Fontys Hogescholen, Eindhoven Opleiding: Management Economie en Recht; hbo-bachelor Croho: 34435 Varianten: voltijd/deeltijd Visitatiedatum: 16 april 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juli 2009
2/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 29 32 35 38
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
43 44 49 53 54 57
3/57
4/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
5/57
6/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Management Economie en Recht van Fontys Hogescholen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in februari 2009, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 16 april 2009. Het panel bestond uit: Mevrouw Mr. H.J.E. (Heleen) van Balen (domeindeskundige) De heer H.A.B.G. (Harry) van Haren (domeindeskundige) De heer M. (Maris) Keijser (studentlid) Mevrouw Drs. W.M.R. (Wilma) de Water (NQA auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Bij de Fontys Hogescholen staan ruim 35.000 studenten ingeschreven. De school biedt, verspreid over het hele land, onderdak aan 200 bacheloropleidingen en 36 masteropleidingen op de gebieden communicatie, economie, educatie, gezondheidszorg, informatica, kunsten, logistiek, mens en maatschappij en techniek. Er werken circa 3.600 personen, die samen 2.800 fte bezetten. In stedelijke centra in met name Zuid-Nederland geeft Fontys cursussen en trainingen. Naast onderwijs legt Fontys zich ook toe op onderzoek en kennisinnovatie; Fontys heeft 40 lectoraten.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
7/57
Fontys profileert zich als een moderne hogeschool met innovatieve onderwijsproducten. Het strategisch beleid heeft zij vastgelegd in de nota Idealisme in Learning Communities (2002). De nota beschrijft wat Fontys voor haar studenten, medewerkers en haar omgeving wil zijn: een learning community, een plaats voor waardeneducatie, een kennispoort en een organisatie die groot is in kleinschaligheid. In Fontys is in 2005 een omvangrijk veranderprogramma van start gegaan. Het programma heeft de naam Biloba meegekregen. De twee doelen ervan zijn: de inrichting van bacheloropleidingen volgens een major-minormodel en de transformatie van de huidige leer- en onderwijsprocessen naar competentiegericht en flexibel leren, beoordelen en onderwijzen. Elke bacheloropleiding van Fontys bestaat na afloop van het programma in principe uit een major van 180 EC in de hoofdrichting en twee minoren van 30 EC. De student dient de keuze van één minor te verantwoorden, de andere minor is vrij te kiezen. Deze laatste minor mag geen overlap vertonen met de major noch met de te verantwoorden minor. Inmiddels heeft Fontys het beleid met betrekking tot major-minor bijgesteld. Met ingang van september 2008 kunnen opleidingen kiezen tussen een bachelor bestaande uit een major van 210 en een minor van 30 EC of een bachelor bestaande uit een major van 180 EC en twee minors van 60 EC. Fontys heeft een platte organisatiestructuur die is opgebouwd rond de volgende processen: - Operationele proces: de instituten voeren, ieder in hun eigen marktsegment, de kernactiviteiten van Fontys uit: ontwikkeling en uitvoering van onderwijs, commerciële activiteiten en toepassingsgericht onderzoek; - Het bestuurlijke proces: de Raad van Bestuur oefent, met ondersteuning van de Bestuursstaf, de bestuurlijke bevoegdheden van Fontys uit. De Raad van Bestuur fungeert als resultaatverantwoordelijke eenheid onder de Raad van Toezicht; - Het facilitaire proces; in opdracht van de instituten en/of de Raad van Bestuur voert het Facilitair Bedrijf ondersteunende werkzaamheden uit ten behoeve van de primaire processen. Deze werkzaamheden zijn gericht op de behoeften van de afnemende instituten. De opleiding Fontys Management, Economie en Recht (MER) maakt deel uit van het instituut Fontys Hogeschool Management, Economie en Recht, een van de 36 instituten van Fontys Hogescholen. De Fontys MER opleiding bestaat in zijn huidige vorm sinds 1 januari 2005. Fontys MER verzorgt drie opleidingen: Vastgoed & Makelaardij, Financial Services Management en Management, Economie en Recht. De opleiding is gevisiteerd in 2003. Naar aanleiding van de bevindingen in het zelfevaluatierapport (2003) en de conclusies van de visitatiecommissie (2004), is de opleiding MER in 2004 gestart met het inhoudelijk wijzigen van het programma. Deze wijzigingen waren vooral gericht op de aanscherping van de externe component in het beroepsbeeld en versterking van de integratieve bedrijfskundige inkleuring. E.e.a. geschiedde op basis van het in 1999 door het Landelijk overlegorgaan Management, Economie en Recht (LOO-MER) vastgestelde beroepsprofiel, dat in 2001 is uitgewerkt in beroepscompetenties. Doelstelling van de opleiding was en bleef het opleiden van afgestudeerden die aantoonbaar in staat moesten zijn om in de uiteenlopende beroepssituaties op het snijvlak van bedrijfsleven en overheid te functioneren.
8/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
De onderwijsvernieuwing die volgens het Biloba-programma in 2004/2005 en het uitgangspunt van competentiesturing is ingezet, vormt een wezenlijke vernieuwing van het onderwijsprogramma en de wijze van toetsing. Studenten werken in het nieuwe curriculum (en daarbuiten) aan het verwerven van door de opleiding geformuleerde competenties (eindkwalificaties) en bijbehorende prestatie-indicatoren (leerdoelen). De genoemde ontwikkelingen hebben samen met de invoering van de BAMA-structuur en van de acht domeincompetenties van de Bachelor of Business Administration (2004), ertoe geleid dat de opleiding MER haar competentieprofiel in 2005 heeft geherformuleerd en haar curriculum voor voltijd en deeltijd heeft aangepast. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. De validatie heeft een positief resultaat opgeleverd. Dit is in een brief d.d. 26 februari 2009 gericht aan de opleiding, vastgelegd. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode maart en april 2009 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 16 april 2009. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
9/57
Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2009 een concept van het facetrapport (deel B) voor controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juli voor controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in augustus 2009. Het visitatierapport is uiteindelijk in augustus 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: - weging van de oordelen op facetniveau; - benchmarking; - generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; - bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentaties/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. De volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
10/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Opleiding 008A2009.01 MER
voltijd
deeltijd
voldoende goed goed positief
voldoende goed goed positief
voldoende goed goed goed voldoende voldaan goed goed positief
voldoende voldoende goed goed voldoende voldaan goed goed positief
goed goed goed positief
goed goed goed positief
voldoende goed positief
voldoende goed positief
goed goed
goed goed
goed positief
goed positief
voldoende voldoende positief
voldoende voldoende positief
11/57
Doelstellingen opleiding De facetten 1.2 Niveau bachelor en 1.3 Oriëntatie HBO-bachelor worden met een goed beoordeeld. Het facet 1.1 Domeinspecifieke eisen wordt met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp 1 Doelstellingen is derhalve positief. Programma De facetten 2.1 Eisen HBO en 2.5 Instroom worden als voldoende beoordeeld. De facetten: 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma, 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma, 2.4 Studielast, 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud en 2.8 Beoordeling en toetsing worden als goed beoordeeld. Aan facet 2.6 Duur is voldaan. Het oordeel op het onderwerp 2. Programma is derhalve positief. Inzet van personeel De beoordelingen van de facetten 3.1 Eisen HBO, 3.2 Kwantiteit personeel en 3.3 Kwaliteit personeel zijn goed. Het oordeel op het onderwerp 3. Inzet personeel is derhalve positief. Voorzieningen De beoordelingen van de facetten 4.1 Materiële voorzieningen is voldoende, 4.2 Studiebegeleiding is goed. Het oordeel op het onderwerp 4. Voorzieningen is derhalve positief. Interne kwaliteit De beoordeling van de facetten 5.1 Evaluatie resultaten en 5.2 Maatregelen tot verbetering en 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld is goed. Het oordeel op het onderwerp 5. Interne kwaliteit is derhalve positief. Resultaten De beide facetten 6.1 Gerealiseerd niveau en 6.2 Onderwijsrendement zijn voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp 6. Resultaten is derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
13/57
14/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat het landelijk beroepscompetentieprofiel van de MER (2001) en de inhoud van de MER-opleidingen in 2004 als basis hebben gediend voor de landelijke vaststelling van de domeincompetenties voor Bachelor Business Administration. Het landelijk overlegorgaan MER heeft op basis hiervan een specifiek beroepscompetentieprofiel voor de MER opgesteld dat door de Hbo-raad in 2008 is vastgesteld. Voorts hanteert de opleiding volgens de zelfevaluatie twee uitgangspunten voor het vaststellen van het competentieprofiel: - de opleidingscompetenties moeten aansluiten bij het landelijke beroepsprofiel; - de opleidingscompetenties moeten aansluiten bij de beroepspraktijk. Het competentieprofiel is vastgelegd in Fontys Hogeschool Management, Economie en Recht, Competentieprofiel Opleiding MER, 1 maart 2006. • De opleiding geeft in haar zelfevaluatie aan dat er negen competenties voor de MERstudenten van belang zijn. Dit zijn: A. omgevingsbewustheid, B. netwerkgerichtheid, C. analytisch en probleemoplossend vermogen, D. overtuigend vermogen, E. beherend en uitvoerend vermogen, F. integratief vermogen, G. communicatief vermogen, H. zelfsturend vermogen, I. beslissingsvermogen. Deze competenties worden gecombineerd met de domeincompetenties die zijn vastgelegd in omschrijving voor Bachelor Business Administration. Uit de zelfevaluatie blijkt dat de competenties E (beherend en uitvoerend vermogen) en C (analytisch en probleemoplossend vermogen) het zwaarst vertegenwoordigd zijn. Het panel waardeert de toevoeging van de competentie “beslissingsvermogen” als belangrijke competentie voor studenten van de MER-opleiding. • De aansluiting met de beroepspraktijk wordt, volgens de zelfevaluatie, gezocht in de externe gerichtheid van de opleiding. De opleiding voorziet in de behoefte vanuit de beroepspraktijk dat afgestudeerden onder andere : - kunnen signaleren welke maatschappelijke vraagstukken de belangen van een organisatie raken; - zich snel inhoudelijk in een bepaald thema en belangenverhoudingen kunnen verdiepen; - resultaat kunnen boeken door belangentegenstellingen met aanvaardbare middelen te overbruggen. • De Fontys MER wil zich onderscheiden op twee punten. Zij wil haar opleiding niet uitsluitend lokaliseren in de interne bedrijfsprocessen, maar deze ook positioneren in de ‘schil’ van activiteiten die elke organisatie omgeeft. Deze oriëntatie onderbouwt de
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
15/57
•
•
•
•
opleiding omdat Nederland een netwerk- en overlegeconomie kent waar bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties intensief met elkaar overleggen. Daarnaast heeft Fontys MER de keuze gemaakt duurzame ontwikkeling bijzondere aandacht te geven. Bij het toepassen van de verworven kennis uit de studie in de beroepspraktijk past aandacht voor duurzame ontwikkeling en de balans tussen people, planet en prosperity. Voorgenomen verbeteracties: De opleiding heeft een actieve bijdrage geleverd aan het nieuwe competentieprofiel en is het lid van het bestuur van het landelijk overlegorgaan MER. De opleiding wil actief blijven bijdragen aan het landelijk overlegorgaan MER zodat ontwikkelingen op dit terrein goed gevolgd worden en een bijdrage kan worden geleverd aan periodieke actualisatie van de kwalificaties. Uit de gesprekken met het opleidingsmanagement en het werkveld komt naar voren dat na de visitatie in 2005 er hard is gewerkt aan een duidelijker profiel voor de Fontys MER. De opleiding kiest ervoor om voor profit en non-profit op te leiden. Deze duidelijke focus wordt door het beroepenveld herkend. Het beroepenveld geeft aan dat de studenten goed voorbereid worden tijdens de opleiding op de praktijk van het werkveld. “Zij leren snel een (bedrijfskundig) probleem in kaart te brengen, verzamelen feiten en kunnen een standpunt innemen en dat onderbouwen” zegt een van de vertegenwoordigers van het beroepenveld hierover. De opleiding heeft de internationale context als volgt vorm gegeven in het curriculum door: - De internationale samenwerking met faculteit economica (Universiteit van Alicante), Cologne Business School (Fachhochschule Brühl) en School of business and information management (Hogeschool van Oulu, Finland) is tot stand gekomen na programmavergelijking. - Structurele deelname van docenten aan het internationale netwerk EAIE (European Association for International Education). - Internationale oriëntatie in het reguliere programma met vakken als onder andere Globalisering, de Europese Unie, International recht, Lobbyen in de EU en VS, Engels en Internationale economische ontwikkelingen. - Buitenlandse stages (27,3% in 2008 en 62,6% in 2009) - Afstudeerrichting International Business Consultancy (IBC). Evenwel kiest de opleiding in overleg met het beroepenveld er bewust voor om studenten op te leiden in het Nederlands economische model. In het reguliere curriculum komen studenten in voldoende mate in aanraking met internationalisering. Studenten hebben de keuzemogelijkheid om zich toe te spitsen op internationalisering. Het panel komt tot de conclusie dat door de invulling van de internationale oriëntatie in de studie de eindkwalificaties van de opleiding voldoende overeenkomen met de eisen die worden gesteld aan de MER-opleiding. Het panel stelt vast dat de internationale oriëntatie vooral zichtbaar is bij de literatuurlijst voor het vak International Business Consultancy (zie ook facet 2.1). Bovendien komt het panel tot de conclusie dat er geen internationale vergelijking is gemaakt van de eindkwalificaties en komt daarom tot het oordeel voldoende.
