Fontys Hogescholen, Eindhoven Opleiding: Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor Varianten: voltijd/deeltijd Visitatiedatum: 24 april 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, november 2006
2
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 10 10 12 12
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 29 32 34 37
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
41 42 47 51 55 58
3
4
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
5
6
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Cultureel Maatschappelijke Vorming van de Fontys Hogescholen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 24 april 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: de heer G. Boonekamp (voorzitter en domeinpanellid); de heer L.J.J. van der Ark (domeinpanellid); mevrouw K. Dirks (studentpanellid); mevrouw drs. L. Ravestein (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Fontys Hogescholen bestaat uit 37 instituten voor regulier hoger onderwijs, biedt zakelijke dienstverlening aan en beschikt over 17 lectoraten. De Fontysorganisatie wordt gekenmerkt door twee besturingslagen: de Raad van Bestuur en de directeuren van de instituten. De Fontys Hogeschool Sociale Studies (FHSS) bestaat uit de opleidingen Culturele Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) en leidt op voor de titel Bachelor of Social Work. De FHSS bestaat sinds september 2005 en is ontstaan vanuit een fusie van de Fontys Hogeschool Sociaal Werk (bevattende de opleidingen CMV en MWD) en de Fontys Hogeschool Sociaal Pedagogische Hulpverlening. De FHSS heeft twee vestigingsplaatsen, te weten Eindhoven en Tilburg.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
7
Vanaf september 2005 is Fontysbreed, in het kader van het zogenaamde Bilobaprogramma, gestart met de invoering van het major/minorstelsel. De verandering is enerzijds gericht op het verder invoeren van competentiegestuurd, vraaggericht en flexibel onderwijs en anderzijds op het invoeren van majors (180 EC’s) en verbredende of verdiepende minors (van elk 30 EC’s). Fontys biedt in totaal 40 majors en ongeveer 40 minors aan. Iedere bachelorstudent uit de voltijd heeft een keuze voor een major gemaakt; een minor kan worden gevolgd in het tweede, derde of vierde leerjaar. De deeltijdopleidingen hebben binnen Fontys de mogelijkheid om een of meerdere minoren aan te bieden. De deeltijdopleiding CMV biedt in de vernieuwede opzet de mogelijkheid, vanaf het derde studiejaar, minimaal een minor te kunnen volgen. De opleiding CMV wordt ten tijde van de visitatie aangeboden in twee curricula: het curriculum van de hoofdfase, dat voorheen gezamenlijk met MWD is ontwikkeld en gedeeltelijk samen met MWD wordt aangeboden, en het op basis van Biloba vernieuwde curriculum van de propedeuse. De nieuwe opleiding Bachelor of Social Work bestaat uit een brede Major Sociale Studies, met daarin de specialisaties CMV, MWD en SPH en twee minoren, te weten een keuze van van twee minoren uit circa 45 binnen Fontys aangeboden minors. Het tweede jaar van deze major wordt ontwikkeld en zal vanaf september 2006 worden geïmplementeerd. Het curriculum van de huidige hoofdfase wordt alleen in Eindhoven, de vernieuwde propedeuse wordt op beide locaties aangeboden en vanaf september 2006 zal de nieuwe postpropedeuse op beide locaties worden aangeboden. Beide curricula kennen een voltijd- en deeltijdopleiding en zijn inhoudelijk grotendeels gelijk. In dit rapport wordt ten aanzien van beide varianten als gevolg hiervan alleen expliciet ingegaan op die aspecten waarin beide varianten verschillen. Per 1 september 2005 kent de FHSS 81,81 fte aan onderwijzend personeel (113 docenten), waarvan 6.56 fte ( 9 docenten) ten behoeve van de opleiding CMV. Er staan per die datum in Eindhoven 118 studenten ingeschreven voor de voltijdopleiding (propedeuse en postpropedeuse) en 24 studenten voor de deeltijdopleiding (propedeuse en postpropedeuse) en in Tilburg 15 propedeuse studenten voor de voltijdopleiding. Vanaf juni 2006 bestaat het managementteam uit de directie van FHSS en zes teamleiders (propedeuse, postpropedeuse 1, postpropedeuse 2/assessment, post-propedeuse 3, zakelijke dienstverlening/minoren en bedrijfsbureau). De teamleiders zijn verantwoordelijk voor de programma’s van zowel de voltijd- als de deeltijdvariant. 1.3 Werkwijze De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding tezamen besproken welke facetten of welke thema’s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding. Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek. In diezelfde periode (maart 2006) bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek van 24 april. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige(n) in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement. Verder is gesproken met docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in begin juli 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is eind september 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
9
Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in oktober 2006. Het visitatierapport is uiteindelijk in oktober 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De drie facetten bij dit onderwerp zijn allen met ‘goed’ gewaardeerd. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding voor beide varianten derhalve positief. 1.5.2 Programma Bij het onderwerp Programma is facet 2.6 met ‘goed’ beoordeeld. Bij de deeltijdvariant zijn de andere zeven facetten met voldoende beoordeeld. In de voltijdvariant heeft het panel op facet 2.4 Studielast het oordeel ‘onvoldoende’ gegeven. Gezien het feit dat één facet met een onvoldoende is beoordeeld en zeven facetten volgens het panel voldoende kwaliteit hebben komt het panel op onderwerpniveau op een positief oordeel uit. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding voor beide varianten derhalve positief.
1.5.3 Inzet van personeel De bij het onderwerp Inzet van personeel behorende facetten is het facet ‘Eisen HBO’ met ‘goed’ beoordeeld. De facetten ‘Kwantiteit personeel’ en ‘Kwaliteit personeel’ zijn met ‘voldoende’ beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding voor beide varianten derhalve positief.
10
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
1.5.4 Voorzieningen Het facet ‘Materiële voorzieningen’ bij dit onderwerp is met ‘goed’ beoordeeld. Het facet ‘Studiebegeleiding’ is met een ‘voldoende’ beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding voor beide varianten derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De drie facetten bij het onderwerp Interne kwaliteitszorg zijn met ‘voldoende’ gewaardeerd. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding voor beide varianten derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Op dit onderwerp zijn beide facetten zijn met ‘voldoende’ beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de opleiding voor beide varianten derhalve positief.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
11
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding CMV Voltijd
Opleiding CMV Deeltijd
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Onvoldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Positief
Goed Voldoende Voldoende Positief
Goed Voldoende Voldoende Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende
Voldoende Voldoende
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
12
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
13
14
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De eindkwalificaties die de opleiding hanteert voor de curricula van de propedeuse en de post-propedeuse, zijn direct afgeleid van het landelijke opleidingsprofiel CMV Alert en Ondernemend (1999, LOO-CMV). Deze eindkwalificaties zijn tijdens twee werkconferenties gevalideerd door het werkveld en vastgesteld in het landelijk opleidingsoverleg CMV. In het landelijk profiel wordt uitgegaan van drie segmenten (te weten: agogische dienstverlening, bedrijfsvoering en beroepsontwikkeling) en vijf kerntaken (te weten: oriënteren en contacten leggen, programmeren en organiseren, begeleiden en leidinggeven, organisatie en beheer en tenslotte beleid en ontwikkeling). De segmenten en kerntaken zijn uitgewerkt naar 21 competenties. Het panel constateert dat de indeling van het opleidingsprofiel (1999) overeenkomt met de eindkwalificaties zoals deze zijn vastgelegd in de verschillende OER’en, 2005/2006 (voor de voltijdopleiding voor de postpropedeuse en de deeltijdopleiding voor de postpropedeuse) en diverse andere opleidingsdocumenten. Voor de vernieuwde propedeuse wordt in het document Competenties Bachelor of Social Work (februari 2005) en de OER van de major Sociale Studies voltijd en deeltijd, 2005/2006 uitgegaan van tien gemeenschappelijke competenties, die zijn gebaseerd op de landelijke opleidingsprofielen CMV, MWD en SPH. De Fontys Hogeschool Sociale Studies heeft voor ieder van de competenties een verbijzondering aangebracht naar de drie opleidingsspecialisaties. Voor de hoofdfase is, naast het opleidingsprofiel Alert en Ondernemend, het document De Fontysbenadering van Sociaal Werk, Tijdschrift voor Sociale Interventie 2001 richtinggevend, waarin de uitgangspunten van Fontys op het beroep CMV staan beschreven. De opleiding kiest voor een generieke benadering van CMV: een brede oriëntatie op alle werkvelden (Recreatie, Kunst en cultuur, Educatie en Samenlevingsopbouw). Het onderwijs loopt gedeeltelijk samen met MWD, waarbij specifieke profilering gericht op CMV in het programma is ingebouwd (via stage en/of afstudeeropdracht en via specifieke modulen of inhouden van modulen). De specifieke competenties van CMV en de overlappende competenties met MWD staan in diverse documenten duidelijk aangegeven (zoals in Leerlijnenkader Sociaal Werk, CMV en MWD, april 2002). Ook in meer recente visiedocumenten over de nieuwe major Sociale Studies (CMV, MWD en SPH) wordt uitgegaan van de brede opleiding met de mogelijkheid af te studeren op één van de drie opleidingsspecialisaties en om via minoren verdere differentiatie(s) aan te brengen.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
15
Het samenwerken van de drie opleidingsspecialisaties en de gedeeltelijk overlap in programma’s wordt mede ingegeven door het feit afgestudeerden steeds meer op aanpalende terreinen te werk worden gesteld en geacht worden er weet van te hebben en er beroepsactief in te kunnen zijn. Het panel beoordeelt dit gegeven dan ook positief. Uit notulen blijkt dat de Hogeschool Advies Raad voor de hoofdfase Sociaal Werk (HAR) en meer recentelijk de Raad van Advies (voor de hele academie) de visie op een brede opleiding deelt. Ook bespreekt de opleiding via meerdere werkveldbijeenkomsten en studiedagen met werkveldvertegenwoordigers nieuwe ontwikkelingen in het beroep en de effecten voor gewenste competenties. Met haar keuze voor een breder opleidingsprofiel heeft de opleiding een voorschot genomen op een landelijke discussie omtrent een bredere beroepenstructuur, zoals wordt voorgesteld in diverse recente documenten zoals Profilering Agogisch Domein en de nieuwe competentieprofielen van het Nederlands Instituut van Zorg en Welzijn. De HBO-raad en het sectoraal adviescollege Hoger Sociaal-agogisch Onderwijs (het SACHSAO) moeten zich hier nog over uitspreken. De opleiding is bij deze discussie betrokken via vertegenwoordiging van de directie van de FHSS in diverse landelijke organen (waaronder het SAC-HSAO). Het panel vindt de eigen positionering en stellingname aangaande de koers van de opleiding positief. De opleiding verzorgt in samenwerking met de Montfort University in Leicester een masteropleiding Social en Community Studies waarbij domeinspecifieke doelstellingen worden besproken. Ook wordt gewerkt aan de verdere uitbouw van de Master of Advanced Social Studies in samenwerking met binnenlandse en buitenlandse hoger onderwijsinstellingen. Niettemin zijn de invloeden van buitenlandse contacten op het doelstellingenkader en het curriculum in het algemeen nog beperkt. De opleiding wil deze verder uitbouwen, zoals vermeld in de Adviesnota over internationalisering.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding hanteert de tien generieke kernkwalificaties van de Commissie Fransen en de Dublin descriptoren om het hbo-niveau te borgen. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport in een schema de relatie tussen de gehanteerde competenties uit Alert en Ondernemend (1999) en de tien generieke kernkwalificaties van de Commissie Fransen en de Dublin descriptoren weergegeven. Het panel acht deze relatie overtuigend en dekkend. Voor de hoofdfase heeft de opleiding haar eindkwalificaties vertaald naar duidelijke fasedoelen per leerjaar; hierin zijn opklimmende beheersniveaus herkenbaar. De fasedoelen staan in de OER-en van de hoofdfase van de voltijd- en de deeltijdopleiding vermeld.
