Adviesrapport accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie Voltijd, deeltijd, duaal Fontys Lerarenopleiding Tilburg
Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie Voltijd, deeltijd, duaal Fontys Lerarenopleiding Tilburg Croho-nummer: 45271
Hobéon® Certificering BV Datum: 30 november 2010 Auditteam: drs. R.B.van der Herberg prof. dr. K. Boersma prof. dr. H. van den Bergh drs. A.W.G. Hoevers drs. P.J. Ronner drs. H. van Asseldonk ing. J. Jackson O. Orlandini Secretaris: drs. G.W.M.C. Broers
INHOUDSOPGAVE DEEL 1
1
1. 1.1. 1.2.
MANAGEMENT SAMENVATTING Integraal advies Samenvattende beoordeling
1 1 3
2.
INLEIDING
7
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE MASTEROPLEIDINGEN
9
4.
VORIGE ACCREDITATIE
DEEL 2 5.
13 15
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER 1. Doelstellingen opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau: Master Facet 1.3. Oriëntatie hbo 2. Programma Facet 2.1. Eisen hbo Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Facet 2.3. Samenhang programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen hbo Facet 3.2. Kwantiteit personeel Facet 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Studenttevredenheid Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
15 15 15 18 19 20 20 25 27 29 31 33 34 36 39 39 40 42 44 44 46 47 47 49 50 51 53 53 55
6.
OORDEELSCHEMA
57
7.
BIJLAGEN 59 BIJLAGE I Programma en gesprekspartners BIJLAGE II Kwantitatieve gegevens van de opleiding BIJLAGE III Curricula Vitae en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren BIJLAGE IV Werkwijze, beoordelingsprocedure en beslisregels
61 71 73 85
DEEL 1 1.
MANAGEMENT SAMENVATTING
1.1.
Integraal advies
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de aangegeven hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie, verzorgd door Fontys Lerarenopleiding Tilburg, croho-nummer 45271 in al haar varianten te accrediteren. Dit advies wordt in onderhavig rapport gefundeerd. Algemene gegevens Naam van de instelling: Naam van de opleiding: Varianten van de opleiding: Locatie van de opleidingen:
Fontys Lerarenopleiding Tilburg hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie voltijd, deeltijd en duaal Tilburg
Naam VBI: Datum visitatie: Datum adviesrapport:
Hobéon Certificering b.v. 25, 26, 27 mei 2010 30 november
Beoordelingskader Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003). Samenstelling auditteam Bij deze audit is gebruik gemaakt van een kern-auditteam naast een vakspecifiek auditteam dat de verschillende masteropleidingen Leraar heeft beoordeeld. Het totale auditteam dat de masteropleidingen Leraar van Fontys Hogeschool Tilburg bestond uit de volgende personen: De heer drs. R.B.van der Herberg*, voorzitter auditteam1; De heer drs. P.J. Ronner*, werkvelddeskundige; De heer drs. H.M. Claessen, werkvelddeskundige; De heer drs. H. van Asseldonk; werkvelddeskundige; De heer prof. dr. van den Bergh*, vakdeskundige Nederlands; De heer dr. Kwakernaak, vakdeskundige Vreemde talen; Mevrouw drs. A. Bens, vakdeskundige Maatschappijleer; De heer drs. H. Beliën, vakdeskundige Geschiedenis; De heer prof. dr. R. van der Vaart, vakdeskundige Aardrijkskunde; De heer drs. A.W.G. Hoevers, vakdeskundige Economie; De heer prof. dr. K.T. Boersma*, vakdeskundige Biologie; De heer prof. dr. G. Zwaneveld, vakdeskundige Wiskunde; De heer prof. dr. H. Eijkelhof vakdeskundige Scheikunde en Natuurkunde.
1
De met een asterisk gemarkeerde auditoren maakten deel uit van het kernteam.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 1
Mevrouw G.C. Versluis, secretaris; Mevrouw drs. P. Betlem, secretaris; De heer drs. G.W.M.C. Broers*, secretaris. Mevrouw O. Orlandini*, student; De heer R. van der Linden, student; De heer ing. J. Jackson, student. De volgende auditoren waren betrokken bij de audit van de masterlerarenopleiding Bedrijfseconomie:
Dhr. Van der Herberg, vanouds sociaal geograaf, heeft ruime ervaring op het terrein van het auditeren van opleidingen in het hoger onderwijs. Zo heeft hij vorig jaar de tweedegraads lerarenopleidingen beoordeeld van de Hogeschool van Amsterdam en van Fontys Hogescholen (FLOT). Ook beschikt hij over relevante onderwijservaringen als voormalig schoolleider van een grote onderwijsorganisatie in het midden van het land.
Dhr. Ronner studeerde Duitse Letterkunde en Germanistiek, werkte in de periode 19951998 als vestigingsmanager en daarna als rector en vanaf 2005 als centraal directeur van middelbare scholen. Daarnaast heeft hij zitting in verschillende besturen zoals de VO-Raad, het sectorbestuur Onderwijs Arbeidsmarkt, als voorzitter van de Scholenraad vmbovakcollege Amersfoort.
•
Dhr. Boersma was vanaf 1997 tot zijn emeritaat in juli 2010 hoogleraar Didactiek van de Biologie aan de Universiteit Utrecht (UU). Binnen de UU was hij voorzitter van het opleidingsbestuur Masteropleiding Science Education & Communication en directeur van het Freudenthal Instituut. Op dit moment is hij o.a. voorzitter van de Commissie Vernieuwing Biologieonderwijs en de Raad voor Aard- en Levenswetenschappen van de KNAW.
Dhr. Van den Bergh studeerde Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij volgde een visiting fellowship aan de University of California, Los Angeles, en aan Princeton begin jaren negentig en werkte bij het Cito, de Inspectie van het Onderwijs en de UU. Sinds 2006 is hij bijzonder hoogleraar Toetsing en Didactiek van het Taalonderwijs.
Dhr. Hoevers is sinds 2008 werkzaam aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) binnen de Faculteit Economie en Bedrijfskunde en het Universitair Onderwijscentrum Groningen als lerarenopleider. Daarvoor was hij vakdidacticus Economie en lerarenopleider aan de RUG.
Dhr. Van Asseldonk heeft een zeer ruime staat van dienst binnen het voortgezet onderwijs. Vanaf 1979 heeft hij vooral bestuurlijke functies bekleed binnen het onderwijs en binnen organisaties op het raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt.
Mevr. Orlandini is tweedejaars student Engels aan de voltijds tweedegraads lerarenopleiding van de Hogeschool van Amsterdam en studeerde hiervoor drie jaar tandheelkunde en een jaar psychologie. Vanuit haar huidige studie verzorgt zij nu steunlessen Engels aan de onderbouw van het Cygnus Gymnasium te Amsterdam.
Dhr. Jackson was als tweedegraads leraar Wiskunde enkele jaren verbonden aan het voortgezet onderwijs. Aan de Hogeschool Rotterdam volgt hij momenteel de hbomasteropleiding Pedagogiek.
Dhr. Broers heeft afgelopen twee jaren ruime ervaring opgedaan bij de visitatie van de Pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen. In dit traject fungeert hij als coördinerend secretaris.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 2
1.2.
Samenvattende beoordeling
Hobéon Certificering baseert het advies tot accreditatie van de hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie op de volgende overwegingen: Algemeen beeld Het auditteam heeft geconstateerd, dat de masteropleidingen van FLOT een duidelijke missie hebben geformuleerd, toegelicht in een van de centrale documenten binnen de opleidingen: ‘Vakkundig, Vaardig, Vindingrijk’. Op basis hiervan zijn accenten gelegd op vakinhoud en onderzoek. De masteropleidingen richten zich op de brede rol die de eerstegraads docent vervult binnen het voortgezet hoger onderwijs. De opleidingen besteden, behalve aan de vakinhoud, daarom ook aandacht aan de verantwoordelijkheid van de als master opgeleide docent voor de ontwikkeling en innovatie van het onderwijs binnen de vaksectie en de school. Naast het vervullen van de brede docentrol zal de eerstegraads leraar steeds nadrukkelijker als teamworker, onderzoeker en ontwikkelaar van leermiddelen gaan functioneren. Het lectoraat leerstrategieën speelt een belangrijke rol binnen de masteropleidingen door actuele kennis te generen en deze te laten doorwerken in de onderwijsprogramma’s. Een aantal (recentelijk) gepromoveerde en door de opleidingen aangetrokken docenten helpen eveneens het curriculum actueel te houden. Doelstellingen opleiding: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Sinds 2008 zijn de masteropleidingen Leraar bezig met de overgang van het hanteren van eindkwalificaties gekoppeld aan beroepsrollen naar het hanteren van de competenties van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (de zgn. SBL-competenties) inclusief bekwaamheidseisen in combinatie met een landelijke, vakspecifieke kennisbasis. De masteropleidingen Leraar van FLOT hebben de competenties op masterniveau helder beschreven en deze geoperationaliseerd in meerdere bekwaamheidseisen. Deze zijn geordend volgens de vijf Dublin Descriptoren, waarmee de opleidingen het masterniveau borgen. De opleidingen hebben regelmatig overleg over de eisen die gesteld worden aan de master afgestudeerden met vakgenoten en de beroepspraktijk, waaronder de Wetenschappelijke Raad van Advies. Via laatstgenoemde partij zoeken de opleidingen nadrukkelijk aansluiting bij universiteiten, vooral op het terrein van onderzoeksbekwaamheden binnen vakdidactiek en onderwijskunde. De master bedrijfseconomie hanteert een set eindkwalificaties die regelmatig tegen het licht gehouden en, indien nodig, aangepast wordt. Het voor de opleiding relevante werkveld is hierbij betrokken. Twee facetten van onderwerp 1 ‘Doelstellingen opleiding’ worden als goed beoordeeld voor deze opleiding, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel gevoegd. Programma: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. De masteropleidingen Leraar hebben de eindkwalificaties in duidelijke leerdoelen en indicatoren vertaald. Het auditteam heeft o.a. een aantal generieke en vakspecifieke toetsen bestudeert. Zodoende heeft kunnen constateren dat de opleidingen de eindkwalificaties op een valide en betrouwbare wijze toetsen en beoordelen. De toetscommissies van de opleidingen spelen bij de kwaliteitsborging een belangrijke rol.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 3
De opleidingsprogramma’s zijn actueel, samenhangend en zorgen ervoor dat de studenten kennis en vaardigheden op masterniveau kunnen ontwikkelen. Dit gebeurt aan de hand van de generieke programmaonderdelen ‘Algemene professionele vorming’ (‘APV’), ‘Voorbereiding onderzoek’, ‘Stage’ en een vakspecifiek deel per opleiding. Zo wordt de student bijvoorbeeld bij ‘Voorbereiding onderzoek' verschillende onderzoeksmethoden en –technieken aangereikt en wordt tijdens hoor- en werkcolleges ingegaan op theoretische inzichten uit de literatuur, die vervolgens worden gebruikt voor de analyse van praktijkcasussen. Binnen de stage, die veelal plaatsvindt op de school waar de student reeds werkzaam is, oefent de student zijn pedagogische en didactische beroepsvaardigheden. Als positief beschouwt het auditteam het feit dat de opleiding, op basis van studentevaluaties, besloten heeft de zuiver vakinhoudelijke component uit te breiden. De lijst met literatuur is door het auditteam bestudeerd en als adequaat beoordeeld. Gebleken is dat in belangrijke mate gebruik wordt gemaakt van Engelstalige literatuur. Medewerkers en studenten hebben voldoende toegang tot primaire literatuur. Studenten maken bij inhoudelijke studieonderdelen gebruik van primaire literatuur. Tijdens hoor- en werkcolleges wordt ingegaan op theoretische inzichten binnen de economie, die vervolgens worden gebruikt voor de analyse van casussen uit de praktijk. Binnen de stage oefent de student zijn pedagogische en didactische beroepsvaardigheden. De stage wordt vrijwel altijd uitgevoerd op de school waar de student reeds werkzaam is. De masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie heeft samenhang in het opleidingsprogramma aangebracht op basis van twee elementen: de vakspecifieke en generieke programmaonderdelen zijn beide gericht op de professional die een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk en de transfer tussen theorie en praktijk blijkt uit de uitwerking van alle generieke programmaonderdelen. Het aantal contacturen voor de deeltijdvariant bedraagt zes tot acht uur per week voor de drie studiejaren. Daarnaast worden studenten begeleid wat leidt tot meer contacturen per week. De omvang van deze laatste contacturen verschilt per student en is afhankelijk van de behoefte aan begeleiding. Het opleidingsprogramma kent in deeltijd een looptijd van drie jaren. Voltijdstudenten hebben de mogelijkheid het programma sneller te doorlopen. Het programma is gebaseerd op een gemiddelde studielast van twintig uur per week. Uit de Onderwijs- en Examenregeling (OER) blijkt dat voor de instroom alle masteropleidingen van FLOT de wettelijke vooropleidingseisen hanteren, namelijk: in het bezit van een tweedegraads- of bachelordiploma in hetzelfde vak. Gebleken is dat de opleiding, in het bijzonder haar docenten, de actualiteit van het studieprogramma zoveel als mogelijk borgt door zelfstudie van docenten en gastcolleges. De verschillende studieonderdelen die het auditteam vooraf en tijdens de audit uitgebreid heeft kunnen bestuderen maken een goed verzorgde indruk wat opbouw en inhoud betreft. Binnen het didactisch concept, dat is gebaseerd op het competentiegericht leren, maken alle opleidingen gebruik van het ‘dubbele bodem-principe’, waarbij gebruikte en geproduceerde materialen en tijdens de cursussen opgedane ervaringen direct of met een vertaalslag inzetbaar worden gemaakt voor de eigen (toekomstige) onderwijsverstrekking van de student. Dit vindt het auditteam heel sterk en ook studenten zijn daarover tevreden. Studenten hebben verder meer behoefte aan kennisoverdracht, de opleiding spreekt in dit verband van ‘directe onderwijsverstrekking’ door docenten. Ook dit aspect is door de opleiding gehonoreerd door meer klassikaal-frontaal les te geven. Het programma vindt het auditteam voldoende studeerbaar met een gemiddelde studielast van twintig uur per week, waaronder gemiddeld zes tot acht contacturen op de opleiding. Dat alle lessen op één dag gepland staan is voor de studenten ideaal. Door de combinatie van werk, studie en privé, vinden studenten de studie wel zwaar. Inzet van Personeel: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 4
De studieprogramma’s voor de masteropleidingen worden uitgevoerd door een vaste groep kerndocenten per opleiding. De docenten, die de generieke en vakspecifieke lessen verzorgen hebben regelmatig contact met het werkveld of zijn daarin nog werkzaam. Bij de opleiding Bedrijfseconomie heeft een substantieel deel van de docenten gewerkt in het vo en alle docenten hebben een eerstegraads hbo- of wo-opleiding, wat het auditteam als essentieel beschouwt voor het kunnen verzorgen van een masteropleiding. De opleidingen zorgen ervoor dat de kwaliteit van docenten goed is geborgd door scholingsplannen en het competentiemanagement van docenten op team- en op FLOT-niveau. Alle docenten van de opleiding Bedrijfseconomie hebben de afgelopen jaren aantoonbaar gewerkt aan het bevorderen van hun eigen deskundigheid, o.a. door trainingen begeleidingsvaardigheden, het volgen van een (vakspecifieke) wo-masteropleiding en via gezamenlijke studieweken. De opleiding breidt het aantal docenten uit, mede door de groei van het aantal instromende studenten. De opleiding verbindt aantoonbaar consequenties indien een docent niet goed functioneert. In ieder geval komt dit ter sprake tijdens de gesprekkencyclus met de teamleider. Indien er na de hierbij gemaakte afspraken geen verbetering optreedt, wordt de docent niet meer betrokken bij lesactiviteiten in de master. Studenten hebben een aantoonbare rol bij het evalueren van docenten van de opleiding. Voorzieningen: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Het gebouw waar de FLOT gevestigd is en de voorzieningen daarbinnen zijn recentelijk vernieuwd. De hbo-masteropleidingen Leraar maken gebruik van een digitale leeromgeving die altijd en overal bereikbaar is, zowel op de studiecomputers als thuis. De structurele studiebegeleiding bestaat vooral uit het systematisch voeren van studievoortganggesprekken. De studieloopbaanbegeleider en de masterstudent kunnen in overleg de studieplanning bijsturen. De informatievoorziening is voldoende met het oog op de studievoortgang. Interne kwaliteitszorg: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Gebleken is dat de FLOT op generiek niveau beschikt over een werkend systeem van kwaliteitszorg, toegespitst op de specifieke masteropleidingen. Daarbij zijn zowel interne partijen, zoals docenten en studenten, maar ook externe partijen, zoals in dit geval het onderwijsveld en de wetenschap (in de vorm van de Wetenschappelijk Raad van Advies) betrokken. De lijnen binnen de opleidingen zijn kort. De opleidingen binnen FLOT worden periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van meetbare doelen. Studenten en auditteam zijn wel van mening, dat vanwege evaluatiemoeheid en de daaruit volgende lage respons, er minder vaak geëvalueerd zou moeten worden. Uit de documentatie en tijdens de audit is gebleken dat de hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie aantoonbare verbetermaatregelen neemt op verschillende terreinen. Positief vindt het auditteam dat het hierbij niet alleen bij woorden blijft, maar de opleiding op basis van zorgvuldigheid adequate maatregelen neemt. Resultaten: voldoende Het oordeel van het auditteam over alle facetten van dit onderwerp is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 5
De opleiding borgt dat de studenten die afstuderen het gewenste hbo-masterniveau hebben behaald. Dit toetst de opleiding aan de hand van de stage en het praktijkonderzoek. De realisatie van de vakspecifieke eindkwalificaties toetst de opleiding door middel van een mix van toetsen bij de vakspecifieke onderdelen. De student moet op basis van de stage aantonen dat hij de opleidingscompetenties beheerst en in staat is vakkennis en vakdidactiek te integreren. Bij het praktijkonderzoek moet de student aantonen, dat hij zelfstandig problematieken/thematieken kan onderkennen en onderzoeksmatig kan benaderen. Het auditteam heeft geconstateerd, dat het praktijkonderzoek zich vaak sterk richt op het mesoniveau van de onderwijsorganisatie waar studenten werkzaam zijn. Het auditteam zou het toejuichen als het accent komt te liggen op vakdidactische praktijkonderzoeken. Dit heeft, zo is gebleken, ook al enige tijd de aandacht van de masteropleidingen: die sturen hier al zoveel mogelijk op. De afstudeerwerkstukken van de opleiding Bedrijfseconomie die het auditteam heeft bestudeerd waren op hbo-masterniveau. Ze zouden nog in kwaliteit kunnen verbeteren als de begeleider sneller in de beginfase commentaar zou geven op de procedurele en (vak)inhoudelijke voortgang van de student. De masteropleidingen van FLOT hebben de rendementsgegevens van 2002 tot en met 2008 in kaart gebracht. Uit de analyse blijkt, dat het definitieve rendement van de cohorten nog niet kan worden vastgesteld, omdat van elk van deze cohorten nog studenten studeren. Uit studievoortganggesprekken die de opleiding voert, blijkt dat studievertraging veelal dezelfde oorzaak heeft als het voortijdig verlaten van de opleiding: de combinatie van studie, werk en gezin wordt als zwaar ervaren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 6
2.
