2002
N 27
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op donderdag 14 februari 2002 te 20.00 uur in het Stadhuis te Lelystad.
1.
Aanwezig zijn:
de heer Ch. Leeuwe, burgemeester/voorzitter; de heren B.J. van Bochove (CDA), R. Bootsma (PvdA), W. Luten (VVD), J.P. Mattie (VVD), T.J. van der Zwan (PvdA), wethouders; de heer N. Benedictus (VVD), mevrouw M. Boshuizen (D66), de heer S.G.J. van Erk (VVD), mevrouw A. Hartman-Moes (CDA), de heren W. Hijmissen (CDA), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. JacobsHaagen (VVD), de heer W. de Jager (PvdA), de dames A. de Jong (VVD), G.J. de Jong (PvdA), T.R. Kinilitan, de heren A.G. Klaver (PvdA), A. Kok (ChristenUnie/SGP), S.J. Kok (Gr.Links), mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (Gr.Links), de heren L. Kuijpers (PvdA), E.H.G. Marseille (VVD), B. Poppens (VVD), mevrouw M.A.S. van Sprang-Kamstra (D66), de heren R. Spriensma (CDA), H.J. Surink (D66), J. Terpstra (Gr.Links), H.J. Veerkamp (NWP) en mevrouw J.F. Weijerman-Hiddes (AOV/Unie 55+), leden van de raad; alsmede de heer D.J. Willems, secretaris.
Afwezig zijn:
de heren C.J.J. Homan (PvdA), J. Lodders (VVD), A.M. René (CDA) en J.H. Terbach (PvdA), leden van de raad.
Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Homan, Lodders, René en Terbach.
2002
2.
N 28
Notulen van de op 11 december 2001 en 10 januari 2002 gehouden openbare vergaderingen De notulen worden conform ontwerp vastgesteld.
3.
Ingekomen stukken (stuk nr. 2413) -
1 2 3 4
- 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12
Voor kennisgeving aangenomen. Ter afdoening in handen gesteld van burgemeester en wethouders. Voor kennisgeving aangenomen. In handen gesteld van burgemeester en wethouders voor het uitbrengen raadsvoorstel. In handen gesteld van burgemeester en wethouders voor het uitbrengen raadsvoorstel. In handen gesteld van burgemeester en wethouders voor het uitbrengen raadsvoorstel. In handen gesteld van burgemeester en wethouders voor het uitbrengen raadsvoorstel. In handen gesteld van burgemeester en wethouders voor het uitbrengen raadsvoorstel. In handen gesteld van burgemeester en wethouders voor het uitbrengen raadsvoorstel. In handen gesteld van burgemeester en wethouders voor het uitbrengen raadsvoorstel. Ter afdoening in handen gesteld van burgemeester en wethouders.
van een van een van een van een van een van een van een
De heer Surink: Mijnheer de voorzitter. Wij willen u vragen om de commissie te laten weten hoe de brief is afgedaan en welke de argumenten zijn. Ter afdoening in handen gesteld van burgemeester en wethouders. De betreffende commissie wordt geïnformeerd over de wijze van afdoening.
4.
Mededelingen Er zijn geen mededelingen.
5.
Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Uit mededelingen in commissie 1 en 3 en ook uit de media is ons gebleken dat het college op de hoogte is van de ontwikkelingen rondom de Flevocentrale. De afvalinzamelaar Sita en stroomproducent Electrabel willen daar een centrale bouwen die stroom opwekt uit brandbaar afval, afval dat niet meer is geschikt voor hergebruik. 1) Is het juist dat het college daarvan al meer dan anderhalf jaar op de hoogte is? 2) Zijn er tussen het college en minister Pronk bij de gevoerde discussie over het realiseren van Bataviastad afspraken gemaakt die luiden: "Lelystad stemt in met de realisatie van een vuilverbranding bij de Flevocentrale en het Rijk staakt het verzet tegen de totstandkoming van een Outletcentre"?
2002
N 29
In 1990 heeft de raad nadrukkelijk uitgesproken geen afvalverbrandingsinstallatie bij en/of in de directe omgeving van de Flevocentrale te willen. Tot op heden heeft de raad dat standpunt niet herzien. 3) Welke actie onderneemt het college tot nu toe? 4) Is het college voornemens de raad op korte termijn een voorstel tot herziening van het in 1990 uitgesproken standpunt voor te leggen? 5) Bestaat er naar de opvatting van het college een verschil met betrekking tot de effecten voor onder andere de omgeving tussen het verbranden van afval in een Huisvuilverbrandingsinstallatie ten opzichte van het verbranden van afval in een elektriciteitscentrale? 6) Als gevolg van verbeteringen in de techniek, o.a. rookgasreinigers, zou de uitstoot "veilig" zijn. Hebben incidenten elders niet aangetoond dat juist door calamiteiten die kunnen misschien wel "zullen" - optreden de milieuschade enorm is? 7) De omgevingsfactoren die in 1990 van betekenis waren, gelden nu nog: kwetsbaar landbouwgebied, zuivelproductie, biologische landbouw en verwerking van biologische landbouwproducten, alsook ons imago als schone stad met schoon land, water en lucht. Zijn deze aspecten naar het oordeel van het college nu van mindere betekenis en minder kwetsbaar? De CDA-fractie is tegen de verbranding van afval op ons grondgebied, al dan niet hoogcalorisch. De CDA-fractie vindt de opstelling van het college tot nu toe tamelijk passief, namelijk het volgen van wat er zoal gebeurt en indien noodzakelijk reageren. 8) Wij nodigen het college uit zich meer pro-actief tegen elke vorm van afvalverbranding te verzetten. Is het college bereid zich hiertoe in te zetten? 9) Is het college bereid de raad in haar vergadering van 27 februari a.s. een duidelijk standpunt voor te leggen, leidende naar een uitspraak van de raad gericht op een ondubbelzinnige stellingname tegen verbranding van afval? 10) Wil het college hierin aangeven welke middelen beschikbaar zijn en benut zullen worden om realisering van welke vorm van afvalverbranding ook te verhinderen? 11) Hebben onze inwoners en met name de omwonenden er immers geen recht op om op de meest korte termijn het standpunt van de raad en van het college te kennen? Ik weet dat in het reglement van orde staat dat alleen de vragensteller mag reageren op de beantwoording namens het college. Toch wil de CDA-fractie ook graag van andere fracties horen hoe zij denken over onze zienswijze en ons verzoek aan het college om op 27 februari een standpunt aan de raad voor te leggen, zodat de raad een weloverwogen uitspraak kan doen over het verbranden van afval in onze gemeente. Ik verzoek u andere fracties die mogelijkheid te geven en ik daag andere fracties uit om hun standpunt te geven of hun vragen te stellen. De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. Ook de PvdA-fractie was voornemens vragen te stellen over dit onderwerp. Wij willen ons nu aansluiten bij de vragen die de heer Hijmissen gesteld heeft. Wij sluiten ons ook aan bij de inhoudelijke opmerkingen van de heer Hijmissen. Namens de PvdA wil ik daar nog een vraag aan toevoegen. 12) Hoe oordeelt het college over de woorden van gedeputeerde De Raad in Dagblad Flevoland, waarin hij zegt dat er een wil moet zijn om hier zo'n centrale neer te zetten. Of het dan straks linksom of rechtsom gebeurt, maakt niet uit. Loopt de heer De Raad daarmee niet voor de muziek uit? De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. Wij willen ons aansluiten bij de vorige sprekers. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Wij kunnen ons daar ook bij aansluiten.
2002
N 30
Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Wij sluiten ons ook bij de vragen aan, maar ik wil er wel bij zeggen dat wij ons nog aan het oriënteren zijn over deze problematiek. Wij hebben er nog geen standpunt over ingenomen. Wij zijn heel benieuwd naar de antwoorden op de vragen die de heer Hijmissen heeft gesteld. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik sluit me aan bij de vragen van de heer Hijmissen, maar niet bij zijn opmerkingen. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. De eerste vraag luidde: 1) "Is het juist dat het college daarvan al meer dan anderhalf jaar op de hoogte is?" Het antwoord op deze vraag is: "nee". Het college is kort voor de laatste zomervakantie geïnformeerd dat men bepaalde ontwikkelingen op die locatie wilde. Het college heeft gevraagd om daar nader over te worden geïnformeerd. Een breed samengestelde delegatie van burgemeester en wethouders van Lelystad en een vertegenwoordiging van het Gedeputeerde Staten van Flevoland is geïnformeerd op 11 september 2001. In die bijeenkomst heeft een nogal pittige discussie plaatsgevonden, waarbij van onze kant is aangegeven dat wij grote problemen hebben met die ontwikkeling. Daarna is het geruime tijd stil geweest, tot wij medio januari hoorden dat men toch besloten heeft om de plannen voort te zetten. 2) "Zijn er tussen het college en minister Pronk bij de gevoerde discussie over het realiseren van Bataviastad afspraken gemaakt die luiden: "Lelystad stemt in met de realisatie van een vuilverbranding bij de Flevocentrale en het Rijk staakt het verzet tegen de totstandkoming van een Outletcentre"? Er zijn twee elementen in deze vraag. Zijn er met de heer Pronk afspraken gemaakt en zijn die afspraken gericht op een relatie tussen de Flevocentrale en Bataviastad? Ik kan u mededelen dat die afspraken niet gemaakt zijn. Er zijn met de heer Pronk slechts afspraken gemaakt over openbaar vervoer naar de kust, om precies te zijn naar Bataviastad, en over het maken van bestemmingsplannen voor die gebieden waar nog geen bestemmingsplan voor was. 3) "Welke actie onderneemt het college tot nu toe?" Het college bereidt zich voor om in het kader van de startnotitie voor de MER een standpunt in te nemen. 4) "Is het college voornemens de raad op korte termijn een voorstel tot herziening van het in 1990 uitgesproken standpunt voor te leggen?" Het antwoord luidt: "nee". 5) "Bestaat er naar de opvatting van het college een verschil met betrekking tot de effecten voor onder andere de omgeving tussen het verbranden van afval in een Huisvuilverbrandingsinstallatie ten opzichte van het verbranden van afval in een elektriciteitscentrale?" Het antwoord luidt: "nee". 6) "Als gevolg van verbeteringen in de techniek, o.a. rookgasreinigers, zou de uitstoot "veilig" zijn. Hebben incidenten elders niet aangetoond dat juist door calamiteiten die kunnen misschien wel "zullen" - optreden de milieuschade enorm is?" Het antwoord op die vraag is bevestigend. Er heeft zich de afgelopen tijd een aantal incidenten voorgedaan waaruit dat nadrukkelijk blijkt.
2002
N 31
7) "Zijn de aspecten (met betrekking tot kwetsbaar landbouwgebied, enz.) naar het oordeel van het college nu van mindere betekenis en minder kwetsbaar?" Het antwoord luidt dat die aspecten nu zeker niet van minder betekenis zijn en het gebied nu zeker niet minder kwetsbaar is. 8) Dan komt u bij een vraag die mij noopt om mijn antwoord zorgvuldig te formuleren. U zegt dat de CDA-fractie tegen de verbranding van afval is op ons grondgebied. Ik moet constateren dat ook de VVD en de PvdA er tegen zijn, want zij hebben zich niet alleen bij uw vragen aangesloten maar ook bij uw opmerkingen. U vraagt of het college bereid is zich meer pro-actief tegen elke vorm van afvalverbranding te verzetten. Tot nu toe was de eindconclusie van een discussie binnen het college dat wij ons zouden richten op de instrumenten die wij ter beschikking hebben. Het college volgt de lijn zoals die in onze wettelijke mogelijkheden is verankerd. Als ik nu van een drietal fracties hoor dat zij vinden dat er een andere lijn gekozen moet worden, dan zal het college zich daarop moeten beraden. 9) "Is het college bereid de raad in haar vergadering van 27 februari a.s. een duidelijk standpunt voor te leggen, leidende naar een uitspraak van de raad gericht op een ondubbelzinnige stellingname tegen verbranding van afval?" Uit mijn vorige antwoord kunt u opmaken dat wij ons daarover zouden moeten beraden. 10) "Wil het college hierin aangeven welke middelen beschikbaar zijn en benut zullen worden om realisering van welke vorm van afvalverbranding ook te verhinderen?" Als wij op de negende vraag met een positieve reactie komen, dan zullen wij die elementen meenemen. 11) "Hebben onze inwoners en met name de omwonenden er immers geen recht op om op de meest korte termijn het standpunt van de raad en van het college te kennen?" Zij hebben uit mijn beantwoording ons standpunt kunnen vernemen, namelijk dat wij de lijnen volgen zoals die zijn uitgezet in alle juridische en wettelijke kaders rondom milieu-aspecten en de ruimtelijke ordening. Het college zal zich echter nog over haar standpunt beraden. 12) De PvdA vraagt hoe het college oordeelt over een uitspraak van gedeputeerde De Raad in Dagblad Flevoland. Het is een uitspraak van een gedeputeerde. Wij nemen aan dat hij daarbij het standpunt van de provincie heeft weergegeven. Dat is echter niet ons standpunt. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Door de beantwoording is naar onze mening de ruis die in het betreffende gebied ontstaan is, ontzenuwd. Het college is nog niet lang op de hoogte en er is ook geen koppeling gemaakt tussen Bataviastad en het verbranden van afval. Bedankt voor die helderheid. Vervolgens lijkt mij dat er toch sprake is van enige tegenstelling in de antwoorden op de gestelde vragen. U bent niet bereid, hoewel wethouder Van Bochove zojuist aangaf dat het college zich nog zal beraden, om de raad op korte termijn een voorstel tot herziening van het standpunt van 1990 voor te leggen. U spreekt uit dat er geen verschil bestaat tussen het verbranden van afval in een Afvalverbrandingsinstallatie en in een elektriciteitscentrale. Als wij in 1990 vonden dat dit niet zou moeten kunnen in deze stad, dan is nu mijn vraag waarom u nu nog een afwachtende houding zou innemen. Waarom zet u nu dan niet die lijn voort, als u niet overweegt om de raad een nieuw standpunt voor te leggen? De reden gaf u zelf al aan: incidenten elders in het land hebben aangetoond dat bij calamiteiten er grote schade voor de omgeving kan ontstaan.
2002
N 32
Het standpunt van de CDA-fractie tegen het verbranden van afval op ons grondgebied wordt nu ook ondersteund door de fracties van PvdA, VVD en D66. Kunt u het door u toegezegde nader beraad doen uitmonden in een notitie? En kunt u ons de notitie op 27 februari voorleggen, zodat wij dan een weloverwogen standpunt kunnen innemen? De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben met tevredenheid uw antwoord op onze vraag gehoord. U heeft gezegd: "Dat is echter niet ons standpunt" en wij zullen dat onthouden. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Op de eerste vraag van de heer Hijmissen kan ik antwoorden dat de eerder gegeven antwoorden wel in lijn liggen. Het college heeft na ampele overwegingen het standpunt ingenomen zoals ik dat zojuist heb verwoord. Wij constateren dat er nu sprake is van een politiek feit dat het college dwingt om na te denken over de bepaling van een meer pro-actief standpunt, zoals u het noemt. Wij zullen een standpunt voorbereiden. Wij zullen een uiterste inspanning verrichten om aan uw verzoek te voldoen om met een standpunt te komen op de raadsvergadering van 27 februari a.s. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. Ik las in de krant van enkele weken geleden naar aanleiding van het slaan van de eerste paal voor de zuil van Lely dat u van plan bent om de kunstenaar Esser te vragen of het standbeeld van ir. Lely toch permanent op de zuil mag blijven staan. Voor zover mij bekend is dat in tegenspraak met de eerdere afspraken. Hij ging namelijk akkoord met het plaatsen van het standbeeld op de zuil gedurende een periode van een half jaar en niet langer. Ik krijg het gevoel dat u de heer Esser onder druk probeert te zetten. Daar kunnen wij niet echt achter staan. Kunt u me uitleggen waarom u van plan bent aan de eerder gemaakte afspraken te tornen? Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Als u de krant goed heeft gelezen, dan weet u dat zowel de burgemeester als ikzelf op vragen heb geantwoord. Ik meende dat het de burgemeester was die refereerde aan het feit dat de heer Esser had gezegd dat hij graag een artistiek oordeel zou willen vellen over de zuil, als deze klaar zou zijn en het beeld er tijdelijk op zou staan. Wij hebben geenszins de bedoeling om de heer Esser onder druk te zetten. Wij hebben met hem een afspraak gemaakt. Maar mocht de heer Esser wellicht tot een nieuw artistiek oordeel komen, dan kunt u van ons niet vragen dat wij hem dan houden aan de eerder gemaakte afspraak. De heer Veerkamp: Als de heer Esser niet onder druk gezet wordt, kan ik daarmee instemmen. Ik ben het eens met het antwoord van de wethouder.
6.
Voorstel tot steun aan de Bataviawerf (stuk nr. 2384) De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. In juni 2001 heeft de CDA-fractie ingestemd met het voorstel om "tijd te kopen" en daartoe een overbruggingskrediet te verstrekken aan de Bataviawerf. Inmiddels is een nieuw bestuur aangetreden. Het bestuur heeft voortvarend gewerkt en in september al een toekomstplan met financiële onderbouwing en ook een verzoek om financiële ondersteuning ingediend. Dat er opnieuw financiële steun nodig zou zijn, was ook in juni al bekend. Echter, voor het geven van steun moet er wel een realistisch toekomstperspectief zijn. De Bataviawerf moet na 2005 haar financiën op orde hebben en zonder financiële steun verder kunnen. Hebben wij vertrouwen in het gepresenteerde toekomstplan? Hebben wij vertrouwen in het nieuwe bestuur en het nieuwe management? Zijn er aan de te verlenen subsidie en leningen heldere voorwaarden verbonden? Komt de noodzakelijke samenwerking, voor de CDA-fractie van groot belang, met de andere musea en Bataviastad tot stand? En blijft de Batavia nu in Lelystad?
