VERSLAG van de VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL
gehouden op woensdag 15 maart 2006
Aanvang 18.00 uur Voorzitter: de heer Jansen. Griffier: de heer Alberda van Ekenstein. Aanwezig zijn 61 leden, te weten: Antuma (CDA), Antuma-Duisterwinkel (CDA), Beckmann (CDA), Been (VVD), Van der Bent-van den Hout (CU), Beugelink (CDA), Broeze-van der Kolk (CDA), De Bruin (GL), Bussink (VVD), Van Dalfsen (PvdA), Dalhuisen (PvdA), D. van Dijk (SGP), G. van Dijk (D66), Dijkhuis (LPF), Dijkslag (VVD), Engbers (CDA), Evering (CDA), De Greef-Moes (D66), Haan (VVD), Harmelink (PvdA), Van Harsselaar-Timmer (VVD), Husselman-Oosterom (CDA), Jaegers (PvdA), Kerkdijk (CDA), Knoeff (CDA), KoggelAlferink (CDA), Koopman (CDA), Leussink (CDA), Leusink-Jonker (PvdA), Van der LiedHomeijer (PvdA), Lulofs (PvdA), Mercanoglu (PvdA), Morskate (CDA), Netjes (CDA), Nieuwenhuis (CU), Nijhof-Sander (CDA), Oldenburger (CU), Van Olphen (GroenLinks), Van Ommen (SP), Oostra (CU), Pot (PvdA), Relker (PvdA), Rouwet (SP), Ter Schegget (PvdA), Schelhaas-Leistra (CDA), M. Schipper (CDA), P. Schipper (VVD), Schulten (CDA), Sijbom (VVD), Slagman (SGP), Slijkhuis (CDA), Tunc (PvdA), Visscher (VVD), Visser-Hendriks (CDA), Vruggink (GroenLinks), Weegenaar-Bosch (CDA), Weijnen (PvdA), Welten (CDA), Wichers Schreur (CDA), Yildirim (SP) en Zwart (PvdA). Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA), Ranter (CDA) en Rietkerk (CDA). De voorzitter: Ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom. Namens u allen feliciteer ik de heer Haan, die gisteravond is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. (applaus) De voorzitter: Ik deel voorts mee, dat bericht van verhindering is ontvangen van de leden Voortman en Kok. 1.
Vaststellen van de agenda
De voorzitter: Het presidium heeft de spreektijd bepaald op 2,5 uur. Bij de agenda vindt u in een overzicht aangegeven hoeveel tijd dat voor uw fractie betekent. U weet, dat u dat zelf in de gaten heeft te houden. De agenda wordt vervolgens ongewijzigd vastgesteld. 2.
Installatie mevrouw Schelhaas-Leistra
Provinciale Staten 15 maart 2006
1
De voorzitter: Ik geef het woord aan de voorzitter van de commissie tot het onderzoek van de geloofsbrieven van mevrouw Schelhaas, die op 30 januari jl. door de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de Verkiezing van leden van Provinciale Staten is benoemd tot lid van Provinciale Staten. Mevrouw Schelhaas heeft laten weten, dat zij de benoeming aanvaardt. Ik verzoek de voorzitter van de commissie verslag uit te brengen en de Staten te adviseren over toelating van mevrouw Schelhaas. De heer Ter Schegget: Voorzitter. De commissie uit Provinciale Staten van Overijssel in wier handen werden gesteld de geloofsbrieven en de verder bij de Kieswet gevorderde stukken, ingezonden door mevrouw Schelhaas, op 30 januari 2006 benoemd tot lid van Provinciale Staten van Overijssel, rapporteert Provinciale Staten van Overijssel dat zij bovengenoemde bescheiden heeft onderzocht en in orde bevonden. Gebleken is dat de benoemde aan alle in de Provinciewet gestelde eisen voldoet. De commissie adviseert tot haar toelating als lid van Provinciale Staten over te gaan. De voorzitter: Ik stel om overeenkomstig dit advies te besluiten. Namens de Staten zeg ik de commissie dank voor de verrichte werkzaamheden en kan ik overgaan tot installatie van het betrokken lid. Ik verzoek de bode mevrouw Schelhaas binnen te brengen. Ik verzoek u allen te gaan staan, want alvorens de functie te kunnen uitoefenen leggen leden van PS ingevolge artikel 14 van de Provinciewet in handen van de voorzitter de eed of de belofte af. Mevrouw Schelhaas heeft laten weten, dat zij de eed zal afleggen. De eed luidt: “Ik zweer, dat ik om tot lid van Provinciale Staten benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd; ik zweer, dat ik om iets uit dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen; ik zweer, dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van Provinciale Staten naar eer en geweten zal vervullen, zo waarlijk helpe mij God Almachtig.” Mevrouw Schelhaas legt in handen van de voorzitter de voorgeschreven eed af. De voorzitter: Mag ik u dan als eerste feliciteren en u een boeket in handen geven? (applaus) De vergadering wordt enkele minuten geschorst. 3.
Inspreekrecht
Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. 4.
Vragenuur
De voorzitter: Mij is gemeld, dat de CDA-fractie vragen wil stellen over de salariëring van de topman van Essent. Mij is eveneens gemeld, dat van de PSP en van het CDA een motie wordt verwacht. Ik sluit niet uit, dat ook anderen over dit onderwerp willen spreken. De heer Kerkdijk (CDA): Voorzitter. Ik wil u deelgenoot maken van de worsteling die zich in de afgelopen dagen zowel in onze fractie als bij de andere statenleden, in de maatschappij
Provinciale Staten 15 maart 2006
2
maar ook bij mij persoonlijk, heeft afgespeeld. Wij worden weer geconfronteerd met een probleem waarbij wij vorig jaar uitgebreid hebben stilgestaan en waar wij vorig jaar ook uitgebreid op zijn ingegaan op onze morele en de volledige onduidelijkheid over de manier waarop de beloning van de raad van bestuur van Essent is ingevuld. Ik wil in mijn bijdrage een paar beelden, een paar worstelingen met u delen. Als wij vanuit de markt redeneren en naar Essent kijken, zien wij consumenten. De afgelopen dagen hebben wij van heel veel mensen via de mail, per telefoon, mondeling de uitspraak “wat een zakkenvullers” gehoord: “wij betalen extra voor onze stroomrekening en de directie verrijkt zich”. Dat is een breed gedeelde maatschappelijke mening. Ik wil daar nu niet verder op ingaan, want dat zou een herhaling van zetten zijn van vorig jaar. Als je dat toetst in het bedrijfsleven, hoor je dat dit schering en inslag is. Iedere waar kent zijn prijs. Een directie die goed functioneert, moet gewoon waar naar haar geld krijgen. “Ook wij maken gebruik van dezelfde adviseur” of “wij gaan gebruik maken van dezelfde adviseur en we komen tot dezelfde conclusies”. Ook in de pers; in herinner aan de beloning voor de raad van bestuur van Akzo en die voor de raad van bestuur van Philips. Zet je dat tegen elkaar af, dan heb je aan de ene kant de sociaal-maatschappelijke insteek – de consument – en aan de andere kant de Mammon: het geld is het belangrijkste van alles. Met name vanuit het CDA willen wij aangeven, dat dit voor ons niet het geval is. Wij kiezen ook in dit dossier, net als in alle andere, voor een sociaal-maatschappelijke insteek. Dan de onderneming Essent. Het vorig jaar heb ik ook al gezegd, dat het geen beursgenoteerde onderneming is maar een onderneming in eigendom van publieke partijen, waaronder de provincie Overijssel. De onderneming is dus van ons allemaal, van de burgers in deze provincie. Dat vraagt om een maatschappelijk verantwoord ondernemen met voldoende zelfcontrole voor het management. Dan komt de vraag om de hoek kijken of wij hier te doen hebben met bestuurders die beschikken over voldoende maatschappelijk en politiek invoelingsvermogen. Ik denk, dat wij voor de tweede keer mogen constateren dat dit, ook na de commotie van vorig jaar niet het geval is. Dan heb je het meteen ook over de kwaliteit van de bestuurders. Dat wil ik weer naar twee kanten uiteenrafelen. Aan de ene kant hebben ze – en dat kan niet worden ontkend – een uitstekende prestatie laten zien. Dat blijkt ook uit de stukken die wij inmiddels hebben gezien. Aan de andere kant vraag je je af, wanneer men daarop het zojuist genoemde maatschappelijk en politiek invoelingsvermogen op los had gelaten, of men dit over zich heen had willen laten komen. Dan kom ik aan onszelf als aandeelhouders. Wij hebben op 15 april 2005 goede afspraken gemaakt, dachten wij. Maar het valt niet anders uit te leggen dan dat we het helaas door onze vingers hebben laten lopen. En dat is een treurige ontwikkeling. Je hoort er verschillende geluiden over en ook onze gedeputeerde Jansen heeft daar een aantal uitspraken over gedaan. Zijn uitlating is, dat het treurig is, moreel verwerpelijk. Het is echter, zoals hij ook zegt, een contract dat staat. Wij als aandeelhouders moeten in de richting van de raad van commissarissen onze uiterste best doen om daarin wijzigingen aan te brengen. Uiteindelijk zijn wij van mening, dat de raad van bestuur van Essent dient te beseffen in welke positie hij dreigt te geraken door op deze wijze te handelen. Ik roep de discussie in de commissie Economie en bestuur van vanochtend in herinnering over ontkoppeling en privatisering. Wij hebben als aandeelhouder de afgelopen periode gewerkt aan het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de raad van bestuur en de raad van commissarissen en door deze handelwijze werkt de raad van bestuur er in elk geval niet aan mee om die vertrouwensrelatie een positieve duw te geven. Wij willen dat in onze motie niet
Provinciale Staten 15 maart 2006
3
laten volgen door een oproep, want wij willen de twee dossiers nog steeds gescheiden houden, maar voor je gevoel komt het toch wel dichtbij. Dan een beeld vanuit Den Haag. In de Kamer horen wij duidelijke geluiden die ook wel op sommige punten zijn te typeren als populistisch gedrag. Wij horen een oproep van het Overijsselse D66-lid Bert Bakker om te kiezen voor een andere stroomleverancier. Er zijn kansen en mogelijkheden, Zowel in het kabinet als in de Kamer zijn er nog steeds kansen en mogelijkheden, die ook in het verleden aanwezig waren, om extreme beloningsniveaus aan te pakken. Ook daarbij het beeld van ons kabinet. Minister-president Balkenende is geïrriteerd, teleurgesteld en verwonderd. Hij roept, dat dit een zaak is voor de aandeelhouders, voor ons dus. Nog een andere insteek, die van minister Brinkhorst van Economische Zaken die het ontkoppelingsdossier behandelt. Met het ontkoppelingsdossier in de hand – en dat moet Essent toch ook beseffen – lacht deze minister in zijn vuistje. Als een burgemeester uit een gemiddelde plaats in onze provincie de directeur van het verzorgingstehuis in zijn woonplaats tegenkomt, kan het wel eens zijn dat de beloning van die directeur van een andere orde is, hoger is als die van de burgemeester. Als wij het salaris van onze Commissaris van de Koningin nemen – openbaar – en je zou dat in verhouding plaatsen tot dat van de directeur van een middelgrote woningbouwcorporatie in Overijssel of van de directeur van een middelgroot ziekenhuis, dan zal er een verschil in zitten. Ik zal niet uitleggen waar dat verschil zit, maar het slaat waarschijnlijk in het voordeel van de laatsten door. Ongebreideld hoge salarissen in de markt, maar ook in de sportwereld. Hetzelfde D66 kent oud-minister Hans Wijers, nu voorzitter van de raad van bestuur van Akzo. Vorige week werd bekend gemaakt dat hij 1,8 mln. binnenhaalt. Dat geeft toch ook wel de toon aan. De voorzitter: Ik interrumpeer u heel even en dat doe ik ook een beetje ter bescherming van u en uw fractie. De tijd loopt en het vragenuur is ervoor bedoeld eerst een scherpe vraag te stellen en die vervolgens toe te lichten. De heer Kerkdijk (CDA): Ik zal mij daaraan houden, voorzitter, en mijn betoog afronden. Een stelllingname ten aanzien van de politieke benadering: wij zijn van mening dat wij als aandeelhouder – en dat is ook meteen de vraag aan de gedeputeerde – onze verantwoordelijkheid moeten nemen. Wij hebben daarvoor een motie voorbereid, waarin wij zowel een morele oproep doen aan de raad van bestuur als aan de raad van commissarissen tot matiging van de variabele beloning over 2006. Wij verzoeken vervolgens een oproep namens ons aan het kabinet en de Tweede Kamer te zenden om in lijn met de oproep van vorig jaar nu tot passende maatregelen te komen. De voorzitter: Door de fracties van het CDA, de VVD en de PvdA wordt de motie over de beloning van de raad van bestuur van Essent NV ingediend. Deze motie zal worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Wij zullen geen vragen stellen in deze ronde maar de motivering naar voren brengen voor onze motie, die wij straks zullen indienen. Voorzitter. In 2005 hebben wij het college door middel van een motie gevraagd afstand te nemen van de exorbitante salariëring van topmanagers van Essent. Essent is een nutsvoorziening. GS hebben dit punt meegenomen en wij hebben de gedeputeerde ook
Provinciale Staten 15 maart 2006
4
