Aanvraag planologisch attest door GESBO gemeente Balen

Aanvraag planologisch attest door GESBO – gemeente Balen Onderzoek naar milieueffectrapportage (plan-mer-screening)

M-IMPACT 8 mei 2015 Opgesteld door: Wouter Beyen

Colofon opdrachtomschrijving Aanvraag van een planologisch attest door Gesbo nv in de gemeente Balen Onderzoek naar milieueffectrapportage (planmer-screening

Opdrachtgever Gesbo nv Hulsen 113 2490 BALEN T. 014 303 221 F. 014 303 220 E. [email protected] W. www.gesbo.be opsteller van de aanvraag voor het PA STAN Architecten bvba Anja Schepers Scheldestraat 32 9040 Sint-Amandsberg T. 09 330 33 36 M. 0473 610 455 onder supervisie van Karin De Roo, erkend ruimtelijk planner, LDR advocaten Uitvoering M-Impact Wouter Beyen Stationsstraat 50 bus 3 3910 Neerpelt M: +32 474 696 317 [email protected]

Onderzoek naar mer PA Gesbo - Balen

Inhoudsopgave

Aanvraag planologisch attest door GESBO – gemeente Balen

Inhoudsopgave

3

COLOFON.......................................................................................................................................... 2 INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................. 3 LIJST VAN FIGUREN .......................................................................................................................... 4 LIJST VAN TABELLEN ....................................................................................................................... 5 1 TEN GELEIDE ............................................................................................................................ 7 2 BESCHRIJVING VAN HET VOORGENOMEN PLAN ....................................................................... 9 2.1 SITUERING VAN HET PLANGEBIED.................................................................................... 9 2.2 BESCHRIJVING VAN DE AANVRAAG ................................................................................. 9 2.3 GESCHIEDENIS EN VERGUNNINGSTOESTAND VAN GESBO ............................................. 10 2.4 ACTIVITEITEN VAN HET BEDRIJF .................................................................................... 12 3 JURIDISCH BELEIDSMATIGE SITUERING ................................................................................. 13 3.1 PLANOLOGISCHE SITUATIE PLANGEBIED ....................................................................... 13 3.1.1 ONTSLUITING VAN HET PLANGEBIED ..................................................................... 13 3.2 VERANTWOORDING EN MOTIVERING VAN HET VOORGENOMEN PLAN .......................... 14 3.3 TOETSING AAN DE STRUCTUURVISIE.............................................................................. 14 3.3.1 ALGEMENE BEPALING RSV ................................................................................... 14 3.3.2 ALGEMENE BEPALINGEN PRS ................................................................................ 15 3.3.3 VISIE VAN HET GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN .............................. 15 4 BESCHRIJVING VAN HET BEDRIJF EN DE HUIDIGE TOESTAND ................................................ 19 4.1 KENMERKEN VAN DE BODEM EN GRONDWATER ............................................................ 19 4.1.1 BODEMTYPE ........................................................................................................... 19 4.1.2 BODEMKWALITEIT ................................................................................................. 19 4.1.3 GRONDWATERKARAKTERISTIEKEN ....................................................................... 19 4.2 KENMERKEN VAN AFVALWATER EN OPPERVLAKTEWATER........................................... 20 4.2.1 WATERLOPEN ......................................................................................................... 20 4.2.2 WATERKWALITEIT ................................................................................................. 20 4.2.3 RIOLERING EN ZONERINGSPLANNEN RIOLERING ................................................... 21 4.3 LUCHT ............................................................................................................................ 21 4.4 GELUID ........................................................................................................................... 22 4.5 NATUUR ......................................................................................................................... 22 4.5.1 GEBIEDEN VAN DE VOGEL- EN HABITATRICHTLIJN ................................................ 22 4.6 LANDSCHAP.................................................................................................................... 25 4.6.1 ALGEMEEN ............................................................................................................. 25 4.6.2 LANDSCHAPSKAART PROVINCIE ANTWERPEN ....................................................... 25 4.7 MENS, RUIMTELIJKE ASPECTEN ..................................................................................... 27 4.7.1 MENSELIJK GEBRUIKSFUNCTIES RONDOM HET PLANGEBIED................................. 27 4.7.2 MOBILITEITSPROFIEL VAN GESBO ......................................................................... 27 4.7.3 BUURT- EN VOETWEGEN PROVINCIE ANTWERPEN ................................................ 28 5 TOETS AAN REGELGEVING MILIEUEFFECTRAPPORTAGE ........................................................ 29 5.1 VALT HET VOORGENOMEN PLAN ONDER HET TOEPASSINGSGEBIED .............................. 29 8 mei 2015

M-IMPACT


Lijst van figuren FIGUUR 1: SITUERING BEDRIJFSPERCEEL 1342X OP UITTREKSEL CADGIS ------------------------------------------------------------------ 9 FIGUUR 2: SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP HET GEWESTPLAN ------------------------------------------------------------------------ 13 FIGUUR 3: ONTSLUITING VAN HET BEDRIJF VOOR PERSONENWAGENS (WERKNEMERS, KLANTEN) EN VRACHTWAGENS / BESTELWAGENS (LEVERANCIERS, LEVERINGEN) ------------------------------------------------------------------------------------------------------- 14 FIGUUR 4: BELEIDSVISIE OP DE TOEKOMSTIGE ECONOMISCHE STRUCTUUR VAN BALEN (BRON, GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN BALEN) ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 17 FIGUUR 5: SITUERING PLANGEBIED OP DE BODEMKAART ---------------------------------------------------------------------------------- 19 FIGUUR 6: MEETRESULTATEN WATERKWALITEIT LAAK (BRON MEETDATABANK VMM) ---------------------------------------------------- 20 FIGUUR 7: SITUERING PLANGEBIED OP HET ZONERINGSPLAN VAN DE VMM --------------------------------------------------------------- 21 FIGUUR 8: LUCHTKWALITEIT IN DE OMGEVING VAN HET PLANGEBIED (BRON: GEOLOKET RUP LUCHT, VMM) ---------------------------- 22 FIGUUR 9: DETAILSITUERING GESBO OP AFBAKENING VAN HET HABITATRICHTLIJNGEBIED ------------------------------------------------ 23 FIGUUR 10: SITUERING PLANGEBIED OP DE AFBAKENING VAN HET VLAAMS ECOLOGISCH NETWERK -------------------------------------- 24 FIGUUR 11: DE BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART RONDOM HET PLANGEBIED GESBO -------------------------------------------------- 25 FIGUUR 12: LANDSCHAPSATLAS RONDOM GESBO ----------------------------------------------------------------------------------------- 26 FIGUUR 13: SITUERING PLANGEBIED OP LANDSCHAPSKAART PROVINCIE ANTWERPEN ----------------------------------------------------- 26 M-IMPACT

8 mei 2015

Aanvraag planologisch attest door GESBO – gemeente Balen |

5.2 IS HET PLAN VAN RECHTSWEGE PLAN-MER PLICHTIG?................................................. 29 6 BESPREKING EFFECTEN OP PLANNIVEAU ............................................................................... 31 6.1 METHODIEK EFFECTBESPREKING ................................................................................... 31 6.2 BEKNOPTE BESPREKING EFFECTEN ................................................................................ 34 6.2.1 BODEM EN GRONDWATER ...................................................................................... 34 6.2.2 OPPERVLAKTEWATER EN AFVALWATER ................................................................ 36 6.2.3 EFFECTEN OP HET GELUIDSKLIMAAT ..................................................................... 36 6.2.4 EFFECTEN OP DE LUCHTKWALITEIT ....................................................................... 38 6.2.5 EFFECTEN OP NATUUR ........................................................................................... 39 6.2.6 DISCIPLINE LANDSCHAP ......................................................................................... 41 6.2.7 DISCIPLINE MENS-MOBILITEIT ............................................................................... 42 6.2.8 MENS - RUIMTELIJKE ASPECTEN ............................................................................ 42 6.3 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN............................................................................. 43 6.4 AANREIKEN INFORMATIE OVER DE WATERTOETS .......................................................... 45 7 ALGEMEEN BESLUIT .................................................................................................................... 47 7.1 BEKNOPTE BESCHRIJVING PLAN ............................................................................................. 47 7.2 BEKNOPTE BESCHRIJVING EFFECTEN VAN HET VOORGENOMEN PLAN .......................... 47 7.3 EINDBESLUIT .................................................................................................................. 49 LITERATUUR................................................................................................................................... 51 8 BIJLAGE 1: SCREENING PASSENDE BEOORDELING EN VEN-TOETS ........................................ 53 8.1 SCREENING PASSENDE BEOORDELING............................................................................ 53 8.1.1 BESCHRIJVING S-IHD ............................................................................................ 55 8.2 SCREENING EFFECTEN VAN GESBO ................................................................................ 58 8.2.2 BESLUIT SCREENING PASSENDE BEOORDELING ..................................................... 61 8.3 VERSCHERPTE NATUURTOETS (VEN-TOETS) ................................................................ 61 9 BIJLAGE 2: ADVIES LNE BIJ DE AANVRAAG PA VAN 30 APRIL 2014 ..................................... 62

4


FIGUUR 14: KAART MET DE LANDBOUWGEBRUIKSPERCELEN EN BEDRIJFSPERCELEN-------------------------------------------------------- 27 FIGUUR 15: SITUERING LIGGING BUURT- EN VOETWEGEN RONDOM. HET PLANGEBIED ---------------------------------------------------- 28 FIGUUR 16: SELECTIE RELEVANTE WATERTOETSKAARTEN VAN HET PLANGEBIED EN OMGEVING-------------------------------------------- 46 FIGUUR 17: SITUERING DEELGEBIEDEN VAN HET SBZ-H: BOVENLOOP GROTE NETE MET ZAMMELSBROEK, LANGDONKEN EN GOOR ----- 54 FIGUUR 18: DETAILSITUERING GESBO OP AFBAKENING VAN HET HABITATRICHTLIJNGEBIED ---------------------------------------------- 54 FIGUUR 19: SITUERING PLANGEBIED TEN OPZICHTE VAN PERCELEN MET EEN EUROPEES HABITATTYPE (AFGELEID VAN BWK, FIGUUR 10 IN HOOFDTEKST) ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 58 FIGUUR 20: SITUERING BEDRIJF OP ZONERINGSKAART RIOLERING VAN DE VMM ---------------------------------------------------------- 60

Lijst van tabellen


TABEL 1: GEGENEREERD AANTAL VERKEERSBEWEGINGEN PER MODUS VAN GESBO -------------------------------------------------------- 28 TABEL 2: MOGELIJKE INGREPEN IN DE VERSCHILLENDE BESTEMMINGSTYPEN VAN HET PLANGEBIED (ACTUEEL EN NA GOEDKEURING PA EN GRUP) ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 32 TABEL 3: INGREEP-EFFECTEN SCHEMA VAN DE RELEVANTE INGREPEN VAN HET VOORGENOMEN PLAN ------------------------------------- 33

5

8 mei 2015

M-IMPACT


Aanvraag planologisch attest door GESBO – gemeente Balen Onderzoek naar milieueffectrapportage (plan-mer-screening) 1

Ten geleide


Gesbo nv is fabrikant van ramen, deuren en veranda’s in hout, aluminium en glas met eigen plaatsingsdienst. Het bedrijf is sinds 1978 gelegen op het adres Hulsen 113 in Balen. Via het sectoraal BPA “Ambachtelijke zone Hulsen” kreeg het bedrijfsperceel bij MB van 10 maart 1987 een geëigende bestemming. Op basis van dit BPA zijn nadien stedenbouwkundige en milieuvergunningen afgeleverd.

7

Een arrest van de raad van state van 23 juni 2012 (arrest nr. 214.073) vernietigde deels het ministerieel besluit en het BPA waardoor het gewestplan terug de planologische basis vormt. De raad was van oordeel dat de procedure foutief was. Omdat het gewestplan niet voldeed moest de bestemmingswijziging gebeuren via een wijziging van het gewestplan. Een BPA kon deze wijziging niet doorvoeren. Door deze beslissing ligt het bedrijf zonevreemd, deels in woongebied (kantoren, toonzaal) en deels in agrarisch gebied (werkplaatsen, opslagruimtes). Om rechtszekerheid te verwerven wil het bedrijf de bedrijfspercelen terug een geëigend bestemmingstype geven. Aangezien het bedrijf al sinds 1978 op de percelen actief is en hoofdzakelijk is vergund, kan dit gebeuren door middel van de aanvraag van een planologisch attest (afgekort PA). Na de goedkeuring van een planologisch attest zal het Vlaams gewest, dat het planologisch attest zal afleveren, een RUP opmaken dat de gevraagde bestemmingswijziging definitief vastlegt. Dit gewestelijk RUP (GRUP) zal aan het bedrijfsperceel een gelijkaardige bestemming geven als de bestemming die het BPA eraan gaf. Met deze aanvraag voor een PA en daaropvolgende opmaak van een GRUP zal de bestemming volgens de juiste procedure worden gewijzigd. Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van nadere regels inzake het planologische attest (besluit Vlaamse regering van 29/3/2013, BS 2/7/2013) bepaalt dat al bij de aanvraag van een planologisch attest documenten moeten worden toegevoegd waaruit blijkt dat voldaan is aan de verplichtingen inzake milieueffectrapportage. Om aan die bepaling te voldoen moet de aanvraag volgende documenten bevatten:  

een onderzoek naar milieueffectrapportage of plan-mer-screening omdat een PA de aanleiding vormt tot opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan eventueel een project-mer-screening omdat een PA tevens de basis zal vormen voor een vergunningsaanvraag.

Dit document is het onderzoek naar mer bij de aanvraag voor het PA zodat deze stap niet meer gezet moet worden bij de latere opmaak van het GRUP. Een project-mer-screening dient niet opgemaakt. Dit is uitvoerig gedocumenteerd in de nota van M-Impact van 30 april 2014 (Beyen, 2014a). Het project valt onder geen van de bepalingen van het project-mer-besluit van 10 december 2004 en latere wijzigingen. 8 mei 2015

M-IMPACT



M-IMPACT

8 mei 2015

8


2

Beschrijving van het voorgenomen plan

2.1 Situering van het plangebied Het plangebied ligt op het adres Hulsen 113 in Balen, kadastraal perceel Balen afdeling 1 sectie E nummer 1342/x (Figuur 1). Het perceel 1358b dat ten zuidoosten ligt en ook eigendom is van het bedrijf, maakt geen deel uit van de aanvraag. Op dit perceel vinden geen activiteiten van Gesbo plaats.