INLEIDING
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI) is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo- masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie, verzorgd door Fontys Lerarenopleiding Tilburg, croho-nummer: 45271. De opleiding wordt aangeboden in de varianten voltijd, deeltijd en duaal. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review en de daarbij behorende onderliggende documenten. Meer specifiek betrof het een Management Review Instituutsdeel en een Management Review van de individuele masterlerarenopleiding. De beschrijving van de opleidingen in het Instituutsdeel is gebaseerd op de deeltijdvariant. Alleen wanneer de situatie binnen de voltijd- of duale variant daarvan afwijkt, is die apart beschreven. Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (d.d. 14 februari 2003). De audit heeft plaatsgevonden in de periode 25 t/m 27 mei 2010. Het volledige programma, van de audit is opgenomen in Bijlage I. Het auditteam werd gevormd door: dhr. Van der Herberg, dhr. Ronner, dhr. Boersma, dhr. Van den Bergh, dhr. Hoevers, dhr. Van Asseldonk, mevr. Orlandini, dhr. Jackson en dhr. Broers. De in dit team aanwezige expertise is in onderstaand schema zichtbaar. werkveld voorzitter R.B. van der Herberg, senior adviseur Hobéon werkvelddeskundige P.J. Ronner, schoolleider onderwijsgemeenschap vakdeskundige K. Boersma, hoogleraar vakdeskundige H. v.d. Bergh, hoogleraar vakdeskundige A.W.G. Hoevers, docent werkvelddeskundige H. v. Asseldonk, lid CvB student O. Orlandini Lerarenopleiding HvA student J. Jackson, Lerarenopleiding Hogeschool Rotterdam secretaris G. Broers, adviseur Hobéon
vak / discipline
x
x
onderwijs x
kwaliteitszorg /audit x
x
x
x
x
x
x
x
x x
studentperspectief
x x
x
x
Hobéon Certificering beoordeelt zoveel mogelijk facetten en onderwerpen uit het NVAObeoordelingskader, op een zo hoog mogelijk aggregatieniveau. Specifieke aspecten die per cluster, opleiding en/of opleidingsvariant afzonderlijk en zelfstandig zijn beschreven, worden telkens op dat niveau beoordeeld. Door de gemeenschappelijke aspecten slechts eenmaal te beoordelen, op het niveau waarop ze worden aangestuurd en geborgd, wordt de accreditatielast voor de daaronder liggende niveaus beperkt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 7
Hobéon Certificering heeft bij het beoordelen van de hbo-masteropleidingen Leraar expliciet rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s op dit terrein. Dit naar aanleiding van een brief van de staatssecretaris aan de NVAO (d.d. 14 november 2007) inzake ‘Accreditatie van lerarenopleidingen’. Hierin geeft de staatssecretaris aan dat de lerarenopleidingen de afgelopen jaren veel energie gestoken hebben ‘in behoud en verbetering van kwaliteit en in het creëren van waarborgen voor duurzame kwaliteit’. Verder geeft zij aan dat in het accreditatietraject zekerheid dient te worden verkregen ‘dat de opleiding aan studenten biedt wat zij nodig hebben om voldoende voorbereid en op HO-niveau het beroep van leraar uit te oefenen’. In overleg tussen de NVAO en de VBI’s is vervolgens een aantal afspraken gemaakt wat betreft de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de site visit aan de masteropleidingen Leraar, de inhoud van het curriculum en het gerealiseerde niveau. Om de ‘externe legitimering’ verder te borgen is de audit verlengd waardoor het voor het auditteam mogelijk was om additionele gesprekken te voeren met studenten, docenten en werkveld. Evenals bij de ‘reguliere’ eendaagse audits zijn ook bij deze audit (tussen)producten van studenten beoordeeld waaronder portfolio’s, toetsen en werkstukken. In het programma van de site visits is, naast de reguliere gesprekken, ook ruimte gemaakt voor gesprekken met (deels at random geselecteerde) studenten en docenten. Het curriculum van de verschillende masteropleidingen Leraar is door het auditteam nadrukkelijk tegen het licht gehouden. Concreet betekent dit dat gekeken is naar zowel de vakinhoudelijke kant ervan als naar de specifieke vakdidactiek. Wij merken hier op dat in de rapportage, zoals gebruikelijk, aandacht besteed is aan het aantal contacturen (colleges, werk- en projectgroepen en individuele begeleiding waarbij de student in direct contact staat met de docent), de onderzoekscomponent binnen de opleiding i.c. het masterniveau van de lerarenopleiding, de docent-studentratio en het opleidingsniveau en onderzoekservaring van de docenten. Ook is voorafgaand aan en tijdens de audit (in de documentenanalyse) door het auditteam de wijze bestudeerd waarop de opleiding de contacten met het relevante onderwijsveld heeft vormgegeven.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 8
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE MASTEROPLEIDINGEN
Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) is met ruim 3.400 studenten één van de grootste lerarenopleidingen van Nederland en leidt studenten op tot leraar op bachelorniveau (tweedegraads) in zeventien vakken en tot leraar op masterniveau (eerstegraads) in dertien vakken in de varianten voltijd, deeltijd en duaal. Organisatie De masteropleidingen zijn het onderwerp van deze rapportage. Zij zijn geclusterd in de volgende teams: Nederlands/Frans; Engels/Duits; Geschiedenis/Aardrijkskunde/Maatschappijleer; Algemene Economie/Bedrijfseconomie/Wiskunde; Biologie; Natuurkunde/Scheikunde. Naast de onderwijsteams is er binnen FLOT een expertisecentrum dat bestaat uit een verzameling expertisegroepen, waaronder Vakmanschap, Internationalisering, Toetsing en Loopbaan. De expertisegroepen zijn verantwoordelijk voor de onderwijsontwikkeling op hoofdlijnen en adviseren het management over de uitvoering van het curriculum. Een kenmerk van de masterlerarenopleiding is hun kleinschaligheid waardoor de lijnen kort zijn. Getalsmatig studeren de meeste masterstudenten in Tilburg Geschiedenis en Wiskunde (resp. 102 en 101 studenten). Het aantal studenten Frans vormt de kleinste groep met 29 masterstudenten (peildatum: begin april 2010). De opleidingen hanteren een studierooster dat ook studenten die ver weg wonen in staat stelt de colleges in Tilburg te volgen. Masterniveau Uitgangspunt binnen de opleiding is om eerstegraads docenten op te leiden die via een systematische, onderzoeksmatige benadering vraagstukken in de eigen beroepspraktijk kunnen oppakken en daardoor een bijdrage leveren aan de schoolorganisatie als geheel. Concreet betekent dit dat de afgestudeerde eerstegraads docent naast vakdocent ook een functie heeft als ontwerper, ontwikkelaar en coach. Deze brede rol is door de masteropleiding beschreven in de zes beroepsrollen. Deze beroepsrollen en eindkwalificaties zijn opgenomen in het eerder genoemde document ‘Vakkundig, Vaardig, Vindingrijk’. Een belangrijk nieuw fenomeen binnen de masterlerarenopleiding betreft het masterteam dat bestaat uit de teamleider van de masteropleidingen, de opleidingscoördinatoren van de masteropleidingen en de docent Onderzoek. Dit team is ingericht als gevolg van de vorige visitatie in 2004 (zie hierna) om zo de onderlinge afstemming tussen de afzonderlijke masteropleidingen te verbeteren. Het masterteam komt elke twee weken bijeen onder leiding van de teamleider en bespreekt onderwerpen die te maken hebben met onderwijs en organisatie. Masterdocenten zijn zowel werkzaam in de bachelorlerarenopleidingen als in de masteropleidingen Leraar en werken structureel samen in het masterteam. De opleiding kent een lectoraat Leerstrategieën. Het lectoraat ziet als belangrijkste opdracht: Het (leren) doen van praktijkonderzoek door leraren en door opleiders dat bijdraagt aan de kwaliteit van onderwijs en de professionalisering van het beroep. Het lectoraat moet zowel opleiders als studenten stimuleren om door praktijkonderzoek hun professionele handelen kritisch te volgen en te ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 9
De masteropleidingen Leraar kennen verder een aantal zgn. overlegplatforms die betrokken zijn bij het niveau, de actualiteit en de beroepsoriëntatie van de opleidingen. Concreet worden genoemd de Raad van Advies Voortgezet Onderwijs, waarin directies van scholen voor voortgezet onderwijs en andere lerarenopleidingen van Fontys vertegenwoordigd zijn, de Wetenschappelijke Raad van Advies die alleen ingesteld is voor de masteropleidingen van FLOT, de Instituutsmedezeggenschapsraad (IMR) waarin medewerkers en studenten vertegenwoordigd zijn, de studentenraad die een klankbordgroep vormt voor de directie, het student-docentoverleg per opleiding en ten slotte de opleidingscommissie voor de masters die in 2010 is opgericht en tweemaal per jaar bijeenkomt. In de rapportage zal meerdere malen verwezen worden naar deze gremia. Opleiding hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie Naast de opleiding Bedrijfseconomie biedt Fontys Hogescholen ook de economische masterlerarenopleiding Algemene Economie aan. Deze twee opleidingen worden verzorgd door één team; collega’s van beide opleidingen overleggen gemeenschappelijk. Op landelijk niveau is er sprake van overleg om te komen tot een kennisbasis voor eerstegraads leraren op beide vakgebieden. De opleiding Bedrijfseconomie heeft een eigenstandige Management Review geschreven. Daarnaast heeft het auditteam ook een Management Review bestudeerd die geschreven is op instituutsniveau. Het aantal studenten dat deze opleiding volgt, bedraagt 54 in deeltijd. Hiervan hebben er 46 een hbo-achtergrond, 7 een wo-achtergrond en één student is ondergebracht in de categorie ‘overige’. De hbo-masteropleidingen Leraar hebben te maken met een studentenpopulatie die vrijwel geheel bestaat uit studenten die al in het relevante werkveld werkzaam zijn en zich verder willen professionaliseren tot eerstegraads docent. De masteropleidingen van Fontys werken met één contactdag per week. In de eerste twee (van de drie) studiejaren zijn zes tot acht contacturen ingeroosterd. De opleiding hanteert bij de inhoudelijke inrichting kaders die bepaald zijn door de domeinen en concepten van het eindexamen havo/vwo, de eindkwalificaties van de Master of Education Leraar VHO en specifieke eindkwalificaties voor de leraar Bedrijfseconomie. De opleiding maakt een onderscheid tussen de docent als vakspecialist en als vakdidacticus. Voor de borging van de vakspecialistische kennis van de opleiding wordt gebruikgemaakt van artikelen uit geschreven media en (voor een deel) Engelstalige literatuur. Actuele ontwikkelingen op vakdidactisch gebied komen aan de orde in de didactische onderdelen binnen het studieprogramma, waaronder de ‘APV’: de ‘Algemene professionele vorming’. De actualiteit krijgt vorm via de papers die studenten dienen te schrijven gedurende de opleiding. De studie wordt aangeboden in drie varianten, waarbij de deeltijdvariant de voor studenten meest voor de hand liggende variant is omdat studenten werkzaam zijn en blijven in het onderwijs. Gesprekken die het auditteam gevoerd heeft met studenten laten zien dat zij de studie als zwaar beschouwen. Ook hun collega-studenten van de opleiding. Twintig uur studeren per week, naast het reguliere werk op een onderwijsorganisatie, kost veel tijd. Waar mogelijk wordt daarom door de opleiding rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van de studenten; er is binnen de opleiding sprake van maatwerk. Centraal binnen de opleiding blijft de zelfstudie staan, de opleiding pleit hiervoor, evenals de studenten. De opleiding is zich bewust van het belang van dit type opleidingen, nu en in de komende jaren. Tenslotte zullen de komende jaren meer docenten uitstromen die vervangen moeten worden door jongere docenten. Om aan deze vervangingsvraag tegemoet te komen, wil de opleiding de inspanningen vergroten om het aantal instromende studenten te vergroten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 10
Hierin lijkt de opleiding te slagen, hoewel het aantal instromers niet voldoende is om tegemoet te komen aan de vraag vanuit de arbeidsmarkt, wat het belang van deze opleiding onderstreept.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 11
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 12
4.
VORIGE ACCREDITATIE
Accreditatie 2004 Generiek De opleidingen gaan in de documentatie uitgebreid in op de resultaten van de vorige visitatie. De visitatie vond plaats in het najaar van 2004. Een aanvullend panelbezoek vond plaats in september 2005 nadat de VBI, de NQA, een lijst met verbeterpunten had vastgesteld. Vervolgens heeft FLOT voorafgaand aan het aanvullende bezoek een aantal verbetermaatregelen genomen. Na het tweede visitatiebezoek beoordeelde het panel in het definitieve beoordelingsrapport ook de onderwerpen Doelstellingen en Programma positief. Daarmee was het totaaloordeel over de masteropleidingen positief.
Het visitatiepanel in 2004-2005 gaf aan dat de aansluiting met universiteiten m.b.t. de onderzoeksbekwaamheid op het gebied van de onderwijskunde en de vakdidactiek verstevigd zou moeten worden. De masteropleidingen Leraar zouden met de opzet van de programma’s meer naar elkaar toe moeten groeien. Ook zou de relatie tussen vakinhoud en didactiek verbeterd moeten worden. Het toetsbeleid zou op onderdelen duidelijker geformuleerd moeten zijn in een toetsbeleidsplan. De controle van toetsen op validiteit en betrouwbaarheid kon verder verbeterd worden. Het visitatiepanel stelde vast dat docenten de verbinding konden leggen met de beroepspraktijk, maar gaf wel aan dat er expliciet personeelsbeleid geformuleerd en gevoerd moest worden op dit gebied. Doelen verdienden nadere concretisering, zodanig dat ze direct toetsbaar zouden zijn. De opleidingen dienden maatregelen te nemen om de studieduur van uitvallers te beperken.
Verbetermaatregelen naar aanleiding van de accreditatie Generiek Om de aansluiting met het wetenschappelijk onderwijs en de onderzoekscomponent binnen de opleidingen te verbeteren hebben de masteropleidingen Leraar van FLOT een aantal belangrijke acties ondernomen. Zo is in het studiejaar 2005-2006 een Wetenschappelijke Raad van Advies ingesteld. Hierin hebben acht vertegenwoordigers van nationale en internationale universiteiten zitting. Het lectoraat Leerstrategieën en de verschillende masteropleidingen werken op het gebied van onderzoek samen met het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit. Daarnaast wordt via de Eindhoven School of Education samengewerkt met de educatieve masteropleiding van de Technische Universiteit Eindhoven en is een samenwerking gestart met de Universitaire Lerarenopleiding Tilburg. Ook zijn in het studiejaar 2006-2007 alle onderzoeksbegeleiders van de master gedurende een jaar (0,1 fte per onderzoeksbegeleider) geschoold door het lectoraat Leerstrategieën in samenwerking met de Universiteit van Tilburg. Om de afstemming tussen de masteropleidingen te vergroten, is in 2006 het masterteam en een daaruit voortvloeiend overleg tussen de mastercoördinatoren en de docent Onderzoek ingericht. Om de opleidingen meer naar elkaar toe te laten groeien, zijn er generieke afspraken gemaakt over de opzet van het programma op het terrein van: de verdeling van studiepunten over de studieonderdelen ‘Vak en vakdidactiek’, ‘Algemene professionele vorming’ (‘APV’), onderzoek en stage. Met ingang van studiejaar 2008-2009 is zowel de uitvoering als de beoordeling van ‘APV’ generiek opgezet. Dit geldt ook voor ‘Voorbereiding onderzoek’, de stage en het praktijkonderzoek.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 13
Om de relatie tussen vakinhoud en didactiek te verbeteren, legt elke opleiding deze relatie expliciet vast in de module ‘Vakdidactiek’. Daarnaast krijgt die relatie in de vakinhoudelijke modules aandacht in de opzet van opdrachten. Ict-didactiek is door de masteropleidingen Leraar nader uitgewerkt. Een aantal opleidingen heeft hierin het initiatief genomen, zoals de opleiding Engels die blended learning als extra onderdeel van het didactisch concept benoemt. Ook maken de verschillende opleidingen steeds meer gebruik van elektronische leeromgevingen. Het toetsbeleid is in 2005-2006 geïmplementeerd en naar aanleiding van de recente bacheloraccreditatie geherformuleerd. Elke masterlerarenopleiding binnen FLOT beschikt over een toetscommissie die de kwaliteit van toetsen controleert. In het personeelsbeleidsplan 2009-2012 wordt aandacht besteed aan de relatie beroepspraktijk en opleiding. Het belang van recente werkveldervaring voor FLOT wordt hierbij benadrukt, ondersteund door docentstages. Ook wordt gestreefd naar een flexibele schil van praktijkdocenten met een omvang van 15 tot 20 procent. Inmiddels zijn er op de terreinen ‘personeel’, ‘student-docentratio’ en ‘rendementen’ kwantitatieve doelen geformuleerd. Ook dienden de masteropleidingen verbetertrajecten te formaliseren en op papier zichtbaar te maken. Over resultaten van evaluaties en over verbeteracties wordt thans gecommuniceerd via de notulen van onder andere het studentdocentoverleg, via de website van FLOT, via de digitale FLOT-nieuwsbrieven en in het jaarverslag. Uit exitgesprekken is inmiddels gebleken dat veel uitvallers hun studie staken omdat de combinatie met werk en gezin te zwaar is. Sinds de vorige visitatie is het intakegesprek voor aanvang van de studie verbreed naar alle masteropleidingen.
Opleiding hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie De hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie is geaccrediteerd door de NVAO in 2006. De conclusies uit het VBI-rapport over deze specifieke opleiding vatten wij hierna samen. Het panel beoordeelde de eindkwalificaties van de eerstegraads lerarenopleidingen in totaal als voldoende waarbij men o.a. voor de opleiding Bedrijfseconomie een aantal kanttekeningen maakte. In ieder geval was het panel tevreden over de wijze waarop de opleiding de doelstellingen had geformuleerd: er was sprake van een adequate set eindkwalificaties die een directe relatie hadden met het beroepsprofiel. Wel zou de aansluiting met het wetenschappelijk onderwijs op het onderdeel ‘Onderzoeksbekwaamheid’ verstevigd mogen worden. Uit de literatuurlijst bleek dat deze voldoende actueel was en dat studiemateriaal afkomstig was uit de praktijk. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden kwam via de module ‘Algemene professionele vorming’ (‘APV’) aan bod, evenals het praktijkgerichte onderzoek. De door de opleiding gehanteerde toetsvorm bood voldoende aansluiting bij de leerdoelen. Docenten onderhielden regelmatig contact met vertegenwoordigende partijen uit het werkveld en zijn in staat om een relatie te leggen met de beroepspraktijk. Het panel was positief over de stappen die op FLOT-niveau genomen werden om de omvang van het docententeam te vergroten. Er was sprake van een samenhangend systeem van kwaliteitszorg waarbij FLOT streefcijfers hanteert. Op opleidingsniveau was er sprake van het betrekken van relevante partijen bij het onderwijs. Ten slotte concludeerde het panel dat afgestudeerden het niveau bereikten van eerstegraads leraar en dat op grond van masterwaardige eindkwalificaties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 14
DEEL 2 OORDEEL OP FACETNIVEAU 5.
ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER
1.
Doelstellingen opleiding
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Missie en uitgangspunt De opleidingen hebben een missie geformuleerd en deze verder toegelicht in een van de centrale documenten binnen de opleiding: ‘Vakkundig, Vaardig, Vindingrijk’. Op basis hiervan zijn accenten gelegd op vakinhoud, onderzoek en de brede rol die de eerstegraads docent heeft binnen het voortgezet hoger onderwijs (VHO). Uitgangspunt binnen de opleidingen is om eerstegraads docenten op te leiden die via een systematische, onderzoeksmatige benadering vraagstukken in de eigen beroepspraktijk kunnen oppakken en daardoor een bijdrage leveren aan de schoolorganisatie als geheel. Concreet betekent dit dat de afgestudeerde eerstegraads docent naast vakdocent tevens een functie heeft als ontwerper, ontwikkelaar en coach. Deze brede rol is door de masteropleiding beschreven in de zes beroepsrollen. Deze beroepsrollen en eindkwalificaties zijn opgenomen in het eerder genoemde document ‘Vakkundig, Vaardig, Vindingrijk’. Beroepscompetenties Generiek Vanaf 2005 hanteren de masteropleidingen eindkwalificaties gerelateerd aan de zes beroepsrollen. Deze eindkwalificaties zijn generiek, maar omvatten ook de vakspecifieke eisen op het gebied van kennis- en vaardigheden. Sinds 2008 zijn de masteropleidingen bezig met de overgang van het hanteren van eindkwalificaties gekoppeld aan beroepsrollen naar het hanteren van SBL-competenties (zie hierna) inclusief bekwaamheidseisen in combinatie met een landelijke, vakspecifieke kennisbasis. Deze transitie is onderdeel van de ontwikkeling van een doorgaande leerlijn vanuit de bachelor en sluit aan bij de Wet Beroepen In het Onderwijs (BIO) uit 2006. In 2009 zijn de definitieve vakspecifieke kennisbases op bachelorniveau opgeleverd, nadat ze gelegitimeerd waren door de zogeheten legitimatiepanels. De masteropleidingen Leraar van FLOT hebben de competenties op masterniveau beschreven. Ook zijn de competenties geoperationaliseerd in meerdere bekwaamheidseisen en zijn bij elke competentie voorbeelden van indicatoren gegeven. De opleidingen onderscheiden een vakspecifieke kennisbasis gericht op de inhoud van de afzonderlijke (school)vakken en een generieke kennisbasis gericht op het pedagogischdidactisch handelen in brede zin. De inhoud van deze generieke kennisbasis is langs drie lijnen geordend: theoretische kennis, praktische kennis en methodische kennis. Het auditteam is van mening dat de basiskwaliteit van de masteropleidingen in orde is. Dit is gebleken uit de nadere bestudering van de competentieset en uit bestudering van het studiemateriaal. FLOT participeert in de redactieteams voor alle vakdelen en heeft een coördinator kennisbasis op instituutsniveau. Daarnaast levert FLOT een van de drie landelijke projectleiders.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 15
In november 2010 worden de kennisbases van de verschillende vakken op masterniveau gelegitimeerd door legitimatiepanels waarin wetenschap, werkveld en vak- en beroepsverenigingen vertegenwoordigd zijn. Masterlerarenopleiding Bedrijfseconomie De opleiding hanteert bij de inhoudelijke inrichting van het studieprogramma een aantal domeinen die deel uit maken van het examenprogramma Economie van havo/vwo. Tot het studieprogramma behoren o.a.: ‘Economische vaardigheden’, ‘Jaarverslaglegging’, ‘Marketing’ en ‘Financieringsvraagstukken’. Naast deze vakinhoud gericht op economie, is er ook sprake van vakinhoud op het terrein van de vakdidactiek. De kennis- en vaardigheidsdomeinen die de opleiding aanbiedt, zijn afgestemd op de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. De opleiding heeft in het najaar van 2009 een update/uitbreiding gemaakt van de vakspecifieke eindkwalificaties voor Bedrijfseconomie. Uit de documentatie wordt duidelijk dat de opleiding kiest voor een verdere kennisintensivering van de opleiding. Concreet is dit te zien aan het aantal EC’s voor vakspecifieke kennisonderdelen. Hun aantal is in 2009 met 14 EC’s toegenomen ten opzichte van 2004. De startbekwame eerstegraads leraar heeft kennis van en inzicht in en beheerst vaardigheden op het terrein van de wetenschappelijke beoefening van het vak / de discipline Bedrijfseconomie wat kernconcepten en belangrijke wetenschappelijke ontwikkelingen binnen het vak betreft. Dat betekent onder andere: de afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in de vakonderdelen interne organisatie, financiering, marketing en externe financiële verslaglegging, en kan de mathematische bewerkingen uitvoeren om problemen op elk van deze gebieden op te lossen; de afgestudeerde beschikt over brede didactische en onderwijskundige kennis, inzichten en vaardigheden; is op de hoogte van actueel didactisch onderzoek op het terrein van bedrijfseconomie en kan dit inpassen in zijn onderwijs; de afgestudeerde beheerst werkvormen die het samenwerkend leren bevorderen en activerende werk- en toetsvormen op het terrein van bedrijfseconomie mogelijk maken, en die passen in de didactiek van de Tweede Fase; de afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in de actuele verschijnselen en vragen op het gebied van bedrijfseconomie. Onderzoekscompetenties en kennisbasis Er is op het terrein van onderzoeksvaardigheden nog geen algemeen beleid voor de lerarenopleidingen geformuleerd. De lerarenopleidingen zijn op dit moment bezig om op hun eigen manier een onderzoekslijn in het curriculum aan te brengen. Het auditteam waardeert dat studenten niet alleen een praktijkonderzoek, maar ook een vakinhoudelijk onderzoek uitvoeren. Mogelijkheden om dat bij de schoolpraktijk aan te laten sluiten kunnen worden benut. Het lectoraat Leerstrategieën van FLOT sluit hierop aan door het praktijkgericht onderzoek als een belangrijk middel voor de professionalisering van de docent te promoten. De Raad van Advies Voortgezet Onderwijs heeft het belang van praktijkonderzoek onderschreven. Daarnaast pleit de Wetenschappelijke Raad van Advies van de opleiding voor de ontwikkeling van de kennisbasis in het vakspecifieke deel van het opleidingsprogramma. Relatie beroepenveld Generiek Ten aanzien van de vraag waar professionalisering van eerstegraads leraren zich op moet richten, overlegt FLOT geregeld met de Raad van Advies Voortgezet Onderwijs, de Wetenschappelijke Raad van Advies en het lectoraat. Zij zijn nadrukkelijk betrokken bij de inhoudelijke ontwikkelingen binnen het vakgebied.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 16
Het auditteam heeft uitgebreid gesproken met twee hoogleraren als vertegenwoordigers van de Wetenschappelijk Raad van Advies. Gebleken is dat zij beschikken over kennis van en inzicht in het onderwijsveld en een uitgesproken en op onderdelen kritische visie hebben op het vak van de eerstegraads docent. Het auditteam vindt deze kritische houding goed en uitdagend voor de opleiding. De Wetenschappelijke Raad van Advies discussieert regelmatig met de opleiding over ontwikkelingen in het vakgebied en de implicaties hiervan voor de opleiding. Via de Wetenschappelijke Raad zoeken de opleidingen nadrukkelijk aansluiting bij universiteiten, vooral op het terrein van onderzoeksbekwaamheden binnen vakdidactiek en onderwijskunde. Daarnaast overleggen de opleiding zowel formeel als informeel met het beroepenveld. Relevante ontwikkelingen die hier gesignaleerd worden, vinden hun weg via de docenten naar de opleidingen. Voor de vakdidactische component richten de opleidingen zich vooral op het Ruud de Moor Centrum. Het betrekken van ook andere kennisinstituten op het terrein van algemene didactiek geeft het auditteam ter overweging mee. De opleidingen hebben voor de bewaking van de kwaliteit van de inhoudelijke studieonderdelen contact met medewerkers van universiteiten. Tijdens de audit gaven zij aan het wenselijk te vinden deze contacten op een meer structurele wijze vorm te geven. Master Bedrijfseconomie Het team van de opleiding Bedrijfseconomie onderhoudt structurele relaties met de vakdiscipline en de beroepspraktijk door contacten met stagescholen, de werkveldcommissie, bezoek aan symposia en congressen en externe contacten. Concreet: er worden jaarverslagen opgevraagd bij bedrijven die vervolgens door studenten geanalyseerd worden. Ook daar waar het financieringsvraagstukken betreft worden relaties gelegd met recente ontwikkelingen op bedrijfseconomisch terrein (overname ABN-AMRO/fusie ABN-AMRO en Fortis, invloed financiële markten op de AEX-index, etc.). De masteropleiding onderhoudt structurele contacten met het werkveld door middel van een werkveldcommissie. Deze commissie bestaat onder andere uit docenten die les geven in de bovenbouw havo/vwo. De opleiding maakt regelmatig gebruik van gastdocenten. Voorbeelden hiervan zijn gastdocenten die een les verzorgen over didactische werkvormen in het economieonderwijs en nieuwe exameneisen en werkvormen voor het economieonderwijs in het voortgezet onderwijs. Er zijn contacten gelegd met de Universiteit van Tilburg om tot structurele uitwisseling van docenten te komen en om gastdocenten een vaste plaats in het curriculum te geven. Docenten zijn betrokken bij de ontwikkeling van lesmethoden Economie van havo/vwo. Hierdoor blijft de opleiding zicht houden op de actuele ontwikkelingen en kan ze deze ook direct een plaats geven binnen het studieprogramma. Studenttevredenheid Afhankelijk van de opleiding geeft meer dan 80 procent van de alumni en derdejaarsstudenten aan de opleidingscompetenties relevant te vinden voor het functioneren op masterniveau.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 17
Facet 1.2. Niveau: Master
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Opleidingskwalificaties en Dublin Descriptoren FLOT geeft aan dat het onderscheid tussen bachelor- en masteropleidingen Leraar vooral gelegen is in de verdere verbreding en verdieping van de opleidingskwalificaties wat betreft de vakinhoudelijke kennis van een tweedegraads leraar tot masterniveau. Binnen de masteropleidingen worden eveneens de onderzoekscompetenties verder verdiept: masterstudenten richten zich op het doen van praktijkonderzoek waarbij ook schooloverstijgende praktijkvragen onderwerp van onderzoek kunnen zijn. Opleidingsniveau eerstegraads docent De masteropleidingen richten zich op de brede rol van de eerstegraads docent binnen het voortgezet hoger onderwijs. De opleidingen besteden daarom ook aandacht aan de verantwoordelijkheid van de als master opgeleide docent voor de ontwikkeling en innovatie van het beleid en de onderwijspraktijk binnen de vaksectie en de school. In dit verband merkt het auditteam op dat het allerminst vanzelfsprekend is dat masterstudenten in de huidige schoolpraktijk voor managementtaken moeten worden opgeleid. Het ligt meer voor de hand om de masteropleiding te richten op verdere didactische professionalisering en onderzoeksvaardigheden, die de verdere vakinhoudelijke en vakdidactische ontwikkeling stimuleren, ook in de vorm van leermiddelen. De masteropleidingen van FLOT hebben de verschillende opleidingscompetenties geoperationaliseerd in meerdere bekwaamheidseisen. In het onder 1.1 genoemde document ‘Vakkundig, Vaardig, Vindingrijk’ zijn de bekwaamheidseisen bij elke competentie geordend volgens de vijf Dublin Descriptoren. De opleidingen hebben verder in een apart document de relatie beschreven tussen de Dublin Descriptoren en de bekwaamheidseisen van de masters. In de formulering van de omschrijvingen van elke SBL-competentie en in de formulering van afzonderlijke bekwaamheidseisen zijn de Dublin Descriptoren herkenbaar aanwezig. Zo is de competentie ‘interpersoonlijk competent’ onder andere geoperationaliseerd in de volgende twee vakinhoudelijke-didactische bekwaamheidseisen. De docent voortgezet hoger onderwijs: heeft een praktische kennis van veel voortkomende leerstoornissen en –belemmeringen (Dublin Descriptor: kennis en inzicht); kan in overleg met collega-docenten beoordelen of en hoe ontwikkelings-, leer- en/of gedragsproblemen bij individuele leerlingen aangepakt kunnen worden (Dublin Descriptor: oordeelsvorming).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 18
Facet 1.3. Oriëntatie hbo
De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties o Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist is of dienstig is
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op de overweging, dat de in facet 1.3 benoemde aspecten volledig in facet 1.1 aan de orde zijn geweest en het oordeel derhalve identiek is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 19
2.