gevolgd tijdens de aandeelhoudersvergadering. Vervolgens heeft hij veel lof van ons gehad, want hij heeft zich inderdaad goed geweerd en de gevoelens van de Staten ook goed aan de orde gesteld, namelijk dat wij het niet eens zijn met deze ontwikkeling. Vervolgens kom ik op de resultaten van de inspanningen van de aandeelhouders. De minister-president verwijst naar Gedeputeerde Staten en gemeenten, want dat zijn de aandeelhouders. De aandeelhouders vervolgens verwijzen naar de wetgeving die door Den Haag daartoe moet worden opgesteld. Wat ons betreft, is hierbij de geloofwaardigheid van de bestuurders dan wel van de aandeelhouders in het geding. Bij wie moeten wij zijn om ervoor te zorgen, dat de exorbitante salariëring bij een nutsvoorziening niet in deze proporties wordt betaald? Wij dienen daartoe een motie in, waarin wij de Staten oproepen om afstand te nemen van het huidige beleid en om het college van GS de opdracht te geven als aandeelhouder via de juridische weg over te gaan tot aanpassing van het contract, opdat de topmanagers van Essent niet hoger worden beloond dan de minister-president. Wij vinden het noodzakelijk om over te gaan tot die besluitvorming, omdat wij langzamerhand het gevoel krijgen dat in Nederland wat dat betreft ook maar gepolderd, gepraat en genuanceerd wordt en het resultaat vervolgens nul is. Wil je geloofwaardigheid, dan dien je ook daadkracht bij je woorden te voegen. Wij zijn van mening, dat het wat dat betreft ook wel tijd wordt. De voorzitter Door de fractie van de SP wordt de motie over de exorbitante salarisverhoging topmanagers Essent voorgesteld. Deze motie zal worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. Ik geef vervolgens gelegenheid tot het stellen van aanvullende vragen. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. Het vorig jaar hebben wij uitgebreid gesproken over de beloning van de Essent-top. Wij hebben toen als Staten een helder signaal afgegeven en dat signaal staat nog steeds. Wat wij toen ook zagen, is dat allerlei landelijke politici en bestuurders – en zelfs partijvoorzitters – elkaar bijna overschreeuwden hoe onwenselijk dit soort salarissen is. Voorzitter. Het is daarna stil gebleven in het Haagse. Men overschreeuwde zich en het was een jaar lang stil. Wat schetst mijn verbazing de afgelopen vrijdag: het hele circus begint weer van voren af aan. We hebben weer allerlei herrie en ik ben heel benieuwd wat er dit keer uit voort zal komen. Gedeputeerde Jansen heeft de afgelopen vrijdag in zijn weblog gezegd, dat hij verwacht dat het salaris van nieuwe leden van de raad van bestuur lager zal uitvallen maar niet schokkend lager. Het kan namelijk niet te veel afwijken van topsalarissen in vergelijkbare (overheids)bedrijven. Anders prijs je jezelf uit de markt. Je kunt hierover discussiëren, maar voor de Partij van de Arbeid zijn dit soort salarissen onwenselijk en dat blijven ze ook. Wij zijn verantwoordelijk voor Essent en we willen die verantwoordelijkheid nemen. Maar gedeputeerde Jansen heeft natuurlijk wel een punt in wat hij schrijft op zijn weblog: er moet een bredere maatschappelijke discussie ontstaan over de salariëring van mensen die in overheids- of semi-overheidsbedrijven een leidende rol vervullen. Die brede discussie kunnen wij in ieder geval niet alleen initiëren; daar hebben we het kabinet voor nodig. Voorzitter. Ik heb twee concrete vragen. Wat heeft de vorig jaar aangekondigde bemoeienis van het kabinet met dit dossier ons tot nu toe concreet opgeleverd? Welke stappen gaat gedeputeerde Jansen zitten in de richting van Essent en Den Haag om wel tot een schokkende verlaging van de bezoldiging van de bestuursleden te komen? De heer Schipper (VVD): Voorzitter. Mijn bijdrage zal kort zijn, want het gaat over het herhalen van zetten. Over de zetten van vandaag zal ik het niet hebben; wij zijn altijd al duidelijk geweest over onze opvattingen omtrent dit soort salarissen en nog steeds ben ik
Provinciale Staten 15 maart 2006
5
bang dat mensen die dit allemaal normaal vinden ook denken, dat ze over water kunnen lopen. Het gaat mij over volgend jaar. Staan we hier dan weer met elkaar? Ik mag het niet hopen, maar ik wil het ook niet. Ik hoop, dat het signaal dat wij nu afgeven – en wat ons betreft is dit voor de laatste keer – dermate duidelijk is dat de ernstige huiswerkopdracht voor de heer Jansen dusdanige maatregelen en druk van ons en van het kabinet veroorzaakt, dat dit voor eens en voor al uit de wereld is. Ik hoop hier niet weer om deze redenen in 2007 te moeten staan. De heer Vruggink (GL): Voorzitter. De verschillende fracties zijn het blijkbaar zeer met elkaar eens. Dat bleek vorig jaar al wel. Het is mijns inziens cruciaal als gezamenlijke overheden de baas zijn van Essent. We hebben alle aandelen in handen en Overijssel zelfs bijna 20%. Wij vroegen ons vorig jaar ook al af hoe we dit kunnen laten gebeuren. Er wordt gesteld, dat er een contract is met een aantal criteria op basis waarvan de beloning en met name de bonus worden vastgesteld. Gisteren of eergisteren las ik de brief van Essent, waaruit bleek dat zij 80% van bonus hebben gehaald. Ik kan dat niet rijmen met mijn persoonlijke belevingswereld richting Essent; ik ben zelf ook een van de “slachtoffers” en dat duurt nu al een jaar. Ik ben niet de enige, want je hoort het overal om je heen: als er een administratieve handeling verricht moet worden, gaat het per definitie fout en niet per definitie goed met af en toe een uitzondering. Dan kan het toch niet zo zijn, dat je 80% scoort op allerlei onzichtbare criteria. Als overheden zijn wij het met elkaar eens en we zeggen ook met zijn allen, dat dit niet weer mag gebeuren. Volgend jaar mogen we hier niet weer staan. Dan is er ons inziens maar één weg en dat is het openbreken van het contract. Ze mogen het inderdaad doen, want het contract zit nu eenmaal zo in elkaar. Als aandeelhouder ben je bij machte om dat te doen. Wat dat betreft, is de motie van CDA, VVD en PvdA misschien nog niet eens strikt en hard genoeg. Er wordt inderdaad gesteld dat wij ons maximaal moeten inspannen maar er is volgens mij maar één mogelijkheid en dat is het contract openbreken om dit soort zaken eruit te halen en een fatsoenlijk beloningsniveau vast te stellen. Mocht dat leiden, zoals bij de Hartstichting is gebeurd, tot het vertrek van de betreffende topman, dan zij dat zo. Dan kunnen we op dat moment een goedkopere inhuren. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. Ik denk dat we kunnen stellen dat in het salaris en de bonus van de topman van Essent door ons en anderen veel energie gestoken wordt! Immers, vorig jaar stonden wij hier ook en ik heb toen namens de SGP-fractie gezegd, dat wij van mening zijn – en dat zijn we nog – dat de arbeider zijn loon waardig is en ook de topman van Essent zijn loon waardig is. Ik heb daar meteen in dezelfde zin aan toegevoegd, dat daar alle verhoudingen zoek waren. En wat blijkt een jaar later? De verhoudingen zijn nog niet gevonden, ze zijn nog steeds zoek. Taalkundig is het een gedrocht, want er bestaat geen vergrotende trap van “zoek”, anders hadden we kunnen zeggen dat ze nog “zoeker” zijn geworden. Ze zijn nog verder weg. De beloning is weer belangrijk hoger dan vorig jaar, ondanks de vele verzoeken om daar iets aan te doen. Wat blijkt? We moeten toch ook vaststellen, dat alles gebeurt nog steeds op basis van een contract, een contract dat door de aandeelhouders met medeweten en zelfs met instemming is vastgesteld. Ik vind het tamelijk triest dat een van de oorzaken van de zoveel hogere beloning is gelegen in de tevredenheid van de klanten. Ik denk dat diezelfde klanten nu allemaal hierover ontevreden zijn. Dat zou tot een vraag of suggestie kunnen leiden dat misschien een van de middelen om het tegen te gaan, is om bij het vaststellen van de tevredenheid van de klanten ook de ontevredenheid van de klanten over de hoogte van het salaris en met name de bonus vast te stellen. Over dat laatste gaat het toch vooral. Dat iemand een bonus krijgt als er goed gepresteerd wordt, staat voor ons als zodanig niet ter discussie en grote verantwoordelijkheden mogen zich in de hoogte daarvan ook best vertalen, maar nogmaals,
Provinciale Staten 15 maart 2006
6
ook wat onze fractie betreft zijn hier de verhoudingen zoek. Wanneer en hoe kan hier zo gauw mogelijk een einde aan komen? Kan het contract veranderd worden? Dat is een taak aan en een vraag voor de aandeelhouders en wij horen dat straks graag van de gedeputeerde. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Ik heb bij Akzo Nobel gewerkt, maar ik had niet dat soort salaris! Ik kan mij goed vinden in een aantal vragen maar wil nog even dieper ingaan op de opmerking van de heer Kerkdijk, dat het uitstekend is in kwaliteit gemeten en dat daarop “gebonust” mag worden. Maar als een bedrijf haalt wat eigenlijk vorig jaar al had kunnen worden verwacht, is het zeer de vraag of dat wel een goed systeem is. Het lijkt mij buitengewoon lastig om contracten open te breken. Ik hoop dat daar een duidelijk antwoord op komt want het is, zoals de heer Van Dijk zojuist al zei, toch iets wat aandeelhouders gezamenlijk vastgesteld hebben en dat het nog maar de vraag is of het kan worden opengebroken. Dat bewijst te meer dat het absoluut noodzakelijk is dat er een brede discussie komt om het systeem aan te passen. Ik dacht, dat wij dat verleden jaar ook al hadden gezegd. Wat is er verleden jaar over gezegd? Er moet structureel naar de honorering van deze functionarissen gekeken worden. Is men daar een stap verder mee gekomen, ja of nee? Anders blijven we in cirkeltjes draaien. Gedeputeerde Jansen: Het lijkt mij goed om te beginnen met een feitelijke terugblik. Ik geef daarmee antwoord op de vraag van de heren Yildirim en Oldenburger en anderen, wat het college nu eigenlijk sinds april vorig jaar heeft gedaan of dat we nu weer zijn overvallen, net als vorig jaar? Ik ga terug naar 13 april van vorig jaar. Toen hebben we in de aanloop naar de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering van Essent met uw Staten een discussie gevoerd over de beloningen van de raad van bestuur. Die discussie is toen uitgemond in twee moties. We hebben overigens ook toen al met elkaar de vraag onder ogen gezien wat wij als aandeelhouders binnen de bestaande contracten zouden kunnen wijzigen. Het is dan ook geen nieuwe vraag. Met inachtneming van die statendiscussie heb ik tijdens de aandeelhoudersvergadering van 21 april vorig jaar namens Overijssel aangegeven de huidige, onder de verantwoordelijkheid van de raad van commissarissen tot stand gekomen bezoldiging van de leden van de raad van bestuur “buiten iedere proportie” te vinden. Zoals men zich wel zal herinneren, heb ik daarbij vrij duidelijke bewoordingen gebruikt. Bij brief van 9 mei 2005 hebben wij de Staten van de resultaten van de discussie op de hoogte gesteld. Tijdens die aandeelhoudersvergadering heb ik namens Overijssel gelijktijdig aangegeven, dat in het beloningsbeleid bij het onderdeel korte-termijnbonus het aspect klanttevredenheid een grotere rol zou moeten spelen. Mede naar aanleiding van de inbreng van Overijssel is tijdens die aandeelhoudersvergadering onder meer het volgende afgesproken. In de eerste plaats zal de korte-termijnbonus in de toekomst voor een veel groter deel bepaald worden door klanttevredenheid en in de tweede plaats wordt het toekomstige salarisbeleid – van nieuwe leden van de raad van bestuur – tegen het licht gehouden. Op 25 mei 2005 hebben wij in de commissie Economie en bestuur de brief van 9 mei aan de orde gehad, zonder dat de informatie toen tot nieuwe discussie heeft geleid. Naar aanleiding van de kritische opmerkingen en de vragen van de aandeelhouders heeft de raad van commissarissen ons vervolgens eind juni – dus net voor de vakantie – schriftelijke informatie gezonden over het bezoldigingsbeleid. Wij hebben deze informatie als bijlage bij de brief van 13 september 2005 aan de Staten gezonden. Kort samengevat komt de brief van de raad van commissarissen op het volgende neer. De raad van commissarissen is van oordeel dat er geen enkele juridische mogelijkheid is, bestaande contracten open te breken
Provinciale Staten 15 maart 2006
7
en dat deze daarom gerespecteerd dienen te worden. Ondanks schriftelijke afspraken met de raad van bestuur zullen op het punt van de korte-termijnbonus de criteria worden aangescherpt met als uitkomst zo’n 45% klantentarget. Verder – en ik citeer nu letterlijk gezien het belang voor de discussie in deze zaal – staat in de brief “dat het niet is uitgesloten dat het totaal van de bezoldiging van de leden van de raad van bestuur over 2005 zal stijgen. Dit kan onder meer veroorzaakt worden door een toename van het vaste salaris en/of door een hogere score op de KTB-prestatiecriteria.” In de commissievergadering van november 2005 hebben we inhoudelijk over deze brief in het verlengde van de statutenwijziging gesproken. Dit punt is toen verder niet meer aan de orde geweest. Ik heb toen gezegd, dat we over de uitkomsten van het onderzoek naar het beloningsbeleid voor nieuwe leden van de raad van bestuur terug zouden komen naar de commissie. We hebben het hierbij niet gelaten. Er zijn ook twee andere sporen ingezet: afstemming met het Rijk en verandering van het toekomstig beloningsbeleid voor de leden van de raad van bestuur. Ik ga even wat uitvoeriger in op de afstemming met het Rijk, mede naar aanleiding van de vragen van de heren Kerkdijk en Weijnen. Als college hebben we ons in eerste instantie tot de minister-president gericht om in deze belangrijke discussie het voortouw te nemen. Na een gezamenlijk overleg tussen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de aandeelhouders van de energiebedrijven is een vervolgtraject afgesproken met het ministerie van Financiën. We zijn daar een keer of vier bij elkaar gekomen om ervaringen en beleid in de sfeer van bevoegdheden van aandeelhouders en beloningen in de energiesector op elkaar af te stemmen. In dat overleg is nog eens bevestigd dat het Rijk zelf een onderscheid maakt tussen beloningen in de publieke en semi-publieke sector naast die in de sfeer van deelnemingen, waarbij de overheid aandeelhouder is. De minister-president geeft in zijn brief van gisteren aan de Tweede Kamer naar aanleiding van vragen ook aan, dat energiebedrijven niet behoren tot de semi-publieke sector maar tot de categorie deelnemingen. Het Rijk hanteert voor die categorie overheidsdeelnemingen specifieke uitgangspunten. Het voert te ver om daar nu verder op in te gaan maar het komt ongetwijfeld aan de orde bij de bespreking van het nieuwe bezoldigingsbeleid in de commissie Economie en bestuur voor de aandeelhoudersvergadering van april aanstaande. De Staten gaan daar natuurlijk zelf over, maar wij zullen het de Staten sturen. Ik kan al weg zeggen, dat over een eventuele aanvullende normstelling in de sfeer van de beloning van het aspect “maatschappelijke aanvaardbaarheid of redelijkheid” het Rijk geen aanwijzing of eigen ervaringen bij staatsdeelnemingen heeft aangereikt, ondanks het verzoek daartoe. In dit opzicht had ik meer van het Rijk verwacht en dat heb ik ook daar ook aangegeven. Het dilemma, zoals zojuist geschetst door de heer Weijnen, rekening houden met de markt versus maatschappelijke acceptatie los je naar mijn mening niet op door alleen te verwijzen naar transparantie. Ik had dan ook gehoopt dat het Rijk meer eigen sturing in de discussie had gebracht, het liefst uitmondend in een heldere normstelling. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. De reden dat de PvdA de motie mede heeft ingediend en dat ik zojuist een betoog heb gehouden, is niet omdat wij het ritueel van vorig jaar nog eens wil overdoen maar omdat ik vrijdag uitermate boos was over juist dit punt. U laat zich daar niet over uit in uw weblog; hoe heeft u dat zelf emotioneel ervaren? U schetst net heel duidelijk dat provincies ook naar mijn overtuiging al tot bijna het uiterste binnen hun mogelijkheden zijn gegaan om dit te veranderen en wat schetst mijn verbazing? Vrijdag wijzen –tig kabinetsleden met de vinger naar de provincies omdat zij de schuld ervan hebben. Ik zou graag een persoonlijk oordeel van de gedeputeerde krijgen, want een