16
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
De tien gemeenschappelijke competenties voor de vernieuwde propedeuse zijn voorzien van drie beheersniveaus (vermeld in de OER propedeuse). Aan het einde van de propedeuse moet het eerste beheersniveau worden behaald. Het panel stelt vast dat de opleiding ten tijde van de visitatie de competenties voor de propedeuse heeft voorzien van prestatie-indicatoren (en competentiekaarten). In het project Doorontwikkeling Bachelor of Social Work worden de eindkwalificaties ook voor het eerste postpropedeusejaar (vanaf september 2006) verder geoperationaliseerd.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Uit de beschrijving bij facet 1.1 blijkt dat de eindkwalificaties uit het opleidingsprofiel Alert en Ondernemend (1999) ontwikkeld zijn door de gezamenlijke CMV-opleidingen in Nederland, in samenwerking met het werkveld. De Raad van Advies en de werkveldvertegenwoordigers van de opleiding onderschrijven de gehanteerde competenties. Het samenhangend spectrum van beroepen waarop de opleiding zich richt heeft de opleiding in diverse opleidingsdocumenten benoemd. De CMV-beroepen zijn gericht op het ondersteunen van mensen bij het zichzelf vormen en bij de vormgeving van hun maatschappelijk leven. Het gaat om de professionale agogische dienstverlening die van oudsher plaats vindt in instellingen voor sociaal-cultureel werk, opbouwwerk, vormingsen ontwikkelingswerk en kunstzinnige vorming. Daarnaast worden ook steeds meer afgestudeerde CMV’ers ingezet in andere maatschappelijke sectoren, zoals volkshuisvesting, educatieve voorzieningen, evenementenorganisaties, werkloosheid- en werkgelegenheidsprojecten en dergelijke. Vertegenwoordigers van het werkveld bevestigen het panel dat de eindkwalificaties relevant zijn en dat zij voldoende het niveau van beginnend beroepsbeoefenaren weerspiegelen. Hoewel de ontschotting tussen de werkvelden volgens hen gewenst is, moet er in de opleiding voldoende aandacht blijven voor de typische verschillen tussen de opleidingen (CMV, MWD en SPH), respectievelijk de verschillende werkvelden binnen de opleiding CMV (zoals bijvoorbeeld ‘sport en educatie’ en ‘kunst en cultuur’). De vertegenwoordigers van het werkveld geven aan dat zij de wijze waarop de opleiding deze keuzes aanbiedt, binnen een systeem van (op competenties) gerichte persoonlijke studiebegeleiding van de student, positief waarderen.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
17
Uit HBO-Monitor 2004, oktober 2005 (onder 79 afgestudeerden van Sociaal Werk) blijkt dat 69% van de respondenten de aansluiting van de opleiding op de functie als voldoende tot goed ervaart (versus landelijke sector Agogisch Onderwijs 77%) en dat 74% vindt dat de opleiding een goede basis vormt voor het verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden (versus landelijke sector Agogisch Onderwijs 73%).
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De curriculumstrategie heeft als doel studenten, via taakgericht- en probleemgericht leren, te begeleiden naar innoverend leren. In de vernieuwde propedeuse is het onderwijs, onder invloed van het onderwijsvernieuwingsprogramma Biloba, naar verhouding meer competentiegestuurd en vraaggericht van opzet. In beide onderwijsconcepten staat het aansluiten bij en vertrekken vanuit concrete beroepssituaties centraal. Voor de voltijdopleiding is de opbouw van het programma als volgt: o In de propedeuse is het programma opgebouwd rond vier thema’s, waarin studiegroepen van studenten werken aan praktijkgerichte casussen, ondersteund door lessen en trainingen. Elk thema biedt de student de mogelijkheid gerichte feedback en bewijsmateriaal op de tien competenties (van het eerste beheersniveau) te verzamelen. Een systeem van studieloopbaanbegeleiding is hierbij ondersteunend. Daarnaast moeten studenten voor 6 EC’s buitenschoolse praktijk en praktijkoriëntatie volgen. o In het eerste postpropedeusejaar wordt gestart met de beroepsvormende fase door diverse projecten uit te voeren (gekoppeld aan leerlijnen). Bij deze projectstages voeren studenten praktijkgerichte en realistische leertaken uit. Bij de onderzoeksprojecten wordt een start gemaakt met onderzoeksmethodiek en ten slotte volgen studenten beroepsoriëntatie, waarbij wordt gewerkt aan een gemotiveerde keuze voor de jaarstage.
18
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Het tweede postpropedeusejaar bestaat uit een jaarstage, verdeeld in een binnenschools (ongeveer 1 dag per week) en een buitenschools programma (ongeveer 4 dagen per week). Het binnenschoolse programma omvat stageleertaken en ondersteunende opleidingsactiviteiten (onder andere supervisie, collegiale werkbespreking, trainingen en integrale kennistoets). o Het derde postpropedeusejaar bestaat uit drie afstudeerprojecten: een Creatief project, en project Beleid en Organisatie en een Sociaal-agogische project. Aan deze projecten zijn trainingen gekoppeld. Daarnaast worden studenten, naast docentbegeleiding, aanvullend gecoached bij de intervisietraining. Hierbij wordt in projectteams van 2 à 3 studenten, veelal in samenwerking met het werkveld, gewerkt aan innovatieve producten of het oplossen van beleids- en organisatievraagstukken. o In de drie jaren van de hoofdfase volgt de student in totaal 6 EC’s aan zogenaamde ‘varia’ ( individuele profilering middels studieactiviteiten, bestuurlijke activiteiten of een eigen voorstel). Het curriculum van de deeltijdopleiding verschilt van dat van de voltijdopleiding doordat 50% van de opleiding in het CMV-werkveld wordt uitgevoerd. Het onderwijsaanbod is in één lesdag geconcentreerd. De individuele beroepssituatie is het uitgangspunt voor de invulling van het programma. Er is sprake van een individueel afsluitend afstudeerproject en van in totaal 12 EC’s aan varia’s, verspreid over de leerjaren van de hoofdfase. In de deeltijdopleiding kunnen varia’s ook worden besteed aan keuzemodulen (Brochure Specialisatie en Differentiatie, deeltijdopleiding Sociaal Werk, september 2005). De programmabeschrijvingen bij de vorige drie bullets maken duidelijk dat de opleiding veelvuldig casuïstieken en de beroepspraktijk gebruikt als basis voor het studiemateriaal. De projecten, opdrachten en casuïstieken zijn naar de mening van het panel voldoende aan de beroepspraktijk ontleend. De gebruikte vakliteratuur staat per programmaonderdeel beschreven in de modulewerkboeken. Er is sprake van verplichte literatuur van behoorlijk niveau. Bestudering van de literatuurlijst en van het studiemateriaal (boeken, moduleboeken, readers en casuïstieken) laat zien dat er sprake is van relevante actuele vakliteratuur, zij het dat er geen gebruik wordt gemaakt van Engelstalige literatuur. Het panel stelt vast dat er in de deeltijdopleiding expliciete criteria en duidelijke procedures zijn waaraan een werkplek van een student moet voldoen (Praktijkleerperiode, Deeltijd, postpropedeuse, april 2005). Door middel van praktijkleerplannen, praktijkleerverslagen en POP’s wordt gestuurd op het behalen van de noodzakelijke competenties, gericht op de drie segmenten van het opleidingsprofiel. De eisen en criteria aan de stageplaatsen voor de voltijdopleiding staan vermeld in de OER van de hoofdfase. De Praktijknota’s stagejaar CMV 2005/2006, jaarstagiairs CMV bevatten duidelijke richtlijnen en kaders voor praktijkbegeleiders, docenten en studenten. Met behulp van stageplannen, leertaken, POP’s en portfolio, supervisie- en reflectieverslagen wordt toegewerkt naar het behalen van 17 van de in totaal 21 competenties van het opleidingsprofiel; hierbij is sprake van een groeiproces in vier fasen. o
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
19
Studenten worden in de beide varianten getraind in beroepsvaardigheden, zoals communicatie, samenwerking, groepsdynamica en studievaardigheden. Daarnaast worden zij in ruime mate getraind in toegepast onderzoek: in het tweede leerjaar bij het onderzoeksproject en in het vierde leerjaar bij de laatste twee afstudeerprojecten, waar studenten (onderdelen van) onderzoeken uitvoeren. Het panel heeft de afstudeerprojecten uit het vierdejaar van de beide varianten ingezien en is positief over de kwaliteit (zie facet 6.1). Een kanttekening betreft het correct schrijven in het Nederlands; dit is een aandachtspunt voor de opleiding. Bij facet 1.1 is aangegeven dat de opleiding via werksessies en werkveldbijeenkomsten regelmatig vernieuwingen in het beroep bespreekt en een plaats in de opleiding geeft. Daarnaast is er spin-off vanuit het lectoraat, de promovendi, de afdeling zakelijke dienstverlening en de ontwikkelingen rond de master. Vanuit het lectoraat zijn ‘kennisbruggen’ en kenniskringen gestart. Eén ‘kennisbrug’ betreft de structurele samenwerking tussen de Eindhovense brede welzijnsorganisatie Loket W en de opleiding. Het centrale thema van één van de lectoren ‘De brede professional’ is eveneens ingebracht in het overleg met het CMV-werkveld. Vertegenwoordigers van het werkveld bevestigen de positieve effecten van deze samenwerking. Uit de Fontys Studentenenquête 2004 1 blijkt dat studenten van beide varianten ( n-vt = 89 en deeltijd, n-dt = 13; met een ruime vertegenwoordiging van de propedeuse): o de opleiding inhoudelijk interessant vinden (score 3.7-vt en 4.0-dt op een vijfpuntsschaal); o vinden dat de stage goed voorbereidt op het beroep (score 3.9-vt). In de Jaarevaluatie 2005 (n-vt =78 en n-dt = 3, louter vertegenwoordiging hoofdfase) zijn studenten: o enigszins ontevreden over de mate waarin het studiemateriaal ontleend is aan de praktijk (score 2,9 op een vijfpuntsschaal); o neutraal tot gematigd tevreden over de relatie van studie-onderdelen met de praktijk (score 3.1); o neutraal tot gematigd tevreden over het actueel zijn van docenten op hun vakgebied (score 3,2). De studenten, met wie het panel sprak, vinden dat zij in voldoende mate in aanraking komen met de actuele beroepspraktijk. Er is volgens hen voldoende aandacht voor ondernemerschap en de 3 segmenten van het opleidingsprofiel. In beide opleidingen zijn de afgelopen jaren volgens studenten concrete verbeteringen aangebracht. Wel worden buitenlandse stages en buitenlandse (afstudeer-) projecten onvoldoende gestimuleerd. Het panel constateert dat de opleiding eerdere kritieken serieus neemt. Op basis van uitkomsten van een Alumni-onderzoek, 2002 (n=14, respons van 47%) heeft het kernteam van docenten het derde en vierde leerjaar geactualiseerd: de opleiding heeft ondernemerschap, functioneren van een organisatie en externe ontwikkelingen versterkt aangeboden in het curriculum (met name verwerkt in de afstudeerprojecten). Daarnaast neemt de opleiding zich voor om meer afstudeerprojecten te werven waar externen (lectoraat, zakelijke dienstverlening en dergelijke) bij betrokken zijn. Tenslotte
1
Bij de Fontys Studentenenquête en de Jaarevaluatie wordt gemeten op een vijfpuntsschaal.