16/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding sluit aan op de landelijke domeincompetenties voor de Bachelor of Business Administration en de Dublin descriptoren (Landelijk Beroepscompetentieprofiel Management Economie en Recht, competentieprofiel voor de HBO Bacheloropleiding, juni 2008). Alle negen competenties voor de opleiding MER zijn door middel van een matrix afgezet tegen de vijf competenties zoals is vastgelegd in de Dublin descriptoren. Hieruit blijkt dat alle competenties een plaats hebben gekregen in het opleidingsprogramma. Een voorbeeld kan dit verduidelijken: in de Dublin descriptoren is aangegeven dat een student “de leervaardigheden bezit die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan”. Fontys MER heeft dit in haar eigen competentieprofiel als volgt vertaald: “De student stuurt zichzelf in eigen functioneren en professionele ontwikkeling en kan planmatig een verbetertraject ontwikkelen en uitvoeren”. • Uit de evaluatie onder studenten (2007) blijkt dat respectievelijk 96% en 100% van de voltijdstudenten bevestigen dat: - de opleiding voldoende actuele kennis bevat; - de opleiding voorziet in de integratie van kennis, inzichten, houding en vaardigheden. • Het panel stelt vast na bestudering van het aangeleverde materiaal van de opleiding en het visitatiebezoek dat de opleiding heeft aangetoond dat de eindkwalificaties goed aansluiten bij het bachelorniveau zoals wordt weergegeven in de Dublin descriptoren.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De argumentatie met betrekking tot de eindkwalificaties bij facet 1.1 en 1.2 gelden ook voor facet 1.3. • In de zelfevaluatie geeft de opleiding aan dat het opgestelde profiel van Fontys MER is gebaseerd op het landelijk vastgestelde MER-profiel dat in overleg met relevante vertegenwoordiging van het werkveld is komen vast te staan. De studenten van de MER komen terecht in diverse beroepen in het bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
17/57
• •
•
•
organisaties. Voorbeelden hiervan zijn: (junior) consultant organisatie-adviesbureau, juridisch medewerker bankinstelling, afdelingshoofd bij een gemeente. De opleiding heeft de eindkwalificaties geschreven gericht op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. Doorgroei naar opvolgende functies is mogelijk. De beroepenveldcommissie heeft de validatie uitgevoerd van het competentieprofiel zoals blijkt uit de notulen Beroepenveldcommissie opleiding Management, Economie en Recht, 21/09/2006. Uit een analyse van de functies van oud-studenten (onderzoek onder alumni in 2008) blijkt dat zij vooral in adviesfuncties, managementondersteunende functies en leidinggevende of resultaatgerichte functies terecht komen. Daarbij is gebleken dat het vooral om start- en doorgroeifuncties gaat. Tijdens het gesprek met alumni en het beroepenveld is het panel gebleken dat studenten tijdens de vele stages goed zijn voorbereid op de vragen in het werkveld.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de zelfevaluatie geeft de opleiding aan actuele en gerenommeerde vakliteratuur te gebruiken. Er zijn literatuurlijsten opgesteld met verplichte artikelen en boeken die voor alle studenten gelden. Daarnaast heeft het panel tijdens de bezoekdag ander materiaal ingezien zoals werkboeken die de opleiding hanteert. Het panel is van mening dat de gebruikte literatuur actueel is en het vakgebied goed omvat. Ook is er voldoende aandacht voor duurzaam ondernemen. • Om de opleiding goed te laten aansluiten bij de actuele ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van aan de beroepspraktijk ontleende casuïstiek en informatie. Wat betreft de borging van het actualiseren van studiemateriaal zijn hiervoor de projectcoördinator en teamleider verantwoordelijk. Dit wordt tweemaal per jaar geagendeerd en besproken in de teamvergaderingen. Grotere wijzingen worden onderzocht en bewaakt door de Onderwijsontwikkelgroep (OOG) en aan de beroepenveldcommissie (BVC) voorgelegd. • Er is aantoonbaar budget beschikbaar voor opleidingen en congresbezoek van docenten om op die manier actuele ontwikkelingen te kunnen volgen. Verder wordt de actuele
18/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
•
•
•
•
•
praktijk door middel van een casus in de propedeuse behandeld. Dit wordt ondersteund door relevante colleges op diverse vakgebieden. Deze werkvormen waarbij de interactie met de beroepspraktijk moet bijdragen aan de kennisontwikkeling bij de studenten wordt in de hoofdfase van de opleiding voortgezet via stages en externe opdrachten. Voorbeelden van dit soort opdrachten zijn: het organiseren van een congres voor een maatschappelijke organisatie, het analyseren van interne processen bij een gemeente en het doen van verbetersuggesties, in samenwerking met een adviesbureau werken aan een bedrijfskundige adviesopdracht. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden vindt overwegend plaats in leersituaties die aan de beroepspraktijk zijn ontleend dan wel in de beroepspraktijk plaatsvinden. Dit houdt in dat de studenten een contextrijke leeromgeving wordt aangeboden. Het trainen van beroepsvaardigheden betreft bijvoorbeeld ict-vaardigheden, informatievaardigheden, communicatieve vaardigheden. Tijdens een tweetal stages van 17 weken in het 3e en 4e leerjaar en externe opdrachten werkt iedere student aan de communicatieve vaardigheden zoals presenteren, onderhandelen, mondeling en schriftelijk rapporteren, debatteren en adviesvaardigheden. Ieder half jaar wordt er een externe opdracht door de studenten vervuld. De opleiding geeft voorts in de zelfevaluatie aan te werken met gastdocenten of gastsprekers uit de praktijk waardoor actuele informatie aan studenten wordt aangereikt. Het panel is van mening dat Fontys MER bijzonder veel aandacht besteed aan het realiseren van praktijkvoorbeelden in het curriculum. Door de contacten van docenten met het werkveld zijn stageplaatsen steeds beschikbaar. Het panel merkt op dat het toegepaste onderzoek, dat op verschillende plaatsen in het onderwijsprogramma voorkomt een aandachtspunt is voor de opleiding. In het zelfevaluatierapport van de opleiding zijn voorbeelden gegeven op welke wijze toegepast onderzoek in het curriculum is opgenomen. In de deeltijdopleiding zijn studenten al geruime tijd op de arbeidsmarkt actief en vanaf het tweede studiejaar is een relevante werkkring een vereiste. Hierdoor beschikken de deeltijdstudenten vaak over betere beroepsvaardigheden en om die reden wordt daaraan in de deeltijdopleiding minder tijd besteed. In ieder studiejaar is er tenminste één module beroepsvaardigheden voor deeltijdstudenten zoals Communicatieve vaardigheden en Engels in jaar 1. Internationale ontwikkelingen krijgen volgens het zelfevaluatierapport van de opleiding als volgt een plaats in de opleiding: - er wordt gebruik gemaakt van Engelstalige literatuur en er worden internationale onderwerpen aangesneden; - er vindt tussen Fontys MER en buitenlandse opleidingen samenwerking en uitwisseling van docenten en studenten plaats; - de opleiding biedt sinds september 2008 een internationale en Engelstalige afstudeerrichting aan. Het panel is van mening dat de Engelstalige literatuur vooral wordt aangeboden voor de internationale studievariant. Er zou meer aandacht kunnen zijn voor buitenlandse literatuur in de reguliere opleiding. Uit de evaluatie onder studenten blijkt dat voltijdstudenten en deeltijdstudenten tevreden zijn over kennisontwikkeling via vakliteratuur en studiemateriaal dat aan de praktijk is ontleend. Uit de evaluaties onder organisaties die stageplaatsen aanbieden voor
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
19/57
•
studenten van Fontys MER blijkt dat zij vrijwel unaniem de kennis en vaardigheden van voldoende tot uitmuntend beoordelen. Het viel het panel op tijdens de bezoekdag dat de opleiding verschillende formats hanteert voor de werkboeken voor studenten wat als een belemmering in de toegankelijkheid kan worden ervaren door de studenten. Tijdens het gesprek gaven studenten aan die niet als zodanig te ervaren. Het panel komt tot het oordeel voldoende omdat anderstalige literatuur op de literatuurlijst ontbreekt met uitzondering van een internationale afstudeervariant “International Business Consultancy”.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
VT: Goed DT: Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De globale opbouw van de studie blijkt uit de zelfevaluatie van de opleiding: in de propedeuse worden projecten aangeboden, in de hoofdfase gaat het om velden en bij de deeltijdopleiding wordt gewerkt met modulen. Voor elk onderdeel zijn leerdoelen geformuleerd. Deze leerdoelen zijn de prestatie-indicatoren die zijn opgenomen in het competentieprofiel en zijn gekoppeld aan de competentieniveaus. De kenmerkende beroepssituaties zijn terug te vinden in de werkboeken van een project (propedeuse) of veld (hoofdfase). Een voorbeeld kan een en ander verduidelijken. Bij de deeltijdopleiding wordt de module Management gegeven. Hierin wordt als kenmerkende beroepssituatie vanuit hun eigen functie het relatienetwerk in kaart gebracht. De leerdoelen die bij deze module zijn geformuleerd zijn: - De student kan voor de uitoefening van zijn professie het belang benoemen van het deelnemen aan netwerken (1.1) en de student legt een logisch geordende en efficiënt raadpleegbare digitale verzameling aan van bereikbaarheidsgegevens van vrienden en relaties waarin naast zakelijke ook persoonlijke informatie is opgenomen (1.2). Voor elk leerarrangement worden een opdracht/kenmerkende beroepssituatie en leerdoelen/prestatie-indicatoren geformuleerd. Uitgangspunten bij de inrichting van het voltijdprogramma zijn: De studenten werken tegelijkertijd aan een aantal competenties; De student werkt in de propedeuse aan competentieniveau 1 (hoofdfasebekwaam). In de projecten 1 en 2 wordt gewerkt aan meer algemene competenties. In de projecten 3 en 4 komen de MER-specifieke competenties (zoals bijvoorbeeld omgevingsbewustheid, overtuigend vermogen) aan bod. In de hoofdfase moeten studenten bovendien twee minoren (onderwijseenheden van 30 studiepunten) voltooien. De student kiest beide
20/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