Figuur 1: situering bedrijfsperceel 1342x op uittreksel CADGIS

9

2.2 Beschrijving van de aanvraag Op basis van het planologisch attest en op te maken gewestelijk RUP zal Gesbo volgende regularisaties, uitbreidingen of vergunningen aanvragen:  een beperkte uitbreiding en gedeeltelijke regularisatie van de bureelruimte vooraan;  de regularisatie van 3 showroomveranda’s in woongebied;  het bestendigen van de zonevreemde bedrijfsonderdelen. En op lange termijn  vergunning voor een uitbreiding van bureel- en ontvangstruimte;  vergunning voor aanpassingen aan gebouwen, o.a. aanbrengen geluidsisolatie;  vergunning voor de aanleg van een groenscherm. Voorts houdt een aanvraag voor een planologisch attest in om de percelen van de aanvraag te herbestemmen naar een geëigend bestemmingstype. Verwacht wordt dat het later op te maken RUP het perceel een bestemmingstype “zone voor bedrijven, ambachtelijke activiteiten, KMO’s en gelijkaardige bedrijven” zal geven.

8 mei 2015

M-IMPACT


2.3 Geschiedenis en vergunningstoestand van Gesbo Gesbo is op de site gestart in 1978. Op 10 maart 1987 werd bij ministerieel besluit een sectoraal BPA voor ambachtelijke zones in Balen van kracht. Dit BPA omvatte de site van Gesbo in Hulsen en de zone Steertbeemd langs de spoorlijn naar Leopoldsburg. Dit BPA gaf aan de site van Gesbo de bestemming “ambachtelijke zone”. Op grond van dit BPA heeft het bedrijf sindsdien volgende vergunningen gekregen: 1) Stedenbouwkundige vergunningen CBS 23/03/1990 stedenbouwkundige vergunning voor het uitbreiden van burelen na afbraak bestaande achterbouw CBS 22/07/1992

stedenbouwkundige vergunning voor regularisatie van bedrijfsgebouwen

CBS 22/07/1992 stedenbouwkundige vergunning voor het uitbreiden en bouwen van een opslagloods en afbraak van 2 loodsen met als voorwaarde de aanplanting van groenbuffers CBS 09/12/1992 stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een verplaatsbare luchtrecuperatie-eenheid CBS 14/12/1992 stedenbouwkundige vergunning voor het uitbreiden van een bestaand bedrijf en slopen van gebouwen

CBS 25/10/2000

stedenbouwkundige vergunning voor het uitbreiden van een bestaand bedrijf

CBS 25/10/2005

stedenbouwkundige vergunning voor het uitbreiden van een bestaand bedrijf

CBS 30/04/2008 tijdelijk gebruik

stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een model veranda voor

CBS 29/10/2008 poorten

stedenbouwkundige vergunning voor het plaatsen van een afsluiting en twee

CBS 30/04/2013 stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een afdek, geweigerd door deputatie, procedure via raad voor vergunningsbetwistingen (RvVB) is lopende CBS 19/06/2013 stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een geluidsscherm, geweigerd door de deputatie in zitting van 3/10/2013, procedure bij RvVB lopende CBS 08/01/2014 stedenbouwkundige vergunning voor het vervangen van een hellend dak door een plat dak. Van deze vergunning deed de aanvrager afstand. De regularisatie van de gewijzigde dakhelling zal deel uitmaken van de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag voor de werken op korte termijn zoals beschreven onder § 2.2)

M-IMPACT

8 mei 2015


CBS 14/04/1999 stedenbouwkundige vergunning voor het uitbreiden van een bestaand bedrijf en slopen van gebouwen

10


2) Milieuvergunningen Deputatie provincie Antwerpen 29/10/1992 milieuvergunning klasse 1 voor het exploiteren en veranderen van een inrichting voor houtbewerking. Deze milieuvergunning werd opgeheven bij verlenen van een nieuwe milieuvergunning door deputatie op 26/03/2009 Deputatie provincie Antwerpen 21/02/2008 milieuvergunning klasse 1 voor het veranderen van een inrichting in productie en handel van ramen en deuren Deputatie provincie Antwerpen 26/03/2009 milieuvergunning klasse 1 voor een inrichting voor het plaatsen, herstellen en handel in ramen, deuren en veranda’s in hout, aluminium en glas. Wijziging aan dit besluit gebeurde op 09/10/2009. Deputatie provincie Antwerpen 09/10/2009 Milieuvergunning klasse 1, vernietigd door arrest RvS omdat sectoraal BPA niet van toepassing zou zijn op Gesbo MB 28/05/2013 Milieuvergunning klasse 1 die bevestigd dat het bedrijf hoofdzakelijk vergund is

Actueel is het bedrijf hoofdzakelijk milieuvergund voor:




11

  

Opslag van 22.350 m³ liter P3-producten waarvan: o 200 liter afvalolie in een vat; o 10.500 liter diesel (witte mazout) in een ondergrondse tank; o 11.650 liter stookolie (rode mazout) zijnde:  een ondergrondse tank van 10.500 liter;  een bovengrondse tank van 1.150 liter; 2 brandstofverdeelinstallaties met in totaal 2 verdeelslangen; Houtbewerkingsmachines met een geïnstalleerde drijfkracht van 431,34 kW; Opslag van 1.352 ton hout waarvan: o 910 ton binnenopslag; o 370 ton buitenopslag onder een afdak; o 72 ton houtkrullen (57 ton in een silo en 15 ton in een container.

Daarnaast zijn in het plangebied volgende klasse 3 inrichtingen aanwezig       

Een afvalwaterzuiveringsinstallatie voor het behandelen van huishoudelijk afvalwater (sanitair van de ateliers); Installaties voor het mechanisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 20,4 kW; Een transformator met een vermogen van 400 kVA; Het stallen van 8 voertuigen; 2 compressoren (18,5 kW en 22 kW) met een totaal vermogen van 40,5 kW; Opslag van 400 liter gassen (propaan en argon) in flessen; Opslag van 91,8 giftige producten (verven); 8 mei 2015

M-IMPACT


     

Opslag van 743,7 kg schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen; Opslag van 527,4 l P1 producten (benzine); Opslag van 296,8 kg milieugevaarlijke stoffen; Laboratoria voor het mengen van verven; Metaalbewerkingsmachines met een geïnstalleerde drijfkracht van 89,83 kW Verbrandingsinrichtingen met een totaal warmtevermogen van 985 kW omvattende 2 stookinstallaties van 1 x 700 kW op stookolie en 1 x 285 kW

Lozing van bedrijfsafvalwater vindt niet plaats, dat wordt afgevoerd naar een externe verwerker

2.4 Activiteiten van het bedrijf L Van Gestel en R. Boeren kochten in 1978 de schrijnwerkerij op de site op en startten er met de productie van ramen en deuren. Een jaar later richtten ze de NV Gesbo – Van GEStel en BOeren - op. De eerste jaren bestond de activiteit hoofdzakelijk uit de productie van ramen en deuren. Nadien breidde Gesbo de activiteiten uit tot de productie van veranda’s en pergola’s in hout en aluminium. Momenteel ligt de klemtoon op verandabouw. Gesbo levert dagelijks tot 4 afgewerkte veranda’s op maat af met 50 werknemers. De werkplaatsen zijn samen 8.000 m² groot.

Het bedrijf is gespecialiseerd in de materialen hout en aluminium. Voor de ruiten gebruikt het glas. De veranda’s worden op maat gebouwd. Er vindt geen serieproductie / massaproductie plaats van veranda onderdelen, deuren of ramen met dezelfde maten en diktes. De productie van veranda onderdelen gebeurt ook alleen tijdens de dagperiode, tussen 8 en 18u, en niet volcontinu. Er is geen activiteit tijdens de avond en nachtperiode. Ook hierin verschilt het bedrijf van een echter industriële vestiging.

M-IMPACT

8 mei 2015


Vanaf eerste plannen bij de klanten tot de levering aan huis gebeuren volgende activiteiten bij Gesbo:  ontvangen klanten in een bureau, luisteren naar hun noden, tonen showroomveranda’s;  uittekenen van de veranda, keuze materiaal en bestelling materiaal;  productie op maat van de verschillende onderdelen van een veranda in eigen ateliers;  vervoer naar en plaatsing veranda bij de klant.

12


3

Juridisch beleidsmatige situering

3.1 Planologische situatie plangebied


Het plangebied ligt op het gewestplan Herentals-Mol (gewestplan nr. 17, KB van 28 juli 1978 en latere wijzigingen) voor een klein deel (ca. 10%) in woongebied (code 100) en voor 90% in agrarisch gebied (code 900) (Figuur 2). Het sectoraal BPA wijzigde deze bestemming in zone voor ambachtelijke bedrijvigheid. Zoals vermeldt in de inleiding bepaalde een arrest van de Raad van State uit 2011 dat voor Gesbo dit sectoraal BPA niet van toepassing mag zijn. Voor Gesbo voldeed het gewestplan niet en in dat geval moest de bestemmingswijziging gebeuren door een gewestplanwijziging en niet door een BPA. De gevolgde procedure om de bestemmingswijziging door te voeren was verkeerd.

13

Figuur 2: situering van het plangebied op het gewestplan

Ontsluiting van het plangebied De kantoren van het bedrijf zijn bereikbaar via Hulsen met voor het kantoorgebouw aan Hulsen een kleine parking voor klanten. De personeelsparking en fietsstalling ligt langs de bedrijfsgebouwen. Aanvoer van leveranciers en afvoer van afgewerkte veranda’s voor plaatsing gebeuren via Uilebeemden. De Figuur 3 op volgende bladzijde toont het bereikbaarheidsprofiel.

8 mei 2015

M-IMPACT


Figuur 3: ontsluiting van het bedrijf voor personenwagens (werknemers, klanten) en vrachtwagens / bestelwagens (leveranciers, leveringen)

3.2 Verantwoording en mo tivering van het voorgenomen plan

3.3 Toetsing aan de structuurvisie Het plangebied ligt in Hulsen, een deelgemeente van Balen. Uitspraken over de ruimtelijke visie van een deelgemeente gebeuren op een voldoende gedetailleerde wijze in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. De ruimtelijke visies zoals bepaald in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) en het provinciaal ruimtelijk structuurplan (PRS) Antwerpen bepalen het gebruik op een hogere schaal dan deze van een deelgemeente. Deze hogere orde structuurplannen leggen de grote lijnen vast. Voor een PA dat het gebruik op perceelniveau bepaalt is de detailvisie van het gRSP determinerend. Deze visie mag niet in strijd zijn met de algemene bepalingen van het RSV of PRS.

Algemene bepaling RSV Het RSV selecteert Balen als een economisch knooppunt buiten de stedelijke gebieden en buiten economische netwerken. Economische activiteit met productie is dus volgens het RSV mogelijk in de

M-IMPACT

8 mei 2015


Het planologisch attest is nodig om het bedrijf terug de rechtszekerheid te geven die het tussen 1987 en 2011 via het sectoraal BPA had, nl. het uitoefenen van haar activiteiten, op maat maken van veranda’s, pergola’s en gelijkaardige constructies, en beperkt uit te breiden zonder de draagkracht van het dorp Hulsen te overschrijden. De gemeente schaart zich achter deze verantwoording die ook blijkt uit het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan dat dateert van 2007.

14


gemeente Balen. Deze selectie gebeurde om volgende reden “Een deel van de gemeente Balen sluit aan bij het stedelijk netwerk Kempische as, Herentals-Geel-Mol-Lommel-Overpelt-Neerpelt.” Het RSV bepaalt ook dat, indien na onderzoek blijkt dat de taakstelling met betrekking tot de invulling van de bedrijventerreinen in een specifiek economisch knooppunt niet afdoende kan gerealiseerd worden, deze taakstelling verder ingevuld kan worden op nabijgelegen zones in een aangrenzende gemeente.

Algemene bepalingen PRS Het PRS detailleert de invulling van de Kempische as. De grens van die as zijn de valleien van de Kleine Nete in het noorden en van de Grote Nete in het zuiden. In deze vallei selecteert de provincie gebieden met ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang:  tot aan de provinciegrens (met Limburg) in Balen  in Meerhout het gebied tussen Bel (Geel) -Meerhout en Hulsen Tussen beide selecteert de provincie een natuurverbinding die rond Meerhout en Olmen loopt. De kern van Hulsen met daarin het plangebied van dit PA Gesbo ligt tussen de geselecteerde gebieden met ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang. De natuurverbinding ligt ten zuiden van het plangebied. De Grote Nete, hoofdader in de verbinding, ligt op 335 m van de perceelgrens van Gesbo.


Het PRS selecteert Balen als een gemeente met een structuurondersteunend hoofddorp type I. Dat hoofddorp is het centrum van Balen.

15

Visie van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan In het richtinggevende deel van haar gemeentelijk structuurplan dat dateert uit 2007, goedgekeurd door de deputatie van 6 september 2007 (BS 5.10.2007), heeft Balen volgende visie op het bedrijf opgenomen: “grootschaliger economische activiteiten die de ruimtelijke draagkracht van de kleine nederzetting van Hulsen overstijgen, worden uitdovend. De huidige activiteiten kunnen verder gezet worden. Na stopzetting wordt de vrijgekomen ruimte ingevuld met kleinschalige woonprojecten op maat van het dorp. De kaart met de gewenste economische structuur (bijlage 1 bij deze screening) toont aan dat in Hulsen 4 ambachtelijke, historisch gegroeide bedrijven onder deze regeling vallen. Op langere termijn te behouden bedrijvenzones liggen langs de verschillende infrastructuurassen die door Balen lopen zoals wegen (N18), Kanalen (Dessel-Kwaadmechelen en kanaal van Beverlo) en spoorlijn (Antwerpen-Hasselt). Met deze visie geeft de gemeente aan dat de huidige bedrijvigheid van Gesbo behouden kan worden in haar huidige vorm maar dat wanneer het bedrijf zijn activiteiten stopzet, er geen andere bedrijf kan vestigen. De huidige activiteiten van Gesbo zijn volgens de gemeente ambachtelijk van aard. De gemeente wil deze activiteiten daarom niet voortijdig beëindigen.