2002
N 33
De CDA-fractie vindt de gepresenteerde toekomstplannen, waarin wordt ingezet op educatie en scholing, realistisch. Het wordt geen pretpark; de sterke punten worden uitgebouwd. Het nieuwe bestuur heeft daadkracht getoond en de opzet van het management met een directeur voor de algemene gang van zaken en daarnaast een bouwcoördinator primair voor de bouwactiviteiten schept helderheid. In de commissievergadering zijn veel vragen gesteld over de door de gemeenteraad gewenste samenwerking met de andere musea en Bataviastad en ook over de gewenste coöperatieve opstelling van het bestuur van de Bataviawerf ten aanzien van de ruimtelijke invulling van Kust Centraal. Ik denk dan met name aan het weer vrijmaken van de dijk. Voor de CDA-fractie is het belangrijk dat deze punten worden vastgelegd in de nader te stellen voorwaarden, die aan de subsidie en lening worden verbonden. Door de wethouder is bevestigd dat dit de bedoeling is van het college. De CDA-fractie heeft vertrouwen in een toekomst met een gezonde Batavia. Zoals eerder betoogd, hoort de Batavia bij Lelystad en vervult een prominente rol in de verdere ontwikkeling van onze kuststrook. De CDA-fractie stemt in met het voorstel tot steunverlening, in het vertrouwen dat ook de Provinciale Staten zal instemmen. De CDAfractie wenst het bestuur van de Batavia wijsheid, stuurmanskunst en een goede vaart. De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. De PvdA vindt de Batavia en daarmee de Bataviawerf erg belangrijk voor het welslagen van het concept aan de kust. Om die reden waren wij bereid ver te gaan teneinde de Batavia terug te halen naar Lelystad. Sinds 1 juli 2001 is de situatie op de Bataviawerf in positieve zin veranderd. Om die reden zijn wij bereid te investeren met het oog op de toekomst. Het uitgangspunt voor steunverklaring aan de Bataviawerf is voor de PvdA-fractie helder en staat als zodanig ook in het voorstel omschreven: creëer een formule die zichzelf kan bedruipen. Wij gaan er daarom van uit dat de werf vanaf 2005 een kostendekkende exploitatie heeft. Tot die tijd zullen wij jaarlijks bezien of de werf de juiste koers vaart. De PvdA vraagt het college bij de verdere uitwerking van de plannen nadrukkelijk te letten op een viertal punten: 1) het behouden van de gemeentelijke regierol; 2) de aanscherping van het samenwerkingsverband; 3) het instandhouden en zo mogelijk verbeteren van de openbare toegankelijkheid bij de verdere planontwikkeling; 4) een realistische uitwerking van het scholingsproject en een daarbij passende verrekeningssystematiek. Met inachtneming van deze voorwaarden kan de PvdA-fractie instemmen met het voorstel. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Laat ik het duidelijk zeggen: dit zou wel de laatste keer moeten zijn. Met de financiële steun die wij als gemeente en de provincie geven, zal de Bataviawerf het moeten lukken de toekomstplannen te realiseren. Ons vertrouwen in het slagen daarvan is het afgelopen half jaar toegenomen. Het huidige bestuur en management zijn daaraan debet, zo ook de gepresenteerde toekomstplannen zelf. In feite is het plan gebaseerd op de succesvolle tijden van de werf voor het Australische debacle. Het plan heeft wel helaas zijn minpunten. Vooral zijn wij teleurgesteld dat er in de samenwerking van partijen aan de kust weinig schot lijkt te zitten en dat er nog onzekerheden zijn ten aanzien van het scholingsproject. Deze zaken zullen goed moeten worden geregeld in de nadere voorwaarden die zullen worden verbonden aan de subsidies en leningen voor de Bataviawerf. Wij gaan akkoord met dit voorstel. De heer Surink: Mijnheer de voorzitter. De titel geeft al aan dat het een bijzondere zaak is. Het begrip "steun geven aan" gebruiken wij niet vaak. Daarnaast roept de Bataviawerf diverse associaties op. Het schip is in het verleden bij Australië vergaan en nu was er financieel zwaar weer in Australië. Kortom, daar moeten wij wegblijven. Het oude bestuur
2002
N 34
van de werf heeft ons niet altijd kunnen overtuigen. Hierbij speelden emoties en tegenstellingen rondom de werf een rol. Er is nu een nieuw bestuur, waarvoor impliciet geldt dat samenwerking uitgangspunt is. Ik heb begrepen dat het huidige interim-bestuur wil aanblijven om uitvoering te geven aan de plannen. Een bestuur dat wil blijven, geeft vertrouwen. Toch kunnen wij ons nog afvragen of deze onderneming wel zal lukken, om uiteindelijk vanaf 2005 op eigen benen de werf te kunnen exploiteren. Dit zal nog moeten blijken. De gedeputeerde van de provincie en de wethouder van het college hebben publiekelijk verklaard dat de deur dicht is. D66 is van mening dat hierbij een scheiding nodig is. De deur voor de exploitatiesteun is dicht, ook namens D66. Maar naast de publiekstrekker, het schip De Batavia, Willem Vos en de bouwactiviteiten is het scholingsproject van wezenlijk belang. Voor D66 is dit een kwetsbare schakel, waar de deur naar onze mening niet dicht kan. Afhankelijk van het economische tij zal dit scholingsproject makkelijker of moeilijker gaan. Hierin is naast financiële steun ook creativiteit van de overheid vereist. Hoe om te gaan met allerlei inkoopregelingen, enz. Graag zien wij op redelijk korte termijn een voorzet, een plan voor bemensing van het scholingsproject, tegemoet. Om mij heen heb ik vele malen gehoord dat er al zoveel geld in de Batavia is gepompt. "Houdt het nu nooit op?" Ja en nee wat D66 betreft. Bij de terugkeer van het schip was bovenwijkse voorziening een dekking. Nu is de stelpost: financiële toekomst. Ik wil bedanken voor de uitgebreide toelichting en aanpassingen van de uiteindelijke dekking en financiering en een overzicht daarvan. Wij moeten wel duidelijk aan blijven geven in alle begrotingen en begrotingswijzigingen dat dit een post is die nog nader moet worden uitgewerkt en ingevuld. Het doet ons genoegen dat er nu weer mogelijkheden zijn. Toen wij nog een artikel 12-status hadden, hebben wij wel eens eerder over de Bataviawerf gesproken. Nu zijn wij als raad in staat ons Bataviaproject voor de gemeente te behouden. Wij wensen het bestuur met haar medewerkers en hun vrijwilligers een voorspoedige vaart voor de komende vier jaar en een behouden terugkeer zonder dat de Batavia ook maar een meter zal bewegen. D66 stemt in met het voorgelegde voorstel. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. De fractie van ChristenUnie/SGP vindt de Batavia een fantastisch boegbeeld voor de gemeente Lelystad en wil dit graag zo houden. Toch heeft deze fractie moeite met het voorstel. Dat heeft alles te maken met wat vorige sprekers al noemden: een realistisch toekomstperspectief, "het moet de laatste keer zijn" en "na 2005 moet de deur van steun dicht zijn". Ik vind dat het dan ook goed onderbouwd moet worden. Essentieel is die tijdelijkheid. Dat heeft u zelf zo bepaald. Waarom zou het in 2005 echter beter gaan dan in 2003? Ik heb die vraag al in de commissie gesteld en het college heeft toen geantwoord dat er kostenbesparingen worden doorgevoerd en het bestuur is nu beter. Maar al die zaken hebben al hun uitwerking in 2003. In de prognose staat dat in 2005 het bezoekersaantal ten opzichte van 2003 met 40% moet toenemen, dat er 12.000 meer donateurs moeten zijn en dat de extra inkomsten met meer dan f. 600.000,-- moeten stijgen (dat zal dan door sponsors zijn). Als er nergens wordt aangegeven waarop die stijging is gebaseerd, dan gaan wij nu een voorstel goedkeuren tegen beter weten in. Wij roepen wel dat het tijdelijk is, maar wij weten allemaal zeker dat het niet tijdelijk kan zijn, als wij de Batavia ook na 2005 in Lelystad willen houden. Daarom is mijn fractie van mening dat er een ander voorstel moet komen, gebaseerd op die tijdelijkheid, misschien gebaseerd op een ander concept. Dit voorstel kan gewoon niet. In het verleden, ook in de hoogtijdagen van de Batavia, kon de Batavia alleen financieel overleven dankzij financiering door de ING Bank. Die financieringsbron is nu ten einde. Vandaar dat er nu een andere financieringsbron moet worden gevonden, bij de gemeente en de provincie. Ik denk dat het op deze basis onmogelijk is om de Batavia tijdelijk
2002
N 35
te steunen, zonder dat de Batavia dan alsnog failliet gaat. En dat moeten wij toch voorkómen. Ik roep het college op om dit voorstel terug te trekken en met een ander voorstel te komen, zodat de Batavia zich in 2010 nog wel in Lelystad bevindt. De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. De laatste jaren hebben de provincie en de gemeente veel geld in de Batavia gestopt. De laatste keer werd tevens een toekomstplan in het vooruitzicht gesteld. Nu ligt dat plan voor ons. Het plan ziet er goed uit. Wij hebben er vertrouwen in dat het ook financieel haalbaar is, mede omdat wij vertrouwen hebben in het nieuwe bestuur. Dit is een bestuur met voldoende realiteitszin en financiële deskundigheid. Dat laat evenwel onverlet dat het moeilijk is om in de toekomst te kijken. Dit geldt in het bijzonder wat betreft het ramen van het aantal bezoekers, dat zo bepalend is voor het financiële resultaat. Men kan er fors naast zitten, zowel in negatieve als in positieve zin. Twee voorbeelden: met Flevo Ferries ging het helemaal mis. Bataviastad had daarentegen tot dusver veel meer bezoekers dan verwacht. Gelet op alle onzekerheden is het dan ook juist dat gedurende de periode dat steunverlening wordt beoogd, telkenjare de vinger aan de pols wordt gehouden om te bepalen of steunverlening kan worden voortgezet. Ik denk daarbij o.a. aan een bepaling waarin vermeld staat: "Op 30 september moet tenminste 50 % van de inkomsten ontvangen zijn, inclusief bijdragen van donateurs en van sponsors. Wij vinden 50% een te laag percentage. U motiveert dit percentage door te attenderen op de uitsluiting van seizoensinvloeden. Deze argumentatie begrijpen wij niet. Naar onze mening is rond 30 september het seizoen al bijna afgelopen. Als op dat moment nauwelijks meer dan 50% van de geraamde ontvangsten binnen is, dan vinden wij dat hoogst verontrustend. U denkt aan een percentage van 50%, dus u heeft de vrijheid om met de provincie tot een ander percentage te komen. Onze vraag is of u het percentage wilt ophogen tot 75%. Dat lijkt ons realistischer. Verder nog dit: wij vinden dat op de peildatum niet alleen naar het percentage gekeken moet worden, maar ook naar andere aspecten, zoals bijvoorbeeld de uitgaven. Mocht daarbij blijken dat er onvoldoende toekomstperspectief is, dan moet ook de knoop worden doorgehakt door middel van stopzetting van financiële steun. Gebeurt het niet, dan dreigen wij in een RSV-debacle te komen. Ik weet dat het wat negatief klinkt, maar zoals ik al aan het begin zei, hebben wij er alle vertrouwen in dat het goed komt met de Batavia. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Vorig jaar heeft onze fractie niet ingestemd met de steun aan de Bataviawerf. Wel voor de terugkeer en de lening van ongeveer E. 158.000,-ter verbetering van de liquiditeitspositie van de werf. Er was ten tijde van de steunverlening nog geen solide plan beschikbaar op basis waarvan verdergaande steun kon worden overwogen. Met de steun in juni 2001 is tijd gekocht. Daarmee hebben wij ten slotte ingestemd. Wij hebben er mee ingestemd om het schip weer naar Lelystad terug te halen. Wij kunnen ons achter de speerpunten scharen. Er zijn 5 speerpunten, waarvan vooral het scholingsproject voor ons belangrijk is. Er zullen nauwere banden aangehaald worden door overleg met bestuur en directie inzake het afsluiten van vrijwilligerscontracten. Wij vinden dit toch een zwakke schakel. Het blijft op vrijwillige basis, in wat voor vorm dit ook gegoten wordt. Nog een zwak punt vinden wij de onderbouwing van de bezoekersaantallen. Wij vinden de aantallen behoorlijk overtrokken. In Almere bij de zandsculpturen hebben wij gezien dat de verwachtingen ook heel hoog lagen. De tweede keer werd het al minder en nu is het helemaal van de baan. De subsidievoorwaarden zijn nu wel sterker dan zij vroeger zijn geweest. Ze zijn redelijk hard. Er is in de afgelopen tijd veel geld gestopt in de werf. Het nieuwe bestuur gunnen wij op zijn minst het voordeel van de twijfel. Tot op heden is er goed werk geleverd. De toekomst moet leren of het vertrouwen in dit bestuur terecht zal zijn geweest. Maar er is nog zoveel te
2002
N 36
doen in deze stad. Het is een zeer moeilijke afweging, gezien de wankele onderbouwing en gezien het feit dat wij zoveel geld voor andere zaken nodig hebben. Er is wel eens gesproken over een bodemloze put bij Radio Lelystad, maar wij kregen hier ook een beetje het gevoel van een bodemloze put. In het stuk staat dat er indringend zal worden bezien in hoeverre het mogelijk is om zekerheden te krijgen van de Bataviawerf. Zo ver is het echter nog niet. Een echt realistisch standpunt vindt onze fractie dit niet. Wij willen ons aansluiten bij de woorden van de heer A. Kok. Wij willen u vragen om er nog eens beter naar te kijken en een steviger basis te creëren voor deze steun, c.q. lening. Mevrouw Kinilitan: Mijnheer de voorzitter. Ik heb op 7 juni 2001 ingestemd met het subsidievoorstel voor de Bataviawerf. Ik wil ook nu het voorstel tot steun aan de Bataviawerf ondersteunen, ook na 2005. Ik heb veel vertrouwen in uw voorstel. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. Tijdens de commissiebehandeling heeft de Natuurwetpartij een voorbehoud gemaakt, omdat wij alle achterliggende stukken en cijfers nog eens goed op ons in wilden laten werken. De conclusie is dat de cijfers en prognoses, met name op de langere termijn, wel erg optimistisch zijn als het gaat om inkomsten van bezoekers, donateurs, sponsors en dergelijke. Daarentegen zijn de vaste lasten in onze ogen vrij conservatief begroot. Wij vragen ons daarom af of de werf na 2006 op eigen benen kan staan, zoals ons wordt voorgespiegeld. Er wordt hier wel erg scherp aan de wind gekoerst. Het college stelt voor om de komende jaren de financiële ontwikkelingen bij de werf goed te monitoren en aan voortzetting van de steun de voorwaarde te verbinden dat de prognoses jaarlijks worden gehaald. Wij hopen van harte dat de prognoses worden gehaald, maar wat als het onverhoopt niet het geval blijkt te zijn en de werf alsnog te kampen krijgt met tegenwind? Worden dan voorgoed de zeilen gestreken? Ik denk dat wij een lastige koers gaan varen wanneer wij bij voorbaat zeggen dat de financiële steun ophoudt als de wind gaat liggen. Ik ben bang dat de nieuwe raad dan op een bepaald moment bakzeil moet gaan halen en dat lijkt me niet verstandig. Het belang van de Bataviawerf voor de werknemers, de vrijwilligers, de andere instellingen en partijen in het Museumkwartier, de verdere ontwikkeling van het Museumkwartier en het Havenkwartier en de stad als geheel is heel groot. Wij zien een aantal positieve ontwikkelingen. De samenwerking met het Nieuwland Poldermuseum en het Factory Outlet Village begint gestalte te krijgen. Het aantal bezoekers is weer toegenomen sinds de terugkeer van de Batavia en de opening van Bataviastad. Er zijn nieuwe plannen gemaakt voor onder meer de afbouw van de Zeven Provinciën, de uitbreiding van de activiteiten op het gebied van scholing en de reïntegratie van WAO-ers en op het gebied van scheepsonderhoud. Scheepsrenovatie zou daar in onze ogen ook goed bij kunnen passen. Wij nemen vandaag een risico. Mijn ervaring als zeiler is dat windsterkte en windrichting moeilijk te voorspellen zijn. De Natuurwetpartij hoopt dat de werf de komende jaren weer de wind in de zeilen krijgt. Wij stemmen daarom in met het voorstel, maar wel op de voorwaarde dat de gemeente - en dus indirect de inwoners van Lelystad - het recht van hypotheek verwerft op de Zeven Provinciën. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. In de raad wordt tussen twee uitersten gedacht: van "op basis van de huidige voorstellen geen steun" tot en met "zelfs na 2005 zijn wij bereid steun te verlenen". Een overgrote meerderheid van de raad is van mening dat het voorstel van het college goed is, waarvoor wij de raad erkentelijk zijn. Met betrekking tot het opnemen van voorwaarden kan ik u zeggen dat wij met het bestuur van de Bataviawerf bezig zijn met het uitwerken van een nader pakket voorstellen. De heer De Jager heeft het helder geformuleerd in zijn vier punten, die door de overige fracties ieder
2002
N 37
op hun eigen wijze zijn ingekleurd. Het gaat daarbij om het behoud van de regierol van de gemeente aan de kust en om het aanscherpen van de samenwerking. De heer S.J. Kok zei dat er weinig schot in zit. Naar mijn mening wordt er op dit ogenblik heel hard tussen partijen aan de kust gewerkt om tot samenwerking te komen. Er is zelfs voor een deel sprake van een personele unie, als het gaat om het bestuur. Het Nieuwland Poldermuseum, de Bataviawerf, het NISA, Bataviastad en in zekere zin ook nog het Sportmuseum zijn bezig om die samenwerking gestalte te geven. Het is nog niet in een nieuw document vastgelegd, maar ik zou de zinsnede "weinig schot" willen nuanceren. Het zijn belangrijke projecten, waarbij het scholingsproject nog nadere uitwerking behoeft. De heer Surink gaat er van uit dat het aan de raad zal worden voorgelegd. Zaken rondom dualisme volg ik met grote belangstelling en ik vraag me af of het na 6 maart nog het geval zal zijn. In de tweede plaats ligt de verantwoordelijkheid voor een deel bij de partijen die op de uitvoering gericht zijn. Ik zal echter in deze raad de volgende toezegging doen: het zou mij goed lijken als het draagvlak ook in de komende raad voor de ontwikkelingen aan de kust wordt versterkt door de raad zo breed mogelijk over allerlei zaken te informeren, waaronder het scholingsproject. Het maakt immers een belangrijk onderdeel uit van de voorliggende plannen. De heer Surink: In het duale stelsel zal het college een aparte rol spelen, enerzijds bij het opstarten van werkgelegenheidsprojecten middels allerlei subsidies. Daarnaast betekent het niet-financiële gedeelte een stukje extra creativiteit en daar heb ik op gedoeld. Het zou heel goed zijn om dat nog eens aan de raad voor te leggen, ook na 15 maart. Dat zou dan een collegeverantwoordelijkheid zijn. Wethouder Van Bochove: Dat er veel creativiteit nodig is om één en ander te realiseren, mag helder zijn. In de laatste periode is de wet- en regelgeving aangepast. Er dient een zorgvuldig traject gelopen te worden, waarbij ook de mogelijke Europese subsidies of subsidies uit andere richtingen een rol kunnen spelen. Als wij er in zouden slagen om hier een leer-werkbedrijf vorm en inhoud te geven, zouden wij daar wellicht breder voor de stad voordelen van kunnen hebben. Het zou een voorbeeldfunctie kunnen hebben of een eerste pilot in een langer traject kunnen zijn. In dat opzicht zult u zeker nog op de hoogte worden gebracht. Het blijft heel belangrijk om een vinger aan de pols te houden. Daarbij is het wel lastig om een percentage te noemen, zoals blijkt uit de discussie die de heer Poppens is aangegaan. De werf heeft een aantal prognoses gemaakt, ook inzake de bezoekersstroom. Men heeft daarbij nadrukkelijk de intentie om op de werf een surplus aan activiteiten te ontwikkelen; niet alleen het scholingstraject met de bouw van de Zeven Provinciën, of het bekijken van de Batavia. Er zal ook gezocht moeten worden naar een groot aantal activiteiten het hele jaar door, die het aantrekkelijk maken om de werf meerdere keren te bezoeken. Rond Kerstmis is er bijvoorbeeld een programma geweest en ondanks het beroerde weer trok het toch nog veel mensen. Deze ontwikkeling zal in de komende jaren gestalte moeten krijgen. In dit licht gezien hoeft het niet logisch te zijn dat er in de periode tot en met september al 75% van de inkomsten wordt behaald. U moet zich realiseren, dat als u een percentage noemt en het wordt niet gehaald, maar over het totaalprogramma wordt het budget wel gehaald, wij hier dan toch hebben vastgelegd dat wij de stekker er definitief uittrekken. Daarom moeten wij met de te hanteren cijfers heel zorgvuldig zijn. U heeft gelijk als u zegt dat het percentage van 50% arbitrair is. Wij zouden er misschien 57% of 60% van kunnen maken. Dat is een punt van discussie. Wij doen u dit een voorstel, maar wij gaan er van uit dat wij in het jaar 2005 ook
2002
N 38
echt aan het eind van onze bemoeienissen zijn. Wordt de situatie niet gehaald, dan is het ook echt het einde. Daarbij spelen ook andere elementen een rol. Wij moeten ook naar de inkomsten kijken. Het gaat niet alleen om bezoekers, maar ook om entreegelden, donaties, sponsorbijdragen en dergelijke. De werf zal ook moeten inzetten op een beheersing van de kosten. Wij hebben geconstateerd dat zij dit al hebben gedaan. Het verhaal van mevrouw Weijerman vond ik wat moeilijk te volgen. Ik kreeg de indruk dat zij zo nu en dan appels met peren vergeleek. Ik vond het jammer dat de appels van mevrouw Weijerman zo zuur waren. Mevrouw Kinilitan heeft haar steun uitgesproken tot in lengte van jaren en dat verheugt mij. De heer A. Kok heeft gezegd moeite te hebben met het voorstel en dat het voorstel moet worden teruggenomen. Het college heeft de indruk dat met dit voorstel de komende periode met vertrouwen tegemoet gegaan kan worden. Het college zal dus niet met een ander voorstel komen. De heer A. Kok maakte overigens een opmerking die tot nadenken stemt. Hij zei dat het overleven van de Bataviawerf alleen maar mogelijk was in de afgelopen jaren dankzij de financiële steun van de ING Bank. De ING Bank heeft in de afgelopen jaren belangwekkende en belangrijke steun aan de werf gegeven en zal dat ook in de toekomst blijven doen. Zij kijkt daarbij onder meer naar de ontwikkeling van de bezoekersstroom op de werf. De Bank heeft er op gelet of de exploitatie haar het vertrouwen gaf in de ontwikkelingen van de werf. Het was dus een steun onder voorwaarden. En ook de raad stelt, als zij instemt met dit voorstel, zekere voorwaarden. Als u vertrouwen in de Bank heeft, kunt u dus ook vertrouwen in dit voorstel hebben. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Mijn complimenten voor het betoog van de wethouder, maar financieel-technisch wordt de plank misgeslagen. Het gaat er om dat de exploitatie van de Batavia op zich uit kan, behalve de aanschaf van het hout. Het grootste deel van de steunbehoefte zit in de aankoop van hout. De aankoop van het hout is voor de Batavia door de ING Bank gefinancierd. Er is een lening voor verstrekt en die financieringsbron is er nu niet meer. Nu gaan de gemeente en de provincie dit opvullen, maar zij denken - in tegenstelling tot de ING Bank - dat het maar voor een korte tijd nodig zal zijn en dat is niet realistisch. Ik gun de Batavia het allerbeste, maar ik vind het voorstel van het college niet van voldoende kwaliteit om steun te kunnen geven aan dit voorstel. De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. De wethouder is uitvoerig ingegaan op het door mij genoemde percentage van 75%, nadat driekwart van het jaar is verstreken. Ik had verwacht dat op dat moment zeker 75% van de opbrengsten binnen kunnen zijn. Het kan natuurlijk zo zijn dat er dan een harde onderbouwde prognose is voor het gehele jaar en dat kan dan tot andere conclusies leiden. Dat ben ik met u eens. Verder heeft u geconcludeerd uit hetgeen ik gezegd heb, dat indien die 75% niet wordt gehaald, de stekker er uit moet worden getrokken. Ik heb in mijn betoog gezegd dat naast dit percentage ook naar andere aspecten moet worden gekeken. Ik heb o.a. de kosten genoemd. Dan moet de zaak in zijn totaliteit worden bekeken en niet alleen naar het percentage van 75%. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Ik vind het jammer dat de wethouder mij niet zo goed kan volgen. Ik heb getracht de zwakke punten uit dit voorstel aan te geven. Als de wethouder spreekt over appels en peren, bedoelt hij dan misschien het aantal bezoekers aan het project met de zandsculpturen? Ik heb me altijd heel verbonden gevoeld met de Bataviawerf en ik zou wel eens willen weten wie hier nu eigenlijk donateur is van de Batavia. Ondanks dit alles, moet ik helaas tot de conclusie komen dat wij niet met uw voorstel kunnen meegaan.