Provinciale Staten 15 maart 2006
8
politiek-bestuurlijk oordeel ligt misschien wat complexer. Ik zou graag horen hoe de gedeputeerde ertegenover staat. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Ik weet niet of dergelijke vragen ook bij het vragenuurtje horen maar laat ik heel kort zeggen hoe ik dat emotioneel ervaren heb: Ik ben daar niet blij van geworden! Voorzitter. Het tweede punt is het nieuwe bezoldigingsbeleid voor de toekomst. Volgens afspraak is de raad van commissarissen daarmee aan de slag gegaan. Daarbij is uitdrukkelijk gekeken naar de genoemde systematiek zoals het Rijk die voorstaat en naar de code-Tabaksblat. Ik heb zelf, naast gedeputeerde Hoes van Brabant, een paar keer hierover meegepraat. Daarbij ging het om een objectief, transparant systeem. De raad van commissarissen heeft de aandeelhouders maar ook het Rijk in algemene zin via een brief een dezer dagen op de hoogte gesteld van de wijze waarop Essent daar nu invulling geeft en zal geven. U hebt die brief inmiddels ontvangen. De bedoeling is dat het nieuwe beloningsbeleid aan de orde komt in de aandeelhoudersvergadering van april aanstaande. Voor die tijd krijgt u het van het college toegezonden. Voorzitter. Ik heb in het voorgaande maar ook al eerder aangegeven, dat het aanpassen van bestaande contracten die de raad van commissarissen met de leden van de raad van bestuur heeft gesloten in onze ogen juridisch een onbegaanbare weg is. Daarmee geef ik ook antwoord op vragen van een aantal leden. De heer Schipper vraagt hoe kan worden voorkomen dat we hier het volgend jaar weer staan. De heer Van Dijk vraagt hetzelfde en vervolgens geeft de heer Schipper mij een huiswerkopdracht. Het is niet de gewoonte om een huiswerkopdracht terug te spelen, maar ik zou dat bij deze vraag toch willen doen: hoe stellen de Staten zich het inbreken op bestaande contracten zelf voor? Ik ben erg benieuwd hoe zij daartegenaan kijken. Op het punt van de korte-termijnbonus hebben we wel een aanpassing afgedwongen, die naar mijn idee past bij het karakter van dit bedrijf maar die voor 2005 niet zodanig heeft uitgewerkt zoals wij voor die tijd hadden gedacht. We zijn met de Staten benieuwd of de heer Boersma, gelet op de discussie die nu opnieuw is ontstaan, opnieuw met een gebaar komt. Wij zullen ons verder vooral moeten concentreren op het nieuwe beloningsbeleid. Wij zullen daarover met de Staten van gedachten wisselen alvorens in de aandeelhoudersvergadering besluiten te nemen. Ik wil daarin met name de twee zojuist genoemde criteria, die op gespannen voet met elkaar staan, graag uitvoerig met de Staten bespreken om tot een goede conclusie te komen, namelijk salarissen afgestemd op de markt en het kunnen blijven aantrekken van excellente mensen – wat je ook van het beleid in het algemeen vindt – en de maatschappelijke aanvaardbaarheid daarvan. De hoofdvraag daarbij is waar wij nog verantwoordelijk voor kunnen zijn. Daar kunnen wij niet omheen en die heeft ook alles te maken met je zienswijze op de ontwikkelingen in deze sector. Ik hoop dat ook van de rijksoverheid nog aanvullende sturing op dit punt wordt gegeven. Je kunt je afvragen of, om met het redactioneel commentaar van De Volkskrant van gisteren te spreken, er niet veel voor valt te zeggen dat de wetgever een salarisplafond instelt voor de top van bedrijven in publiek eigendom, dus de deelnemingen. Daarmee heb ik eveneens een antwoord gegeven op de vraag van de heer Weijnen. Voorzitter. Misschien moeten wij inderdaad stappen richting Den Haag zetten. Daartoe worden wij in de moties opgeroepen. Omdat de moties nieuw op ons bordje komen, verzoek ik u om enkele minuten schorsing om ons daarop te beraden.
Provinciale Staten 15 maart 2006
9
De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De voorzitter: Ik geef het woord aan het college om uiteen te zetten wat de schorsing heeft opgeleverd. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. We kunnen stellen dat de Staten en het college op dezelfde lijn zitten als het gaat om de morele waardering. Wat zouden we dan nog kunnen doen om een andere situatie te creëren? Het college is van mening dat als de situatie in ons land niet verandert, het bij Essent ook niet zal veranderen. We hebben het afgelopen jaar van alles gedaan en we komen dan ook tot de conclusie dat we een herhaling van zetten moeten voorkomen. Dat lost namelijk niets op. In de motie wordt het Rijk opgeroepen zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dat is een goede oproep. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Ik krijg graag een toelichting op de uitspraak, dat er als de situatie in ons land niet verandert bij Essent ook niets verandert. Bedoelt de gedeputeerde dat er een ander kabinet moet komen? Gedeputeerde Jansen: Wij spreken vanavond over het bezoldigingsbeleid. Als ik spreek over de situatie, dan heb ik het over de opvattingen met betrekking tot het bezoldigingsbeleid. In één adem heb ik dat gekoppeld aan het Rijk, de wetgever, dat wil zeggen kabinet en Kamer. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Dezelfde wetgever verwijst naar de aandeelhouders, want die zijn juridisch in staat om het contract te wijzigen. Mocht dat meer geld kosten, dan krijgen wij graag het financiële overzicht daarvan. Ook dat is aan de aandeelhouder zelf, maar u dient financieel in kaart te brengen wat het kost om het contract te wijzigen. Laten wij het daarover hebben in plaats van het probleem te verschuiven naar het huidige kabinet. Wellicht wordt het anders met een ander kabinet maar dan hebben wij ieder jaar hetzelfde debat hier totdat het andere kabinet komt en dat willen wij niet. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Ik waag mij niet aan politieke bespiegelingen en beperk mij tot het bezoldigingsbeleid bij Essent en bij de energiebedrijven. Ik heb gezegd, dat het heel moeilijk is om het zelf te doen als de situatie niet wezenlijk verandert. De heer Yildirim heeft een punt met zijn uitspraak, dat contracten zijn op te zeggen of te verbreken. Dat is een ultieme mogelijkheid waarvoor je zou kunnen kiezen, gesteld dat je dit als aandeelhouder van 18,7% samen met de andere aandeelhouders kan bewerkstelligen. Maar dan neem je ook alle consequenties daarvan voor je rekening. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Wij willen die consequentie zien. Wij willen weten hoeveel het kost als je die weg uiteindelijk kiest en als de betreffende persoon er niet voor kiest om ontslag te nemen als hij niet akkoord gaat met een aanvaardbare salariëring op het niveau van de minister-president. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Als de eerste motie in die zin wordt uitgelegd, dat wil zeggen in de zin van wat ik zojuist en voor de schorsing naar voren heb gebracht, namelijk dat de eerste uitspraak betrekking heeft op de punten die daaronder staan, dan kan het college prima uit de voeten met deze motie, echter met uitzondering van punt 3 want dat is allang toegezegd. Het nieuwe beloningsbeleid wordt aan PS voorgelegd. Dat was het college al van plan. Voorzitter. Gelet op wat ik heb gezegd, ontraad ik aanvaarding van de motie van de SP. De heer Vruggink (GroenLinks): Voorzitter. De gedeputeerde constateert terecht dat er de komende jaren waarschijnlijk weinig zal veranderen en dat de bestuurders van Essent dan
Provinciale Staten 15 maart 2006
10
ook gewoon gebruik zullen blijven maken van de mogelijkheden in het contract. De enige weg om dit te wijzigen is inderdaad om het contract open te breken. Ik neem aan, dat dit inderdaad grote financiële en juridische consequenties zal hebben maar ik verzoek het college van GS om dit tot het uiterste uit te zoeken. Wat gaat het kosten en is dat af te wegen tegenover de gigantische salarissen die zij op dit moment verdienen? Vanmorgen is in de commissie Economie en bestuur aangegeven dat wat ons betreft privatisering van Essent de komende tijd niet aan de orde zal zijn terwijl Boersma juist is aangenomen om die privatisering in te vullen en, daarbij behorend, een marktconform salaris te krijgen. Kortom, privatisering is niet aan de orde en het marktconforme salaris is dan in principe ook niet meer aan de orde. Alle fracties in de Staten zijn het met elkaar eens en we constateren ook dat het blijkbaar gewoon doorkabbelt als er niet iets keihards gebeurd – het enige wat mogelijk is, is het openbreken van het contract – en ik vraag alle fracties in de Staten dan ook om uit te spreken dat het openbreken van het contract de ultieme oplossing is en blijkbaar de enige weg is om tot een aanvaardbaar salarisniveau te komen, want binnen de top van Essent is enige zelfbeheersing en zelfcontrole blijkbaar geen onderdeel van de kwalitatieve aspecten. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. We hebben de gedeputeerde horen antwoorden. Hij was er niet blij mee. Toen ik zijn weblog zag, dacht ik dat hij er zelfs wakker van heeft gelegen maar die kop is misleidend. Hij heeft er niet wakker van gelegen; hij is er wakker voor gemaakt. Dat is een wezenlijk onderscheid. Hij heeft behoorlijk vast geslapen, ondanks het salaris. Voorzitter. Wij stemmen van harte in met de uitspraak van de gedeputeerde over het niet openbreken van het contract. Het onderzoeken daarvan of het daadwerkelijk doen maakt ook nogal een verschil maar als je het contract openbreekt, breekt er nog wel wat meer wat ons meer schade dan voordeel zal opleveren. Ik kan er lange bespiegelingen over houden maar wil het samenvatten met een uitspraak die ik onlangs las: je moet de krokodil niet uitdagen zolang je de rivier nog over moet zwemmen! Voorzitter. In onze positie als aandeelhouder zullen wij, als in april het nieuwe beleid wordt vastgesteld – de gedeputeerde heeft niet eens de verwachting dat het salaris drastisch zal zakken – op die bonus moeten inzetten om dit soort dingen voor de toekomst uit te sluiten. Wij zullen de motie van de SP niet steunen en die van CDA, VVD en PvdA wel. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Om met de woorden van mijn collega te spreken: wij willen achteraf geen krokodillentranen. Wij willen echt iets doen aan deze situatie. Als de situatie in ons land daartoe moet veranderen, geven wij de gedeputeerde daarin gelijk. Zeker moet de situatie veranderen, waarin de burger betaalt en topmanagers vervolgens hun zakken vullen. Daar hebben wij mee te maken. Als de oplossing daarvan een ander kabinet is, dan draag ik de burger ook op om daarover na te denken. Voorzitter. De motie van het CDA is eigenlijk een motie van niks. Vorig jaar is precies dezelfde motie ingediend en zij is ook in lijn met de manier waarop de gedeputeerde zich hiervoor heeft ingespannen. Vervolgens kunnen wij ieder jaar in dezelfde tendens en op dezelfde manier allemaal woorden uitwisselen maar het resultaat blijft zoals het is. Wij hebben dus niet veel aan deze motie. Het laatste punt in deze motie is de beloning geheel of gedeeltelijk ter beschikking te laten komen van een goed doel. Dat is vorig jaar een mooie PR-stunt van Boersma gebleken. Wij zijn van mening, dat dit goede doel door de Staten en de aandeelhouders zelf moet worden bepaald en niet door zo’n topmanager die al dan niet een goed doel voor ogen heeft. Daar hebben wij weinig vertrouwen in. Voorzitter. Mocht onze motie het niet halen, dan zullen wij die van CDA, VVD en PvdA steunen met het uitgangspunt, dat wij het zien als een motie van afkeuring van het huidige beleid.