Programma
Facet 2.1. Eisen hbo
Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Beroepsgericht curriculum Het reguliere opleidingsprogramma van de masteropleidingen Leraar (voltijd, deeltijd en duaal) bestaat uit twee delen: een generiek programma dat opleidingsbreed wordt aangeboden; een vakspecifiek programma dat per opleiding wordt aangeboden. Het generiek deel van het opleidingsprogramma bestaat uit de modules: ‘Algemene professionele vorming’ (‘APV’); ‘Voorbereiding onderzoek’; ‘Stage’; ‘Onderzoek’. In de masteropleidingen wordt het theoretische kader voor het professioneel handelen verder uitgediept en verbreed. ‘APV’ omvat drie praktijkgerichte thema’s: Leren en instructie; Kenmerken van de bovenbouwleerling; Organisatie van de school en innovatie van het onderwijs. ‘APV’ bestaat uit een theoretisch gedeelte en een praktijkgedeelte. Het praktijkgedeelte is gericht op toetsing van de praktijk aan de hand van kennis en inzicht, aangebracht vanuit het theoretische kader. Daarnaast sturen de opleidingen binnen ‘APV’ op kennisontwikkeling, aan de hand van de zogenoemde complexe leertaak. Deze heeft betrekking op een praktijkvraag van de student over de eigen beroepspraktijk. In het studiejaar 2008-2009 is ‘APV’ voor het eerst boven de afzonderlijke opleidingen uitgetild en masterbreed aangeboden. Om beter zicht te krijgen op de daadwerkelijke kennisbeheersing van studenten, wordt ‘APV’ in het huidige studiejaar voor het eerst afgesloten met een kennistentamen. Studenten gaven tijdens de audit aan dat zij niet tevreden waren over ‘APV’. Zo was voor hen bijvoorbeeld de relatie met de onderwijspraktijk niet altijd duidelijk en waren zij niet altijd tevreden over de docenten. In een aparte sessie met het management van de opleidingen heeft het auditteam de evaluatie onder studenten over het studieonderdeel ‘APV’ besproken. Uit dit gesprek is naar voren gekomen dat de opleidingen inmiddels adequate maatregelen hebben genomen om dit studieonderdeel beter in te passen in het onderwijsaanbod. Daarbij zijn de suggesties van studenten meegenomen. In het studieonderdeel ‘Voorbereiding onderzoek’ worden de student verschillende onderzoeksmethoden en –technieken aangeboden en wordt samen met de student toegewerkt naar een onderzoeksvoorstel.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 20
Master Bedrijfseconomie Het algemene uitgangspunt binnen de masteropleiding Bedrijfseconomie van FLOT is dat de student de vakinhouden die de opleiding aanbiedt kan vertalen naar het vwo-niveau. De opleiding hanteert bij de inhoudelijke inrichting van het vakspecifieke opleidingsprogramma de volgende kennisdomeinen/kennisgebieden/aandachtsgebieden: ‘Interne organisatie en personeelsbeleid’, ‘Financiering van activiteiten’, ‘Marketingbeleid’, ‘Financieel beleid’, ‘Informatievoorziening met behulp van ict’ en ‘Externe financiële verslaglegging’. Daarnaast hanteert de opleiding een aantal vaardigheidsgebieden waaronder: ‘Basisvaardigheden wiskunde en statistiek’, ‘Basisvaardigheden spreadsheettoepassingen’. Een positieve ontwikkeling binnen het studieprogramma van de opleiding is dat men de omvang van de kenniscomponent heeft uitgebreid. Uit studentonderzoek is gebleken dat zij terug willen naar een intensivering van vakkennis. Meer frontaal, klassiek onderwijs werd op prijs gesteld. De opleiding heeft daarop de omvang/zwaarte van het studieprogramma aantoonbaar aangepast. Zo omvatten de studieonderdelen ‘Jaarverslaglegging’, ‘Marketing’, ‘Financieringsvraagstukken’, ‘Management accounting’ en ‘Organisatievraagstukken’ ieder 8 EC’s. Daarbij zijn in het tweede studiejaar 9 EC’s aan vakdidactiek in het studieprogramma opgenomen. Vakliteratuur Generiek Tijdens hoor- en werkcolleges wordt ingegaan op theoretische inzichten uit de literatuur, die vervolgens worden gebruikt voor de analyse van casussen uit de praktijk. De opleidingen sturen hier op kennisontwikkeling aan de hand van de literatuur. De literatuurlijst wordt jaarlijks geactualiseerd, zodat de meest recente ontwikkelingen en de actuele stand van zaken rond de behandelde thema’s worden meegenomen. Master Bedrijfseconomie Het auditteam heeft de literatuur uitgebreid kunnen bestuderen tijdens de meerdaagse audit. Er wordt gebruik gemaakt van zowel Engelstalige (vakinhoudelijke) literatuur en Nederlandstalige (vakinhoudelijke- en vakdidactische) literatuur. Er wordt verder, zoals eerder aangegeven, ook gebruik gemaakt van jaarrapporten van bedrijven. Het auditteam beoordeelt de vakliteratuur wat omvang en diepgang betreft als adequaat. Stage De praktijkcomponent binnen de lerarenopleidingen neemt een belangrijke plaats in. De stage duurt minimaal twintig lesweken. Studenten aan de deeltijd- en duale variant van de opleidingen lopen stage op de school waar zij werkzaam zijn. Studenten aan de voltijdvariant moeten stage lopen op een stageschool. Binnen de stage oefent de student zijn pedagogische en didactische beroepsvaardigheden aan de hand van de minimaal zestig onderwijsactiviteiten die hij moet uitvoeren. Actualiteit van het studieprogramma Generiek De actualiteit van het onderwijsprogramma wordt ondersteund door het lectoraat Leerstrategieën. Dit lectoraat werd onder meer ingesteld om actuele kennis te generen en deze te laten doorwerken in onderwijsprogramma’s. Het auditteam constateert dat dit op een adequate wijze gebeurt. Een aantal (recent) gepromoveerde docenten helpen ook het curriculum actueel te houden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 21
Relevante ontwikkelingen die gesignaleerd worden, vinden hun weg via de docenten naar de opleidingen. Voor de vakdidactische component richten de opleidingen zich vooral op het Ruud de Moor Centrum. Het auditteam geeft ter overweging mee dat het goed zou zijn ook andere kennisinstituten op het terrein van algemene didactiek hierbij te betrekken; externe gerichtheid zou meer geïnstitutionaliseerd kunnen worden om los te komen van de meer toevallige persoonsgerichte contacten. De opleidingen hebben voor de bewaking van de kwaliteit van de inhoudelijke studieonderdelen contact met medewerkers van universiteiten. Tijdens de audit gaven zij aan het wenselijk te vinden deze contacten op een meer structurele wijze vorm te geven. Master Bedrijfseconomie Opgemerkt moet worden dat het bij de vakdidactiek Bedrijfseconomie gaat om specifieke problemen die bij de uitvoering van de lessen kunnen optreden. De knelpunten kunnen hun oorzaak vinden in de complexiteit van de stof, maar ook in didactische keuzes die gemaakt zijn. Er wordt binnen de opleiding daarom onder andere aandacht besteed aan het sociaal constructivisme, de Systematische Probleem Aanpak, PGO, het nieuwe examenprogramma per 2010 en ict-gebruik. De specifiek hierbij gebruikte literatuur is omvangrijk en relevant, zo constateert het auditteam. Verder worden studenten gevraagd artikelen uit het Tijdschrift voor Economisch Onderwijs te bestuderen en vakinhoudelijk te becommentariëren. Interactie beroepspraktijk Generiek FLOT hecht veel belang aan de samenwerking met onderwijsinstellingen uit het werkveld. Zo wordt er samengewerkt op het terrein van kennisontwikkeling, beleidsontwikkeling, praktijkonderzoek en het verder verbeteren van de aansluiting opleidingen en werkveld. De masteropleidingen onderhouden banden met de beroepspraktijk via: de beroepspraktijk en de stage van de student. De studenten brengen actuele ontwikkelingen binnen het werkveld mee de opleiding in; de Fontys-Contactdocenten die de studenten tijdens de stage begeleiden. Zij hebben veel contact met het werkveld en zijn goed ingevoerd in de ontwikkelingen binnen de beroepspraktijk; de docentopleiders die werken of recent werkzaam waren binnen het voortgezet onderwijs; de Academische Opleidingsschool en de andere opleidingsscholen. Dit is een samenwerkingsverband met middelbare scholen waar een onderzoekslijn loopt. Er is in 2009 contact gelegd met deze scholen en er zijn afspraken gemaakt met betrekking tot samenwerking; het lectoraat Leerstrategieën. Het lectoraat is betrokken bij projecten in de beroepspraktijk en volgt de ontwikkelingen in die beroepspraktijk; de Raad van Advies Voortgezet Onderwijs; de werkveldcommissie (per opleiding). FLOT heeft voor de bewaking van de kwaliteit van de inhoudelijke studieonderdelen contact met medewerkers van universiteiten. Tijdens de audit gaven zij aan het wenselijk te vinden deze contacten op een meer structurele wijze vorm te geven. Het auditteam acht deze contacten adequaat, dat wil zeggen dat de onderwerpen die de gastdocenten behandelen voor de opleidingen relevant zijn, de studenten stimuleren in hun nieuwsgierigheid om zelf op zoek te gaan naar nieuwe informatie en, last but not least, de opleidingen nieuwe aanknopingspunten bieden om het netwerk verder uit te breiden. Op het terrein van vakdidactiek werken de opleidingen samen met het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit. Hier vindt uitwisseling plaats van kennis. Het auditteam merkt op dat het wenselijk is dat FLOT ook contacten zoekt met andere instellingen die zich bezighouden met vakdidactiek in het algemeen en vakdidactiek op de verschillende vakgebieden in het bijzonder.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 22
Master Bedrijfseconomie Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding er in voldoende mate voor zorgt, dat de vakspecifieke kennisontwikkeling plaatsvindt via vakliteratuur en aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal. De vakspecifieke kennisbasis van de studenten bestaat uit studieonderdelen die relevant zijn voor het economieonderwijs in het voortgezet onderwijs. Daarnaast is er disciplinebreed aandacht voor actuele ontwikkelingen op het terrein van de economie. Zoals eerder aangegeven, heeft vakdidactiek een prominente plaats binnen het curriculum. Het onderwijs binnen de opleiding houdt rekening met de actualiteit door de gerichte keuze van voorgeschreven literatuur en opdrachten die moeten worden uitgevoerd. Zo krijgen studenten binnen het onderdeel organisatievraagstukken de opdracht een (school)organisatie door te lichten met behulp van het INK-managementmodel. In dit verband merkt het auditteam op dat in de nieuwe exameneisen voor het vak Economie sprake is van meer aandacht voor de economische actualiteit. Dit impliceert dat leerlingen op het voortgezet onderwijs bronnen moeten leren selecteren en raadplegen. Binnen het studieonderdeel ‘Vakdidactiek’ worden studenten geïnformeerd over deze aanpassingen in het examenprogramma en de implicaties hiervan voor het economieonderwijs. De actualiteit komt verder aan bod door papers die moeten worden geschreven of analyses die moeten worden gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn terug te vinden bij de studieonderdelen: ‘Organisatievraagstukken’ en ‘Management accounting’. Als onderdeel van de formatieve toets kregen cursisten de opdracht een recent wetenschappelijk boek of artikel te bestuderen, hierover te rapporteren en te presenteren. Internationale referentie FLOT voert marktgerichte internationale projecten uit waarbij het kan gaan om kennistransformatie- en kennisdiffusieprojecten op het terrein van innovatie van het onderwijs, projecten op het gebied van didactiek en projecten ten behoeve van het vergroten en up-todate brengen van vakkennis. Zo wordt er gewerkt aan een samenwerking tussen de alfaopleidingen (talen) van FLOT en de Katholieke Universiteit van Leuven. De eerste contacten zijn inmiddels gelegd. Het auditteam constateert dat internationalisering een beperkte rol speelt binnen de masteropleidingen Leraar. Wel heeft het auditteam geconstateerd dat opleidingen het gebruik van anderstalige literatuur steeds vaker voorschrijven. De opleidingen zoeken zeker contact met de buitenwereld om kennis te delen en zijn hierdoor op landelijk niveau zichtbaar. Meer zichtbaarheid in het buitenland dan thans het geval is, i.c. samenwerking met lerarenopleidingen in het omringende buitenland, is met het oog op de toekomst zeker van belang. Praktijkgericht onderzoek Het deelnemen aan onderzoekstrajecten, bijvoorbeeld in het kader van het lectoraat, biedt studenten en docenten de gelegenheid om aan te sluiten bij meer wetenschappelijke ontwikkelingen in het vakgebied. Voorafgaand aan de start van het feitelijke praktijkonderzoek volgen studenten een cursus ‘Voorbereiding Onderzoek’. In de hoorcolleges en de literatuur behorend bij de cursus worden verschillende methoden en technieken gepresenteerd. Tijdens de werkcolleges worden de studenten begeleid bij het uitwerken van hun onderzoeksvoorstel en bij de keuze voor de methoden en technieken. Het onderzoeksvoorstel mag aansluiten op een thematiek uit een complexe leertaak uitgevoerd in het kader van ‘APV’. Pas als het onderzoeksvoorstel goedgekeurd is mag een student starten met het praktijkonderzoek. De student verricht een praktijkonderzoek binnen de eigen lespraktijk of de praktijk van de eigen school (voor voltijdstudenten is dit de stageschool). Het praktijkonderzoek is gericht op een situatie in de beroepspraktijk en dient een oplossing/aanbeveling voor de beroepspraktijk op te leveren. Het onderwerp van het praktijkonderzoek dient ook door middel van literatuuronderzoek verkend te worden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 23
Het auditteam heeft geconstateerd, dat dit praktijkonderzoek zich vaak sterk richt op het mesoniveau van de onderwijsorganisatie waar studenten werkzaam zijn. Het auditteam heeft aan dit aspect tijdens de audit uitgebreid aandacht besteed, daar zij van mening is dat het praktijkonderzoek zich sterker op de vakdidactiek zou kunnen richten. De docenten van de opleidingen delen deze mening. (Zie verder hierover onder facet 6.1.) Studenttevredenheid Studenten geven aan tevreden te zijn over (het niveau van) de eindkwalificaties, in het bijzonder over de aansluiting van deze kwalificaties op de eisen die het onderwijsveld stelt. De beroepsoriëntatie, de actualiteit en het niveau van het opleidingsprogramma zijn adequaat.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 24
Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Concretisering eindkwalificaties Generiek Het vakspecifieke opleidingsprogramma levert een bijdrage aan de competentie ‘vak en vakdidactisch competent’. Onderzoek en de brede rol van de docent krijgen aandacht binnen het generieke programma en omvat de onderdelen: ‘APV’, ‘Stage’ en ‘Onderzoek’ (gesplitst in de module ‘Voorbereiding onderzoek’ en ‘Praktijkonderzoek’). Het generieke opleidingsprogramma levert een bijdrage aan de ontwikkeling van alle andere competenties. Het studieprogramma van in totaal 90 EC’s is verdeeld over het vakspecifieke opleidingsprogramma (55 EC’s) en het generieke opleidingsprogramma (35 EC’s). De verbreding en verdieping van de vakinhoud en de vakdidactiek vindt plaats binnen het vakspecifieke programma. De opleidingen hebben een zgn. ‘relatieschema’ opgesteld. Uit dit relatieschema blijkt met welke leerdoelen een bijdrage wordt geleverd aan de competentie rond onderzoek, reflectie en ontwikkeling. Master Bedrijfseconomie Het auditteam heeft de set eindkwalificaties, doelstellingen en het curriculum bestudeerd: de opleiding heeft zich bij de uitwerking van de eindkwalificaties en bij de concretisering van het studieprogramma in voldoende mate laten leiden door ontwikkelingen in het vakgebied/het beroepenveld. Daarnaast heeft de opleiding, evenals de andere opleidingen binnen FLOT, in een relatieschema per curriculumonderdeel de leerdoelen, de onderwijs-/leeractiviteiten en de toetsvormen beschreven. Op deze wijze maakt de opleiding inzichtelijk aan welke eindkwalificaties de student dient te voldoen. Het auditteam constateert, dat de opleiding de competenties verder heeft uitgewerkt in gedragsbeschrijvingen per niveau met daarbij vermeld de benodigde kennis, inzichten en vaardigheden op het terrein van bedrijfseconomie. Het auditteam merkt op dat de opleiding de beroepsrollen (vakdidacticus vs. vakinhoudelijk deskundig) zoveel mogelijk wil integreren. Bij het studieonderdeel ‘Jaarverslaglegging’ dienen studenten ook een (financiële) analyse uit te voeren van een onderneming. In deze taak worden bovendien de rollen van onderzoeker en professional benadrukt. De opdracht betreft een groepsopdracht, wat een beroep doet op het vermogen tot professioneel samenwerken. Bij het studieonderdeel ‘Organisatievraagstukken’ moet de student een INK-onderzoek uitvoeren en hierover vervolgens een presentatie verzorgen. Naast de vakmatige en didactische rol, komen de professionele en onderzoeksrol hier naar voren. Eveneens bij het studieonderdeel ‘Organisatievraagstukken’ dienen studenten een lesbrief te schrijven. Bij het studieonderdeel ‘Financieringsvraagstukken’ moeten zij aanvullende literatuur bestuderen. Over hun keuze en bevindingen schrijven zij een verslag; de conclusies worden gepresenteerd. Naast die van vakspecialist zullen ook de rollen van didacticus en regisseur van de eigen professionele ontwikkeling worden aangesproken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 25
Vertaling eindkwalificaties naar niveaus en doelstellingen De masteropleidingen Leraar hebben de eindkwalificaties in leerdoelen vertaald en bieden de studenten een onderwijsprogramma dat gericht is op het bereiken van de eindkwalificaties. Voor elk programmaonderdeel zijn leerdoelen geformuleerd die terug te vinden zijn in de diverse studiehandleidingen voor de opleidingen. De opleidingen hebben de competenties, kerntaken en bekwaamheidseisen overzichtelijk in schema gebracht. Hieruit wordt duidelijk aan welke eindkwalificaties de student dient te voldoen. Het auditteam constateert, dat de opleidingen de competenties nader hebben uitgewerkt in gedragsbeschrijvingen per niveau met daarbij vermeld de benodigde kennis, inzichten en vaardigheden. Bekwaamheidseisen De opleidingen hebben verschillende bekwaamheidseisen geformuleerd die kenmerkend zijn voor de afgestudeerde masterstudent. Zonder in dit verband uitputtend te willen zijn, merkt het auditteam op dat de afgestudeerde bijvoorbeeld werkt binnen de kaders van een onderwijsorganisatie wat impliceert dat hij in staat moet zijn een bijdrage te leveren aan een onderwijsvisie op adequaat didactisch handelen. De student wordt gestimuleerd om zich te verdiepen in vakinhoudelijke en vakdidactische aspecten die van invloed zijn op zijn handelen in de klas. Bijvoorbeeld: de afgestudeerde kan de situatie waarin een leerling zich bevindt analyseren, de aanwezige stimulerende en beperkende factoren in kaart brengen evenals het gedrag van de leerling. Mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te behalen De inhoud en de grote diversiteit aan werkvormen van het generieke en vakspecifieke deel van de opleidingen zorgen ervoor dat de studenten elk leerdoel kunnen behalen om zo een voldoende toegerust docent te worden. Oordeel studenten Master Bedrijfseconomie Uit module-evaluaties en gesprekken door de opleiding Bedrijfseconomie met studenten is gebleken dat er sprake was over onvrede bij studenten over de inhoud van het vak ‘Economische vaardigheden’. Studenten waren vooral ontevreden over de toenmalige docent. Inmiddels is deze vervangen. Ook het studieonderdeel ‘Jaarverslaglegging’ kreeg in de evaluatie van november 2009 kritische kanttekeningen. Specifieke aandachtspunten waren: meer inhoudelijke uitleg, betere aansluiting tussen cursusinhoud en toetsinhoud, en vooraf meer duidelijkheid en transparantie over inhoud en opzet van het studieonderdeel. De opleiding heeft inmiddels ook op dit punt maatregelen genomen: er is een herziene cursuswijzer beschikbaar en er is sprake van inhoudelijke uitleg ‘op maat’. Voor volgend studiejaar zal naar ander cursusmateriaal worden gezocht.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 26
Facet 2.3. Samenhang programma
Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Samenhang generieke en vakspecifieke opleidingsprogramma De masteropleidingen Leraar hebben samenhang in het opleidingsprogramma aangebracht op basis van twee elementen: de vakspecifieke en generieke programmaonderdelen zijn beide gericht op de professional die een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk. De wisselwerking tussen theorie en praktijk blijkt uit de uitwerking van alle generieke programmaonderdelen. De masteropleidingen Leraar besteden binnen het vakspecifieke programma vooral aandacht aan de relatie tussen de wetenschappelijke vakdiscipline en het schoolvak. Dit is gericht op de kennis en vaardigheden waarmee de vakspecialist en -didacticus een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van het schoolvak in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Binnen het generieke programma wordt dit aangevuld met de kennis en vaardigheden waarmee de masterleraar voortgezet hoger onderwijs een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de algehele beroepspraktijk van de docent in de bovenbouw. Horizontale samenhang Generiek Bestudering van het studieprogramma laat zien dat de horizontale samenhang binnen de studiejaren wordt gerealiseerd door vanaf de start van de opleiding sterk beroepsgerichte opdrachten in het programma op te nemen. Daarbij worden praktijksituaties vanuit verschillende invalshoeken belicht. Integratie vindt eveneens plaats door de stage waarin de student met behulp van zijn stagewerkplan het geleerde in praktijk brengt. De samenhang tussen theorie en praktijk krijgt in het generieke opleidingsprogramma verder vorm doordat de student de brug moet slaan tussen dat wat binnen de wetenschap wordt ontwikkeld, onderzocht en waarover wordt gepubliceerd enerzijds en de problemen en vraagstukken die zich vanuit de beroepspraktijk aandienen anderzijds. Zo kennen de programmaonderdelen ‘APV’ en ‘Onderzoek’ een theoretische component en een daaropvolgende praktijkcomponent. In beide gevallen is de praktijkcomponent gericht op het onderzoeken van de eigen beroepspraktijk. Master Bedrijfseconomie Bij de verschillende studieonderdelen heeft de opleiding ervoor zorg gedragen dat er sprake is van horizontale samenhang. Dit kan door het aanbieden van dezelfde kennisstof in andere contexten, maar ook door kennisuitbreidingen: de studieonderdelen ‘Management accounting’ en ‘Externe verslaglegging’ bestuderen beide de informatieverschaffing in en door de organisatie. Het studieonderdeel Marketing houdt ook verband met onderdelen uit de studieonderdelen ‘Management accounting’ en ‘Externe verslaglegging’. Jaarrapporten die de opleiding gebruikt bij ‘Jaarverslaglegging’ kunnen bij ‘Marketing’ terugkomen en worden dan vanuit een andere optiek bestudeerd. Wel moet opgemerkt worden dat vanwege het feit dat studieonderdelen dit studiejaar nog tweejaarlijks worden aangeboden is het niet altijd mogelijk de genoemde horizontale afstemming goed tot zijn recht te laten komen. Zo wordt in jaar 2009-2010 wel Marketing aangeboden, maar geen ‘Organisatievraagstukken’. Vanaf cursusjaar 2010-2011 biedt de opleiding alle programmaonderdelen jaarlijks aan.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 27