2002
N 39
Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Ik heb respect voor het standpunt van mevrouw Weijerman, ook al deel ik het niet. Zij vroeg wat ik bedoelde met appels en peren. Zij vergeleek zandsculpturen met schepen en zo waren er nog meer elementen in haar rede. Van de fractie van de VVD heb ik goed begrepen dat het volgens u breder moet worden gewogen. Wij hebben echter één element als een vast element in dit traject neergezet en daar hebben wij een hard percentage aan gekoppeld. Als men niet boven dat percentage uitkomt, moet worden geconstateerd dat de samenleving niet voldoende betrokken is en dat het dan geen zin meer heeft om het traject voort te zetten, los van alle financiële plussen en minnen. Om die reden hebben wij nadrukkelijk een percentage willen hanteren, omdat wij een helder meetbaar instrument wilden hebben. Als wij dat instrument echter te scherp inzetten, dan lopen wij het risico dat wij op grond van dat ene aspect zonder de andere aspecten mee te kunnen wegen de knop moeten omzetten. Als er niet voldoende draagvlak blijkt te zijn - zoals kan blijken uit de norm van 50% ondanks alle andere aspecten die positief kunnen zijn - dan moeten wij als gemeentebestuur en provincie kunnen zeggen dat wij met dit traject stoppen. Het is dus wel degelijk een hele zware claim. Om die reden heb ik gezegd dat wij in ieder geval niet naar een norm van 75% moeten gaan, al heb ik ook aangegeven dat het in zekere zin arbitrair is of gekozen wordt voor 50% of 55%. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat dit een helder meetbaar gegeven is. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, met de aantekening dat de fracties van ChristenUnie/SGP en AOV/Unie 55+ geacht worden tegen het voorstel te hebben gestemd.
7.
Voorstel tot oprichting van een hulpverleningsdienst Flevoland (HDF) (stuk nr. 2387) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
8.
Voorstel inzake milieuprogramma 2002 (stuk nr. 2381) Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Het milieujaarprogramma 2002 begint met de volgende zinnen: "Op grond van artikel 2.4 van de Wet Milieubeheer moet ieder jaar een milieujaarprogramma worden opgesteld. Met het voorliggende milieujaarprogramma 2002 wordt aan die verplichting voldaan." Een dergelijke zin zet mij aan tot overpeinzing. Waarvoor heeft de gemeente nu een milieubeleid? De laatste tijd lees ik veel over het beslag dat iedere wereldburger legt op de beschikbare grondstoffen van deze aarde door consumptie en leefstijl, de zogenaamde mondiale voetafdruk. Die voetafdruk ligt in Nederland ver boven de 1,7 ha. waarop een wereldburger recht heeft als de welvaart eerlijk verdeeld zou zijn en rekening gehouden wordt met de behoeften van toekomstige generaties. Op dit terrein liggen duurzaamheid en internationale samenwerking in elkaars verlengde. Binnen Nederland varieert die voetafdruk per gemeente van 4,5 tot 5 ha. Ik denk dat de eerste alinea van dit jaarprogramma aangevuld zou moeten worden met het streven naar een zo klein mogelijke voetafdruk voor Lelystad. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben ons in onze formulering gehouden aan datgene wat er in de regelgeving is geformuleerd. Wij zouden in de toekomst naar het aspect "voetafdruk" misschien nog eens kunnen kijken. Ik wil u uitnodigen bij de vaststelling van het gemeentelijk milieubeleidsplan op het einde van dit jaar dit aspect nog
2002
N 40
eens in te brengen, omdat dit de aanleiding zou kunnen zijn om uw opmerkingen over voetafdrukken en dergelijke in teksten te verwerken. Mevrouw Kreuger: Dat zal ik doen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
9.
Voorstel tot vaststelling van het Lokaal Akkoord 2002-2005, gemeente Lelystad-Centrada en de jaarafspraak 2002 (stuk nr. 2382) Mevrouw Hartman: Mijnheer de voorzitter. Bij het vaststellen van de nota "Visie op Wonen" d.d. 10 mei 2001 is met betrekking tot het maken van prestatieafspraken met Centrada bepaald dat er een meerjarenafspraak gemaakt zou worden. De zogenaamde prestatieafspraken liggen in lijn met het Rijksbeleid, zoals verwoord in de nota "Mensen, Wensen, Wonen". De betrokken partijen, Centrada en de gemeente Lelystad, hebben overeenstemming bereikt over het Lokaal Akkoord 2002-2005 en de jaarafspraak 2002. De doelstellingen worden helder aangegeven in het akkoord en in de jaarafspraak 2002. Het blijft van belang om in de nabije toekomst huisvesting voor doelgroepen te realiseren. Kan het college met de gemaakte afspraken tot monitoren op dit punt voldoende huurwoningen voor doelgroepen garanderen? Hebt u vertrouwen voldoende tijdig maatregelen te kunnen nemen? Is Centrada in staat om dit te kunnen realiseren? Overigens kan de CDA-fractie instemmen met het voorgesteld besluit. De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. Bij de beoordeling van de prestatieafspraken, zoals genoemd in het Lokaal Akkoord, zal de PvdA-fractie vooral letten op een drietal aspecten: kwaliteit, kwantiteit en keuzevrijheid. 1) Hoe is het gesteld met de kwaliteit van de woningvoorraad en de woon- en leefomgeving? 2) Hoe is het gesteld met de kwantiteit van de woningvoorraad? Hierbij zullen wij speciaal letten op de doelgroepen van beleid, zoals ouderen en jongeren. Ook is de onderbouwing van de gemaakte keuzen met betrekking tot bijvoorbeeld de kernvoorraad voor ons van belang. Op dit punt is tussentijds rapporteren voor een goede monitoring noodzakelijk. 3) Hoe is het gesteld met de keuzevrijheid voor de bewoners? Hierbij zullen wij ook kijken naar de differentiatie in het aanbod. De PvdA is van oordeel dat Lokaal Akkoord een prima stuk is, dat diverse beleidsstukken samen brengt in een nieuw convenant en stemt dan ook van harte in met dit voorstel. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. Tijdens de commissiebehandeling heb ik een vraag gesteld over de knelpunten met betrekking tot de huisvesting voor jongeren en ouderen. Vervolgens is er in de eerste termijn uitgebreid gesproken over jongeren, maar nauwelijks over ouderen. Toen ik in de tweede termijn nogmaals naar de ouderen vroeg, beantwoordde de voorzitter die vraag met "idem". Ik heb het gevoel dat ik met een kluitje in het riet werd gestuurd. Niet lang daarna stond er in de krant: "Het tekort aan seniorenwoningen is veel groter". Ik vraag me af of er in de komende jaren in Lelystad voldoende seniorenwoningen beschikbaar zijn voor de ouderen. Volgens de rest van het artikel lijkt er verschil van inzicht te bestaan tussen de gemeente en Centrada inzake de urgentie met betrekking tot de huisvesting van jongeren. Ik zou graag een nadere uitleg willen hebben over deze kwestie. Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. Ook D66 kan zich vinden in dit akkoord, dat uiteraard een consensus is van de wensen van twee partijen. Deze tevredenheid neemt niet weg dat wij - en wij niet alleen - zorgen hebben over het gebrek aan voldoende woningen in
2002
N 41
de goedkopere sector, met name voor jongeren en starters. Wij hebben in dat kader dan ook met genoegen kennis genomen van de mededeling van de wethouder op onze vragen in de commissie, dat de specifieke situatie van Flevoland en de Flevolandse corporaties nog eens in Den Haag onder de aandacht zal worden gebracht. Overigens sluiten wij ons aan bij de vraag die zojuist door de Natuurwetpartij naar voren is gebracht. Ook ons heeft het artikel met de opmerkingen van Centrada over ouderenwoningen enigszins verbaasd. De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. De W D -fractie stemt van harte in met het voorliggende voorstel. Het is duidelijk en helder. Ik wil de wethouder dank zeggen voor de aanvullende informatie die wij mochten ontvangen. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Dit akkoord met Centrada en de bijbehorende afspraken zijn de belangrijkste sturingsmogelijkheden van de gemeente op het gebied van de sociale huurwoningen. In de commissie is er dan ook uitgebreid over gepraat. Toch rest er voor onze fractie nog een aantal vragen en punten van zorg. De geplande woningbouw tot 2006 staat op 375 woningen, los van Schouw-Oost. In hoofdstuk 1.8.3 heb ik slechts 100 130 woningen kunnen terugvinden, tenzij er in het WOP-1 gebied meer huurwoningen gebouwd gaan worden, maar ik heb begrepen dat dit vanwege de diversiteit juist niet de bedoeling zou zijn. Misschien kan de wethouder hier nog opheldering over geven. De geplande verkoop tot 2006 is 1500 woningen. Minus de 375 woningen nieuwbouw zal de kernvoorraad dus met ongeveer 1100 woningen slinken. Dit brengt mij bij de in onze ogen zorgelijke ontwikkeling van de wachtlijst. Een beetje spanning op de markt is wel aanvaardbaar. Een grote leegstand willen wij zeker niet, maar met een toenemend aantal inwoners, een afnemend aantal woningen en op dit moment al een aanzienlijke wachtlijst maakt mijn fractie zich grote zorgen over hoe sociaal de sociale huisvesting in Lelystad nog is. In de jaarafspraken met Centrada zou een prestatieafspraak moeten staan over het percentage dat binnen één jaar per categorie aan een passende woning geholpen moet worden. De verwachte slaagkans, zoals nu weergegeven is in de prestatieafspraken, is geen prestatie op zich. Voorts was er in de commissie enige onduidelijkheid over de termijn waarbinnen urgente woningzoekenden aan een woning moeten worden geholpen. De jaarafspraak suggereert dat binnen 1 jaar voldoende zou zijn, terwijl in de urgentiecriteria over 3 maanden wordt gesproken. Ook daar zou ik graag wat meer duidelijk over willen hebben. In het raadsvoorstel wordt gesproken over een prestatiecontract dat uitgaat van de sleutelbegrippen: vergroting van de keuzevrijheid van de burger en vergroting van de kwaliteit. Via herstructureringsprogramma's werkt Centrada aan verbetering van de kwaliteit. Maar wat doet Centrada aan vergroting van de keuzevrijheid voor haar huurders? Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. De wachtlijsten van Centrada liggen nu ongeveer op 1 jaar. Wij hopen dat het niet langer gaat worden. Wij hebben dezelfde vragen over de ouderenwoningen als de Natuurwetpartij en zijn ook heel verbaasd over het stukje in de krant. Er is ons steeds voorgehouden dat er toch redelijk wat woningen voor senioren aanwezig zijn, dat de keuze misschien niet zo groot is, maar dat er voldoende voorraad zou zijn. Voor jongeren zou dit een tijdelijke zaak zijn. Daar willen wij ook onze kanttekeningen bij zetten. Het aantal jongeren in Lelystad schijnt af te nemen, maar wij moeten niet in dezelfde problematiek gaan vervallen als bij de seniorenwoningen. Als de jongeren straks wel wat langer in Lelystad blijven, moeten wij er woningen voor beschikbaar hebben. Wij willen de jongeren graag in Lelystad houden. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Laat ik beginnen met het krantenartikel dat bij een aantal raadsleden veel stof heeft doen opwaaien. Dit krantenartikel kwam voort uit de
2002
N 42
discussie die wij in de commissie ever dat onderwerp hebben gevoerd. Dit heeft geleid tot een reactie van de kant van Centrada. Ik heb daar een ondersteuning in aangetroffen voor datgene wat door mij in de commissie werd betoogd, namelijk dat er voor jongerenhuisvesting op dit ogenblik een knelpunt is en dat geldt ook voor de ouderen. In dit stuk leest u precies wat ik zeg. Het probleem voor de ouderen zal minder gemakkelijk opgelost kunnen worden dan voor de jongeren. Dat gegeven staat niet op zichzelf. Ik ga er van uit dat de leden van de commissie zich breed oriënteren, ook in de vakbladen. Zij kunnen lezen dat dit onderwerp nagenoeg in elke gemeente en in elke discussie over huisvesting een belangrijke rol speelt. Wij hebben ons op dit punt in ons land onvoldoende voorbereid. Dit geldt ook voor Lelystad en het heeft te maken met de ontwikkeling van de Lelystadse woningmarkt in de afgelopen 20 jaar. Er moet dus voor ouderenhuisvesting het nodige gebeuren. Dat moet gebeuren door het toevoegen van nieuwe woningen. En dat moet tegelijkertijd gebeuren door het op een behoorlijke manier aanpakken van de bestaande voorraad, om die voor huisvesting voor ouderen geschikt te maken. De woningmarkt is op sommige momenten gespannen, op andere momenten minder gespannen. Het heeft ook te maken met het opleveren van woningbouwprojecten in de koopsector en de huursector. De groep ouderen is enorm groeiend; de vergrijzing gaat door. Dit betekent een prioriteit in de huisvesting. Het is een lokaal probleem, maar ook op nationaal niveau. Dit laatste brengt met zich mee dat wij voor maatregelen die wij hebben te nemen, ongetwijfeld op termijn stimuleringsmaatregelen kunnen verwachten, omdat de markt daartoe zal dwingen. Gegevens zullen gemonitord moeten worden, enerzijds om te kunnen zien of Centrada zich aan de afspraken houdt, anderzijds om te zien waar er knelpunten ontstaan en om daar snel op te kunnen inspelen. Wij hebben er vertrouwen in dat Centrada haar verantwoordelijkheid als corporatie voor een belangrijk deel waar kan maken, maar Centrada heeft op zijn minst een probleem met het realiseren van betaalbare woningen, passend binnen fiatteringsgrenzen van huursubsidie en dergelijke. Het is geen specifiek probleem van Centrada, maar ook een landelijk probleem. In dat traject zal Centrada wellicht een beroep moeten doen op fondsen die inmiddels bestaan. De sector heeft zelf een fonds ingesteld om corporaties in de gelegenheid te stellen om betaalbaar te bouwen. Op eigen kracht is het niet meer mogelijk. In de commissie hebben wij aan de hand van cijfers aangetoond dat men nog niet zo lang geleden door het realiseren van een aantal koopwoningen het tekort in de sociale huursector kon afdichten. Dat kan vandaag de dag niet meer, omdat de tekorten inmiddels te hoog zijn opgelopen. Wij moeten dus weer creatief aan de slag om oplossingen te vinden. Dit betekent dat wij met het Rijk opnieuw zullen moeten overleggen. Mevrouw Kreuger stelt mij een vraag waarbij rijtjes bij elkaar op worden geteld en afgetrokken. Als u mij die som vijf uur eerder had aangereikt, dan had ik wellicht de oplossing gehad, maar nu kan ik u niet tot in detail zeggen waar wij die woningen zullen realiseren. Wij kunnen u het antwoord later doen toekomen. Wat betreft het slinken van de voorraad woningen kan ik u zeggen dat Centrada vanuit de sanering van de voormalige corporatie De Opdracht haar financiële positie veilig moet stellen door het verkopen van een deel van haar woningen. Uit de plannen van Centrada kunt u opmaken dat zij enerzijds een deel zullen verkopen, anderzijds dat zij nieuwe woningen gaan bouwen. Het is duidelijk dat zij afslankt ten opzichte van de huidige situatie. Zij zullen uitgaan van 70% koopwoningen en 30% huurwoningen, wat landelijk als uitgangspunt geldt. Het is heel goed mogelijk dat wij ook naar de lokale ontwikkeling moeten kijken om te bezien of misschien een kleine afwijking daarin nodig is, gezien de samenstelling van de bevolking. Daar is de monitoring ook voor nodig. Op zich hoeft het slinken van de voorraad geen negatief aspect te zijn. Het is in het belang van de corporatie dat zij een deel van haar ouder
2002
N 43
wordende voorraad verkoopt en die vervangt door nieuwe woningen. Men moet proberen urgente woningzoekenden zo snel mogelijk te huisvesten. Men moet maximaal binnen een jaar presteren en hoe sneller hoe beter. Wat betreft keuzevrijheid gaat het er vooral om dat mensen kunnen inschrijven voor een woning op alle plaatsen in Lelystad, met dien verstande dat er voor velen toch sprake is van grenzen die bepaald worden door het systeem van individuele huursubsidie. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. Ik ben blij om te horen dat er de nodige aandacht is voor het knelpunt van ouderenhuisvesting. Ik ben tevreden met uw antwoord. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. De tabel waar ik over sprak, staat op p. 11. De aantallen woningen kunnen snel worden opgeteld en dan kom ik niet tot 375. De urgentie baart mij toch zorgen, want in de urgentiecriteria wordt heel duidelijk aangegeven dat woningzoekenden met toekenning van urgentie binnen 3 maanden kunnen slagen in het vinden van een passende woonruimte. Ik krijg de indruk dat dit criterium wordt losgelaten en dat men eigenlijk al tevreden is als deze groep mensen binnen een jaar aan een passende woning kan worden geholpen. In veel situaties is een jaar echter veel te lang. Je zal maar echt zonder dak boven je hoofd zitten. Het is bekend dat de gemeente streeft naar een verhouding koop/huur van 70%/30%. Ik weet niet in hoeverre dit een strak cijfer zou moeten zijn. Het is mogelijk dat er een situatie komt met veel vraag naar huurwoningen. Als wij dan niet aan de vraag kunnen voldoen, worden mensen die het zich eigenlijk niet kunnen veroorloven toch gedwongen om een woning te kopen. Ik zou dat een slechte ontwikkeling vinden. Ik ben bang dat sommige mensen daardoor in de problemen kunnen komen. De verhouding 70%/30% is goed als uitgangspunt, maar wij moeten er niet te star aan vasthouden. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn het er over eens dat wanneer iemand urgent is, hij of zij onmiddellijk moet worden geholpen, liefst dezelfde dag nog. Zo werkt het echter niet. Ik moet u zeggen dat er mensen met een urgentieverklaring op mijn spreekuur komen. Als er dan een woning wordt aangeboden, is soms het antwoord dat men daar niet wil wonen. Mevrouw Kreuger: Dit voorbeeld mag geen maatstaf zijn. Ik denk dat dit toch de uitzonderingen zijn. Wethouder Van Bochove: Ik word er niet eenmalig mee geconfronteerd, maar meerdere keren. Wij kunnen een aantal mensen in Lelystad op sommige plaatsen heel ordentelijk huisvesten, maar als men naast de vorm van urgentie ook de wens heeft dat de woning in een bepaalde wijk op een bepaalde plek moet staan, dan kan men mensen niet altijd meteen helpen. Als het gaat om urgentie, dan moeten wij mensen zo snel mogelijk helpen. Wij hebben de maximale grens van 1 jaar en daarbij steken wij gunstig af tegen een heleboel andere delen van het land, waar dezelfde urgente gevallen soms vele jaren moeten wachten. Samen met Centrada moeten wij er naar streven dat mensen die echt urgent zijn en aan de criteria voldoen die daarvoor zijn geformuleerd, ook zo snel mogelijk binnen de kortste keren kunnen worden gehuisvest. Ten aanzien van de verhouding 70%/30% tussen koop- en huurwoning wil ik verwijzen naar mijn eerste termijn. Ik ben het ook op dat punt met mevrouw Kreuger eens. Wij moeten in dit soort zaken niet rigide acteren. Dat is ook nooit onze inzet geweest. Het is echter een ontwikkeling in de woningmarkt, ook gestimuleerd door het Rijk, om naar die verhouding toe te werken. Daar ligt achter dat veel mensen op basis van hun huursubsidie hun woning in
2002
N 44
eigendom kunnen verwerven. Het is mogelijk om goedkope woningen in eigendom te verwerven, waarbij de huursubsidie wordt vervangen door een subsidie om die woning te kunnen betalen. Er zijn maatregelen getroffen, maar zij werken op dit moment nog onvoldoende uit. Ik kan het aantal woningen van het lijstje op p. 11 wel optellen, maar vervolgens moet het gerelateerd worden aan het door u genoemde getal van 375 woningen. Artikel 1.8.3 is gerelateerd aan een specifiek onderdeel. Ik denk dat het door u genoemde getal uit meerdere onderdelen is opgebouwd. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
10.