Provinciale Staten 15 maart 2006
11
In onze eigen motie geven wij met de strekking in punt 1 aan wat door velen hier is verwoord, namelijk dat wij het huidige beleid afkeuren. In het tweede punt geven wij aan dat de gedeputeerde nagaat welke juridische weg mogelijk is en de Staten informeert over de consequenties daarvan. Mochten die consequenties 10 mln. of 20 mln. kosten, dan is het aan de Staten als aandeelhouder om een besluit te nemen over de vraag of met die financiële risico’s het contract wel of niet moet worden opengebroken. Wij zijn van mening dat dit wel moet gebeuren, want daarmee hebben wij in ieder geval een structurele oplossing gegeven aan een maatschappelijk onwenselijke situatie waarin de burger via een nutsvoorziening betaalt en anderen vervolgens rijker worden. Deze situatie vinden wij onwenselijk en zij dient structureel te worden gewijzigd. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Betekent dit, dat de heer Yildirim zijn motie wijzigt, namelijk dat hij niet vraagt om een aanpassing maar om een onderzoek? De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Wij vragen hier dat de Staten het college van GS opdragen om via juridische weg over te gaan tot het veranderen van het contract. Mochten GS vervolgens concluderen dat dit een hoog bedrag vergt, dan moeten de Staten een voorstel voorgelegd krijgen of zij daarmee instemmen of niet. De heer Oldenburger (CU): Ik hoor toch twee verschillende dingen. U zegt nu iets anders dan u in uw motie zegt. De motie is hard gesteld: aanpassen tot. Nu zegt u, dat GS het moeten onderzoeken. De voorzitter: Kort samengevat zegt de heer Yildirim bij het tweede bolletje van de motie “Het college van GS op te dragen om via juridische weg te onderzoeken of aanpassing van contracten voor betaling mogelijk is en tegen welk bedrag.” De heer Yildirim (SP): Dat brengen wij over, voorzitter! De voorzitter: Maar dat staat er niet. De heer Yildirim (SP): Hoe dan ook, het gaat erom dat via juridische weg wordt overgegaan tot wijziging van het contract. Mochten GS op basis van deze opdracht tot de conclusie komen dat dit de Staten miljoenen gaat kosten, dan willen wij dat voorstel ook zien alvorens wij instemmen met wijziging van het contract. Maar dat is stap twee. De voorzitter: Met deze toelichting blijft de tekst ongewijzigd. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. De heer Jansen doet voorkomen alsof hij onmachtig is en niets kan doen op dit moment. In de eerste plaats zijn er natuurlijk mogelijkheden voor de toekomstige salariëring maar wat dit jaar betreft, schermt de top van Essent met het argument dat hij te werk gaat volgens de regels van de Hay Group. Volgens die regels kan, wat het beloningsbeleid betreft, eens per drie jaar een toetsing van het vaste deel van het salaris plaatsvinden. Ik zou graag zien dat de heer Jansen daar eens naar kijkt. Wat betreft het variabele deel is er een maximale bonus en een gescoorde bonus. Ik kan niet bij alles checken of de percentages en de tevredenheid allemaal kloppen, maar wel kan ik bijvoorbeeld bij punt 1 over de financiële prestaties afgaan op de woorden van de heer De Jong, die bij de presentatie van de jaarcijfers heeft gezegd dat hij niet helemaal tevreden is. Hij zei, dat het rendement na belasting en rente slechts 2% is. Volgens de heer De Jong zien beleggers liever een risicopremie van 4% en liever nog van 5%. Dat wil zeggen, dat de heer De Jong niet tevreden is over de financiële prestaties maar wel de maximaal gescoorde bonus ontvangt. Daarop kan toch worden afgedongen. Voorzitter. Wij zullen de motie van de SP niet steunen maar wel die van het CDA.
Provinciale Staten 15 maart 2006
12
Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Het lijkt mij goed om verder te spreken over de financiële prestaties als het jaarverslag van Essent aan de orde komt in de commissie Economie en bestuur. Dan hebben we ook allemaal de stukken bij de hand. Ik wil er in deze beantwoording eigenlijk mee volstaan te reageren op de uitspraak van de heer Van Dijk. Hij heeft mij nieuwsgierig gemaakt naar wie nu precies die krokodil is en wat ik onder de rivier moet verstaan. Misschien hoor ik dat ooit nog eens. De heer Van Dijk zei echter, dat je weliswaar een contract kan openbreken maar dat dit wel eens veel meer schade dan voordeel kan opleveren. Namens het college heb ik al aangegeven dat wij de weg in de motie van de SP geen gangbare weg vinden. Als de motie van het CDA op de wijze kan worden uitgelegd zoals ik eerder heb gedaan, kan het college zich prima daarin vinden. De heer Vruggink (GL): Voorzitter. Naar aanleiding van deze tweede termijn moet ik toch opmerken, dat we hier op dit moment blijkbaar alleen maar voor de Bühne spreken en met zijn allen niet bereid zijn om tot het uiterste te gaan om de contracten aan te passen! De voorzitter: Daarmee gaan wij over tot besluitvorming. In stemming komt de motie van de fractie van de SP over de exorbitante salarisverhoging topmanagers Essent. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, waardoor zij is verworpen. In stemming komt de motie van de fracties van het CDA, de VVD en de PvdA over de beloning van de raad van bestuur Essent NV. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige ervoor, waardoor zij is aangenomen. 5. Ingekomen stukken De voorzitter: Ik verzoek de heer Dalhuisen verslag uit te brengen over het debat in de commissie Economie en bestuur van vanmorgen en vooral ook even stil te staan bij het onderwerp unbundling Essent. De heer Dalhuisen (PvdA): Mijnheer de voorzitter. In de commissie Economie en bestuur is gesproken over de brief van het college over de unbundling van Essent. Een grote meerderheid van de commissie stemt in met het voorstel van GS om voorlopig niet te privatiseren. Een iets kleinere meerderheid kan ook instemmen met het voornemen van het college om dan ook niet te splitsen. De conclusie is dat een meerderheid van de commissie Economie en bestuur zich achter het standpunt van het college stelt, zoals in de brief van 10 maart is verwoord. Dat betekent, dat we daarmee een eerder ingenomen standpunt verlaten. De voorzitter: Ik verzoek de heer Haan te rapporteren over de behandeling in de commissie Ruimte en groen over de brief Eindrapport visitatiecommissie ILG. De heer Haan (VVD): Voorzitter. Ik kan daar kort over zijn: dat is vanmiddag niet aan de orde geweest en wordt voor de volgende vergadering geagendeerd. De voorzitter: Ik verzoek de heer G. van Dijk verslag uit te brengen over de brief over de toekomst van de vaste tunnel N35 Nijverdal.
Provinciale Staten 15 maart 2006
13
De heer G. van Dijk (D66): Voorzitter. Het college heeft een uitstekende notitie afgegeven over de achtergronden van de 13 mln. voor de tunnelbak en het Regiofonds. Daarover is uiteraard discussie gevoerd en wij hebben geconstateerd, dat binnen het mandaat en binnen de kaders die de Staten hebben vastgesteld – de upgrading van Rijksweg 35 in het PVVP – en zoals in een aantal moties is aangenomen, het college strategisch verder kan gaan met het onderzoek naar de mogelijkheid om de weg te gelegener tijd te upgraden. Met inachtneming van het vorenstaande wordt vervolgens over de ingekomen stukken besloten overeenkomstig de op de agenda vermelde voorstellen. 6. Voorstellen van Gedeputeerde Staten A-voorstellen (hamerstukken) (PS/2006/8) Nieuw beleid grondwaterbescherming (PS/2006/41) Intrekking Provinciale Milieuverordening Overijssel 1998 De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring. De heer Rouwet (SP): Voorzitter. Wij willen met betrekking tot het voorstel nieuw beleid grondwaterbescherming graag aangetekend zien, dat de SP-fractie niet overtuigd is van de noodzaak van deze beleidswijziging, dat zij de mogelijkheid van het bebouwen binnen het drinkwaterbeschermingsgebied niet in overeenstemming met het voorzorgsprincipe vindt en dat zij van mening is, dat daarmee eerder de deur wordt open gezet voor een afbrokkeling van het beschermingsniveau van het drinkwaterbeleid. Overeenkomstig de voorstellen van GS wordt zonder stemming besloten. De voorzitter: De SP-fractie wordt aantekening verleend, dat zij geacht wenst worden tegen het voorstel PS/2006/8) Nieuw beleid grondwaterbescherming te hebben gestemd. 7. Voorstellen van gedeputeerde Staten B-voorstellen (PS/2006/163) Verordeningen waterbeheer waterschappen Veluwe en Rijn en IJssel Dit voorstel wordt zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen. (PS/2006/45) Partiële herziening Ruimte en Water De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw Pot (PvdA): Voorzitter. De fractie van de PvdA stemt graag in met deze Partiële herziening Ruimte en Water. Water krijgt, zoals afgesproken in het onderhandelingsakkoord Ruimte voor actie en zoals twee jaar geleden gepland in de Startnotitie Water een meer leidende rol in de ruimtelijke ontwikkeling, dit volgens de principes van Waterbeheer in de 21ste eeuw. Niet meer zullen technische maatregelen het eerste en vaak enige antwoord zijn op waterproblematiek maar veel eerder zal het ruimte geven aan water als oplossing worden gekozen. De voorliggende herziening geeft ons de gelegenheid om niet alleen de theorie van deze principes te onderschrijven maar deze nu ook daadwerkelijk in de praktijk te brengen. Door goedkeuring van deze herziening geven wij water nu ook echt de ruimte. Het aanwijzen van primaire watergebieden betekent, dat we als provincie naar een duurzaam waterbeleid gaan. Dat betekent, dat wij “neen” zeggen tegen met water strijdige plannen. Het betekent ook, dat
Provinciale Staten 15 maart 2006
14
wij in een zo vroeg mogelijk stadium van bijvoorbeeld stedelijke ontwikkeling knopen durven door te hakken. Deze herziening Ruimte en Water maakt dat de provincie haar regierol voor water en ruimtelijke ordening waar kan maken. Voorzitter. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om complimenten te maken aan degenen die de Startnotitie Water van twee jaar geleden op deze wijze hebben uitgewerkt. Criteria die toen gesteld zijn en waaraan wij statenbreed akkoord hebben gegeven, zijn bij het aanwijzen van primaire watergebieden gehanteerd. Uitzonderingen werden gemaakt voor zogenaamde pijplijnprojecten, vaak woningbouwprojecten die al gepland stonden. Zoveel mogelijk worden met deze herziening waterrisico’s vermeden die op korte of langere termijn manifest kunnen worden. Dat is een goede zaak en de PvdA-fractie kan zich dan ook prima vinden in deze herziening. De heer Haan (VVD): Voorzitter. Thans behandelen wij het Statenvoorstel PS/2006/45, Partiële herziening Ruimte en Water. Mevrouw Pot noemde het al: twee jaar geleden hebben wij in de commissie een startnotitie met de daarbij behorende uitgangspunten vastgesteld voor deze aanpassingen van het Streekplan en het Waterhuishoudingsplan. Met deze uitgangspunten kon de gedeputeerde met zijn medewerkers aan de slag om te komen tot een aanpassing waarbij en waarmee rekening wordt gehouden met de veranderende gedachten en zienswijzen die behoren bij modern waterbeheer in de 21ste eeuw en de bebouwingsmogelijkheden die passen bij deze veranderende wateromstandigheden. Het is zaak om droge voeten te behouden! Het is een goede zaak dat dit onderdeel een sterkere aandacht krijgt in het streekplan. Nadat wij uit het veld de nodige signalen kregen dat hier en daar wat aanpassingen moesten plaatsvinden en de medewerkers van onze provincie in overleg zijn getreden met diegenen die de nodige bedenkingen hadden, is een voorstel ontstaan dat in grote lijnen gedragen wordt door de bevolking. Een aantal zienswijzen zijn ingediend en deze zijn naar de mening van de VVD-fractie voor het merendeel weerlegd met een juiste onderbouwing. Een veel voorkomende zienswijze is de vrees dat gebieden, aangewezen als primair watergebied, daarmee het stempel krijgen in de nabije of verdere toekomst als natuurgebied of gebied met gebruiksbeperkingen te worden aangemerkt. Hoewel deze zienswijze in de beantwoording en in de vragenronde in de commissie is weerlegd, vragen wij ook hier de gedeputeerde nogmaals aan te geven dat het aanwijzen als primair watergebied niet tot gevolg heeft, dat een functiewijziging van die gronden van aanwijzing als primair watergebied zal plaatsvinden. Indien in de toekomst wel een functiewijziging zal plaatsvinden, zal dit op andere gronden moeten gebeuren. Wij krijgen dan ook graag nogmaals de bevestiging van deze toezegging. Zoals gesteld, is het merendeel van de zienswijzen door het college op de juiste wijze weerlegd. Er blijft echter één punt over waar wij anders over denken en wel de aanwijzing van de Bentpolder onder Vollenhove. Deze polder is strak belijnd langs de huidige uitbreiding en de pijpleidinguitbreiding en begrensd door de rode contour. In een klein deel – welk deel ook beperkt wordt door andere factoren – is geen belijning toegepast. Wij zijn, en met ons het CDA, de SGP, de ChristenUnie en de LPF, van mening dat de Bentpolder niet aangewezen dient te worden als primair watergebied. Wij dienen daartoe samen met de genoemde partijen het volgende amendement in: “Provinciale Staten van Overijssel in vergadering bijeen op 15 maart 2006 ter behandeling van statenvoorstel nr. PS/2006/45, inzake de Partiële herziening Ruimte en Water, Overwegende dat: -
Vollenhove in het Streekplan Overijssel 2000+ is aangewezen als prioritaire kern;
Provinciale Staten 15 maart 2006
15
-
-
-
-
uitbreidingsmogelijkheden van Vollenhove naar het noorden en het oosten worden belemmerd door de rode contour, in verband met waardevol natuurgebied, respectievelijk waardevol landschap; uitbreiding van Vollenhove naar het westen niet mogelijk is, omdat de westzijde van de stad aan de provincie Fleveland grenst; uitbreiding naar de zuidzijde voor Vollenhove de enige mogelijkheid is; de thans opengelaten uitbreidingsmorgelijkheden aan de zuid-oostzijde van Vollenhove beperkt zijn, omdat deze gronden enerzijds begrensd worden door de N331 en anderzijds door het reeds aanwezige bedrijventerrein; door het aanwijzen van de Bentpolder tot primair watergebied er bij de uitbreiding van de stad Vollenhove in zuidelijke richting een Sreekplanwijziging benodigd is; de wateraanvoer naar de Bentpolder, zoals die in het verleden plaatsvond door werken van het waterschap Reest en Wieden, voor een deel is afgeleid ten noorden van de stad Vollenhove en voor een deel is afgeleid ten zuiden van de Bentpolder; bij eventuele bebouwing van de Bentpolder, de watertoets op die plannen zal worden toegepast waardoor de mogelijke wateroverlast voor de bebouwing van de Bentpolder gewogen zal worden;
van mening zijnde dat: de zienswijze van de gemeente Steenwijkerland, zoals verwoord in reactienummer 14 onder c (zie blz. 10 van bijlage III bij statenvoorstel PS/2006/45, gelet op voornoemde overwegingen gegrond is; besluiten in te stemmen met het ontwerp-besluit nr. PS/2006/45) met dien verstande dat: A. het besluit onder 1. als volgt wordt aangevuld: “met dien verstande dat reactienummer 14 onder c. zoals opgenomen in de Zienswijzennota (bijlage III), niet ongegrond maar gegrond wordt verklaard” en B. het besluit onder 2. als volgt wordt aangevuld: “met dien verstande dat aan de Aanpassingennota (bijlage II) onder 2. wordt toegevoegd “blz. 13, Alinea inzake het kopje Vollenhove vervalt”, en gaat over tot de orde van de dag.” De voorzitter: Het amendement wordt vermenigvuldigd en rondgedeeld en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Mevrouw Antuma-Duisterwinkel (CDA): Voorzitter. Nu is het natuurlijk de kunst om iets te zeggen wat je voorgangers misschien nog niet te berde hebben gebracht. Ik probeer toch een aantal andere dingen naar voren te brengen. Hoe hadden we het ook alweer afgesproken? Mevrouw Pot heeft al gezegd welke lijnen wij hebben uitgezet. Daarboven zit natuurlijk nog het Nationaal Bestuursakkoord Water, we hebben de Watertoets, de Stroomgebiedsvisies en de Startnotitie Water. Een tussentijdse terugkoppeling bleek niet nodig maar inmiddels zijn al wel twee jaar verstreken en inmiddels zijn andere plannen opgesteld. Het keuzemoment is echter nu. De vertaling van dit alles in streekplannen gebeurt aan de hand van een aantal criteria, zoals mevrouw Pot ook al uitsprak: hoe vaak bestaat de kans op onderlopen, hoeveel water komt er, met andere woorden hoe vaak, hoe erg en de aard van de schade? Vervolgens moet de afweging worden gemaakt tussen het algemeen belang en de deelbelangen.