20
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
onderneemt de opleiding zichtbaar initiatieven om internationalisering verder van de grond te krijgen.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In diverse relatieschema’s (Relatie eindkwalificaties – studiepunten propedeuse, 2005, Relatie eindkwalificaties – studiepunten voltijd CMV, 2005 en Relatie eindkwalificaties – studiepunten deeltijd CMV, 2005 ) zijn de competenties voor het nieuwe (propedeuse) en het bestaande programma (postpropedeuse) gekoppeld aan moduulcodes, studiebelastingsuren en –punten. In het postpropedeuse programma (met name in het tweede leerjaar) zijn de competenties ingericht volgens de vijf leerlijnen; Analyse, Communicatie, Agogische interventies CMV, Team en organisatie, Profilering en beroepsontwikkeling. De vijf leerlijnen komen overeen met de vijf kerntaken uit het opleidingsprofiel CMV Alert en Ondernemend (1999, LOO-CMV). In dit opleidingsprofiel staan de eindkwalificaties eveneens uitgewerkt naar 3 segmenten. Het derde en het vierde leerjaar (de praktijkgerichte leerjaren) zijn duidelijk geënt op deze sementen. Deze keuzes worden helder en inzichtelijk in documenten verantwoord. Het panel heeft geconstateerd dat de opleiding de 21 competenties / kwalificaties uit Alert en Ondernemend adequaat heeft geconcretiseerd in de onderwijsprogramma’s van beide varianten. In de moduulboeken en de praktijknota’s wordt de relatie tussen de opleidingskwalificaties en de leerdoelen en leerinhouden van de modulen op voldoende wijze gelegd. Met de inhoud van het programma biedt de opleiding de studenten derhalve de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Ook de verschillende typen werkvelden (bijvoorbeeld Kunst en Cultuur) komen voldoende aan bod. De OER-en (OER-propedeuse, OER-postpropedeuse voltijd en OER-postpropedeuse deeltijd) beschrijven op globale wijze de curricula. Hoewel de opzet en de kaders van het onderwijs duidelijk zijn verwoord, zijn er verwijzingen naar andere documenten en bijlagen (zoals het praktijkboekje deeltijd, een apart OER voor het vierde leerjaar en afzonderlijke curriculumschema’s). De curriculumschema’s die het panel niet bij de OERen aantrof, maar later heeft ontvangen, zijn op onderdelen niet in lijn met de OER-en (er staan bijvoorbeeld andere aanduidingen van toetsvormen in, de terminologie is niet altijd eenduidig). De curriculumschema’s zijn algemeen opgezet en bieden onvoldoende overzicht over het totaal aan gehanteerde werkvormen en leerstofinhouden van
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
21
vakgerichte modulen. De opleiding heeft de gehanteerde werkvormen en leerstofeenheden zoals is genoemd in het hierboven beschreven bullit, wel aangeduid in de moduleboeken. Zoals beschreven bij de laatste bullet van facet 2.1 heeft het kernteam van de opleiding gewerkt aan concrete verbeteringen van het curriculum. Met name aan de competenties vallend onder segment 3 van het opleidingsprofiel, die zijn gericht op ‘een bijdrage leveren aan de maatschappelijke profilering en legitimering van CMV’, wil de opleiding in de nabije toekomst meer aandacht geven in de afstudeerfase. Conclusies van het Startbekwaamhedenonderzoek, november 2005 (met een respons van 36 studenten en 9 werkgevers) geven hier aanleiding toe (zie facet 6.1). De opleiding heeft voldoende oog voor het specifieke van CMV versus de andere opleidingen van Social Work (MWD en SPH). De moduleboeken van de propedeuse en hoofdfase zijn in de leerstof en opdrachten duidelijk uitgewerkt naar de verschillende profielen. Uit de Fontys Studentenenquête 2004 blijkt dat studenten (gematigd) voldoende oordelen over het niveau van de opleiding (score 3.1-vt en 3.6-dt op een vijfpuntsschaal) en gematigd voldoende tot onvoldoende over de keuzemogelijkheden (score 3.0 vt en 2.9dt). In de Jaarevaluatie 2005 oordelen studenten onvoldoende over: het op de hoogte zijn van de inhoud van het programma van dat studiejaar (score 2.6) en de adequaatheid van modulehandleidingen (score 2.8). Over de inhoudelijke aansluiting van studieonderdelen op de leerdoelen zijn studenten gematigd tevreden (score 3.1). Naar aanleiding van deze scores hebben ondermeer tekstuele aanpassingen in studenthandleidingen plaats gevonden en nadere uitleg over vindplaats (intranet) en inhoud van deze handleidingen.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De samenhang van het curriculum van de voltijd- en van de deeltijdopleiding heeft als uitgangspunt het persoonlijke leerproces van de student gericht op het vergroten van de competenties op de te bereiken eindkwalificaties. De samenhang tussen kennis, vaardigheid en attitude wordt in de hoofdfase voornamelijk bereikt door (o.a. projecten binnen de) leerlijnen en in de propedeuse door thema’s. Deze opbouw wordt in de OERen en de Relatieschema’s op hoofdlijnen aangeduid en is uitgewerkt in de Moduleboeken en Praktijknota’s. Het panel heeft vastgesteld dat in modulen naar elkaar wordt verwezen evenals naar eerder behaalde kwalificaties waardoor de samenhang zichtbaar wordt. Het panel heeft geconstateerd dat er in de opdrachten een stijgende lijn is in verantwoordelijkheid, complexiteit, transfer en zelfstandigheid van student.
22
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Het kernteam heeft in het derde en vierde leerjaar meer verbindingen gelegd tussen de vijf leerlijnen, door uit te gaan van de drie segmenten. Hierdoor is de verticale en horizontale samenhang en de mate van integratie met de beroepspraktijk vergroot ten opzichte van het tweede leerjaar, waar de leerlijnen los van elkaar worden aangeboden en er een enigszins gefragmenteerd beeld ontstaat. Over de hele opleiding bezien, zijn de modulen voldoende multidisciplinair. Elke module kent eenzelfde opbouw. Er is in ruime mate aandacht voor de relatie tussen het buitenschools en het binnenschools leren (bijvoorbeeld een duidelijke voorbereidingsmodule op de stage en leertaken en supervisie parallel aan de stage). Ook is er een duidelijke opbouw in de confrontaties met de beroepspraktijk: de dagdeelstages, het stagejaar en vervolgens de afstudeerprojecten. In de deeltijdopleiding is de praktijkcomponent vanaf het eerste studiejaar door een relevante werkplek waaraan inhoudelijke eisen worden gesteld, ingebed. Aangezien de opleiding in de propedeuse gestart is met vraaggericht leren, waarbij de student grotendeels zelf de samenhang tussen de diverse onderdelen regisseert en de docent hierbij begeleidt, is de geboden studieloopbaanbegeleiding cruciaal voor de ervaren samenhang. Een eerste evaluatie van periode 1 in de propedeuse laat zien dat CMV-studenten de studieloopbaanbegeleiding waarderen met 6.8 (22 respondenten). De tevredenheidsscores vanuit de Fontys studentenenquete 2004 over samenhang (samenhang in programma, geen overbodige overlap en samenhang theorie-praktijk) varieren tussen voldoende en onvoldoende (scores-vt 3.3; 2.8; 2.9). De scores van de deeltijd luiden (gematigd) voldoende (scores- dt 3.2; 3.3; 3.2). In de Jaarevaluatie 2005 oordelen studenten gematigd voldoende over de samenhang (scores variëren tussen 3.0 en 3.2). Gesprekken met studenten van beide varianten bevestigen de evaluatie-uitslagen: zij duiden de samenhang als redelijk positief, zij het dat voltijdstudenten overlap ervaren in het tweede leerjaar. De opleiding noemt in het zelfevaluatierapport dat de samenhang verder aandacht behoeft. Het betreft met name de door studenten ervaren overlap in het tweede leerjaar en de afstemming van en tussen onderwijsinhouden van het derde en vierde leerjaar. In het Teamcontract hoofdfaseteam 2006 en het projectdocument Doorontwikkeling van de Bachelor of Social Work staan op dit aspect concrete verbeterresultaten vermeld. Het panel stelt vast dat de opleiding volop in ontwikkeling is en daarbij goed bijhoudt wat de knelpunten zijn en hoe deze aan te pakken.
Facet 2.4
Studielast
VT: Onvoldoende DT: Voldoende
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
23
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het beleid van de opleiding voor studeerbaarheid houdt rekening met het didactisch concept, de studeerbaarheid en studielast (spreiding) en studeerbaarheid in tijd en tempo. Vanaf de propedeuse gaat de student, binnen bepaalde kaders, grotendeels zelf zijn inschrijving voor modulen en toetsen regelen. Het zelfmanagement van de ‘studielast’ wordt daardoor meer de verantwoordelijkheid van de student onder begeleiding van de studiebegeleider. Dit stelt hogere eisen aan: een duidelijke inhoud van de moduleboeken, juiste informatie over planning van de studie (contacttijd en zelfstudie) en les- en toetsroosters. De opleiding wil een studeerbaar programma aanbieden. Per jaar zijn er vier toetsperiodes van één tot vier examenweken, waarin toetsen worden afgenomen of inleverdata zijn vastgesteld. Elke toets wordt twee keer per jaar afgenomen (de kans in de examenweken van de betreffende periode en de herkansing in de periode die daar op volgt). Er is sprake van volgtijdelijkheid van modulen daar waar die inhoudelijk relevant is, maar er is ook vrijheid. De studieloopbaanbegeleider (SLB’er) waakt over de studievoortgang. In de Fontys studentenenquete 2004 zijn studenten in beide varianten tevreden over de college- en tentamenroosters. In de Jaarevaluatie 2005 zijn studenten ontevreden over de spreiding van toetsmomenten (score 2.2). Studenten van de voltijdopleiding vertellen aan het panel dat zij twee toetsmomenten (in één semester) onvoldoende vinden, mede gezien het flexibele systeem van doorstroom van studenten. In de OER-en 2005/2006 is informatie over instroom, toetsing en examinering, begeleiding, studietabellen, bezwaar en beroep opgenomen. Het panel heeft de OER-en bestudeerd en vindt dat de verschillende bepalingen adequaat verwoord zijn. De geprogrammeerde studielast is op een heel globaal niveau aangeduid. De geprogrammeerde studielast in de curriculumschema’s strookt wat betreft de voltijdopleiding op onderdelen onvoldoende met de studielast in de moduleboeken. De studielast is in enkele moduleboeken onvoldoende uitgewerkt. Moduleboeken variëren van een duidelijk ‘spoorboekje’ tot geen informatie. De opleiding geeft aan in een naschrift dat voor het studiejaar 2006/2007 de congruentie tussen OER en (enkele) studiehandleidingen wordt aangepast. De opleiding meet de door studenten ervaren studielast in diverse evaluatieonderzoeken: het Fontys studententevredenheidsonderzoek, de Jaarevaluatie en de periode-evaluaties). Om meer inzicht te krijgen in de studeerbaarheid van het programma, gelet op de door studenten geuite onvrede over de twee toetsmomenten in één semester en de genoemde uitwerking van de geprogrammeerde studielast in de moduleboeken, heeft het panel gebruik gemaakt van de beschikbare evaluatieresultaten over de studeerbaarheid. De uitslagen ervan geven een wisselend totaalbeeld: o De Fontys studentenenquete 2004 laat de volgende uitslagen zien: programma te doen binnen gestelde tijd (score-vt 3.5 en score-dt 2.5), studielast over jaar goed gespreid (score-vt 2.7 en score-dt 2.6), tevredenheid contacturen (score-vt 3.4 en score-dt 3.4).