Voorstel tot vaststelling van het Meerjaren Woningbouwprogramma 2002-2012 (stuk nr. 2376) De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. De VVD stemt in met het woningbouwprogramma en het ambitieniveau van 850 woningen per jaar. Bij de haalbaarheid hiervan zetten wij evenwel vraagtekens, vooral gelet op de woningbouwproductie in de afgelopen jaren. Wij vinden het "geen ramp" als de productie enigermate achterblijft bij de planning. Zich te veel richten op de aantallen kan er namelijk toe leiden dat concessies aan de kwaliteit worden gedaan. Dat moet niet gebeuren. Wat de kwaliteit betreft denken wij niet alleen aan de woning maar ook aan de woonomgeving. Zorgvuldig opgezette inrichtingsplannen moeten voorkómen dat de kosten van het bouwrijp maken en het toekomstige onderhoud uit de hand gaan lopen. Mevrouw Hartman: Mijnheer de voorzitter. Wij spreken hier over het vaststellen van het Meerjaren Woningbouwprogramma 2002-2012. Feitelijk gaat het om het begrip ruimte voor wonen. De bevolking is aan verandering onderhevig. De gezinsomvang daalt, terwijl deze juist bij allochtonen nog tamelijk groot is. Deze ontwikkeling vormt een impuls voor een verdere differentiatie van de eisen die mensen stellen aan het wonen. Het stedelijk beleid is gericht op revitalisering van de bestaande stad, die vooral een woonfunctie heeft. En op concurrerende woningbouw op nieuwe locaties. Daarbij is het de bedoeling dat Lelystad zich in de nieuwe wijken onderscheidt van andere steden. Er wordt rekening gehouden met vergrijzing. 30% van de woningen worden levensloopbestendig gebouwd, 10% aangepast en geschikt gemaakt voor ouderen. Kwaliteit en kwantiteit zijn beide belangrijk. Maar de kwaliteit mag niet ten koste gaan van de kwantiteit, zowel in de nieuwbouw als in de bestaande bouw. Veranderingen in de samenleving gaan snel; eisen worden gesteld zowel aan de woning als aan de woonomgeving. Al deze facetten vragen er om constant de vinger aan de pols te houden. De CDA-fractie stemt in met het Meerjaren Woningbouwprogramma 2002-2012. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. De fractie van ChristenUnie/SGP wil bij dit agendapunt een klein schot voor de boeg lossen. Wij stellen voor om in de nieuwe wijk Lelystad-Zuid 10% sociale woningbouw te plegen. Deze sociale woningbouw zal voornamelijk doelgroepen moeten huisvesten, met name jongeren en ouderen. Mijn fractie is van mening dat de locatie Lelystad-Zuid ongeschikt is voor een omvangrijke huisvesting van ouderen, omdat het te ver is van de centrumvoorzieningen. Mijn voorstel zou zijn - de wethouder heeft al vaker gesproken over de benodigde creativiteit - om te kiezen voor extra ouderenhuisvesting in Schouw-Oost ten koste van Lelystad-Zuid. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Wij gaan voor 80.000 inwoners. De ontwikkeling van de diverse bouwlocaties moet zonder al te veel vertraging plaatsvinden, mits die niet ten koste gaat van de kwaliteit. Want Lelystad moet vooral een aantrekkelijke woonstad worden
2002
N 45
of blijven. Diversiteit is daarbij een sleutelwoord. Wat dat betreft blijven wij het jammer vinden dat in onze jongste wijk weer voornamelijk wordt gebouwd voor de grootste vraag van dit moment. Dat hebben wij 20 jaar geleden ook gedaan, maar misschien kunnen wij de nu ontbrekende woningtypes over 20 jaar alsnog toevoegen. Verder vinden wij het een gemis dat in het woningbouwprogramma geen concrete aantallen worden genoemd voor woningen voor de diverse doelgroepen, met name de jongerenhuisvesting. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. In de nota staat met betrekking tot particulier opdrachtgeverschap op bladzijde 6 dat ten behoeve van de thema's wonen en zorg, jongerenhuisvesting en duurzaam bouwen in 2002 aanvullende beleidsnotities worden gemaakt. Wij hebben op bladzijde 5 een aantal zaken geciteerd uit de nota Visie op Wonen. In de commissie is gediscussieerd om op dit terrein een zinsnede op te nemen met de percentages en een opmerking over jongeren. Wij zullen kijken hoe wij met de jongerenhuisvesting zullen omgaan. Datgene wat bovenaan bladzijde 6 staat, kunt u beschouwen als een toezegging voor een nadere korte beleidsnotitie inzake jongerenhuisvesting, waarin de aantallen en percentages zullen worden aangegeven. Ik heb sympathie voor het schot voor de boeg van de heer A. Kok. Ik vind het een aardig idee. Het is alleen jammer dat hij het nu zegt, nu wij in december hebben ingestemd met de nota van voorwaarden aan een projectontwikkelaar voor het bouwen van woningen in die wijk. Het is achteraf wel leuk om met zo'n voorstel te komen, maar wij hadden er meer aan gehad als u dit idee in december had ingebracht. Dan hadden wij dat in de nota van voorwaarden kunnen meenemen. De raad heeft echter ingestemd met een andere beleidslijn. Ik zal de projectontwikkelaar op dat punt informeren over een standpunt dat hier leeft. Te zijner tijd komen wij met de raad in discussie over de financiering daarvan. In een nota moeten wij ambities en haalbaarheid zorgvuldig meenemen. De heer Poppens is wat somber over de vraag of wij de aantallen wel zullen halen. Wij moeten realistisch zijn; dat ben ik met u eens. Er zal een forse inspanning moeten worden geleverd op veel terreinen om het waar te maken. Dat vraagt veel van de ambtelijke organisatie en ook van externe partijen, maar de markt is mede bepalend en zal daarbij ook een belangrijke factor zijn. Dit geldt ook voor de opmerking van mevrouw Hartman. Veranderende marktomstandigheden leiden er toe dat wij voortdurend alert moeten zijn en wij mogelijk tot bijstellingen moeten komen. Ik deel haar visie op dat punt. Het is een nota voor een beperkt aantal jaren, maar u weet dat wij met een jaarlijkse stand van zaken komen en dan kunnen wij de actualiteit op dat onderdeel volgen. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik heb mijn opmerking bewust een schot voor de boeg genoemd om aan te geven dat het nu niet echt aan de orde is. Wethouder Van Bochove: Met een schot voor de boeg beoogt men een onderwerp op een toekomstig moment aan de orde te stellen. Ik heb willen aangeven dat de heer A. Kok met zijn opmerking te laat is. De heer A. Kok: Wie weet komen wij er nog een keer over te spreken. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
11
Voorstel tot vaststelling van de nota lokaal gezondheidsbeleid "Zorgen voor de Toekomst" (stuk nr. 2377)
2002
N 46
Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. De nu voorliggende eerste gemeentelijke nota lokaal gezondheidsbeleid biedt een goed overzicht van het veld en biedt ons als gemeente zo de mogelijkheid onze regierol verder gestalte te geven. Op een aantal gebieden van zorg, zoals onder meer het huisartsen- en het fysiotherapeutentekort, zijn wij daar al goed mee bezig. En ook de komende tijd zal het lokale gezondheidsbeleid nog veel extra aandacht van de gemeente blijven vragen, zowel in kwaliteit als in kwantiteit. Een structurele financiële injectie van het Rijk ei zo mogelijk vanuit de gemeente zelf lijkt daarom onontkoombaar, vooral voor de jeugdgezondheidszorg. De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. De PvdA is blij met het verschijnen van de nota Zorgen voor de Toekomst. Wij delen de opvatting dat de huidige situatie om een andere benadering vraagt. Wij zijn met u van mening dat er een accentverschuiving dient plaats te vinden van de planning van de zorg en zorgvoorzieningen naar preventie en planning van de voorwaarden voor een gezond bestaan. Wij onderschrijven uw conclusie dat dit betekent dat de lokale overheid intensiever betrokken raakt bij de gezondheidszorg. Alhoewel wij beseffen dat deze nota geen eindprodukt is, maken wij ons toch enige zorgen over de toekomst. De PvdA-fractie meent te moeten opmerken dat er een kloof is tussen theorie en praktijk, als het gaat om de eerstelijnszorg. Uit de nota blijkt dat er een serieus huisartsentekort is en dat de druk op de huisartsenzorg bovendien nog zal toenemen. Verder hangt ons een dreigend tekort aan tandartsen boven het hoofd. Is uw aanbeveling dat er overlegd zal worden met de beroepsgroep en de zorgverzekeraar om het tekort aan huisartsen aan te pakken, niet wat mager? Hoe verhoudt uw constatering dat de beroepsgroep en de zorgverzekeraar primair verantwoordelijk zijn voor de tandheelkundige zorg, zich met de opvatting dat de lokale overheid intensiever betrokken raakt bij de gezondheidszorg? Daarom wil ik u graag wijzen op de opvatting van de minister, die de ideale gemeente alsvolgt definieert: "De gemeente dient ook keuzen te maken voor gezondheid; wil scoren op het onderwerp". Graag uw reactie. Mevrouw Hartman: Mijnheer de voorzitter. De nota lokaal gezondheidsbeleid geeft een duidelijk inzicht. De gemeente heeft een taak bij het zorgen voor de toekomst; zorg voor en met elkaar. Samen met diverse instellingen moet de gemeente zorgen voor een goede basis voor verder overleg met diverse partijen. Het tekort in de eerstelijnsgezondheidszorg, de toekomst van de IJsselmeerziekenhuizen, een goede preventie en groepen die extra risico lopen voor hun gezondheid vragen aandacht. Vele organisaties zijn bij het beleid betrokken. Wij moeten samen zorgen voor een gezonde stad. De CDA-fractie stemt in met dit voorstel. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie vindt het een goede nota en het is een goede basis om er samen met de betrokkenen mee verder te gaan. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. De Natuurwetpartij onderschrijft de aanbevelingen in deze nota om vooral in te steken op preventie. Met name jongeren lijken steeds vaker ongezonder te gaan leven. Voorlichting op dit gebied is dringend gewenst. Er ligt een enorme taak voor de zorg, vooral als het gaat om het terugdringen van het huisartsentekort en de toenemende vraag naar zorg, ook al gezien de toenemende vergrijzing van de samenleving. Deze nota is daartoe een goede start. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Voor de huisartsentekort een zorg. Wij hebben er bij het voorstel over de gewezen dat daar aandacht aan besteed moet worden en dat er in die wijk mag ontstaan. Het mag niet ten koste gaan van stemmen in met de nota.
gezondheidszorg is het asielzoekershuisvesting op geen tekort aan huisartsen de huidige bevolking. Wij
2002
N 47
Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de raad danken voor de brede instemming met de nota. Toen ik de opmerking van de minister hoorde, dacht ik dat zij het over Lelystad had en over datgene waar wij in Flevoland nu volop mee bezig zijn. Al geruime tijd is het gemeentebestuur volop in de slag met vertegenwoordigers van beroepsgroepen en met de vertegenwoordiger van de verzekeraar om op lokaal niveau de problematiek rond de eerstelijn op een goede manier in beeld te brengen en met die groeperingen tot goede oplossingen te komen. Ook andere partijen als de SSGL en de STEL participeren volop in dat traject. Wij zijn er vooral op gericht om vanuit een gevoel van verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij de inwoners van de stad er voor te zorgen dat daar waar de stad groeit, hier adequate maatregelen voor de voorzieningen worden genomen. Het college heeft op dat punt onlangs nog uitgesproken te zullen kijken op welke wijze wij de eerstelijn kunnen versterken, zo mogelijk met bijdragen van de kant van de gemeente. Het overleg met de beroepsgroepen heeft ons geleerd dat de ontwikkelingen heel snel kunnen gaan. Hadden wij bijvoorbeeld een jaar geleden nog niet het inzicht dat wij met een huisartsentekort geconfronteerd zouden worden, op dit ogenblik is dat er wel. Wij slagen er echter in om - zij het mondjesmaat - werkers in de eerste lijn toe te voegen. Was er een jaar geleden nog sprake van wachtlijsten bij de tandartsen, vandaag werd mij bekend dat die er nu feitelijk niet meer zijn. Op alle terreinen blijven wij dus actief en alert om zo nodig maatregelen te remen die noodzakelijk zijn om de eerste lijn in Lelystad te versterken en vooral ook te kijken naar nieuwe vormen van zorg in de eerste lijn, om bijvoorbeeld de beroepsgroepen die het sterkst onder druk staan, te kunnen ontlasten. Wij kijken daar niet alleen op Lelystadse schaal naar. In samenwerking met de District Huisartsenvereniging, GGD FLevoland, de regionale huisartsenvereniging en bestuurders in dit gebied wordt er gekeken hoe wij op provinciale schaal een aantal knelpunten kunnen oplossen. Er is sprake van een landelijk probleem. Wij zijn op dat punt in een concurrentieslag met heel veel plaatsen. Ik hoorde dat men in andere plaatsen geld toe krijgt als men zich daar als huisarts vestigt. Dat is in Flevoland nog niet het geval, maar elders in dit land inmiddels al wel. De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. Het doet mij deugd om te vernemen dat de lokale overheid haar verantwoordelijkheid op dit punt neemt. Misschien had het in de nota wat krachtiger geformuleerd kunnen worden. Wethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Mijn toelichting op dit punt geeft aan wat wij feitelijk doen. In de nota wordt de bescheiden rol aangegeven die wij als overheid op een aantal terreinen in dat traject hebben. Wij hebben wel eens het gevoel dat wij soms wat te veel naar ons toe halen. Aan de andere kant horen wij dat men het in het veld wel plezierig vindt dat er een gesprekspartner is, die enerzijds betrokken is en anderzijds niet direct partij. In dat opzicht kunnen wij een rol spelen als intermediair tussen een aantal belangengroepen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
12.
Voorstel tot het verlenen van gemeentegarantie aan de Stichting Eerstelijnsgezondheidszorg Lelystad (stuk nr. 2380) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
2002 13.
N 48
Voorstel tot terugkoop van een perceel grond aan de Middendreef te Lelystad van Nuberg BV (stuk nr. 2378) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
14.
Voorstel tot het oprichten van de "Stichting Flevolandse Sportverkiezingen" (stuk nr. 2379) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
15.
Voorstel tot beschikbaar stellen van krediet ten behoeve van het opstellen van een structuurplan (stuk nr. 2388) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
16.
Voorstel tot besluit op verzoek om planschadevergoeding ex artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening (stuk nr. 2383) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
17.
Voorstel tot subsidiëring van Radio Lelystad (stuk nr. 2405) Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. In de raadsvergadering van 8 november j.l. werd het subsidieverzoek van Radio Lelystad definitief afgewezen. De raad heeft daar unaniem mee ingestemd. Wel hebben wij als D66 toen het verzoek gedaan om dit onderwerp weer op de agenda van de commissie te plaatsen. Aan dat verzoek heeft het college voldaan. Er zijn nu dusdanige ontwikkelingen dat er sprake is van een nieuwe situatie. D66 is blij dat er nieuwe kansen liggen voor Radio Lelystad. Wij zullen de ontwikkelingen met veel aandacht volgen. Wij ondersteunen de gedachte om een evaluatiemoment in te bouwen, waarbij onder meer de programmering en de luisterdichtheid worden betrokken. De uitwerking van de samenwerking met de regionale omroep zien wij graag op korte termijn tegemoet. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. In onze algemene beschouwingen zijn wij al uitgebreid ingegaan op de subsidie voor Radio Lelystad. Aan dat betoog wil ik nu toevoegen dat wij heel blij zijn dat de wethouder er nog een keer naar gekeken heeft en dat hier nu eindelijk het voorstel ligt voor subsidie voor Radio Lelystad. Wij hopen er bij de behandeling van de Voorjaarsnota op terug te komen, om na evaluatie de omroep een structurele subsidie te kunnen geven. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Radio Lelystad wil midden in de samenleving staan, een open oor hebben voor wat er leeft en dat ook doorgeven. Radio Lelystad heeft de oproep opgepakt, gedaan tijdens de raadsvergadering van december om een nieuw subsidieverzoek in te dienen. Het subsidieverzoek is opnieuw beoordeeld. De CDA-fractie stemt in met uw voorstel voor incidentele steun en om straks te bekijken of structurele steun ook tot mogelijkheden behoort. Wij wensen de radio veel succes. Het is overigens jammer dat deze vergadering niet wordt uitgezonden.
2002
N 49
Mevrouw A. de Jong: Mijnheer de voorzitter. Radio Lelystad heeft er hard aan gewerkt om een doorstart mogelijk te maken. Wij zijn blij dat de lokale radio daarbij de steun krijgt van Omroep Flevoland. Wij vinden het daarom nu verantwoord om hen financieel tegemoet te komen. Twee voorstellen in dit stuk getuigen daarvan. Voorts stelt u voor om eventuele mogelijkheden voor een structurele subsidie te behandelen bij de Voorjaarsnota. Wij stellen u echter voor om het bij de begroting te doen, omdat de Voorjaarsnota al vrij dichtbij ligt. Als het bij de begrotingsbehandeling gedaan wordt, kunnen wij al enigszins evalueren wat tot dan toe is waargemaakt. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. De Natuurwetpartij is ook heel blij dat het college op basis van de nieuwe aanvraag van Radio Lelystad uiteindelijk heeft besloten om de gevraagde subsidie voor 2002 te verstrekken en zo de lokale radio in Lelystad veilig te stellen. Bij de Voorjaarsnota zullen wij over 2003 en verder praten. Ik heb inmiddels van de stichting Politieke Manifestaties Lelystad, die een politieke manifestatie op 2 maart organiseert, begrepen dat men er bij de radio hard aan werkt om die dag te gaan verslaan. Ik heb vertrouwen in de toekomst. De heer Kuijpers: Mijnheer de voorzitter. De fractie van de PvdA is verheugd met het voorstel tot subsidieverlening aan Radio Lelystad. Mede op aandringen van de PvdA is het tot een heroverweging gekomen. U spreekt in uw voorstel over een voortvarend nieuw bestuur. Dat blijkt ons inziens ook uit de reactie na de oproep van het college om tot indiening over te gaan van een nieuwe subsidieaanvraag. Om gehoord te worden, moet men communiceren. Onze fractie onderschrijft de gestelde voorwaarde, te weten samenwerking met Omroep Flevoland en de programmering van de omroep. Ook is het belangrijk om de luisterdichtheid te meten. Ik maak uit het voorstel op dat er een andere naam is gekozen, namelijk "Omroep Lelystad". De PvdA stemt in met het voorliggende voorstel en wenst het bestuur van de omroep veel succes. Mevrouw Kinilitan: Mijnheer de voorzitter. Ik kan instemmen met de woorden vanmevrouw Weijerman. Ik ben blij met de toekenning van de subsidie aan Radio Lelystad. De heer Terpstra: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks is blij dat er een einde is gekomen aan de onzekere situatie voor Radio Lelystad. Radio Lelystad krijgt subsidie en kan verder worden uitgebouwd tot een moderne professionele lokale omroep. Radio Lelystad heeft een bestuur dat tot nu toe heel goed werk heeft verricht, zoals het opstellen van een businessplan. In het businessplan wordt duidelijk aangegeven hoe Radio Lelystad moet worden omgevormd tot een moderne professionele lokale omroep. Een heel belangrijk onderdeel in dit plan is de intensieve samenwerking met Omroep Flevoland. Wijhebben er het volste vertrouwen in dat de nu ingeslagen weg de juiste zal blijken te zijn. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. In de raad blijkt er een groot vertrouwen te zijn in de levenskansen van Radio Lelystad, in de deskundigheid van het huidige bestuur en in de inzet van de vrijwilligers. Het college ondersteunt die opvatting. Uit de opmerking van de D66-fractie zou men kunnen vermoeden dat het college als was is in uw handen. Bij dit agendapunt is dat niet het geval. Het is duidelijk dat de oproep van de gemeenteraad en overigens ook van het college aan Radio Lelystad om, als er nieuwe feiten zijn, dan ook met die nieuwe feiten naar voren te komen, uiteindelijk geleid heeft tot dit verheugende en raadsbreed ondersteunde resultaat. De PvdA-fractie merkt op dat er ergens "Omroep Lelystad" staat in het pre-advies. Dit geeft aan dat de samenwerking met Omroep Flevoland een hele innige zal zijn.
2002
N 50
Mevrouw A. de Jong: Mijnheer de voorzitter. Ik heb nog geen reactie gehoord op ons voorstel om de beslissing over structurele subsidie uit te stellen tot de begrotingsbehandeling. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. In de commissie hebben wij afgesproken dat wij het bedrag bij de Voorjaarsnota zullen reserveren en over de daadwerkelijke toekenning zullen beslissen bij de begrotingsbehandeling. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
18.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet ten behoeve van de realisatie van een theatervoorziening (stuk nr. 2407) De heer Kuijpers: Mijnheer de voorzitter. Het uitgangspunt voor de PvdA was en is een theater in Lelystad. Het is een absolute noodzaak. Een theater in het stadshart is heel wenselijk. De fractie van de PvdA heeft er bij de ontwikkeling van het stadshart op aangedrongen om een theater in het centrum te realiseren. De randvoorwaarden van onze fractie waren helder, te weten een versterking van de culturele en maatschappelijke activiteiten; het moet een uitstraling op de beeldkwaliteit van het stadshart hebben en de exploitatiekosten mogen de E. 1,3 miljoen (f. 2,8 miljoen) niet te boven gaan. Nu ligt er een voorstel voor om tot uitwerking over te gaan van een theater met een zogenaamde plusvariant. De omvang van dit theater kan volgens de PvdA wedijveren met de ambitie van uitbreiding van de stad tot 80.000 inwoners en met nieuwe theaters zowel in Dronten als Almere. Het gaat volgens ons om een gewogen financieel risico, met daarbij in ogenschouw genomen dat per avond ongeveer 1000 personen gebruik zullen maken van deze voorziening. In een verkiezingsprogramma stond: "Wij kiezen voor een behoudend-realistische koers en willen geen valse verwachtingen wekken bij de kiezers. Daarin past een bruisend stadshart. Het is daarom van groot belang om de vinger aan de pols te houden van de financiën." Dit zijn passages uit het verkiezingsprogramma van de VVD. De PvdA is heel benieuwd naar het standpunt van de VVD in deze, in relatie tot het voorbehoud in de commissie. De VVD was de laatste 4 jaar de hoeder van de financiën in de raad. Los van monisme en dualisme, sturen op hoofdlijnen is in elk systeem hetzelfde. Voor de PvdA geldt dat het theater beter vol kan zijn dan risicovol. De fractie van de PvdA stemt van harte in met het voorliggende voorstel. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Vanavond nemen we weer een belangrijke beslissing inzake het speerpunt stadshart, inzake de realisatie van een nieuw theater. In principe hadden wij al besloten dat er een nieuw theater moet komen, maar vanavond spreken wij ons veel definitiever uit, ook over het programma van eisen. Er is een behoorlijk haalbaarheidsonderzoek verricht en na overleg met het Agora-bestuur is het college met de nodige bijstellingen gekomen, ook in financieel opzicht. D66 heeft dit al bij de afgelopen algemene beschouwingen voorzien en aangegeven. Wij realiseren ons heel goed dat wij bouwen voor de toekomst, in ieder geval voor de komende 50 jaar. Wij willen een nieuw, modern theater dat ruim in de toekomst aan de eisen die de stad stelt, kan blijven voldoen. Anderzijds moet het ook betaalbaar blijven. Op dit moment hangt de financiering nog af van toekomstige opbrengsten. Wat gebeurt er als de opbrengsten uitblijven? Wordt het theater dan later gebouwd?