Provinciale Staten 15 maart 2006
16
Wat zit er nog in de pijplijn aan plannen? Ook in dit huis wordt gewerkt aan nieuwe provinciale ontwikkelingsplannen en omgevingsplannen. Worden alle streek- en waterhuishoudingsplannen in één groot plan gestopt? Volgens is er nog de implementatie van de nota Ruimte, inclusief het uitvoeringsprogramma en de Wet op de ruimtelijke ordening. Wat doen we op dit moment en wat komt er de komende tijd nog voorbij? Waardoor worden zaken weer ingehaald of opengebroken? Hebben wij nu oogkleppen voor of nemen we dat alvast mee? Kan het college op dit moment de meerwaarde van de wijziging concreet aangeven? Moet dat ook straks nog worden meegewogen? Op welke wijze zijn de bestuurlijke principes uit de nota Ruimte in dit voorstel verwerkt? Wat betekent vervolgens de Wet op de ruimtelijke ordening voor de gemeenten? Welke verantwoordelijkheid krijgen de gemeenten als het gaat om die structuurvisies? Is er in die structuurvisies sprake van heroverweging van functies, waaronder ook die van water? Komt het binnenkort weer langs? Met andere woorden: voor hoe lang stellen we dit nu vast? Het beleid over water is een zoektocht. Staatssecretaris Schultz heeft gezegd, dat bebouwing in de uiterwaarden op dit moment toch wat meer mogelijk is. Het absolute “neen” is er dus van af terwijl er in de commissie steeds wordt gezegd, dat in dit verband appels met peren worden vergeleken. Het geeft in ieder geval die zoektocht aan. Ook het CDA vindt extra aandacht voor overstromingen en wateroverlast belangrijk. Water is een mede-ordenend principe naast ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting. Maar daar moet dan wel een breed draagvlak voor zijn bij de burgers en de overheden. Dat is van groot belang. Wat zien wij concreet in deze plannen? Het is nog niet genoemd, maar wij stellen ook de GGOR vast, het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime. In de praktijk gaat het daarbij om het peil of de waterstand. Per functie van een gebied wordt die bepaald. Aanvankelijk gaf dat vreselijk veel onrust in het gebied maar in overleg met LTO zijn gelukkig de meeste pijnpunten eruit gehaald. Ik begrijp, dat een en ander nog verder wordt uitgewerkt in overleg met de waterschappen. Hebben we goed begrepen dat dit op basis van vrijwilligheid gebeurt en dat eventuele waardemindering wordt gecompenseerd? Wat betreft de primaire watergebieden is gewikt, gewogen en veel overleg gevoerd, waarvoor onze complimenten. Over het algemeen zijn de gemeentes en de organisaties akkoord. Ik sluit mij voor het overige aan bij het betoog van de heer Haan, anders verval ik in herhaling. Voorzitter. Ten slotte merk ik op, dat wij de Bentpolder er als gebied wilden uitlichten. Een en ander is in overleg met de waterschappen vastgesteld. Met name volgens het waterschap moet daar onder voorwaarden stedelijke bebouwing kunnen plaatsvinden. Wij zijn in het gebied geweest en dat is ter plekke nog eens bevestigd. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Allereerst dank ik mevrouw Pot voor de lovende woorden en ik zal deze dank ook overbrengen aan alle mensen die hiermee bezig zijn geweest. Ik ben er overigens erg blij mee dat de Staten twee jaar geleden zo’n stevige startnotitie hebben vastgesteld, want dat geeft ons een goede basis om vandaag verder te gaan. De heer Haan krijgt graag de toezegging dat aanwijzing van het gebied geen functiewijziging tot gevolg heeft. Dat staat in het voorstel en we hebben het in de commissie gezegd maar als het de heer Haan een goede nachtrust kan bezorgen – ik weet wat het is als je die niet hebt! – zeg ik hem dat bij dezen nogmaals graag toe, ook onder verwijzing naar het huidige voorstel.
Provinciale Staten 15 maart 2006
17
De heer Haan en mevrouw Antuma hebben beiden over de Bentpolder gesproken. Wij zijn begonnen met het aanwijzen van twee soorten gebieden en wel de primaire watergebieden en de wateraandachtsgebieden. Collega Rietkerk en ik hebben met alle betreffende gemeentes overleg gevoerd en we zijn er op een goede manier uitgekomen. Dat wil niet zeggen dat het altijd naar wens is van iedereen. Er zijn gebieden aangewezen, waardoor toch wat belemmeringen ontstaan maar dat is het gevolg van de keuze van de Staten bij het vaststellen van de Startnotitie Water, voortvloeiend uit Ruimte voor Actie. Voorzitter. Ik wil even stilstaan bij de situatie in Vollenhove. Bij Vollenhove is sprake van een gebied waar het water van nature komt. Daar is een watersituatie. Nu wordt gezegd dat Vollenhove op slot komt te zitten als dit gebied wordt aangewezen. Welnu, dat is niet het geval; er is een pijplijnproject waardoor men nog tien tot twaalf jaar verder kan en aan de zuid-oostzijde van Vollenhove is nog ruimte voor vele jaren. In het voorstel staat dat opnieuw een afweging kan worden gemaakt als je op enig moment vastloopt. Maar dan zijn we alweer bij de zoveelste streekplanherziening of de herziening van het POP. Echter, met de huidige gegevens kiest het college ervoor om de Bentpolder aan te wijzen als primair watergebied. De heer Haan (VVD): Voorzitter. De gedeputeerde spreekt uit, dat men nog tien tot twaalf jaar verder kan met de pijplijn. Heeft hij dat inderdaad zo bedoeld? In mijn visie is de pijplijn het deel waar thans gebouwd wordt, namelijk aan de zuid-westzijde. Daar is men volop bezig en dat duurt zeker geen tien tot twaalf jaar. Het andere deel dat de gedeputeerde noemt – de noord-oostzijde, tegen de Schaarkanten en de N331 die ik ook in mijn amendement heb genoemd – heeft aan de ene kant het industrie- en bedrijventerrein Stad Vollenhove en aan de andere kant de weg. Ambtelijk werd ook gesproken over 24 ha, maar dat is 24 ha bruto en zeker niet netto! Ook de Schaarkanten is bijna vol en het geheel bezien, zet Vollenhove zeker als prioritaire kern wel degelijk op slot. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Collega Rietkerk zal daar straks op ingaan. Volgens onze informatie is er voldoende ruimte. De nieuwe afweging kan altijd nog gebeuren. Wij willen duidelijk zijn in het waterbeleid en dat gebeurt door het aanwijzen van deze primaire watergebieden. Er blijkt een misverstand te zijn, namelijk dat het waterschap meent dat het wel mogelijk is. Ik heb daarover de dijkgraaf gisteravond nog over gesproken. Technisch is bijna alles mogelijk maar wij kiezen voor Ruimte voor Water en om die reden hebben wij dit beleid ingezet. GS ontraden dan ook aanvaarding van dit amendement, want het maakt inbreuk op het door de Staten zelf vastgestelde beleid in de Startnotitie Water. Voorzitter. Mevrouw Antuma heeft een vraag gesteld over het GGOR. In de commissie hebben wij daar uitvoerig over gesproken; het is de bedoeling om het GGOR verder in te vullen. De waterschappen hebben nog jaren de tijd om daaraan invulling te geven. Gaat het daarbij om waardevermindering op enig moment, dan is natuurlijk altijd sprake van compensatie, zoals te doen gebruikelijk in dit land. Niemand wordt gedwongen – met name de landbouw in dit geval – onder water gezet. Dan staat er altijd iets tegenover. Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. Bij afweging van belangen gaat het erom de feiten goed te onderbouwen. Dat past zowel nu alsook straks bij de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening en de structuurvisies, die de gemeenten moeten opstellen. Op dit moment hebben wij vanuit Steenwijkerland een structuurvisie over de woningbouwopgave. Ik sluit mij aan bij de opmerking van collega Jansen, dat het pijplijnproject nog tien tot twaalf jaar vooruit kan; minimaal nog tien jaar aan de zuid-oostkant – even los van de bruto-nettoverhoudingen – en daarnaast kan ook nog de ijsbaan zakken. Daar kan ook nog gebouwd worden, want dan heb je de kracht in de kern. Met andere woorden: op dit moment is geen conflict waar te nemen als het gaat om de Structuurvisie Steenwijkerland en de rode lijn. Mocht dat over 15, 20, 25 of 30 jaar wel aan de orde zijn, dan kunt u volgens de systematiek in het Streekplan een afweging maken om tot eventuele wijziging van dat Streekplan over te gaan.
Provinciale Staten 15 maart 2006
18
De voorzitter: Ik mag u misschien aanraden iets minder over de details te praten? Dat heeft u in de commissie al gedaan maar naarmate het gedetailleerder wordt, begrijpen minder mensen waar het over gaat! De heer Haan (VVD): Voorzitter. Het probleem is inderdaad het pijplijnproject, waar men op het moment aan het bouwen is tegen de camping Het Akkertje aan. De gedeputeerde spreekt over de rest en tien tot twaalf jaar. Dat is de zuid-oostkant, waar bruto 24 ha ligt. Die zit ook in dat verhaal. De gemeente Steenwijkerland heeft dat in de inspraak naar voren gebracht – en ik sluit mij daarbij aan – dat dit een te krappe bemeting is en daar meer ruimte nodig is. Het lijkt ons niet zinvol om de Bentpolder dan aan te wijzen als primair watergebied. Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. Ik ben het niet eens met de argumenten van de heer Haan. Het blijkt op basis van feiten, dat men niet tegen een grens aanloopt de komende 15 tot 20 jaar. De provincie Overijssel wil tempo maken met de woningbouw en waar dat kan, stimuleert zij dat ook, ook hier. Mocht die grens wel worden bereikt, dan komt dat hier opnieuw aan de orde en is er een streekplanwijziging aan de orde. Dat kan altijd, want dan hebben we het over de feiten. Tot nu hebben de feiten op schrift van de gemeente Steenwijkerland ons niet overtuigd. Wij zullen dan ook aanvaarding van het amendement ontraden. Op de vraag van mevrouw Antuma over het effect van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening, de Nota Ruimte en de nieuwe structuurvisies, merk ik op dat juist daar de gemeentes via de woonplannen en via de structuurvisie hun eigen beleid formuleren. Dat heeft Steenwijkerland goed voor elkaar. Op die lijn bouwen wij verder en komen wij tot de conclusie, dat het de komende 15 tot 20 jaar niet strijdig is met de rode lijn in de Bentpolder. Mevrouw Antuma-Duisterwinkel (CDA): Voorzitter. Vollenhove wordt beperkt in de ontwikkelingsmogelijkheden. Of je het nu over vijf jaar hebt, over tien of over twintig jaar, via de woonvisies komt dat hier wel weer terecht en kunnen de afwegingen worden gemaakt. Voor ons telt op dit moment, dat het waterschap zegt dat er nu zelfs stedelijke bebouwing mogelijk is. Dat is zeer uitzonderlijk in een primair watergebied. Vervolgens zijn wij ook nog in het veld geweest en daar is ons nogmaals door het waterschap bevestigd, dat er absoluut gebouwd kan worden zonder dat er extra techniek met bemaling enz. nodig is. Door middel van een bepaalde compensatie in het gebied kan daar gebouwd worden. Je kunt linksom gaan of rechtsom, de Watertoets is als borging aan de orde. Al met al is dat voor ons reden om het gebied het voordeel van de twijfel te geven. Gedeputeerde Rietkerk: Het waterschap gaat niet primair over een woonplan en een structuurvisie. Zowel in het huidige als in het toekomstige beleid is de gemeentelijke structuurvisie leidend en – nogmaals – dat botst niet met de Rode Lijn. Het waterschap kan wel technische informatie geven maar nu is de ruimtelijke vraag aan de orde. Ik vraag u dan ook als medebestuurder integraal af te wegen en niet willekeurig op één element een toepassing te doen die u in andere delen van de provincie niet doet. Dat geef ik u mee en om de reden ontraden wij met kracht aanvaarding van het amendement. Mevrouw Pot (PvdA): Voorzitter. Mevrouw Antuma zegt, dat haar door het waterschap is verzekerd, dat er in het primaire watergebied wel gebouwd kan worden. Ik was bij dat gesprek aanwezig en inderdaad vertelde iemand van het waterschap dat er gebouwd kan worden. Maar het is natuurlijk sowieso niet de bedoeling in een primair watergebied te bouwen. Dat is nu precies de essentie van een primair watergebied. De bedoeling daarvan is dat het de ontwikkeling van stedelijk gebied beïnvloedt. In dit geval is het de bedoeling – als er gebouwd moet worden – dat te doen in die gebieden die nog over zijn en die net door de heer Jansen genoemd zijn, namelijk ten oosten van Vollenhove. Daar is nog 25 ha over waar gebouwd kan worden. Als dat op is, is er altijd nog de mogelijkheid om te kijken of nog meer ruimte nodig is. Maar dat is precies de essentie van een primair watergebied.