Verticale samenhang Generiek In het eerste studiejaar maakt de student een start met de verwerving van de beroepscompetenties door een aantal met elkaar samenhangende leertrajecten te volgen op het terrein van theorieonderwijs, beroepspraktijkvorming en studieloopbaanbegeleiding. De onderdelen binnen het generieke programma hebben als volgorde: ‘APV’, ‘Voorbereiding onderzoek’ en ‘Stage’, ‘Onderzoek’. In deze volgorde kennen de programmaonderdelen een toename in complexiteit en maken studenten zich de daarvoor benodigde kennis en vaardigheden eigen. Gebleken is dat studenten wel flexibel kunnen bepalen welk onderdeel zij wanneer volgen. Daarbij gelden twee beperkingen: de student mag niet aan de stage beginnen, voordat deze ‘APV’ binnen het generieke en Vakdidactiek binnen het vakspecifieke programma afgerond heeft, en de student mag niet aan zijn onderzoek beginnen voordat deze ‘APV’ heeft afgerond. Master Bedrijfseconomie Er is vooral sprake van verticale samenhang in studieonderdelen waarbij het docentschap centraal staat. Daarmee wordt begonnen met ‘APV’, vervolgens bij het studieonderdeel ‘Vakdidactiek 1’ en bij de afrondende stage. In het studieonderdeel ‘Vakdidactiek 2’ in het tweede studiejaar, streeft de opleiding naar een horizontale samenhang met het werk van de student binnen zijn/haar onderwijsinstelling. Stage-ervaringen worden gedeeld en vakdidactische opdrachten worden tijdens de stage uitgevoerd. De opleiding wijst erop dat bij vakinhoudelijke studieonderdelen verticale programmering veel minder nodig is; zij kunnen in de regel zonder voorkennis van andere studieonderdelen bestudeerd worden. Een uitzondering hierop wordt gevormd door het studieonderdeel ‘Economische vaardigheden’, dat aan het begin van het eerste studiejaar is ingeroosterd. Het tijdig aanleren van economische reken- en statistische vaardigheden is voor alle andere studieonderdelen van belang. Met de introductie van het nieuwe studieprogramma waarbij alle studieonderdelen jaarlijks worden aangeboden, zal de verticale samenhang binnen het studieprogramma verder verbeteren. Samenhang binnen- en buitenschools programma De samenhang binnen het studieprogramma blijkt nadrukkelijk uit de wijze waarop de opleidingen de theorie- en de praktijkcomponent hebben vormgegeven: de praktijk ligt in het verlengde van de theorie, maar levert ook weer voldoende leermomenten op om hier binnen de kaders van het binnenschoolse programma dieper op in te gaan. Studenttevredenheid Uit het studenttevredenheidsonderzoek en uit gesprekken met studenten door het auditteam is gebleken dat studenten de samenhang in het onderwijsprogramma als voldoende ervaren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 28
Facet 2.4. Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Studielast Generiek Het opleidingsprogramma kent in deeltijd een looptijd van drie jaren. Voltijdstudenten hebben de mogelijkheid het programma sneller te doorlopen. Het programma is gebaseerd op een gemiddelde studielast van twintig uur per week. De studielast is evenredig verdeeld binnen en tussen de studiejaren. De stage wordt door studenten, afhankelijk van de specifieke opleiding, uitgevoerd in het tweede of derde studiejaar. Omdat studenten in de ‘APV’-evaluatie van 2008-2009 aangaven dat de studielast van ‘APV’ te hoog was in combinatie met de studielast van het vakspecifieke programma, zijn het aantal thema’s, de toetsing en de organisatie aangepast. De totale studielast en de studielast per onderdeel wordt geëvalueerd in de verschillende onderwijsevaluaties en het student-docentoverleg. Master Bedrijfseconomie Na elke periode worden de studieonderdelen door studenten geëvalueerd, waarbij onder andere wordt gevraagd of de daadwerkelijke studielast (studeerbaarheid) overeen komt met de geprogrammeerde studielast. Feedback van studenten kan leiden tot aanpassing van programmaonderdelen. Bestudering van het aantal studiepunten in EC’s over de drie studiejaren laat zien hoe de studiebelasting verdeeld is. Voor het eerste studiejaar zijn nu nog 36 EC’s gereserveerd, voor het tweede studiejaar: 29 EC en voor het derde studiejaar: 25 EC’s. Omdat de opleiding m.i.v. het studiejaar 2010-2011 alle studieonderdelen jaarlijks zal aanbieden, is een betere spreiding van de studielast mogelijk, zo blijkt uit de documentatie: het aantal EC’s bedraagt dan over de drie studiejaren resp.: 28, 29 en 35 EC’s. In dit verband moet nog worden opgemerkt dat studenten in het laatste studiejaar van de nieuwe studieopzet het studieonderdeel ‘Jaarverslaglegging’ volgen zodat zij ook dan nog voldoende binding ervaren met de opleiding. Na afloop van ieder studieonderdeel worden evaluaties gehouden waarin feitelijke en geprogrammeerde studielast vergeleken worden. Indien er sprake is van een grote discrepantie worden er maatregelen genomen. Uit studentenevaluaties blijkt dat de huidige studenten niet tevreden zijn over de studielast. Reden voor de opleiding om de hierboven beschreven maatregel te nemen. Contacturen De masteropleidingen Leraar werken met één contactdag per week. In de eerste twee studiejaren zijn op die dag zes tot acht contacturen ingeroosterd; studenten geven aan dat dit ook het werkelijke aantal contacturen is per week. Voor enkele opleidingen loopt het vakspecifieke programma door in het derde jaar en zijn ook in dat jaar nog contacturen geroosterd. Voor de meeste opleidingen is de contacttijd in het derde jaar echter niet geroosterd, maar bestaat deze uit begeleidingsuren voor stage en onderzoek, die tot stand komen in overleg tussen student en docent. De module ‘APV’ beslaat twee perioden en heeft een totale contacttijd van zestien uur: om de week vindt een bijeenkomst van twee uur plaats. ‘Voorbereiding onderzoek’ omvat ook twee perioden en kent een contacttijd van twee uur per week.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 29
Studievoortgang De volgorde waarin de studenten de programmaonderdelen volgen, komt in overleg met de studenten tot stand. Iedere onderwijsperiode beslaat tien weken, waarvan acht weken onderwijstijd en twee weken die bestemd zijn voor schriftelijke of mondelinge toetsing en/of het voldoen aan de vereiste toetsvorm door het afronden van een product. De studievoortgangregistratie vindt vanaf cohort 2007 plaats in PeopleSoft. Voor studenten uit eerdere cohorten wordt Progress gebruikt. Beide systemen zijn voor studenten toegankelijk. De toetsresultaten zijn binnen tien werkdagen bekend. Deze afspraak geldt in beginsel voor alle toetsvormen, indien de opdrachten/werkstukken e.d. voor de afgesproken deadline worden aangeleverd. Studentenoordeel Zoals vermeld waren studenten niet tevreden over de studielast. Met ingang van het volgende studiejaar wordt dit verbeterd. Ook worden dan de keuzemogelijkheden voor studenten vergroot om een afwijkend traject te volgen. Uit studievoortgang- en exitgesprekken die gehouden worden binnen de afzonderlijke opleidingen en uit de gesprekken die het auditteam gevoerd heeft met studenten is gebleken dat studenten de studielast van twintig uur in combinatie met werk en gezin als hoog ervaren. Hoewel studenten tijdens de intakegesprekken nadrukkelijk op de studielast gewezen worden en geadviseerd worden om tijdelijk minder te gaan werken blijkt uit het studenttevredenheidsonderzoek dat meer dan de helft van de studenten 80 procent of meer werkt. Positief beoordeelt het auditteam de bevindingen uit studentevaluaties waarin studenten aangeven het belangrijk te vinden om zoveel mogelijk bagage mee te krijgen. Ook dit gegeven zal (op een positieve wijze) studielastverhogend werken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 30
Facet 2.5. Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Toelating en instroom Generiek De masteropleidingen Leraar worden aangeboden in drie varianten: voltijd, deeltijd en duaal. Deeltijd- en duale studenten werken naast hun studie als docent, voltijdstudenten niet. In de praktijk zijn het vooral deeltijdstudenten die de masterlerarenopleiding volgen. De opleidingen hebben in de Onderwijs- en Examenregeling de toelatingseisen voor instromende studenten vermeld. Hieruit blijkt dat alle FLOT-masteropleidingen de wettelijke vooropleidingseisen voor de instroom hanteren. Concreet betekent dit dat de toelatingsvoorwaarde tot een masteropleiding in principe het bezit is een tweedegraads- of bachelordiploma in hetzelfde vak. Voor degenen met een andere vooropleiding, bijvoorbeeld een universitaire opleiding in hetzelfde vakgebied, kan in het intakegesprek een persoonlijk opleidingsplan opgesteld worden (zie verderop onder ‘Intakeprocedure’). Wie voldoet aan de toelatingsvoorwaarden en aantoonbaar in het bezit is van eerder verworven competenties in de vorm van een relevante vakwetenschappelijke vooropleiding en/of eerstegraads onderwijservaring of onderwijsbevoegdheid in een verwant vak, kan bepaalde vrijstellingen krijgen. Zowel in het gesprek met de examencommissie en de toetscommissie als in het gesprek met de studenten is gebleken dat laatstgenoemden altijd de mogelijkheid hebben om via het College van Beroep van de Examens van Fontys in beroep te gaan tegen een beslissing van de examencommissie van de masteropleiding. Studenten die wat vakopleiding en eerder verworven competenties betreft een gelijkwaardig niveau als de bacheloropleiding hebben bereikt, kunnen via een op maat gemaakt traject deficiënties wegwerken binnen de bacheloropleiding in hetzelfde vak om toegelaten te worden tot de masteropleiding. Master Bedrijfseconomie Uit de gesprekken van het auditteam met studenten is gebleken dat de opleiding mondjesmaat vrijstellingen verleend: de opleiding is strikt in het naleven van de voorwaarden inzake vrijstellingen. Studenten met een tweedegraads bevoegdheid op het terrein van bedrijfseconomie en een (gedeeltelijke) universitaire opleiding op het terrein van bedrijfseconomie krijgen vrijstelling voor een studieonderdeel als zij kunnen aantonen dat ze dat specifieke studieonderdeel met goed resultaat hebben afgerond. Studenten met een afgeronde universitaire opleiding waarin weinig of geen bedrijfseconomie is opgenomen, moeten eerst de tweedegraads opleiding Bedrijfseconomie volgen. Zij-instromers kunnen vrijstelling krijgen indien zij aantoonbaar over voldoende kennis van en inzicht in financiën en economische kennis beschikken. Op het terrein van de vakdidactiek krijgen zij-instromers geen vrijstellingen, ook al hebben ze een volledige wo-opleiding gevolgd op het terrein van bedrijfseconomie. De opleiding geeft in de documentatie aan dat zij sterk rekening houdt met de specifieke omstandigheden van de individuele student, waarbij de mogelijk bestaat tot maatwerk (zie hierna) maar in de praktijk is de opleiding streng in het verlenen van vrijstellingen. In dit verband mag niet onvermeld blijven dat het aantal instromers is toegenomen van 7 studenten in 2006 naar 15 studenten in 2008. Met name studenten die een bachelorBedrijfseconomie elders hebben gevolgd, stromen in.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 31
Intakeprocedure en opleiding op maat De aansluiting van het programma bij de individuele student krijgt de vorm van maatwerk via de intakeprocedure van de masteropleidingen. De opleidingen hebben deze beschreven in de ‘Procedure Studieovereenkomst Master’. Deze procedure start voor het begin van de opleiding met een intakegesprek met de coördinator van de betreffende opleiding, die tevens secretaris van de toelatingscommissie is. In de intake wordt ingegaan op eerder gevolgde opleidingen, relevante werkervaring, ondersteuning door de werkgever, motivatie voor de opleiding, beschikbare tijd en privéomstandigheden voor zover relevant voor het volgen van de opleiding. Na dit gesprek wordt een programma op maat opgezet dat wordt vastgelegd in een studieovereenkomst. Deze wordt ondertekend door de student, de opleidingscoördinator en de teamleider van de masterlerarenopleiding, die tevens voorzitter van de toelatingscommissie is. In deze overeenkomst kan enerzijds sprake zijn van vrijstellingen op basis van eerder verworven competenties. Anderzijds wordt er, indien nodig, aandacht besteed aan het wegwerken van deficiënties. Master Bedrijfseconomie Studenten die beschikken over een tweedegraads bevoegdheid, krijgen geen vrijstelling. Hebben zij daarnaast een (gedeeltelijke) wo-opleiding op het terrein van de economische wetenschappen, dan kunnen zij vrijstelling krijgen voor dat studieonderdeel dat zij op woniveau aantoonbaar met goed resultaat hebben afgerond. In dit verband moet opgemerkt worden dat studenten die een universitaire vakmaster (of doctoraal) hebben gevolgd waarin vakken op het terrein van economie zijn opgenomen in aanmerking komen voor een apart opleidingstraject. Het moet voor hen mogelijk zijn om in minder dan drie jaar de studie af te ronden. Tijdens het intakegesprek dat iedere student voorafgaand aan de opleiding krijgt, worden met de student eventuele vakdeficiënties besproken en de gevolgen hiervan voor de student verkend: de opleiding kan de student vragen deze tekorten weg te werken waarbij deze gebruik kan maken van gratis door de opleiding ter beschikking gesteld studiemateriaal. Aansluiting De masteropleidingen Leraar bieden toekomstige belangstellende studenten gelegenheid zich te oriënteren op het opleidingsprogramma. Binnen de voorlichting wordt naast de inhoud van de opleidingen ook aandacht besteed aan het vereiste startniveau en de te verwachten studielast. Omdat de meeste potentiële studenten afkomstig zijn van een bachelorlerarenopleiding én werkzaam zijn in de beroepspraktijk hebben zij al een goed beeld van hoe het is leraar in het voortgezet hoger onderwijs te zijn. In dit verband is het van belang om op te merken dat binnen FLOT gewerkt wordt aan een doorgaande leerlijn vanuit de bachelors naar de masters. De transitie van beroepsrollen naar SBL-competenties in combinatie met een landelijke kennisbasis, maakt hier onderdeel vanuit. Tevens is sprake van een doorgaande leerlijn vanuit het Flankerend Onderwijs in de bacheloropleiding naar ‘APV’ in de masteropleidingen. Studentenoordeel over de aansluiting Studenten geven aan de opleiding Bedrijfseconomie als zwaar te ervaren. In vergelijking met de bacheloropleiding is de master abstracter en meer wo-georiënteerd. Studenten geven aan dat zij voorbereid zijn op het niveau van de opleiding maar dat de praktijk toch tegen valt. Ze geven aan het wenselijk te vinden om op onderdelen vrijstelling(en) te krijgen voor het onderdeel ‘APV’. Ze zijn tevreden over de aansluiting.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 32
Facet 2.6. Duur
De opleiding voldoet aan de formele eis m.b.t. de omvang van het curriculum: o hbo-master: minimaal 60 studiepunten
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. De studiegids maakt de omvang en de opbouw inzichtelijk via een curriculumoverzicht dat opgenomen is in de studiegids. In de OER staat de omvang van de opleidingsprogramma’s van 90 EC’s en de verdeling van de studiepunten beschreven. Dit geldt voor de voltijd-, de deeltijden de duale variant.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 33
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Didactisch concept Het didactisch concept is in de documentatie voor studenten en in het studiemateriaal uitgebreid beschreven. Per studieonderdeel zijn de werkvormen aangegeven. Het didactisch concept is door de opleidingen vastgelegd in het kaderdocument ‘Vakkundig, Vaardig, Vindingrijk’. Het didactisch concept van de masteropleidingen van FLOT is gebaseerd op twee pijlers: 1) competentiegericht opleiden en 2) het ‘dubbele bodem-principe’. Kenmerkend voor het gehanteerde didactische concept zijn zodoende de volgende uitgangspunten: In het leerproces staat de competentieverwerving van de student binnen de leeromgeving van het opleidingsinstituut en de werkplek centraal. Het onderwijs bij FLOT is praktijkgericht, geënt op de huidige beroepspraktijk. De FLOT-opleidingen bevorderen het autonoom en zelfverantwoordelijk studeren op hbomasterniveau. In het masterstudieprogramma van de verschillende lerarenopleidingen is sprake van docentgestuurde werkvormen en werkvormen die zijn afgestemd op meer autonoom functionerende studenten. Binnen het didactisch concept wordt verder uitgegaan van het ‘dubbele bodem-principe’, waarbij gebruikte en geproduceerde materialen en tijdens de cursussen opgedane ervaringen direct of met een vertaalslag inzetbaar zijn voor de eigen (toekomstige) onderwijsverstrekking van de student). Hiermee geeft FLOT vorm aan het uitgangspunt dat het bij opleiden van masterleraren gaat om een integratie van vakmanschap en meesterschap. Werkvormen Generiek De beroepscompetenties worden in niveau en complexiteit toenemend in de opeenvolgende studiejaren behandeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verschillende werkvormen die passen bij de ervaring van de studenten (volwassenen met vaak al jaren ervaring in het onderwijs), de verschillende beroepscompetenties die de studenten moeten verwerven, of ondersteunen het verwerven van deze competenties. Binnen het programmaonderdeel ‘APV’ beogen de opleidingen kennis aan te brengen, die de professional ondersteunt in zijn handelen binnen de klas enerzijds en binnen de school anderzijds. De kennisoverdracht krijgt tijdens de contacturen gestalte in hoorcolleges en werkcolleges. De onderzoeksmodule is gericht op kennisoverdracht rond de aard en de methoden en technieken van praktijkonderzoek. Dit gebeurt deels in de vorm van hoorcolleges. Die worden afgewisseld met werkcolleges, waarin de studenten een onderzoeksvraag vaststellen en operationaliseren en een onderzoeksplan opzetten (waarin onder meer de keuze van de te hanteren methoden en technieken wordt verantwoord). Vanuit de praktijksituatie wordt door middel van een leertaak de verbinding met de theorie gelegd. De onderwijsactiviteiten betreffen hier een mix van beperkt praktijkonderzoek (interviews, observatie en reflectie) en zelfstudie aan de hand van literatuur, om de mogelijke invalshoeken voor de benadering van het praktijkprobleem theoretisch te onderbouwen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 34
Master Bedrijfseconomie Het ‘dubbele bodem-principe’ komt tot uiting in het feit dat alle activiteiten direct of met een vertaalslag gericht zijn op de (toekomstige) beroepspraktijk van de studenten. In de verschillende studieonderdelen werken studenten samen of in groepsverband aan opdrachten. In verschillende studieonderdelen wordt binnen (werk)colleges gebruikgemaakt van ‘samenwerkend leren’. Zeker ook bij vakdidactiek wordt in groepsverband aan problemen gewerkt en worden de resultaten door de studenten aan elkaar gepresenteerd. De opleiding biedt ook hoorcolleges aan waarin vakkennis wordt behandeld. In dit verband wijst de opleiding erop dat uit studiebegeleidingsgesprekken en het student-docentoverleg blijkt dat studenten hieraan behoefte hebben. Bij de generieke onderdelen en bij vakdidactiek gaat het meer om het centraal stellen van de beroepspraktijk. Bij vakdidactiek wordt de student via groepswerk, groepsportfolio en probleemgestuurd onderwijs voorbereid op het lesgeven in de bovenbouw havo/vwo. Daarin wordt vooral nadruk gelegd op het leerproces van de lerende, de sturing van de lerende en de docent als coach/begeleider. De ontwikkeling van reflectievaardigheden en attitudevorming is binnen de opleiding een belangrijk onderdeel van de beroepsvoorbereiding; de laatste jaren is deze component belangrijker geworden dan voorheen het geval was. De leeromgeving en de praktijk Het buitenschoolse curriculum is gericht op het geïntegreerd beroepsgericht handelen in de eigen beroepspraktijk of de stageschool. Studenten worden in de stage niet langer gestuurd door opdrachten die door de opleiding geformuleerd zijn, maar door de competenties die zij (nog) moeten ontwikkelen of verder uitbouwen om op masterniveau te kunnen functioneren. De stage levert een bijdrage aan de ontwikkeling van alle opleidingscompetenties. In totaal dient elke student daartoe minimaal zestig onderwijsactiviteiten uit te voeren. De student geeft in overleg met de Fontys-Contactdocent aan met behulp van welke activiteiten en/of producten hij werkt aan de opleidingscompetenties. Vanuit de praktijksituatie wordt door middel van de complexe leertaak de verbinding met de theorie gelegd. De onderwijsactiviteiten betreffen hier een mix van beperkt praktijkonderzoek (interviews, observatie en reflectie) en zelfstudie aan de hand van literatuur, om de mogelijke invalshoeken voor de benadering van het praktijkprobleem theoretisch te onderbouwen. Studenten over de didactiek Studenten aangegeven in het student-docentoverleg van december 2009 aan dat zij behoefte hebben aan directere onderwijsverstrekking, met name in de vorm van inhoudelijke instructies. Studenten vinden dat er een groot beroep wordt gedaan op ‘zelfstandig de stof doornemen’. Hierbij plaatst de opleiding twee kanttekeningen: gezien de organisatie van de deeltijdopleiding op een vaste contactdag, is zelfstudie een belangrijke werkvorm die goed past binnen een masteropleiding. Meerdere contactdagen is voor veel studenten, gelet op hun werkzaamheden, geen haalbare kaart. Daarnaast vereist modern onderwijs een brede, rijke didactische aanpak, zo geeft de opleiding aan. Het auditteam vindt het van belang dat de opleiding op dit punt adequate maatregelen neemt. Inmiddels zijn de eerste stappen op dit terrein door de opleiding gezet.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 35