2002
N 51
Behalve een theater hebben wij nog veel meer wensen, zoals goede voorzieningen voor de jeugd of het kwaliteitsstructuurplan, waar wij vanavond ook nog over spreken. In de commissie is uitvoerig gesproken over de voorliggende variant versus de variant die het bestuur van de Agora het meest optimaal lijkt, namelijk een zaal met 850 stoelen en extra ruimte. Speciaal om deze laatste variant nog eens nader te bekijken hebben wij in de commissie een voorbehoud gemaakt. Hoe aanlokkelijk deze optimum-variant ook leek, na uitvoerig rekenen en nader onderzoek kunnen wij tot op heden nog niet tot de conclusie komen dat deze optimum-variant financieel tot de mogelijkheden behoort. Wij zullen dan ook met het collegevoorstel instemmen. Voor D66 zijn de volgende afwegingen van groot belang. Allereerst moet de kwaliteit voorop staan. In alle opzichten een gebouw van allure, gebruiksvriendelijk, goede technische installaties en een hele goede programmering. Het moet financieel haalbaar zijn en ook voor de Stichting acceptabel en exploitabel. Lelystad groeit toe naar een stad met circa 80.000 inwoners. Als wij realistisch zijn, zullen wij daar een middelgroot theater voor bouwen. In de klasse van een middelgroot theater willen wij graag kwalitatief in het oog springen. Een middelgroot theater dus met een grote uitstraling. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Wij willen een theater dat past bij het ambitieniveau van de stad, een representatief complex dat voor meerdere doeleinden gebruikt kan worden voor culturele, zakelijke en maatschappelijke activiteiten. De ambitie moet echter wel financieel haalbaar zijn. Het exploitatietekort moet bijvoorbeeld binnen de grenzen van E. 1,3 miljoen blijven. Het uitgevoerde haalbaarheidsonderzoek toont aan dat binnen de gestelde voorwaarden de plus-variant het hoogst haalbare is. Het onderzoek toont ook aan dat een hogere ambitie, zoals voorgesteld door het Agora-bestuur, niet haalbaar is. In de commissie hebben wij uitgebreid gediscussieerd over beide varianten. Gehoord de reactie van D66 blijft er waarschijnlijk weinig steun over voor de optimum-variant. Mochten andere raadsleden het toch nog naar voren brengen, dan zal ik in de tweede termijn ingaan op ons standpunt aangaande de optimum-variant. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. De Natuurwetpartij is van mening dat Lelystad een theater moet krijgen dat een provinciehoofdstad waardig is. Wij zijn dan ook van mening dat het aantal stoelen in de grote zaal niet nu, maar pas na nader onderzoek moet blijken. Het kan toch niet zo zijn dat wij op dit moment kiezen voor 725 stoelen, terwijl wellicht achteraf blijkt dat het er 850 hadden moeten zijn. Ik wil verzoeken om het aantal stoelen voorlopig nog even open te laten en af te laten hangen van aanvullend onderzoek. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Ik hoop dat het theater een provinciehoofdstad waardig zal zijn. Wij kiezen voor de komende 50 jaar. Regeren is vooruitzien, maar het is toch wel een hele zware taak om 50 jaar vooruit te zien. D66 spreekt over kwaliteit boven kwantiteit. Wij kunnen ons daar volledig bij aansluiten. Over 50 jaar kan die kwaliteit echter wel eens veel tekortschieten, als wij niet aan de kwantiteit hebben gedacht voor die periode. De stad groeit en wij hopen dat de stad ook zo groeit dat wij een echte provinciehoofdstad zullen worden en zullen blijven. Daarom vragen wij om toch aandacht te besteden aan de genoemde 850 stoelen en deze mogelijkheid open te laten. Wij kunnen verder instemmen met het voorstel. Wij wensen een goed theater, maar niet voor elke prijs. Mevrouw Kinilitan: Mijnheer de voorzitter. Ik kan instemmen met het voorstel om E. 900.000, - beschikbaar te stellen als voorbereidingskrediet voor de realisatie van een nieuw theater. Ik kan ook instemmen met het voorstel van de heer Veerkamp om een eventuele uitbreiding van het aantal stoelen af te laten hangen van nader onderzoek.
2002
N 52
De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. De ChristenUnie/SGP is voorstander van een goede theatervoorziening in deze stad, maar het hoeft van ons niet persé een uitstekende theatervoorziening te zijn. Het gaat er om dat wij binnen de financiële randvoorwaarden een verantwoorde beslissing nemen en dat wij het financiële offer afwegen tegen andere noodzakelijke voorzieningen in deze stad. De lijst van noodzakelijke voorzieningen stijgt nog elke maand. Ik wil er de nadruk op leggen dat wij over een plus-variant spreken. Wij hebben er al een tweede foyer bijgedaan en 300 m2 autonome horeca. Deze autonome horeca moet zich financieel nog helemaal waarmaken. Daar zit nog een financieel risico in. Mijn fractie acht dit verantwoord, maar daarmee is voor ons de grens wel bereikt. Ten slotte moet bedacht worden dat de extra lasten en onttrekkingen uit de diverse fondsen en de opbrengsten van de autonome horeca allemaal in de toekomst moet worden verdiend. Het risico is dus al behoorlijk en verhoging van dit risico achten wij bijzonder ongewenst. Mevrouw Jacobs: Mijnheer de voorzitter. Zelfs de PvdA-fractie citeert uit het verkiezingsprogramma van de VVD. Wij danken u daarvoor. De voorzitter van commissie 3 begon ter gelegenheid van de derde nationale dag van de poëzie de commissievergadering over dit agendapunt met het gedicht "Bezinning" van Slauerhoff. Dit voorstel ter realisatie van een theatervoorziening is niet zo maar tot stand gekomen. In september 2001 is een projectgroep ingesteld, die een haalbaarheidsonderzoek heeft uitgevoerd. Het Agorabestuur, deelnemer aan die projectgroep, verschilt van mening met het college over de uiteindelijk gekozen variant. Het verschil zit in het aantal stoelen in de grote zaal en een extra ruimte. De Agora zet liever in op een iets ambitieuzer plan dan het voorstel van het college. Wij bouwen een theater voor de toekomst met een inwonersaantal van minimaal 80.000. Wij bouwen niet alleen voor de huidige, maar ook voor de toekomstige bewoners van de stad. Een grote zaal met 850 stoelen geeft de mogelijkheid om als "grote zaal" in Nederland gekwalificeerd te worden. Goed te verkopen artiesten komen veel minder op een kleinere zaal af. Dit heeft ook te maken met de uitkoop en de percentages. Nu ruimtelijk bouwen, later een definitieve invulling van die ruimte, overleg met OMS, bijvoorbeeld over de printvoeten. Een voorbeeld voor de totale ontwikkeling in het centrum; een spin-off. De gemeente laat nog meer zien vertrouwen te hebben in de centrum-ontwikkeling. De Agora moet als basis de culturele taakstelling invullen. Een cultuurnota, waar nadere afspraken in gemaakt kunnen worden, wacht de VVD-fractie met belangstelling af. Kunt u een termijn aangeven voor de te verwachten realisatie van deze nota? Het doel is een heel hoge bezettingsgraad te realiseren tijdens de voorstellingen. De huidige cijfers geven aan dat dit al in stijgende lijn gebeurt. De nieuw te bouwen Agora heeft alle denkbare podiumfaciliteiten tot haar beschikking voor alle reisproducties. Technisch is dus alles mogelijk. Laten wij dan optimaal gebruikmaken van die techniek en voor zover mogelijk komen tot een maximale benutting van de te verkopen stoelen met de kwalificatie "grote zaal". De VVD-fractie onderschrijft de conclusie niet van een concurrentie door een bovenlokale uitstraling van Dronten en Almere. Dronten niet door de onhandig gekozen structuur en Almere niet door de hele andere benadering van de cultuur. Het is meer een "evenementenstad" benadering. De geformuleerde opdracht van de gemeente aan de externe bureaus is erg voorzichtig geweest. Dit is geen waardeoordeel, maar een constatering. De VVD verzoekt het college in de te verstrekken opdracht tot het maken van een definitief ontwerp de mogelijkheden voor directe of latere toevoeging van de gewenste uitbreiding in het op te stellen ontwerp op te nemen, voor zover dit technisch realiseerbaar is. Geloof in de toekomst van het theater en laten wij later niet hoeven te zeggen: "Hadden wij maar ...". Laat
2002
N 53
die vrees niet rijzen. Na de beantwoording door het college komen wij terug op ons standpunt in de tweede termijn. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Al sinds de presentatie van het Masterplan praten wij over de realisering van een nieuw theater. Alles is aan de orde geweest: een bovenstedelijk theater aan de kust, een op de lokale markt gericht theater in het centrum, of geen theater. De CDA-fractie vindt dat Lelystad als provinciehoofdstad met op termijn 80.000 inwoners een theater hoort te hebben, enerzijds als voorwaarde om onze groeidoelstelling waar te kunnen maken, anderzijds als culturele voorziening voor huidige en nieuwe inwoners. De CDA-fractie heeft zich steeds uitgesproken voor een theater in het hart van onze stad, een theater voor de lokale markt maar niet tot elke prijs. Een theater kost geld. Als randvoorwaarde hebben wij een jaarlijkse exploitatielast van maximaal E. 1,3 miljoen vastgesteld, ofwel uitgaande van de huidige 66.000 inwoners ongeveer E. 20 per inwoner per jaar. De in september ingestelde werkgroep heeft alle inmiddels beschikbare onderzoeken en cijfers op een heldere wijze gerangschikt en op haalbaarheid onderzocht. Het college stelt op grond van dit haalbaarheidsonderzoek voor de plus-variant als uitgangspunt voor verdere uitwerking te kiezen. De plus-variant is al meer dan de oorspronkelijke variant. Een theater dat een investering van ongeveer E. 20 miljoen vraagt, terwijl tot nu toe was uitgegaan van een investering van ongeveer E. 16 miljoen. Dat is een stijging van 25%. De CDA-fractie heeft zich afgevraagd of een theater volgens de plus-variant haalbaar en betaalbaar is. Is niet uitgegaan van te rooskleurige uitgangspunten? Mevrouw Jacobs merkte op dat het onderzoeksbureau misschien te voorzichtig is geweest. De CDA-fractie is van mening wij niet voorzichtig genoeg kunnen zijn. Wij praten over gemeenschapsgeld. Het bestuur van de Agora is er van overtuigd dat er nog meer mogelijk is en bepleit te kiezen voor de optimum-variant. De CDA-fractie vindt het begrijpelijk dat een bestuur dat gelooft in zijn product, het maximale er uit probeert te halen. De praktijk in andere steden laat nogal eens wat anders zien. Theaters zijn ook vaak minder goed te exploiteren. Als gemeenteraad hebben wij het algemeen belang te dienen en een brede afweging te maken. De CDA-fractie heeft zich door het college laten overtuigen dat de door de projectgroep gehanteerde cijfers realistisch zijn en een jaarlijkse maximale exploitatielast van E. 1,3 miljoen haalbaar is. Realisatie is mogelijk doordat er o.a. wordt geput uit nieuwe fondsen, die nog moeten worden gevuld met middelen, gerelateerd aan de groei van de stad en ook middelen vrijkomend uit de toegevoegde autonome horeca en de reserve Ontwikkeling Stad. Wij nemen al risico's. Eén van de speerpunten waarmee de VVD de verkiezingen ingaat, is financiële soliditeit. Het verbaast de CDA-fractie dan om te horen dat volgens de VVD onderzoekers te voorzichtig zijn en wij niet te snel voorzichtig moeten zijn. Het hangt er blijkbaar vanaf over welk onderwerp het gaat. De CDA-fractie heeft er vertrouwen in dat wij onze groeidoelstelling kunnen realiseren en stemt in met het beschikbaar stellen van het gevraagde voorbereidingskrediet. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. In haar vorige vergadering heeft de raad nadrukkelijk aangegeven dat onze stad niet zonder een theater kan. Dat de raad inzake een theater uitgesproken ambities heeft, bleek ook uit de discussie in de afgelopen commissievergadering. Onder aanvoering van de VVD-fractie pleitten toen enige fracties voor meer theaterstoelen, een extra zaal en dus ook voor hogere investeringen. Het college heeft om diverse redenen de discussie in de commissie bijzonder gewaardeerd. In de eerste plaats omdat wij vooral bouwen voor toekomstige generaties. Daarnaast is het helder dat een nieuw theater aan de top van het verlanglijstje staat van een belangrijk deel van de raad. Dat is in het licht van de onvermijdelijke keuzen die wij in de toekomst moeten maken, een
2002
N 54
belangrijk gegeven. Ten slotte is het in ons land maar al te vaak voorgekomen dat het bij dit soort grote culturele investeringen de raad was die een enthousiaste wethouder of een enthousiast college moest temperen. Het is prettig om te constateren dat het hier precies andersom is. Het college is van mening dat met de variant die nu wordt voorgesteld, Lelystad een excellente culturele voorziening rijker zal worden en dat het risico alleszins de moeite waard is. Er is echter wel een risico. Ik ben blij dat de D66-fractie alles heeft nagerekend en uiteindelijk tot de conclusie komt dat het klopt. De Natuurwetpartij en AOV/Unie 55+ vroegen of wij niet aan de gang konden gaan met het theater zonder dat wij er stoelen in zetten. Het enige wat in een theater zonder stoelen kan worden gedaan, is mediteren. Ook in de ontwerpfase moeten wij uitgaan van stoelen, want dat hoort nu eenmaal bij een theater. De VVD-fractie vroeg of wij niet konden uitgaan van twee scenario's bij de ontwerp-opdracht. Zo heb ik u althans begrepen. Het college is van mening, evenals de meerderheid van de raad, dat de plus-variant een adequate voorziening is die Lelystad nodig heeft. De optimumvariant vinden wij niet realistisch. Het college is daarom niet van plan om de optimum-variant bij de ontwerp-opdracht uit te laten werken. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat wij het als een compliment kunnen beschouwen als gezegd wordt dat wij de dingen goed narekenen en dan weloverwogen tot een eindconclusie komen. Wij trekken ons voorbehoud in. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Het huidige voorstel van het college brengt al een zeker risico met zich mee, wat betreft de financiële haalbaarheid. De optimum-variant maakt naar onze mening het risico veel te groot. Het is goed om ambitieus te zijn, maar wij moeten niet te ambitieus zijn. Wij hebben vertrouwen in de toekomst van het theater. Het voorstel van de plus-variant vinden wij een prachtig voorstel. Wij mogen blij zijn als wij dit theater op deze wijze kunnen realiseren. Het zal een aanwinst voor de stad zijn. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. Ik wil voorstellen om uit te gaan van 725 stoelen, maar ruimte te reserveren voor 125 stoelen extra. Ik ben bang dat wij anders een te krap theater gaan bouwen. Onlangs was in de krant te lezen dat het theater van Hardenberg wordt gemeden door bekende artiesten. Er is naar mijn mening nog geen noodzaak om het aantal stoelen nu al vast te leggen, omdat het theater pas over een aantal jaren gebouwd gaat worden en dan is het aantal inwoners wellicht veel hoger dan nu het geval is. De heer Hijmissen: Ik vraag me af de heer Veerkamp wil kiezen voor kleinere stoelen, of dat hij er meer vloeroppervlak voor vrij wil maken. De heer Veerkamp: Ik wil aangeven dat wij niet te zuinig moeten zijn om er later achter te komen dat wij te weinig stoelen hebben. Het bestuur van de Agora geeft op duidelijke gronden aan waarom zij kiest voor de optimum-variant en daar kan ik mee instemmen. Ik kies voor 850 comfortabele stoelen. De heer Hijmissen: Dat betekent meer m2. Dit zou betekenen dat de gemeente de onderhandelingen met William Properties opnieuw moet openen om te bezien hoe de vierkante meters die nu voor een andere bestemming kunnen worden benut, ingezet kunnen worden voor het theater. Het mag dus van u meer kosten? De heer Veerkamp: Ja.
2002
N 55
De heer Hijmissen: Ik wil opmerken dat in Hilversum het theater van 725 stoelen niet kan worden geëxploiteerd en men overgaat tot sluiting en de bouw van een nieuw theater van 250 - 350 stoelen wordt overwogen. Dit is een extra reden om voorzichtig te zijn. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. In het verleden hebben wij wel grotere risico's genomen met het Masterplan en met Bureau Vliegwiel. Ik vind dat wij daar niet zo de nadruk op moeten leggen. Een beetje risico mogen wij best nemen. Het CDA zegt dat wij niet voorzichtig genoeg kunnen zijn. Dat geldt voor ons ook voor de Bataviawerf. Wij denken dat de basis van de Bataviawerf minder stabiel is dan van een theater. Ik vind dat wij het voorstel van het bestuur van de Agora toch nog eens moeten overwegen. Mevrouw Kinilitan: Mijnheer de voorzitter. Bij de bouw van het theater moet rekening worden gehouden met de groei van de stad met 20.000 inwoners. Wij investeren op lange termijn. Voor mij is Lelystad een stad met durf. Ik wil pleiten voor een theater met een grote zaal met 850 stoelen. Mevrouw Jacobs: Mijnheer de voorzitter. Ik heb geen cijfers over de theatervoorziening in Hilversum. De heer Hijmissen: Die gegevens kan ik u verstrekken. Hilversum, met meer inwoners dan Lelystad, kan het theater niet exploiteren en overweegt om een theater van 250 - 350 stoelen te bouwen. Aan wat voor cijfers heeft u nog meer behoefte? Mevrouw Jacobs: Misschien hebben zij wel ooit te klein gebouwd en hebben zij geen goede producties binnen kunnen halen. Die discussie wil ik graag op een ander moment voortzetten met werkelijke cijfers en historie. De VVD-fractie heeft een voorbehoud gemaakt ten aanzien van het voorliggende voorstel. Wij hebben de reacties van de andere partijen en van het college meegenomen en overwogen. Het gaat hier om een voorbereidingskrediet en de VVD houdt de financiële ontwikkelingen zeker goed in de gaten. De VVD vindt het in ieder geval plezierig dat wij aan het eind van deze collegeperiode uitgebreid kunnen praten over dit voorstel. Omdat er in de cijfers veel aannamen zijn verwerkt, kunnen wij het aantal toekomstige bezoekers aan het theater niet verder aannemelijk maken. Vanavond blijkt de meerderheid van de raad het voorstel van het college te ondersteunen. De VVD-fractie wil graag een nieuwe theatervoorziening in Lelystad en stemt uiteindelijk in met deze variant, die wij beschouwen als "next-best". Wij blijven de ontwikkelingen op de voet volgen en wensen de uitvoerders veel succes om te komen tot het verrijzen van een mooi nieuw theater. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie heeft vertrouwen in het gepresenteerde scenario van een realistisch en goed te exploiteren theater. Wij stemmen in met het voorbereidingskrediet. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Het college waardeert het dat de VVDfractie dit voorstel steunt. Gezien het enthousiasme dat de VVD altijd uitstraalt voor het nieuwe theater zou het vreemd geweest zijn als dit voorstel niet door de VVD-fractie zou zijn ondersteund. Naar enkele kleinere fracties toe wil ik naar voren brengen dat wij in deze fase keuzen moeten maken, omdat wij straks de ontwerpfase ingaan. De kern van de opdracht is de grootte van de grote zaal. Daarover kunnen wij geen onduidelijkheid laten bestaan. Ik wil de kleinere fracties vragen om evenals de VVD-fractie hun bezwaren terzijde te leggen en dit voorstel voluit te ondersteunen. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Wij stemmen in met het voorliggende voorstel.
2002
N 56
De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. Ik stem in met het voorstel, maar ik vind het toch jammer. Mevrouw Kinilitan: Mijnheer de voorzitter. Ik stem ook in met het voorstel. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
19.