Provinciale Staten 15 maart 2006
19
De voorzitter: Ik heb de indruk dat gedeputeerde Rietkerk zich aansluit bij uw woorden. Mevrouw Antuma-Duisterwinkel (CDA): Voorzitter. Nog een laatste opmerking. De Stroomgebiedsvisie is de basis voor de Startnotitie Water. Dat staat binnen de gestelde kaders. Het is een zaak van maatwerk per gebied in overleg met het waterschap. Naar aanleiding van de zienswijzen en de reacties zijn wij het gebied in geweest en wij zijn van mening, dat dit gebied eruit gelicht kan worden. De voorzitter: Ik beschouw deze interruptie als gedaan in de richting van gedeputeerde Jansen. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. De dijkgraaf verzekerde mij gisteravond dat het waterschap bezwaren tegen aanwijzing van dit gebied als primair watergebied ook schriftelijk kenbaar zou hebben gemaakt. Het waterschap heeft dat niet gedaan. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming komt het amendement van de fractie van de VVD, de SGP, de CU en de LPF. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, de CU, de LPF, de VVD en het CDA (min 1 lid) voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige ertegen, waarmee het is aangenomen. Het gewijzigde voorstel wordt vervolgens zonder stemming aangenomen. PS 2006/162 Wijziging Verordening Fysieke Leefomgeving Het voorstel wordt zonder stemming aangenomen. PS 2006/179 Herinrichting steunfuncties Welzijn, zorg en integratie Mevrouw Leusink-Jonker (PvdA): Voorzitter. Na de afgelopen commissievergadering Zorg en cultuur van 6 maart jl. is duidelijk geworden dat het ontwikkelen van de vier steuninstellingen niet zonder slag of stoot gaat. Er staat nogal wat op het spel. Bij de een is het opheffen van een instelling, bij de andere een uitbreiding en verdeling van taken, fuseren en bezuinigen. Werkelijk voor betrokkenen geen gemakkelijke opgave! Afscheid nemen doet altijd pijn maar vervolgens moeten wel de nieuwe kansen worden gepakt om ervoor te zorgen, dat het ingezette proces doorgaat met als resultaat twee instellingen die er taken bij krijgen en twee nieuwe instellingen, Arcon en MOI. Dit is dan ook afgesproken in de intentieverklaring. De PvdA-fractie had ook vragen over het voorstel Herinrichting steuninstellingen. Deze zijn door de gedeputeerde naar tevredenheid beantwoord. Hij had een goed verhaal over de verdeling van taken en gelden en de gang van zaken rondom dit proces. Op de frictiekosten kom ik dadelijk nog even terug. Arcon heeft dit goed opgepakt maar MOI had er moeite mee. Wij hebben begrip voor de situatie rondom MOI; het is niet mis om te moeten fuseren en taakstellingen en een nieuwe steuninstelling te realiseren. Dit kost energie en pijn. Wij vragen dringend aan de verantwoordelijke personen om de kansen te pakken en van MOI een kwalitatief goed advies- en kenniscentrum te maken. Wij hebben vertrouwen in hun kwaliteiten om MOI te realiseren. Wij hopen en dringen er nogmaals op aan, dat organisaties met elkaar gaan overleggen en waar mogelijk en nodig samen te werken. Je kunt elkaar hierdoor versterken.
Provinciale Staten 15 maart 2006
20
Voorzitter. In dezelfde commissievergadering sprak mevrouw Schwat, ad interim directeur van Spil, geëmotioneerd over de ontmanteling van deze organisatie. Zij gaf aan hoe moeilijk dit proces is. Het gaat gepaard aan veel onrust, verdriet en pijn. Zij heeft er goed inzicht in gegeven hoe moeilijk het traject en de beslissingen waren. Ook werd duidelijk dat de provincie daar waar nodig heeft meegedacht en geholpen om tot oplossingen te komen. Dit heeft onder andere geleid tot het beschikbaar stellen van bijna 5 ton voor het sociaal plan en de liquidatiekosten. Wij ondersteunen dit van harte. Gelukkig hebben de meeste medewerkers een nieuwe werkplek gevonden en wordt nog de nodige inspanning geleverd om de anderen aan een geschikte werkplek te helpen. De PvdA heeft er steeds op aangedrongen om dit proces op een goede en zorgvuldige manier af te wikkelen. Wij willen de medewerkers bedanken voor hun inzet en inbreng en hen verder alle goeds wensen. Voorzitter. Als laatste noem ik de frictiekosten. Over de verdeling hiervan spreken wij onze zorgen uit. Met de hoogte van het bedrag gaan wij akkoord maar het kan en mag niet zo zijn, dat Arcon de geraamde kosten van € 327.000 krijgt en de resterende € 128.000 voor MOI overblijft. Dit vinden wij geen eerlijke en evenwichtige verdeling van het beschikbare geld. Arcon en MOI zullen beide veel kosten moeten maken. Ze zijn wat dat betreft gelijkwaardig. Wel zijn wij van mening dat MOI zo snel mogelijk de frictiekosten in beeld moet brengen. Daarna gaan wij ervan uit, dat de verdeling op een objectieve en eerlijke manier gebeurt; een eerlijke en objectieve verdeling zal motiveren. Als de gedeputeerde dit kan toezeggen, kunnen wij hem het mandaat geven om de frictiekosten te verdelen over de nieuwe steuninstellingen. Wij willen geïnformeerd blijven. Graag krijgen wij hierop een reactie. Tot slot, voorzitter. Wij wensen alle spelers in dit proces succes toe. Wij hebben er vertrouwen in, dat met de invoering van de Wmo op 1 januari 2007 Arcon en MOI er als twee kwalitatief krachtige instellingen op het gebied van welzijn, zorg en integratie staan. De heer Beugelink (CDA): Voorzitter. Zou u mij na een minuut of twee willen waarschuwen? Anders heeft onze volgende spreker wellicht geen tijd! Als u de kookwekker op twee minuten wilt zetten, zal ik ervoor zorgen dat ik mijn betoog zo snel mogelijk heb afgerond. Mijnheer de voorzitter. Vanavond vindt de eerste besluitvorming over en daarmee de afronding van het proces van herinrichting van de steunfuncties plaats. Wij zijn blij met dit eerste resultaat. Het voorstel sluit in grote lijnen aan bij de gedachten over de vormgeving die wij vanaf het begin hebben gehad. Geen “grand dessin”, niet “één instelling” maar vanuit een viertal domeinen herkenbare en goed neergezette instellingen. Aan dat proces is gewerkt en met dit eerste resultaat zijn wij zeer tevreden. Vanaf het begin, toen de ontmanteling van Spil duidelijker vormen begon aan te nemen, hebben wij onze zorg geuit over de toekomst van de medewerkers. Wij hebben ons altijd op het standpunt gesteld, dat je zorgvuldig met mensen moet omgaan. Wij kunnen daarom ook van harte instemmen met het onderbrengen van deze deelnemers bij Arcon. Wij willen echter toch nog wel een paar opmerkingen maken. Ik noem alleen die dingen die na een goede discussie en een uitstekende toelichting van beide gedeputeerden in de commissie zijn blijven liggen en waarvoor wij graag nog even de aandacht vragen. Het eerste punt gaat over MOI. Wij zijn voorstander van één organisatie. De voorgestelde knip tussen het projectbureau Kulturhusen en Equivalent aan de ene kant en integratie aan de andere kant roept bij ons het beeld op van doorgaan met wat we al deden. Ik roep de participanten in MOI met klem op dit pad te verlaten en de toegedeelde taken op een nieuwe wijze en in samenhang met elkaar vorm te geven. Maak van de wellicht door MOI ervaren bedreiging een kans, zet integratie in in een breed perspectief vanuit de samenleving als
Provinciale Staten 15 maart 2006
21
geheel en zie af van de veelheid van kleine projecten. Wij weten dat dit een forse inspanning vraagt en een fundamentele aanpassing. De voorzitter: De kookwekker ging af! De heer Beugelink (CDA): Dan ga ik nu heel snel! Dit vraagt een maximale inspanning van MOI. Wij hebben er vertrouwen in dat de directie en de medewerkers dit gaan maken. Over de frictiekosten wil ik graag dezelfde opmerking maken als de PvdA. Wij denken dat de gedeputeerden binnen dit budget iets kunnen regelen. In april krijgen wij de voorstellen rond de PCPB’s en het criterium om dit voorstel te beoordelen zal voor ons zijn, dat deze organisaties op geen enkele wijze dan ook in een organisatieverband met Arcon zullen zitten. Wij zijn van mening dat dit voorstel een markeringspunt is en wij roepen de organisaties dan ook op om zich op alle echelons van de instelling te verankeren in de Overijsselse samenleving. Wij willen dat proces ook graag nauwkeurig blijven volgen en vragen de gedeputeerden ons daarover zo mogelijk per kwartaal te informeren. De opdracht voor de provincie is dat de geleverde prestaties nauwkeurig moeten worden gevolgd en dat betekent dat de prestaties niet alleen op rechtmatigheid maar ook op doelmatigheid moeten worden beoordeeld en dat de beleidscyclus los van de controlecyclus komt te staan. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Voorzitter. Mevrouw Leusink heeft een heel interessante vraag gesteld over de frictiekosten en zij wil eigenlijk, dat daar nog eens objectief naar wordt gekeken. Ik heb de heer Beugelink daar niet over gehoord. Boeit het u niet of is het ook een zorg van u? De heer Beugelink (CDA): Vanwege de snelheid van spreken heb ik het punt nadrukkelijk wel aangeroerd. Arcon heeft al een concreet bedrag neergelegd maar wellicht kan dit bedrag nog eens in heroverweging worden genomen. Wij hebben echter vertrouwen in de gedeputeerden dat zij dit in een goed proces vorm en inhoud weten te geven. De heer Nieuwenhuis (CU): Voorzitter. Het zal duidelijk zijn dat onze fractie in 2004 niet gevraagd heeft om de omvangrijke taakstellende bezuiniging in 2007 op welzijn en integratie van € 800.000. Maar goed, het is een gegeven en vanuit dat gegeven gaan wij verder en geven wij er ook een mening over. Voor zover wij kunnen beoordelen, worden de instellingen Spil en SMO in hoofdzaak de dupe van deze bezuiniging en worden zij gedwongen tot samenwerking met Arcon en de nieuw op te richten instelling MOI. Spil wordt zelfs ontmanteld en Arcon heeft zich bereid verklaard om het merendeel van de Spil-adviseurs over te nemen onder de voorwaarde dat de bijbehorende budgetten meegaan. Zo kan je natuurlijk nog eens wat overnemen als het geld toch ook meekomt! Dan is het in onze optiek ook geen bezuiniging meer maar verplaatsing van mensen en budgetten van de ene naar de andere instelling. In het statenvoorstel wordt ook gesproken over het feit dat Arcon nu ook taken op het terrein van het jeugdbeleid krijgt toebedeeld. Ik kan mij niet herinneren of dat in het verleden is afgesproken maar misschien kan de gedeputeerde mij dat verduidelijken. Dit betekent wel, dat voor de Staten erg onhelder is – in ieder geval voor mij – wie wat moet doen in de nieuwe structuur. Het is ook bijna niet meer te volgen. Ook het SMO geeft in de brief van 3 maart aan dat op een aantal punten wordt afgeweken van de tot dusverre gemaakte afspraken. Ook daarop krijg ik graag een reactie van de gedeputeerden.