minoren in overleg met en op advies van zijn studieloopbaanbegeleider. De minor draagt bij aan de algemene hbo-competenties of de specifieke opleidingscompetenties. De opleiding hanteert een systematiek waarbij in de propedeuse via projecten kenmerkende beroepssituaties centraal staan. In de hoofdfase wordt eenzelfde systematiek via velden uitgewerkt en in de deeltijdopleiding via modulen. Hierin komen de negen competenties zoals omschreven in paragraaf 1.1 terug. De eindkwalificaties zoals die zijn omschreven in 1.1, 1.2 en 1.3 zijn voor alle studieonderdelen (Projecten, velden en modulen) vertaald in leerdoelen zodat alle studieonderdelen bijdragen aan het behalen van de eindkwalificaties. Om te bewaken dat er een optimale afstemming is tussen het opleidingsprogramma en de opleidingscompetenties en eindkwalificaties, is de organisatie van het onderwijs zodanig ingericht dat projecten en velden worden aangestuurd door een projectleider of coördinator die hiervoor verantwoordelijk is. De Onderwijsontwikkelgroep houdt vervolgens toezicht wanneer er ingrijpende wijzigingen plaatsvinden in de hoofdfase van het onderwijsprogramma. In de propedeusefase is er bewaking op drie niveaus. De opleiding peilt de tevredenheid van studenten over de vraag of het curriculum aantoonbaar gericht is het behalen van de vereiste competenties. Hierover blijken de voltijdstudenten het meest positief te zijn. In 2007 gaf 69% van de voltijdstudenten op dit onderdeel een positief antwoord. Voor de deeltijdstudenten was het minder duidelijk wat de relatie is tussen het programma van de propedeuse en het behalen van de vereiste competenties. Omdat het cohort deeltijdstudenten (instroom september 2007) erg klein is zijn hiervan geen aantallen bekend. De opleiding heeft in de zelfevaluatie vermeld dat dit uit gesprekken met deeltijdstudenten is gebleken. Het panel stelt vast dat uit de overlegde documentatie van de opleiding blijkt dat de inhoud van het studieprogramma de studenten de mogelijkheid biedt om de eindkwalificaties te bereiken. Door de opleiding zijn de volgende verbeteracties in gang gezet: - ten aanzien van de deeltijdopleiding worden de modules met ingang van studiejaar 2008/2009 meer gericht op de te behalen competenties; - er wordt meer informatie gegeven aan studenten over competentiegericht leren. Het panel is van mening dat de opleiding een zodanig programma heeft opgesteld van vakgerichte inhoud en het ontwikkelen van competenties dat daarmee voor voltijdstudenten de eindkwalificaties kunnen worden bereikt. Voor deeltijdstudenten zijn door de opleiding verbeteracties geformuleerd die moeten waarborgen dat ook de deeltijdstudenten de competenties kunnen behalen. Omdat nog onvoldoende duidelijk is of deze verbeteracties tot het gewenste resultaat leiden beoordeelt het panel dit facet voor de deeltijdopleiding met een voldoende.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
21/57
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de zelfevaluatie van de opleiding wordt aandacht geschonken aan de horizontale en verticale samenhang in het studieprogramma en de bewaking die hierop plaatsvindt. Hieruit blijkt dat de competenties uitgewerkt zijn in prestatie-indicatoren en zijn gekoppeld aan de werkvormen, toetsvormen en studiepunten. Op die manier heeft de visitatiecommissie inzicht gekregen in de opbouw en samenhang van de opleiding. • Er is een onderscheid aangebracht tussen de voltijd- en deeltijdopleiding. Bij de voltijdopleiding wordt de horizontale samenhang in het programma als volgt beargumenteerd: uitgaande van een beroepssituatie zoals het opstellen van een strategisch plan wordt de student ondersteund door middel van een aantal samenhangende lessen zoals bedrijfskundige technieken, projectmanagement, ondernemingsrecht, organisatiekunde. • De verticale samenhang in het voltijdsprogramma zoals blijkt uit de zelfevaluatie, bestaat uit: - een opbouwende moeilijkheidsgraad in de kennisonderdelen en opdrachten; - een onderwijsconcept dat verloopt van docentgestuurd naar studentgericht leren; - van vakgericht leren naar beroepsgestuurd leren; - van groepsgericht werken naar steeds meer individueel werken; - een duidelijke keuze voor drie velden waarin studenten werkzaam zullen zijn na hun afstuderen, dit zijn: overheid, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Deze drie velden worden in het onderwijsprogramma duidelijk herkend door de studenten zoals tijdens de bezoekdag bleek. • Bij de deeltijdopleiding is de horizontale samenhang afwijkend ingevuld. Er wordt bij de deeltijdopleiding gestudeerd vanuit modulen. Er is gekozen voor een inhoudelijke samenhang op de drie domeinen Management, Economie en Recht. Deze drie domeinen worden aangevuld met op beroepsvaardigheden gerichte modulen. De verbinding komt tot stand binnen een integrale opdracht. In de propedeuse is dit een bedrijfskundige casus. De verticale opbouw en samenhang zijn voor de deeltijdopleiding gelijk aan die van de voltijdopleiding. • Studenten en docenten geven tijdens het gesprek aan dat met de keuze voor vakken (minor) of stages gewerkt wordt aan de samenhang in het studieprogramma. Hierdoor kunnen studenten nagaan welke richting hen het meest aanspreekt in de brede MERopleiding. Enerzijds kunnen studenten kiezen voor generalisme, anderzijds voor een meer specialistische richting. De samenhang tussen het binnenschools- en buitenschoolscurriculum wordt gewaarborgd doordat praktijkopdrachten uitsluitend na overleg met de studieloopbaanbegeleider en/of docenten plaatsvinden. • Voor de bewaking van de samenhang van de verschillende studieonderdelen is de propedeusecoördinator samen met de projectleiders verantwoordelijk. In de hoofdfase is dit het onderwijsteam/projectleider en de Onderwijsontwikkelgroep. Bij de deeltijdopleiding functioneert een deeltijdcoördinator die de samenhang bewaakt. Het
22/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
•
panel heeft tijdens de bezoekdag kunnen vaststellen dat het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) en de portfolio’s een belangrijke rol spelen bij de samenhang in het programma. Dit is gebleken uit het ter beschikking gestelde materiaal van studenten. Tijdens de evaluatie onder studenten (2007) komt de samenhang in het studieprogramma aan bod. Zowel de voltijdstudenten, de deeltijdstudenten als de docenten geven in dit onderzoek aan de samenhang in de studie te herkennen en te waarderen. Van de voltijdstudenten geeft tussen de 67 en 100% van de studenten aan een duidelijke samenhang te herkennen in het curriculum (17% van de studenten gaf in jaar 1 aan onvoldoende samenhang te zien, 0% in jaar 2, 33% in jaar 3, en 8% in jaar 4). Van de deeltijdstudenten herkent gemiddeld 86% de duidelijke samenhang in het curriculum (14% beantwoordt deze vraag negatief). Van de docenten ziet 89% een duidelijke samenhang (11% ziet onvoldoende samenhang) in het programma.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport aangegeven op welke manieren zij de studievoortgang zoveel mogelijk stimuleert. Dit zijn uitgangspunten gericht op contacttijd en studiebegeleiding, evenwichtige spreiding van de studielast, flexibiliteit in het programma, monitoring van struikelvakken, informatievoorziening gericht op het opleidingsprogramma en de studievoortgang. • Wat betreft het aantal contacturen geeft de opleiding aan dat dit start met 20 uur per week voor voltijdstudenten in de propedeuse. Het aantal contacturen neemt in de hoofdfase met enkele uren per week af. De deeltijdopleiding kent een omgekeerd beeld. Daar wordt gestart met 8 contacturen per week en dit loopt op naar circa 12 contacturen in de hoofdfase. • Door de studenten wordt tijdens de bezoekdag aangegeven dat de studielast goed verdeeld is over het jaar. Er is wel sprake van enige samenloop van werkzaamheden doordat voor het einde van het studiejaar “alles” moet zijn ingeleverd maar dit weten studenten tijdig. Ook deeltijdstudenten geven aan dat de studielast niet afwijkt van wat wordt aangegeven over de opleiding en dat de opleiding daardoor goed is te doen naast het hebben van een werkkring. • Door middel van studieloopbaanbegeleiding wordt getracht stagnatie in de studievoortgang snel op te sporen en te verhelpen. In de propedeuse vindt de begeleiding plaats door na ieder project de voortgang te bespreken met de student. In de hoofdfase vindt alleen begeleiding op verzoek van de student plaats. • Een evenwichtige spreiding van de studieactiviteiten vindt plaats door een doelmatige opbouw van projecten, toetsen en herkansingen. Tijdens de projecten moeten studenten individuele en groepsopdrachten inleveren (propedeuse). In de hoofdfase bestaan de
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
23/57
•
•
•
•
•
velden uit een vast aantal weken (20), waarbij de toetsen in week 18 plaatsvinden. Ook in de hoofdfase vinden kennistoetsen plaats en worden verspreid over de periode opdrachten gegeven. Stage- en afstudeerperioden lopen synchroon met de semesters om te voorkomen dat er studievertraging optreedt. De flexibiliteit die is ingebouwd in de opleiding heeft betrekking op het aanbieden van een aangepaste leerroute als een student studievertraging heeft opgelopen in de propedeuse, de volgorde van de velden in de hoofdfase en de mogelijkheid om 2x per jaar te starten met een stage. Fontys biedt studenten via intranet diverse informatie over de studie. Deze voorziening is zeven dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. De informatie heeft onder andere betrekking op: - onderwijs- en examenregelingen; - studie-, toets- en docentenroosters; - mededelingen over afwezigheid van docenten en - studievoortgang. Ten aanzien van struikelvakken heeft de opleiding blijkens de zelfevaluatie een beleid dat erop gericht is de behaalde cijfers te analyseren om zodoende struikelvakken te kunnen opsporen. Tijdens de bezoekdag zijn de struikelvakken met docenten, opleidingsmanagement en studenten aan de orde geweest. Het is het panel duidelijk geworden dat de opleiding heeft onderkend dat er struikelvakken zijn in vooral de propedeuse. Dit zijn met name de vakken op het terrein van bedrijfseconomie en in iets mindere mate geldt het ook voor recht. De opleiding werkt hieraan door: - studenten beter voor te lichten dat bedrijfseconomie een belangrijk onderdeel is van de studie. Op deze manier sluit het profiel van de instroom van studenten beter aan bij de gewenste capaciteiten van studenten; - meer uren les te geven in met name de eerste periode en bijlessen aan te bieden voor de struikelvakken. Studenten geven aan dat de struikelvakken vooral gelden voor studenten van wie profiel en opleidingsachtergrond eigenlijk niet goed aansluiten bij de MER-opleiding. Studenten geven aan dat de opleiding goede maatregelen heeft genomen zoals verplichte aanwezigheid bij het vak bedrijfseconomie en meer lesuren in verschillende werkvormen (werk- en hoorcolleges) aanbieden voor deze vakken. In de zelfevaluatie is aangegeven hoe de studenten de maatregelen waarderen om de studievoortgang te stimuleren dan wel studievertraging te voorkomen. Hieruit blijkt dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over de contacttijd, de spreiding van de studielast, de flexibiliteit in de opleiding en de studieloopbaanbegeleiding. Tijdens de bezoekdag geven studenten aan dat de opleiding veel begeleiding aanbiedt in de vorm van gesprekken over of men wel op de juiste plaats zit bij de opleiding MER. Tijdens de bezoekdag roemen de voltijdstudenten het ‘open-deuren beleid’ van docenten waardoor het makkelijk is om contact te leggen met docenten voor vragen of begeleiding. De deeltijdstudenten geven aan dat dit laatste voor hen minder geldt. Wel kunnen de deeltijdstudenten rekenen op begeleiding op afspraak. Het panel trekt de conclusie dat het programma goed studeerbaar is en dat er bij de opleiding voldoende aandacht is om belemmeringen in de studievoortgang te signaleren en zo mogelijk weg te nemen.