Voorstel tot vaststelling van de vrijwilligersnota "Een punt van steun" (stuk nr. 2301) De heer Klaver: Mijnheer de voorzitter. Via vrijwilligerswerk brengen mensen hun sociale en maatschappelijke betrokkenheid in praktijk en manifesteren zij zich als actieve burgers die initiatieven willen nemen en verantwoordelijkheden willen dragen. Het vrijwilligerswerk levert op deze manier een belangrijke bijdrage aan het democratisch functioneren van de samenleving. Het vrijwilligerswerk is met name in het internationaal jaar van de vrijwilligers door velen in de politiek en door allerlei maatschappelijke organisaties bejubeld als het cement van de samenleving en de kurk waarop de maatschappij drijft. Naast een niet onaanzienlijke economische waarde biedt het vrijwilligerswerk voor velen een alternatief voor beroepsarbeid. Mensen die om allerlei redenen niet meer betaald werk kunnen verrichten, kunnen via het vrijwilligerswerk toch maatschappelijk participeren. Zo biedt het vrijwilligerswerk een opvang en reservoirfunctie voor hen die slechts moeizaam of helemaal geen positie kunnen veroveren in de maatschappij. Zo'n 4 miljoen landgenoten steken jaarlijks zo'n 800 miljoen uur in het vrijwilligerswerk. In Lelystad investeren 15 duizend medeburgers jaarlijks zo'n 3 miljoen uur in het vrijwilligerswerk (1 dagdeel per week). Naar verluidt zal ook wethouder Luten na zijn afscheid een deel van zijn tijd daaraan wijden. Hij laat in elk geval een nota achter waar de PvdAfractie heel positief over is, maar de praktische uitwerking moet nog plaatsvinden. Daarover nog een tweetal vragen. Hoe en in hoeverre is het raadzaam om vrijwilligersberaad en een lokaal comité, dat uit professionals bestaat, samen te voegen in één klankbordgroep? Is er meer bekend over de richting waarin gezocht wordt bij de keuze van een lokale organisatie die opdracht krijgt het lokale steunpunt te realiseren? Vanzelfsprekend zal de PvdA-fractie de praktische uitwerking van een punt van steun in het Lelystadse vrijwilligersland opbouwend kritisch blijven volgen. De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Ook wij zien de vrijwilliger als het sociale cement van en in de samenleving. Het behouden van voldoende vrijwilligers is derhalve voor de samenleving van essentieel belang. Wij stemmen dan ook van harte in met de voorliggende nota, waarin de gemeente zich op het gebied van het vrijwilligersbeleid actiever gaat opstellen en een zekere regierol op zich neemt. Het lijkt ons een goede zaak dat één en ander centraal wordt aangepakt, met name door het oprichten van een vrijwilligerssteunpunt, met daaronder een klankbordgroep. Met belangstelling zullen wij deze aanpak in de voorgenomen proefperiode volgen. Wij wensen u daarbij alle succes. Mevrouw Hartman: Mijnheer de voorzitter. Het jaar van de vrijwilliger is voorbij. De vrijwilligers zijn in het zonnetje gezet. Hoe nu verder? In de nota "Een punt van steun" worden vele zaken genoemd. Hoe kan het vrijwilligerswerk worden gestimuleerd? Hoe kunnen de vrijwilligers worden vastgehouden en worden nieuwe geworven? De vrijwilliger heeft er moeite mee om zich voor jaren te laten benoemen. Men is bereid een helpende hand te bieden, maar dan voor kortere tijd. Zou het stimuleren van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs een mogelijkheid zijn om jongeren te bereiken? Wat is uw
2002
N 57
mening? Het CDA bepleit al lange tijd dat voor vrijwilligers een pasklare onkostenvergoeding en een verzekering nodig zijn. Dat betekent ook duidelijke fiscale afspraken. Een steunpunt voor vrijwilligers is van belang. De gemeente kan hier een stimulerende en coördinerende rol vervullen. Laat de vrijwilligers op de overheid kunnen vertrouwen als het gaat om beleid dat gericht is op het sociale kapitaal. De CDA-fractie stemt in met het voorstel. Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. Mede dankzij het stimuleringsgeld van het Rijk kan ook Lelystad nu haar waardering en vooral haar verantwoordelijkheid voor vrijwilligerswerk tonen. Het versterken van de sociale cohesie is een belangrijke uitdaging in deze tijd. Vrijwilligerswerk en ook mantelzorg hebben wij daarbij heel hard nodig. Maar juist vrijwilligerswerk staat in deze tijd onder druk vanwege de vergrijzing onder de vrijwilligers en de andere eisen die het aanboren van nieuwe groepen vrijwilligers, zoals jongeren, tweeverdieners, allochtonen en mensen uit bedrijven met zich meebrengt. Die willen namelijk maatwerk, flexibiliteit en er iets van meenemen. Dat vereist een andere aanpak. Uit de door de gemeente uitgevoerde enquêtes blijkt hoe hard organisaties nu hulp en steun bij de werving en ondersteuning van hun vrijwilligers nodig hebben. Het opzetten van een steunpunt, zoals voorgesteld is, is daarom bijzonder gewenst. Wij hebben er al eerder voor gepleit. Wij hopen dat het overleg met de overige vrijwilligersorganisaties, die overigens enigszins verrast werden door deze voorstellen, er toe zal leiden dat het steunpunt al komende zomer operationeel kan zijn. Zoals wij al in de commissie hebben aangegeven, gaan wij er van uit dat ook ten aanzien van de mantelzorg, die in deze beleidsnota niet meegenomen is, zo spoedig mogelijk nagegaan zal worden in hoeverre ook daarvoor lokaal beleid en gemeentelijke regie mogelijk en zinvol is. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Ik weet als geen ander wat het belang is van vrijwilligers in onze maatschappij. Ik heb er al 18 jaar mee te maken. Het is moeilijk om vrijwilligers vast te houden. Ze zijn op het moment schaars. De leefstijl van tweeverdieners nodigt niet uit tot vrijwilligerswerk, naast hun eigen werkzaamheden. Wij hopen dat dit steunpunt er toe zal bijdragen dat de vrijwilligers weer wat meer gemotiveerd worden. De heer Terpstra: Mijnheer de voorzitter. Vrijwilligerswerk is erg belangrijk. Het is een belangrijk middel om bijvoorbeeld langdurig werklozen weer bij de samenleving te betrekken. Het is een probleem voor vele instellingen en organisaties om nieuwe vrijwilligers te vinden en vrijwilligers te behouden. In deze nota, die tot stand is gekomen in samenwerking met diverse instellingen en organisaties, wordt aangegeven hoe men o.a. dit probleem wil aanpakken. Wij vinden dat er bij de vorming van een onafhankelijk vrijwilligerssteunpunt duidelijkheid moet zijn betreffende bevoegdheden en rollen. Wethouder Luten: Mijnheer de voorzitter. Ik dank de raad voor de brede ondersteuning voor deze nota. De heer Klaver vraagt waarom het vrijwilligersberaad en het lokaal comité niet in één organisatie kunnen worden samengevoegd. En of het lokaal comité een steunpunt kan gaan vormen. In de nota is duidelijk een scheiding gemaakt tussen het vrijwilligersberaad of de klankbordgroep en het lokaal comité, omdat het lokaal comité meer de uitvoerders zijn, waarbij een andere organisatie zorgt voor advies. Het college is van mening dat daar een duidelijke scheiding in moet zijn. Het lokaal comité is opgeheven. Het is best mogelijk dat er weer een nieuw lokaal comité komt. Daar is wel veel enthousiasme voor. Wij dachten echter dat het verstandig was om nu een tussenstop te maken, zodat iedereen zich opnieuw kan oriënteren. Het lokaal comité was duidelijk voor 1 jaar, voor het jaar van de vrijwilliger, ingesteld. Mevrouw Hartman ondersteunt ook het collegevoorstel. Zij stelt een vraag ten aanzien van een maatschappelijke stage. Ook in het jaar van de vrijwilliger is de maatschappelijke stage
2002
N 58
voor het voortgezet onderwijs aan de orde geweest. Ik ben het met u eens dat het een goed idee zou zijn om de discussie daarover nog eens te voeren, om te bezien of er een voldoende breed draagvlak voor bestaat. Mevrouw Van Sprang gaf aan dat in deze nota de mantelzorg niet is meegenomen. Naar mijn mening verdient mantelzorg aandacht, maar dat kan niet meer in deze collegeperiode. Wij nemen echter kennis van uw opmerking. De heer Klaver: Mijnheer de voorzitter. Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn vraag hoe en in hoeverre het vrijwilligersberaad louter uit vrijwilligers bestaat of dat er ook professionals zitting in kunnen nemen. De uitvoering van de nota vereist regulier overleg met het vrijwilligersberaad. Verder heb ik gevraagd in welke richting gezocht moet worden bij de keuze van een lokale organisatie, die de opdracht krijgt om het lokale steunpunt te realiseren. Wethouder Luten: Mijnheer de voorzitter. Er zal nu onderzocht worden hoe het vrijwilligersberaad vorm kan krijgen. Op dit moment is het nog open. Diverse partijen worden uitgenodigd om met een offerte te komen voor het maken van een steunpunt. Wij wachten deze offertes af en daarna kunnen wij daar een besluit over nemen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
20.
Voorstel inzake beleidsprogramma Integraal Jeugdbeleid in Lelystad 2002-2005 (stuk nr. 2375) De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Ons inziens moet er alles aan gedaan worden om onze jeugd zo goed mogelijk voor te bereiden op de maatschappij. Er moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat zij tussen de wal en het schip terecht komen. De voorliggende nota schetst in een drietal beleidslijnen op een goede wijze het integrale beleid dat daarvoor nodig is. Wij stemmen graag met deze nota in. De heer Klaver: Mijnheer de voorzitter. De PvdA-fractie kiest voor een integraal jeugdbeleid, waarin de jeugd wordt gezien als een groep die bijdraagt aan de levendigheid van de stad, als een groep die toekomst verdient. Investeren in de jeugd is investeren in de toekomstige cultuurdragers van de stad. Bovendien betekent het investeren in de stabiliteit van de stad. In de voorliggende nota, waar de PvdA heel tevreden mee is, worden drie beleidslijnen geschetst. Er is sprake van een ketenbenadering, met een naadloze aansluiting tussen opeenvolgende fasen in de levensloop van de jeugd, tussen verschillende leefgebieden en tussen aanbod in hulp en straf van licht naar zwaar en van preventief naar curatief. Dit alles moet leiden tot een effectief en efficiënt jeugdbeleid. De gemeente vervult daarbij een regierol. Gemeente en instellingen zullen samen verantwoordelijk zijn voor een pro-actief jeugdbeleid. De PvdA-fractie ziet uit naar de uitwerking van dit beleidsprogramma in werkprogramma's en één in het beleidsprogramma genoemde inventarisatie van alle bij het jeugdbeleid betrokken budgetten en bestedingen. Die inventarisatie moet gemaakt worden vanwege de enorme versnippering van budgetten over diverse portefeuilles. Op welke termijn kan deze inventarisatie van betrokken incidentele en structurele budgetten en bestedingen tegemoet worden gezien, opdat bestuurders goed kunnen volgen, controleren en adviseren? Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor lokaal jeugdbeleid dat er op gericht is om voor alle jongeren optimale ontwikkelingskansen te
2002
N 59
bieden. De gemeente voert daarbij de regie. Reeds vorig jaar januari stelden wij de onderhavige nota in concept vast en betuigde D66 uitvoerig haar instemming met de voornemens rond de op te zetten structuur ten behoeve van de regierol en de noodzakelijke ketenvorming in het beleid. Wij hoeven dat nu dus niet meer te herhalen. De wijzigingen en aanvullingen die intussen in de onderhavige definitieve nota verwerkt zijn, mede op basis van opmerkingen in de commissie, onderschrijven wij van harte. Er is echter niet alleen aan nota's geschreven. De afgelopen jaren zijn wij ook bezig geweest het jeugdbeleid in Lelystad in de praktijk op poten te zetten. D66 heeft daarbij nooit onder stoelen of banken gestoken dat het wat ons betreft best wat sneller had gekund. Wij komen echter wel van heel erg ver, omdat ook voor het ontwikkelen van adequaat jongerenbeleid het ontbreken van een goede basis voor gespreide welzijnsvoorzieningen in onze stad een handicap is en blijft. Wij zullen dan ook wel enige tijd nodig hebben om een volledig op de eisen van de huidige tijd toegesneden beleid te ontwikkelen, waarbij vooral de wijkgerichte aanpak wat D66 betreft speerpunt moet blijven en zo spoedig mogelijk uitgebreid moet worden. Voor de verdere toekomst zal voorts de noodzakelijke participatie van jongeren en de verdere aansluiting bij het onderwijsbeleid, waar ook veel relaties liggen, nog onze aandacht gaan vragen. Wij zien de voorstellen in de nu te ontwikkelen werkplannen met veel interesse tegemoet, want er is werk en ambitie genoeg. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Door het beleidsprogramma Integraal Jeugdbeleid loopt een continue draad van preventie heen. Daar zijn wij heel gelukkig mee. Hoe vroeger er begonnen wordt met het preventief jeugdbeleid, hoe beter de kansen zijn voor de jeugd die dreigt buiten de boot te vallen. Hoe langer er gewacht wordt, hoe groter het risico is dat het criminele gedrag van jongeren niet goed meer is terug te dringen. De gemeente als regisseur van de deelnemende partijen in een bestuurlijk netwerk. Wij zijn daar blij mee. Nu komt de uitwerking. Wij hopen op een goede voortgang van dit jeugdbeleid. De heer Terpstra: Mijnheer de voorzitter. Al geruime tijd werken vele instellingen en organisaties samen om te komen tot een goed jeugdbeleid in Lelystad en met veel succes. Wij zien het resultaat: dit beleidsprogramma Integraal Jeugdbeleid 2002-2005. In het beleidsprogramma wordt in hoofdlijnen de koers gezet voor de komende jaren. Het programma heeft de instemming van GroenLinks. Wij wachten de concrete actieplannen met veel belangstelling af. Mevrouw Hartman: Mijnheer de voorzitter. Reeds in april 2001 stond de concept-nota Integraal Jeugdbeleid op de raadsagenda. Nu zijn wij bijna een jaar verder. Wij vragen ons af of het jeugdbeleid wel de aandacht krijgt die het verdient. De nota biedt een programma op hoofdlijnen, dat de koers moet gaan bepalen voor het jeugdbeleid. De CDA-fractie vindt de samenhang van groot belang. Het gaat er om samen te werken met de jeugd. Ik zal niet ontkennen dat er hier en daar problemen zijn, maar het gaat in het algemeen goed met de jeugd. De jeugd vraagt om goede voorzieningen, die toegankelijk zijn voor alle jeugdleeftijden en achtergronden. Verschillende sectoren en instellingen zijn bij het jeugdbeleid betrokken. De CDA-fractie wil het belang van een goede onderlinge communicatie benadrukken, een regulier overleg met de betrokken partijen, maar vooral ook met de jeugd. Men dient elkaar goed en regelmatig op de hoogte te houden, met elkaar in gesprek blijven en een brede afstemming. De CDA-fractie wenst u veel succes met de uitwerking van de plannen en hoopt dat er vaart in komt. De jeugd verdient het. Onze fractie stemt in met het voorstel. Wethouder Luten: Mijnheer de voorzitter. Ik constateer dat de raad unaniem achter dit beleidsplan staat. Mevrouw Van Sprang zei dat het wat sneller had gekund, maar het vroeg
2002
N 60
om een betrokkenheid in het veld van vele participanten. Dat het zo lang geduurd heeft voordat het beleidsprogramma kan worden vastgesteld, wil niet zeggen dat er ondertussen in het veld niet gewerkt zou zijn. Wij hebben daar in de commissie meerdere keren over gesproken. Denk maar aan de Jongerenlokalen en het plan voor een Jongerencultuurhuis. Dat is ondertussen gewoon doorgegaan. Er zijn nog veel meer initiatieven. Binnenkort worden er werkprogramma's gepresenteerd. Dat zal niet voor het hele veld tegelijk zijn, maar de verwachting is dat over ongeveer 3 maanden het eerste werkprogramma u al zal bereiken. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
21.
Voorstel tot vaststellen van de nota "Samenwerken aan een leven zonder drempels: integraal gehandicaptenbeleid gemeente Lelystad" (stuk nr. 2406) Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. Wij complimenteren het college graag met de snelheid waarmee deze beleidsnota is geproduceerd. Niet alleen wij zijn tevreden, maar de presentatie onlangs van de nota aan het veld heeft duidelijk gemaakt dat het voorgestelde beleid breed wordt gedragen. Dat is op zich al een mooi resultaat. Er zal de komende tijd echter nog veel extra aandacht nodig zijn om één en ander in de praktijk te brengen en verder uit te werken. Daarin spreken vooral de plannen voor een één-loketvoorziening en de nadruk die gelegd wordt op informatievoorziening en voorlichting ons erg aan. Lelystad heeft met het aanhalen van de VN-resolutie haar verantwoordelijkheid voor gehandicaptenbeleid erkend. Laten wij daar nu handen en voeten aan gaan geven. Het werd tijd. De heer Klaver: Mijnheer de voorzitter. Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten en behoren zich jegens elkaar in een geest van broederschap te gedragen. Dit is artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De VN-resolutie 4896 van 4 maart 1994 spreekt over "standaardregels betreffende het bieden van gelijke kansen voor gehandicapten". In de voorliggende nota wordt volgens de PvdA-fractie een goede poging gedaan om een lokale vertaling te geven aan ambities die voor het staatsniveau in die standaardregels worden omschreven. De PvdA-fractie zal de praktische uitwerking van de nota opbouwend kritisch volgen. Zij hoopt dat de financiële consequenties ruimhartig bij de Voorjaarsnota 2002 worden betrokken. Toch nog een vraag: De fractie wil graag van het college vernemen hoe en in hoeverre bij de uitwerking van de nota meer aandacht kan worden besteed aan een positieve beïnvloeding van de beeldvorming over mensen met een functiebeperking, zodat enerzijds de Lelystadse samenleving beter om leert gaan met de doelgroep en anderzijds opname in die maatschappij mogelijk is. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. De fractie van AOV/Unie 55+ wil de volgende zin uit de nota citeren: "De gemeente Lelystad zal doen wat binnen haar mogelijkheden ligt om de burgers met een functiebeperking of chronische ziekte een volwaardig bestaan te kunnen laten leiden." Mijn fractie spreekt de hoop uit dat de gemeente deze zin ruim zal interpreteren. Wij zien de uitwerking van deze nota dan ook met belangstelling tegemoet. Laten wij "samen werken aan een leven zonder drempels". De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Ook wij zijn verheugd dat het nog in deze raadsperiode is gelukt om deze gehandicaptennota het licht te laten zien en met de doelgroep te bespreken. Ik denk dat dit alleszins een compliment waard is. Wij zijn
2002
N 61
ingenomen met de regierol die de gemeente op zich heeft genomen en die naar onze mening een garantie is dat gehandicapten blijvende aandacht van de gemeente krijgen, die deze doelgroep ook toekomt. Natuurlijk kunnen niet alle wensen direct worden ingewilligd, maar het belangrijkste is dat wij nu met de uitvoering van dit beleid kunnen beginnen. Al werkende weg zullen wij dan wel zien waar aanpassingen nodig zijn. Mevrouw Hartman: Mijnheer de voorzitter. De nota Samenwerken aan een leven zonder drempels geeft een duidelijk beeld van het te volgen traject. Het was een omvangrijke klus; in samenwerking met het Gehandicapten Overleg is de nota tot stand gekomen. Dit is een prima vorm van participatie. Vragen en wensen zijn in de nota verwerkt. Nu samen verder en laten wij dan ook vooral aan de beeldvorming denken: samen participeren in een samenleving, want daarin heeft iedereen een taak. De CDA-fractie stemt in met het voorstel. De heer Terpstra: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn blij met deze nota. De bedoeling is dat gewerkt wordt naar een situatie dat iedere burger van Lelystad volwaardig deel kan nemen aan de samenleving en er extra aandacht besteed wordt aan degenen die buiten de boot dreigen te vallen. Deze nota geeft aan waar de knelpunten zitten en hoe oplossingen gerealiseerd kunnen worden. Het integraal gehandicaptenbeleid wordt vraaggestuurd en er wordt veel aandacht besteed aan het participatieproces, zoals een platform. GroenLinks kan zich hierin vinden. Ook positief is de ontwikkeling van een één-loketfunctie wat betreft zorg, welzijn en wonen. De komende jaren zal ook veel aandacht besteed moeten worden aan de ontwikkeling van meer woonruimte voor met name jongeren met een lichamelijke handicap, al dan niet begeleid. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. Gehandicapten dienen volwaardig te kunnen deelnemen aan de samenleving. Drempels die belemmeren dienen te worden weggenomen. Drempels als het gaat om toegang tot voorzieningen of werk, toegankelijkheid van openbare gebouwen, drempels in de mobiliteit, financiële drempels, bureaucratische drempels en sociale drempels. De totstandkoming van deze nota met de medewerking van o.a. het GOL toont aan dat gehandicapten deel willen nemen aan de samenleving. De Natuurwetpartij is daarom van mening dat het vele werk dat het GOL verricht met en voor de gehandicapten beloond moet worden. De cijfers tonen aan dat er in Lelystad veel inwoners zijn met een handicap of een chronische ziekte. Velen zijn afhankelijk van regelingen zoals de WVG. Het belang van goed beleid is duidelijk en deze nota is een uitstekend begin. Wethouder Luten: Mijnheer de voorzitter. Ook bij deze nota is er brede steun van de raad. Er zijn lovende woorden gesproken over de samenwerking en de participatie van de gehandicapten, vertegenwoordigd door het GOL. Het heeft ons goed gedaan dat het GOL daar op deze positieve wijze aan heeft meegewerkt en een deel van het werk voor haar rekening heeft willen nemen. De heer Klaver en anderen vragen naar de bevordering van een positieve beeldvorming. Bij de totstandkoming van de nota is ook binnen de gemeentelijke organisatie breed samengewerkt. Dit geeft mij het vertrouwen dat vanuit de gemeentelijke organisatie aan de positieve beeldvorming, ook in de communicatie naar buiten, een goede invulling kan worden gegeven. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
22.