Provinciale Staten 15 maart 2006
22
Uit de opstelling van de cijfers blijkt in ieder geval dat in 2007 rekening wordt gehouden met een taakstelling van € 800.000. Voor 2006 wordt de ingeboekte taakstelling van € 455.000 aangewend voor de frictiekosten. Deze frictiekosten zijn al een paar keer genoemd en ook daar krijg ik graag een nadere verduidelijking. Een bedrag van bijna € 500.000 wordt uit allerlei potjes aangewend voor de ontmanteling van Spil. Gelet op de hiervoor genoemde cijfers vraagt onze fractie of de genoemde taakstelling van € 800.000 voor 2007 wel haalbaar is. Tenslotte wil onze fractie graag op de hoogte blijven van de ontwikkelingen via de commissie Zorg en cultuur, met name van de ontwikkelingen rond de nieuwe instellingen Arcon+ en MOI. Wij zouden dat kunnen doen door bijvoorbeeld de rekening en de begroting te agenderen voor bespreking in de commissie Zorg en cultuur. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Voorzitter. De basis voor de besluitvorming nu ligt inderdaad in 2004, het besluit tot herstructurering in het veld van provinciale steunorganisaties. De achterliggende gedachte van die herstructurering was om nieuwe, sterke, maatschappelijke provinciale organisaties neer te zetten die aansluiten bij de speerpunten uit Sociale Actie. Helaas werd daar een bezuiniging aan gekoppeld. Daar waren wij niet voor maar dat is een gegeven waar we nu wel mee te doen hebben. Maar dat was de achtergrond. Helaas moeten wij ook constateren dat het besluit dat toen is genomen en dat uiteindelijk in 2005 tot een intentie-overeenkomst heeft geleid tussen de diverse partijen die nu Arcon en MOI gaan vormen, voor een belangrijk deel was ingegeven door de problemen met Spil. En dat is lastig: aan de ene kant wil je wat nieuws realiseren en kansen pakken met elkaar en aan de andere kant ben je bezig met de afwikkeling van een probleem dat echter steeds weer terugkomt. Na die intentie-overeenkomst in 2005 hadden wij gedacht dat het over was, dat we vooruit gingen en een nieuwe start zouden maken. Wij waren dus ook erg verdrietig toen wij dit voorstel over de herinrichting van de steunorganisaties aantroffen. Als u namelijk goed naar dit voorstel kijkt, zal het ook u zijn opgevallen dat dit voorstel voor een belangrijk deel toch weer gaat over het oplossen van de problemen bij Spil. De gedeputeerde heeft echter in de commissie overtuigend betoogd dat het oplossen nu van de personele problemen bij Spil een noodzakelijke voorwaarde is om daarna vanuit een nieuw perspectief met die twee organisaties te kunnen starten. Dat is een valide argument; ook wij hebben dat in de commissie onderschat maar het is een valide argument. In die zin kan je zeggen dat wij vandaag een historisch besluit nemen als wij ermee instemmen, omdat wij definitief een punt zetten achter de organisatie Spil. Ik wil daarbij wel zeggen, dat wij niet mogen vergeten dat Spil ooit tot de voorhoede behoorde van de steunorganisaties in Nederland. Een van de inspreeksters heeft een heel betrokken betoog gehouden over Spil en dat is aangekomen! Maar daar gaat het wel om; het gaat uiteindelijk om mensen. Voorzitter. Ik wil het nu toespitsen op MOI en daar één opmerking over maken. Een aantal mensen hebben al gerefereerd aan de knip in MOI. Misschien zegt het velen niets maar MOI wordt gevormd uit het Projectbureau Cultuurhusen, Equivalent en SMO. Wat wij niet willen, is dat die drie organisaties als bloedgroepen in MOI blijven bestaan. Dat willen wij niet; die drie organisaties blinken uit in integratie, participatie en leefbaarheidsvraagstukken. Die drie organisaties hebben nu de kans, de uitdaging en ook de opdracht om met elkaar vanuit dat perspectief een nieuwe sterke maatschappelijke organisatie neer te zetten. Ik begrijp best, dat je in de beginfase de blik naar binnen hebt gericht, want je hebt met een fusie te maken maar daarna moet je ook met elkaar de stap naar buiten zetten. Zij staan voor die uitdaging. De bal ligt voor bij MOI en mijn oproep aan MOI is, dat zij hem erin moeten schieten. Een opmerking over MOI: Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Ik heb uw kookwekker of eierwekker niet nodig. Ik geniet op voorhand al van uw strengheid want ik weet hoe u daarmee omgaat!
Provinciale Staten 15 maart 2006
23
Voorzitter. Verschillende sprekers hebben erop gewezen dat wij in de commissie een heel principiële en behoorlijk tot op het bot gaande discussie hebben gehad. In die commissie is het een en ander gebeurd en sommige sprekers hebben daar ook naar verwezen. Ik zal dat niet herhalen maar wat ik nog wel, al was het alleen maar voor de notulen en dus voor het nageslacht wil vastleggen, is dat het een ingewikkeld proces is geweest waarin zich inderdaad andere taken moesten worden geformuleerd, gefuseerd en ontmanteld moet worden maar waarin tegelijkertijd ook sprake is geweest van behoud van werk. Dat is heel ingewikkeld. Mevrouw De Bruijn heeft in haar samenvatting echt gescoord; zij heeft de bal in het doel gekregen. Wat ik ook bij vele sprekers heb gehoord en dan vooral als advies, is dat MOI niet in bloedgroepdiscussies mag vervallen. Ik vond dat men dat heel positief maar tegelijkertijd ook met een opdracht hier neerzette. Men moet met elkaar aan de slag en men moet afspraken maken met die andere steunfunctie-instelling. Daar moet dit jaar voor worden gebruikt, opdat beide weten wat hun taken zijn. Er is inderdaad een overlap van taken maar zij moeten ervoor zorgen, dat zij daarover afspraken maken om niet onnodig met elkaar in concurrentie te gaan en de energie niet onbedoeld laten wegebben. Ik ben heel dankbaar dat de sprekers dat vanavond nog eens hebben herhaald. Ik heb al eens over het hoofd van de commissie heen gesproken maar ik zeg over het hoofd van de Staten heen, dat hier vanavond een heel duidelijke boodschap is gegeven. Verschillende sprekers zijn ingegaan op de frictiekosten. Inderdaad is er zo’n € 450.000 aan frictiekosten neergelegd. Van een van de partijen weten wij iets van de becijfering van hun aanspraak op die kosten maar van de andere weten wij dat niet. Zolang wij die niet hebben, kunnen wij geen eerlijke en objectieve verdeling maken. Ik heb echter de boodschap van de Staten gehoord; dat moge helder zijn. Ik heb dat ook al in de commissie gezegd. Wij zullen daar zo objectief mogelijk naar kijken. Weest u daar verzekerd van! Gezien het ingewikkelde achterliggende traject vind ik het heel terecht dat de statenleden via de commissie geïnformeerd willen blijven. Of we dan zo ver moeten gaan, zoals de heer Nieuwenhuis zegt – Frederik de Grote, zoals hij laatst werd genoemd – dat we met begrotingen en dergelijke komen, lijkt mij wat ver gaan maar het college wil de Staten graag informeren. Of zij dat schriftelijk doen dan wel bij mededeling van GS laat ik nu even in het midden. Wij zullen u in ieder geval op de hoogte houden van de voortgang van het traject. De heer Beugelink heeft zijn erkentelijkheid uitgesproken aan het adres van de medewerkers. Ik sluit mij daar graag bij aan, want zij hebben er een hell of a job aan gehad. Ook zij hebben altijd de intentie gehad om zorgvuldig met mensen om te gaan. Natuurlijk is er ook de partij aan de andere kant. Die mensen waren het voorwerp van heel veel zaken en ook daar ligt mijn waardering. Voorzitter. In de loop van dit jaar zal men moeten “ontknippen”, zal men inderdaad tot eenheid moet komen en afspraken moeten maken met Arcon. Aan het adres van de heer Nieuwenhuis merk ik op, dat het jeugdbeleid inderdaad is verdeeld over MOI en Arcon. Arcon heeft een individuele en MOI de collectieve benadering. Daar zit de overlap, de aanvulling of, zo men wil, het supplement en daar moeten de organisaties met elkaar over praten. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. De heer Beugelink vroeg naar de relatie met de herijking van het zorgvragersbeleid. Het is inderdaad bekend dat de zorgvragerspartij op dit moment zelf beziet tot welke structuur zij moet komen, ook indachtig de kaders die door de Staten zijn vastgesteld. Daarin wordt bepaald, dat er een scheiding moet zijn tussen enerzijds de ondersteuning – nu Arcon – en anderzijds belangenbehartiging. Ik heb in de commissie ook
Provinciale Staten 15 maart 2006
24
al aangegeven dat het zich wat mij betreft zeer moeilijk verdraagt dat beide functies zich in één organisatie afspelen. Naar mijn mening is dat een toezegging in antwoord op zijn vraag. De voorzitter: Naar mij blijkt, is er geen behoefte aan een tweede termijn en kunnen wij overgaan tot besluitvorming. Daaraan voorafgaand geef Ik gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. Wij gaan akkoord met het voorstel. Wij zijn niet even enthousiast over alle onderdelen. In de commissie heb ik gezegd, dat het een kans geweest was om in ieder geval in MOI één bloedgroep minder te krijgen; als je een organisatie opricht – in dit geval Equivalent – moet je bestuurlijk op enig moment ook de moed hebben om die ontmantelen. Met Spil gebeurt dat wel maar het is een gemiste kans dat dit met Equivalent niet is gebeurd. Het belangrijkste aspect van het voorstel is voor ons geweest, dat de medewerkers van Spil voor het grootste gedeelte een plaats hebben kunnen krijgen bij Arcon. Ik heb de heer Kristen daar ook mee gefeliciteerd, want het verklaart in ieder geval deze insteek. Mevrouw Van Ommen (SP): Voorzitter. Wij zullen akkoord met het voorstel, ondanks het feit dat wij nooit voorstander zijn geweest van de plannen die ten grondslag liggen aan de herinrichting, omdat wij de inhoudelijke discussie daarin nog altijd hebben gemist. Het voorstel wordt vervolgens zonder stemming aangenomen. De voorzitter: De fractie van de SP wordt aantekening verleend, tegen het voorstel te hebben gestemd. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. PS/2006/135 Richtinggevend besluit herontwikkeling vliegveld Twente e.o. De beraadslaging wordt geopend. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Voor ons ligt het voorstel van GS voor het richtinggevend besluit herontwikkeling vliegveld Twente. We zijn een jaar verder sinds we eerder in deze Staten een wat principiëler debat over de toekomst van de luchthaven hebben gevoerd, nadat helder was geworden dat het militaire gedeelte zou worden beëindigd. In het debat van vorig jaar heeft de CDA-fractie duidelijk aangegeven, dat hier grote belangen op het spel staan, niet in de laatste plaats de werkgelegenheidsbelangen. De sluiting zelf had grote en ingrijpende consequenties. Ik heb vorig jaar al gezegd dat de discussie niet bij nul begint. Er ligt een goede infrastructuur voor een burgerluchthaven. Het kan een belangrijke bijdrage leveren aan de werkgelegenheid. Waar ik toen ook de aandacht voor heb gevraagd, is het feit dat we bestuurlijk betrouwbaar moeten zijn. Wij hadden juist afspraken gemaakt over een scheiding van verantwoordelijkheden: de overheid zou de randvoorwaarden creëren maar het bedrijfsleven – de private sector – zou de exploitatie voor zijn rekening moeten nemen. Statenbreed is een motie aangenomen, waarin de kaders zijn gesteld waarbinnen dat traject vorm zou moeten krijgen in de zoektocht naar de mogelijkheden voor de burgerluchthaven. We zijn nu een jaar verder en inmiddels – en dat is ook positief – is aan het einde van vorig jaar overeenstemming bereikt over in ieder geval een overgangsperiode. Er zat namelijk een behoorlijke druk op de ketel wat betreft de faciliteiten van Defensie voor de luchthaven. Nu ligt een richtinggevend besluit voor. De CDA-fractie beschouwt dit niet als een richtinggevend besluit. Het is wat ons betreft een stap in het voorbereidingstraject, want er
Provinciale Staten 15 maart 2006
25
ontbreken nog een aantal wezenlijke elementen die nodig zijn voor een goede integrale afweging. Er ligt nog geen sluitende business case voor; dat was een van de randvoorwaarden van de motie die indertijd is aangenomen. Ook is de grondverwerving nog niet afgewikkeld en dat is een belangrijk vraagstuk. Er is ook nog geen helderheid over de exploitant; sterker nog, de exploitant die vorig jaar was voorzien – EAT – krijgt een andere en een beperktere rol en er is wel behoefte aan stevige, sterke exploitant die over voldoende draagkracht beschikt. Last but not least zijn de consequenties voor de omliggende gemeenten nog niet goed in beeld gebracht. Ik wijs bijvoorbeeld op de geluidsbeperkingen, belangrijk voor de ambities met betrekking tot woonfuncties en indirect daarom ook belangrijk voor het draagvlak binnen de regio. In de commissie vanmorgen hebben wij het voorstel inleidend behandeld. Er zijn een paar kritische noten gekraakt. Een daarvan is het risico van een sluipend besluitvormingsproces. In de media was de teneur merkbaar, dat een duidelijk groen licht zou worden gegeven maar wat ons betreft, zijn we daar nog niet aan toe. Een tweede kritische noot is dat wij het risico lopen van een verschuiving van verantwoordelijkheden waar het gaat om rollen in dit voorbereidingsproces. Ik heb EAT al even genoemd maar ik doel daarmee ook op de gemeente Enschede die een wat zwaardere, trekkende rol op zich heeft genomen nu EAT een stapje terug heeft gedaan. Om die reden is het van belang dat wij zicht hebben op het moment van de integrale afweging. Ik krijg daarop graag een goed en helder antwoord van Gedeputeerde Staten. In het raadsvoorstel met het besluit van de gemeente Enschede wordt gekoerst op een referentie business case medio juni 2006. Onze verwachting is dat in de Staten ook een goed debat en een goede besluitvorming moet kunnen plaatsvinden op basis van een business case die door GS wordt voorgelegd. Vandaag ligt een verzoek voor om budget toe te kennen om stappen te kunnen zetten, die in onze ogen genomen moeten worden vanuit de provinciale verantwoordelijkheid. Ook daarover is in de publieke discussie wat onduidelijkheid ontstaan. Die onduidelijkheid wil ik in ieder geval wegnemen. Die onduidelijkheid leek te bestaan in de mogelijke – toch – financiële bijdrage van de overheid in dit traject. Wij hebben indertijd duidelijk in de motie – die Statenbreed is aanvaard – opgenomen, dat de provincie geen structurele of incidentele bijdrage levert aan de interpretatie van de luchthaven. Ook de partij die de motie niet heeft ondertekend – overigens om een andere reden – heeft vanmorgen nog eens duidelijk gemaakt dat dit uitgangspunt ook gedeeld wordt. Wat mij betreft, is daar helderheid over. Nu is aan de orde het budget voor een aantal provinciale activiteiten ter voorbereiding van de principiële besluitvorming. Daarbij gaat het om de voorbereiding van het luchthavenbesluit, voorbereidende stappen voor een streekplanwijziging en meer concreet onderzoek naar milieu-effecten. Dat is toch een belangrijk aspect dat tijdig in beeld moet worden gebracht. Voorzitter. Het CDA kan zich vinden in het voorstel. Het is van belang dat goed tempo wordt gehouden en dat een goede procesvoering wordt gehanteerd. Ik ga ervan uit dat wij medio 2006 een meer principieel debat over go-no go in de Staten kunnen voeren en in samenhang daarmee ook een debat over de ontwikkeling van het gebied in de breedte, dus ook over de functies bedrijvigheid en wonen en, last but not least, de groenfuncties. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. Vanavond wordt Provinciale Staten gevraagd middelen ter beschikking te stellen om het project herontwikkeling Luchthaven Twente te kunnen voortzetten. Vanochtend is in de commissievergadering van Economie en bestuur door de gedeputeerde verder uiteengezet waar de Staten vanavond nu precies geld voor uittrekken. Daar was een beetje onduidelijkheid over, zeker ook omdat in het raadsvoorstel van de gemeente Enschede toch andere suggesties werden gewekt dan wat onze indruk was en wat wij wenselijk achtten. Het gaat nu om het mogelijk maken van een aantal stappen die de