24
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
In de Jaarevaluatie 2005 scoort de spreiding over studielast van de perioden een 2.8. De uitslagen van de periode-evaluaties over de propedeuse en het tweede leerjaar geven een overwegend negatief beeld, die van het derde en vierde leerjaar een overwegend positief beeld. Periode-evaluaties van het tweede jaar laten scores rond de 2 zien voor het aantal geplande contacturen (de 1 op een vijfpuntsschaal betekent ‘te weinig’), de spreiding van contacturen (1 betekent ‘slecht’) en het aantal uren dat aan de studie is besteed (de 2 betekent tussen de 25 en 30 uur). Het panel concludeert - mede op basis van notulen en het gesprek met de studenten dat de voornaamste kritiek betrekking heeft op de eerste twee leerjaren van de voltijdopleiding. Er zijn grosso modo te weinig contacturen ingeroosterd, met een te geringe spreiding. Studenten ervaren dat de studie te makkelijk is te doen. Uit gesprekken blijkt eveneens dat studenten een te geringe begeleiding bij de leertaken ervaren (eerste en tweede leerjaar, vergelijk facet 2.7). Daarnaast maken studenten - doordat zij de leerroute voor een deel zelf kunnen vaststellen - wellicht zelf onhandige (niet efficiënte) studiekeuzes. Hoewel het panel signaleert dat de voltijdopleiding in het tweede jaar de studiebegeleiding inmiddels heeft verbeterd, onder meer door de uitbreiding van de studiebegeleiding van de student, vindt zij het totaalbeeld, vooral vanuit de optiek van geboden helderheid aan de student over de module-inhoud (vergelijk facet 2.2), hierbij inbegrepen de geplande studielast, onvoldoende. Bij de deeltijdopleiding, speelt het probleem van het te geringe aantal contacturen minder; hier geven studenten aan dat het programma is verzwaard en dat de studiebegeleiding aanwijsbaar is verbeterd. o
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Er is een systeem van voorlichting en open dagen en meeloopdagen voor potentiële studenten en regulier overleg met decanen van toeleverende scholen en het Fontys Aansluitingscentrum. De opleiding hanteert de wettelijke toelatingseisen: in de OER-en (propedeuse en postpropedeuse) staan de regels voor toelating tot de opleiding. Studenten met een havo- of vwo-vooropleiding zijn ongeacht het profiel toelaatbaar tot de propedeuse. Elke mboopleiding niveau 4 geeft toegang tot de propedeuse en door de opleiding als (relatief) verwant verklaarde mbo-opleidingen niveau 4 (zie instroomregels) mogen instromen in de post-propedeuse. Studenten die niet aan de opleidingseisen voldoen en die 21 jaar of ouder zijn, hebben recht op een landelijk geregeld toelatingsonderzoek. Voor studenten die jonger zijn dan 21 jaar en die niet voldoen aan de instroomeisen, organiseert de opleiding een toelatingsassessment in het kader van deelname aan het landelijk experiment ‘Ruim baan voor talent’.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
25
Iedere (reguliere) student die wel aan de instroomeisen voldoet, maar in aanmerking wenst te komen voor EVC’s, kan deelnemen aan het intake-assessment; hierbij wordt het portfolio beoordeeld in het licht van de eisen voor de major Sociale Studies en kan een maatwerkprogramma worden aangeboden. De opleiding ontwikkelt in het jaar 2005/2006 een intake-asessment voor iedere aankomend student. Voor studenten die in de hoofdfase instromen, worden er intakegesprekken georganiseerd door de instroomcoördinator. Hierbij moeten er bepaalde onderdelen uit de propedeuse (zoals de module Agogische Interventies) opnieuw worden gevolgd. Voor het studiejaar 2006/2007 krijgen zij-instromers in de postpropedeuse een meer individueel aansluitend instroomprogramma aangeboden. De opleiding sluit aan op de verworvenheden van het studiehuis: kennis verbinden met de werkelijkheid en problemen leren herkennen en oplossen. In het ‘leren leren’-principe streeft de opleiding ernaar dat de student door systematische reflectie meer zicht krijgt op zijn competenties en persoonlijke ontwikkeling als beroepsbeoefenaar. In de nieuwe propedeuse stelt de student in overleg met zijn studieloopbaanbegeleider een Persoonlijk Opleidings Plan (POP) op. Op basis hiervan bepaalt de student in het Persoonlijk Activiteiten Plan (PAP) aan welke competenties hij wil werken en wanneer hij zal deelnemen aan het assessment (zie facet 2.8). Het OER propedeuse bevat duidelijke bepalingen op basis van vastgelegde aantallen EC’s over het verlenen van een studieadvies (positief, voorwaardelijk positief, voorwaardelijk afwijzend en afwijzend). De studieloopbaanbegeleider verleent het voorlopig advies en de directeur het definitieve advies, met een mandaat aan het propedeuseteam. Er is speciale begeleiding voor allochtone studenten en voor studenten met een handicap. Het panel stelt vast dat de vorm en de inhoud van het programma voldoende aansluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten. De opleiding bevindt zich wat betreft het vrijstellingsbeleid nog in een overgangsfase gericht op toekenning van EVC’s op basis van een intakeassessment. Hierbij worden de criteria met betrekking tot EVC’s verder geconcretiseerd. Daarnaast heeft het selectie- en instroombeleid extra aandacht gezien het hoge percentage studiestakers en de lange studieduur van studiestakers (zie facet 6.2).
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De totale studielast omvat, blijkens de OER propedeuse en leerplanschema’s, voor de voltijd- en deeltijdopleidingen in totaal 240 EC’s. De propedeuse bestaat uit 60 EC’s en de hoofdfase uit 180 EC’s.
26
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding streeft, in lijn met de beoogde competenties, competentiegericht leren, praktijkgericht- en studentactiverend (vraaggericht) onderwijs na. Om dit te realiseren biedt de opleiding een brede praktijkleercontext aan van het sociale domein (CMV, MWD en SPH), staat het ‘leren leren’ centraal en wordt een variatie aan werkvormen aangeboden. Er wordt gestreefd naar een toenemende onafhankelijkheid van de student en de onderwijsvormen zijn daarop toegesneden: gedeelde sturing naar zelfsturing. In de OER-en en Kaders voor het Leerplan, februari 2005 zijn de didactische principes en werkvormen opgenomen. De werkvormen sluiten aan bij de didactische principes. Er wordt gewerkt met: reflectie in de basisleergroep, trainingen, workshops, supervisie, intervisie, collegiale werkbespreking, reflectief practicum (deeltijd), praktijk gericht onderzoek, zelf samengestelde werkgroepen en in beperkte mate met hoorcolleges (jaargroep). De opleiding stuurt aan op de betekenis- en toepassingsgerichte leerstijl (Vermunt), omdat zij deze het meest vindt aansluiten bij het beroepsonderwijs en het type student. De leertaken in het onderwijs staan centraal; hieraan werken de studenten zelfstandig of in groepen begeleid door de tutor. Daarnaast is er veel aandacht voor het leren reflecteren en de eigen profilering van de student. In het nieuwe curriculum wordt vanaf de propedeuse vooral gewerkt met praktijkcasussen, die naarmate de opleiding vordert steeds meer vanuit de beroepspraktijk en eigen praktijk van studenten worden ingekleurd. In de deeltijdopleiding wordt in de basisleergroepen onder leiding van docenten op basis van Action Learning teams gewerkt aan eigen leerondernemingen van studenten. De Fontys studentenenquete 2004 laat de volgende uitslagen zien: docenten begeleiden naar onafhankelijk leren (score-vt 3.3 en score-dt 3.5), docenten stimuleren een kritische instelling (score-vt 3.2 en score-dt 3.7) en er is goede ondersteuning en begeleiding bij de studie (score-vt 3.4 en score-dt 2.9). Uit de Jaarevaluatie 2005 blijkt dat studenten onvoldoende oordelen over de variatie in werkvormen (score 2.9). Ze vinden dat de werkvormen matig voldoende aanzetten tot zelfverantwoordelijk leren (score 3.0). Dit geldt ook voor de opdrachten en casussen (score 3.0). Uit onderliggende evaluaties en verbeterplannen blijkt dat de docentbegeleiding (met name in de eerste twee leerjaren) bij de leertaken en praktijkcasussen kan worden verbeterd. Diverse Teamcontracten, 2006 bevatten verbeterplannen voor het opvoeren van contacttijden voor tutoren en het invoeren van intervisie voor tutoren en studieloopbanbegeleiders. Deze verbeterpunten passen goed in het projectplan Doorontwikkeling major voor bachelor of social work, februari 2006, gericht op de verdere verbetering van (met name) het postpropedeuseonderwijs.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
27
Studenten van beide varianten vertellen aan het panel positief te zijn over de verschillende werkvormen en de verbetering dienaangaande en de wijze waarop de opleiding hen bij de ontwikkeling van het onderwijs betrekt in de zogenaamde kwaliteitskringen.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In diverse interne notities krijgt het toetsbeleid ruime aandacht. De opleiding wil de toetsing ‘leerwegonafhankelijk’ maken en daarbij zoveel als mogelijk is competentiegericht toetsen door middel van assessments. De uitgangspunten bij de toetsing zijn verder: er wordt schaars getoetst, de toetsing is gericht op integratie van leerlijnen, de toetsing is gericht op het meten van individuele prestaties, betrouwbaarheid en validiteit van de diverse toetsen zijn gewaarborgd en toetsing is een onderdeel van het totale leer- en instructieproces. De opleiding hanteert de volgende toetsvormen, die in de leerplannen en OER-en staan vermeld: integrale kennistoetsen (ook wel voortgangstoetsen), persoonlijke vaardigheidstoetsen, groepsproducten en individuele producten, performance assessments op school en op de werkplek en ten slotte portfolio. Er is bij beide varianten een goede balans in kennisgericht, vaardigheidsgericht en houdingsgerichte toetsing. De toetscommissie en de examencommissie zijn eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de toetsing. Tijdens de visitatie heeft het panel een doorsnede van de toetsen bekeken en concludeert dat zij aansluiten bij de leerdoelen en beoordelingscriteria en in voldoende mate zijn voorzien van uitwerkingen van docenten. De portfolios van de voltijdopleiding zijn duidelijk gestructureerd en voorzien van bewijsdocumenten; voor de deeltijdopleiding geldt dit nog te weinig. Het panel constateert dat de afsluitende summatieve toetsen voor de propedeuse, namelijk het performance assessment en het afsluitende competentieexamen ten tijde van de visitatie voor het betreffende cohort van de propedeuse nog volop in ontwikkeling zijn. Het panel vindt dat deze ontwikkeling - gezien het vernieuwende karakter van deze vorm van toetsing - betrekkelijk laat in het leerjaar plaatsvindt. Het panel heeft vastgesteld dat de praktijkgerichte toetsen goed van opzet en uitvoering zijn. Bij de afstudeerprojecten moeten studenten in groepjes van 3 studenten voor een externe opdrachtgever een concreet praktijkprobleem oplossen. De brochure Handleiding afstudeeropdracht, opleidingen CMV, MWD, deeltijd, september 2005 en de praktijknota’s voor de drie projecten in de voltijdopleiding bevatten een duidelijke beoordelingssystematiek, met inzet van een extern begeleider/opdrachtgever op basis van duidelijke, aan de segmenten van het opleidingsprofiel gerelateerde, beoordelingscriteria. Naast de groepsbeoordeling is er bij het afstudeerproject oog voor