Voorstel tot ondertekening van een petitie van de Stichting voor Vluchtelingen en Nieuwkomers Lelystad (stuk nr. 2411)
2002
N 62
De heer Klaver: Mijnheer de voorzitter. Het Vluchtelingenverdrag van 1951 definieert als vluchteling elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, of zijn politieke overtuiging zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit en die de bescherming van het land niet kan, of uit hoofde van bovengenoemde vrees, niet wil inroepen. Wat voor "hij" geldt, geldt natuurlijk ook voor "zij". Wanneer een bepaalde bevolkingsgroep wordt gediscrimineerd, betekent dit niet noodzakelijkerwijs dat elk lid van die bevolkingsgroep automatisch vluchteling is. Voor vluchtelingschap is immers vereist dat individuele asielzoekers gegronde vrees voor vervolging hebben. Er zijn gevallen dat de situatie voor eenieder van een vervolgde groep zo ernstig is dat voor eenieder van een gegronde vrees voor vervolging gesproken kan worden. Maar in vele gevallen is de situatie niet voor alle leden van de gediscrimineerde groep even ernstig. Het kan zijn dat de overheid alleen bepaalde leden van een groep vervolgt, bijvoorbeeld omdat zij zich georganiseerd verzetten tegen onderdrukking. Het lidmaatschap van of het sympathiseren met een verzetsbeweging draagt er dan toe bij de noodzaak tot vlucht aannemelijk te achten. Ook andere omstandigheden, afhankelijk van de situatie in het betreffende land, kunnen van belang zijn. Het kan zijn dat de overheid willekeurig sommige leden van een gediscrimineerde groep vervolgt en andere leden met rust laat. In dat geval hebben alle leden gegronde vrees voor vervolging, omdat niet te voorspellen valt wie wel en wie niet het slachtoffer van de overheid dreigt te worden. In het Nederlandse vluchtelingenbeleid wordt gekozen voor een individuele benadering. De PvdA hecht aan een strakke maar rechtvaardige regeling die is neergelegd in de nieuwe Vreemdelingenwet. Nederland zit echter nog met een erfenis van voorgaande wetten. Zo wachten vele asielzoekers al jaren op een definitieve uitspraak in hun individuele situatie. De Lelystadse PvdA-fractie kan de gevolgen van een eenmalige bijzondere maatregel voor de door Vluchtelingenwerk Lelystad gedefinieerde groep asielzoekers vooralsnog niet overzien, maar kiest in overeenstemming met de Nederlandse benadering in eerste instantie voor een definitieve individuele toetsing. Die moet dan ook in de door Vluchtelingenwerk Lelystad genoemde gevallen met de hoogst mogelijke snelheid geschieden, opdat mensen niet langer in onzekerheid blijven. Wat waren de overwegingen van het college om niet mee te gaan met het verzoek van Vluchtelingenwerk voor een eenmalige maatregel voor een groep asielzoekers, maar om te kiezen voor een door haar geformuleerde tekst, waarin een individuele oplossing centraal staat? De tekst die thans voorligt, is heel vrijblijvend. De PvdA-fractie zou er dan ook voor willen pleiten om een wijziging aan te brengen. De PvdA-fractie stelt voor "op de kortst mogelijke termijn" op te nemen tussen de woorden "situaties" en "individuele". Daardoor wordt de zin alsvolgt: "Het college stelt vanuit humanitaire overwegingen voor dat er een maatregel wordt getroffen om in deze uitzichtloze situaties op de kortst mogelijke termijn individuele oplossingen te zoeken voor deze mensen en vraagt de rijksoverheid zich te willen bezinnen op deze maatregelen". Mevrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. De fractie van D66 is in zijn algemeenheid geen voorstander van een algemeen pardon. Daar gaat immers te veel precedentwerking van uit. Wel zijn wij voorstander van een soort specifiek pardon, zoals hier bedoeld, voor die asielzoekers die al jaren in afwachting zijn van een definitieve beslissing en die helemaal ingeburgerd zijn in de Nederlandse samenleving en tevens afkomstig zijn uit landen waar zij waarschijnlijk niet naar terug zullen kunnen keren. Deze groep moet ons inziens een verblijfsvergunning krijgen. Wij steunen de petitie dan ook van harte. Helaas is de staatssecretaris hier nog geen voorstander van en is er tot nu toe nog geen
2002
N 63
kamermeerderheid voor. Voor ons is dit te meer een reden om nu vanuit de gemeente op initiatief van VVNL deze druk uit te oefenen. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Het gaat hier vooral om asielzoekers die al jarenlang in Nederland verblijven, kinderen hebben die hier geboren zijn en op school zitten. Wij vinden het onmenselijk om deze groep terug te sturen. Wij steunen deze petitie en wij hebben er begrip voor. De regering heeft in zoverre gefaald dat de gemeente met deze problematiek blijft zitten. Dat vinden wij een onjuiste zaak. De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie is met u van mening dat de uitvoering van het nieuwe rijksbeleid voor wat betreft uitgeprocedeerde en reeds jaren in ons land verblijvende asielzoekers met geen perspectief op een verblijfsvergunning of terugkeer op gemeentelijk niveau tot grote problemen leidt. Wij achten het daarom een goede zaak dat de verantwoordelijke staatssecretaris ook nog eens middels het door u geformuleerde besluit op deze problematiek wordt gewezen, hetgeen er toe mag bijdragen dat op rijksniveau adequate maatregelen worden getroffen. Wij ondersteunen daarom uw voorstel. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Het vluchtelingenvraagstuk houdt al jarenlang de gemoederen bezig. Vluchtelingenbeleid is rijksbeleid. Echter, na de inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet op 1 april a.s. worden de gemeenten met de gevolgen geconfronteerd. Als gevolg van falend beleid in het verleden wachten asielzoekers al vaak meer dan 3 jaar op een definitief besluit over hun verzoek. Deze asielzoekers zijn mensen met een gezicht, met buren, met kinderen op school en kinderen die hier zijn geboren. Mensen met vaak een sociaal netwerk. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet worden deze oude zaken nu afgerond en krijgt een deel van deze mensen nu te horen dat zij het land moeten verlaten. Terecht vraagt Vluchtelingenwerk Nederland aandacht voor deze schrijnende situatie. De CDA-fractie stemt in met uw voorstel om deze zorg uit te spreken en onder de aandacht van de staatssecretaris te brengen. Kunt u ons uitleggen waarom u kiest in de bewoordingen voor een vrijblijvende formulering? Ik citeer: "zou vanuit humanitaire overwegingen zich kunnen voorstellen". Waarom kiest u niet voor een meer stellige zinsnede? Ik sluit mij aan bij de zinsnede die de heer Klaver zojuist namens de PvdA formuleerde. Ik zou graag zien dat die werd overgenomen. De heer Veerkamp: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben onlangs in de krant kunnen lezen over een hartverscheurend tafereel in Dronten met de uitzetting van een gezin. Het ging om kinderen die al volledig ingeburgerd waren. Een bus met klasgenoten was meegereisd. Ik kan mij daarom heel goed vinden in deze petitie. Ik zou ook graag zien dat de tekst wat minder vrijblijvend wordt gesteld. Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Klaver. Mevrouw Kinilitan: Mijnheer de voorzitter. Ik vind het triest dat een aantal asielzoekers uit Lelystad Nederland moet verlaten. Er zijn ook asielzoekers die nog wachten of zij wel of niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. Uw voorstel om de petitie te ondertekenen van de Stichting voor Vluchtelingen en Nieuwkomers Lelystad ondersteun ik van harte. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Inzake dit onderwerp kiest mijn fractie voor de lijn om uit humanitaire overwegingen de door het college voorgestelde lijn te volgen, in die zin dat de wijziging die de heer Klaver voorstelt, ook onze instemming kan hebben. Overigens moet mij wel van het hart dat de VVD-fractie dit voorstel onderschrijft, maar dat de heer Benedictus straks weer op de markt gaat staan om de heer Kamp weer in de Tweede Kamer te krijgen, die een nog veel strakker beleid wil. Ik denk dat de helderheid van de politiek wel
2002
N 64
eens in het geding komt, als lokale partijen een heel ander standpunt innemen dan de landelijke partijen. De heer Benedictus: Ik vind het belangrijk om geen appels met peren te vergelijken. De heer A. Kok: Blijkbaar is het standpunt van de VVD in Lelystad meer humanitair dan van de landelijke VVD. Dat is haar goed recht, maar het komt de helderheid niet ten goede. De heer Benedictus: Wij hebben het hier over asielzoekers die al jaren in ons land zijn. Er is nieuw rijksbeleid geformuleerd en dat nieuwe rijksbeleid willen wij niet direct helemaal van toepassing verklaren op de asielzoekers waar wij hier over spreken. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Misschien kan de Lelystadse VVD een lichtend voorbeeld zijn voor de VVD op landelijk niveau. Wij delen de zorg van VVNL voor de groep asielzoekers die hier al jaren wonen, maar in een uitzichtloze situatie verkeren omdat zij geen zekerheid hebben al dan niet in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Wij vinden het een sympathiek initiatief van VVNL. Wij ondersteunen deze petitie om de staatssecretaris eenmalig een bijzondere maatregel voor te stellen. De aanscherping van de tekst zoals de PvdA deze voorstelt, heeft ook onze voorkeur. Wethouder Luten: Mijnheer de voorzitter. Toen ons de petitie bereikte van VVNL, heeft het college direct haar zorg uitgesproken. Vluchtelingenwerk heeft gevraagd om dit in het college te behandelen en een raadsbehandeling mogelijk te maken. Daar heeft het college graag aan meegewerkt. De problematiek van de asielzoekers is meerdere keren in het college besproken, naar aanleiding van informatie die ons heeft bereikt. Wij laten ons uitgebreid informeren over de dagelijkse gang van zaken, niet alleen betreffende de Lelystadse situatie, maar ook landelijk. Het college is vertegenwoordigd in platforms, waarin de informatie wordt uitgewisseld. Al deze informatie wordt regelmatig besproken in het college. Hieruit blijkt de zorg die ook het college heeft ten aanzien van de problematiek waar wij vanavond over spreken. Na uitgebreide discussie zijn wij tot deze formulering gekomen. Natuurlijk bedoelen wij dat er haast gemaakt moet worden, als wij dit raadsbesluit straks aan de staatssecretaris voorleggen. Aan de voorliggende formulering is een uitgebreide, gedegen analyse van de beschikbare informatie vooraf gegaan. Ik denk dat wij het collegestandpunt hier goed verwoord hebben. De heer Klaver heeft voorgesteld om er aan toe te voegen: "op de kortst mogelijke termijn". Wij willen dit raadsbesluit aan de staatssecretaris sturen, met het verzoek om daar zo spoedig mogelijk aandacht aan te besteden. De heer Klaver: Mijnheer de voorzitter. Ik wil u vragen om de vergadering te schorsen, zodat wij een amendement kunnen indienen. De heer Hijmissen: Ik ben het daar mee eens. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. De voorzitter: Ik heb begrepen dat tijdens het beraad in de schorsing alle partijen een bepaalde formulering hebben ondertekend. Ik lees deze formulering voor: "Het college stelt vanuit humanitaire overwegingen voor dat er een maatregel wordt getroffen om in deze uitzichtloze situaties op de kortst mogelijke termijn individuele oplossingen te zoeken voor deze mensen en vraagt de rijksoverheid zich te willen bezinnen op deze maatregelen."
2002
N 65
Ik wil u voorstellen om in deze formulering de woorden "het college" te vervangen door "de gemeenteraad". Wethouder Luten: Mijnheer de voorzitter. Gehoord hebbende de brede ondersteuning van het amendement door de raad, kan het college daarmee instemmen en zullen wij de tekst zoals zojuist door de voorzitter voorgelezen, aan de staatssecretaris toesturen. Ik denk dat het amendement de zaak wat duidelijker maakt. Het college kan daarmee instemmen. De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Ik wil nog iets naar voren willen brengen ten aanzien van het landelijk VVD-standpunt en datgene wat wij hier hebben onderschreven. Ik wil verklaren dat daarin voor de goede verstaander geen enkele ruis kan worden gehoord. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
23.
Voorstel tot invoering van de Lelystadpas medio april 2002 (stuk nr. 2385) De heer Van Erk: Mijnheer de voorzitter. De VVD heeft in een eerdere fase aangegeven zorg te hebben over een mogelijk stigmatiserend effect van een mogelijk in te voeren kortingspas. De VVD stelt vast dat voor de vorm die nu is gekozen, ruim draagvlak bij de doelgroepen aanwezig is. Dat bleek ook tijdens de informatiebijeenkomst over de mogelijkheden van de pas. Ook bij het Lelystads bedrijfsleven bestaat ruim draagvlak. Men wil graag meewerken aan de Lelystadpas. Met de vorm van het voorstel zoals het nu voorligt, kan de VVD instemmen. De heer Spriensma: Mijnheer de voorzitter. Het voorstel van het college om een voordeelpas voor de gemeente Lelystad in te stellen is bij de CDA-fractie goed gevallen. Het thans voorliggende voorstel is na gedegen onderzoek en breed overleg tot stand gekomen. De pas is in principe beschikbaar voor alle Lelystedelingen en heeft nu al een hoog deelnamepercentage van participanten. In het CDA-verkiezingsprogramma 2002-2006 staat dat het gemeentelijk armoedebeleid sociaal, solide en duurzaam moet zijn en gericht is op maatschappelijke participatie en het bestrijden van sociaal isolement. Het voorstel sluit op belangrijke onderdelen goed aan bij deze uitgangspunten. Verder verkleint de invoering van de voordeelpas het wegvloeien van koopkracht. Naar de mening van de CDA-fractie is bij de invoering van de Lelystadpas sprake van een win-win situatie. De CDA-fractie is dan ook van mening dat de Lelystadpas met succes geïntroduceerd kan worden en stemt in met het voorstel. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. De fractie van ChristenUnie/SGP is voorstander van invoering van de voordeelpas. Mijn fractie is echter eveneens van mening dat de pas niet gratis moet worden verstrekt aan de rijke 65-plussers. Het argument dat ons voorstel de stigmatisering zou bevorderen, gaat niet op. Want dan zou het ook stigmatiserend zijn voor de 65-minners. Dit argument is voor ons niet zwaar genoeg om ons tegen het voorstel te keren. Mijn fractie ondersteunt het voorstel. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Ook D66 is heel tevreden met het voorliggende voorstel tot invoering van de stadspas. Wij hebben er in de commissie al uitvoerig over gesproken. Het lijkt me dan ook niet nodig om alle lofuitingen opnieuw uit te spreken. Wij kunnen instemmen met het voorstel en wij zijn blij dat wij er snel mee kunnen beginnen. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Vooral het feit dat er absoluut geen sprake mocht zijn van stigmatisering heeft ons verheugd. Wij zijn vooral blij omdat de invoering van
2002
N 66
de Lelystadpas past binnen het ingezette beleid van afdeling Sociale Zaken om maatschappelijk isolement tegen te gaan en sociale en culturele ontplooiing te bevorderen. Wij gaan akkoord met dit voorstel. Mevrouw G.J. de Jong: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie is enthousiast over de invoering van de Lelystadpas. Wij vinden het een goed instrument met verschillende doelen. Enerzijds wordt participatie van minder draagkrachtigen in brede zin gestimuleerd. Bovendien kan daardoor de bijzondere bijstand beter worden ingezet. De landelijke overheid heeft aangegeven dat zij met ingang van 2002 geen directe financiële ondersteuning meer toe zal laten door gemeenten. Met de geld-terug-regeling is dit een prima instrument. Daarnaast is de Lelystadpas een uitstekend instrument om de economische groei van Lelystad te stimuleren. Het kan een hele goede prikkel zijn voor de detailhandel om gezamenlijk meer aan klantenbinding te doen. Ik wil nog reageren op het standpunt van de heer A. Kok over de 65-plussers. Nog niet zo lang geleden spraken wij over de grijzer wordende samenleving, ook in Lelystad. Het is van belang dat ouderen niet in een isolement terecht komen. Wij denken dat het waardevol is om de 65-plussers maatschappelijk te stimuleren. Daarnaast behoren veel ouderen tot de minima. Deze doelgroep is vaak ook gebonden aan Lelystad. Vandaar dat wij de brede opzet van de Lelystadpas ondersteunen. De heer A. Kok: Mijn fractie verschilt niet van mening met de PvdA-fractie over de wenselijkheid om 65-plussers te betrekken bij de samenleving. Wij vinden het een groot goed dat deze mensen gebruik kunnen maken van de Lelystadpas. Wij zijn echter van mening dat rijke 65-plussers de pas zelf kunnen betalen. De minima onder de 65-plussers krijgen de pas gratis, waardoor wij zuinig zijn op gemeenschapsgeld. Mevrouw G.J. de Jong: Wij denken dat er in de categorie van 65-plussers veel mensen zijn die op de rand leven van een minimuminkomen. De heer A. Kok: Die mensen krijgen de pas gratis. Ik had het alleen over de rijke 65plussers. Mevrouw G.J. de Jong: Ik ben met name op dit onderdeel ingegaan, omdat er in de commissie kritiek was op onze instemming met dit voorstel. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden het een mooi voorstel. De kortingskaart is naar onze mening een goed middel om de participatie te vergroten van mensen die afhankelijk zijn van een minimuminkomen. Ervaringen van gemeenten die al een dergelijke kaart hebben, blijken die mening te staven. Het blijkt dat meer mensen uit de doelgroep zo kunnen worden bereikt. Bovendien wordt met dit voorstel stigmatisering voorkomen. Wij stemmen in met dit voorstel. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Met blijdschap kunnen wij constateren dat de gehele raad met dit voorstel kan instemmen. Promotioneel is de pas van waarde; het kan leiden tot meer besteding in deze stad en ook sociaal, waardoor wij in staat zijn de participatie onder mensen met minimuminkomens te bevorderen. Naar de heer A. Kok toe wil ik het volgende opmerken. Door het college is nooit betoogd dat het uitsplitsen van ouderen die wel of niet voor de pas in aanmerking zouden komen, stigmatiserend zou werken. Er ligt een praktische reden aan ten grondslag. Wij willen geen ingewikkelde procedures rond deze pas. Met name van ouderen is bekend dat die niet of nauwelijks gebruikmaken van voorzieningen. De heer A. Kok pleit er voor om zuinig om te gaan met gemeenschapsgelden. Met dit voorstel komen wij u volledig tegemoet. Het college
2002
N 67
heeft u voorgesteld om alle ouderen in het bezit te stellen van de pas. Zo komen automatisch de mensen bovendrijven die in aanmerking komen voor de geld-terug-regeling. Dat zijn de mensen die wij al jaren niet of nauwelijks kunnen bereiken en ik denk dat het nooit verspilling van gemeenschapsgeld genoemd kan worden. In de raad is het een win-win situatie genoemd. Naar mevrouw Boshuizen toe wil ik zeggen dat het ook in verkiezingstijd niet verboden is om lof te uiten. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
24.
Bezwaarschrift gericht tegen het besluit tot wijziging van de Verordening Winkeltijden Lelystad 1996 in verband met een volledige zondagopenstelling van Bataviastad te Lelystad (stuk nr. 2408) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften besloten.
25.
