management, economie en recht. De heer Degenkamp heeft daarnaast relevante werkvelddeskundigheid, is vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen en met lesgeven, beoordeling en toetsing op het gebied van fiscale economie, commerciële economie en bedrijfseconomie. De heer Degenkamp heeft Recht gedoceerd aan een economische faculteit. Daarnaast heeft de heer Degenkamp zich verdienstelijk gemaakt bij allerlei activiteiten om de relatie universiteit-maatschappij stevig te houden, onder meer in het voorzitterschap van de stichting ‘Ondernemend Groningen’ en bij het geven van cursussen op het gebied van het starten van een eigen bedrijf in de jaren tachtig et cetera. De heer Degenkamp heeft de NQA auditortraining Hoger Onderwijs gevolgd en is daarnaast aanvullend individueel geïnstrueerd voor deze visitatie.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
55/61
Opleiding: 1954 1956 – 1961 1961 – 1965
HBS-b examen Doctoraal economie Doctoraal rechten
Werkervaring: 1961 – 1963 1963 – 1967 1963 – 1970 1971 – 1997 1970 – 1999 1999 – 2001 1990 – 2006 1980 – 2006
Organisatieadviseur Econoom bij de Raad van State Wetenschappelijk medewerker UvA Hoogleraar rechtswetenschap RUG Voorzitter examencommissies Recht NIVRA Hoogleraar rechtswetenschap Nyenrode Lid geschillencommissie HBO Lid Commissie van Toezicht Faculteit Economie en Management, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 1997 – heden Mediator/arbiter
Panellid de heer H.F. Knorr MBA De heer Knorr is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn kennis van bedrijfsadministratie en commerciële processen en zijn auditdeskundigheid. De heer Knorr is vertrouwd met commerciële en bedrijfseconomie. Hij heeft in zijn loopbaan alle stadia vanaf het opstarten en tot bloei brengen van een nieuw bedrijf tot en met het revitaliseren van een bestaand bedrijf meegemaakt. De heer Knorr heeft meer dan vijftien jaar ervaring in bedrijfsontwikkeling, internationale sales en marketing, bedrijfsstrategie en management. De heer Knorr is, aanvullend op zijn eigen auditdeskunditeid, individueel geïnstrueerd over accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1982 1983 – 1987 1987 – 1989 1992 – 1995 1996 2000
Werkervaring: 1990 – 1996 1997 – 1998 1998 – 2000 2000 – 2002 2002 – 2005 2005 – heden
56/61
Gisela Gymnasium München Jost Hurler OHG en Metro AG, opleiding als koopman in groot- en buitenlandse handel American Field Service (AFS), Foreign Exchange Student, werk-studieprogramma van Columbia College, New York. Gustav Käser Akademie, Düsseldorf; Training Sales, Key-account en Salesmanagement Hans Rosenkranz Team, München, Training Teamwork en Leiderschap Columbia University, Graduate School of Business, New York; EMBA-diploma, Master of Business Administration
Pitney Bowes Deutschland GmbH, Sales Manager Europe Deutsche Post Consult GmbH, Bonn, Business Planner/Analyst Francotyp-Postalia AG, Berlijn, Directeur International Business Development E-stamp Corporation, CA, General Manager RENA Informationstechnik GmbH & Co, München, Directeur Sales & Marketing Nuernberg Messe GmbH, Neurenberg, Hoofd Sales & Marketing Wereldwijd
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Panellid student mevrouw S. van Schaik Mevrouw Van Schaik is ingezet als student panellid. Zij is derdejaars student Commerciële Economie aan de Avans Hogeschool te Breda. Daarvoor heeft zij Management, Economie en Recht gestudeerd. Mevrouw Van Schaik beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen Commerciële Economie. Zij is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Mevrouw Van Schaik is individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2004 – heden Commerciële economie, Avans Hogeschool te Breda 2002 – 2004 Management, economie en recht, Avans Hogeschool te Breda (niet voltooid) 1998 – 2002 HAVO, Cambreur college te Dongen Werkervaring: 2003 – heden The Gant Store te Breda, Verkoopmedewerker; verkoop van luxe herenkleding 2003 Xelling, Callcentermedewerker. Verkoop van Pensioenfondsen en Hotelbon 2001 – 2003 HCN Het Callcenter Netwerk te Tilburg, Callcentermedewerker, in- en outbound projecten Diversen: 2006 – heden 2006 – heden 2005 – heden 2005 – heden 2006 2006 2004
Voorzitter Damesdispuut Chique Voorzitter Commissie Studentzaken Avans Medezeggenschapsraad Student-lid Avans Medezeggenschapsraad Student-lid academieraad van Avans Hogeschool Vice-voorzitter Damesdispuut Chique Penningmeester introductiecommissie BSF Maurits Secretaris Damesdispuut Chique