24/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft in de zelfevaluatie aan dat er duidelijke beleidslijnen worden gehanteerd met het doel het programma aan te laten sluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten. De criteria die worden gehanteerd zijn: - formele wettelijke vooropleidingseisen. Dit betreft het diploma havo of vwo met Economie of mbo-4. De opleiding gaat uit van een havo leerling met het profiel Economie en Maatschappij, dan wel van een leerling afkomstig van een economisch gerichte mbo-opleiding; - werkvormen die passen bij de vooropleiding van studenten. Qua werkvormen wordt aansluiting gezocht bij de vooropleiding door tijdens de MER-opleiding vooral klassikaal te starten met lessen. Gaandeweg de studie nemen de omvang en zwaarte van projecten toe en neemt het aantal klassikale lessen af. - voorlichting aan studenten via een ‘instroomcoördinator’. Via voorlichting aan toekomstige studenten worden leerlingen voorbereid op de studie qua inhoud en opzet. Deze voorlichting vindt vooral plaats in de vorm van open dagen, voorlichtingsavonden op scholen en meeloopdagen voor scholieren. Op managementniveau wordt door de MER-opleiding overleg gevoerd met mbo, havo en vwo-opleidingen in de regio; - mogelijkheid tot verkorte studieroutes voor mbo-4 studenten met een hbodoorstroomkwalificatie. Daarnaast is er een apart traject voor studenten die vanuit een andere hbo- en wo-opleiding met de MER-opleiding willen starten. Het betreft een EVC-traject (Erkenning van Verworven Competenties) voor studenten die via een andere opleiding of werkervaring in aanmerking willen komen voor een versnelling van het opleidingsprogramma. Deze studenten volgen een standaard EVC-procedure, waarbij zij een portfolio maken van hun eerder verworven competenties. Zij worden hierbij ondersteund door de studieloopbaanbegeleider. Vervolgens wordt er een intake-assessment afgenomen waarbij getoetst wordt over welke competenties de student beschikt. Hierna wordt een opleidingstraject vastgesteld in samenspraak met de instroomcoördinator. - vaste intakeprocedure bij afwijking van wettelijk vooropleidingseisen. Hieronder wordt verstaan de zogenaamde zij-instromers die op basis van hun diploma niet zonder meer toelaatbaar zijn. Op basis van een test en een assesment worden vastgesteld of de student de opleiding kan volgen en welk opleidingstraject kan worden afgelegd. • De opleiding heeft duidelijk gemaakt voldoende te anticiperen op het beter aan laten sluiten van het profiel van de instroom van studenten op de eisen van de studie. • Uit de analyse van de evaluaties onder studenten blijkt dat de voltijdstudenten positiever oordelen over inhoudelijke aansluiting van de opleiding op de vooropleiding dan de deeltijdstudenten (van de voltijdstudenten is 69% van mening dat de opleiding inhoudelijk
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
25/57
•
•
goed aansluit bij de vooropleiding, bij de deeltijdstudenten is dit 43%) De didactische aansluiting geeft een tegenovergesteld beeld te zien. Hier blijken voltijdstudenten minder tevreden over dan deeltijdstudenten (voltijdstudenten: 42% zegt dat de opleiding didactisch goed aansluit, van de deeltijdstudenten is 57% die mening toegedaan, Studententevredenheidsonderzoek 2007). Uit een extern gehouden onderzoek (Elsevier, oktober 2008) blijken studenten van deze MER voor het eerst de aansluiting met een 5,7 te waarderen. In voorgaande jaren lag dit cijfer hoger. Dit is voor de opleiding aanleiding om onder de huidige groep propedeusestudenten (leerjaar 2008/2009) een onderzoek te starten naar de aansluiting van vooropleiding op de opleiding MER. De opleiding wil volgens de zelfevaluatie hiertoe per 1 september aanstaande verbeteracties doorvoeren. Fontys Hogescholen hebben de Code of Conduct (gedragscode Internationale studenten) ondertekend. Hiermee zijn alle Fontys opleidingen gecommitteerd aan deze gedragscode. Het panel komt tot het oordeel voldoende vanwege de erkenning van de opleiding dat de inhoudelijke en didactische aansluiting van de opleiding op de vooropleiding van studenten voor verbetering vatbaar is gezien de oordelen van studenten (voltijd en deeltijd). Hierop zijn acties ondernomen zoals het maken van een voorlichtingsfilm voor nieuwe studenten en het aanbieden van extra lessen in het eerste kwartaal. Veel van de verbeteracties die de opleiding heeft ingezet moeten zich nog bewijzen.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft in de zelfevaluatie aan dat de eindkwalificaties van de opleiding met een programma van 240 studiepunten is te bereiken in vier jaar. • Het panel heeft ook tijdens de bezoekdag kunnen vaststellen dat de opleiding voldoet aan de eis ten aanzien van de studiepunten. Het panel concludeert dat de opleiding voldoet aan de eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de zelfevaluatie zijn de beleidsdoelen geformuleerd en uitgewerkt in een concrete toelichting (Document: CPL-schema MER Voltijdopleiding en CPL Schema MER Deeltijdopleiding). Zowel voor voltijd- als voor deeltijdstudenten is het didactische concept
26/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
•
•
•
•
gericht op competentiegericht leren, de mate van complexiteit van opdrachten neemt toe en de sturing neemt af van leerjaar 1 naar 4, er is een mix van werkvormen en de leeromgevingen zijn zo veel mogelijk authentiek. Specifiek voor de voltijdopleiding komen hier nog twee doelen bij: projectgericht onderwijs en een systeem van studiebegeleiding. Een voorbeeld toont aan dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen: de relatie van de beroepspraktijk is van wezenlijk belang voor de inrichting van het studieprogramma. Daarnaast dienen de werkvormen bij te dragen aan de competentieniveaus van de studenten. Dit wordt gerealiseerd door drie vormen van onderwijs: - Projectgericht onderwijs. Hier gaat het om het integreren van kennis, vaardigheden en de houding van studenten in situaties die aan de beroepspraktijk zijn ontleend. Voorbeelden hiervan zijn projectopdrachten, individuele rapporten opstellen, persoonlijk netwerk in kaart brengen, plan van aanpak schrijven, simulatiespel en presentaties; - Theorieonderwijs. Hier gaat het om instructies in meer klassikaal verband (hoor- en werkcolleges) voor vakken die als basiskennis gelden; - Opdrachten in een organisatie. Hiermee worden studenten geconfronteerd met het werkveld. Voorbeelden hiervan zijn: het uitvoeren van opdrachten, toegepast onderzoek of adviesopdracht voor een externe organisatie en meewerken in een organisatie. Ten aanzien van deeltijdstudenten zijn enkele andere uitgangspunten leidend: - deeltijdstudenten moeten in eigen tempo kunnen studeren; - groepsopdrachten zijn praktisch lastiger uitvoerbaar voor deze groep; - door de gevarieerde instroom is het moeilijk om voldoende studenten met een gelijk niveau in een projectgroep te plaatsen; - bij deeltijdstudenten bestaat automatisch een wisselwerking tussen studie en werkkring (zie ook 2.3). Vanaf het tweede studiejaar moet die werkkring ook passend zijn bij de opleiding. Op die wijze ontstaat de mogelijkheid om de beroepspraktijk in te brengen in de studie en wordt met de modules zoveel mogelijk aangesloten bij de beroepspraktijk, aldus de zelfevaluatie. Uit de evaluaties onder studenten blijkt dat er een hoge mate van tevredenheid is bij zowel voltijd- als deeltijdstudenten over de relatie tussen het didactisch concept en de competentiedoelen die de opleiding heeft gesteld (Bronnen: Tevredenheidsonderzoek Studenten november 2007 opleiding MER, Evaluaties Projecten 3 en 4 Propedeuse, Evaluaties en verbeterplannen (het gaat om gemiddelde scores over de jaren 20052008). Ook ten aanzien van de begeleiding door docenten zijn studenten tevreden. Op dit punt heeft de opleiding geen verbeteracties geformuleerd. Het panel stelt na de gesprekken met het onderwijsmanagement, de docenten en de studenten vast dat het competentiegerichte onderwijs veel aandacht krijgt gedurende de gehele opleiding. De studenten zijn bekend met het werken aan competenties en krijgen daar voldoende begeleiding in. Door middel van persoonlijke ontwikkelplannen (POP) werken studenten aan hun competenties. Dit staat ook tijdens de stages centraal waardoor het beroepenveld hiermee meer bekend raakt. Het panel is van mening dat de opleiding zich steeds meer aan het ontwikkelen is naar competentiegericht onderwijs en
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
27/57
hier grote stappen in heeft gezet in betrekkelijk korte tijd. De werkvormen sluiten goed aan bij het didactisch concept.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de zelfevaluatie zegt de opleiding hierover dat doelen van toetsing zijn om de voortgang van het leerproces te bepalen en om de student een terugkoppeling te geven over de voortgang van het leerproces. Dit wordt bewerkstelligd door middel van competentie-examens (assessments) en door een mix van toetsvormen. De opleiding heeft de wijze van beoordeling en toetsing adequaat en transparant beschreven en er is een systeem van kwaliteitsbewaking met betrekking tot de toetsing (Notitie toetsbeleid opleiding MER, mei 2008). • Tijdens competentie-examens onderzoeken twee assessoren welke competenties de student heeft verworven en op welk niveau. • In de zelfevaluatie geeft de opleiding aan dat de studenten inzicht dienen te hebben in de wijze en het tijdstip van toetsing. Hierover geeft de opleiding informatie. Inhoudelijk worden de toetsen teruggekoppeld doordat de studenten na de beoordeling feedback krijgen tijdens de inzage bij de docent. De feedback kan mondeling dan wel schriftelijk worden gegeven. • Er is in de zelfevaluatie aangegeven dat er een mix van toetsvormen wordt gehanteerd. De drie belangrijke invalshoeken van de verschillende toetsvormen zijn individuele toetsen, groepstoetsvormen en beoordelingen van beroepsoriënterende en afstudeerstage. Voor de beroepsoriënterende en afstudeerstage geldt dat deze toetsing bestaat uit drie onderdelen. Dit zijn volgens de zelfevaluatie van de opleiding: - Beoordeling van de werkzaamheden op de stageplaats; - Beoordeling van de mate waarin aan de prestatie-indicatoren behorende bij het te verwerven competentieniveau gewerkt is; - Beoordeling van het stageverslag, dan wel de afstudeerscriptie. Deze scriptie wordt tijdens een afstudeerzitting verdedigd. • De begeleidend docent en de stagebegeleider van de stageorganisatie beoordelen de beroepsoriënterende stage. Voor beide stages wordt een werkboek gehanteerd. Dit zijn het werkboek afstudeerstage en het werkboek beroepsoriënterende stage welke het panel heeft ingezien. • Om te garanderen dat er adequaat en transparant wordt getoetst geeft de opleiding aan dat: - Studenten op de hoogte zijn van de toetsvorm en tijdstip van toetsing (transparantie); - Feedback wordt schriftelijk gegeven en tentamens zijn ter inzage bij de docent.