Voorstellen met betrekking tot het Kwaliteitsstructuurplan (stuk nr. 2389) De heer Van Erk Mijnheer de voorzitter. De VVD heeft kennis genomen van uw voorstel en de achterliggende stukken. Er is een waardevolle studie verricht naar de huidige onderhoudskwaliteit van de openbare ruimte in de stad en de mogelijkheden tot verbetering daarvan. De rapportage is helder en verschaft inzicht in de relatie tussen de kwaliteit van de openbare ruimte en een drietal beschouwde onderhoudsscenario's. Daarvoor de waardering van de VVD-fractie. De VVD is met het college van oordeel dat het wenselijk is het kwaliteitsniveau van de openbare ruimte in de bestaande stad te verhogen. Met het voorstel het onderhoudsniveau van de bestaande stad jaarlijks op te schalen, afhankelijk van de jaarlijks bij de voorjaarsnota gekozen prioriteiten, kan de VVD op zich instemmen. De stelling dat om dit kwaliteitsniveau te kunnen bereiken extra onderhoudsbudgetten nodig zijn, staat voor de VVD echter nog niet onomstotelijk vast. Regelmatig constateren wij dat onderuitputting van nu reeds beschikbare budgetten optreedt. Dit is met name bij grootonderhoud het geval. Wij hebben de indruk dat indien de al beschikbare en in de toekomst voorziene jaarbudgetten jaarlijks daadwerkelijk worden benut voor het uitvoeren van het geplande onderhoud, de onderhoudskwaliteit van de openbare ruimte al aanzienlijk kan worden verbeterd. Uw voorstel koppelt het voor de nieuwbouwgebieden aan te houden hogere ambitieniveau en daarmee het uitgavenniveau voor het toekomstig onderhoud - aan het voor de bestaande stad in te stellen niveau. U geeft in uw voorstel aan dat de meerkosten voor de jaarlijkse toename van het areaal zijn te dekken uit de jaarlijkse areaalvergroting. Is er al inzicht of er voldoende ruimte in de meerjarenbegroting zit om de huidige rieuwbouwgebieden in de toekomst op hetzelfde kwaliteitsniveau te onderhouden als de bestaande stad? En zijn er al cijfers bekend over de te verwachten onderhoudskosten in de nieuwe wijken Landstrekenwijk en Landerijen? De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden het Kwaliteitsstructuurplan rijk aan informatie en het ambitieniveau spreekt ons erg aan. Toch hebben wij problemen met dit voorstel, omdat het volgens ons niet realistisch is. Het extra onderhoudsniveau vergt gigantische investeringen die in de toekomst opgebracht moeten worden en waarvan het volgens onze fractie uiterst onzeker is of dat niveau ooit gehaald kan worden. U stelt voor om het elk jaar opnieuw te bekijken. Ik denk dat het op zich ook niet een hele prettige procedure
2002
N 68
is. Er worden hier echter verwachtingen gewekt, die nooit waargemaakt kunnen worden, omdat wij daarvoor de middelen niet hebben. Laten wij gewoon eerlijk zijn. Mijn fractie blijft moeite houden met dit voorstel. Mevrouw G.J. de Jong: Mijnheer de voorzitter. In 1999 zijn wij met dit plan van start gegaan. Er is veel over gesproken en wij zijn nu uitgekomen op dit voorstel. De bestaande stad neemt voor mijn fractie een belangrijke plaats in. De te ontwikkelen gebieden en de bestaande stad moeten op hetzelfde niveau komen te staan. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Er ligt hier een belangrijk document op tafel met daarin een heldere visie op de kwaliteit die wij voor onze stad wenselijk vinden. D66 kan zich in dit stuk heel goed vinden en is vooral blij met de aandacht en het ambitieniveau voor de bestaande stad. Wij zijn er ons, samen met het college, terdege van bewust dat er een behoorlijk prijskaartje aan hangt. Maar met de stapsgewijze invoering zoals hier wordt voorgesteld, kunnen wij instemmen. Wij hebben nog een aandachtspunt en dat betreft de communicatie met de bewoners. Wij willen u vragen om die zo zorgvuldig mogelijk te laten plaatsvinden, als de uitwerking eenmaal zover is. Het zou heel jammer zijn als wij bij bewoners verwachtingen zouden wekken die daarna niet waargemaakt kunnen worden. Wij stemmen in met dit voorstel. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. De ambities zijn hoog van dit Kwaliteitsstructuurplan. Het is besproken met bewoners. Bewoners staan er achter dat wij inrichting en onderhoud van de openbare ruimte zeker in de bestaande stad kwalitatief verbeteren. Aan dit ambitieniveau hangt wel een stevig prijskaartje. Het is dan wel heel belangrijk dat wij ons realiseren dat wij met het aannemen van dit plan verwachtingen scheppen bij de bewoners. In die zin kunnen wij het niet al te gemakkelijk laten zitten, straks bij de behandeling van de voorjaarsnota. Met het aannemen van dit plan scheppen wij verwachtingen die wij waar zullen moeten maken. De heer Spriensma: Mijnheer de voorzitter. De raad stelt vanavond een belangrijk beleidsdocument vast, het Kwaliteitsstructuurplan voor de openbare ruimte. Met dit document wordt voor het eerst in het bijna 35-jarig bestaan van de stad de na te streven kwaliteit van de openbare ruimte geformuleerd. In dit proces om te komen tot een beschrijving van de kwaliteiten heeft de bevolking een goede gelegenheid gehad om een inbreng in dit proces te hebben. Kwaliteitsformuleringen voor de openbare ruimte, niet alleen voor de bestaande stad maar ook voor nieuwe stadsdelen. Dat is winst. Vervolgens zijn op basis van objectieve maatstaven de kwaliteitsniveaus in financiële zin vertaald. Met het doelscenario wordt geheel tegemoetgekomen aan de visie van het Kwaliteitsstructuurplan. U stelt voor te kiezen voor het doelscenario en afhankelijk van de financiële mogelijkheden, ieder jaar opnieuw te bepalen bij de voorjaarsnota, door te groeien totdat het gewenste niveau bereikt is, zoals geformuleerd in uw voorstel. De CDA-fractie stemt in met uw voorstel. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. U wilt het onderhoudsniveau van de bestaande stad jaarlijks opschalen, afhankelijk van de bij de voorjaarsnota gekozen financiële prioriteiten. Het zal ieder jaar bij de voorjaarsnota bekeken worden. Wij kunnen met het Kwaliteitsstructuurplan instemmen. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Dit voorstel komt aan het einde van een lang proces, waarin wij hebben getracht het onderhoud van de bestaande stad in beeld te brengen en er een aantal conclusies aan te verbinden in de vorm van enkele scenario's. Terecht constateert de raad dat met het kiezen voor een ambitieniveau de raad ook een verplichting op zich neemt. Alle partijen hebben zich echter helder uitgesproken over de zorg
2002
N 69
voor de bestaande stad, onder meer in de verkiezingsprogramma's. De heer Van Erk vraagt of de onderuitputting van het grootonderhoud niet enig soelaas kan bieden. Als dat zou kunnen, kan het alleen voor de korte termijn gelden. Het is de heer van Erk bekend dat wij op dat terrein een inhaalslag aan het plegen zijn. Wij zullen spoedig jaarlijks op een totale uitvoering van het grootonderhoud kunnen rekenen. In het voorstel is geen onderscheid gemaakt tussen de bestaande stad en nieuwe uitleggebieden. Wij gaan de zaken op eenzelfde niveau onderhouden. Toegezegd is dat wij nog nader met elkaar zullen spreken over de areaalvergroting. Die toezegging doe ik natuurlijk gestand. Ik dacht dat in dit stuk stond dat wij het in het eerste kwartaal van 2002 zouden doen. Ik verwacht nu dat wij er in april nader met elkaar over te spreken komen en daarbij vergelijkingsmateriaal uit andere steden kunnen betrekken. Het meest verbaasde mij de opstelling van de ChristenUnie/SGP. Ik hoor in deze raad een heel ander verhaal dan in de commissie. In de commissie had de ChristenUnie/SGP er vooral kritiek op dat het college over haar graf heen zou regeren met dit voorstel. Ik heb deze kritiek weerlegd met de constatering dat de raad jaarlijks de mogelijkheid heeft om er zelf invulling aan te geven. De raad kan jaarlijks zijn keuze opnieuw maken. Als de ChristenUnie/SGP nu vindt dat het ambitieniveau te hoog is, dan kan ik die mening niet onderschrijven. Ik betreur het alleen maar, te meer daar ook deze partij regelmatig haar zorg over het onderhoud in deze stad heeft uitgesproken. De heer Van Erk Mijnheer de voorzitter. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of er al cijfers bekend zijn of inzicht is over de te verwachten onderhoudskosten in de nieuwe wijken Landstrekenwijk en Landerijen. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. ChristenUnie/SGP hecht inderdaad veel waarde aan het onderhoud van de stad. Wij hechten ook veel waarde aan realistische plannen. Ik ben van mening dat het college nog onvoldoende in is gegaan op het ontbreken van een financiële dekking. Wij hebben in het rapport over de financiële toekomst al behoorlijk wat wissels op de toekomst getrokken en dit is er weer één. De heer S.J. Kok heeft het juist gezegd: de vaststelling van dit plan geeft verplichtingen. Maar wij hebben het geld er voor nog lang niet beschikbaar. En er zijn nog zoveel andere inspanningen die wij moeten realiseren bij de groei van de stad, terwijl het met de economie steeds minder gaat. Ik denk dat wij een te hoog ambitieniveau nastreven en wij daardoor de burgers op het verkeerde been zetten. Ik denk dat wij realistisch moeten zijn; wij kunnen dit als ambitieniveau neerleggen, waarbij wij de financiering nog in de toekomst laten. De heer Spriensma: Mijnheer de voorzitter. Inzake de financiering wil ik het college ondersteunen. Wij gaan als raad ieder voorjaar opnieuw keuzen maken. De heer A. Kok: Er is een spanningsveld tussen twee zaken: enerzijds kunnen wij de financiering ieder jaar opnieuw bekijken, anderzijds is er toch enige verplichting. Daar zit spanning in en mijn afweging is net iets anders dan de afweging van het college. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. De onderhoudscijfers van Landstrekenwijk en Landerijen zijn nog niet aan te bieden. Zodra die beschikbaar zijn, worden zij u voorgelegd. Wat de heer A. Kok zojuist zei, is nu precies wat wij doen: wij leggen een ambitieniveau neer en de raad kan het in de komende jaren gaan invullen. Wij hebben geen termijn vastgelegd. Wij geven u dus alle ruimte om in het kader van de voorjaarsnota's en begrotingen uw eigen afwegingen en keuzen te maken. Ik denk dat het niet anders kan dan op deze manier. Als de heer A. Kok vindt dat hij in een bepaald jaar zijn prioriteiten ergens anders moet leggen, dan heeft hij daar dus alle vrijheid toe. Wat wij hier hebben neergelegd, is precies waar de heer Kok om heeft gevraagd.
2002
N 70
De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik constateer dat het verschil van mening tussen mijn fractie en het college zo gering is, dat ik alsnog de steun aan dit voorstel geef. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
26.
Voorstel tot aanvullende financiering van het grootonderhoud project Marderhoek (stuk nr. 2368) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
27.
Voorstel tot aanpassing van de tarieven voor aansluiting op het gemeentelijke rioolstelsel (stuk nr. 2386) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
28.
Voorstel inzake wijzigingen begroting 2002 (stuk nr. 2302) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
De voorzitter: Voordat ik agendapunt 29 aan de orde stel, wil ik nu de gelegenheid geven aan insprekers om het woord tot de raad te richten. De heer Mossing (wonende in de Langstraat 52, Landstrekenwijk, Lelystad): Mijnheer de voorzitter. Ik heb het volgende probleem, met daarbij een aantal vragen die ik graag beantwoord wil hebben. In de punt van de Landstrekenwijk, in de hoek bij de Larserdreef en de Middendreef, bij de scherpe bocht, moet een appartementencomplex gaan verrijzen. In het bestemmingsplan staat uitdrukkelijk dat het 20 meter hoog wordt. Ik heb daar een woning gekocht met een dakterras. Mijn woning is 13 meter hoog. Tot mijn verbazing wordt het appartementencomplex 40 meter hoog. Het projectbureau Vliegwiel heeft daar al 4 jaar lang overleg over gevoerd met de projectontwikkelaar, die het oorspronkelijke ontwerp ingetrokken heeft. Tijdens de informatieavond in april 2001 heb ik daar al vragen over gesteld. Toen werd mij verzekerd dat die flat er exact hetzelfde, danwel vrijwel hetzelfde uit zou komen te zien. Het wordt nu een compleet ander gebouw. De enige overeenkomst is dat er 3 torens komen en dat er ook mensen in komen te wonen. De flat wordt op 40 tot 60 meter van mijn woning gebouwd. Er is door de gemeente geëist dat de projectontwikkelaar de flat 40 meter hoog zou maken. Als beloning mocht de projectontwikkelaar dan de woningen bouwen waar ik nu in woon. Ik heb dat huis gekocht voor bijna f. 500.000,-- met een dakterras, waarop ik niet eens meer kan zonnen zonder door iedereen in de flat te worden gezien. Ik heb een gesprek gehad met de wethouder. Na een tijd discussiëren kwam er uit dat de flat 20 meter hoog wordt; dan wordt de flat echter niet in de punt gezet, maar wordt aan de overkant van de straat gebouwd. En de flat wordt dan wel in het geplande openbaar groen gebouwd. Ik heb altijd begrepen dat een bestemmingsplan een afspraak is tussen overheid
2002
N 71
en burgers. Als er in het bestemmingsplan 20 meter staat, vind ik dat de gemeente zich aan die 20 meter hoort te houden. Nadat ik er was komen wonen, bleek dat er al 3,5 jaar afspraken waren tussen het project en de projectontwikkelaar om die flat niet 20 meter, maar 40 meter hoog te maken. De flat is nu al drie weken te koop, terwijl de bouwvergunning nog niet eens afgegeven is. En als ik een tuinhuis bouw, moet ik het weer afbreken als ik te vroeg aan het bouwen ben geweest. Ik vraag u dringend om de artikel 19-procedure, die er aan zit te komen, niet door te laten gaan en u aan de 20 meter te houden. Verder verzoek ik u om het door mij geschreven stuk als een voorlopig bezwaarschrift van mijn kant te beschouwen en mij van elke wijziging en elk ander plan schriftelijk op de hoogte te houden. Ik verwacht dat u zorgvuldig om zult gaan met de privacy van mij en van mijn medebewoners in de Langstraat. Ik vraag u om zorgvuldig om te gaan met toegezegde beloften, namelijk het bestemmingsplan. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Ik werd opgebeld door de heer Mossing die mij vertelde dat hij een huis heeft gekocht en dat er nu tegenover zijn woning een flat van 40 meter hoog komt, terwijl het bestemmingsplan maar 20 meter toelaat. Ik heb de heer Mossing uitgenodigd voor een gesprek en ik heb mij op de zaak georiënteerd. In het gesprek bleek mij dat de heer Mossing, overigens zoals alle mensen die in de Langstraat een woning hebben gekocht, toen zij die woning kochten volstrekt op de hoogte waren van het feit dat schuin tegenover hen op een afstand van ongeveer 40 tot 50 meter er een flat zou worden gebouwd van ongeveer 40 meter hoog. Het is ook logisch dat zij dat wisten, want de woningen en de flat zijn in één plan aan de markt gepresenteerd. Dat werd ook niet ontkend door de heer Mossing. Hij wist dat de flat daar kwam en hij wist ook hoe de flat er ongeveer uit zou komen te zien. Tijdens de ontwikkelingsfase bleek echter dat de geluidsoverlast van de dreef daar te groot was om de flat in de vorm te realiseren zoals het oorspronkelijk was bedoeld. De flat is herontwikkeld. Hij is wat lager geworden dan die 40 meter en wat breder. De heer Mossing vindt deze flat heel lelijk. Hij vindt dat de flat volstrekt afwijkt van het oorspronkelijke ontwerp en hij vindt dat hij van die flat meer hinder ondervindt dan van de flat die oorspronkelijk daar gepland was. De heer Mossing en zijn medebewoners wisten dat er op ongeveer 50 meter afstand zo'n markeringspunt neergezet zou worden. Ik heb tegen de heer Mossing gezegd dat toen mij gebleken was dat hij op de hoogte was toen hij de woning kocht, ik voorshands geen aanleiding zag om die ontwikkeling daar te stoppen. Ik heb wel toegezegd bij hem op bezoek te gaan om te kijken of vanuit zijn woning dat nieuwe flatgebouw veel meer hinder oplevert dan het oorspronkelijke geplande gebouw. Ik heb overigens al met de ontwikkelaar gesproken en die ziet wel kans om daar waar de flat wat breder is en wellicht het uitzicht van de heer Mossing wat belemmert, die flat wellicht wat meer naar rechts te schuiven zodat de heer Mossing wat meer uitzicht krijgt. Voorshands zie ik geen aanleiding om die ontwikkeling daar te stoppen, maar ik ga nog wel bij de heer Mossing langs om persoonlijk de situatie op te nemen. Mevrouw Kinilitan: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft gezegd dat de heer Mossing wist van de komst van het appartementencomplex van 40 meter hoog. Volgens de heer Mossing heeft hij in het bestemmingsplan gelezen dat het complex echter 20 meter hoog zou worden. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. De heer Mossing heeft mij verklaard dat hij tegen het oorspronkelijke ontwerp geen bezwaar zou hebben.
2002
N 72
De heer Mossing: Mijnheer de voorzitter. Ik heb gezegd dat ik met de oorspronkelijke flat minder moeite had. De wethouder heeft gezegd dat ik op de tekening het aantal verdiepingen kon tellen. Door de vertegenwoordigers van de gemeente wordt gezegd dat het impressietekeningen zijn waar wij geen waarde aan moeten hechten. Het enige waar wij naar moeten kijken is het bestemmingsplan. Daar moet ik vanuit gaan en daar zou ik op kunnen bouwen. In het bestemmingsplan staat 20 meter. Daar heb ik mijn woning op gekocht. En inderdaad vond ik de oorspronkelijke opzet mooier. Dat u nu met de ontwikkelaar bezig bent om de flat naar rechts op te schuiven, is het probleem bij mijn buren neerleggen. Wij wisten allemaal dat er een flat kwam conform het bestemmingsplan en dat betekent een hoogte van 20 meter. Deze flat vind ik inderdaad lelijk, maar als u er voor zorgt dat die flat 20 meter hoog wordt, mag u wat mij betreft die lelijke flat neerzetten. In het oorspronkelijke ontwerp stond één raam in één toren en de rest was dicht. En hier heb ik een glazen achterwand. Ik wil privacy in mijn huis hebben. Wethouder Van der Zwan: Wij hebben exact gekeken wat het bestemmingsplan toestaat. Toen constateerden wij ook dat de flat nu weliswaar gepland staat op 50 meter afstand, maar dat het bestemmingsplan ook toelaat dat de flat dichterbij de woningen wordt gebouwd. Wij hebben er naar gekeken wat in het bestemmingsplan allemaal mogelijk is. De voorzitter: Van de heer Mossing wil ik nog weten wat het karakter van de brief is die hij aan mij en aan de raad heeft gericht. De heer Mossing: Ik hoop dat u mijn brief als een voorlopig bezwaarschrift wilt beschouwen, dat ik later aanvul en ik hoop dat u mij van alle ontwikkelingen met betrekking tot dit project schriftelijk op de hoogte zult houden. De voorzitter: Wij kunnen uw brief dus beschouwen als een bezwaarschrift.
Mevrouw Bohle: Mijnheer de voorzitter. Namens het Gehandicapten Overleg Lelystad wil ik u zeggen dat wij heel blij zijn met de nota inzake het integraal gehandicaptenbeleid van onze gemeente. De nota wordt breed gedragen. Van alle kanten is er veel energie in gestopt. De gemeente heeft er ons bij betrokken en wij hebben het graag gedaan. Het heeft best wel wat inspanning gekost. Wij hebben alle organisaties uit het veld geïnterviewd. De gemeente heeft dat ook gedaan. De nota wordt ook provinciaal en regionaal breed gedragen door de thuiszorg, zorgaanbieders en zorgvragers, door Steunfunctie Sport en verstandelijk gehandicapten, provinciaal en plaatselijk. Wij zijn daar heel blij mee. Wij vinden het een hele goede start en wij hopen dat wij in de toekomst op deze manier met elkaar verder kunnen gaan. Bij de totstandkoming hebben wij gemerkt dat wij veel voor elkaar kunnen betekenen. Wij hebben het afgelopen jaar de middelen van u gekregen om een medewerker aan te trekken voor een paar uur per week, zodat wij tijd konden vrijmaken voor de nota. Wij danken u voor de financiële steun en wij hopen dat straks de voorjaarsnota ons de middelen verschaft om ons werk voort te zetten en wij de deskundigheid met elkaar verder kunnen ontwikkelen voor de uitwerking van het plan. Ik wil iedereen hartelijk bedanken voor de samenwerking en voor de mogelijkheden die wij ook in deze raadzaal hebben gehad tijdens de hoorzitting. Wethouder Luten: Mijnheer de voorzitter. Ik wil het GOL bedanken voor deze vriendelijke woorden. Ik vind het geweldig dat mevrouw Bohle bereid was om vanavond zo lang te wachten op de gelegenheid om het woord tot de raad te kunnen richten. De voorzitter: Wij gaan nu over tot agendapunt 29 en ik geef daarbij de leiding van de vergadering over aan de loco-burgemeester, de heer Van Bochove.
2002
29.
N 73
Voorstel tot vaststelling van de "Verordening op de commissie voor de voorbereiding van een aanbeveling aan de raad inzake de herbenoeming van burgemeester CH. Leeuwe (stuk nr. 2410) De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. Als voorzitter van de commissie wil ik een paar opmerkingen maken met betrekking tot de procedure. De gemeenteraad heeft uit haar midden een commissie benoemd. Deze commissie is inmiddels aan het werk gegaan. De commissaris der koningin heeft ingestemd met ons procedurevoorstel. Straks zal de commissie het verslag bespreken met de burgemeester en het verslag voorleggen aan de raad. Op 27 februari zullen wij er in beslotenheid met de raad en met de commissaris der koningin over spreken. De aanbeveling zal vervolgens in het openbaar plaatsvinden. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van de commissie herbenoeming burgemeester besloten. De voorzitter sluit de vergadering om 0.35 uur.
Vastgesteld op 30 mei 2002. De raad van gemeente Lelystad,
De voorzitter, De loco-secretaris,