Facet 2.8. Beoordeling en toetsing
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Relatie leerdoelen en toetsvormen Generiek Het toetsbeleid van FLOT is voldoende helder beschreven in de notitie ‘Toetsbeleid master leraar VHO’. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleidingen een relatie leggen tussen de leerdoelen en de toetsvormen. Op een bij de praktijk aansluitende wijze moet de student aantonen de competenties te beheersen. De theoretische component vormt hierbij een belangrijk toetsonderdeel. Met andere woorden, de student moet zijn handelen in een onderwijssituatie kunnen motiveren vanuit een theoretisch kader. De opleidingen hebben beschreven op welk moment in het programma en op welk niveau de betreffende competentie wordt getoetst. Dit vormt in feite de basis voor het toetsplan van de drie opleidingsvarianten. Zo is voor alle betrokkenen, dus ook voor studenten, vastgelegd door middel van welke toetsen de competenties en kennis in de onderwijseenheden worden getoetst. Een deel van de toetsing vindt tijdens het werkplekleren plaats. Bij de deeltijd- en duale variant gaan de opleidingen uit van dezelfde te toetsen onderdelen, toetscriteria en toetsprocedures als bij de voltijdvariant, maar vorm en tijdstip kunnen afwijken. De afronding en toetsing van de generieke beroepsvoorbereidende programmaonderdelen ‘APV’, de stage en het praktijkonderzoek worden centraal aangestuurd en zijn voor alle masteropleidingen Leraar identiek. De stage wordt beoordeeld aan de hand van de competenties van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL-competenties). De beoordeling ligt in handen van de afzonderlijke opleidingen en wordt uitgedrukt in een cijfer voor kennis- en vaardigheidstoetsen tijdens vakinhoudelijke en vakdidactische programmaonderdelen. Variëteit aan toetsvormen Generiek De afzonderlijke masteropleidingen maken gebruik van een diversiteit aan toetsvormen. Voor de keuze van een valide toetsvorm bij een onderwijseenheid hanteren de masteropleidingen een matrix die op basis van het validiteitsprincipe een overzicht geeft van de geschiktheid van de verschillende toetsvormen voor het toetsen van de verschillende eindkwalificaties van de master. Master Bedrijfseconomie De vakinhoudelijke eindkwalificaties voor het vak Bedrijfseconomie worden apart beoordeeld, waarbij de studenten getoetst worden op kennis, inzichten en vaardigheden. De meeste studieonderdelen worden afgerond door een combinatie van tentamen en beoordelingen van studentpresentaties, inleveropdrachten, voortgangsgesprekken, portfolio of een scriptie. In de cursuswijzers van de opleiding is aangegeven hoe de afronding geregeld is. De opleiding heeft per studieonderdeel niet alleen de werkvormen beschreven maar tevens de wijze van toetsing. De vakinhoudelijke studieonderdelen worden door middel van een theorieen practicumtentamen getoetst. Uit het overzicht blijkt dat de opleiding vooral gebruikmaakt van schriftelijke toetsvormen en het schrijven van werkstukken en verslagen. De opleiding zorgt ervoor dat op deze wijze de vakinhoudelijke competenties in voldoende mate getoetst én beheerst worden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 36
De opleiding heeft per studieonderdeel beschreven welke toetsvorm men hanteert. De opleiding maakt gebruik van de volgende toetsvormen: tentamens; mondelinge tentamens; werkstukken of andere vormen van schriftelijke opdrachten; reflectieverslagen; presentaties; integrale (competentiegerichte) toetsen. De examencommissie Iedere masteropleiding heeft een examencommissie die de toetsprocedures bewaakt. De samenstelling, taken en verantwoordelijkheden van de examencommissies zijn vastgelegd in het ‘Huishoudelijk reglement examencommissies FLOT’. Kwaliteitsborging toetsen en beoordeling Generiek Bij de bewaking van de kwaliteit van de toetsing binnen de masteropleidingen zijn de examencommissies, de toetscommissies en de expertisegroep ‘Toetsing en Evaluatie’ betrokken. De vakdocenten binnen de masteropleidingen bepalen voor de verschillende onderwijseenheden de inhoud van de toets en de toetsvorm. De toets wordt samengesteld volgens de geldende protocollen van de masteropleidingen. In de cursusbeschrijvingen van de generieke programmaonderdelen worden de toetsvorm en de beoordelingscriteria beschreven. De leraren masteropleidingen bevorderen de betrouwbaarheid van generieke toetsingskaders d.m.v. intervisiebijeenkomsten met de bij toetsing betrokken docenten. Dan worden concrete studentproducten in het licht van het beoordelingskader besproken. Indien nodig leidt dit tot aanpassingen van het beoordelingskader. De toetscommissies van FLOT bewaken de verdere kwaliteit van de toetsing. Deze zijn ingericht per team en behartigen de belangen van bachelor- en masteropleidingen. De toetscommissies worden ondersteund door de expertisegroep Toetsing en Evaluatie. Studenten kunnen in eerste instantie bij de examencommissie van de eigen opleiding in beroep gaan. In tweede instantie kunnen zij een bezwaar indienen bij het College van Beroep van Fontys. In de digitale studiegids staan de beroepsmogelijkheden met betrekking tot toetsing en beoordeling beschreven. De stage wordt beoordeeld aan de hand van de opleidingscompetenties. De stagiair voert een eindbeoordelingsgesprek met de begeleiders. Dit gesprek vindt plaats op basis van het stageportfolio. Op grond van het eindbeoordelingsgesprek stelt de Fontys-Contactdocent, in samenspraak met de schoolpracticumdocent (zie ook facet 6.1.) en de docent van de opleiding, het cijfer voor de stage vast. Master Bedrijfseconomie De vakdocenten binnen de opleiding bepalen voor de verschillende onderwijseenheden de inhoud van de toets en de toetsvorm. De toets wordt samengesteld volgens de geldende protocollen van de masteropleiding. In de beschrijvingen van de generieke programmaonderdelen worden de toetsvorm en de beoordelingscriteria beschreven. De opleiding heeft de procedure beschreven die zij hanteert bij het toetsen. In steekwoorden komt deze procedure hier op neer: de verantwoordelijke docent maakt het tentamen, steekproefsgewijs wordt het voorgelegd aan de nieuwe toetscommissie (zie hierna) waarna bijstelling kan plaatsvinden. Nadat het tentamen door de studenten gemaakt is, wordt dit binnen tien dagen gecorrigeerd en eventueel nabesproken met de student. De door het auditteam bestudeerde toetsen zijn van een voldoende niveau en beslaan de lesstof in voldoende mate.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 37
Het auditteam heeft met de opleiding uitgebreid gesproken over de wijze waarop de opleiding studenten beoordeelt, in het bijzonder op hun werkplek. Gebleken is dat de begeleider op de werkplek een stem heeft in de beoordeling van de student, maar de docent op de opleiding uiteindelijk verantwoordelijk is en blijft voor het uiteindelijke oordeel. Inzage en feedback De student ontvangt binnen tien werkdagen na het maken van een toets de beoordeling. Studenten ontvangen schriftelijke feedback op opdrachten, werkstukken, e.d. Conform de Onderwijs- en Examenregeling wordt een student in de gelegenheid gesteld om feedback op het tentamenresultaat te vragen. Studenten kunnen hun tentamen inzien en het met de docenten bespreken. Tentamens worden daartoe minimaal zes maanden bewaard. Studenttevredenheid Generiek Uit het studenttevredenheidsonderzoek van november 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn over de toetsing. Zij geven ook aan dat vooraf duidelijk wordt aangegeven waarop ze beoordeeld worden. Wel blijkt uit gesprekken met studenten en docenten dat de Fontys-Contactdocent niet altijd voldoende inzicht heeft in vakinhouden om de stage goed te kunnen beoordelen en dat de schoolpracticumdocent, als directe collega van de masterstudent, niet altijd kritisch genoeg is. De FLOT besteedt inmiddels serieus aandacht aan dit punt. Master Bedrijfseconomie Uit het studenttevredenheidsonderzoek van november 2009 blijkt dat studenten ontevreden zijn over de toetsing. Uit navraag onder studenten bleek dat de toets ‘Jaarverslaglegging’ (52 meerkeuzevragen) erg reproductief wordt gevonden. De organisatie rond een andere toets (‘Economische vaardigheden’) was gebrekkig, waardoor tijdsproblemen optraden. Om meer grip te krijgen op inhoud, omvang en vorm van toetsen heeft de opleiding een toetscommissie gevormd. Alle toetsen worden vanaf de tweede periode (februari 2010) voorgelegd aan de commissie. Om de gegeven feedback naar aanleiding van de toetsen goed te kunnen plaatsen, heeft de commissie toetsen opgevraagd en bestudeerd. Met betrekking tot de toets van ‘Jaarverslaglegging’ concludeerde de commissie dat de spreiding over de stof voldoende was en dat de vragen het niveau van de literatuur dekten, maar dat te veel vragen theoretische ‘weetjes’ toetsten. Daarop heeft de commissie een aantal adequate aanbevelingen gedaan.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 38
3.
Inzet van personeel
Facet 3.1. Eisen hbo
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Beleid De inzet van personeel ten behoeve van het onderwijs gebeurt vanuit de opleidingsteams en vanuit het masterteam. Uitgangspunt bij het Fontys-beleid is dat docenten regelmatig contacten onderhouden met het werkveld. Docenten moeten dit realiseren door hun contacten met de stagescholen in de rol van stagedocent (Fontys-Contactdocent), betrokkenheid bij vakverenigingen of vaktijdschriften, betrokkenheid bij de ontwikkeling van examens, betrokkenheid bij projecten in het werkveld en het auteurschap voor methoden voor vo/mbo of andere betrokkenheid bij leermiddelenontwikkeling. Docenten generiek en vakspecifiek Generiek De studieprogramma’s voor de masteropleidingen Leraar worden uitgevoerd door een vaste groep kerndocenten per opleiding. Daarnaast zijn er docenten voor de generieke studieonderdelen voor alle masteropleidingen van FLOT: stagebegeleiding (door FontysContactdocenten), ‘APV’ en ‘Voorbereiding onderzoek’. De laatstgenoemde docenten zijn afkomstig uit de verschillende teams die de masteropleidingen Leraar verzorgen. Masterlerarenopleiding Bedrijfseconomie Voor de masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie geldt onverkort wat hierboven is beschreven. Daarnaast geldt voor deze opleiding het volgende. Het auditteam heeft de CV’s bestudeerd van de docenten van de hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. Hierin zijn onder ‘interactie met (buitenlandse) vakgenoten’, ‘interactie met universitaire instellingen’ en ‘interactie met de beroepspraktijk’ per docent kort hun achtergrond beschreven in het werkveld. Uit de CV’s blijkt dat docenten beschikken over relevante relaties met het werkveld/kennisinstellingen. De opleiding heeft helder aangegeven wat de concrete bijdrage is van de docent aan de opleiding door zijn/haar contacten met het werkveld. Concreet hebben docenten werkervaring in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs, presenteren tijdens congressen wat leidt tot contacten met belangstellenden uit het werkveld, en de docenten hebben contacten met externe onderwijsinstellingen op voor de opleiding relevante terreinen. Twee docenten zijn nog werkzaam aan de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Verschillende docenten zijn co-auteur van economiemethoden en betrokken bij het schrijven van economie-examens. Studenttevredenheid Studenten zijn tevreden over de kwaliteit van de docenten, i.c. de wijze waarop zij relaties leggen tussen onderwijs en de praktijk.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 39
Facet 3.2. Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Formatieplanning Fontys Hogescholen vindt het belangrijk om de naam van de masterlerarenopleiding ‘in de lucht’ te houden, ook al is de studenteninstroom bij verschillende opleidingen beperkt. In dit verband wijst FLOT erop dat het maatschappelijke nut en het tekort aan eerstegraads docenten als belangrijk argument gehanteerd wordt om deze opleidingen ook in de toekomst te blijven aanbieden. FLOT heeft normen geformuleerd om het aantal benodigde docenten te berekenen en daardoor te kunnen beschikken over voldoende daadwerkelijk beschikbare docenten. Voorafgaand aan elk studiejaar wordt op basis van prognoses door de teamleiders van studentenaantallen de benodigde inzet voor elke masteropleiding berekend. De teamleiders nemen de planning op in hun teambegroting. Dit houdt in dat niet alleen beschreven wordt hoeveel mensen er de komende jaren geworven moeten worden, maar ook dat wordt ingeschat welke competenties van belang zijn om de uitdagingen voor de toekomst bij FLOT te realiseren. Bij de samenstelling van de zes onderwijsteams bij FLOT is bewust gekozen om grote en kleine opleidingen aan elkaar te koppelen. De kleinere opleidingen voegen, daar waar dat mogelijk is, bij bepaalde programmaonderdelen, jaargroepen van studenten samen, om zo voldoende ‘groepsgrootte’ te realiseren. De studieprogramma’s voor de masteropleidingen worden zoals al onder facet 3.1 vermeld uitgevoerd door een vaste groep kerndocenten per opleiding en docenten voor de generieke studieonderdelen voor alle masteropleidingen van FLOT. Docent-studentratio Generiek Aangezien de masteropleidingen (veelal deeltijd)opleidingen zijn met een studielast van 30 EC’s per jaar streven ze naar een docent-studentratio van maximaal 1:40. Master Bedrijfseconomie Binnen de hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie zijn acht docenten werkzaam. De docent- studentratio voor de opleiding is 1:39. Daarmee voldoet de opleiding aan de streefnorm van Fontys (1:40). In het afgelopen jaar zijn drie docenten vertrokken (twee i.v.m. pensionering). Alle drie zijn bereid gevonden om nog een (deel)taak uit te voeren. Deze personele veranderingen hebben ertoe geleid dat het studieprogramma soms moest worden aangepast. Daarnaast heeft één docent die een halfjaar geleden benoemd was, te kennen gegeven het werkverband te willen beëindigen om de overstap naar het bedrijfsleven te maken. Ook is het coördinatorschap van de opleiding de laatste drie jaar viermaal gewisseld. De huidige coördinator vervult deze taak vanaf augustus 2009. Werklast en werkdruk Generiek In de afgelopen jaren is gebleken dat de docenten van de opleidingen flexibel inzetbaar zijn, vooral bij het vervangen van colleges en cursussen van zieke docenten en het anticiperen op de aanmelding van studenten. Al enkele jaren heeft FLOT een laag ziekteverzuim. De inventarisatie van het recente onderzoek naar de medewerkerstevredenheid uit 2009 ondersteunt dit beeld. Het verzuimpercentage is laag (3 procent in 2008), evenals de regelmaat waarmee mensen zich ziekmelden. In het Managementcontract 2009 is overeengekomen dat het verzuim onder de 3,5 procent blijft.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 40
Per fte is 5 procent als vrije ruimte gereserveerd, die kan worden gebruikt om eventuele werkdruk te nivelleren. Master Bedrijfseconomie Gelet op de toename van het aantal studenten wil de opleiding meer docenten werven. Onlangs heeft de opleiding twee nieuwe docenten benoemd. Om de werkdruk binnen de opleiding te verminderen is besloten om vanaf het cursusjaar 2010-2011 te gaan werken met docenten-duo’s. Daarbij zijn steeds twee collega’s verantwoordelijk voor de planning en uitvoering van een studieonderdeel. Studentenoordeel Het aantal docenten dat momenteel werkzaam is binnen de opleiding Bedrijfseconomie is naar de mening van de studenten voldoende. De bereikbaarheid van docenten beoordelen de studenten ook met een voldoende.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 41
Facet 3.3. Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Opleidingsniveau docenten FLOT heeft zicht op de aanwezige en vereiste expertise en competenties van docenten. Daardoor is duidelijk in welke expertise en competenties in de toekomst moet worden geïnvesteerd en welke kwaliteiten van een nieuwe medewerker zullen worden verwacht. Werving van docenten Bij de werving van nieuwe docenten is het een criterium dat de docent recente werkervaring heeft in een relevante beroepspraktijk en in het bezit zijn van een master- of doctoraaldiploma. Voor nieuwe medewerkers zijn er centrale informatiebijeenkomsten. Tevens is er sprake van individuele begeleiding. De teamleiders van FLOT zijn er verantwoordelijk voor dat nieuwe medewerkers worden begeleid. In het eerste jaar van het dienstverband wordt een meer ervaren collega binnen het team gevraagd om de nieuwkomer te begeleiden om sneller de weg te vinden binnen FLOT. Binnen de vakgroep wordt elke beginnende docent ‘gekoppeld’ aan een zittende docent. In principe is er wekelijks overleg, wat in de loop van de tijd minder frequent wordt naarmate de vragen minderen. Promotiebeleid Op grond van het beleid van Fontys Hogeschool worden docenten in toenemende mate in de gelegenheid gesteld te promoveren en onderzoeken uit te voeren die passen binnen de onderzoeksprogramma’s. In het kader van versterking van de onderzoeksfunctie zal dit in de regel plaatsvinden door deelname aan de onderzoeken bij het lectoraat. Borging kwaliteit personeel Generiek Het op peil houden van de kwaliteit van docenten wordt geborgd door scholingsplannen en het competentiemanagement van docenten op team- en op FLOT-niveau. In het kader van het ingevoerde competentiemanagement wordt structureel gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de medewerkers. Over professionalisering worden afspraken gemaakt tijdens de contracteringsgesprekken. Deze zijn vastgelegd in scholingsplannen. Sinds 2005 is er met de invoering van competentiegestuurd onderwijs aandacht besteed aan de nieuwe rollen van docenten als: studieloopbaanbegeleider; assessor; ontwikkelaar; begeleider van onderzoek. Gezien het belang van het afstudeeronderzoek in de opleidingen moeten naar de mening van het auditteam alle docenten structureel de gelegenheid krijgen om met enige regelmaat ook zelf, eventueel samen met studenten, vakdidactisch onderzoek uit te voeren. Het kan nu wel maar zou op een meer structurele basis moeten plaatsvinden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 42
Master Bedrijfseconomie Het auditteam heeft de CV’s bestudeerd van de docenten van de opleiding. Hieruit is gebleken dat zij een wo-opleiding hebben gevolgd op de terreinen: financial management, wiskunde, (algemene) economie of onderwijskunde. Twee docenten zijn gepromoveerd op de terreinen economie en onderwijskunde. Uit de CV’s blijkt dat de docenten beschikken over díe specifieke kennis die noodzakelijk is om de verschillende studieonderdelen te verzorgen. Hiertoe behoort kennis van en ervaring op het terrein van: micro- en macro-economie, bedrijfseconomie, vakdidactiek, wiskunde, fiscale economie en accountancy. Scholing Generiek De teams binnen FLOT doen in hun teamplannen voorstellen voor professionalisering en ontwikkeling en vertalen deze naar kwaliteits-, scholings- en ontwikkelafspraken. De teamplannen moeten passen binnen het beleid van FLOT. Alle Fontys-Contactdocenten ontmoeten elkaar acht maal per jaar op een studieochtend waar actuele informatie wordt verstrekt en ervaringen worden uitgewisseld. Daarvan zijn er twee studieochtenden per jaar waarop de Fontys-Contactdocenten samen met de opleidingsdocenten van de stagescholen een relevant thema bespreken. FLOT stelt generiek voor alle docenten 15 procent van de tijd beschikbaar voor professionalisering. Zo zijn er bijeenkomsten tijdens innovatiedagen waar algemene zaken aan bod komen betreffende onderwijs, maar ook bijeenkomsten van de vakgroep waarbij op cursusniveau diverse ontwikkelingen worden besproken. De professionalisering en scholing op het gebied van onderzoek omvat het volgende: Ten behoeve van de ontwikkeling van het onderzoek binnen de masteropleidingen, zijn in 2006-2007 alle betrokken docenten in het doen en begeleiden van onderzoek geschoold. Voor de ontwikkeling van de inrichting en aanpak vindt geregeld overleg plaats met het lectoraat en met alle mastercoördinatoren. Daarnaast participeert een aantal docenten van de masteropleidingen in de kenniskring van het lectoraat, waaronder ook de docent Onderzoek. Het auditteam acht het lidmaatschap van de Vereniging Lerarenopleiders Nederland (VELON) en het door enkele opleidingsdocenten beschikken over een VELON-registratie een aandachtspunt voor de directe toekomst. Studenttevredenheid Uit de gesprekken die het auditteam gevoerd heeft met studenten is gebleken dat zij redelijk tevreden zijn over de kwaliteit van het docententeam. De opleiding heeft recentelijk een docent van de functie ontheven omdat deze, zo bleek uit studentenevaluaties, niet voldeed. Door personeelswisselingen zijn taken in handen gekomen van docenten die geheel nieuw waren op desbetreffend terrein. Daarom heeft de opleiding ervoor gekozen docenten meer bij het ontwikkelen van studiemateriaal te betrekken zodat zij de gelegenheid krijgen meer vertrouwd te raken met de inhoud van het studiemateriaal.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 43
4.