8 mei 2015

M-IMPACT


Deze visie blijkt ook uit het advies van de gemeente Balen in het kader van de beoordeling van de zonevreemde milieuvergunning die de minister afleverde op 28 mei 2013. In die brief bevestigde de gemeente aan de gewestelijke milieuvergunningscommissie dat:  de huidige activiteiten van de nv GESBO kunnen worden voortgezet;  er geen intentie is vanuit de gemeente om de activiteiten van de nv GESBO voortijdig te laten beëindigen (gelet op het feit dat de gemeente geen plannen heeft voor een nieuw RUP op de locatie);  de nieuwe planologische invulling/nabestemming slechts zal volgen na de stopzetting van de activiteiten door het bedrijf; én  in de indicatieve bepalingen van het GRS enkel de toekomst van een bepaalde zone werd geschetst, vanaf het moment dat het bedrijf haar activiteiten uit eigen beweging zou stopzetten. Deze indicatieve bepalingen van het GRS waarnaar de gemeente verwijst vermeldt de provincie in haar advies:

Het zuidelijke deel van het bedrijventerrein krijgt een open ruimte bestemming aansluitend bij de vallei van de Grote Nete. Hierdoor kan het valleigebied van de Grote Nete verbreed worden, wat een versterking van de open ruimte structuur betekent.”

1

Volgens de titel boven deze tekstpassage is dit het RUP “Hulsen Marktplein”. Dat zal een groter plangebied zal bestrijken dan deze aanvraag van een planologisch attest. Tussen Gesbo en het bedrijventerrein liggen private woonpercelen waarvan 1 een parkachtige karakter heeft. Hierdoor is Gesbo niet zichtbaar vanaf dit plein. M-IMPACT

8 mei 2015


“Een nieuw RUP1 zal het bestaande BPA Gesbo vervangen. Doelstelling is om de in het BPA aangeduide bedrijvenzone een nabestemming te geven zodat de huidige bedrijvigheid een uitdovend karakter krijgt. Het noordelijk deel van de bedrijvenzone krijgt de nabestemming wonen. Dit moet bijkomende bebouwing langs het marktplein van Hulsen mogelijk maken. Hier kan een kernversterkend project gerealiseerd worden dat tevens zal zorgen voor een kwalitatieve gevel aan de zuidelijke rand van het plein. De te bestemmen woonzone zal qua oppervlakte niet groter zijn dan het woongebied zoals voorzien op het oorspronkelijke gewestplan.

16



17

Figuur 4: BELEIDSVISIE OP DE TOEKOMSTIGE ECONOMISCHE STRUCTUUR VAN B ALEN ( BRON , GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN B ALEN )

8 mei 2015

M-IMPACT


4

Beschrijving van het bedrijf en de huidige toestand

4.1 Kenmerken van de bodem en grondwater Bodemtype


Het perceel van Gesbo ligt op de grens van verschillende bodemtypes (Figuur 5). Het grootste, noordelijke deel is een matig droge tot matig natte zandbodem (Zbm – Zdm). De bodem van het zuidelijke deel van het perceel is een natte lemig zandbodem (Sepm). Verder naar het zuiden, in de richting van de vallei van de Grote Nete, is de bodem nog natter met uiterst natte bodems langs weerszijden van de Laak.

19

Figuur 5: situering plangebied op de bodemkaart

Bodemkwaliteit Op het terrein van Gesbo is geen gekende bodemverontreinigingen aanwezig. Volgens Eco2 (2008) gaf een oriënterend bodemonderzoek aan dat er ook geen verontreiniging is in de onmiddellijke omgeving van Gesbo.

Grondwaterkarakteristieken Het grootste deel van het plangebied ligt in een zone die matig gevoelig is voor grondwaterstromingen. Het zuidelijke deel dat aan het valleigebied grenst, is zeer gevoelig voor grondwaterstromingen (zie figuren watertoets in § 6.4) Deze gevoeligheid is relevant wanneer het plan grote ondergrondse constructies mogelijk maakt.

8 mei 2015

M-IMPACT


Het plangebied ligt in een zone waar het grondwater zeer kwetsbaar is voor verontreiniging. De deklaag is zandig en de onverzadigde zone is minder dan 10 m dik.

4.2 Kenmerken van afvalwater en oppervlaktewater Waterlopen Ten zuiden van het perceel van Gesbo ligt de vallei van de Grote Nete. In deze vallei liggen volgende waterlopen:  De Laak, een niet geklasseerde waterloop op 170 m van de perceelgrens  De Grote Nete, een waterloop van eerste categorie, op 370 m van de perceelgrens

Waterkwaliteit

Figuur 6: meetresultaten waterkwaliteit Laak (bron meetdatabank VMM)

M-IMPACT

8 mei 2015


Volgens de ecologische typologie van waterlopen behoort de Grote Nete tot de klasse zeer zuiver. Deze typologie is een combinatie van waterkwaliteit en structuurkwaliteit. Voor beide scoort de Grote Nete in Hulsen zeer goed. De Laak is niet opgenomen in deze typologie. Op de Laak ligt een meetpunt van de VMM juist vóór de monding in de Grote Nete. De meest recente gegevens in de databank van de VMM dateren van 2008. De grafiek (Figuur 6) leert dat de biologische waterkwaliteit van de Laak tussen 19992000 en 2007-2008 verbeterde van slecht (2) tot matig (5) naar goed (7).

20


Riolering en zoneringsplannen riolering Het plangebied ligt op de zoneringskaart van VMM-Aquafin in collectief te optimaliseren buitengebied (Figuur 7). Het bedrijf heeft voor het sanitaire afvalwater afkomstig van de bedrijfshallen een iba met capaciteit van 200 m³ gezuiverd afvalwater per jaar. Deze hoeveelheid komt overeen met omgerekend 5 IE (met 1 IE = 109 l per dag). Rekening houdende met een arbeidsregime van 5 dagen op 7 en 1/3 IE per VTE per dag voldoet deze iba voor behandeling van het afval water van circa 21 VTE. Het sanitaire afvalwater van de kantoren, gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied, watert af naar de collectieve riolering langs Hulsen.


Figuur 7: situering plangebied op het zoneringsplan van de VMM

21

4.3 Lucht Volgens het geoloket Luchtkwaliteit van de VMM was in de periode 2012-2013 de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied goed (Figuur 8). Uitgesplitst over de verschillende polluenten is dat:  de jaargemiddelde concentratie voor PM10 (fijn stof) schommelt tussen 21 en 25 µg/m³ (norm = 40 µg/m³);  het aantal overschrijdingen van de dagnorm voor fijn stof, deze bedraagt 50 µg/m³, lag tussen 16 en 20 (norm is 35);  de jaargemiddelde concentratie NOx ligt tussen 16 en 20 µg/m³ (norm 40 µg/m³).

8 mei 2015

M-IMPACT


Figuur 8: luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied (bron: geoloket RUP Lucht, VMM)

4.4 Geluid

In een aanvullende nota, opgesteld in het kader van de beoordeling van de zonevreemde milieuvergunning (Acoustical Engineering, 2012), bevestigt de deskundige dat Gesbo verantwoordelijk is voor een bijdrage van 38 dB(A) ter hoogte van het evaluatiepunt 1 gelegen in de tuin van de buurtbewoner (Hulsen 111). Wanneer de afzuiging van de spuitcabine in werking is, stijgt dit tot 49 dB(A). Deze waarde is nog steeds conform de milieukwaliteitsnorm die 50 dB(A) bedraagt (toetsingswaarde voor bestaande bedrijven.).

4.5 Natuur Gebieden van de vogel - en habitatrichtlijn Het bedrijfsperceel van Gesbo ligt voor een deel binnen de grenzen van het habitatrichtlijngebied “Bovenloop van de Grote Nete met Zammels Broek, Langdonken en Goor”, code BE2100040 (Figuur 9). Dit gebied bestrijkt een oppervlakte van 4280 ha tussen Lommel-Kerkhoven in het oosten en Aarschot in het Zuidwesten en omvat 7 deelgebieden (zie bijlage). Gesbo grenst aan en ligt deels in deelgebied 1 dat een oppervlakte heeft van 1.876 ha.

M-IMPACT

8 mei 2015


In het kader van de milieuvergunningsaanvraag maakte Acoustical Engineering een geluidsstudie voor Gesbo in juli 2010. Volgens deze studie is de actuele bijdrage van het bedrijf bij werking spuitcabine 33 dB(A) ter hoogte van de meest nabije woning. Deze specifieke bijdrage leidde de geluidsdeskundige af uit het verschil tussen het geluidsniveau bij het bedrijf in werking – dit bedraagt 39 dB(A) ter hoogte van de achtergevel van huisnummer 111; en het geluidsdruk zonder bedrijfsactiviteit bij Gesbo. Dit achtergrondgeluidsniveau bedraagt 37 à 38 dB(A).

22



Figuur 9: detailsituering GESBO op afbakening van het habitatrichtlijngebied

23

Deze ligging in habitatrichtlijngebied wil niet zeggen dat er natuurwaarden aanwezig zijn op het bedrijfsterrein. Dat is niet het geval, met uitzondering van een groenscherm op de oostgrens en een haag op de zuidgrens van het bedrijfsperceel. De afbakening van een habitatrichtlijngebied gebeurde niet overal op perceelniveau. In de omgeving van het plangebied lijkt de afbakening gebeurd te zijn louter door een bepaalde afstand te houden tot het woongebied van Hulsen. De afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) gebeurde wel op perceelniveau. Alleen percelen met een groene bestemming (volgens een gewestplan of een RUP) kunnen tot het VEN behoren. Ook de kartering van de biologische waarden door het INBO, gepubliceerd in de vorm van de biologische waarderingskaart, gebeurde op perceelniveau. Het plangebied ligt op 160 m van het meest nabije gebied van het VEN. Dat is de vallei van de Grote Nete, bovenstrooms. Het deelgebied ten zuiden van GESBO is dat een Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling (GENO) (Figuur 10), wat betekent dat de natuurwaarden er nog kunnen toenemen. Deelgebieden op grotere afstanden zijn Grote Eenheden Natuur (GEN).

8 mei 2015

M-IMPACT


Op de biologische waarderingskaart (Figuur 11) is het plangebied bijna volledig biologisch minder waardevol. Een klein deel van het plangebied, het meest nabij het valleigebied gelegen, staat op deze kaart aangeduid als biologisch zeer waardevol. Volgens de karteerder was dit perceel een vochtig wilgenstruweel (Sf). Dit vegetatietype is actueel, 2015, alleen nog aanwezig in de zuidelijke helft van het perceel. Het meest noordelijke stukje, gelegen in het plangebied, is een onverharde weg die weilanden met paarden ten oosten ontsluit. Ten zuiden van deze onverharde weg komt een ruige grasland vegetatie voor. Tussen de aarden weg en de omheining van Gesbo is een haag van inheems loofhout aangeplant. De meeste percelen met hoge biologische waarden, biologisch waardevol of biologisch zeer waardevol, liggen dieper in de vallei tussen Laak en Grote Nete. Het zijn vooral soortenrijke permanente cultuurgraslanden (hp+) waarvan sommige met microreliëf (hpr), populierenaanplanten op vochtige bodem met onderetage van kruiden of ruigte (lhi) of met onderetage van struiken (lhb), wilgenstruwelen (sf) en een mesofiel elzenbroekbos (vm).

M-IMPACT

8 mei 2015


Figuur 10: situering plangebied op de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk

24


Figuur 11: de biologische waarderingskaart rondom het plangebied GESBO

4.6 Landschap


Algemeen

25

Het plangebied ligt op de overgang van de vallei van de Grote Nete en het zandige infiltratiegebied ten noorden van de vallei en maakt deel uit van de Antwerpse Zuiderkempen. In de nabije omgeving zijn geen beschermde landschappen, dorpsgezichten of monumenten aanwezig. volgens de inventaris van het bouwkundige erfgoed is er 1 bouwkundig relict aanwezig ten oosten van het plangebied (Figuur 12). Het is een “langgestrekte hoeve” gelegen op huisnummer 111 daterend uit het interbellum. Kennes en Steyaert (2002) geven volgende beschrijving: “Schuin ingeplante, vrij intact bewaarde hoeve van drie + drie traveeën en één bouwlaag onder zadel(bedrijfsgedeelte) en mansardedak (woning, kunstleien), uit de eerste helft van de 20ste eeuw, op het kadaster ingetekend in 1925. Langgestrekte hoeve opgetrokken uit baksteen met eenvoudige segmentbogige muuropeningen en aflijnende baksteenfries.”

Landschapskaart provincie Antwerpen De landschapskaart van de provincie Antwerpen duidt aan dat in het plangebied plaggenbodems liggen (Figuur 13). Dat zijn bodems waar in het verleden veel strooisel van potstallen, een mengsel van afgeplagde heide of ander strooisel en dierlijke mest, is aangebracht waardoor er een dikke zwarte laag

8 mei 2015

M-IMPACT


humusrijke teelaarde ontstond. Ze zijn typisch voor akkers in de onmiddellijke omgeving van eerste nederzettingen. In de vallei van de Grote Nete ten zuiden van het plangebied zijn historische graslanden (gele kleur) met historische percelering (ruitpatroon) aanwezig. De kaart geeft ook de natuurlijke overstromingsgebieden weer (lichtblauw) waarin de gebouwen in het zuidoosten van het plangebied liggen.

Figuur 13: situering plangebied op landschapskaart provincie Antwerpen

M-IMPACT

8 mei 2015


Figuur 12: landschapsatlas rondom Gesbo

26


4.7 Mens, ruimtelijke aspecten Menselijk gebruik sfuncties rondom het plangebied


Zoals Figuur 2: situering van het plangebied op het gewestplan” toont ligt het plangebied in de omgeving van woongebieden en agrarische gebieden (en valleigebieden). Uit de kaart van de landbouwtelling (ALV) uit 2013 (Figuur 14), blijkt dat het professioneel landbouwgebruik in de omgeving van het plangebied vooral tijdelijk grasland is. Er ligt 1 maïsakker buiten de beekvallei, juist achter het woongebied. Hier en daar liggen landbouwbedrijfszetels in dit landbouwlandschap. Economische activiteiten blijven beperkt tot het plangebied (ook op Figuur 14 weergegeven).

27

Figuur 14: kaart met de landbouwgebruikspercelen en bedrijfspercelen

Mobiliteitsprofiel van Gesbo Tabel 1 geeft het actuele aantal bewegingen (in voertuigen en tussen haakjes in pae) van de verschillende vervoersmodi per dag.  Voetgangers en fietsers bereiken het bedrijf via Hulsen of via Uilebeemden. De fietsenstalling dient uitgebreid  Openbaar vervoer: de meest nabije bushalte “Hulsen Uilebeemden” ligt aan het pleintje op 125 m (voor ligging zie figuur 12) van de ingang van het bedrijf aan zijde Hulsen en op 100 m van de werkplaatsen aan Uilebeemden. Langs deze halte passeert lijn 733, de belbus van Hulsen-Balen. Een belbus volgt geen vaste route maar kan de gebruiker reserveren tussen twee haltes. Deze belbus rijdt tot de buurgemeentes.  Personenvervoer: het plangebied is voor werknemers, bezoekers en werkgevers die per wagen komen bereikbaar via Hulsen. De personeelsparking ligt naast de bedrijfsgebouwen (zijde pleintje). De klantenparking ligt vooraan bij het bedrijf, aan de zijde van Hulsen. 8 mei 2015

M-IMPACT




Leveringen en afvoer van afgewerkte veranda delen naar de montageplaats gebeuren via Uilebeemden dat via een pleintje op twee plaatsen naar Hulsen ontsluit.