28/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
•
•
•
•
•
Per toets is er een toetscoördinator verantwoordelijk voor de gang van zaken rond de toetsing. De toetscoördinator ziet er op toe dat toetsen van te voren door minimaal twee vakdocenten zijn bekeken en geaccordeerd. Om de kwaliteit van de toetsen te bewaken is er een Examencommissie ingesteld zoals blijkt uit de schriftelijke informatie van de opleiding. De taken en bevoegdheden van de examencommissie zijn vastgelegd in het Onderwijs- en examenreglement (september 2008: deel B). Voorbeelden zijn de regeling voor toetsen (mondeling en schriftelijk), de regeling voor competentie-examens en het omgaan met onregelmatigheden en fraude tijdens examens. De gestelde doelen in de toetsing worden periodiek geëvalueerd. Hieruit is onder andere naar voren gekomen dat studenten de meeste doelen goed herkennen en waarderen. Het gaat dan om het krijgen van feedback op toetsen, de mix van toetsvormen en dergelijke. Eén aspect scoort gemiddeld lager en wordt door de opleiding aangepakt in een verbeteractie. Het gaat om de vraag of de competenties en prestatie-indicatoren vooraf helder waren voor de studenten. Dit werd met een 3.1 beoordeeld (dat net boven de norm 3.0 ligt). Het panel heeft toetsen kunnen inzien tijdens de bezoekdag en is hier positief over. De toetsen waren passend bij de aangeboden lesstof en van voldoende niveau. De wijze van toetsen is duidelijk en wordt voldoende omschreven in de studiehandleidingen. De toetsen zijn in de propedeuse meer gericht op kennis en in de hoofdfase zijn de toetsen meer competentiegericht. Deze opbouw is passend bij de opbouw van het curriculum. Tijdens de bezoekdag is de wijze van toetsen met het opleidingsmanagement, de docenten en de studenten aan de orde geweest. Het panel heeft kunnen vaststellen dat: - de opleiding adequaat toetst aan de kwalificaties die zijn opgesteld, daarbij zijn de Body of Knowledge en de Dublin descriptoren leidend; - toetsen tijdig beoordeeld worden; - de opleiding groepsopdrachten adequaat beoordeelt; - er een goede controle is op plagiaat in scripties en werkstukken; - er een adequate beschrijving en uitvoering is van de beoordeling van afstudeerwerken.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de zelfevaluatie geeft de opleiding aan een beleid geformuleerd te hebben dat tot doel heeft een goede verbinding te leggen tussen de praktijk en de theorie. Het zoeken van de verbinding gebeurt onder andere door samenwerking met externe partijen, externe
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
29/57
•
•
•
•
opdrachten, beroepsgericht onderzoek en een aanname- en professionaliseringsbeleid van docenten met relevante beroepsspecifieke kennis. Het panel heeft in de gesprekken met studenten, alumni en docenten kunnen constateren dat er veel aandacht is bij deze opleiding voor de verbinding met de praktijk. Dit blijkt onder andere uit de veelvuldige contacten van docenten met bedrijven en instellingen. Voorbeelden van samenwerking met externe partijen die in de documentatie van de opleiding worden genoemd zijn: - in de hoofdfase worden er door het docententeam opdrachten begeleid die studenten in contact brengen met het beroepenveld. Deze opdrachten staan nog los van de stages; - begeleiding van de stages; - opleiding in opdracht van een zorggroep (CZ) als maatwerktraject; - subsidieacademie: deze heeft tot taak het ontwikkelen en onderhouden van platforms ter zake van gemeenten en ondernemingen. Er wordt in de platforms informatie uitgewisseld over subsidieregelingen; - inzet van gastdocenten; - samenwerking met andere partijen zoals een automatiseringsbedrijf en een adviesbureau. Uit de evaluatie blijkt dat de studenten de wijze waarop de docenten een verbinding zoeken tussen theorie en de beroepspraktijk positief waarderen. 77% van de ondervraagde studenten is van mening dat docenten in voldoende mate een verbinding leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk (Evaluatie, 2007). Tijdens de gesprekken op de bezoekdag is gebleken dat docenten een goede verbinding leggen met de beroepspraktijk in de lessen doordat bijna 60% van de docenten recente werkervaring (afgelopen vijf jaar) in het beroepenveld heeft. Voor docenten die niet (meer) werkzaam zijn in het beroepenveld bestaat de mogelijkheid om bedrijfsstages te lopen, uit de gesprekken met docenten is het panel gebleken dat dit in de praktijk ook daadwerkelijk gebeurt.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft zelf aan dat gestreefd wordt naar een staf/studentratio van 1:25. Verdere uitgangspunten voor de inzet van docenten staan beschreven in het Personeelsbeleidsplan 2005-2010. Er is beleid bij (langdurige) ziekte van docenten en de doelstellingen ten aanzien van kwantitatieve inzet van docenten wordt jaarlijks geëvalueerd. • In de zelfevaluatie blijkt dat de docent-student ratio de afgelopen jaren is teruggebracht van 1:39 (2005) naar 1:28 op 01/09/2008. Om de ratio verder in positieve zin te beïnvloeden zal voorrang worden gegeven aan het vervullen van vacatures bij deze
30/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
•
•
opleiding. Uit de evaluatie onder docenten in 2007 beek dat de docenten de werkdruk in het algemeen als hoog ervaren. In 2008 lag het ziekteverzuim boven de streefnorm (4,15% bij MER, streefnorm Fontys 3%). De opleiding heeft het beleid gericht op het verlagen van de werkdruk door langdurig zieke docenten tijdelijk te vervangen. Tijdens de bezoekdag heeft het panel kunnen constateren dat de verhouding studenten/docenten per 01/01/2009 1:25 is. Hiermee heeft de opleiding haar streefnorm bereikt. De opleiding heeft de laatste twee jaar verbeteringen doorgevoerd ten aanzien van de werkdruk, onder andere door het werven van personeel en het centraliseren van een aantal administratieve taken bij het secretariaat. Tijdens de gesprekken met studenten en docenten is het panel gebleken dat de beschikbaarheid van docenten goed is. Door de getroffen maatregelen is de werkdruk op een adequate wijze verlaagd.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit het zelfevaluatierapport van de opleiding blijkt dat de opleiding de volgende streefdoelen heeft geformuleerd: - de opleiding hanteert een competentieprofiel per functie; - de verhouding tussen de benodigde en aanwezige deskundigheid wordt gemonitord en zo nodig bijgestuurd; • De opleiding geeft aan dat in de competentieprofielen per functie naar vier deskundigheidsvelden wordt gekeken (pedagogische, didactische, organisatorische en domeindeskundigheid). Ten aanzien van de domeindeskundigheid wordt uitgegaan van drie beroepscontexten, te weten bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties. Een en ander is vastgelegd in Fontys Functiehuis dat verder is uitgewerkt in het personeelsbeleidsplan van de Hogeschool. • Uit de curricula vitae van docenten blijkt dat 100% van de docenten academisch is geschoold, alleen de onderwijsassistent is (nog) niet academisch geschoold. • Met ingang van 2007 zijn de jaarlijks gevoerde functioneringsgesprekken met docenten vervangen door contracterings- en beoordelingsgesprekken. Uit de zelfevaluatie blijkt dat tijdens het contracteringsgesprek afspraken (SMART) worden geformuleerd ten aanzien van resultaten en ontwikkelingen op het terrein van kennis en beroepsvaardigheden. • Het panel heeft waardering voor het feit dat alle docenten een cursus Engels hebben gevolgd. Er is voldoende opleidingsbudget beschikbaar voor docenten en er is aandacht voor het volgen van opleidingen. • Uit de evaluaties blijkt dat studenten en docenten een positieve waardering hebben voor de vakinhoudelijke, vakdidactische en organisatorische bekwaamheden van de docenten. Zowel de voltijdstudenten als de deeltijdstudenten waarderen de vakinhoudelijke
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
31/57
•
competenties van de docenten. In de deskundigheidsbevordering van docenten is de laatste jaren aandacht geschonken aan onder andere de didactische, assessoren- en kwaliteitszorgscholing. De docenten herkennen zoals blijkt uit de evaluaties dat er in de formatie ruimte is voor relevante scholing op bovengenoemde aspecten. Tijdens de bezoekdag heeft het panel kunnen vaststellen dat het personeel gekwalificeerd is voor het uitoefenen van de taken. Docenten geven voorts aan dat zij gestimuleerd worden om zich te scholen. In het Professionaliseringsplan 2008-2009 Opleiding MER is vastgelegd dat er gewerkt wordt aan de professionalisering van de docenten en de diverse rollen die het ‘nieuwe’ onderwijs van de docenten vraagt. Daartoe nemen nieuwe medewerkers opnieuw deel aan een door Fontys geïnitieerde didactische cursus en worden drie nieuwe medewerkers van het team MER gecertificeerd als Fontysassessor, zodat in totaal 75% van het team als assessor is gecertificeerd. Uit het genoemde document blijkt tevens dat er voor twee medewerkers een promotietraject is gestart. Het panel constateert dat de helft van de docenten behoort tot de groep oudere werknemers (50+). Het panel spreekt haar waardering uit over de wijze waarop de docenten vorm hebben gegeven aan het competentiegerichte onderwijs en hun externe oriëntatie.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd. • De opleiding geeft in haar documentatie aan dat de kwaliteit van de huisvesting en daarmee de werk- en studieplekken van studenten en docenten de uitvoering van het onderwijsprogramma mogelijk moeten maken. De campus moet bovendien werkplekken bieden die passend zijn voor het soort onderwijs (individueel of groepsgericht). Per student is er voor 20 uur per week ruimte voor individueel- of projectwerk. Verder is het beleid er onder andere op gericht dat de computerruimtes adequaat en functioneel zijn ingericht en dat de werkruimtes voor docenten voldoen aan ARBO-normen. In de uitwerking van het beleid komt naar voren dat er zowel les- als pc-lokalen ter beschikking staan van studenten. Er zijn werk- en spreekkamers ingericht. Voorts hebben de studenten de beschikking over een ‘studielandschap’ met individuele werkplekken en groepswerkplekken, er zijn collegezalen en er is ruimte voor de studentenvereniging. De voorzieningen bestaan blijkens de documentatie van de opleiding uit ict-voorzieningen, mediatheek en overige studentenvoorzieningen. • In het voorjaar van 2006 zijn de voorzieningen geëvalueerd door het Managementteam van de MER. Daaruit bleek dat de onderwijsruimte qua aantallen in relatie tot de studentenaantallen niet optimaal voldeden. Gezien het teruglopende aantal studenten zijn
32/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
•
•
de kwantitatieve problemen op dit moment beperkt. Uit de evaluaties onder studenten blijkt dat de studenten met uitzondering van de computerruimtes en de zelfstudieruimtes, tevreden zijn. Ook over de overige materiële voorzieningen zijn de studenten tevreden. Alleen over de beschikbaarheid van ict-voorzieningen “in de spitstijden” zijn de studenten ontevreden. De opleiding heeft het voornemen geuit om in de nieuwbouwlocatie voor de opleiding aandacht te schenken aan de ontevredenheid van studenten over de computerfaciliteiten. De nieuwbouw is naar verwachting in 2012 gereed. Het panel beoordeelt de voorzieningen voor studenten als voldoende. Dit oordeel wordt als volgt onderbouwd: - tijdens de bezoekdag en de rondleiding heeft het panel geconstateerd dat er betrekkelijk weinig ruimtes zijn voor studenten voor overleg. Daarnaast blijkt uit het gesprek met studenten dat zij ruimtes missen om met een laptop te kunnen werken evenals stilteruimtes; - het panel heeft tijdens de rondleiding geconstateerd dat de onderwijsomgeving inspirerender zou mogen zijn. Gezien de nieuwbouwplannen is er door Fontys besloten het gebouw waarin de MER is gehuisvest, een beperkte facelift te geven (schilderen). Op dit moment zijn de voorzieningen enigszins verouderd (zoals blijkt uit de afwezigheid van beamers).