Voorzieningen
Facet 4.1. Materiële voorzieningen
Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Gebouw Generiek Het voorzieningenbeleid van FLOT valt onder dat van Fontys Hogescholen. Dit is onder meer uitgewerkt in een huisvestingsbeleidsplan, ict-beleidsplan en mediatheekbeleidsplan. De opleidingen van FLOT zijn gehuisvest in het Mollergebouw dat in 1986 in gebruik is genomen. Gebouw en voorzieningen zijn recentelijk vernieuwd om te kunnen voldoen aan de nieuwe eisen die de veranderingen in het onderwijs en de didactiek met zich meebrengen. De masteropleidingen Leraar maken gebruik van een digitale leeromgeving die altijd en overal bereikbaar is, zowel op de computers in de school als thuis. Deze digitale leeromgeving is opgesplitst in internet en intranet. Het auditteam is op grond van eigen waarneming van mening, dat de voorzieningen in Tilburg toereikend zijn om het programma te kunnen verzorgen. In aparte lokalen, bijvoorbeeld pclokalen, is voldoende ruimte en materiaal aanwezig om specifieke vaardigheden te ontwikkelen. Opleidingsspecifieke voorzieningen Master Bedrijfseconomie Door de grotere toestroom van studenten zijn er in het schooljaar 2009-2010 aanvankelijk capaciteitsproblemen opgetreden. Daarin is voorzien door grotere lokalen te roosteren. Het capaciteitsprobleem bij ‘Economische vaardigheden’, waar veel met multimediale middelen wordt gewerkt, is ondervangen door de groepen Algemene Economie en Bedrijfseconomie los te koppelen. Binnen de kaders van intranet (N@tschool) zijn werkplaatsen ingericht voor alle studenten en voor alle docenten. De studenten vinden daar het onderwijsmateriaal dat gebruikt wordt voor de diverse cursussen, inclusief formatieve toetsen. Verder kunnen de studenten in deze omgeving werken aan hun portfolio. Mediatheek/ bibliotheek De mediatheek/bibliotheek maakt een verzorgde indruk. Er zijn pc’s beschikbaar voor studenten waarop ze onder meer tijdschriften kunnen raadplegen, de ruimte is schoon en studenten kunnen er in groepen werken. Wanneer studenten speciale literatuurverzoeken hebben wordt het benodigde voor de student opgevraagd bij een andere (Pabo)-opleiding van Fontys of een andere bibliotheek. Het auditteam miste wel voor de masteropleidingen Leraar relevante buitenlandse literatuur in de bibliotheek. Een deel is weliswaar elektronisch beschikbaar maar een aantal goede tijdschriften in de zichtkast is wenselijk. Ict Web-enabled, plaats- en tijdsonafhankelijk studeren en werken is voor FLOT een belangrijk uitgangspunt bij de vormgeving van de primaire processen. Dat heeft onder andere geleid tot ict-werkplekken voor alle studenten en medewerkers. De schoolpracticumdocenten, opleidingsdocenten en Fontys-Contactdocenten zien er ook op toe dat de materiële voorzieningen op de buitenschoolse werkplekken toereikend zijn om het studieprogramma te realiseren. Dit wordt vastgelegd in een stageovereenkomst. In 2009-2010 zijn drie smartboards binnen FLOT geplaatst. In 2010-2011 zijn er weer drie voorzien, evenals een digitalisering van het talenpracticum en aanschaf van apparatuur voor opname van colleges en die bekijken via internet.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 44
Studenttevredenheid Studenten geven aan beperkt gebruik te maken van de voorzieningen van de opleidingen. Het auditteam constateert dat dit komt doordat het grotendeels om deeltijdstudenten gaat, en dat het zeldzame gebruik wat dat betreft niet afwijkt van dat op andere opleidingen waar deeltijders studeren. Studenten zijn tevreden over de door de opleiding geboden voorzieningen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 45
Facet 4.2. Studiebegeleiding
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Studentbegeleiding Gelet op de studentenpopulatie die de masterlerarenopleiding volgt heeft de FLOT gekozen voor de volgende begeleidingsvorm. De studiebegeleiding start met een intakegesprek voor iedere masterstudent waarna een studieovereenkomst wordt afgesloten. Daarnaast zijn er afspraken over de coaching van de masterstudenten. De structurele studiebegeleiding bestaat vooral uit het systematisch voeren van studievoortganggesprekken. De afspraken over de inrichting van de stagebegeleiding staan beschreven in de Digitale Studiegids van elke masteropleiding. Ten behoeve van de stagebegeleiding van de masterstudenten zijn de taken en rollen van de schoolpracticumdocent, de opleidingsdocent en de Fontys-Contactdocent schriftelijk vastgelegd. In veel gevallen is de stageplaats de eigen werksituatie van de student. Indien de school waaraan deze is verbonden tevens een Fontys-Contactdocent en een opleidingsdocent kent, dan dragen zij zorg voor de beroepsgerichte begeleiding volgens de afspraken en de systematiek zoals die ook voor de bachelorstudenten gelden. Zo niet, dan wordt de student begeleid door een collega op de school waar hij werkzaam is en door de regio-FontysContactdocent. Daarnaast wordt iedere student binnen zijn (stage)school vakinhoudelijk begeleid door de schoolpracticumdocent . De studieloopbaanbegeleider en de masterstudent kunnen in overleg de studieplanning bijsturen. Als blijkt dat er andere begeleiding nodig is, bijvoorbeeld bij een nadere beroepskeuze of bij persoonlijke problemen, kan de student verwezen worden naar de decaan, de studentenpsycholoog, het loopbaancentrum en/of de vertrouwenspersoon van Fontys. Uit gesprekken met studenten is gebleken dat de stagebegeleiding op school kwetsbaar is doordat studenten niet in alle gevallen gegarandeerd kan worden dat hun begeleiders over adequate vakinhoudelijke en didactische expertise beschikken. In dit verband zou een sterkere koppeling tussen het vakdidactiekonderwijs en de stage wenselijk zijn zodat studenten de verbinding tussen theorie en praktijk goed kunnen leggen. Het studentvolgsysteem van PeopleSoft wordt zowel gebruikt voor de bacheloropleidingen als voor de masteropleidingen. Iedere studieloopbaanbegeleider houdt een exitgesprek met studiestakers conform het exitprotocol. Informatievoorziening Alle informatie over het opleidingsprogramma, de organisatie van het onderwijs en de roosters staan op de website van FLOT. Ook alle informatie en formulieren voor de stage, zoals het stageprotocol en evaluatieformulieren, staan op deze website. De informatie en lesmaterialen met betrekking tot ‘APV’ en ‘Onderzoek’ zijn toegankelijk via het portal. De website en het portal zijn ook thuis voor studenten toegankelijk. Studenten kunnen indien gewenst voor nader overleg een afspraak maken met een docent. In de praktijk lopen studenten tijdens de contactdagen binnen bij hun docenten en studieloopbaanbegeleider. Verder kunnen studenten hun docenten bereiken via e-mail. Studenttevredenheid studieloopbaanbegeleiding Uit de gesprekken met studenten over de studieloopbaanbegeleiding is gebleken dat zij hierover tevreden zijn. Studenten geven ook aan dat zij tevreden zijn over de informatievoorziening.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 46
5.
Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1. Evaluatie resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Kwaliteitszorgcyclus Uit de documentatie blijkt dat de wijze waarop de FLOT kwaliteitszorg uitvoert, past binnen de visie en systematiek van de Hogeschool. De kwaliteitszorg volgens de PDCA-cyclus die de opleidingen volgen, is uitvoerig beschreven. Per project is er een overzicht van het doel, het tijdspad, de verantwoordelijke, andere betrokken medewerkers, de momenten van (tussen-)rapportage en de beschikbare middelen. Kwaliteitszorg is een onderwerp voor het overleg binnen het managementteam van FLOT. De frequentie van het systematische kwaliteitszorgoverleg tussen de directeur en de kwaliteitszorgcoördinator is met ingang van studiejaar 2009-2010 verhoogd tot een keer per maand. Evaluatie masteropleidingen Leraar De opleidingen binnen FLOT worden periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van meetbare doelen. Voor het verzamelen van gegevens over de gerealiseerde kwaliteit op de verschillende facetten maken de opleidingen gebruik van verschillende evaluatie-instrumenten. De FLOTevaluaties worden afgenomen volgens de onderzoekskalender. Deze is door het auditteam bestudeerd. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen de onderzoeksinstrumenten, het doel van de evaluatie, de frequentie en de verantwoordelijke functionaris voor de evaluatie. Het is uiteindelijk de kwaliteitscoördinator die de onderzoekskalender bewaakt en tijdig afnamemomenten afkondigt bij het managementteam. De algemene kwaliteitsdoelen zijn geoperationaliseerd, doordat voor diverse facetten doelen zijn geformuleerd. Dit blijkt uit de beleidselementen van de diverse facetten in de Management Review: ieder facet dat in dit zelfevaluatierapport wordt behandeld, wordt ingeleid met de formulering van een aantal beleidsdoelstellingen. Bijvoorbeeld: ‘In het OER staan de toelatingseisen voor instromende studenten vermeld’ of ‘FLOT streeft naar een doorgaande leerlijn vanuit de bachelor naar de master’. Twee keer per zes jaar vindt een integrale evaluatie plaats van de opleidingen (op alle facetten van het accreditatiekader). Eerst gebeurt dit via een interne audit door de Fontys-auditor, vervolgens door het schrijven van een zelfevaluatie, een bezoek van een visitatiecommissie en het oordeel van de NVAO. Alle geledingen zijn hierbij betrokken. De opleiding kent verschillende organen die allen verantwoordelijk zijn voor een deel van de kwaliteitszorg. Zo is de Raad van Advies VO verantwoordelijk voor het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in het werkveld en is de Wetenschappelijke Raad van Advies verantwoordelijk voor het adviseren over de aanpassingen van de eindkwalificaties en het curriculum en het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in het beroepenveld. Naast de Raad van Advies hebben ook de werkveldcommissies een belangrijke evaluerende en adviserende rol bij de invulling en veranderingen van de opleidingen. Met de werkveldcommissies spreken de opleidingen o.a. over de opleidingsprofielen, gewenste veranderingen in het curriculum, organisatorische aspecten van de opleidingen en te verwachten ontwikkelingen. De werkveldcommissie brengt jaarlijks een advies uit aan de opleidingscoördinator en de teamleider van de opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 47
In het Handboek kwaliteitszorg van FLOT is elk facet van het accreditatiekader volgens de PDCA-cyclus uitgewerkt. In het kwaliteitshandboek dat de FLOT hanteert is o.a. vastgelegd wie voor de beleidsontwikkeling en uitvoering van de verschillende onderwerpen verantwoordelijk is, welke evaluatie-instrumenten worden gebruikt en met welke frequentie die worden ingezet en welke organisatie-, besluitvorming- en overlegstructuur worden gehanteerd. Bij tegenvallende resultaten wordt nader onderzoek gedaan naar de oorzaken van de gevonden kwaliteitsproblemen. De informatie die uit de evaluaties, waaronder de eerder genoemde gedetailleerde studentenenquête, naar voren komt, stellen de FLOT in staat om gericht actie te ondernemen. De respons op sommige opleidingsspecifieke evaluaties is laag, waardoor het niet altijd mogelijk is om algemene conclusies te trekken over kwaliteitsaspecten van programmaonderdelen en onderwijsactiviteiten. In het studiejaar 2008-2009 zijn door opleidingen verschillende maatregelen genomen om de respons van studenten te vergroten. Masterbreed hebben deze nog niet tot de gewenste kwantitatieve respons geleid. In dit verband merkt het auditteam op dat het goed is dat de opleidingen evalueren maar dat het risico van te veel evalueren dreigt. Overwogen kan worden om nieuwe studieonderdelen snel te evalueren en bij voldoende resultaat een jaar over te slaan. Master Bedrijfseconomie De hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie wordt regelmatig geëvalueerd. Het auditteam heeft informatie gekregen tijdens de audit van het management, de docenten en de studenten over de wijze waarop binnen deze opleiding geëvalueerd wordt. De evaluaties zijn duidelijk wat inhoud betreft en bieden de opleiding voldoende gelegenheid om op basis van deze evaluaties verbetermaatregelen te nemen. Studenttevredenheid Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat de studenten vinden dat er voldoende onderwijsevaluaties plaatsvinden. Er wordt serieus omgegaan met de resultaten uit deze evaluaties.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 48
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Na de evaluaties Generiek Het auditteam heeft geconstateerd, dat de masteropleidingen Leraar verbeterbeleid voeren. Uit de documentatie en tijdens de audit is gebleken dat de opleidingen op verschillende terreinen verbetermaatregelen nemen. Het auditteam constateert in dit verband dat de opleidingen voldoende kritisch zijn wat betreft het eigen functioneren. Wanneer niet aan de gestelde kwaliteitscriteria is voldaan of wanneer er signalen uit het werkveld, van studenten of van medewerkers zijn over te nemen verbetermaatregelen, dan ondernemen de opleidingen actie. Op basis van evaluaties en de analyse van de resultaten wordt verbeterbeleid geformuleerd en geconcretiseerd in verbeteracties. Evaluatieresultaten die betrekking hebben op eenvoudig op te lossen zorgpunten worden tussentijds en zonder veel bureaucratie aangepakt en opgelost. De interne audit en accreditatie leveren twee keer per zes jaar de input voor verbeterbeleid. De jaarlijkse evaluatiecyclus doet dit aan het begin van elk studiejaar. Het verbeterbeleid wordt opgenomen in de jaarlijkse cyclus van planning en controle, waarin FLOT zich aan de Raad van Bestuur van Fontys verantwoordt. Studenten en docenten kunnen via de website van FLOT suggesties doen die de kwaliteit van de opleidingen ten goede komen. Ook kunnen ze hier hun klachten kwijt. De verantwoordelijkheid voor de ‘verbetersuggesties’ ligt bij één van de adjunct-directeuren. Evaluaties waaronder het studenttevredenheidsonderzoek en module-evaluaties zijn signalerend van aard en leveren vrij algemene informatie over mogelijke knelpunten op. De resultaten van module-evaluaties worden nabesproken in de les. Uit de eerstvolgende evaluatie en uit bespreking in het student-docentoverleg blijkt of de ingezette verbeteracties het gewenste effect sorteren. De mastercoördinatoren komen elke twee weken onder leiding van de teamleider bij elkaar. Ook de docent Onderzoek is bij het overleg aanwezig. In het overleg worden problemen over onderwijs, organisatie en evaluatieresultaten besproken. Ook worden er gezamenlijk verbetervoorstellen geformuleerd. Op basis van evaluatieresultaten, overlegorganen en online verbetersuggesties zijn verschillende verbeteringen gerealiseerd. Een voorbeeld van een algemeen genomen verbetermaatregel is dat de beschikbaarheid van de roosters is vervroegd. Een ander voorbeeld is dat op basis van de evaluatie onder studenten en docenten recent verbeteringen aangebracht zijn op het gebied van toetsing en begeleiding. Master Bedrijfseconomie Het auditteam is gebleken dat de opleiding daadwerkelijk verbetermaatregelen uitvoert. Na ieder studieonderdeel vindt er een evaluatie plaats die in eerste instantie bedoeld is om de docent te informeren over de kwaliteit van de lessen. De resultaten worden vervolgens besproken in het student-docentoverleg en doorgegeven aan de teamleider. In deze rapportage is een aantal keren aangegeven dat studenten niet altijd tevreden waren over verschillende aspecten binnen de opleiding waarna er (soms substantiële) verbetermaatregelen zijn genomen. De opleiding geeft in dit verband aan dat in het uiterste geval docenten van hun taak ontheven worden indien zij niet voldoen. Dit is in het recente verleden daadwerkelijk gebeurd. Op onderdelen is het studiemateriaal herzien. Daarnaast zijn studieonderdelen wat opzet veranderd en is de wijze van toetsing aangepast.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 49
Tevredenheidsonderzoek In het kwaliteitszorgbeleid is de procedure vastgelegd voor het trekken van conclusies uit de uitkomsten en voor het opstellen en monitoren van verbeteractiviteiten. Zo is bijvoorbeeld vastgelegd dat een analyse wordt gemaakt van de uitkomsten van het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek onder studenten en dat hierover aan het begin van het nieuwe studiejaar afspraken ter verbetering worden gemaakt tussen het management en het College van Bestuur. Beheer van de verbetercyclus De opleiding heeft in schemavorm aangegeven wie binnen de opleidingen verantwoordelijk is voor welke verbeteractiviteiten. Bijvoorbeeld: de expertisegroepen die deel uit maken van de masteropleidingen Leraar zijn verantwoordelijk voor het verbeterbeleid wat betreft het opleidingskader, het programma, de instroom, de studiebegeleiding, de planning en organisatie en de voorzieningen. Studenttevredenheid Studenten zijn tevreden over de wijze waarop de opleiding op dit moment voor hen waarneembare verbetermaatregelen neemt. Tijdens de audit lieten studenten weten dat zij tevreden zijn over de verbetermaatregelen van de opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 50
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. FLOT-breed De masteropleidingen Leraar worden gekenmerkt door kleinschaligheid. Op de vaste contactdag zijn deeltijdstudenten, docenten en de opleidingscoördinator aanwezig. De lijnen binnen de opleidingen zijn kort. Studenten die een (kwaliteits)probleem ervaren, spreken de opleidingscoördinator hier bijvoorbeeld tijdens de contactdag persoonlijk op aan. Communicatie met externe betrokkenen vindt plaats door de digitale FLOT-nieuwsbrieven, het magazine Vector voor de scholen in de regio en via de FLOT-website. Medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld zijn betrokken bij de interne kwaliteitszorg voor de masteropleidingen Leraar. We gaan hierna in op de betrokkenheid van deze partijen bij de kwaliteitszorg. Studenten Generiek De masteropleidingen Leraar zijn in 2008-2009 gestart met student-docentoverleg. Tijdens dit overleg wordt gesproken over kwaliteitsaspecten waaronder het niveau, de opbouw en uitvoering van het programma, de begeleiding en de informatievoorziening, het formuleren van verbetervoorstellen en het volgen van de implementatie van het verbeterbeleid. Met ingang van studiejaar 2007-2008 is voor geheel FLOT de studentenraad actief. Eenmaal per maand is er een overleg met de directie. Het auditteam is gebleken dat de punten die tijdens dit overleg aan de orde worden gesteld voor de opleidingen relevant zijn. Zo is er door inspraak van de studentenraad op het niveau van de Raad van Bestuur meer aandacht gekomen voor het probleem over het studievoortgangssysteem PeopleSoft. Master Bedrijfseconomie De opleiding biedt studenten de gelegenheid om onder andere binnen de kaders van het student-docentoverleg met de opleiding van gedachten te wisselen over kwaliteitsaspecten. Daarnaast, zo geeft de opleiding aan, is er ook binnen meer informele kaders voor studenten gelegenheid om docenten en management aan te spreken op het terrein van kwaliteitszorg. Daarnaast evalueert de vakdocent het studieonderdeel met studenten aan het eind van de betreffende periode. Maatregelen waarover de opleiding in gesprek is met studenten betreffen onder meer: van ieder studieonderdeel staat de volledige informatie betreffende inhoud, werkwijze, toetsing en ondersteunende materialen vóór aanvang van de cursus op N@tschool. Er zal extra aandacht worden besteed aan inhoudelijke uitleg, voornamelijk door middel van ‘frontaal’ onderwijs en er komen meer mogelijkheden met betrekking tot de studeerbaarheid van het programma (maatwerk). In het student-docentoverleg wordt de feedback van studenten doorgesproken en worden acties gepland die binnen de opleidingen Algemene Economie en Bedrijfseconomie wenselijk zijn. Alle opmerkingen en actiepunten worden genotuleerd en in conceptversie verstuurd naar de deelnemers van het overleg. Met ingang van februari 2010 schrijft iedere docent een reactie op de cursusevaluatie van zijn/haar onderwijsonderdelen. De evaluatie en de reactie van de docent worden besproken in het masterdocentenoverleg; afspraken en verbeterinitiatieven worden vastgelegd. De opleidingscoördinator bewaakt de opvolging en afwerking.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 51
Opleidingscommissie Voor de masters is begin 2010 een aparte opleidingscommissie van studenten opgericht, waarin de teamleider van de masters, een opleidingscoördinator en minimaal zes masterstudenten (verdeeld over de opleidingen) zitting hebben. Deze commissie brengt gevraagd en ongevraagd advies uit over voor de opleiding relevante onderwerpen. Ook kan zij nieuwe thema’s aandragen die in het curriculum opgenomen kunnen worden. Werkveldcommissie Master Bedrijfseconomie De opleiding Bedrijfseconomie beschikt over een werkveldcommissie, bestaande uit twee docenten afkomstig uit het eerstegraads, en twee uit het tweedegraads onderwijsveld, aangevuld met de coördinatoren van de bachelor- en masteropleiding. Zij adviseren de opleiding over praktijkrelevante ontwikkelingen binnen het vakgebied. Naast de werkveldcommissie dragen externe partijen bij aan de verdere ontwikkeling van het studieprogramma. Zo zijn er contacten met de Universiteit van Tilburg die betrokken zijn bij de kwaliteitsbewaking van het curriculum en bij het verzorgen van gastcolleges. Alumnibeleid Sinds het studiejaar 2006-2007 is er een start gemaakt met de opzet van een FLOT-breed alumnibeleid. Inmiddels telt de alumnivereniging ongeveer tweehonderd leden (bachelors én masters). Ten minste eenmaal per jaar ontvangen de opleidingen belangstellende oudstudenten. De bijeenkomsten hebben een tweeledig doel: het informeren van de oud-studenten over onderwijskundige ontwikkelingen binnen de lerarenopleiding en het uitwisselen van expertise tussen opleiding en beroepenveld. Wetenschappelijke Raad van Advies De Wetenschappelijke Raad van Advies is ingesteld in studiejaar 2005-2006 en adviseert de masteropleidingen van FLOT. De leden van de Raad zijn vertegenwoordigers van universiteiten en lectoren die verbonden zijn aan Fontys. Raad van Advies VO De Raad van Advies VO is een FLOT-breed orgaan. De taak en samenstelling van de Raad van Advies zijn door de opleiding vastgelegd. De Raad bestaat uit rectoren van VO-instellingen uit de regio. Vanuit FLOT zijn de directie en de lector Leerstrategieën aanwezig bij de bijeenkomsten van de raad. De Raad van Advies VO verstrekt informatie over ontwikkelingen in het werkveld en beroepenveld en adviseert over eindkwalificaties en het curriculum. Tevredenheid van de studenten Hoewel resultaten van onderwijsevaluaties via verschillende kanalen gepubliceerd worden, worden studenten naar hun zin toch te weinig geïnformeerd over de uitkomsten van onderwijsevaluaties. Het student-docentoverleg beoordelen zij in dit verband als positief: van hierin besproken speerpunten wordt werk gemaakt door de opleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 52
6.