Tabel 1: gegenereerd aantal verkeersbewegingen per modus van Gesbo

Werknemers klanten en leveranciers Bedrijfsvoertuigen

fiets

auto bestelwagen

20

54 10

vracht- tijdstip wagen ’s morgens tussen 8 en 9 en ’s avonds tussen 16u30u en 17u30

8

4 (8)

doorheen de dag voor beperkte tijd

6

8 (16)

aan begin en einde werkdag

De cijfers zijn bewegingen en omvatten dus zowel het toekomende als het vertrekkende voertuigen. Om het aantal bewegingen in de ochtend en avondspits te kennen, moeten de cijfers voor werknemers en de bedrijfsvoertuigen gehalveerd worden.

Buurt- en voetw egen provincie Antwerpen

Figuur 15: situering ligging buurt- en voetwegen rondom. het plangebied

M-IMPACT

8 mei 2015


Het plangebied grenst niet aan buurt- en voetwegen (Figuur 15). De meest nabije rooilijn van een buurt- en voetweg (rode lijn op de figuur) volgt het tracé van de weg Ossenberg achter de kerk van Hulsen. Dit is ten opzichte van de het plangebied aan de overzijde van het marktplein dat ten noorden ligt. Wijzigingen aan buurt- en voetwegen (lichtgroene lijnen) zijn verderop in Hulsen aanwezig. Deze wijzigingen zijn geen gevolg van het bedrijf noch van het voorgenomen plan.

28


5

Toets aan regelgeving milieueffectrapportage

5.1 Valt het voorgenomen plan onder het toepassingsgebied De regelgeving milieueffectrapportage (en veiligheidsrapportage) wordt geregeld in Titel IV van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid, afgekort DABM, van 5 april 1995 en latere wijzigingen. Artikelen 4.2.1 en 4.2.2 beschrijven het toepassingsgebied voor milieueffectrapportage over plannen en programma’s. Volgens artikel 4.2.1 valt ieder plan of programma dat het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project onder het toepassingsgebied. Een planologisch attest vormt ook een kader voor de toekenning van een vergunning en valt zo onder de definitie. Voor drie soorten plannen of programma’s opgesomd in artikel 4.2.2 wordt een uitzondering gemaakt: 1° een plan of programma dat uitsluitend bestemd is voor nationale defensie – dit is niet het geval; 2° een financieel of begrotingsplan en –programma – dit is niet het geval; 3° plan of programma dat wordt medegefinancierd in het kader van de EG verordening inzake structuurfondsen (verordening 1260/1999) en de EG-verordening inzake plattelandsontwikkeling (Verordening 1257/1999) – dit is ook niet het geval. Het aangevraagde planologisch attest voor Gesbo heeft tot doel om het bedrijf op de huidige locatie te bestendigen en zal de basis vormen voor toekomstige vergunningsaanvragen en regularisaties. Het zal aanleiding geven tot de opmaak van een gewestelijk RUP dat de gewestplanbestemming zal wijzigen. Het valt niet onder één van de uitzonderingen en valt dus onder het toepassingsgebied.


5.2 Is het plan van rechtswege plan -MER plichtig?

29

Volgens de regelgeving is een plan of programma van rechtswege plan-MER plichtig indien het beantwoord aan volgende criteria: 1° Het vormt een kader voor de toekenning van een vergunning voor een project uit bijlage I of II van het project-MER besluit (besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004) of voor een project van bijlage III van dat besluit (wijziging DABM van 1 maart 2013); en/of 2° Voor het plan is de opmaak van een passende beoordeling vereist; en 3° Het betreft GEEN kleine wijziging noch heeft het betrekking op een klein gebied op lokaal niveau; en 4° Het plan heeft betrekking op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, (openbaar) vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme, ruimtelijke ordening of grondgebruik. Het voorgenomen plan beantwoordt alleen aan het laatste criterium maar niet aan de drie overige.

8 mei 2015

M-IMPACT


1° Hoewel industrieterreinontwikkeling een rubriek is van bijlage III van het project-mer besluit (beslissing Vlaamse regering van 01.03.2013) vormt het voorgenomen plan “planologisch attest voor Gesbo” toch geen kader voor een project opgenomen in de bijlagen van het project-mer-besluit. Het plangebied is al ontwikkeld en moet niet meer ontwikkeld worden. Er is zo geen sprake van industrieterrein ontwikkeling. Deze visie blijkt ook uit het advies van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) van 12 augustus 2014 bij de aanvraag van het planologisch attest van 30 april 2014 (bijlage 2 van deze nota). Dit advies volgde de toets van de aanvraag bij het PA aan de project-mer-plicht, uitgevoerd door M-IMPACT. Het advies vroeg bijkomend wel de opmaak van deze plan-mer-screening. 2° Een passende beoordeling is niet vereist, het plan of programma heeft, ondanks de gedeeltelijke ligging in habitatrichtlijngebied, geen aanzienlijk effect op de instandhoudingsdoelen van dat habitatrichtlijngebied. Dit blijkt uit de screening passende beoordeling en VEN-toets van M-Impact die als bijlage gevoegd was bij de aanvraag voor een PA van 30 april 2014. Deze screening is opgenomen als bijlage 1 bij deze plan-mer-screening. 3° Het voorgenomen plan bepaalt wel het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau: het is van toepassing op een oppervlakte van 1,29 ha grenzend schermgroen waarin een bedrijf ligt dat volgens het gemeentelijk structuurplan behouden kan worden op die locatie. 4° het planologisch attest heeft betrekking op de ruimtelijke ordening


Conclusie: het voorgenomen plan is niet van rechtswege plan-MER plichtig omdat het het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau, er geen passende beoordeling vereist is en het geen kader vormt voor een project van bijlage I, II of III van de project-mer-plicht.

M-IMPACT

8 mei 2015

30


6

Bespreking effecten op planniveau

6.1 Methodiek effectbespreking De bespreking van mogelijke effecten in een plan-mer-screening moet gebeuren op planniveau. De bespreking gebeurt daarbij op basis van een ingeschatte worst-case invulling die de bestemmingswijziging mogelijk maakt, eventueel met enkele varianten. Maar in dit specifieke geval van het aangevraagde planologisch attest voor Gesbo volstaat een afweging van de milieueffecten veroorzaakt door de huidige, geplande invulling. Redenen hiervoor zijn:  Het gemeentelijk structuurplan van Balen beschouwd de activiteiten van Gesbo in Hulsen als een activiteit met uitdovend karakter. Dit wil zeggen dat indien Gesbo in de toekomst zich vestigt op een bedrijventerrein in de omgeving, de locatie niet kan worden ingevuld door een ander bedrijf, bv. een herstelplaats voor voertuigen.  Er zijn nauwelijks nog uitvoeringsvarianten mogelijk. De huidige invulling van het plangebied is bijna maximaal. Er is nog beperkte ruimte voor de gevraagde uitbreidingen op korte en lange termijn.


De actuele bestemming is deels woongebied, deels agrarisch gebied. De tabel 1 op volgende bladzijde gaat voor de verschillende bestemmingstypes (bestaande volgens het gewestplan en toekomstige via PA/RUP) na welke ingrepen er mogelijk zijn.

31

In het deel gelegen in woongebied staat het kantoor en de toonzaal van Gesbo. Deze invulling is vergelijkbaar met de invulling die in woongebied mogelijk is. Het enige verschil is het ontbreken van een tuin die er waarschijnlijk wel zou zijn indien Gesbo zich in het verleden niet vestigde op dit perceel. In het deel waar de tuin verwacht wordt, staat nu een deel van de grote werkplaats. In het woongebied is de gewijzigde invulling dus beperkt tot de werkplaats en niet tot de zone langs de weg waar het kantoorgebouw staat. Op het deel gelegen in agrarisch gebied staan de verschillende werkplaatsen (samen 1 groot gebouw vormend) en een opslaggebouw voor hout en stalling van de bedrijfsvoertuigen van Gesbo. Rondom is het terrein verhard. Een gelijkaardige invulling is mogelijk in agrarisch gebied namelijk bij vestiging van een landbouwbedrijfszetel op het perceel. In dat scenario zou het effect van het voorgenomen plan gelijkaardig zijn aan deze van het agrarisch gebied. De kans dat een landbouwbedrijf zich op de locatie zou gevestigd hebben indien Gesbo er niet aanwezig was, is klein. De worst-case effecten van het PA zijn deze bij de hypothetische invulling van het agrarisch gebied met een akker of een weiland. De effecten van het PA Gesbo op planniveau zijn dus vooral verbonden aan de bestemmingswijziging van het agrarisch gebied. Tabel 2 op volgende bladzijde toont zo welke ingrepen relevant zijn voor dit onderzoek naar MER.

8 mei 2015

M-IMPACT


Bouw van constructies

ja

niet beschouwd2

ja

Aanleg grote verharde oppervlakte

ja, maar beperkt

niet beschouwd

ja, over grote oppervlakte

Opslag van milieugevaarlijke stoffen in beperkte hoeveelheden

verwaarloosbaar niet beschouwd

ja, in kleine hoeveelheden (> woongebied)

Productie van sanitair afvalwater en lozing gezuiverd effluent

ja, beperkt

niet beschouwd

ja

Productie bedrijfsafvalwater

neen

niet beschouwd

ja, maar wordt opgehaald en daarom niet relevant

Beroepsmatig gebruik van machines voor bewerking van hout en metaal

neen

niet beschouwd

ja

Spuitcabine met ventilatoren voor aluminium of hout

neen

niet beschouwd

ja

Aanvoer grondstoffen, afvoer producten met vrachtwagens of bestelwagens

uitzonderlijk

niet beschouwd

dagelijks maar in lage intensiteiten (maximaal 24 pae/dag = 3 pae per uur)

generatie verkeer werknemers

verwaarloosbaar verwaarloosbaar

54 pae/dag waarvan 27 in de ochtend- en avondspits

De tabel 3 op de volgende bladzijde geeft voor iedere ingreep de relevante effecten. Deze effecten worden daarna kort behandeld in dit onderzoek naar MER.

2

geen vestiging landbouwbedrijf met stallen, silo’s en opslagloods

M-IMPACT

8 mei 2015


Tabel 2: mogelijke ingrepen in de verschillende bestemmingstypen van het plangebied (actueel en na goedkeuring PA en GRUP) Ingreep Woongebied Agrarisch KMO-zone gebied

32

33 bouw constructies verhardingen productie afvalwater exploitatie verandabouw opslag milieugevaarlijke stoffen gebruik machines spuitcabine mobiliteitsgeneratie

8 mei 2015

x 0 0 0 0 0 x x 0 0 0 x x x 0 x x 0 x(a) x(a) 0 x 0 0 x x 0 0 0 (x) 0 0 0 x 0 0 x 0 0 0 0 0 x(a) x(a) 0

0 0 0 0 x (x) (x) 0 0 0 0 0 x 0 (x) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 (x) (x) (x) (x) (x) (x) (x) 0 0 0 0 x (x) (x) (x) 0 0 0 (x) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 (x) 0 0 0 x(a)

wijziging aantal arbeidsplaatsen

landschap

wijziging mobiliteitsprofiel

landschappelijke versnippering

Tabel 3: ingreep-effecten schema van de relevante ingrepen van het voorgenomen plan bodem en grondwater water geluid lucht fauna en flora wijziging perceptieve kenmerken van het landschap

wijziging openheid van het landschap

netwerkeffecten

verstoring van habitats en soorten in vallei Grote Nete

verlies leefgebied soorten van akkers en weilanden

wijziging luchtkwaliteit

wijziging geluidsklimaat

wijziging infiltratie

wijziging afstroming

wijziging oppervlaktewaterkwaliteit

wijziging grondwaterhoeveelheid

wijziging kwaliteit

verlies bodemprofiel



mens

x(a) x(a) 0 X x x x

M-IMPACT


6.2 Beknopte bespreking effecten Bodem en grondwater 6.2.1.1 Wijziging bodemprofiel Deze effectgroep is relevant bij de bouw van constructies. Bij de bouw van constructies is het verlies beperkt tot de funderingen van de gebouwen. De toegepaste methode is staalbouw met een beperkt aantal funderingen. In combinatie met de vaststelling dat er geen waardevolle bodems op het perceel aanwezig zijn, is het effect van het voorgenomen plan beperkt.

6.2.1.2 Wijziging kwaliteit bodem en grondwater

De combinatie van:  kleine hoeveelheden opslag en beperkt gebruik spuitcabine t.o.v. industrieel bedrijf;  verplichtingen opgelegd door vigerende decretale bepalingen; Leidt tot het besluit dat het PA Gesbo op planniveau een beperkt effect heeft op de bodemkwaliteit en de grondwaterkwaliteit van het plangebied.

6.2.1.3 Wijziging grondwaterhoeveelheid en infiltratie Dit effect houdt verband met het effect op de gewijzigde afstromingshoeveelheid en gewijzigde infiltratie. Indien de werkplaatsen zouden dateren na 1 oktober 2004 was er de verplichting om het hemelwater van het terrein te gebruiken, infiltreren en vertraagd af te voeren richting de vallei van de Grote Nete. Voor bijkomende gebouwen geldt die verplichting ook. Het hemelwater dat valt op de bestaande gebouwen en verhardingen in het agrarisch gebied (gewestplan) en die dateren van voor 2004 stroomt af naar de rand van het perceel waar het kan infiltreren. Gedeeltelijk infiltreert dit hemelwater niet maar stroomt het via grachten sneller naar het waterlopenstelsel. De hoge verhardingsgraad betekent dat de verdamping van water zeer klein is. Enerzijds is er dus een afname in de aanvulling van het grondwater, maar tegelijkertijd verlaagt het M-IMPACT

8 mei 2015


Deze effectgroep is relevant voor de ingrepen opslag milieugevaarlijke stoffen (in kleine hoeveelheden) en exploitatie van een spuitcabine (voor verven van hout en aluminium) en mogelijk relevant voor de ingreep “gebruik van machines”. Bepaalde machines kunnen immers smeermiddelen bevatten die wanneer ze in de bodem terecht komen de kwaliteit ervan of deze van het grondwater kunnen aantasten De vigerende wetgeving van het bodemdecreet en uitvoeringsbesluit Vlarebo en van het Vlarem leggen verplichtingen op bij de opslag van stookolie in bovengrondse of ondergrondse tanks en andere stoffen in kleine hoeveelheden in kleine verpakkingen, aan het gebruik van spuitcabines en het gebruik van machines met bepaalde smeermiddelen. Alle scheikundige producten worden opgeslagen in een lokaal voorzien van een lekbak en volgens de opgelegde tussen afstanden. Dit gebeurt ook met de opgeslagen gasflessen. Deze verplichtingen hebben tot doel verontreiniging van bodem- en grondwater te vermijden.