28
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
individuele beoordeling, zij het dat dit nog nadrukkelijker kan worden toegepast (vergelijk facet 6.1). Uit de Fontys Studentenenquête 2004 blijkt dat voltijdstudenten de aansluiting van de toets op de inhoud van de module onvoldoende vinden (score 2.6). De deeltijdstudenten zijn hierover meer tevreden (score 3.4). De Jaarevaluatie 2005 laat voor de voltijdopleiding een verbetering zien op het aspect van de aansluiting van de toetsen op het programma (score 3.2). Ook zijn studenten gematigd tot positief over de beoordelingscriteria: bij aanvang bekend (3.0), beoordelingscriteria helder (3.0) en beoordelingscriteria goed toegepast (3.6). Over de feedback na de beoordeling van toetsen zijn de studenten echter ontevreden (score 2.8). Studenten van beide varianten vertellen aan het panel gemiddeld gesproken tevreden te zijn over de wijze van toetsen, wel komt meelifteffect (met name in de propedeuse) volgens hen voor en zijn de integrale kennistoetsen soms te makkelijk. Op basis van de verbeterdocumenten, de teamcontracten en de doorontwikkeling van Social Work stelt het panel vast dat de opleiding serieus met de toetsontwikkeling en de borging van de toetsing omgaat.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het personeelsbeleid van CMV, weergegeven in het Personeelsbeleidsplan Hogeschool Sociale Studies, is afgeleid van het personeelsbeleid van Fontys. De opleiding heeft als doel dat docenten aantoonbare deskundigheid hebben ten aanzien van het beroepenveld en vindt structurele contacten derhalve van belang. Deze contacten zijn noodzakelijk voor de diverse begeleidingssituaties zoals stages en projecten in opdracht van de beroepspraktijk en als input voor onderwijsinhouden. Daarnaast beoogt de opleiding door een verantwoord aannamebeleid flexibel in te spelen op externe ontwikkelingen. In het Managamentcontract (MACON) heeft de opleiding de structurele contacten met het werkveld benoemd. In de teamcontracten zijn deze afspraken doorvertaald. In Analyse en portfolio personeel Fontys Hogeschool Sociale Studies voor de zelfevaluatie opleiding CMV, februari 2006 is de personele staf van CMV van de Hogeschool Sociale Studies omgeschreven: management, beleidsstaf, kerndocenten CMV, docenten sociaal agogisch domein (CMV, MWD en SPH), promovendi (2x) en de flexibele schil van docenten (tijdelijk personeel ten tijde van drukte). Hieruit en uit gesprekken met docenten en management en werkveld blijkt dat de ruime meerderheid van de kerndocenten in de beide lokaties Eindhoven en Tilburg beschikt over relevante praktijkervaringen en relevante vooropleidingen.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
29
Alle kerndocenten zijn betrokken bij stage- en afstudeerbegeleiding, de helft is betrokken bij het lectoraat doordat zij toegepast onderzoek doet in kenniskringen en enkelen voeren opdrachten uit voor werkveldinstellingen/gemeente. Er zijn twee promovendi aangesteld rond belangrijke thema’s (Jeugd en jongeren en Ouderen), die toegepast onderzoek gaan uitvoeren. Op basis van notulen heeft het panel vastgesteld dat er vaste overlegvormen zijn met vertegenwoordigers van de beroepspraktijk, zowel op het niveau van de teams, in de vorm van werkveldcommissies, als op opleidingsniveau, in de vorm van de Raad van Advies. Daarnaast organiseert de opleiding één keer per twee jaar een studiedag over actuele ontwikkelingen voor werkveld en docenten. In de Fontys Studentenenquête 2004 en de Jaarevaluatie 2005 scoren docenten van de voltijdopleiding een 2.9 en 3.2 op het tonen van de nieuwste ontwikkelingen. In de deeltijdopleiding is de score bij de eerste genoemde enquête een 3.4. Zowel studenten als afgestudeerden vertellen het panel dat de kerndocenten bevlogen zijn en voldoende actualiteit in hun lessen inbrengen. Daarnaast zijn docenten volgens hen zeer gericht op de praktijk onder meer door een actieve en goede invulling van de stagebezoeken. De opleiding beschrijft in diverse onderwijsdocumenten hoe zij de contacten met het werkveld heeft versterkt en naar de toekomst verder wil versterken (vergelijk facet 2.1) en daarbij de CMV-methodiek ontwikkeling een verdere impuls wil geven. Leden van de Raad van Advies en werkveldvertegenwoordigers vertellen het panel dat de opleiding op dit punt de laatste jaren meerdere initiatieven heeft getoond, die zij positief waarderen.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft als uitgangspunt dat er voldoende docentinzeturen dienen te zijn voor het primaire onderwijsproces. In het personeelsbeleidsplan is opgenomen welke kwantitatieve verhoudingen in taak- en aandachtsgebieden worden nagestreefd. Op basis van een reorganisatieplan is er de afgelopen jaren bezuinigd op personele lasten. Door het (ongedwongen) vertrek van personeel is desalniettemin verjonging van het docentenkorps gerealiseerd en door het aantrekken van de twee promovendi is de actualisering naar de beroepspraktijk versterkt. Om snel en adequaat te kunnen reageren op schommelingen in studentenaantallen en externe ontwikkelingen hanteert de opleiding een flexibele schil (aan tijdelijke docenten) van 20%. Budgetten worden toegekend aan resultaatverantwoordelijke teams op grond van studenten aantallen en parameters voor typen taken en fasen in de opleiding (propedeuse, hoofdfase, afstudeerfase, minoren).
30
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
De streefnorm voor een gewenste student-medewerkersratio van Fontys is gesteld op 1:25. De opleiding realiseert een student-medewerkerratio van 1:20 en een studentdocentratio van 1:26. Het ziekteverzuim is de laatste jaren onder het Fontys gemiddelde van 5 procent gebleven. De reorganisatie heeft ondanks dat de doelstellingen van de reorganisatie zijn bereikt, tot gevolg dat medewerkers gevoelens van onzekerheid en werkdruk hebben ervaren. Zo blijkt uit de Personeelsenquête 2004 dat na de reorganisatie 50% van de ondervraagden de spreiding van de werkdruk onevenwichtig vindt, 31% van de medewerkers ontevredenheid ervaart over communicatie en 86% ontevreden is over de besluitvorming. Uit het gesprek met de docenten blijkt dat deze aspecten bij het nieuwe management (dat per september 2005 is aangetreden) inmiddels sterk zijn verbeterd. Daarnaast is een aantal knelpunten in de organisatiestructuur en cultuur, mede als gevolg van de recente fusie met SPH, benoemd. Op basis hiervan zijn voorstellen gedaan betreffende ondermeer de gewenste teamindeling, teambudgetten en verantwoordelijkheden teamleiders (Binding en betekenis, optimalisering van de organisatie-, communicatie- en processtructuur, FHSS, maart 2006). Docenten vertellen dat zij deze ontwikkeling positief waarderen.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het personeelsbeleidsplan is beschreven dat competentiemanagement centraal behoort te staan in het personeelsbeleid. Hierbij is er een onderscheid naar diverse functies en docentrollen en zijn doelen ten aanzien van scholing en professionalisering verwoord. Iedere hogeschool moet voor eind 2005 een start maken met de implementatie van competentiemanagement. Vanwege de reorganisatie en het fusietraject met SPH heeft FHSS besloten de start van competentiemanagement uit te stellen naar het opleidingsjaar 2005/2006. Wel zijn teamleiders en het management voor hun managementtaken geschoold (TOP-traject) en hebben belangstellingsregistratiegesprekken met docenten plaatsgevonden. De opleiding is van plan om in 2006 competentieontwikkelingsgesprekken (COP-gesprekken) met alle medewerkers te voeren. Hierbij worden individuele scholingsafspraken gemaakt gerelateerd aan de doelen van de organisatie. Het panel heeft geanonimiseerde verslagen van de belangstellingsregistratiegesprekken aangetroffen. Deskundigheidbevordering krijgt op verschillende manieren gestalte: coaching, collegiale consultatie in de vorm van intervisie en scholing, zowel algemeen als individueel. Er worden vier algemene studiedagen per jaar georganiseerd gericht op curriculumontwikkeling en werkveldontwikkeling, aangevuld met een aanbod van specifieke trainingen (zoals studieloopbaanbegeleiding, assessment en vakinhoudelijke
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
31
begeleiding). Op basis van teamcontracten vindt teamgewijze deskundigheidbevordering plaats. Docenten bevestigen dat zij aan deze vormen van scholing hebben deelgenomen, maar zij vinden desgevraagd wel dat dit nog weinig systematisch gebeurt. Uit de Personeelsenquête 2005 blijkt dat CMV lager dan gemiddeld scoort op de mogelijkheid om opleidingen of cursussen te volgen, hetgeen in het zelfevaluatierapport wordt geplaatst in het licht van de bezuinigingen en reorganisatie. In de Fontys Studentenenquête 2004 geven voltijdstudenten een gematigde voldoende voor: de mate waarin docenten helder formuleren in colleges (score 3.1), weten te boeien voor het vak (score 3.2) en een kritische instelling bij studenten weten te stimuleren (score 3.2). In de Jaarevaluatie 2005 oordelen de studenten voldoende over de deskundigheid van docenten (score 3.4). De opleiding heeft het budget voor deskundigheidsbevordering vergroot van 2% naar 3% en op een systematische wijze (via teamcontracten en POP’s van docenten) toewerken naar concreet geformuleerde verbeterpunten, zoals de versterking met de beroepspraktijk (Ondernemingsplan FHSS).
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding streeft voorzieningen na die stimulerend zijn, passen bij de onderwijsvisie en adequate werkplekken bieden voor docenten en studenten. De opleiding beschikt in het gebouw te Eindhoven over een eigen, herkenbare afdeling, met onderwijslokalen van diverse grootte. De balie sociale studies/CMV fungeert als centraal informatie- en communicatiecentrum voor studenten, gasten en medewerkers. De opleiding beschikt over een intranet. Hierop zijn alle moduleboeken te vinden en het bevat ongeveer 90 procent van de informatie over onderwijs. Verder is er een eigen servicepunt voor het uitlenen van multimediale apparatuur, tekenmaterialen en muziekinstrumenten. Tot dit servicepunt behoort een digiruimte waar studenten of medewerkers montagewerkzaamheden (beeld en geluid) kunnen verrichten. Een belangrijke centrale voorziening in Eindhoven is de mediatheek waar de belangrijkste informatiebronnen, apparatuur en hulpmiddelen ter ondersteuning van het studeren aanwezig zijn. Verder is er een centrale boekhandel, een studentenservicebalie, een kantine en moderne kopieer- en printapparatuur. Naast de standaard ICT-faciliteiten beschikt de opleiding over aparte ruimtes met computerwerkplekken met printfaciliteiten.