Resultaten
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Inleiding Het auditteam heeft voorafgaand aan en tijdens de audit aandacht besteed aan het gerealiseerde niveau. Concreet zijn er eindwerkstukken en andere uitgevoerde praktijkonderzoeken opgevraagd bij de verschillende opleidingen en hebben werkveld- en vakdeskundigen deze werkstukken bestudeerd. Hierna besteedt het auditteam aandacht aan: de wijze waarop de afsluitende toetsing plaatsvindt, de borging van het eindniveau, de mening van alumni over het gerealiseerde niveau, het algemene beeld van het auditteam ten aanzien van de afstudeeropdracht en het gerealiseerde niveau van de opleiding waar deze rapportage betrekking op heeft. Afsluitende toetsing Binnen het generieke opleidingsprogramma wordt het oordeel over het gerealiseerde niveau en de beroepsgerichte oriëntatie bepaald door de beoordeling van de stage en het afsluitende praktijkonderzoek. De oriëntatie is herkenbaar in de doelstelling om professionals op te leiden die in de bovenbouw van het voorbereidend hoger onderwijs kunnen functioneren en daarbij een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling en verbetering van de beroepsuitoefening door systematisch onderzoek van de beroepspraktijk. De student moet in ieder geval op basis van de stage aantonen dat hij de opleidingscompetenties beheerst en in staat is de vakkennis en vakdidactiek te integreren. Borging eindniveau, praktijkonderzoek en stage De opleidingen hebben ijkpunten geformuleerd voor beoordelingscriteria en beoordelingsnormen voor het afsluitende praktijkonderzoek. Het afsluitend onderzoek binnen de masteropleiding betreft een praktijkrelevant onderzoek. Met de term praktijkonderzoek geeft de opleiding aan dat het onderzoek start bij een vraag of notie over de eigen lespraktijk van de student of over de praktijk van de school. In de visie van FLOT maakt het praktijkonderzoek deel uit van de leerstrategie van een professional. Het gaat dan om het systematisch onderzoeken van de praktijk en het betrekken van inzichten, theorieën, modellen en concepten bij het formuleren van oplossingen en aanbevelingen voor de verbetering of verdere ontwikkeling van de beroepspraktijk. Zelfstandig problematieken/thematieken kunnen herkennen en onderzoeksmatig kunnen benaderen behoort tot de competenties van de afgestudeerde masterstudent. Het is beleid binnen FLOT dat de student voor het afstudeeronderzoek in principe een onderwerpkeuze kan maken dat direct gerelateerd is aan het onderwijs. Het onderwerp van het praktijkonderzoek dient door middel van literatuuronderzoek verkend te worden. Veel opleidingen sturen er inmiddels op dat studenten vakdidactische onderwerpen kiezen voor het praktijkonderzoek en studenten ervan afhouden algemeen pedagogische onderwerpen te kiezen in het domein van de schoolpraktijk. Naast het praktijkonderzoek laten verschillende opleidingen tevens een vakinhoudelijk onderzoek c.q. literatuuronderzoek doen ter afsluiting van het vakinhoudelijke gedeelte van de studie. Bij de beoordeling van het afstudeeronderzoek is naast de begeleider altijd een onafhankelijke tweede beoordelaar betrokken. Dit is over het algemeen een vakdocent van de opleiding. Deze beoordelaar controleert onder andere of de beoordelingscriteria op de juiste wijze zijn toegepast.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 53
De stage wordt beoordeeld aan de hand van de opleidingscompetenties en de bijbehorende eisen. De opleiding heeft bij iedere competentie beschreven wat de student aan competent gedrag moet laten zien. Om de competenties aan te tonen, dient de student een portfolio samen te stellen. Vooraf wordt met de Fontys-Contactdocent afgestemd waar het portfolio aan moet voldoen. De wijze waarop de beoordeling van de stage plaatsvindt, is vastgelegd in het ‘Stageprotocol Masteropleidingen’. Bij de beoordeling van de stage is een externe beoordelaar betrokken: de schoolpracticumdocent. Als op de betreffende school een opleidingsdocent aanwezig is, dan is die eveneens bij de beoordeling betrokken. Alumni over het gerealiseerde niveau De waardering van het opleidingsniveau door alumni en afstudeerders blijkt uit het startbekwaamhedenonderzoek dat door FLOT in het najaar van 2009 is afgenomen onder alumni en derdejaars studenten van alle masteropleidingen, behalve Biologie (de masterlerarenopleiding Biologie is van start gegaan in september 2008 en kent nog geen alumni of derdejaarsstudenten). De alumni en derdejaarsstudenten geven aan dat zij de SBLcompetenties beheersen en voldoen aan de Dublin Descriptoren. Afstudeeronderzoek, algemeen beeld Generiek Het auditteam constateert dat door studenten een afstudeeronderwerp gekozen wordt dat relevant is voor de school waar de student werkzaam is. Het praktijkonderzoek richt zich, zoals al onder facet 2.1 is vermeld, vaak sterk op het mesoniveau van de onderwijsorganisatie waar studenten werkzaam zijn, ook al hebben studenten de mogelijkheid om ook vakdidactisch praktijkonderzoek te doen. De afstudeeronderzoeken hebben bijvoorbeeld betrekking op de keuze van profielen door leerlingen of de aansluiting tussen onder- en bovenbouw. Zoals al hierboven vermeld, sturen veel opleidingen er inmiddels op dat studenten vakdidactische onderwerpen kiezen voor het praktijkonderzoek. Deze thematiek is al langere tijd onderwerp van gesprek binnen FLOT. De auditcommissie adviseert FLOT in deze thematiek nu tot een beleid te komen en juicht het toe dat het accent komt te liggen op vakdidactische praktijkonderzoeken. Door met de onderwerpskeuze/onderzoeksvraag voor het afstudeerwerk dichter bij het vak (vakinhouden en/of vakdidactiek) te blijven, komen de opleidingsdocenten door hun expertise op dit terrein beter tot hun recht. Master Bedrijfseconomie Het auditteam heeft voorafgaand en tijdens de audit de gelegenheid gehad om tien eindwerkstukken op het terrein van Bedrijfseconomie te bestuderen. De onderzoeken hadden betrekking op o.a. een praktijkonderzoek naar de effectiviteit van een lessenserie, PGO en het belang van huiswerk. De beoordeling van de eindwerkstukken lag tussen de cijfers 6 en 9. Negen werkstukken zijn door één student geschreven, één werkstuk door twee studenten. Het onderzoeksonderwerp wordt aangedragen door de school waar de student zijn afstudeeropdracht uitvoert. Daardoor zijn de onderzoeken meestal gericht op de beroepscomponent. Het auditteam komt wat het niveau van de bestudeerde werkstukken tot de volgende bevindingen. Zij zijn van een voldoende niveau. Het betreft in de regel werkstukken waarbij sprake is van een mix uit vakdidactiek en vakinhoud waarbij het auditteam opmerkt dat het wenselijk is om opdrachten te zoeken vanuit het vakgebied Economieonderwijs in plaats van opdrachten die zich in belangrijke mate richten op managementniveau. Als suggestie wil het auditteam de opleiding de mogelijkheid meegeven zich bij eindwerkstukken te richten op de ontwikkeling of de invoering van onderwijsmateriaal op het terrein van de economie. Naar de mening van het auditteam beschikt de opleiding over de potentie om studenten een eindwerkstuk te laten schrijven dat mee kan dingen naar de landelijke scriptieprijs.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 54
Facet 6.2. Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Streefcijfers Het rendement van de opleidingen heeft betrekking op het percentage geslaagden na een bepaald aantal jaren, de gemiddelde studieduur van de geslaagden en de gemiddelde studieduur van studenten die vroegtijdig uitvallen (studiestakers). FLOT heeft masterbrede streefcijfers geformuleerd voor het rendement: minimaal 70 procent geslaagden, met een gemiddelde studieduur van maximaal vier jaar, en maximaal 30 procent uitvallers met een gemiddelde studieduur van maximaal twee jaar. Rendementen Generiek Het definitieve rendement van de cohorten (alle masteropleidingen Leraar) 2002 tot en met 2008 kan nog niet vastgesteld worden, omdat van elk van deze cohorten nog studenten studeren. Zo studeert van cohort 2002 nog ruim 12 procent en van cohort 2003 bijna 12 procent. Op basis van eerdere ervaringen verwacht de opleiding dat de zittende studenten uit eerdere cohorten nauwelijks nog zullen uitvallen en voor het overgrote deel hun opleiding zullen afronden. De uitval van studenten die deel uit maakten van de cohort 2002 bedroeg bijna 10 procent. Dit percentage steeg in 2004 tot ruim 27 procent om in 2008 op bijna 8 procent uit te komen. Van cohort 2005 is inmiddels bijna de helft afgestudeerd, voor de cohort 2006 is dit bijna 40 procent. De reeds afgestudeerden van de cohorten 2007 en 2008 (zij laten een gemiddelde studieduur zien van respectievelijk 1,6 en 1,2 studiejaar) beschikten veelal over eerder verworven competenties, waardoor zij het programma versneld konden doorlopen. Master Bedrijfseconomie De opleiding heeft in tabelvorm een overzicht gepresenteerd van de afstudeergegevens. Hieruit blijkt dat het aantal studenten is toegenomen van zes instromers in 2002 tot vijftien instromende studenten in 2008. De opleiding voert zgn. exitgesprekken met studenten die de opleiding voortijdig verlaten en heeft daardoor inzicht in de beweegredenen van studenten om te stoppen met de masterstudie Bedrijfseconomie. Gelet op de geringe instroom is het niet mogelijk om richtinggevende conclusies te trekken uit de rendementscijfers. In ieder geval geldt voor de cohorten 2002, 2003 en 2005 dat de opleiding de streefcijfers niet haalt. Voor de cohorten 2004, 2006 en 2008 worden de rendementscijfers wel gehaald. Van de cohorten 2002 en 2003 studeert geen student meer. Verbetermaatregelen Uit studievoortgangsgesprekken blijkt dat studievertraging veelal dezelfde oorzaak heeft als het voortijdig verlaten van de opleiding: de combinatie van studie, werk en gezin wordt als zwaar ervaren. De masteropleidingen kunnen op deze factor weinig invloed uitoefenen. Daarbij is de studielast van de opleidingen (twintig uur per week) een gegeven. FLOT heeft het probleem besproken tijdens een bijeenkomst van de Raad van Advies VO. Laatstgenoemde gaf aan een bijdrage te willen leveren aan een oplossing ervan. Na de visitatie in 2004 zijn de intakegesprekken voor aanvang van de studie masterbreed doorgevoerd. Ook is er geïnvesteerd in studieloopbaanbegeleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 55
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 56
6.
OORDEELSCHEMA Masterlerarenopleiding Bedrijfseconomie voltijd, deeltijd en duaal
Onderwerp / Facet 1. Doelstellingen opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau master 1.3. Oriëntatie hbo
Oordeel V2 G V G
2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G G V V V G V
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
V V G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld
V G V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
V
V
V
V
V V V V
Derhalve adviseert Hobéon Certificering de NVAO de aangegeven hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie, verzorgd door Fontys Lerarenopleiding Tilburg, croho-nummer 45271 in al haar varianten te accrediteren.
2
Extra aantekening ‘goed’
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 57
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 58
7.
BIJLAGEN
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 59
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 60
BIJLAGE I PROGRAMMA EN GESPREKSPARTNERS Auditprogramma masters FLOT 25-26-27 mei 2010 Kernteam: Van der Herberg, Van den Bergh, Boersma, Ronner, Orlandini, Broers. Dinsdag 25 mei 2010 Di. 8.15 Di. 08:30 – 09:15
Inloop Intern overleg kernteam: Van der Herberg, Van den Bergh, Boersma, Ronner, Orlandini, Broers Gespreksonderwerpen: Status generiek en plaats in het vervolgtraject Toelichting op het programma Conclusies documentenanalyse Bevindingen afstudeerwerken Aandachtspunten audit
Di. 09:15 – 10:15
Managementteam Kernteam: Van der Herberg, Van den Bergh, Boersma, Ronner, Orlandini, Broers FLOT: directeur, adjunct-directeur en teamleider masteropleidingen Gespreksonderwerpen: strategisch beleid/visie/missie, marktpositie en instroom, relatie beroepenveld, plaats master binnen de organisatie, in het bijzonder relatie bachelor- en masteropleiding Leraar, internationalisering rendementen/resultaten, toetsbeleid Drie accenten master: • Onderzoekscomponent • Brede rol masterdocent • Vakinhoudelijke verdieping
Di 10:15 – 11:00
Personeelsbeleid
Kwaliteitszorg
Deel kernteam: Van der Herberg, Boersma, Orlandini FLOT: adjunct-directeur, teamleider masteropleidingen, 2 teamleiders
Deel kernteam: Ronner, Van den Bergh, Broers FLOT: directeur, teamleider masteropleidingen, coördinator kwaliteitszorg, 1 opleidingscoördinator
Gespreksonderwerpen: kwantiteit en kwaliteit personeel - hbopersoneel, binding praktijk en netwerken – functioneringsgesprekken – deskundigheidsbevordering – onderzoeksvaardigheden
Gespreksonderwerpen: PDCA-cyclus - evaluaties en verbeterbeleid betrekken van verschillende geledingen bij de interne kwaliteit van de opleidingen
Di 11:00 – 11:15
Pauze
Di 11:15 – 12:00
Lectoraat
Werkveld/werkgevers
Kernteam: Van der Herberg, Boersma, Broers FLOT: lectoren en docenten betrokken bij lectoraat
Kernteam: Ronner, Van den Bergh, Orlandini FLOT: vertegenwoordiging Raad van Advies VO
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 61
Gespreksonderwerpen: opdracht van het lectoraat - relatie en betrokkenheid bij het onderwijs - onderzoek kenniskring - participatie studenten – praktijkgericht onderzoek
Di 12:00 – 12:45
Wetenschappelijke oriëntatie Deel kernteam: Van der Herberg, Boersma, Orlandini FLOT: vertegenwoordiging Wetenschappelijke Raad van Advies Gespreksonderwerpen: Wetenschappelijke oriëntatie van alle opleidingen – verankering onderzoekscomponent in het programma, wat ook moet blijken uit de toetsing en beoordeling – de verschillen tussen bacheloren masteropleiding
Gespreksonderwerpen: contacten met opleiding over onder andere: actuele ontwikkelingen en doorvertaling naar programma - andere wensen vanuit het werkveld - stage en begeleiding onderzoekscomponent Werkplekleren/stage Deel kernteam: Ronner, Van den Bergh, Broers FLOT-vertegenw.: 1 opleidingsdocent (vo), 1 schoolpracticumdocent (vo), 1 FontysContactdocent (FLOT), voorzitter expertisegroep meesterschap en FCD, teamleider masteropleidingen, adjunct onderwijs Gespreksonderwerpen: programma: inhoud en samenhang – afspraken – begeleiding studenten– beoordeling - personeelwie zijn er bij het werkplekleren betrokken, welke taken enzovoort – kwaliteitszorg onderzoekscomponent
Di 12:45 – 13:30
Lunchpauze kernteam
Di 13:30 – 14:45
APV en Onderzoek Kernteam: V.d. Herberg, V.d. Bergh, Boersma, Ronner, Orlandini, Broers FLOT: docenten APV en Onderzoek
Di 14:45 – 16:00
Gespreksonderwerpen: ontwikkeling en samenhang met het vakinhoudelijke programma overeenkomsten en verschillen tussen de programma’s vt en dt - borging actualiteit – internationalisering – studielast - aansluiting instromende studenten - didactisch concept en werkvormen – methoden en technieken (er wordt een rapport over de generieke programmaonderdelen opgesteld) Toetsing en borging eindniveau generiek Kernteam: V.d.Herberg, V.d. Bergh, Boersma, Ronner, Orlandini, Broers FLOT: teamleider masteropleidingen, vertegenwoordigers examencommissies, voorzitter expertisegroep toetsing en docent onderzoek
Di 16:00 – 17:00
Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie, vrijstellingen, borging en uitvoering, validiteit/objectiviteit - resultaten/rendementen studeerbaarheid, studielast op partnerscholen Generieke onderdelen: inzien documenten Kernteam: Van der Herberg, Van den Bergh, Boersma, Ronner, Orlandini, Broers
Di 17:00 – 18:00
Overleg kernteam, interne terugkoppeling generiek en maaltijd
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 62
Woensdag 26 mei Talenopleidingen: Duits, Engels Wo 08.30 – 09:15
Wo 09:15 – 10:30
Intern: Inpraten leden auditteam Talenopleidingen, opleidingen Exacte vakken en M&M-opleidingen: Van der Herberg, Ronner, Claessen, van Asseldonk, Boersma, Zwanenveld, Kwakernaak, Versluis, Betlem, Orlandini, Van der Linden, Broers. Duits: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: Kwakernaak, Betlem, v. Asseldonk, Ronner, Orlandini FLOT: opleidingscoördinator DU, 2 - 4 docenten DU Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort
Wo 10:30 – 10:45 Wo 10:45 – 12.00
Pauze Engels: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: Kwakernaak, Betlem, v. Asseldonk, Ronner, Orlandini FLOT: opleidingscoördinator EN, 2 - 4 docenten EN Gespreksonderwerpen: Relatie beroepenveld – internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, zijn contacten met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij, enzovoort.