34



verlies van grondwater via verdamping. Netto resulteert dit in een beperkte effect op de waterhuishouding in de vallei van de Grote Nete. Deze uitspraak gebeurde op niveau van de uitgestrekte beekvallei van de Grote Nete. Dit wil niet zeggen dat er geen afname is van infiltratie t.o.v. het nulalternatief (gewestplan) op perceel niveau. Ten opzichte van een invulling als weiland of akkerland zal er een afname van de infiltratie op perceel niveau zijn. Maar er zal ook een afname van de verdamping zijn in de zomer waarbij water dat ondiep afstroomt van hoger gelegen gebieden naar de vallei kan verdampen (zie hoger). Ten opzichte van een invulling met een landbouwbedrijfszetel zou het effect van het voorgenomen plan op perceel niveau beperkt zijn.

35

Het grondwater in de vallei van de Grote Nete ondervindt een effect van de gezamenlijke bebouwing en verharding van Hulsen en hoger gelegen gronden. Het voorgenomen plan zal een bestaande verharding aan de rand van de vallei op planniveau regulariseren. Deze verharding is in het verleden rechtsmatig vergund met een definitieve stedenbouwkundige vergunning. De relatieve oppervlakte van deze bestaande verharding is in het kader van deze screening moeilijk exact te kwantificeren en wordt geschat op maximaal 4% van de totale verharde oppervlakte van Hulsen. Een deel van de verharding van het plangebied ligt in de bestemming “woongebied” volgens het gewestplan. Hier veroorzaakt het voorgenomen plan geen wijzigingen. De verharde oppervlakte in het plangebied ligt aan de rand van de vallei met natte tot zeer natte zandbodems en voor een klein deel een vochtig bodemtype. In de vochtige en natte delen is alleen oppervlakkige infiltratie mogelijk is. Netto infiltratie gebeurt in het winterhalfjaar wanneer in de vallei de grondwaterstanden het hoogste zijn. Dan kan daar plasvorming optreden. Ten gevolge van ingrepen in de vallei zelf (grachten) zal dat hemelwater in belangrijke mate worden afgevoerd naar de waterloop vooraleer het na een minder natte periode alsnog kan infiltreren. Op basis van deze overwegingen, voor de volledigheid hier herhaald,  relatief beperkte oppervlakte verharding t.o.v. de totale oppervlakte van verharding in Hulsen;  een nog meer beperkte oppervlakte verharding t.o.v. de oppervlakte van het infiltratiegebied dat de vallei van de Grote Nete voedt;  ligging nabij de vallei waarbij in de winter een deel van het overtollige hemelwater niet kan infiltreren door hoge grondwaterstand en dan oppervlakkig afstroomt, op hogere gelegen gronden zou dit water wel infiltreren komt deze screening tot de conclusie dat het voorgenomen plan geen aanzienlijk effect heeft op de grondwaterstanden in de vallei van de Grote Nete, het relevante niveau voor beoordeling van het effect. De beperkte uitbreidingen van gebouwen en verhardingen die het voorgenomen plan zal mogelijk maken, dienen te voldoen aan de gewestelijke verordening betreffende het gebruik, de infiltratie en vertraagde afvoer en zullen zo ook geen aanzienlijk effect op de waterhuishouding veroorzaken. Mogelijk legt de vergunningverlener scherpere voorwaarden op vanwege de ligging nabij een beekvallei. Omdat deze uitbreidingen plaatsgrijpen op al verharde zones, waar de infiltratie al laag is, zouden de uitbreidingen die het voorgenomen plan zal mogelijk maken zelfs kunnen resulteren in een positief effect t.o.v. de actuele situatie want bijna het volledige bedrijfsterrein is verhard. Voor de verhardingen die dateren van vóór 1 oktober 2004 was de verordening immers niet van toepassing.

8 mei 2015

M-IMPACT


Oppervlaktewater en afvalwater 6.2.2.1 Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Het sanitaire afvalwater van de werkplaatsen zuivert Gesbo in een iba (individuele behandeling afvalwater). Het effluent (gezuiverde water) van dit systeem loost Gesbo in een met waterplanten begroeide gracht die 130 m verder uitmondt in de Laak. In deze gracht kan een verdere zuivering gebeuren door bacteriën op de wortels van de waterplanten. De waterplanten nemen voedingsstoffen op die in het effluent aanwezig zijn. Het geloosde jaardebiet bedraagt 200 m³. Omgerekend is dat 550 l per dag en 22 l per uur. Dit is een beperkte hoeveelheid. De waterkwaliteit van de Laak zal niet aanzienlijk wijzigen t.g.v. de lozing van het effluent van de waterzuiveringsinstallatie aanwezig in het plangebied.

6.2.2.2 Wijziging afstromingshoeveelheid Dit effect is vergelijkbaar met het effect beschreven in § 6.2.1.3 en is niet aanzienlijk.

Een deel van het plangebied is gelegen in het natuurlijk overstromingsgebied van een waterloop en daardoor in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Maar het is niet gelegen in een recent overstroomd gebied. Dit betekent dat er een zeer kleine kans (eens in de honderd jaar) is dat het plangebied deels kan overstromen, in het bijzonder de gebouwen in het zuidoosten van het plangebied. Deze liggen aan de rand van het overstromingsgebied van de Grote Nete. Bij hevige buien of grote afvoeren zal water vanaf de waterloop in dwarse richting op de loop de vallei gaan overstromen. Indien grote delen bedijkt zouden zijn, zou het waterpeil in het resterende overstromingsgebied bij extreme buien zeer snel kunnen stijgen. In het plangebied zijn geen dijken aanwezig. Bij een extreme bui (retourperiode 100 jaar) is er een kleine kans dat het plangebied kan overstromen en schade kan veroorzaken aan opgeslagen grondstoffen of afgewerkte producten, aan machines en aan gebouwen. Want de poorten van de gebouwen in overstromingsgebied zijn niet waterkerend. Het plan zal zo geen aanleiding geven tot een gewijzigd overstromingsregime in het plangebied noch de percelen links of rechts ervan. Zowel de overstromingsduur als de overstromingshoogte zal niet aanzienlijk kunnen stijgen ten gevolge van het plan.

Effecten op het geluidsklimaat Effecten op het geluidsklimaat zijn gerelateerd aan volgende ingrepen  De bouw van constructies en aanleg verhardingen (tijdelijk);  De werking van machines;  De spuitcabine;  Het verkeer van en naar het plangebied.

M-IMPACT

8 mei 2015


6.2.2.3 Wijziging overstromingsregime

36


6.2.3.1 Analyse Geluidseffecten van de aanleg zijn niet meer aan de orde gezien het voorgenomen plan wordt opgemaakt voor een gevestigd bedrijf dat een geëigende bestemming nodig heeft om in het plangebied te kunnen blijven. De gebruikte machines staan in de gebouwen opgesteld waarin via het voorgenomen plan het bedrijf bijkomende geluidsisolatie wil aanbrengen op lange termijn (zie planbeschrijving). De afzuiginstallatie van de spuitcabine is al voorzien van geluidsdempers. De deuren en poorten van de werkplaatsen met machines zijn alleen bij laad- en losactiviteiten geopend om emissies naar de omgeving zoveel mogelijk te vermijden. Bij aankoop van nieuwe machines koopt het gevestigde bedrijf machines met de laagste geluidsemissies. Het verkeer is beperkt tot ca. 30 pae (vnl. auto’s) in de spits en gedurende de dagperiode tot maximaal 10 pae per uur (vrachtwagens). De ontsluitingsweg van het plangebied ligt in de bebouwde kom en heeft ter hoogte van het plangebied twee bochten wat betekent dat de snelheid van voertuigen er beperkt is. De lage snelheid in combinatie met de beperkte intensiteiten van het verkeer genereren geen aanzienlijk effect op het geluidklimaat.

6.2.3.2 Besluit effecten op het geluidsklimaat


Het voorgenomen plan genereert zo hoogstens beperkte effecten op het geluidsklimaat. Dit blijkt uit de geluidsstudie van Acoustical Engineering uit 2010 en de aanvullende studie uit 2012 die de conformiteit van de geluidsimmissie nader beoordeelde en Gesbo liet uitvoeren in functie van de aanvraag tot vernieuwing en uitbreiding van de milieuvergunning. De samenvatting van de aanvullende studie is hieronder integraal opgenomen.

37

Kader: samenvatting aanvullende nota bij de geluidsstudie (Busschots en Opdebeeck, 2012) In dit rapport wordt verslag uitgebracht van de controle metingen die werden uitgevoerd op maandag 07 maart 2011 ter hoogte van de afzuiging van de spuitcabine (niet continue geluidsbron) na de plaatsing van een geluidsdemper. Doel van het onderzoek is na te gaan of aan de eisen uit Vlarem II (nieuwe inrichting en ligging in woongebied) voldaan wordt. Uit de analyse kunnen volgende besluiten getrokken worden;  de activiteiten van de inrichting vinden enkel plaats tijdens de dagperiode,  ter hoogte van de achtergevel van de woning aan de Hulsen 111 bedraagt de relevante waarde van het specifieke geluid 33 dB(A),  ter hoogte van de woning Hulsen 111 werd geen tonaliteit gemeten bij het inwerking zijn van de afzuiging. Het specifieke geluid is bijgevolg identiek aan de relevante waarde,  een evaluatie naar de richtwaarden voor nieuwe inrichtingen (40 dB(A) tijdens de dagperiode – enkel activiteit tijdens deze periode) toont aan dat er bijgevolg steeds conformiteit is.

8 mei 2015

M-IMPACT


Effecten op de luchtkwaliteit Wijziging van de (lokale) luchtkwaliteit is gerelateerd aan de ingrepen:  het gebruik (verwarming) van constructies waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een allesbrander (dit gebeurde in het verleden);  Het verkeer dat het bedrijf veroorzaakt; En mogelijk ook aan  gebruikte machines (productie stof bij houtbewerking);  de spuitcabine

6.2.4.1 Analyse De oppervlakte en het volume van de constructies zijn weliswaar groter dan deze van afzonderlijke woningen, maar vergeleken met het totale aantal woningen in Hulsen is de bijdrage van de huidige constructies in het plangebied beperkt. Ook de hoeveelheid gegenereerd verkeer is beperkt. Volgens het richtlijnenboek Stadsontwikkeling is pas een belangrijk effect op de luchtkwaliteit, waarbij nader onderzoek vereist is, mogelijk in geval van:  50 wooneenheden bij 1 ontsluitingsweg en;  100 wooneenheden bij 2 ontsluitingswegen met gelijke verdeling van het verkeer.

De bijdrage van de spuitcabine op de luchtkwaliteit, emissies van vluchtige organische stoffen is hier relevant, is beperkt omdat het gevestigde bedrijf alleen uitzonderlijk solventhoudende lakken gebruikt en omdat de spuitcabine is uitgerust met een actief koolfilter. Solventhoudende lakken en verven zijn alleen nodig voor het kleuren van aluminium veranda onderdelen. Dit besteedt het gevestigde bedrijf hoofdzakelijk uit aan een andere firma. Alleen voor dringende herstellingen of een kleine bestelling verft Gesbo zelf haar aluminium profielen. Dit is beperkt tot 2 u per dag en maximaal 50 l per jaar. De lucht van de spuitcabine wordt dan afgezogen en achtereenvolgens gefilterd in een paintstop-filter en stoffilter. Emissies van VOS zijn zo minimaal. Voor de houten veranda’s zijn verven en lakken op waterbasis nodig. Deze kleurt het gevestigde bedrijf wel allemaal in het plangebied. Emissies van vluchtige organische stoffen naar de lucht zijn bij watergedragen verven verwaarloosbaar.  Bij de houtverwerking komt stof vrij. De stofrijke lucht wordt afgezogen en over een stoffilter geleid zodat er ook geen uitstoot is van zwevend stof.  De gebruikte machines van het aanwezige bedrijf werken op elektriciteit die geen luchtemissies kennen.

6.2.4.2 Besluit effect op luchtkwaliteit Uit deze beschouwingen volgt dat het voorgenomen plan een beperkte invloed heeft op de lokale luchtkwaliteit. M-IMPACT

8 mei 2015


Het plangebied van het planologisch attest en de huidige invulling is duidelijk beperkter dan deze drempels. De beide stookinstallaties zijn vergelijkbaar met deze van 20 wooneenheden

38


Effecten op natuur 6.2.5.1 Directe effecten Zoals blijkt uit de tabel 3 wordt alleen een effect op leefgebied van soorten beschouwd. Een effect op habitatten is niet relevant. Zowel bij een agrarische invulling als de actuele invulling van het plangebied, producent van ramen, deuren en veranda’s, is het aanwezige habitattype biologisch minder waardevol. Het perceel ligt juist buiten de vallei waardoor er een intensievere vorm van landbouw mogelijk is. Dit kan worden afgeleid van figuren 11 (biologische waarderingskaart) en 14 (landbouwgebruik). De landbouwpercelen (figuur 14) die aansluiten bij het woongebied van Hulsen zijn volgens figuur 11 biologisch minder waardevol. Het voorgenomen plan heeft ook geen potentieel effect op de nagestreefde areaal- en oppervlaktedoelen voor habitatten en leefgebieden voor soorten. Dit blijkt uit de screening passende beoordeling (bijlage 1). De perceelgrenzen in de omgeving van het plangebied zijn grachten met al dan niet opgaande begroeiing en zijn zo leefgebied voor verschillende kleine vogel- en zoogdiersoorten en ongewervelden. Bij de huidige invulling is een brede groenbuffer aanwezig rondom de houtopslag en een smalle haag langs Uilebeemden (waar er geen oprit-afrit is). Voor soorten van stedelijk gebied is er nauwelijks een verlies van leefgebied. Voor soorten van perceelranden in agrarisch gebied heeft de ontwikkeling in het plangebied van het PA geresulteerd in een beperkt verlies van leefgebied. In de nabije vallei van de Grote Nete gebied vinden deze soorten nog een ruime oppervlakte leefgebied.