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de documentatie (Zelfevaluatierapport) van de opleiding blijkt dat het streven er op gericht is dat studenten een adequate studiebegeleiding krijgen. Tevens dient de informatievoorziening met betrekking tot de studiebegeleiding en studievoortgang adequaat te zijn voor studenten. Hiertoe is een systeem van studieloopbaanbegeleiding opgezet waarbij de studieloopbaanbegeleider een belangrijke rol speelt. Iedere student krijgt een studieloopbaanbegeleider bij de start van de studie toegewezen zoals blijkt uit Studiehandleiding Studieloopbaanbegeleiding, 2007. De frequentie van het contact neemt in de loop van de studie af en het initiatief verschuift van docent naar student in de loop van de studie. Tijdens de propedeutische fase is de begeleiding het meest intensief. Concreet werken alle studenten met een Persoonlijk OnwikkelingsPlan (POP), een Persoonlijk Actieplan (PAP) en een portfolio. Ten behoeve van studenten die twijfelen aan hun studiekeuze zijn testen beschikbaar. • Aan de studiebegeleiding wordt veel aandacht besteed door vakdocenten, tutoren, consultants en studieloopbaanbegeleiders. Tijdens de studieloopbaanbegeleiding werkt de student aan het behalen van prestatie-indicatoren behorend bij het
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
33/57
•
• •
•
•
competentieniveau. Dit wordt uitgewerkt in een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP), een Persoonlijk Activiteitenplan (PAP) en een portfolio. Voor studenten die intensievere of extra zorg nodig hebben bijvoorbeeld bij (psychologische) problemen, wordt begeleiding verleend in samenwerking met studentendecanen, studentenpsychologen en het Studieloopbaancentrum van Fontys Hogescholen. Studieresultaten worden blijkens het Zelfevaluatierapport geregistreerd in de studievoortgangsregistratiesystemen Progress en People Soft. Uit de documentatie van de opleiding blijkt dat de studenten de wijze van studiebegeleiding als goed waarderen. Dit geldt zowel voor voltijd- als voor deeltijdstudenten. De scores op de evaluaties zijn zodanig dat er hierdoor geen aanleiding is voor de opleiding om hiervoor verbeteracties te formuleren. De propedeusestudenten geven gemiddeld de score 4,1 op een schaal van 5 over de duidelijkheid van de rol van de studieloopbaanbegeleider en een 3,9 over de tevredenheid met de studieloopbaanbegeleider (2007). In de hoofdfase geven studenten gemiddeld in 3,4 voor de afstemming van de studiebegeleiding op hun behoeftes en op de begeleiding bij het kiezen van de minor (2007). De opleiding werkt aan optimale informatievoorziening en heeft hiervoor een communicatieplan opgesteld. Het panel heeft dit plan ingezien. Er zijn doelen geformuleerd ten aanzien van: - het tijdig beantwoorden van mail; - opschonen van intranet; - actualiseren van informatie op intranet t.b.v. de studie, projecten, studieboeken, afwezigheid van docenten. Tijdens de bezoekdag heeft het panel kunnen constateren dat er veel aandacht is vanuit de opleiding aan de begeleiding van studenten. Studenten geven aan dat er (extra) begeleiding is in de propedeuse om na te gaan of een student de juiste opleiding heeft gekozen met de Fontys-MER. Het competentiegerichte onderwijs vraagt van de studenten om te reflecteren op hun gedrag en na te gaan wat men wil leren. De opleiding geeft hiervoor ondersteuningslessen en begeleiding. Er is een studieloopbaanbegeleider; de studenten spreken hierover hun waardering uit. Zowel docenten als studenten geven aan dat er een ‘open-deur’ beleid is waardoor studenten met vragen makkelijk kunnen binnenlopen bij docenten. Dit geldt minder voor deeltijdstudenten doordat zij er doorgaans zijn op tijdstippen (’s avonds) dat er minder docenten zijn. Ook via email worden contacten onderhouden. Het panel constateert, onder andere op basis van de grote tevredenheid van studenten en alumni, dat de studiebegeleiding goed aansluit op de behoefte van studenten.
34/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de zelfevaluatie van de opleiding is aangegeven dat men beschikt over een werkend kwaliteitssysteem dat is vastgelegd in Focus op kwaliteitszorg, 2007. In de zelfevaluatie is aangegeven dat in het kwaliteitssysteem doelen, streefcijfers en meetinstrumenten zijn benoemd. Alle metingen en evaluaties moeten tot een systematische beoordeling van de kwaliteit leiden. In het zelfevaluatierapport is een tabel opgenomen (Onderzoekskalender van de opleiding) van alle externe en interne evaluatie-instrumenten die worden ingezet om de kwaliteit van de opleiding te meten en te bewaken. Tevens is hierin aangegeven wie verantwoordelijk is voor het verbeterbeleid. • Uit de aangeleverde documentatie van de opleiding blijkt dat het kwaliteitssysteem is opgebouwd volgens de PDCA-cyclus. De verantwoordelijkheid van het systeem ligt bij het Managementteam. Er zijn twee PDCA-cycli onderscheiden, te weten de verticale cyclus naar Raad van Bestuur en overheid, waarvoor de Macon en Marap-procedure1 worden toegepast en de horizontale cyclus via evaluaties onder belanghebbenden en studenten, medewerkers, het stagebiedende werkveld en het beroepenveld. Ter overbrugging van beide cycli zijn er diverse overlegvormen zoals de onderwijsontwikkelgroep en de beroepenveldcommissie. • Het panel heeft geconstateerd dat studenten, medewerkers, alumni en werkveld worden betrokken bij de kwaliteitsmetingen. • In de zelfevaluatie geeft de opleiding aan dat zij de ambitie heeft uitgesproken in 2010 bij de beste 25% van de MER-opleidingen in Nederland te willen horen. Om dit te realiseren zijn de doelen vastgelegd op het aspect van: - continuïteit en groei; - hoge kwaliteit; - zakelijke dienstverlening; - internationalisering; - wetenschappelijke oriëntatie. • Bij alle doelen zijn minimumnormen geformuleerd en door middel van periodieke evaluaties wordt gemeten in hoeverre de doelen zijn gehaald. Voorbeelden hiervan zijn: - Als minimumnorm geldt: alle scores moeten voldoende zijn (minimaal een 6 op een 10-puntsschaal of een 3,5 op een 5-puntsschaal);
1
Macon: Management Contract. Jaarlijkse afspraken tussen groepsraad met instituutsdirecteur of facilitair bedrijf. Marap: Management rapportage
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
35/57
-
•
•
•
De opleiding heeft als streefdoel een hoger niveau te bereiken: minimaal een 7 op een 10-puntsschaal, een 7,3 bij evaluaties onder medewerkers, een 7,2 bij evaluaties van beroepenveld; - Voor 2010 zijn de streefdoelen 7,3 onder studenten en 7,5 bij overige evaluaties; - Elk resultaat dat onder de streefnorm scoort moet leiden tot een verbetering. Voorbeelden van evaluatie-instrumenten die de opleiding gebruikt zijn visitatie en accreditatie, HBO-Monitor en Keuzegids (Elsevier). Intern zet de opleiding de volgende instrumenten in: Zelfevaluatie t.b.v. visitatie en accreditatie, stage-evaluatie, afstudeerevaluaties, startbekwaamheidsonderzoek, onderdeel- en periode-evaluatie, uitstroomonderzoek, onderzoek regionale toestroom, evaluatie toetsen, evaluatie rendementscijfers, klachtenregistratie, beroepenveldcommissie en studentenklankbordoverleg. Er is het voornemen om een kwaliteitscoördinator aan te stellen voor de gehele hogeschool om een grotere standaardisatie in het evaluatieproces te bereiken waardoor de efficiency kan worden vergroot, zoals blijkt uit het zelfevaluatierapport. Voorts is de opleiding voornemens om de afstudeerevaluaties om te vormen naar de doelen van het competentiegerichte onderwijs. Het panel heeft geconstateerd dat de opleiding daadwerkelijk werkt met de PDCA-cyclus in haar kwaliteitszorgsysteem. Voorts stelt het panel vast dat de opleiding werkt met structurele periodieke evaluaties waarbij de taken en verantwoordelijkheden voor de opvolging van de evaluaties is geregeld en de evaluaties structureel zijn ingebed.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat de metingen en evaluaties (zie ook 5.1) leiden tot een systematische evaluatie van de kwaliteit, een analyse en zonodig tot bijsturing. Voorbeelden van maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van evaluaties zijn: - Bijsturing studielast in de hoofdfase in diverse velden zodat het aantal uren dat besteed wordt aan de studie beter op de norm zit; - Verduidelijking van de hoogte van de eisen aan het eind van de propedeuse omdat studenten in de evaluatie op dit onderdeel een 3,2 scoorden. Dat is nu verhoogd naar een 4,0; - Verzwaring van de praktijkopdrachten in het veld Maatschappelijke organisaties na de onderwijsevaluaties op dit onderdeel; - Betere scheiding tussen inhoudelijke en procesmatige begeleiding bij de projecten 3 en 4 in de propedeuse op basis van de evaluatie van de competentie-examens.