Wo 12:00 – 13:00 Wo 13:00 – 14:00
Lunchpauze auditteam Toetsing en borging eindniveau DU+EN Auditteam: Kwakernaak, Betlem, v. Asseldonk, Ronner, Orlandini FLOT: teamleider DU+EN, 2 opleidingscoördinatoren DU+EN, 1 docent DU, 1 docent EN Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie, vrijstellingen, borging en uitvoering, validiteit/objectiviteit – resultaten/rendementen – studeerbaarheid, studielast – toetsen en beoordelen op partnerscholen
Wo 14:00 – 15:00
At-randomgesprekken met studenten Auditteam: Kwakernaak, Betlem, v. Asseldonk, Ronner, Orlandini FLOT: keuze uit studenten van alle masteropleidingen
Wo 15:00 – 16:00
Inzien documenten DU en EN Auditteam: Kwakernaak, Betlem, Orlandini
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 63
Opleidingen Exacte vakken: Biologie, Wiskunde Wo 08.30 – 09:15
Wo 09:15 – 10:30
Inpraten leden auditteam Talenopleidingen, opleidingen Exacte vakken en M&M-opleidingen: Van der Herberg, Ronner, Claessen, van Asseldonk, Boersma, Zwanenveld, Kwakernaak, Versluis, Betlem, Orlandini, Van der Linden, Broers. Biologie: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: Claessen, Boersma, v.d. Herberg, Van der Linden, Broers FLOT: 2 opleidingscoördinatoren , 2 - 4 docenten BI Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort Wiskunde: inzien documenten Auditteam: Zwanenveld
Wo 10:30 – 10:45 Wo 10:45 – 12.00
Pauze Wiskunde: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: Claessen, Zwanenveld, v.d. Herberg, Van der Linden, Versluis FLOT: opleidingscoördinator WI, 2 - 4 docenten WI Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met ’t werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij. enz. Biologie: inzien documenten Auditteam: Boersma
Wo 12:00 – 13:00 Wo 13:00 – 14:00
Lunchpauze auditteam Toetsing en borging eindniveau BI Auditteam: Boersma, v.d. Herberg, Van der Linden, Broers FLOT: teamleider BI, opleidingscoördinator BI, docent Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie, vrijstellingen, borging en uitvoering, validiteit/objectiviteit – resultaten/rendementen – studeerbaarheid, studielast – toetsen en beoordelen op partnerscholen
Wo 13:00 – 14:00
Toetsing en borging eindniveau WI + EC Auditteam: Zwanenveld, Claessen, Versluis FLOT: teamleider WI+EC, 3 opleidingscoördinatoren WI, AE+BE, docent WI, docent EC Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie, vrijstellingen, borging en uitvoering, validiteit/objectiviteit – resultaten/rendementen – studeerbaarheid, studielast – toetsen en beoordelen op partnerscholen
Wo 14:00 – 15:00
Ad random-gesprekken met studenten Auditteam: Zwanenveld, Boersma, Claessen, Versluis, Van der Linden, Broers, v.d. Herberg FLOT: keuze uit studenten van alle masteropleidingen
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 64
Wo 15:00 – 15:30
Terugkoppeling Auditteam: Boersma, Zwanenveld, Claessen, v.d. Herberg, Versluis, Broers, Van der Linden
Wo 15:30 – 16:00
Gesprek met studenten Aardrijkskunde Auditteam: v.d. Herberg, Versluis, v.d. Linden, Ronner FLOT: 3 - 5 studenten
Wo 16:10 – 16:40
Gesprek met studenten Geschiedenis Auditteam: v.d. Herberg, Versluis, v.d. Linden, Ronner FLOT: 3 -5 studenten
Wo 16:50 – 17:20
Gesprek met studenten Maatschappijleer Auditteam: v.d. Herberg, Versluis, v.d. Linden , Ronner FLOT: 3 -5 studenten
Wo 17:20 – 19:00
Diner auditteam
Wo 19.00 – 19:30
Gesprek met studenten Duits Auditteam: Kwakernaak, Betlem, Orlandini, Ronner, v. Asseldonk FLOT: 3 -5 studenten
Wo 19.40 – 20:10
Gesprek met studenten Engels Auditteam: Kwakernaak, Betlem, Orlandini, Ronner, v. Asseldonk FLOT: 3 -5 studenten
Wo 20.20 – 20:50
Gesprek met studenten Frans Auditteam: Kwakernaak, Betlem, Orlandini, v. Asseldonk FLOT: 3 -5 studenten
Gesprek met studenten Economie Auditteam: v. Asseldonk, Orlandini, Broers, Claessen FLOT: 3 -5 studenten Gesprek met studenten Wiskunde Auditteam: Zwanenveld, Claessen, Orlandini, v. Asseldonk, Broers FLOT: 3 -5 studenten Gesprek met studenten Biologie Auditteam: Boersma, Claessen, Orlandini, v. Asseldonk, Broers FLOT: 3 -5 studenten
Gesprek met studenten Natuurkunde Auditteam: Claessen, v.d. Linden, Broers FLOT: 3 -5 studenten Gesprek met studenten Scheikunde Auditteam: Claessen, v.d. Linden , Broers FLOT: 3 -5 studenten Gesprek met studenten Nederlands Auditteam: Ronner, Claessen, v.d. Linden, Broers FLOT: 3 -5 studenten
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 65
Donderdag 27 mei Talenopleidingen: Frans en Nederlands Do 08.30 – 09:15
Do 09:15 – 10:30
Inpraten leden auditteam Talenopleidingen, opleidingen Exacte vakken en M&M-opleidingen: Van der Herberg, Ronner, Claessen, van Asseldonk, Van der Bergh, Kwakernaak, v.d. Vaart, Eijkelhof, Bens, Hoevers, Belien, Versluis, Betlem, Orlandini, v.d. Linden, Jackson, Broers. Frans: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: Kwakernaak, Betlem, Ronner, Orlandini FLOT: opleidingscoördinator FA, 2 - 4 docenten FA Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld – toetsen en beoordelen – internationalisering – materiële voorzieningen – deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort
Nederlands: inzien documenten Auditteam: v.d. Bergh Do 10:30 – 10:45 Do 10:45 – 12.00
Pauze Nederlands: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: v.d. Bergh, Betlem, Ronner, Orlandini FLOT: opleidingscoördinator NE, 2 - 4 docenten NE Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld – toetsen en beoordelen – internationalisering – materiële voorzieningen – deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort Frans, Engels en Duits: inzien documenten Auditteam: Kwakernaak
Do 12:00 – 13:00 Do 13:00 – 14:00
Lunchpauze auditteam Toetsing en borging eindniveau FA+NE Auditteam: Kwakernaak, v.d. Bergh, Betlem, Ronner, Orlandini FLOT: teamleider FA+NE, 2 opleidingscoördinatoren FA en NE, 1 docent FA, 1 docent NE, Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie, vrijstellingen, borging en uitvoering, validiteit/objectiviteit – resultaten/rendementen – studeerbaarheid, studielast – toetsen en beoordelen op partnerscholen
Do 14:00 – 15.00
Inzien documenten talen, vooroverleg talenauditteam inzake terugkoppeling Auditteam: Kwakernaak, v.d. Bergh, Betlem, Ronner, Orlandini
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 66
Opleidingen Exacte vakken: Natuurkunde, Scheikunde, Economie Do 08.30 – 09:15
Inpraten leden auditteam Talenopleidingen, opleidingen Exacte vakken en M&M-opleidingen: Van der Herberg, Ronner, Claessen, van Asseldonk, Van der Bergh, Kwakernaak, Eijkelhof, Bens, v.d. Vaart, Hoevers, Belien, Versluis, Betlem, Orlandini, v.d. Linden, Jackson, Broers.
Do 09:15 – 10:30
Natuurkunde: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: Eijkelhof, Claessen, Broers FLOT: opleidingscoördinator NA, 2-4 docenten NA
Do 09:15 – 10:30
Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort Economie: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: Hoevers, v. Asseldonk, Jackson FLOT: opleidingscoördinator EC, 2-4 docenten EC Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort
Do 10:30 – 10:45 Do 10:45 – 12.00
Pauze Scheikunde: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: Eijkelhof, Claessen, Broers FLOT: opleidingscoördinator SK, 2 - 4 docenten SK Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort
Do 10.45 – 11.45
Toetsing en borging eindniveau WI + EC Auditteam: Hoevers, v. Asseldonk, Jackson FLOT: teamleider WI+EC, 3 opleidingscoördinatoren WI, AE en BE, 1 docent WI, 1 docent EC
Do 12:00 – 13:00 Do 13:00 – 14:00
Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie, vrijstellingen, borging en uitvoering, validiteit/objectiviteit – resultaten/rendementen – studeerbaarheid, studielast – toetsen en beoordelen op partnerscholen Lunchpauze auditteam Toetsing en borging eindniveau met NA+SK Auditteam: Eijkelhof, Claessen, Jackson, Broers FLOT: teamleider NA+SK , 2 opleidingscoördinatoren NA en SK , 1 docent NA, 1 docent SK,
Do 14.00 – 15.00
Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie, vrijstellingen, borging en uitvoering, validiteit/objectiviteit – resultaten/rendementen – studeerbaarheid, studielast – toetsen en beoordelen op partnerscholen Natuurkunde, Scheikunde en Economie: inzien documenten Auditteam: Eijkelhof, Claessen, Broers, Hoevers, v. Asseldonk, Jackson
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 67
Opleidingen M&M: Aardrijkskunde, Geschiedenis, Maatschappijleer Do 08.30 – 09:15
Do 09:15 – 10:30
Inpraten leden auditteam Talenopleidingen, opleidingen Exacte vakken en M&M-opleidingen: Van der Herberg, Ronner, Claessen, van Asseldonk, Van der Bergh, van der Vaart, Kwakernaak, Eijkelhof, Bens, Hoevers, Belien, Versluis, Betlem, Orlandini, v.d. Linden, Jackson, Broers. Aardrijkskunde: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: v.d. Herberg, v.d. Vaart, Versluis, v.d. Linden FLOT: 1 opleidingscoördinator AK, 2 - 4 docenten AK Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort
Geschiedenis: inzien documenten Auditteam: Belien Do 10:30 – 10:45 Do 10:45 – 12.00
Pauze Geschiedenis: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: v.d. Herberg, Belien, v.d. Vaart, Versluis, v.d. Linden FLOT: 1 opleidingscoördinator GS, 2 - 4 docenten GS Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort Maatschappijleer: inzien documenten
Do 12:00 – 13:00 Do 13:00 – 14:15
Auditteam: Bens Lunchpauze auditteam Maatschappijleer: docenten en opleidingscoördinator Auditteam: Bens, v.d. Herberg, Versluis, v.d. Linden FLOT: 1 opleidingscoördinator ML, 2 - 4 docenten ML Gespreksonderwerpen: relatie beroepenveld - internationalisering – materiële voorzieningen deskundigheidsbevordering/pop – studiebegeleiding. Het gaat hier vooral om wie de docent zelf is, hoe hij het programma uitvoert, welke contacten hij heeft met het werkveld, hoe houdt hij ontwikkelingen op het vakgebied bij enzovoort Aardrijkskunde: inzien documenten Auditteam: v.d. Vaart
Do 14:15 – 15:15
Toetsing en borging eindniveau met AK+GE+ML Auditteam: Belien, Bens, v.d. Vaart, v.d. Herberg, Versluis, v.d. Linden FLOT: teamleider AK+GE+ML, 3 opleidingscoördinatoren AK, GE en ML, 1 docent AK, 1 docent GE, 1 docent ML Gespreksonderwerpen: taken examencommissie en toetscommissie, vrijstellingen, borging en uitvoering, validiteit/objectiviteit – resultaten/rendementen – studeerbaarheid, studielast – toetsen en beoordelen op partnerscholen
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 68
Pending issues en terugkoppeling Do 15:15 – 15:45
Pending issues Kernteam en vakdeskundigen: Van der Herberg, Ronner, Claessen, van Asseldonk, Van der Bergh, van der Vaart, Kwakernaak, Eijkelhof, Bens, Hoevers, Belien, Versluis, Betlem, Orlandini, v.d. Linden, Jackson, Broers. FLOT: In elk geval zijn de directie en de teamleiders beschikbaar en van elke opleiding minimaal één docent.
Do 16:00 – 16:30
Mondelinge terugkoppeling voor alle opleidingen Kernteam en vakdeskundigen: Van der Herberg, Ronner, Claessen, van Asseldonk, Van der Bergh, van der Vaart, Kwakernaak, Eijkelhof, Bens, Hoevers, Belien, Versluis, Betlem, Orlandini, v.d. Linden, Jackson, Broers. FLOT: De terugkoppeling op onderwerpniveau en op hoofdlijnen is bedoeld voor iedereen die werkt bij FLOT en benieuwd is naar de mening van het auditteam over de kwaliteit van de opleidingen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 69
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 70
BIJLAGE II KWANTITATIEVE GEGEVENS VAN DE OPLEIDING
Studenten CROHO
Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs
Aantal masterstudenten 2009-2010
(ISAT-nr.)
van de eerste graad in
(teldatum 6-4-2010) Deeltijd*
45271
Bedrijfseconomie
54
*Er zijn geen studenten ingeschreven in de voltijdvariant of de duale variant.
Rendementsgegevens Master Bedrijfseconomie Cohort
Instroom
Rendement
Gem.
(aantal
(%)
2002
Uitval (%)
Gem.
Studerend
Studieduur
Studieduur
(%)
(jaar)
(jaar)
6
66,7
2,3
33,3
2,0
2003
5
60,0
2,3
40,0
4,5
0
2004
14
64,3
2,7
14,3
1,5
21,4
2005
10
50,0
1,4
40,0
1,8
10,0
2006
7
71,4
2,2
14,3
1,0
2007
14
28,6
2,0
2008
15
14,3 71,4
6,7
Vooropleiding studenten
0
1,0
93,3
hbo: 46 wo: 7 overige: 1 Geen. De masteropleidingen hebben te maken met een studentenpopulatie
Aantal vereiste jaren
die grotendeels reeds in het werkveld werkzaam is en zich verder wil
werkervaring
professionaliseren tot eerstegraads docent.
Docenten Opleiding
Aantal fte
Aantal
S/D-
studenten Bedrijfseconomie
1,40
Aantal aan de opleiding verbonden
ratio
54
39 8
docenten Aantal docenten tevens werkzaam in
2
beroepspraktijk Aantal docenten met een eerstegraads
allen
hbo- of wo-opleiding Aantal gepromoveerde docenten
1
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 71
Contacturen Definitie: Tijdens een contactuur heeft de masterstudent rechtstreeks contact met een of meer opleiders tijdens de generieke onderdelen (‘Algemene professionele vorming’, stage en ‘Voorbereiding onderzoek’) en vakspecifieke onderdelen, waaronder onderzoeksbegeleiding. Tijdens de wekelijkse contactdag zijn de studieleiding en de studieloopbaanbegeleiders persoonlijk bereikbaar en op andere dagen via telefoon en email. Contacturen deeltijdopleiding 1e Studiejaar
6-8 uur per week
e
6-8 uur per week
e
contacturen niet
2 studiejaar 3 studiejaar
geroosterd •
De masteropleidingen werken met één contactdag per week. In de eerste twee studiejaren zijn op die dag zes tot acht contacturen ingeroosterd zijn.
•
Voor enkele opleidingen loopt het vakspecifieke programma door in het derde jaar en zijn ook in dat jaar nog contacturen geroosterd. Voor de meeste opleidingen is de contacttijd in het derde jaar echter niet geroosterd, maar bestaat deze uit begeleidingsuren voor stage en onderzoek, die tot stand komen in overleg tussen student en docent.
•
De module ‘APV’ beslaat twee perioden en heeft een totale contacttijd van zestien uur: om de week vindt een bijeenkomst van twee uur plaats.
•
‘Voorbereiding onderzoek’ omvat ook twee perioden en kent een contacttijd van twee uur per week.
•
De stage duurt minimaal twintig lesweken.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 72
BIJLAGE III CURRICULA VITAE EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN AUDITOREN Drs. R.B. van der Herberg De heer Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Tevens maakte hij deel uit van de stuurgroep ‘Opleiden in de school’. Bij Hobéon zet hij zich sinds 2007 als senior adviseur in bij de accreditatieonderzoeken die worden uitgevoerd in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast adviseert hij het voortgezet onderwijs. Prof. dr. K. Boersma Als afgestudeerd geoloog begon de heer Boersma zijn carrière als doctoraalassistent en wetenschappelijk medewerker bij de Geologische Faculteit in Leiden. Tot voor kort as hij honorair hoogleraar Didactiek van de Biologie bij de afdeling Biologie van de Faculteit Bètawetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Hij ging juli 2010 met emeritaat. Daarvoor was de heer Boersma werkzaam als directeur bij het Freudenthal Instituut voor Didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen (2006-2008) en als hoogleraar Didactiek van de Biologie. Hij is voorzitter van de door OCW ingestelde Commissie Vernieuwing Biologie Onderwijs (CVBO) en de Raad voor de Aard- en Levenswetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW). Daarnaast is hij voorzitter van het bèta5-overleg van de vijf commissies voor de vernieuwing van de examenprogramma’s havo/vwo. Hij is (co-)auteur van een groot aantal wetenschappelijk artikelen en van het boek Research and the Quality of Science Education (Dordrecht, 2005). Prof. dr. H. v.d. Bergh De heer Van den Bergh studeerde psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1989 promoveerde hij op een proefschrift over een onderzoek naar de validiteit van examens Nederlands voor lbo en mavo. Op dit moment is hij bijzonder hoogleraar Toetsing en Didactiek van het Taalonderwijs aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was voor de Inspectie van het Onderwijs betrokken bij de evaluatie van de basisvorming. In de jaren negentig was hij als visiting fellow verbonden aan de University of California te Los Angeles (UCLA) en aan Princeton. De heer Van den Berg is sinds jaren betrokken bij een groot aantal projecten rond de kwaliteit van het onderwijs. Tot de opdrachtgevers behoren de Raad van Europa, de Inspectie, NWO en de Stichting voor Onderwijsonderzoek. Sinds 2008 heeft hij zitting in de adviescommissie ‘Veranderingen Centraal Examen havo/vwo Nederlands’ en in de periode 2007-2009 in de commissie ‘Doorlopende leerlijnen’ van OCW. Drs. P.J. Ronner De heer Ronner behaalde zijn doctoraal Germanistiek aan de Universiteit van Amsterdam in 1982, gevolgd door de afronding van de opleiding p&o op Hogeschool De Horst. Na een aantal jaren werkzaam te zijn geweest binnen het voortgezet onderwijs als docent en als vakbondsbestuurder, werd hij vanaf 1995 bestuurder. In de periode 1995-1998 werkte hij als vestigingsmanager, daarna als rector en vanaf 2005 als centraal directeur van middelbare scholen. Vanuit deze functies was hij o.a. verantwoordelijk voor de start van onderwijskundige ontwikkelingen, zoals de invoering van tweetalig resp. versterkt talenonderwijs, de Universumschool en het vmbo-vakcollege. Daarnaast heeft hij zitting in verschillende besturen zoals de VO-Raad, het sectorbestuur Onderwijs Arbeidsmarkt, als voorzitter van de Scholenraad vmbo-vakcollege Amersfoort en de Raad van Bestuur van de Rabobank Soest/Baarn/Eemnes.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 73
H. van Asseldonk De heer Van Asseldonk heeft een zeer ruime staat van dienst binnen het voortgezet onderwijs. Gestart als docent Wiskunde in 1977, heeft hij vanaf 1979 met name bestuurlijke functies bekleed binnen het onderwijs en binnen organisaties op het raakvlak onderwijs en arbeidsmarkt. Thans is hij vicevoorzitter van het CvB van Lucas Onderwijs te Den Haag. Hij is zes jaar werkzaam geweest als bestuurslid binnen de VO-raad en haar rechtsvoorgangers. Drs. A. Hoevers De heer Hoevers studeerde economie aan de Universiteit van Amsterdam. Thans is hij als vakdidacticus/lerarenopleiding verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij is mentor van leraren in opleidingen van alle studierichtingen. Tevens verzorgt hij studieonderdelen in het mastertraject voor studenten Economie en Bedrijfskunde en de vakdidactiek voor het vak Economie. In internationaal verband verzorgt hij stages voor lio’s, gastcolleges en workshops, individuele coaching en workshops op maat voor lerarenteams. Voor de faculteit Economie van de RUG verzorgt hij verschillende BA-keuzevakken en is hij betrokken bij de ontwikkeling van competenties (BA-keuzevak voor studentbestuurders van de FEB en studentassistenten). Ook is hij betrokken bij het vormgeven van de verdere kwaliteitsaansluiting van vwo naar wo. O. Orlandini Mevrouw Orlandini studeerde na het behalen van haar vwo-diploma drie jaar tandheelkunde en een jaar psychologie. Daarna maakte zij de overstap naar de tweedegraads lerarenopleiding Engels van de Hogeschool van Amsterdam. Vanuit die studie verzorgt zij nu steunlessen Engels aan de onderbouw van het Cygnus Gymnasium te Amsterdam. J.E.A.J. Jackson De heer Jackson studeerde mts en hts Werktuigbouwkunde. Als tweedegraads leraar Wiskunde was hij enkele jaren verbonden aan het voortgezet onderwijs. Op dit moment doceert hij Thermodynamica aan de hbo-bachloropleiding Werktuigbouwkunde van Hogeschool Rotterdam. Bij die hogeschool volgt hij momenteel de hbo-masteropleiding Pedagogiek (Urban Education). Drs. G.W.M.C. Broers De heer G.W.M.C. Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden (RUL) in 1986 heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt de heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen en het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 74
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 75
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 76
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 77
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 78
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 79
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 80
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 81
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 82
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 83
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 84
BIJLAGE IV WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE EN BESLISREGELS Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de betreffende voltijd-, deeltijd- en duale opleidingen is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs’. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende:
De verschillende varianten hebben zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals wettelijk vastgesteld (wet BIO) na landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld.
Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een lerarenopleiding eerstegraads vo op hbo-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken.
Hiermee volgt Hobéon Certificering de toezeggingen van de voorzitter van de NVAO aan de staatssecretaris inzake de beoordeling van de kwaliteit van de lerarenopleiding (brief van de voorzitter NVAO aan de staatssecretaris OCW, d.d. 22 november 2008 (NVAO/20073488/FV). De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: 1 Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door FLOT aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review; Studiegids; Onderwijs- en Examenregeling (OER); Visitatierapport; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: o strategische keuzen en de positie in de markt, o interne organisatie, o de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, o ontwikkelingen in het beroepenveld, o beroeps- en opleidingsprofielen, o (validatie) eindcompetenties, o curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, o werkvormen, o toetsing en beoordeling, o kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, o internationalisering, o instroombeleid, o studiebegeleiding, o onderwijsrendement.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 85
Op basis van de door opleidingen aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire- en secundaire processen van de opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende masteropleidingen Leraar op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
2 Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie3, uitgevoerd door een auditteam bestaande uit een kernteam en meerdere vakspecifieke teams met daarin externe onafhankelijke vak- en werkvelddeskundigen, studenten van een verwante eerstegraads lerarenopleiding, verschillende voorzitters en secretarissen, laatstgenoemde vanuit Hobéon. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde onder meer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleidingen overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleidingen werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
3
Visitatie heeft op 25, 26 en 27 mei 2010 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 86
Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;4 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
4
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (‘Programma’) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een hbo-masteraccreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan – bijvoorbeeld – ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp ‘Programma’ een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo-masteropleiding Leraar Bedrijfseconomie. FLOT, 1.0⏐ 87