32
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
In Tilburg, waar de eerste cohort propedeusestudenten gestart is, beschikt de opleiding over een beperkt aantal onderwijsruimtes in een eigen hoek van het gebouw. De faciliteiten in Tilburg zijn aanwezig, maar zijn nog te beperkt, mede in het licht van de groei van de opleiding. Uit de Fontys Studentenenquête 2004 blijkt dat studenten van beide varianten over de voorzieningen in Eindhoven in ruime mate tevreden zijn. Alleen is er vanuit studenten kritiek op de kwaliteit van de computerruimten (score-vt- 2.9 en score-dt- 2.8) en de beschikbaarheid van computerfaciliteiten (score-dt- 2.1). De student-PC-ratio is 1:17. In de Personeelsenquête 2005 geven de personeelsleden aan dat zij in voldoende mate kunnen beschikken over computerfaciliteiten. Uit het teamcontract Tilburg 2005/2006 blijkt dat het team aan de kwaliteit van de voorzieningen werkt. Daarnaast geeft de opleiding aan dat op beide locaties een draadloos netwerk beschikbaar is waarop studenten met een eigen laptop kunnen inloggen. Ook bestaan er afspraken met toeleveranciers van laptops waardoor studenten tegen een sterk gereduceerd tarief een laptop kunnen aanschaffen. Het panel heeft na bezichtiging van de beide locaties vastgesteld dat de voorzieningen adequaat zijn.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding wil dat de student door geregelde, systematische studie- en stagebegeleiding en adequate informatie over studievoortgang in toenemende mate greep krijgt op de ontwikkeling van zijn studievoortgang, kennis, inzicht, vaardigheden en houding. • De voltijdopleiding kent diverse vormen van studiebegeleiding: o studieloopbaanbegeleiding (SLB): studenten stellen in de propedeuse een POP op en worden in hun onderwijskeuzes begeleid door een SLB-er (vergelijk 2.5). De systematiek is beschreven in Propedeuse Sociale Studies Studentenhandleiding. In het tweede leerjaar vindt SLB plaats via de module Profilering en Beroepsontwikkeling; o stagebegeleiding tijdens de praktijkperiode: tijdens de stages en afstudeerprojecten wordt de student begeleid door een medewerker van de stage-instelling en een stage- of praktijkdocent van de opleiding. In de praktijknota’s en projecthandleidingen zijn de taken en verantwoordelijkheden duidelijk beschreven.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
33
•
•
•
•
•
•
In de begeleiding van de deeltijdstudenten staat het zoeken naar een samenhang tussen informatie, persoon en praktijk centraal. Deze ontwikkeling begint in de propedeuse met leren leren en wordt verder vormgegeven in het reflectief practicum, middels Action Learning en in het afstudeerproject. Studievoortgangsresultaten worden verwerkt in PROGRESS, waar een automatische vertaling plaatsvindt naar studiepunten. Deze studiepunten zijn opvraagbaar door studenten en docenten via intranet. De administratieve verwerking in de propedeuse is sterk vereenvoudigd, omdat enkel het assessment studiepunten oplevert. Uit de Fontys Studentenenquête 2004 blijkt dat voltijdstudenten de verschillende vormen van begeleiding waarderen: de begeleiding en ondersteuning bij de studie scoort 3.4 en de stagebegeleiding door de opleiding scoort 3.5. De waardering voor de administratieve verwerking van studieresultaten scoort onvoldoende 2.5 (vt) en 1.4 (dt). In de deeltijdopleiding scoort de waardering voor de studiebegeleiding 2.9 en de waardering over docentenbereikbaarheid scoort 3.8. In de Jaarevaluatie 2005 scoort de begeleiding en ondersteuning bij de studie 3.2. Uit gesprekken met studenten van beide varianten blijkt dat de evaluatieresultaten worden bevestigd. Studenten zijn bijzonder te spreken over de geboden stagebegeleiding. In de propedeuse blijkt dat de vraagsturing van het onderwijs (veranderende) eisen stelt aan de studieloopbaanbegeleiding. Uit onderliggende evaluaties blijkt dat hierin nog meer systeem moet worden aangebracht, waarbij SLB-ers volgens studenten meer onderling moeten overleggen. De opleiding benoemt duidelijk de knelpunten in diverse verbeterplannen. In het Ondernemingsplan FHSS is opgenomen dat in 2006 een nieuw studievolgsysteem wordt ingevoerd. De studiebegeleiding van de deeltijdopleiding is onderdeel van de vernieuwde SLB in de propedeuse en wordt –net als in de voltijdopleiding- verder doorontwikkeld. Vertegenwoordigers van het werkveld vertellen het panel dat zij de training in begeleidingssystematiek die door de opleiding wordt gegeven, zeer waarderen.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
VT: Goed DT: Voldoende
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
34
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De uitgangspunten van kwaliteitszorg van de opleiding CMV zijn geformuleerd in het Handboek kwaliteitszorg CMV, deel I en deel II, februari 2006. Hierin zijn opgenomen: o doelstellingen waaraan de opleiding dient te voldoen; o meetbare doelen voor alle relevante aspecten; o processen waarmee de kwaliteit geborgd wordt; o de gehanteerde onderzoeksinstrumenten voor de uitvoering. • In het handboek en het zelfevaluatierapport is een onderzoekskalender opgenomen waaruit blijkt welke actoren, wanneer, voor welke criteria en met welke instrumenten evalueren. Daarnaast zijn verbeterdoelen c.q. streefdoelen opgenomen. Hieruit blijkt dat voor alle evaluaties streefcijfers zijn geformuleerd; bij een score lager dan 3 of 6 op een vijfpunts- respectievelijk tienpuntsschaal worden verbeteracties geformuleerd. • De opleiding gebruikt een scala aan meetinstrumenten, zoals het startbekwaamhedenonderzoek, toetsanalyses, module-evaluaties, evaluaties van begeleidingsvormen, periode-evaluaties en screening van concept-moduleboeken. Daarnaast zijn er Fontysbrede instrumenten: Fontys Studentenenquête, Fontys Personeelsenquête en interne audits. Veel evaluaties heeft het panel aangetroffen. Alleen het evalueren van het stagejaar bij praktijkbegeleiders en van de afstudeerprojecten bij opdrachtgevers ontbreekt. Voor de deeltijd zijn daarentegen op de Fontysenquêtes na, geen specifieke periode-evaluaties aangetroffen. • Studenten en afgestudeerden geven aan regelmatig evaluaties te hebben ingevuld, zonder enquêtemoe te worden. • Streefnormen spelen zichtbaar een rol bij de Fontysenquêtes, de jaarevaluatie en de periode-evaluaties. Voor de periode-evaluaties geldt dat voor alle leerjaren van 2005/2006 in de voltijd samenvattingen van evaluaties zijn gemaakt, resulterend in verbeteracties op basis van streefnormen. In teamcontracten 2005/2006 (van de propedeuse, alle leerjaren van de hoofdfase en het Team te Tilburg) staan de conclusies en verbetertrajecten op een hoger aggregatieniveau voor beide varianten overzichtelijk samengevat.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De directeur van de FHSS is primair verantwoordelijk voor de uitvoering van kwaliteitszorg. In de managementscontract zijn afspraken tussen de directeur en de Raad van Bestuur op de zes aandachtsgebieden waarop de kwaliteitszorg zich richt, vastgelegd. De coördinator kwaliteitszorg Sociale Studies formuleert samen met verantwoordelijke project- en teamleiders, verbeteracties. Deze worden opgenomen in
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
35
• • •
•
jaarlijkse verbeterplannen. De acties die hieruit volgen worden opgenomen in het teamcontract (wordt geaccordeerd door directie). Het panel stelt vast dat de kleine verbetercycli (middels) de teamcontracten en de grote verbetercycli (middels) managementcontracten aan elkaar zijn gerelateerd. Uit onderwijsdocumenten blijkt dat de opleiding de conclusies van de vorige visitatie heeft voorzien van actieplannen, die in grote lijn zijn doorgevoerd. Het panel stelt eveneens vast dat veel van de reeds doorgevoerde verbetertrajecten zoals de actualisering van het derde en vierde leerjaar in de hoofdfase en intensivering van de tutorbegeleiding in het eerste en tweede leerjaar, planmatig, op basis van evaluatie-uitkomsten, zijn ingezet. De werkwijze met de verbeterplannen en teamcontracten is betrekkelijk nieuw. De opleiding wil de verantwoordelijken voor het volledig doorlopen van de PDCA-cyclus nadrukkelijker bewustmaken van en aanspreken op hun rollen en taken. In het zelfevaluatierapport en diverse teamcontracten worden hiervoor verbeteringen voorgesteld.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft vastgesteld dat medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn betrokken bij evaluaties en/of overleg. Enkele voorbeelden daarvan zijn: het startbekwaamhedenonderzoek onder alumni en hun werkgevers, de Raad van Advies en werkveldbijeenkomsten met werkveldvertegenwoordigers, module-evaluaties en de Fontys Studentenenquête onder studenten en de Fontys Personeelsenquête onder de medewerkers. • De resultaten van evaluaties en de verbeteracties worden in de IMR en de Onderwijscommissie aan de orde gesteld. De uitkomsten van evaluaties en de verbeteracties worden via het intranet SW teruggekoppeld naar studenten, docenten en waar relevant naar vertegenwoordigers van het werkveld. • Uit de Fontys Studentenenquête 2004 zijn de volgende uitkomsten relevant: ‘terughoren wat er met evaluaties is gedaan’ heeft een score 2.4-vt, ‘klachten worden goed afgehandeld’ heeft een score 2.9-vt en een score 2.4-dt en ‘tevredenheid over inspraakmogelijkheden’ heeft een score van 3.3. • De opleiding heeft kwaliteitskringen onder studenten opgericht; per jaargroep komen vertegenwoordigers van studenten met de betreffende projectleider bijeen om de resultaten van enquêtes te bespreken. Het panel heeft in de gesprekken met studenten en met docenten vastgesteld dat de informatie over evaluaties inmiddels beter wordt teruggekoppeld en dat er wordt gewerkt met kwaliteitskringen.
36
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
•
In het zelfevaluatierapport worden als verbeterpunten verder genoemd: vergroten van de bekendheid met het kwaliteitszorgsysteem (studiedag voor docenten), versterking van de samenwerking met het werkveld en uitbouwen van het bestaande alumnibeleid.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding stelt het gerealiseerde niveau van de afgestudeerden vast op basis van de toetsresultaten van studenten voor de afstudeerprojecten (een creatief project, een beleidsmatig en een agogisch project) in het vierde leerjaar. De toetsresultaten, zo blijkt uit diverse tabellen in het zelfevaluatierapport, zijn gemiddeld gesproken ruim voldoende. Verder is de beoordelingssystematiek, zoals bij facet 2.8 is aangegeven, eenduidig (gebruik van duidelijke beoordelingscriteria en het betrekken van een tweede beoordelaar uit het werkveld). • Bij de afstudeerprojecten in het vierde leerjaar voeren studenten, in opdracht van en in samenspraak met het werkveld, opdrachten uit die een descriptief, onderzoekend, ontwikkelend of uitvoerend karakter hebben. Het panel heeft tien afstudeerwerkstukken bestudeerd van de voltijdopleiding en drie van de deeltijdopleiding en vindt deze getuigen van voldoende hbo-niveau en een duidelijke beroepsgerichtheid. Positief is dat er aandacht is voor de drie segmenten en dat er onderzoek wordt gedaan voor opdrachtgevers uit diverse CMV-werkvelden. Wel vindt het panel dat de volgende drie aspecten aandacht behoeven van de opleiding: de onderbouwing vanuit de literatuur, het taalgebruik en segment 3 van het opleidingsprofiel (gericht op de maatschappelijke profilering en legitimering van CMV). Daarnaast zijn de beoordelingsformulieren voor de afgestudeerden in voldoende mate ingevuld. Bij ongeveer de helft van de bekeken formulieren wordt naar individuele bijdragen onvoldoende gedifferentieerd. • Het panel heeft op basis van gesprekken kunnen vaststellen dat afgestudeerden tevreden zijn over de aansluiting op de beroepspraktijk. Ook de vertegenwoordigers van het werkveld vinden de producten van de afstudeerprojecten bruikbaar. Het generieke karakter van de opleiding wordt gewaardeerd en het specifieke komt volgens beide groepen met voldoende diepgang aan bod. • Uit de HBO-Monitor 2004 (n=79) blijkt dat de aansluiting van de opleiding CMV op het werkveld hoger scoort dan het landelijk gemiddelde (56% versus 52%) en het werkzaam zijn op hbo-niveau ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde (27% versus 28%).