Panellid NQA mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse Mevrouw Dekker is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft 11 jaar met visiteren van bachelor- en masteropleidingen in alle sectoren van het hbo. Zij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s en geeft zelf de NQA-training voor auditor hoger onderwijs. Haar kennis van het hoger onderwijs is ondermeer ontstaan door haar docentschap aan de WU en door het geven van onderwijskundige cursussen. Opleiding: 1977 – 1983 1983 – 1989
VWO, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg Opleiding Tuinbouwplantenteelt, Wageningen Universiteit
Werkervaring: 1990 – 1991 Adviseur bij Tuinbouwkundig Adviesbureau ETKO 1991 – 1995 Toegevoegd docent Wageningen Universiteit, vakgroep Tuinbouwplantenteelt, belast met onderwijsontwikkeling 1995 – 2004 Beleidsmedewerker afdeling Kwaliteitszorg, HBO-raad, 7 visitatietrajecten in diverse sectoren/domeinen van het hbo 2004 – heden Accountmanager en Senior Auditor NQA Cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs, oktober 2003, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, december 2002, Lloyd’s Register
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
57/61
58/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma visitatie Commerciële Economie, 27 maart 2007
Tijdstip
Programmaonderdeel en deelnemers
08.30 – 10.30 uur 10.30 – 11.30 uur
Ontvangst en Bestudering materiaal door visitatiepanel Gesprek met opleidingsmanagement: Dhr. J. Grouls, directeur Dhr. T. Merz, adjunct-directeur Dhr. P. Runia, opleidingsmanager IM Mw. F. Smits, coördinator kwaliteitszorg Gesprek met studenten: Mw. S. Preußner, propedeuse mw. S. Fortmann, derde jaar Drh. C. Simon, propedeuse dhr. P. van Boekhold, derde jaar Mw. J. Grundei, tweede jaar dhr. S. Sellahn, derde jaar Mw. B. Thomys, tweede jaar dhr. S. Strommenger, vierde jaar Dhr. C. Busch, derde jaar dhr. M. Magner, vierde jaar, afgemeld
11.30 – 12.15 uur
12.15 – 13.00 uur
Lunchpauze
13.00 – 13.30 uur
Rondleiding langs faciliteiten
13.30 – 14.15 uur
Gesprek met docenten (m.v.v. specifieke taken naast docentschap) Dhr. J. Becker, assessor dhr. M. Korsten, lid IMR, SLB-er Dhr. O. Bode, vakdocent dhr. N. van Dijl, vakdocent Dhr. H. Cabooter, assessor dhr. F. Wahl, voorzitter GOC Dhr. S. Riemer, marketing/werving dhr. D. Wörmann, assessor, lid IMR Dhr. P. Verhagen, stage/afstudeercoördinator
14.15 – 15.15 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden Dhr. M. van der Loo, werkveldcommissie, manager opleidingen en trainingen, De Welten Groep Dhr. T. Bleckmann, gecommitteerde, hoofd personeel Bofrost Dienstlesitungs Dhr. A. van Dijk, gecommitteerde, trainer/coach Meerkat b.v. Dhr. H. Stokman, voorzitter GOC, voorheen werkzaam bij Philips Dhr. C. Thewißen, gecommitteerde, RWE Group, controlling/M&A Mw. I. Janßen, afgestudeerd 2006, Marketing Assistentin Ahrend-Lyreco Dhr. C. Bohnen, afgestudeerd 2005, Consultant Deutsche Post Direkt Dhr. T. Finken, afgestudeerd 2005, Markting Strategist, MRM Worldwide Dhr. J. Niederholz, afgestudeerd 2004, Produktmanager BSN-Jobst Dhr. F. Stumm, afgestudeerd 2004, Filialleiter, Enterprise Autovermietung Dhr. M. Hulsen, afgestudeerd 2002, projectmanager Asperagus
15.15 – 17.00 uur
Demonstratie N@tschool en paneloverleg
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement
17.30 uur
Afsluitend paneloverleg
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
59/61
60/61
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
Bijlage 4:
• • • • • • • • •
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Beleidsdocumenten op hogeschool- en opleidingsniveau Onderwijsbeleid en toetsbeleid Representatieve selectie studiemateriaal: cursusboeken, course manuals, readers, literatuur en boekenlijst, projectopdrachten et cetera. Representatieve set toetsmateriaal: toetsen, opdrachten, assessments, portfolio’s, stage-, project- en afstudeerverslagen Documentatie personeelsbeleid Documentatie instroombeleid Documentatie kwaliteitszorg: beleid, instrumentarium, normen, evaluatierapporten en analyserapporten, overzicht verbeteractiviteiten Samenstelling van relevante overlegorganenen en notulen van bijeenkomsten Documentatie betreffende rendementsbeleid en kengetallen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, Venlo; hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie (vt)
61/61