6.2.5.2 Verstoring van habitatten en soorten

39

Potentiele verstoringseffecten van het voorgenomen plan zijn wijziging waterkwaliteit, vermesting en verzuring door emissie verbrandingsgassen, geluidsverstoring en lichtverstoring. De wijziging van de waterkwaliteit die het voorgenomen plan kan veroorzaken via lozing van het effluent van een iba wordt hoger al ingeschat als beperkt. In landbouwgebied kan er een invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit zijn door het gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen die er niet is bij de huidige invulling. Vanwege de voldoende afstand tot geklasseerde waterlopen, zal de impact van een agrarische invulling op de oppervlaktewaterkwaliteit beperkt zijn. Er kan worden besloten dat het voorgenomen plan PA Gesbo niet resulteert in een verstoring van de natuur via waterrelaties bij vergelijking met een invulling met intensieve landbouw. Geluidsverstoring is alleen relevant tijdens de exploitatie die in de dagperiode gebeurt en heeft pas effecten vanaf een niveau van 45 dB(A). Uit de geluidsstudie van “Acoustical Engineering” blijkt dat op een aanpalend perceel de bijdrage van Gesbo maximaal 33 à 34 dB(A) bedraagt. Hieruit wordt afgeleid dat Gesbo geen geluidsverstoring genereert op habitatten en soorten in de omgeving van het plangebied. Het voorgenomen plan geeft geen aanleiding tot een verhoging van die geluidsbijdrage maar eerder tot een verlaging. Het voorziet bijkomende geluidsisolatie. Effecten van vermesting en verzuring van het voorgenomen plan zijn afhankelijk van: 8 mei 2015

M-IMPACT


 

De effecten op de luchtkwaliteit De aanwezigheid van gevoelige habitatten of soorten

Het effect op de luchtkwaliteit is beperkt (zie ook § 6.2.4). Het effect van deposities ten gevolge de emissies naar de lucht kan ook als beperkt worden beschouwd om volgend redenen:  de stookinstallaties van Gesbo vallen onder de definitie van kleine verbrandingsinstallatie volgens het Vlarem  het emissiepunt is hoog gelegen (niet nabij de grond zoals bij auto’s) wat betekent dat immissie en depositie over een grote oppervlakte worden uitgespreid zodat ze per oppervlakte eenheid klein zijn;  Nabij Gesbo worden mesotrofe (matig voedselrijke) tot voedselrijke habitatten nagestreefd volgens de S-IHD (zie bijlage 1). Lichtverstoring is niet relevant en zeer beperkt. Volgens het voorgenomen plan mogen de activiteiten in het plangebied alleen in de dagperiode plaatsvinden. Dit betekent dat er alleen verlichting van het terrein nodig is in de winterperiode. In die periode zijn lichtgevoelige dieren in de omgeving niet of nauwelijks actief. Vleermuizen zijn dan in winterrust. Het bedrijf waarvoor het PA wordt opgemaakt moet voorts de voorwaarden van Vlarem naleven die bepalen dat lichthinder vermeden moet worden door o.a. het juist richten van lichtarmaturen en deze niet onnodig te laten branden, o.a. bij inactiviteit.

Deze effecten zijn om volgende redenen niet relevant: 1) Het plangebied sluit aan bij de woonkern van Hulsen in Balen die een harde grens vormt met de natuur in de vallei van de Grote Nete, het voorgenomen plan wijzigt de invloed van deze bestaande barrière niet; 2) Het plangebied ligt perifeer ten opzichte van het habitatrichtlijngebied, biologische waardevolle percelen en gebieden van het VEN ; 3) De gewenste natuurverbinding (zie § 3.3.2) in de omgeving van het plangebied loopt oost-zuid, parallel aan het dorp en de Grote Nete en niet noord-zuid. Het plangebied ligt niet op deze verbinding. Natuurverbindingen tussen valleien, en dus dwars op de waterlooop, zijn op andere locaties gewenst.

6.2.5.4 Besluit effecten op natuur Het voorgenomen plan veroorzaakt geen aanzienlijke effecten op de natuur in de omgeving. 

Directe effecten zijn er niet omdat het alternatieve bestemmingstypes ook zou resulteren in een biologisch minder waardevolle invulling van het plangebied en de eventueel aanwezige soorten voldoende leefgebied vinden in de bestaande beekvallei.

M-IMPACT

8 mei 2015


6.2.5.3 Netwerkeffecten

40






Verstoringseffecten treden op maar zijn alle niet aanzienlijk: o Het extra (tov invulling woongebied en agrarisch gebied) geproduceerde sanitaire afvalwater wordt gezuiverd in een iba waarvan het effluent wordt geloods in een begroeide gracht. Dit effect is vergelijkbaar met het effect van een intensief landbouwbeheer ; o Het voorgenomen plan veroorzaakt geen overschrijding van de geluidsdrempel van 45 dB(A); o Effecten van verzuring en vermesting zijn in omvang gelijkaardig bij het voorgenomen plan en bij het nulalternatief (gewestplan) en daarom verwaarloosbaar; o Effecten van lichthinder zijn uitgesloten vanwege de beperkingen: activiteiten alleen tijdens de dagperiode en bepalingen in het Vlarem ter voorkoming van lichthinder. Netwerkeffecten zijn niet relevant.

Discipline landschap Zowel effecten op de landschappelijke waarden als de bouwkundig erfgoed waarden zijn relevant. Effecten op het archeologisch erfgoed worden niet beschouwd omdat het plangebied al ontwikkeld is. Volgens de ingreep-effectentabel zijn volgende effectgroepen relevant:  bouw van constructies;  mobiliteitsgeneratie.


6.2.6.1 Wijziging openheid van het landschap

41

Een perceel dat bij invulling volgens het gewestplan waarschijnlijk onbebouwd was gebleven, is actueel bebouwd en zal via het voorgenomen plan bebouwd blijven. De bebouwing betekent een afname van de openheid van het landschap. Deze afname is alleen merkbaar vanaf de buurtpercelen, op microniveau. Op mesoniveau en macroniveau van het landschap is er geen afname van de openheid van het landschap. De gebouwen sluiten aan bij de bebouwde kom van Hulsen. Deze gewijzigde openheid van het landschap is niet aanzienlijk.

6.2.6.2 Wijzing perceptieve kenmerken Bij de huidige invulling domineren in het plangebied landschapselementen die eerder als storend worden ervaren in het landschap van de vallei van de Grote Nete en van het dorp Hulsen. In de vallei is het een vreemd landschapselement, in het dorp overstijgt de schaal van de gebouwen deze van de woningen rondom de werkplaatsen, zowel in hoogte als grondoppervlakte. Dankzij de groenbuffer rond de houtopslag, beplantingen tegen de gebouwen en een haag langs Uilebeemden worden in het plangebied elementen ingebracht die eerder als positief worden ervaren. In uitvoering van het voorgenomen plan zal de groenbuffer aan de zijde van de buur op Hulsen 111 ook uitbreiden zodat deze aanwezig zal zijn over de volledige perceelgrens. Het globale effect op de perceptieve kenmerken van het landschap is om die reden niet aanzienlijk.

8 mei 2015

M-IMPACT


6.2.6.3 Effecten op landschappelijke relaties Analoog als bij de netwerkeffecten op fauna en flora wordt besloten dat de omvorming van ca. 1 ha agrarisch gebied in KMO-zone geen aanzienlijk netwerkeffect op het landschap genereert.  het voorgenomen plan doorbreekt geen landschappelijke relaties;  er is geen onderbreking van een zichtas of vista.

6.2.6.4 Effecten op bouwkundig erfgoed In de omgeving van het voorgenomen plan komen geen beschermde dorpsgezichten of monumenten voor. In Hulsen zijn alleen enkele gebouwen aanwezig die in de inventaris van het bouwkundig erfgoed zijn opgenomen. Het voortbestaan van deze gebouwen wordt niet gehinderd door het voorgenomen plan.

Discipline mens-mobiliteit

Deze conclusie van niet aanzienlijk effect volgt ook uit een toetsing aan de drempelwaarden voor de mobiliteitstoets. Voor bedrijvigheid en KMO ligt de drempel op 20 pae per uur gerelateerd aan het vrachtverkeer. Voor het woon-werkverkeer van personenwagens ligt de drempelwaarde op 35 pae per uur. Het mobiliteitsprofiel van het voorgenomen plan ligt onder deze drempelwaarden.

Mens - ruimtelijke aspecten Relevante effectgroepen van deze discipline zijn:  wijziging van het ruimtegebruik  de wijziging van de gebruikskwaliteit en  wijziging van dede ruimtebeleving.

6.2.8.1 Wijziging in ruimtegebruik Een invulling met bedrijvigheid en KMO betekent dat er meer mensen hun brood kunnen verdienen in het plangebied. Mensen die zonder het voorgenomen plan zich mogelijk verder moeten verplaatsen (10 werknemers komen per fiets). Bij een invulling als landbouwgebied zou het perceel werk verschaffen aan < 1 landbouwer. Bij het nulalternatief zou de werkgelegenheid die er nu feitelijk is en het voorgenomen plan zal behouden, zich verplaatsen naar een KMO-zone buiten Hulsen. Het effect van het M-IMPACT

8 mei 2015


Zoals tabel 1 toont genereert het voorgenomen plan mobiliteit van en naar het plangebied. Deze bedraagt in de spits maximaal 30 pae per uur en gedurende de dag 10 pae per uur. Per rijrichting is dit 15 pae in de spits en gemiddeld 5 pae gedurende de dag. De capaciteit van Hulsen (de weg) in functie van de verkeersleefbaarheid, kan worden geschat op 360 pae per uur per richting. Dit is 1 wagen per 10 seconden (1 vrachtwagen per 20 seconden). De bijdrage van het voorgenomen plan tot deze capaciteit is afgerond 5% in de spits en gemiddeld 1,5 % gedurende de dag. Deze bijdragen leiden niet tot een overschrijding van de capaciteit in functie van de verkeersleefbaarheid. Het effect van het voorgenomen plan op de mobiliteit is beperkt maar niet aanzienlijk.

42


voorgenomen plan op de landbouwsector is beperkt negatief, het effect op de totale tewerkstelling in Hulsen is positief.

6.2.8.2 Wijziging van de gebruikskwaliteit Het voorgenomen plan kan de gebruikskwaliteit van de omgeving wijzigen door het optreden van hinderaspecten en een veranderde veiligheid ten opzichte van een landbouwkundige invulling. Het effect op verkeershinder is onbestaande zoals beschreven in § 6.2.7. Effecten van geluid en stofhinder zijn beperkt door de in het voorgenomen plan genomen maatregelen (§ 6.2.3 en 6.2.4). Door het naleven van alle vigerende wettelijke bepalingen betreffende opslag van gevaarlijke stoffen en brandbare stoffen en het advies van de brandweer kan ook het effect op de veiligheid als beperkt beschouwd worden. Buurt- of voetwegen lopen niet door het plangebied zodat het langzaam verkeer geen hinder van het voorgenomen plan ondervinden.


6.2.8.3 Wijziging van de belevingskwaliteit

43

De belevingskwaliteit kan alleen wijzigen op de buurtpercelen en aan de zijde van Uilebeemden. Dit effect hangt immers nauw samen met de wijziging van de openheid van het landschap en de perceptieve kenmerken van het landschap. Deze effecten zijn beide beperkt in omvang en in de ruimte. Alleen in de onmiddellijke omgeving kunnen de wijzigingen ervaren worden. De aanwezige groenbuffer en de in het voorgenomen plan voorziene uitbreiding van de groenbuffer aan de zijde van Hulsen 111 zal de negatieve invloed van de bedrijfsgebouwen op de ruimtebeleving van deze bewoner in belangrijke mate wegnemen. Voor passanten op Uilebeemden is er een voldoende afstand tot de gebouwen om geen belangrijk effect op de ruimtebeleving te ondervinden. Het effect op de ruimtebeleving kan daarom als beperkt worden beschouwd.

6.3 Grensoverschrijdende effecten Er zijn geen grensoverschrijdende effecten. Het plangebied is een klein gebied op lokaal niveau in een niet grensgemeente.

8 mei 2015

M-IMPACT


6.4 Aanreiken informatie over de watertoets


Onderaan deze bladzijde en op de volgende bladzijde worden relevante watertoetskaarten van het plangebied afgebeeld. 1) Ligging t.o.v. overstromingszones (Figuur 16a en Figuur 16b) Het plangebied ligt buiten het winterbed van een grote rivier en ligt niet in recent overstroomd gebied. Een deel van het plangebied ligt wel in een overstromingsgevoelige zone en in het natuurlijk overstromingsgebied van de Grote Nete. 2) Erosie (Figuur 16c) Het plangebied ligt op de rand van een beekvallei in de Antwerpse Kempen. Deze valleien zijn gekenmerkt door zachte valleihellingen die niet erosiegevoelig zijn. 3) Infiltratie (Figuur 16d)en grondwaterstroming (Figuur 16e) Het noordelijke deel van het plangebied ligt in een infiltratiegevoelig zone wat betekent dat water er goed kan infiltreren. Een beperkt deel van het plangebied ligt in een gebied dat zeer gevoelig is voor grondwaterstromingen. Dit komt overeen met het deel gelegen in natuurlijk overstromingsgebied van de Grote Nete. In deze zone kunnen grote ondergrondse constructies een effect op grondwaterstromingen genereren.