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
37
•
•
Uit het Startbekwaamhedenonderzoek 2005 (de respons bedroeg 36 studenten en 9 werkgevers) blijkt dat aandacht gewenst is voor: segment 3 van het opleidingsprofiel, het ontwikkelen en toepassen van (nieuwe) oplossingsstrategieën en het communiceren in een internationale samenwerking. De opleiding heeft genoemde kritiekpunten al als verbeterpunten geformuleerd (vergelijk de facetten 2.2 en 2.3) of gaat de relevantie ervan nader onderzoeken.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het opleidingsrendement wordt bepaald door een geringe uitval zonder diploma in de hogere jaren en door op tijd of sneller afstuderen van studenten waardoor de onderwijsvraagfactor positief wordt beïnvloed en er geen negatieve consequentie in de bekostiging optreedt. Sinds kort zijn binnen de Fontys Hogescholen longitudinale kengetallen beschikbaar. Deze kengetallen maken trends zichtbaar. • De opleiding hanteert de volgende streefcijfers voor de opleiding: gemiddelde studieduur met diploma 4 jaar, zonder diploma 1,5 jaar (beide varianten). Specifiek geldt voor de voltijdopleiding: het percentage afgestudeerden na 5 jaar moet 65% of meer zijn, het percentage studiestakers na 1 jaar 25%, na 2 jaar 30% en na 3 jaar of meer 35%. Specifiek geldt voor de deeltijdopleiding: het percentage afgestudeerden na 5 jaar moet 60% of meer zijn, het percentage studiestakers na 1 jaar 30%, na 2 jaar 35% en na 3 jaar of meer 40%. • Bij het formuleren van deze normen heeft de opleiding gelet op landelijke slaagpercentages van de sector HSAO uit HBO-ontcijferd. Hieruit blijkt dat de eigen streefnormen voor gemiddelde studieduur van 4 jaar en slaagpercentages na 5 jaar vrij hoog liggen ten opzichte van de landelijk behaalde rendementen. Het panel heeft een vergelijking van de kengetallen van de opleiding met de landelijke kengetallen (HBO-raad) opgenomen in bijlage 4. Zij is van oordeel dat de opleiding vrij ambitieuze streefnormen heeft geformuleerd. Dit maakt het volgens het panel lastig om aan te voldoen. • Voor de uitstroomcohorten 2001 tot en met 2004 geldt dat de feitelijk gemiddelde studieduur overeen komt met de streefnorm van 4 jaar. Voor de deeltijdopleiding geldt dat de feitelijke studieduur gemiddeld ruim 4 jaar bedraagt. De studieduur voor uitvallers ligt voor de uitstroomcohorten vanaf 2000 gemiddeld iets boven de streefnorm van 1.5 en voor de deeltijd geldt dit eveneens (met uitschieters naar boven en naar beneden). • De opleiding realiseert in de voltijdopleiding een percentage geslaagden na 5 jaar van gemiddeld 55% (instroomcohorten 1999 en 2000) en in de deeltijdopleiding van
38
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
•
•
gemiddeld 45% (instroomcohorten 1999 en 2000). Hiermee worden de beoogde streefcijfers van 65% en 60% niet gehaald, maar deze streefcijfers liggen relatief hoog (zie derde bullet van dit facet) en voor de deeltijdopleiding is er een stijgende lijn. Het percentage uitvallers na 1 jaar ligt bij beide opleidingen (ver) boven de eigen streefnormen. De streefnorm van 25% voor de voltijdopleiding is maar enkele keren gehaald (instroomcohorten 1999 en 2003); bij verreweg de meeste cohorten is er sprake van een uitval van rond de 40% en in cohort 2004 zelfs van 61%. De streefnorm van 30% voor de deeltijdopleiding vertoont hetzelfde beeld. Speerpunt van de opleiding is het terugdringen van het percentage studiestakers en de studieduur van deze stakers. Via exitgesprekken is vast komen te staan dat redenen deels van persoonlijke aard zijn en deels te maken hebben met de opleiding (zwaarte, motivatieproblemen, verkeerd beroepsbeeld). Het instroom- en selectiebeleid in de propedeuse en het systeem van studiebegeleiding heeft extra de aandacht van de opleiding. In het teamcontract van de propedeuse staat als doelstelling dat 60% van de studenten van het eerste leerjaar binnen12 maanden de competenties op het eerste niveau behaalt. Daartoe moeten de uitvoeringskaders voor het onderwijs worden verbeterd en een professionaliseringstraject voor alle SLB-‘ers worden doorlopen. De gepresenteerde kengetallen in het zelfevaluatierapport maken geen uitsplitsing naar studievoortgang naar vooropleiding, wat het panel, gezien de hoge percentages van studiestakers een gemis vindt.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
39
40
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
41
Bijlage 1:
42
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
43
44
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
45
46
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Bijlage 2:
Deskundigheden panel
Opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming Fontys Hogescholen Panellid: De heer L.J.J. van der Ark
Panellid student: Mevrouw K. Dirks
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw L. Ravestein
Panellid, voorzitter de heer G. Boonekamp
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer G. Boonekamp (voorzitter, panellid domein) De heer Boonekamp is voornamelijk ingezet vanwege zijn kennis van het werkveld, zijn vakdeskundigheid en zijn onderwijsdeskundigheid. Hij heeft aan de basis gestaan van diverse Hogere Sociaal Agogische opleidingen en deze mede vormgegeven. Tevens heeft hij een traject ontwikkeld voor een juiste situering van een contingent beroepsbeoefenaren in de Wet BIG, een aanpalend leerstoelenbeleid ontwikkeld en in talloze adviescolleges zitting gehad, naast bestuurstaken met name op het terrein van de jeugdhulpverlening. De heer Boonekamp heeft deelgenomen aan de NQAauditortraining hoger onderwijs. Opleiding: Kweekschool MO-Nederlands Werkervaring: 1962 – 1966 1966 – 1979 1972 – 1975 1975 – 1990
Onderwijzer Leraar Adjunct-directeur Directeur
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
47
1978 – 2002
Onderwijsontwikkelaar en adviseur in HBO en HOVO (Hoger Onderwijs Voor Ouderen) Ontwikkeling kwaliteitszorgsystemen Idem
1990 – 1992 1999 – 2002
De heer L.J.J. van der Ark (voorzitter, panellid domein/werkveld Maatschappij) De heer Van der Ark is voornamelijk ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van Maatschappelijk werk en maatschappelijke vorming. Door zijn opleiding en werkervaring als docent heeft de heer Van der Ark inzicht in het vakgebied Cultureel Maatschappelijke Vorming. De heer Van der Ark heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs. Opleiding: 1949 – 1952 1952 – 1957 1967 – 1971
(M)ULO Kweekschool voor onderwijzers HBO Inrichtingswerk
Werkervaring: 1964 – 1965 1965 – 1970 1970 – 1975 1875 – 1978 1978 – 1988 1989 – 1994
Onderwijzer Adjunct directeur Huis ter Schie te Rotterdam Directeur Vormingscentrum werkende Jongeren te Gorinchem Directeur Crisisinterventie centrum FIOM te Rotterdam Regionaal Coördinator W.I.J.N. Zuid Holland Zeeland Directeur Landelijk Centrum voor Beroeps- en Opleidingsvraagstukken voor de sector Zorg en Welzijn (NIZW) 1994 – 1999 Directeur beroepsvereniging NVMW 1970 – 1976 Pt. Docent inrichtingswerk Sociale Academie Rotterdam 1978 – 1984 Pt. Docent organisatievraagstukken HS Den Bosch 1994 – heden Pt. Gastdocent beroepsvraagstukken van de maatschappelijk werker 1989 – 2001 Lid klachtencommissie II Raad voor de Kinderbescherming Nederland 1993 – 2003 Lid en vz van de Stg. Ondersteuning Maatschappelijk Werk Utrecht e.o. (fonds) 1995 – heden Voorzitter klachtencommissie Algemeen maatschappelijk werk Utrecht Diversen: Directeur jeugdbescherminginstellingen; Lid van het bestuur van de Hogechool Rijnmond Lid van de faculteitsraad van de WAG te Rotterdam Organisatieadviseur bij Meijerman&Partners Directeur landelijke beroepsvereniging van maatschappelijk werkers NVMW Directeur van de Stichting beroepsregister van maatschappelijk werkers SBMW Oprichter en directeur van de vereniging van vrijgevestigde maatschappelijk werkers VVMW Voorzitter van de werkveldadviescommissie SPH te Utrecht Voorzitter van de adviesraad MWD HAN te Nijmegen Lid bestuur leerstoel Maatschappelijk Werk aan de KU te Nijmegen
Student panellid mevrouw K. Dirks Mevrouw Dirks is ingezet als student panellid. Zij is vierdejaars studente Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Mevrouw Dirks is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Zij beschikt over studentgebonden deskundigheden met
48
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij sociale en maatschappelijke opleidingen. Mevrouw Dirks heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs. Opleiding: 2000 2001 09/2001 – 06/2002 09/2002 – heden Werkervaring: 1999 – 2003 2001 t/m 2003 Zomer’02 & zomer’03
Vooropleiding dans van de Hogeschool voor de Kunsten te Arnhem Havo, aan het Thorbecke te Arnhem HEAO Nijmegen, algemeen propedeutisch jaar SPH Nijmegen
Serveerster in diverse horecagelegenheden. Medewerkster in callcenter voor Pensioenadviezen, Qua Raad Begeleider en dansdocent op een ‘summercamp’ in New York voor kinderen uit achterstandswijken.