36/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
•
•
•
•
In de zelfevaluatie zijn concrete uitkomsten van evaluaties opgenomen waaruit blijkt dat lage scores leiden tot verbeteracties (Evaluaties Projecten 3 en 4 Propedeuse, Evaluaties en verbeterplannen Hoofdfase). Als verbeteractie heeft de opleiding in de zelfevaluatie aangegeven dat zij de resultaten uit evaluaties beter wil terugkoppelen naar belanghebbenden, bijvoorbeeld door het in gebruik nemen van een gemeenschappelijk portal waarop evaluaties in relatie tot analyses en genomen maatregelen worden gepresenteerd. Verder is het voornemen om de Onderwijs Ontwikkel Groep en beroepenveldcommissie beter te koppelen door meer gerichte vragen te stellen nu het ontwerp van het competentiegerichte onderwijs in de afrondende fase is gekomen. Via de studievereniging zullen alumni in de toekomst structureel als klankbord worden benut. Uit de vorige visitatie heeft de opleiding verschillende verbeteracties doorgevoerd. Een voorbeeld hiervan is: - In de vorige visitatie is de aanbeveling gedaan om op korte termijn het niveau van de afdeling en/of de opleiding, het registratiesysteem voor de instroom, doorstroom en uitstroom van studenten te versterken. De opleiding beschikt inmiddels over een registratiesysteem voor instroom, doorstroom en uitstroom op grond waarvan beleid ontwikkeld wordt (Verbeteractiviteiten naar aanleiding van de vorige visitatie, 2004). Het panel heeft tijdens de bezoekdag kunnen constateren dat de opmerkingen in de vorige visitatie hebben geleid tot verbeteracties zoals het versterken van de bedrijfseconomische component en de invoering van het competentiegerichte onderwijs in de opleiding. Uit de gesprekken met het onderwijsmanagement, de studenten en alumni blijkt dat er goed wordt geluisterd naar de opmerkingen en verbetersuggesties die worden gedaan. Een van de belangrijkste verbeteringen om de uitval in het eerste jaar terug te brengen is het kiezen voor een duidelijker beroepsprofiel in drie richtingen (overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisatie). Ook de nieuwe aandacht voor de ‘struikelvakken’ (extra en verplichte lesuren) is een duidelijke voorbeeld van verbeteracties die bijdragen aan de streefdoelen. Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de zelfevaluatie geeft de opleiding aan dat behalve de formele enquêtes en evaluaties ook de open communicatie van groot belang wordt geacht om tot een verbeterklimaat te komen. Studenten moeten laagdrempelig toegang hebben tot docenten, ondersteunend personeel en directie. • In de zelfevaluatie heeft de opleiding beschreven op welke wijze de verschillende groepen betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
37/57
Medewerkers zijn als volgt betrokken: - deelname van medewerkers aan Fontys personeelsenquêtes; - bespreking van resultaten van evaluaties in teamoverleg; - deelname aan interne medezeggenschapsraad; - instellen van een Onderwijs Ontwikkel Groep (OOG). Studenten worden onder andere als volgt betrokken: - deelname aan evaluaties; - instellen van klankbordgroep van studenten bij thema’s waar de inbreng van studenten van belang is; - deelname aan Opleidingscommissie (OC); - oprichten van een studievereniging door studenten. Alumni worden betrokken via: - aansluitonderzoek onder alumni; - alumni inzetten als referentiepunt voor de opleiding wat betreft de actuele beroepscontext (via alumni/studievereniging). Tijdens de bezoekdag heeft het panel geconstateerd dat het op een goed niveau houden van het overleg met alumni blijvende aandacht vraagt van de opleiding. Zowel het opleidingsmanagement als docenten en alumni zijn zich hiervan bewust. Het panel heeft er vertrouwen in dat de opleiding hier serieus aandacht aan zal blijven besteden. Voorbeelden over de wijze waarop het Beroepenveld wordt betrokken: - Het Landelijk Overlegorgaan (LOO-MER) komt minimaal 4x per jaar bij elkaar. Dit is een overleg van vakgenoten van de MER-opleidingen in Nederland. Onderwerpen van gesprek zijn beroepsprofielen, competenties, profilering van de opleidingen; - overleg met Beroepenveldcommissie om de competenties vast te stellen van het nieuwe curriculum. Verder worden verbeteracties die uit evaluaties naar voren komen besproken. Deze commissie komt minimaal 2 x per jaar bij elkaar; - Raad van Advies voor de Hogeschool MER die incidenteel bij elkaar komt voor de te voeren strategie van de Hogeschool. De Raad van Advies is de afgelopen periode tijdens de directiewisseling op Hogeschoolniveau niet om advies gevraagd.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
VT: Voldoende DT: Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft in de zelfevaluatie aan dat zij om het niveau van de opleiding te kunnen waarborgen op drie manieren de resultaten evalueert.
38/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
• •
•
•
•
•
Dit zijn: evaluatie van het behaalde niveau op het competentie-examen, evaluatie van het behaalde niveau bij afstudeeropdrachten en evaluatie van het niveau van afgestudeerden via alumnionderzoek. De uitvoering van deze punten wordt als volgt ter hand genomen. Als afsluiting van de propedeuse, de hoofdfase en de afstudeerfase is de opleiding voornemens om bij iedere student een competentie-examen af te nemen. Dit collegejaar (2008/2009) wordt het competentie-examen 3 (afstudeerfase) voor het eerst geëvalueerd. De afgelopen jaren zijn de competentie-examens 1 (propedeusefase) en 2 (hoofdfase) al geëvalueerd en in de jaarlijkse evaluatiecyclus opgenomen. Voor de beoordeling van dit facet wordt ook verwezen naar hetgeen is opgemerkt over de adequate wijze van toetsen in 2.8. In het Werkboek afstudeerstage, februari 2009 is aangegeven hoe de organisatie van de afstudeerstage is vastgelegd en op welke wijze de beoordeling tot stand komt. De elementen die betrekking hebben op de toetsing en bewaking van het niveau zijn als volgt omschreven: - er is een afstudeerzitting waarin de afstudeerstage wordt afgerond; - er is een competentie-examen op niveau 3 (startbekwaam). Het verdedigen van de scriptie vormt een onderdeel van het competentie-examen. De zitting is openbaar; - als eisen voor de scriptie geldt dat deze aantoonbaar gelinked moeten zijn aan de competentieniveaus 3; - de beoordeling van het studie-onderdeel afstudeerstage vindt plaats op basis van de onderdelen scriptie (inhoud), presentatie en mondelinge verdediging tijdens de afstudeerzitting (performance deel van het competentie examen) en ingeleverde portfolio. De wijze waarop het hbo-niveau tot uiting komt is nadrukkelijk omschreven evenals de wijze waarop de beoordeling en de vaststelling van het eindcijfer tot stand komen. Het eindcijfer van het studieonderdeel afstudeerstage wordt vastgesteld door twee examinatoren en is gebaseerd op drie onderdelen: de afstudeerscriptie, de presentatie en mondelinge verdediging van de scriptie en de beoordeling van de beroepshouding door het stagebedrijf. Ten aanzien van het bewaken van het niveau van de stage en de afstudeeropdrachten blijkt uit de evaluaties dat deze door studenten zeer goed worden gewaardeerd. Op vrijwel alle vragen ten aanzien van de stage-evaluatie geven studenten aan deze voldoende tot uitmuntend te waarderen. Om de kwaliteit van de scripties en de afstudeerzittingen te bewaken is hierbij een extern deskundige betrokken. Uit de evaluatie blijkt dat de waardering voor de scripties en de afstudeerzittingen positief is. Uit een onderzoek onder afgestudeerden die door zijn gegaan met een vervolgopleiding blijkt dat 55% de aansluiting tussen de twee opleidingen als voldoende tot goed ervaart. 45% ervaart de aansluiting als slecht tot matig. Een verklaring hiervoor kan zijn dat studenten blijken te kiezen voor (zeer) uiteenlopende vervolgstudies. Vanuit de opleiding is gewerkt aan een verbetering van de aansluiting door meer aandacht te geven aan de vakken Engels en Statistiek. Onder alumni wordt onderzoek gedaan met het doel na te gaan welke functies door afgestudeerden worden vervuld. Dit gebeurt door middel van telefonische enquêtes. Hieruit blijkt dat er een grote diversiteit is aan functies en studies waarin afgestudeerden hun toekomst vinden.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
39/57
•
•
•
De opleiding heeft zelf verbeterpunten geformuleerd ten aanzien van: - het verbeteren van de doorstroommogelijkheid naar een masteropleiding; - er wordt binnen Fontys een academische minor aangeboden om de aansluiting naar een masteropleiding te vergemakkelijken. De opleiding heeft 10 scripties ter beschikking gesteld zodat het panel het eindniveau van de studenten heeft kunnen vaststellen. Het panel heeft geconstateerd dat de afstudeerscripties van voldoende niveau zijn en passend bij het niveau van een hboafgestudeerde. Het panel vond het theoretisch kader in de afstudeerwerken een aandachtspunt evenals het toepassen van onderzoeksmethoden. De vraagstellingen in de scripties zijn relevant voor het werkveld, sluiten aan bij de eindkwalificaties en zijn doorgaans adequaat uitgewerkt. Men gebruikt een beperkt aantal onderzoeksmethoden: literatuurstudie en enquêtes. De conclusies zijn doorgaans goed onderbouwd. De gebruikte literatuur is overwegend adequaat, echter soms wel wat beperkt; studenten maken in wisselende mate gebruik van internationale literatuur. Uitgezonderd één scriptie zijn de beoordelingen adequaat. Bij deze scriptie constateerde het panel dat de uitwerking van de centrale onderzoeksvraag onvoldoende was. Studenten krijgen een individuele beoordeling als zij met meer studenten een eindscriptie hebben gemaakt. De afstudeerwerken voldoen aan het bachelorniveau. Uit de gesprekken met alumni en het werkveld bleek dat enkele scripties daadwerkelijk in de praktijk worden gebruikt wat als pluspunt wordt gezien voor het eindniveau. Het werkveld is tevreden over het niveau van de afgestudeerden. In het bijzonder overheidsvertegenwoordigers geven aan dat het helaas nog niet is gelukt om een Fontys MER student na het afstuderen in dienst te nemen, hoewel men dat graag zou willen. Hierin speelt een rol dat de studenten ook op het onderdeel ‘duurzaamheid’ een goede inbreng kunnen leveren. Het panel kon op dit aspect geen goed toekennen omdat zij het toepassen van theoretische modellen (te) beperkt terug zag in scripties. Het panel geeft de opleiding in overweging om het vak Methoden en Technieken in een eerder stadium van de studie aan bod te laten komen dan wel dit vak in alle studiejaren aan te bieden. Uit Een overzicht van de visie en werkwijze waarop onderzoeksvaardigheden zijn ingebouwd in het curriculum, 2005 - 2009 blijkt dat het vak onderzoeksvaardigheden in de propedeuse en de hoofdfase deel uitmaken van het curriculum. De opleiding erkent dat in het oude curriculum minder aandacht was voor onderzoeksvaardigheden. De resultaten van deze vergrote aandacht voor onderzoeksvaardigheden in het curriculum zal bij de volgende visitatie blijken.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
40/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit gegevens van de opleiding blijkt dat de streefcijfers door de opleiding MER voor de studierendementen als volgt zijn gedefinieerd: - Propedeuserendement: de opleiding streeft ernaar dat 35% van de studenten de propedeuse in 1 jaar haalt en 45% in 2 jaar; - Studieduur (diplomarendement): de opleiding streeft ernaar dat een student die het volledige programma volgt binnen 4,5 jaar de studie heeft afgerond; - Gemiddelde verblijfsduur studiestaker: de opleiding streeft ernaar dat de gemiddelde studieduur van een studiestaker 1,5 jaar is - Er is geen streefcijfer geformuleerd voor het opleidingsrendement in de vorm van percentage studenten dat daadwerkelijk de MER-studie binnen 4, 5 of 6 jaar heeft afgerond met een diploma. • Uit het aangeleverde cijfermateriaal van de opleiding blijkt dat de streefnorm van 35% van de studenten dat de propedeuse haalt na 1 jaar in 2005 (32%) en 2007 (8%) niet is gehaald. Met name het lage rendement in 2007 kan de opleiding niet verklaren (zie ook exit-interviews). • De streefnorm dat 45% van de studenten de propedeuse haalt na 2 jaar wordt in 2005 en 2006 gerealiseerd. In 2007 geldt opnieuw dat die streefnorm niet is gehaald. De trendbreuk in 2007 heeft ertoe geleid dat de opleiding de streefcijfers heeft herijkt en opnieuw vastgelegd in de zelfevaluatie. • De opleiding heeft de uitval van studenten in de propedeuse in het kader van de PDCAcyclus geëvalueerd. Aan de hand van een exit-vragenlijst is vast komen te staan wat de belangrijkste redenen zijn van studieuitval. Dit zijn vooral niveau- en motivatieproblemen (circa 35% van de studenten valt om die redenen af). Daarnaast waren problemen met het compententiegerichte onderwijs in 2005 nog een belangrijke reden om de studie te staken (15%) terwijl in 2007 18% van de studenten aangeeft door te stromen naar een hbo-opleiding elders. • In de zelfevaluatie geeft de opleiding aan dat er streefdoelen zijn geformuleerd voor het rendement na de propedeuse en over de volledige studie voor de jaren 2009, 2010 en 2012. De opleiding stelt zich ten doel dat het propedeuse rendement na 1 jaar stijgt van 36% in 2009 naar 55% in 2012. Het diplomarendement wil men terugbrengen van 4,5 jaar in 2009 naar 4,3 jaar in 2012. • De gemiddelde studieduur ligt met 4,8 jaar boven de norm. Het gemiddelde studieduur (diplomarendement) is na 4,5 en na 6 jaar te laag. De opleiding heeft diverse verbeteracties geformuleerd, zoals: - een realistisch beeld van de opleiding geven in de voorlichting aan middelbare scholieren (meer informatie over belang wiskunde en economie, voorlichtingsfilm gemaakt); - meer feedback aan studenten in de propedeuse; - het studievolgsysteem verbeteren; - het analyseren van de redenen van studie-uitval; - het beperken van het aantal herkansingen en assesments. • Gezien de afwijking in de streefcijfers op het rendement en de gerealiseerde rendementen in 2007, is het lastig voor het panel om op dit moment de conclusie te trekken dat de rendementen goed zijn.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
41/57
De nieuwe cijfers van de rendementen over 2008 en hierna zullen duidelijkheid geven of de in gang gezette verbeteracties tot het gewenste resultaat leiden. Ook de gemiddelde studieduur die boven de norm ligt en het te lage diplomarendement uitgaande van de zelf geformuleerde streefcijfers vormen de onderbouwing van het oordeel voldoende van het panel voor de beide varianten.