45

a) recent overstroomde gebieden en overstromingsgevoelige gebieden

b) ligging plangebied op kaart met natuurlijke overstromingsgebieden

8 mei 2015

M-IMPACT


d) kaart met infiltratiegevoelige gebieden

e) kaart met de gevoeligheid voor grondwaterstroming

Figuur 16: selectie relevante watertoetskaarten van het plangebied en omgeving

M-IMPACT

8 mei 2015


c) erosiegevoelige zones en gebieden

46


7

Algemeen besluit

7.1 Beknopte beschrijving plan De firma Gesbo nv vraagt een planologisch attest aan met als doel het continueren van haar activiteiten op haar vestiging gelegen achter Hulsen 113. Op basis van dit planologisch attest zal Gesbo op korte termijn volgende regularisaties, uitbreidingen of vergunningen aanvragen:  een beperkte uitbreiding en gedeeltelijke regularisatie van de bureelruimte vooraan;  de regularisatie van 3 showroomveranda’s in woongebied;  het bestendigen van de zonevreemde bedrijfsonderdelen. En op lange termijn  vergunning voor een uitbreiding van bureel- en ontvangstruimte;  vergunning voor aanpassingen aan gebouwen, o.a. aanbrengen geluidsisolatie;  vergunning voor de aanleg van een groenscherm. Gesbo is momenteel hoofdzakelijk vergund maar zonevreemd gelegen na een arrest van de Raad van State dat bepaalde dat het BPA “Hulsen ambachtelijke Zone” uit 1987 niet van toepassing mag zijn voor Gesbo. De bestemmingswijziging diende toendertijd door een gewestplanwijziging gebeuren en niet door een BPA. Via het voorgenomen plan, aan planologisch attest dat aanleiding zal geven tot opmaak van een gewestelijk RUP, zal de bestemming als woongebied en agrarisch gebied terug gewijzigd worden in een zone voor bedrijven, ambachtelijke activiteiten, KMO’s en gelijkaardige bedrijven.


7.2 Beknopte beschrijving effecten van het voorgenomen plan

47

Het planologisch attest zal leiden tot de opmaak van een gewestelijk RUP en vormt de basis voor het afleveren van vergunningen en is daarom te beschouwen als een plan. Omdat dit plan het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau bepaalt en het niet de basis zal vormen voor een project van bijlage I, II of III van het project-mer-besluit, is het niet van rechtswege plan-mer-plichtig. Dit onderzoek naar mer onderzocht het effect dat zou optreden bij de bestemmingswijziging van woongebied en agrarisch gebied in een gebied voor “bedrijven, ambachtelijke activiteiten, KMO’s en gelijkaardige bedrijven”. Omdat de effecten al zijn opgetreden, is deze oefening deels een beoordeling achteraf. De invulling van het deel gelegen in woongebied verschilt weinig van de te verwachten invulling van het woongebied met uitzondering van de hogere verhardingsgraad. De tuinzone is ingenomen door showroomveranda’s en een kleine oppervlakte van de ateliers. De invulling van het deel gelegen in agrarisch gebied kan beschouwd worden als gelijkaardig aan een invulling met een landbouwbedrijfszetel. Bij een invulling met een akker of een weiland is de invulling wel totaal verschillend. Omdat de kans op vestiging van een landbouwbedrijfszetel verwaarloosbaar is, wordt het effect van het voorgenomen plan afgetoetst aan het nulalternatief van een invulling met akkerland of grasland.

8 mei 2015

M-IMPACT


Belangrijkste ingrepen die het voorgenomen plan mogelijk maakt zijn:  bestendiging en beperkte uitbreiding aanwezige gebouwen en verhardingen;  exploitatie van machines voor houten metaalbewerking in werkplaatsen versus een zeer klein aantal bewerkingen per jaar met landbouwmachines in open lucht;  bestendiging productie van sanitair afvalwater en lozing van het effluent na zuivering;  bestendiging opslag in kleine hoeveeheden en gebruik van verven en andere chemische producten versus gebruik van meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen;  mobiliteitsgeneratie;  uitvoeren van maatregelen om bestaande hinder te verlagen (geluidsisolatie, uitbreiding groenbuffer)..





bodem en grondwater: o er is een beperkt verlies en wijziging van het bodemprofiel van niet waardevolle bodemtypes; o opgelegde maatregelen van het Vlarem en het Vlarebo herleiden de kans op verontreiniging van bodem- en grondwater tot bijna nul; o het water dat op verhardingen valt stroomt af naar de omgeving waar het kan infiltreren. In combinatie met de afname van de verdamping door planten op het perceel zorgt dit voor een wijziging in de jaarlijkse aanvulling van het grondwater via hemelwater. Deze wijziging voltrekt zich op een relatief beperkte oppervlakte van de deelgemeente (geschat op 4%) en in een nog beperktere oppervlakte in het stroomgebied van de Grote Nete. De waterhuishouding in de vallei van de Grote Nete zal door het plan zeer beperkt wijzigen maar geen aanzienlijke wijzigingen ondervinden. oppervlaktewater o het effluent van gezuiverd afvalwater komt in een begroeide gracht terecht die verdero in de Laak uitkomt. Zonder het voorgenomen plan zou deze gracht het water van het landbouwperceel met daarin residuen van meststoffen en bestrijdingsmiddelen afvoeren wat een vergelijkbaar effect zal hebben op de waterkwaliteit. Op planniveau is er geen aanzienlijk effect. o het debiet van het effluent is zeer beperkt (< 1 l / minuut)en leidt niet tot peilschommelingen van de ontvangende waterloop „De Laak“  geluid o De gewenste invulling van het voorgenomen plan geeft geen aanleiding tot overschrijding van de strengere geluidsnormen voor nieuwe bedrijven. De bijdrage van Gesbo bedraag 33 à 34 dB(A) op buurtpercelen. Het voorgenomen plan zorgt voor het aanbrengen van extra geluidsisolatie zodat deze bijdrage nog kan afnemen.  lucht o De gewenste invulling van het voorgenomen plan veroorzaakt luchtemissies van kleine verbrandingsinstallaties en van een spuitcabine. De omvang van de verbrandingsinstallaties zijn te beperkt om te resulteren in een gewijzigde

M-IMPACT

8 mei 2015


De effecten blijken niet aanzienlijk:

48











49



luchtkwaliteit. De spuitcabine is voorzien van meerdere luchtfilters vooraleer de afgezogen lucht in de omgeving terecht komt. Het gebruik van solventhoudende verven in de spuitcabine is zeer beperkt, enkele uren per week en maximaal 50 l per jaar. Het stof dat vrijkomt bij de houtbewerking wordt afgezogen en in stoffilters uit de afgezogen lucht verwijderd. Fauna en flora o Het voorgenomen plan geeft geen aanleiding tot verlies van de oppervlakte biologisch waardevol gebeid en zorgt voor een beperkt verlies van leefgebied voor soorten. o Verstoringseffecten zijn beperkt tot afwezig omdat deze veroorzaakt worden uit emissies van geluid en stoffen naar en immissies van geluid en stoffen in bodem, water en lucht die beperkt zijn. o Netwerkeffecten treden niet op. Landschap en erfgoed o Het voorgenomen plan veroorzaakt lokaal, op microschaal (naburige percelen) een afname van de openheid van het landschap en van de perceptieve kenmerken van het landschap. o Het aanwezige onroerende erfgoed wordt niet aangetast. o Netwerk effecten op het landschap treden niet op Mens-mobiliteit o Het voorgenomen plan leidt tot een mobiliteitsgeneratie die kleiner is dan de drempels tot opmaak van een mobiliteittoets en maximaal 5% van de capaciteit i.f.v. de leefbaarheid bedraagt. 10 van de 46 werknemers komen met de fiets naar het werk. Mens-ruimtelijke effecten o Het voorgenomen plan zorgt voor lokale tewerkstelling en leidt niet tot een belangrijk verlies van landbouwoppervlakte o Effect op de gebruikskwaliteit is onbestaande omdat het voorgenomen plan geen overmatige hinder veroorzaakt via mobiliteit, geluid, trillingen of stof. Veiligheidsaspecten zijn alleen relevant in het plangebied zelf maar niet naar de omgeving. Buurt- en voetwegen worden niet aangetast. o De belevingskwaliteit verlaagt zeer lokaal, op de aanpalende percelen van het plangebied en wordt beperkt door aanwezige en in het voorgenomen plan voorziene groenbuffers. Het voorgenomen plan geeft geen aanleiding tot vestiging van een Seveso bedrijf noch wijzigt het de veiligheidssituatie rondom een Seveso bedrijf.

7.3 Eindbesluit Gezien het voorgenomen plan niet van rechtswege plan-mer-plichtig is en de effecten ervan beperkt zijn, moet er geen plan-MER worden opgemaakt bij de aanvraag van dit planologisch attest Gesbo.

8 mei 2015

M-IMPACT



M-IMPACT

8 mei 2015

50


Literatuur Acoustical Engineering (2010). Volledig akoestisch onderzoek Gesbo in Balen Busschots, Cristian & T. Opdebeeck (2012). Aanvulling volledig akoestisch onderzoek Gesbo in Balen, Acoustical Engineering, Sint-Katelijne-Waver, 6 pp. Aerts, Nele, Bieke Cloet, Jan Coppens, Marc Jossa, Elisabeth Kuijken, Guido Lauwaert, Chris Neuteleers, Koenraad Van Meerbeek, Francis Vansina, Johan Versieren & Arnoud Vervoort (2011). Actualisatie richtlijnenboek Milieueffectrapportering voor de activiteitengroep “Stadsontwikkeling en recreatie”. Fase 2 ‘Onderzoek en Rapportering’. Definitief richtlijnenboek. Tritel en Dienst MER, Antwerpen en Brussel, 269 pp. Afdeling milieuvergunningen (2009) Milieuvergunningsbesluiten in beroep tot het verlenen van twee vergunningen, met voorwaarden, aan Gesbo nv in Balen-Hulsen. ANB (2014). Rapport 22 Instandhoudingsdoelstellingen voor speciale beschermingszones. BE2100040 Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor. Antwerpen/Brussel, 254 pp en bijlagen. Beyen, Wouter (2014). Aanvraag planologisch attest door Gesbo, toets aan regelgeving milieueffectrapportage. Bijlage 10 bij STAN architecten & LDR (2014), 5 pp Beyen Wouter (2014). Aanvraag planologisch attest door Gesbo, screening passende beoordeling en verscherpte natuurtoets. Bijlage 8 bij STAN architecten & LDR (2014), 11 pp.


Eco2 (2008). Screening van het project Gesbo ter bepaling van de noodzaak tot opmaak van een passende beoordeling. Eco2, Dessel, 28 pp en 1 bijlage (Beschrijving habitatrichtlijngebied gelegen achter Gesbo, 14 pp.)

51

Kennis Hilde en R. Steyaert (2002). Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen Arrondissement Turnhout Kanton Mol. Bouwen door de Eeuwen heen in Vlaanderen 16N5, Brussel-Turnhout. Louette, Gerald, Dries Adriaens, Geert De Knijf & Desiré Paelinckx (2013). Staat van instandhouding (status en trends) habitattypen en soorten van de habitatrichtlijng (rapportageperiode 2007 – 2012). Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2013 (INBO.R.2013.23). Instituut voor Natuur- en bosonderzoek, Brussel, 46 pp Simons, M.J.A., J.G. Olsthoorn & C.F. Jaarsma (2006). Verkeersleefbaarheid: voor iedereen belangrijk, maar een vaag begrip. CROW, Witteveen+Bos en Wageningen Universiteit, 10 pp. STAN Architecten & LDR (2014). Aanvraag planologisch attest Gesbo n.v. Gent, 35 pp en bijlagen Vlaamse regering (2013). Besluit tot aanwijzing van de speciale beschermingszone ‘BE2100040 Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor’ en tot definitieve vaststelling van de bijbehorende instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten. 13 pp. en bijlagen 8 mei 2015

M-IMPACT



M-IMPACT

8 mei 2015

52


BIJLAGEN ONDERZOEK NAAR MER PA GESBO 8

Bijlage 1: screening passende beoordeling en VEN-toets

8.1 Screening passende beoordeling Het bedrijf is deels gelegen binnen de grenzen van het habitatrichtlijngebied “Bovenloop van de Grote Nete met Zammels Broek, Langdonken en Goor”, code BE2100040 (Figuur 18). Dit gebied bestrijkt een oppervlakte van 4280 ha tussen Lommel-Kerkhoven in het oosten en Aarschot in het Zuidwesten en omvat 7 deelgebieden (Figuur 17). Gesbo grenst aan en ligt deels in deelgebied 1 dat een oppervlakte heeft van 1.876 ha. De 7 deelgebieden zijn: 1) Bovenloop van de Grote Nete met Scheps, De Vennen, Most Keiheuvel 2) Zammelstreek, Varendonk en Wittebergen 3) Vallei van de Molse Nete 4) Vallei van de Grote Nete met Malsebroek en Belsbroek 5) Vallei van de Grote Nete te Stelen 6) Langdonken en Blakers 7) Goor, Asbroek en Prinsenbos


De afbakening werd vastgelegd bij besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 2002.

53

In het kader van de hernieuwing van de milieuvergunning voor Gesbo stelde Eco2 eind 2008 een screening passende beoordeling op. Eco2 besloot haar onderzoek dat Gesbo geen aanzienlijk effect kan genereren op het habitatrichtlijngebied en geen volwaardige passende beoordeling vereist is. Het ANB Antwerpen is in een advies uit 2008 dezelfde mening (geen effecten) toegedaan indien o.a.  Alle activiteiten op 1358b gestaakt worden en alle destijds resterende afval (klinkers, groenafval) verwijderd worden;  Het geloosde afvalwater gezuiverd wordt en het effluent een temperatuur heeft aangepast aan de omgevingstemperatuur;  Een buffering van hemelwater wordt voorzien;  Beschermingsvoorschriften voor soorten3 worden nageleefd.

3

, sinds mei 2009 zijn deze voorschriften geregeld via in het soortenbesluit. De kb’s en besluiten van de Vlaamse regering waarnaar het advies verwijst zijn gedateerd. 8 mei 2015

M-IMPACT


Figuur 18: detailsituering GESBO op afbakening van het habitatrichtlijngebied M-IMPACT

8 mei 2015


Figuur 17: situering deelgebieden van het SBZ-H: Bovenloop Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor

54


Eco2 screende de effecten ten opzichte van de feitelijke toestand (in 2008) van de percelen in het SBZ-H rondom het bedrijf. De percelen waren toen niet habitatwaardig en vertoonden tekenen van verruiging. Deze methode, toetsen aan de feitelijke toestand, was in die tijd gebruikelijk maar zal potentiële effecten niet detecteren. Sinds het opmaken van de eerste instandhoudingsdoelen (IHD) is het van belang om de effecten ten aanzien van de potentiële (na te streven) natuurwaarden in te schatten. Daarom wordt in deze screening passende beoordeling, aanvullend aan de gevoerde effectbeoordeling door Eco2, bijkomend nagegaan of het bedrijf geen aanzienlijke effecten kan hebben op de gewenste situatie van het habitatrichtlijngebied (SBZ-H) in kwestie. Deze gewenste situatie staat beschreven in het rapport met de specifieke instandhoudingsdoelen (S-IHD) van het SBZ-H.