Panellid NQA mevrouw drs. L. Ravestein Mevrouw Ravestein beschikt zowel door opleiding als door werkervaring over brede onderwijskundige deskundigheid en deskundigheid van kwaliteitssystemen binnen het Hoger Beroeps Onderwijs. Haar auditvaardigheden zijn gebaseerd op het organiseren en het uitvoeren van (uiteenlopende) visitaties in het oude visitatiesysteem (vanuit de HBO-raad) en in het accreditatiesysteem (vanuit NQA). Domeindeskundigheid bestaat op met name sociaal agogische werkvelden, door opleiding en nevenwerkzaamheden. Binnen NQA heeft zij in samenwerking met Lloyd’s de trainingen voor panelleden ontwikkeld en is zij medeverantwoordelijk voor de uitvoering. Opleiding: 1978 1985 1992 1994 1998 2004
Atheneum (B) Doctoraal Sociale Pedagogiek, kopstudie Sociologie (Maatschappijleeropleiding) participerend onderzoek Jeugd- en Zedenpolitie (Gemeente Utrecht) Projectmanagement (T&G) Leergang Onderwijs (T&G) Individuele consultancy (leertraject), Onderwijskundig Centrum, Utrecht Lead auditoropleiding Quality Assurance ISO 9001 bij Lloyd’s Register
Werkervaring: 1987 – 1988 1988 – 1993 1990 – 1998 1998 – 2000 2000 2001 – 2003 2004 – heden
Docent Maatschappijleer, MEAO, Catharijne College, Utrecht Docent Organisatiekunde, HEAO-Arnhem Staffunctionaris Bureau Kwaliteitszorg en Onderwijsontwikkeling, HEAO-Arnhem Adviseur kwaliteitszorg en opleidingskunde bij TRIAM-kennismanagement B.V. Advieswerkzaamheden Hogeschool de Horst (freelance) Beleidsmedewerker kwaliteitszorg HBO-raad, Vereniging van Hogescholen Auditor Netherlands Quality Agency
Overige werkzaamheden: 1986-1989 (Beleids-)ondersteuning bij Stichting Argus, Stichting Begeleide Huisvesting en scholing FNV Deelname aan het TEMPUS-project vanuit HEAO-Arnhem (internationale uitwisseling van kwaliteitszorgsystemen)
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
49
50
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Tijd
Onderdeel
Deelnemers
8.45
Ontvangst panelleden
Panel
9.00 - 10.45
Bestudering Materiaal 1)
Panel
10.45 - 11.45
Opleidingsmanagement
11.45 - 12.45
Studenten
12.45 - 13.30
Besloten werklunch
Opleidingsmanagement en de medewerker kwaliteitszorg Acht à tien met een representatieve vertegenwoordiging uit de propedeuse en de hoofdfase en uit de voltijd, deeltijd en duale variant (indien van toepassing) en inclusief een lid van de opleidingscommissie Panel
14.00 - 15.00
Docenten
15.00 - 15.15
Pauze
15.15 - 15.45
Alumni
15.45 - 16.15
Werkveld
16.15 - 17.45
Besloten panelvergadering
17.45 - 18.30
Tweede gesprek opleidingsmanagement en afsluiting 2)
Acht à tien, met een representatieve vertegenwoordiging uit de propedeuse en de hoofdfase en uit de voltijd, deeltijd en duale variant (indien van toepassing) en inclusief een lid van de opleidingscommissie Panel Zes à acht alumni uit de laatste twee afstudeerjaren Acht à tien vertegenwoordigers uit het werkveld, waaronder leden van de werkveldcommissie en stagebegeleiders Panel Opleidingsmanagement en de medewerker kwaliteitszorg.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
51
Bestuurders/management Naam Sonja Nieuwenhuis David de Louw Niki Vaes Yolanda Brouns Toine Loontjens
Functie Directeur Adjunct-directeur Teamleider propedeuse Teamleider post-propedeuse Beleidsadviseur / coördinator kwaliteitszorg
Studenten Naam Merlijn Baerends Ellen van Gils Erwin Blom Elke Doeser Linda Embregts Bob Heemskerk Christine van Hinsbergh Hanneke van Lieshout Maartje Simons Ivana Vracaric Fatima Zahra Jallal Henny Shabso
Vooropleiding (havo/vwo/mbo) Colloquium Doctum Colloquium Doctum havo (E+M) Kaderfunctionaris Bescherming havo (oud) havo (E+M) havo (oud) havo (E+M) Colloquium Doctum havo (E+M) Sociale Juridische Dienstverlening mbo-milieutoezicht
Studiejaar Propedeuse deeltijd Post-propedeuse 2 deeltijd Post-propedeuse 1 voltijd Post-propedeuse 3 voltijd Post-propedeuse 1 voltijd Post-propedeuse 2 voltijd Post-propedeuse 3 deeltijd Post-propedeuse 1 voltijd Propedeuse voltijd Post-propedeuse 2 voltijd Post-propedeuse 3 voltijd Propedeuse voltijd
Naam Necla Çelik Rene van Dooren Gerard Elschot Jan Fransen Martje Heijnen Elisabeth Jaksche
Team Propedeuse Post-propedeuse Post-propedeuse Post-propedeuse Post-propedeuse Post-propedeuse
Mon Munnecom
Propedeuse
Loes Smetsers Henk Verbeek Jos van Woerkom
Post-propedeuse Propedeuse Propedeuse
Doceert onderdelen Interventies CMV (IC) Interventies CMV (IC) Communicatie (CO) Team en Organisatie (TO) Team en Organisatie (TO) Coördinatie deeltijdopleiding / modulen deeltijdopleiding Projectleider onderwijsontwikkeling propedeuse / modulen propedeuse Interventies CMV (IC) Agogiek (IC), Onderzoek (PS) Analyse, sociologie (AN)
Docenten
52
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Afgestudeerden Naam Berbe Jonkheer Sita Kruisbrink Bas van de Loo Thijs van Mierlo Ilja van Rijswijk Anke Turksma Koen Vogels Esther van Waes
Datum afstuderen Juli 2005 Juli 2004 Augustus 2004 Augustus 2003 april 2006 Juli 2004 Augustus 2005 Augustus 2005
Extern betrokkenen Naam Geert van Kasteren Gerard Kraaijvanger Diny van der Linden
Instelling Sportcomplex Eindhoven Noord Punt welzijn Weert te Weert Loket W te Eindhoven
Ronald van Litsenburg Gerard Moerkerk Anneke Stout
Stichting jongerencentrum Best Loket W Humanitas te Eindhoven
Gerdy van Brussel Tinus Kanters
Roc Ter AA te Helmond Gemeente Eindhoven, dienst algemeen / publiekszaken / afd. Centrale taken /cluster Evenementen Paladyn te Valkenswaard
Sami Sezin
Functie Unitleidster activiteiten Clustermanager Directeur + lid van de Raad van Advies FhSS Zakelijk leider/ jongerenwerker stafmedewerker Consulent M.A. (maatschappelijke activering) Docente / vertrouwenspersoon Coördinator stedelijke Evenementen van de gemeente Eindhoven Sociaal Cultureel werker / stagecoördinator
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
53
54
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Bijlage 4:
Kengetallen
In deze bijlage zijn de kengetallen van de opleiding Cultureel Maatschappelijke Vorming weergegeven. Deze cijfers worden vergeleken met de landelijk gemiddelden (zie eindtotalen). Aantal behaalde diploma’s CMV Voltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 2000 32 631
2001
2002
31 564
2003
46 549
2004
34 588
18 504
Bron; website HBO-raad.
Aantal behaalde diploma’s CMV Deeltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 2000 1 106
2001
2002
2003
2004
5 95
9 76
12 105
7 95
2002 154 3.056
2003 127 3.103
2004 138 3.018
2005 142 2.961
2002
2003
2004
2005
Bron; website HBO-raad.
Aantal inschrijvingen CMV Voltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 2001 167 3.188
Bron; website HBO-raad.
Aantal inschrijvingen CMV Deeltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 2001 44 544
44 580
46 591
27 524
25 462
Bron; website HBO-raad.
Instroom CMV Voltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 2001 44 946
2002
2003
34 826
2004
31 896
2005
35 780
43 789
Bron; website HBO-raad.
Instroom CMV Deeltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 2001 10 161
2002 10 188
2003 14 153
2004 6 124
2005 6 102
Bron; website HBO-raad.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
55
Rendement na 5 jaar CMV Voltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 1996 51,9% 44,7%
1997 46,5% 48,9%
1998 55,8% 49,5%
1999 60,8% 46,8%
2000 59,6% 47,8%
Inschrijfjaar 1996 57,1% 31,6%
1997 0,0% 39,9%
1998 40,0% 51,1%
1999 30,8% 47,3%
2000 55,6% 34,8%
Bron; website HBO-raad.
Rendement na 5 jaar CMV Deeltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal Bron; website HBO-raad.
Rendement na 8 jaar CMV Voltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 1995
1996 33,3% 49,2%
1997 55,6% 48,9%
52,1% 53,5%
Bron; website HBO-raad.
Rendement na 8 jaar CMV Deeltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 1995
1996 40,0% 43,3%
1997 71,4% 34,5%
0,0% 41,2%
Bron; website HBO-raad.
Gemiddelde studieduur gediplomeerden CMV Voltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Jaar 2000 45,6 49,2
2001 49,8 48,8
2002 51,5 49,9
2003 46,5 49,4
2004 46,7 50,7
Jaar 2000 24,0 41,8
2001 35,7 42,1
2002 51,7 46,4
2003 43,0 47,0
2004 46,0 50,7
Bron; website HBO-raad.
Gemiddelde studieduur gediplomeerden CMV Deeltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal Bron; website HBO-raad.
56
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Gemiddelde studieduur uitvallers CMV Voltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Jaar 2000 18,1 19,5
2001 17,1 17,7
2002 16,9 20,9
2003 23,1 18,4
2004 17,7 20,7
Jaar 2000 10,3 16,6
2001 23,3 20,5
2002 8,1 16,5
2003 22,5 22,3
2004 23,3 26,7
Inschrijfjaar 2000 40,4% 32,8%
2001 44,2% 31,8%
2002 33,3% 30,4%
2003 25,0% 29,2%
2004 58,6% 37,9%
Bron; website HBO-raad.
Gemiddelde studieduur uitvallers CMV Deeltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal Bron; website HBO-raad.
Uitval na 1 jaar CMV Voltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal Bron; website HBO-raad.
Uitval na 1 jaar CMV Deeltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 2000 27,8% 36,9%
2001 54,5% 29,5%
2002 57,1% 32,9%
2003 47,1% 32,8%
2004 25,0% 35,4%
Bron; website HBO-raad.
Uitval na 3 jaar CMV Voltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
Inschrijfjaar 1998 30,2% 40,6%
1999 36,7% 44,1%
Inschrijfjaar 1998 60,0% 42,3%
1999 38,5% 43,4%
2000 40,4% 43,1%
2001 50,0% 43,2%
2002 39,6% 41,8%
Bron; website HBO-raad.
Uitval na 3 jaar CMV deeltijd Hogeschool Fontys Hs. Eindtotaal
2000 38,9% 51,5%
2001 72,7% 44,6%
2002 71,4% 49,8%
Bron; website HBO-raad.
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
57
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) - Ondernemingsplan - Notities Bilobaprogramma Kwaliteitszorg - Handboeken kwaliteitszorg I en II Organisatie - Notitie Binding & betekenis Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren) - Personeelsbeleid Onderwijsbeleid en toetsbeleid - Ordner met materiaal project Op weg naar Sociaal Werk - Kaders voor het leerplan major sociale studies Rendementsbeleid Notitie Toekomstbeeld bachelor of social work rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) inclusief de meetinstrumenten - Ordner onderwijs-, stage, afstudeerevaluaties - Startbekwaamhedenonderzoek Onderwijs- en examenregeling - BilobaOER 2005-2006 - OER-en CMV voltijd en deeltijd Beoogde eindkwalificaties - BilobaOER 2005-2006 - OER-en CMV voltijd en deeltijd Beroepsprofiel of vergelijkbaar document Studiegids - Digitale studiegids toegankelijk via computer Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) inclusief studiepunten - Leerplantabellen voltijd en deeltijd Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) - Ordner portfolio’s medewerkers Kengetallen Curriculummateriaal: - modulehandleidingen - stage/afstudeerhandleidingen - boekenlijst - projectopdrachten - deficiëntieprogramma’s - studieboeken - readers Toetsen, portfolio’s en assessments, inclusief beoordelingen Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen Stageverslagen, inclusief beoordelingen
58
Onderwerp/facet
5
3 2
5, 6
2, 3.3, 4, 5, 6.2
1
1 2, 4.2 2
3.1 6.1 2
2.8, 6.2 6.2 2.8
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
Overig materiaal - Zelfevaluatierapport en bijlagen - Modulewerkboeken VT/D - Toetsen - Meest recente voorlichtingsbrochure en overig voorlichtingsmateriaal (website, presentaties, etc.) - Verslagen bijeenkomsten OC/IMR - Verslagen CMV teamvergaderingen - Verslagen LOO-CMV - POP student Propedeuse/Post propedeuse en twee docenten - Afstudeerproducten + beoordelingen PP3 voltijd en deeltijd - Beoordelingen + producten PP2 - Map Kwaliteitszorg(algemeen)(map1) - Mappen kwaliteitszorg(CMV)(map 2 en 3) - Informatie over Minors
© NQA - visitatie Fontys Hogeschool, opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming, hbo-bachelor
59