42/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
43/57
Bijlage 1:
44/57
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
45/57
46/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
47/57
48/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Opleiding Management, Economie en Recht, Fontys Hogescholen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. W.M.R. de Water
Panellid: de heer H.A.B.G. van Haren
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer M. Keijser
Panellid: Mevrouw mr.H.J.E. van Balen
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Mevrouw Mr. H.J.E. van Balen: Mevrouw van Balen is ingezet als panellid vanwege haar brede domein- en onderwijskundige expertise en haar auditdeskundigheid. Zij beschikt door haar ervaring als manager en als docent in het HBO over onderwijsdeskundigheid. Domeindeskundigheid heeft zij op bedrijfskundig gebied zoals Management, Economie en Recht, Personeel en Arbeid, Vastgoed en Makelaardij en dergelijke, alsmede op juridisch gebied als Sociaal Juridische Dienstverlening en HBO-rechten. Mevrouw Van Balen heeft door haar ervaring als verantwoordelijk leidinggevende bij 4 accreditatieprocessen kennis van de accreditatiesystematiek. Voor deze visitatie is zij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
49/57
Opleiding: 1976 – 1982 1983 – 1985 1995 – 1999 2001 – 2002 1990 – 2007 2008 2009
VWO HEAO EJ, later diploma (scriptie) via deeltijd MER (PMO) Rechten, Rijksuniversiteit Groningen Verandermanagement, postdoctoraal, Academie voor Management (RUG) Diverse cursussen, kwaliteitszorg (ISO.NKP, EFQM), financieel management, functioneringsgesprekken, teambuilding etc. Interviewing course, dr. B. Emans (RUG) Casestudyresearch course, prof. dr. B. Scapens
Werkervaring: 1989 – 1994 Commercieel assistent/opleidingencoördinator/leasewagenparkbeheerder/ organisatie evenementen/ facturering bij BSO/IS, Origin 1995 – 1996 Zelfstandig Arboadviseur 1995 – 1999 Senior-adviseur, projectleider, HRM-Manager, docent Post HBO bij Centrum voor totale Kwaliteit. 1999 – 2007 Directiefuncties bij de Hanzehogeschool Groningen, docent SJD, P&A, Bedrijfskunde, MER, Vastgoed en Makelaardij. 2002 – heden Eigen bedrijf in management en organisatie 2008 – heden Promovenda RUG, bedrijfskunde/economie 2008 – heden Projectmanager Stichting strategisch ondernemerschap
De heer H.A.B.G. van Haren De heer Van Haren is voornamelijk ingezet als panellid vanwege zijn ruime kennis van en ervaring in het publieke domein, onder meer opgedaan als bestuurder in het domein van Sport, Cultuur en Recreatie en beleidsadviseur. Hij heeft relevante werkvelddeskundigheid op het gebied van bestuurskunde en overheidsmanagement. Voor deze visitatie is de heer Van Haren individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1967 – 1974 1976 – 1979 1985 1986 1986 – 1987 1989 – 1990 1997 1999
Atheneum-A (Dominicus College, Nijmegen) Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme en Recreatie (Breda) Vrijetijdssociologie (PAO, Universiteit Utrecht) Training Strategische Planning (Stichting Vakopleiding toerisme en recreatie) Public relations en voorlichting (NGPR-A) Leergang Bedrijfskunde VOA-3 (post-HBO, MOC Driebergen) Kwaliteit in non-profit organisaties (PAO, Universiteit Utrecht) Persoonlijke effectiviteit (Schoonderwoerd en Partners)
Werkervaring: 1979 – 1983 adviseur ruimtelijke ordening Grontmij nv, De Bilt 1983 – 1988 beleidsmedewerker sport, recreatie en toerisme, gemeente Gouda 1989 – 1990 hoofd onderdeel beleid en ondersteuning afdeling Sport en Recreatie, gemeente Gouda 1991 – 1992 directeur afdeling Sport en Recreatie, gemeente Gouda 1993 – 2001 hoofd dienst Cultuur en Recreatie, gemeente Gouda 2002 adviseur strategisch beleid Concernstaf, gemeente Gouda 2002 – heden hoofd afdeling Strategisch Management, gemeente ’s-Hertogenbosch
50/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Panellid student de heer M. Keijser De heer Keijser is ingezet als student panellid. Hij heeft recent zijn diploma Management Economie en Recht gehaald aan de Hanzehogeschool Groningen. Daarvoor heeft hij bij de Koninklijke Landmacht gewerkt. De heer Keijser beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Hij is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. De heer Keijser is individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1995 – 2001 2001 – 2002 2002 – 2003 2005 – 2006 2006 2005 – 2008
HAVO (diploma) Basis Officiers Opleiding Koninklijke Militaire Academie (propedeuse) Functieopleiding tot Pelotonscommandant tankpeloton Leopard2a6 (certificaat) Propedeuse HBO Management Economie en Recht (getuigschrift) Cursus Project en Programma Management (certificaat) HBO Management, Economie en Recht (Diploma)
Werkervaring: 2003 – 2004 Koninklijke Landmacht, in de functie van Pelotonscommandant tankpeloton Leopard 2a6. 2004 – 2005 Koninklijke Landmacht, in de functie van Luitenant logistieke zaken. 2005 – heden Hanzehogeschool Groningen, Stafmedewerker kwaliteitszorg/ projecten/ praktijkoriëntatie en studieloopbaan begeleider.
Mevrouw drs. W.M.R. de Water Mevrouw De Water heeft ruime ervaring met visiteren en kwaliteitszorg. Zij beschikt over auditdeskundigheid en expertise in kwaliteitsonderzoek door haar ervaring met visitaties bij woningcorporaties, ervaring met kwaliteitstoetsen voor verpleeg- en verzorgingshuizen en als adviseur kwaliteitszorg bij een brancheorganisatie. Mevrouw De Water heeft vanuit haar opleiding en ervaring kennis van kwaliteitszorg en organisatorische processen.Zij is bekend met het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en is ingewerkt in de werkwijze van NQA. Opleiding: 1975 – 1978 1982 – 1987
Werkervaring: 1975 – 1982 1987 – 1991 1991 – 1993 1993 – 1999 1999 – 2001 2001 – 2003 2003 – 2007
Verpleegkunde Sociale Geografie Diverse trainingen, onder andere: Interventies bij organisatieveranderingen, Projectmatig werken, Conflicthantering, Werken met INK-managementmodel, ISO 9001-certificering en Presenteren en doceren
Verpleegkundige en doktersassistente Onderzoeker Nationale Woningraad, Almere Adviseur Volkshuisvesting, Nationale Woningraad, Baarn Projectleider Onderzoek en Ontwikkeling, Nationale Woningraad, Almere Adviseur kwaliteitszorg voor woningcorporaties, Aedes, Hilversum Programmamanager Onwikkeling en Innovatie, Aedes, Hilversum Lid College van Deskundigen Perspekt, kwaliteitstoetsen voor verpleeg- en verzorgingshuizen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
51/57
2003 – heden directeur Raeflex. Raeflex voert visitaties uit bij woningcorporaties. In die functie verantwoordelijk voor acquisitie, algehele leiding van Raeflex en eindverantwoordelijk voor visitaties. 2009 – heden auditor NQA
52/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatie MER op 16 april 2009 Enkelvoudige visitatie Tijdstip Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
Representatieve groep studenten, verspreid over studiejaren, varianten, vooropleiding
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
Representatieve groep docenten: verspreid over vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten etc.
14.15 – 15.15 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
- Leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
15.15 – 17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00 uur
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
53/57
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
A. Bijlage bij het zelfevaluatierapport en ter inzage t.g.v. het panelbezoek Landelijk Beroepscompetentieprofiel MER Competentieprofiel Fontys opleiding MER Uitwerking van de Dublin descriptoren in relatie tot de eindkwalificaties Onderwijs- en Examenregeling FH Management, Economie en Recht Curriculum Vitae docenten opleiding MER Verbeteractiviteiten n.a.v. de vorige visitatie (2004) Werkboek Beroepsoriënterende stage Werkboek Afstudeerstage Onderwijsvisie FH Management, Economie en Recht CPL-schema voltijdopleiding MER CPL-schema deeltijdopleidingMER Schematisch overzicht van het curriculum voltijd- en deeltijdopleiding MER Resultaten evaluaties stages Alumni-onderzoek november 2008 Tevredenheidonderzoek studenten november 2007 opleiding MER Tevredenheid docenten november 2007 opleiding MER Evaluaties projecten 3 en 4 Propedeuse Evaluaties en verbeterplannen Hoofdfase Evaluaties deeltijdopleiding MER Managementcontract 2009 Personeelsbeleid FH Management, Economie en Recht 2005-2010 Professionaliseringsplan opleiding MER 2008-2009 Portfolio-analyse opleiding MER Fontys Studentenenquête 2006 Notitie toetsbeleid opleiding MER Schema oude curriculum opleiding MER Ledenlijst Beroepenveldcommissie opleiding MER Literatuurlijst opleiding MER 2008-2009 B. Ter inzage t.g.v. het panelbezoek Strategisch ontwikkelingsplan FH Management, Economie en Recht 2010-2012 Concept Personeelsbeleidplan FH Management, Economie en Recht 2009-2013 Scholingsplan FH Management, Economie en Recht 2009 Studiegids opleiding MER Ledenlijst Raad van Advies FH Management, Economie en Recht Voorbeelden notulen Raad van Advies Voorbeelden notulen Beroepenveldcommissie opleiding MER Overzicht externe relaties Studiewijzers deeltijdopleiding MER Werkboeken voltijdopleiding MER Onderwijsevaluaties studiejaar 2008-2009
54/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Verbetertraject Communicatie Voorbeelden notulen communicatiewerkgroep Voorbeelden tentamens en toetsen voltijd- en deeltijdopleiding MER Voorbeelden opdrachten voltijd- en deeltijdopleiding MER Voorbeelden studentenportfolio’s competentieniveau 1 en 2 Voorbeelden feedbackformulier competentie-examen niveau 1 en 2 Voorbeelden Performance casuïstiek competentie-examens niveau 1 en 2 Voorbeelden feedbackformulieren opdrachten Voorbeelden gebruikte handboeken en overige literatuur C. Nagezonden materiaal Rendementscijfers Verantwoording onderzoekslijn Voorbeelden Exitformulieren
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
55/57
56/57
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding MER (vt/dt)
57/57