Beschrijving S -IHD


De ontwerp S-IHD werden opgesteld in augustus 2012. De vastligging ervan door de Vlaamse regering wordt eerstdaags verwacht. Deze instandhoudingsdoelen worden opgemaakt voor volgende habitatten en soorten.

55

Habitatten bijlage I decreet natuurbehoud (bijlage I habitatrichtlijn) 2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten 2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op landduinen 3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoëtes-Nanojunctea 3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition 3260 Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitans en het Callitricho-Batrachion 4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix 4030 Droge Europese heide 6230 Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa) * 6410 Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (EuMolinion) 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones 6510 Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) 7140* Overgangs- en trilveen 7150* Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion 9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) 9160 Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eikenhaagbeukbossen behorend tot het Carpinion-betuli 9190 Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten 91E0 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) *

8 mei 2015

M-IMPACT


Soorten bijlage II decreet Natuurbehoud (bijlage II habitatrichtlijn)  Drijvende waterweegbree - Luronium natans  Beekprik - Lampetra planeri  Bittervoorn - Rhodeus sericeus amarus *  Kleine modderkruiper - Cobitis taenia  Rivierdonderpad – Cottus gobio*  Kamsalamander - Triturus cristatus  Meervleermuis - Myotis dasycneme * Soorten bijlage III decreet natuurbehoud (bijlage IV habitatrichtlijn)  Kamsalamander - Triturus cristatus  Poelkikker - Rana lessonae  Laatvlieger - Eptesicus serotinus  Meervleermuis - Myotis dasycneme  Rosse vleermuis - Nyctalus noctula  Ruige dwergvleermuis / Gewone dwergvleermuis / Kleine dwergvleermuis - Pipistrellus species

Deze lijst van de habitatten van bijlage I en soorten van bijlage II Natuurdecreet (en habitatrichtlijn) wijkt licht af van de aangemelde lijst bij de vastlegging van het gebied. Dit wordt in de opsomming met een * aangegeven. Bijlage III soorten natuurdecreet (bijlage IV habitatrichtlijn) en vogelrichtlijnsoorten zijn niet aangemeld voor dit SBZ-H en zijn bij de opmaak van de S-IHD toegevoegd. De S-IHD specifiëren voor de vermelde habitatten en soorten welke doelen in het gebied nagestreefd worden en bepalen voor ieder habitattype en iedere soort tot op deelgebiedniveau waar en hoe deze bereikt kunnen worden. Voor deelgebied 1, omgeving Hulsen, leiden we uit de S-IHD af dat er kansen zijn voor volgende twee habitatten en soorten van het valleilandschap: Habitatten 1) 6430: Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en subalpiene zones 2) 91E0: Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion incanae) Dit komt overeen met de kaart van Europese habitatten, afgeleide kaart van de biologische waarderingskaart (figuur 19). M-IMPACT

8 mei 2015


Soorten bijlage IV Natuurdecreet (bijlage I vogelrichtlijn)  Roerdomp – Botaurus stellaris  Woudaap – Ixobrychus minutus  Porseleinhoen – Porzana porzana  Bruine kiekendief – Circus aeruginosus  Kwartelkoning – Crex crex  Blauwborst – Luscinia svecica  Ijsvogel – Alcedo atthis  Wespendief – Pernis apivorus  Zwarte specht – Dryocopus martius

56


Soorten 1) De beekprik4 2) De vleermuizen laatvlieger, gewone en ruige dwergvleermuis 3) De ijsvogel Voor de realisatie van de doelstellingen kunnen maatregelen nodig zijn op vlak van het areaal (waar kan een bepaalde habitat of soort voorkomen), oppervlakte (waar komt het habitat of de soort actueel voor) en kwaliteit. Voor de relevante habitatten en soorten geeft onderstaande tabel per maatregel aan welke inspanningen nodig zijn. Maatregel 6430 91E0

areaal

oppervlakte

kwaliteit

behouden behouden

behouden stijgen

stijgen stijgen


Om de doelstellingen te behalen worden volgende algemene principes gehanteerd:  doelstellingen worden in de eerste plaats bereikt door kwaliteitsverbetering van habitatten en leefgebieden.  versterking natuurwaarden vindt in eerste orde plaats aansluitend aan bestaande kernen met natuurwaarden  zoveel mogelijk ruimtelijk combineren en realiseren van doelstelling op locaties met kleinste ruimtebeslag (zuinig ruimtegebruik)

57

Specifiek voor de vallei van de Grote Nete bepalen de IHD dat volgende maatregelen vereist zijn  Herstel hydrologie van de vallei en haar infiltratiegebieden  Verbetering van de waterkwaliteit door o.a. woningen die ongezuiverd huishoudelijk afvalwater lozen zo snel mogelijk aan te sluiten op een riolering of te voorzien van een iba. Dit is essentieel voor het behalen van doelstellingen voor vissoorten en de ijsvogel  Herstel natuurlijke beekstructuur en connectiviteit  Realisatie van een samenhangend netwerk van alluviale bossen, natte graslanden, ruigtes en moerassen en tot slot  realisatie uitgestrekt moerasgebied in het Zammels Broek en het Trichelbroek als leefgebied voor roerdomp, woudaap en porseleinhoen. Met uitzondering van de laatste maatregel die specifiek is gericht op deelgebied 3, zijn de overige van toepassing voor deelgebied 1 waaraan Gesbo grenst.

4

voor de drie overige vissoorten worden doelstellingen verder stroomafwaarts voorzien 8 mei 2015

M-IMPACT


Figuur 19: situering plangebied ten opzichte van percelen met een Europees habitattype (afgeleid van BWK, figuur 10 in hoofdtekst)

De effecten van Gesbo kunnen in drie types verdeeld worden. 1. Directe effecten welke ontstaan door het ruimtebeslag van het bedrijf in het habitatrichtlijngebied 2. Verstoringseffecten welke ontstaan doordat emissies van geluid, licht, stoffen naar lucht, bodem of water of het onttrekken van bv. water resulteren in gewijzigde omstandigheden in het habitatrichtlijngebied wat kan resulteren in een effect op habitatten of soorten. 3. Netwerkeffecten: deze effecten ontstaan wanneer een bedrijf verbindingsroutes van dieren verbreekt of barrières opwerpt tussen ecologische verbindingen

8.2.1.1 Directe effecten Het bedrijf kreeg in 1998 een stedenbouwkundige vergunning voor de bouw van bedrijfshallen die actueel gelegen zijn binnen de grenzen van het habitatrichtlijngebied. De afbakening daarvan gebeurde pas in 2002. Er kan hoogstens sprake zijn van een potentieel effect dat bovendien aanwezig is over minder dan 1/1000ste van de oppervlakte van deelgebied 1 van het SBZ-H. De S-IHD bepalen dat voor habitatten die voor de omgeving relevant zijn areaaluitbreiding niet vereist is. Binnen de grenzen van het SBZ-H zijn dus al voldoende de potenties voor deze habitatten aanwezig. Momenteel niet geschikt areaal moet niet geschikt gemaakt. De beperkte oppervlakte van het bedrijf dat gelegen is binnen de contouren van het SBZ-H is niet vereist om de doelstellingen van de S-IHD te halen. Er kan worden M-IMPACT

8 mei 2015


8.2 Screening effecten van Gesbo

58


besloten dat Gesbo geen potentieel effect heeft op de nagestreefde areaal- en oppervlaktedoelen voor habitatten en leefgebieden voor soorten.

8.2.1.2 Verstoringseffecten Potentiele verstoringseffecten van het bedrijf zijn wijziging waterkwaliteit, vermesting en verzuring door emissie verbrandingsgassen, geluidsverstoring en lichtverstoring. Niet relevant is verdroging want Gesbo heeft geen grondwaterwinning en veroorzaakt zo geen directe verdroging.


Wijziging waterkwaliteit

59

De S-IHD bepalen dat voor het behalen van doelstellingen voor vissen het verhogen van de waterkwaliteit een vereiste is. Alle ongezuiverde afvalwaterstromen moeten worden gesaneerd. Zoals figuur 20 toont ligt Gesbo volgens de zoneringskaart van de VMM voor rioleringen in een collectief te optimaliseren buitengebied. Door haar sanitaire afvalwater te zuiveren in een IBA (individuele behandelingsinstallatie van afvalwater) draagt Gesbo bij in de realisatie van de doelstelling “verhogen waterkwaliteit”. Het effluent van de IBA wordt geloosd in een begroeide gracht. Deze stroomt af naar de Laak. In de begroeide gracht kan verdere zuivering van het effluent plaatsgrijpen met o.a. opname van voedingsstoffen. Maar op de waterkwaliteit van de beken is de impact van de lozing van dit effluent minimaal. Deze invloed zal niet resulteren in het niet behalen van doelstellingen voor beekprik en ijsvogel, soorten die gebaat zijn bij hoge waterkwaliteit van zuiver water. Besloten wordt dat Gesbo geen aanzienlijk negatief effect op de waterkwaliteit in het SBZ-H genereert en daardoor ook niet op de populatie van de beekprik en ijsvogel. Tijdens het terreinbezoek werd de ijsvogel zelfs roepend waargenomen aan de Grote Nete, tijdens exploitatie van het bedrijf, een aanwijzing dat er geen effect is.

Geluidshinder Geluidsverstoring is alleen relevant tijdens de exploitatie die in de dagperiode gebeurt en heeft pas effecten vanaf een niveau van 45 dB(A). Uit de geluidsstudie van “Acoustical Engineering” blijkt dat op een aanpalend perceel de bijdrage van Gesbo maximaal 38 dB(A) bedraagt. Hieruit wordt afgeleid dat Gesbo geen geluidsverstoring genereert op het aanpalende habitatrichtlijngebied.

8 mei 2015

M-IMPACT


Figuur 20: situering bedrijf op zoneringskaart riolering van de VMM

Eco2 besloot in haar screening van 2008 dat de verbrandingsinstallatie van Gesbo geen effect van verzuring en vermesting heeft op het SBZ-H wanneer getoetst werd aan het meest kwetsbare aangemelde habitat, namelijk droge heide. In de omgeving van Gesbo komen deze voedselarme habitatten niet voor. De S-IHD bepalen dat er vooral potenties zijn voor de voedselrijke habitatten 6430 en 91E0. Bovendien heeft het bedrijf geen vergunning meer voor de houtverbrander. Alleen de verbrandingsinstallaties op huisbrandolie met een gezamenlijk thermisch vermogen van 1.000 kilowatt zijn vergund en emitteren verbrandingsgassen. Uitgaande van volgende overwegingen kan worden aangenomen dat deze kleine verbrandingsinstallaties van het bedrijf geen vermestende noch verzurende invloed hebben op het habitatrichtlijngebied:  De emissie is beperkt, de stookinstallaties vallen onder de noemer kleine verbrandingsinstallatie;  het emissiepunt is hoog gelegen (niet nabij de grond zoals bij auto’s) wat betekent dat immissie en depositie over een grote oppervlakte worden uitgespreid zodat ze per oppervlakte eenheid klein zijn;  Het habitatrichtlijngebied ligt ten zuiden van het emissiepunt terwijl, wegens overheersende ZW winden, grootste immissie en depositie ten noordoosten plaatsgrijpt;  Nabij Gesbo worden mesotrofe (matig voedselrijke) tot voedselrijke habitatten nagestreefd volgens de S-IHD.

M-IMPACT

8 mei 2015


Vermesting en verzuring

60


Lichtverstoring Deze vorm van hinder kan afkomstig zijn van de verlichting die aanwezig is boven de toegangen tot de gebouwen. Vastgesteld wordt dat de armaturen alle naar de grond zijn gericht, waar het licht nodig is. Dit betekent dat er nauwelijks sprake zal zijn van verstrooiing van licht naar de omgeving, waaronder het habitatrichtlijngebied. De aanleg van een extra groenscherm dat het bedrijf wil aanleggen op lange termijn zal de eventuele lichtverstrooiing nog verder doen afnemen. Vleermuizen en andere lichtgevoelige soorten zullen geen hinder ondervinden. Er is geen effect van lichtverstoring op de S-IHD voor het habitatrichtlijngebied.

8.2.1.3 Netwerkeffecten Deze effecten zijn niet relevant wegens de perifere ligging van het bedrijf t.o.v. het habitatrichtlijngebied. Het bedrijf ligt niet tussen twee deelgebieden in. Migrerende dieren verplaatsen zich hoofdzakelijk parallel met de vallei, dit is oost-west en niet noord-zuid. Er is ook geen gevaar op mortaliteit van amfibieën of andere beschermde soorten door het verkeer. Enerzijds omdat er geen geschikte leefgebieden voor deze soorten zijn aan weerszijden van de toegangsweg Uilenbemden en anderzijds omdat leveringen enkel tijdens de dagperiode gebeuren en amfibieën hoofdzakelijk ’s nachts migreren.


Besluit screening passende beoordeling

61

Aanvullend aan de screening uitgevoerd door Eco2 in 2008 op de effecten van Gesbo op de actuele (in 2008) toestand van het habitatrichtlijngebied, screent deze nota de effecten van Gesbo op de gewenste toestand van het habitatrichtlijngebied zoals beschreven in het S-IHD rapport. Er wordt vastgesteld dat ook wanneer wordt getoetst aan de doelstellingen beschreven in de S-IHD Gesbo geen negatieve effecten heeft op het habitatrichtlijngebied. De opmaak van een volwaardige passende beoordeling is niet vereist.

8.3 Verscherpte natuurtoets (VEN -toets) De afstand van het bedrijfsperceel tot een gebied van het VEN, “Vallei van de Grote Nete bovenstrooms”, bedraagt ca. 150 m. Dit gebied overlapt ter hoogte van Gesbo volledig met het SBZ-H waarop effecten werden gescreend. De screening passende beoordeling kwam tot het besluit dat er geen of hoogstens minimale effecten (lozing effluent gezuiverd sanitair afvalwater) zijn op het SBZ-H. Op het VEN dat verderaf ligt zijn er geen effecten meer te verwachten. Er is dus geen sprake van onvermijdbare en onherstelbare schade aan het VEN. Het PA moet niet vergezeld van een gedetailleerde VEN-toets. 8 mei 2015

M-IMPACT


Bijlage 2: advies LNE bij de aanvraag PA van 30 april 2014


9

M-IMPACT

8 mei 2015

62

M-IMPACT

Maatschappelijke zetel Stationsstraat 50 bus 3 B 3910 Neerpelt Contact Tel.: 011 666 765 GSM: 0474 696 317 e-mail: [email protected]

BTW BE 0843.085.101

Aanvraag planologisch attest door GESBO gemeente Balen

Recommend Documents