Provinciale Staten 15 maart 2006
26
provincie ook vanuit haar wettelijke bevoegdheden – of bevoegdheden die wij verwachten in de nabije toekomst te krijgen – moet kunnen zetten. Laat ik er gelijk duidelijkheid over verschaffen: de PvdA zal daarmee akkoord gaan. In lijn met de eerdere motie van CDA en PvdA werken GS samen met de gemeente Enschede aan een nieuw plan voor het gebied van de luchthaven Twente maar zeker ook de omgeving daarvan. De gemeenteraad van Enschede en Provinciale Staten – ik sluit mij dan ook nadrukkelijk aan bij het betoog van de heer Welten – zullen daar later dit jaar een uitspraak over doen, het zogenaamde go-no gobesluit. Om dat besluit op dat moment gefundeerd te kunnen nemen, hebben deze Staten informatie nodig. Wij hebben al veel informatie maar er ontbreken ook nog een aantal aspecten. Wat de PvdA betreft, gaat het daarbij in ieder geval om drie zaken. Allereerst moet er in lijn met de motie van vorig jaar een degelijk en toetsbaar bedrijfseconomisch plan liggen, waaruit moet blijken of een luchthaven in Twente toekomst heeft. De referentie business case die wordt voorgesteld en die zal worden ontwikkeld, zal die duidelijkheid moeten verschaffen. Ook dient er meer duidelijkheid te komen over de milieu- en veiligheidsaspecten rond de luchthaven, over de geluidsbelasting en de beleving daarvan. Ik herhaal het nog maar eens, dat er een wezenlijk verschil zit tussen twee keer per dag zes F16-toestellen over je huis of 25 keer een landend of stijgend vliegtuig. Dat is een wezenlijk verschil. Het gaat niet alleen om de contour, om de getallen maar ook om de beleving daarvan. Wij verwachten, dat op dat moment daarover dan ook zinnige uitspraken kunnen worden gedaan. Ten slotte zal er ook een goed verhaal moeten liggen over de impact die de luchthaven heeft op de omgeving daarvan, bijvoorbeeld wat betreft de verkeersstromen. Ook daarin ligt een duidelijke rol voor de provincie Overijssel. Voorzitter. Ik wil nog een aantal opmerkingen maken bij onze steun aan dit voorstel. Ik wil nadrukkelijk vermeld hebben dat de PvdA-fractie alleen akkoord gaat met deze eerste tranche. De steun aan dit voorstel zegt niets, maar dan ook helemaal niets over onze toekomstige houding in dezen. Op dit moment nemen we dus ook geen onomkeerbare beslissingen. Rond de zomer van dit jaar zal door deze Staten een go-no go-besluit worden genomen. Daarna kunnen ook eventuele voorstellen voor de toekomst aan de orde komen. Laat ook ik nog maar eens benadrukken, dat er geen sprake kan zijn van provinciale bijdragen aan de exploitatie van de luchthaven, structureel noch incidenteel. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Wij hadden vanmorgen een boeiende discussie in de commissie Economie en bestuur over dit onderwerp. Ik zal proberen daar niet meer te veel op terug te komen, want die is geweest. Uit de discussie is echter ook onze fractie duidelijk geworden dat er meer onderzoeksgegevens nodig zijn. Gedeputeerde Rietkerk heeft dat uitvoerig aangetoond maar daarnaast zijn er inderdaad natuurlijk meer zaken die nodig zijn. Er is al gesproken over een referentie business plan, er moet duidelijkheid komen over de exploitatie, een exploitant die dat op zich wil nemen, uiteraard allemaal in een zekere volgorde maar we zullen op enig moment toch ook nog eens moeten nadenken over de vraag wie er daar wil vliegen. In dat opzicht is het rapport van Amkreutz al veelzeggend; naar mijn mening blijkt hieruit onder andere ook, dat je van prijsvechters niet veel rijker wordt. Met andere woorden: door een aantal statenleden is erop gewezen, dat we nog een hoop informatie nodig hebben maar mijn fractie heeft vorig jaar al gezegd, dat we niet verder moeten doormodderen. Er ligt nog heel veel informatie waaruit een aantal dingen blijkt. Ik zal er een paar noemen. De kleine variant die vorig jaar is genoemd, is onvoldoende. Voor mijn fractie betekent dat ook een beetje het gelijk dat wij hadden in de discussies in de commissie en in de Staten in januari en februari 2005, waarin wij zeiden dat wij op deze manier niet zouden moeten doorgaan. Het rapport van Amkreutz geeft aan, dat dit waar is. Het idee van niet maar doormodderen wordt alleen maar bevestigd. Red je het dan wel met de informatie die er nu ligt? Mijn fractie schat in, dat we het ook dan niet zullen redden. Het is volstrekt duidelijk dat er een aantal grote investeringen nodig zijn.
Provinciale Staten 15 maart 2006
27
We kunnen nu wel een grote broek aantrekken door te zeggen wat wij wel of niet doen, maar het rapport geeft al vrij helder aan dat grote investeringen nodig zijn en dat er blijvende financiële steun van de overheid nodig zal zijn. Dat is tenminste onze conclusie na lezing van het rapport. In het rapport is ook gezegd, dat er geen eenduidige opvattingen van andere luchthavens zijn over de mogelijkheden van Twente. Dat geeft ook te denken. Voorzitter. Al met al stemt het ons niet veel vrolijker op dit dossier. Wat nu voorligt, is een voorstel. Als je dat leest in het raadsvoorstel van de gemeente Enschede, zie je dat het dit jaar gaat om 1,4 mln. aan overheidsgeld gaat, waarvan tot mei bijna 0,5 mln. nodig is. De provincie Overijssel draagt daar € 152.500 aan bij. Dat is dan de eerste tranche waar ook de heer Weijnen het net over had. Hij zei alleen een uitspraak te doen over deze eerste tranche. Ik denk dat hij heeft bedoeld te zeggen niet ook nog eens voor de tweede tranche aan de bel te trekken. Ik heb vanmorgen in de commissie al gezegd, dat die tweede tranche al wel dreigt, want er is nog steeds sprake van 1,4 mln. in het voorstel van Enschede. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter, staat u mij toe enigszins te verhelderen wat ik heb bedoeld te zeggen. Ik wilde het tijdspad helder schetsen. We beslissen nu over tranche 1. Dat kost geld, maar het zij zo. Daarna komt wat mijn fractie betreft het go-no go-moment en daarna kijken we verder. Als het go-no go-moment negatief uitvalt, is er misschien wel een “verder” maar dan wordt de rol van de provincie Overijssel wel een wezenlijk andere. Als het positief uitvalt, zien we ongetwijfeld weer voorstellen tegemoet. Dan zal het in de richting van de 1,4 mln. in totaal gaan voor dit jaar, waarvan de provincie Overijssel geacht wordt een aanvaardbaar deel te betalen wat met haar wettelijke takenpakket samenhangt. De heer Oldenburger (CU): Voor mij is het nog de vraag of je het zo moet interpreteren. In het voorstel aan de gemeenteraad van Enschede is sprake van 1,4 mln., waarvan tot mei die € 480.000 nodig zijn. Daarbij is het zeer de vraag of het verder gaat. Het gaat over projectkosten in het kader van het hele onderzoek. De heer Weijnen noemde zo nadrukkelijk de eerste tranche. Je hebt inderdaad de mogelijkheid dat er een tweede tranche binnen dit gegeven komt, omdat er meer informatie op tafel moet komen. Dan is de vraag wat we dan gaan doen. Maar dat zien we misschien dan wel; het staat een beetje los van het go-no gobesluit. De heer Weijnen (PvdA): Ik denk, dat dit niet het geval is maar misschien kan de gedeputeerde daarover duidelijkheid verschaffen in zijn beantwoording. De heer Oldenburger (CU): Dat zien we dan wel. Voorzitter. Ik moest terugdenken aan het Europa-diner van de vorige week. Toen werd nog eens gezegd, dat wij over grenzen heen moesten kijken en wat meer Europees moesten denken. Op dit moment lijkt het hemd weer nader dan de rok. Ook de onderzoeksrapporten spreken elkaar tegen. Als wij – Enschede, de provincie of wie dan ook – een onderzoeksopdracht hadden geformuleerd om eens in dat Europese denken te kijken met het idee dat grenzen een beetje wegvallen en een mogelijkheid te vinden om een goede ontwikkeling te krijgen binnen de Städte Dreiecke, dan moet ik nog zien wat dat had opgeleverd. Mijn indruk is, dat er dan een ander verhaal had gelegen in het kader van de ontwikkeling euregionaal – Städte Dreiecke waarbij we veel meer hadden ingeschoten op de mogelijkheden die er al liggen en waarschijnlijk uiteindelijk een oplossing hadden kunnen bedenken waar we goedkoper mee uit waren dan wat nu dreigt. Al met al blijft mijn fractie tegen dit voorstel. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. De D66-fractie van de provincie Overijssel is een fractie die duidelijkheid en transparantie nastreeft. Dat hebben wij onze kiezers in Overijssel beloofd en daar houden wij ook aan vast. Het valt echter ten aanzien van de herontwikkeling van de vliegbasis Twente en omgeving niet mee om dat in de praktijk te brengen. Dat ligt niet zozeer aan onze fractie alswel aan de ondoorzichtige “procedures” die door de verschillende
Provinciale Staten 15 maart 2006
28
betrokken partijen worden gevolgd en aan de naar de mening van mijn fractie onduidelijke grondslagen waarop wij thans weer een besluit moeten nemen. Op 2 februari 2005 hebben wij, Provinciale Staten, een besluit genomen en daarbij een motie aangenomen op basis van het raadsbesluit van de gemeente Enschede van 20 december 2004, waarin staat dat om de doorstart van luchthaven Twente in principe te kiezen voor de lage commerciële civiele luchthavenvariant in combinatie met General Aviation, 550.000 passagiers. Inmiddels blijkt uit allerlei rapporten dat dit niet de optie is die levensvatbaar is en worden voor het gemak de passagiersaantallen naar boven bijgesteld. Wij snappen nu waarom er staat “in principe te kiezen”, want als het goed uitkomt in verband met infrastructurele maatregelen om PS voor dit voorstel over de streep te krijgen, dan houdt men een lage variant aan terwijl men bij de economische haalbaarheid een hogere variant aangeeft. Wat is het nu? Het lijkt ons dan ook duidelijk dat een nieuw raadsbesluit en besluit van PS moet worden genomen, waarin moet staan op basis van welke passagiersaantallen, vliegbewegingen etc. wij ons moeten baseren bij verdere afwegingen over dit vliegveld. Dit is niet alleen voor ons van belang maar juist voor de inwoners van het gebied die recht hebben op duidelijkheid en mogen weten welke consequenties een bepaald besluit met zich meebrengt. Vorig jaar heb ik tijdens de behandeling van dit onderwerp al opgemerkt dat er in Twente met verschillende verborgen agenda’s ten aanzien van de herontwikkeling van de vliegbasis wordt gewerkt, omdat D66 zich niet kon onttrekken aan de indruk dat ook vooral de mogelijke ontwikkeling van bedrijventerreinen op die plek sterk meespeelde. Van de VVDfractie en van de gedeputeerde mocht ik dat toen niet zo zeggen. Het wachten voor mij was toen nog alleen op het orakel uit Diever. Niet alleen mijn gelijk vorig jaar, gebaseerd op simpel je boerenverstand gebruiken of – zo u wilt – vrouwelijke intuïtie maar ook de zinsnede over luchthavengebonden bedrijventerreinen in het huidige voorstel kunnen de argwaan bij onze fractie niet wegnemen ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen van een groot bedrijventerrein. Er staat namelijk dat de in het bestemmingsplan maximaal toegestane bebouwing van 20 ha netto bebouwd oppervlak voldoende ontwikkelingsmogelijkheden biedt voor luchthavengebonden bedrijvigheid. Maar hoe zit het dan met de niet-luchthavengebonden bedrijvigheid, zoals van Grolsch en Ten Cate? De fractie van D66 snapt best dat daarvoor nog geen voorbereiding voor wijziging van de bestemmingsplannen worden getroffen. De gemeente Enschede moet immers nog de gronden van het Rijk verwerven en natuurgrond is nu eenmaal goedkoper dan bedrijfsgrond. Ook speelt voor ons de grote onduidelijkheid op een aantal andere terreinen mee, zoals het geluid. Voor de regionale en kleine luchthavens zal specifiek beleid voor geluid worden ontwikkeld. Daarbij zal niet alleen worden gekeken naar het vliegverkeer maar al het geluid op en rond de luchthavens zal worden meegenomen. Dit geldt tevens ook voor externe veiligheid waarover nog veel onduidelijkheid bestaat. Mevrouw De Bruin refereerde vanmorgen al aan een rapport dat wij mogelijk tegemoet kunnen zien. Ook ten aanzien van het kader dat wij gesteld hebben, namelijk een onderzoek naar de mogelijkheden van samenwerking met Flughafen Münster-Osnabrück, heeft men er zich naar onze mening met een Jantje van Leiden van afgemaakt. Samenwerking kan ook bestaan uit het afzien van een luchthaven Twente en zorgen voor een goede bereikbaarheid van het FMO vanuit Twente. Wedden dat de door sommige leden van dit college gewenste euregionale samenwerking dan veel voorspoediger zou verlopen?
Provinciale Staten 15 maart 2006
29
Voorzitter. Om reden van het voorgaande kan D66 niet instemmen met het voorliggende besluit. Tevens is zij van mening dat alternatieven voor dit gebied nooit nader zijn onderzocht en aan ons zijn voorgelegd. Wij zijn het dan ook totaal niet eens met de zinsnede in het voorstel dat alternatieven voor de invulling van het gebied pas aan de orde komen wanneer “ondubbelzinnig geconcludeerd zou moeten worden dat er geen enkel zicht is op een rendabele luchthaven in Twente”. Zelf zou ik hieraan “zonder geld van diverse overheden” willen toevoegen. Met deze laatste toevoeging ben ik er helemaal van overtuigd dat er zo spoedig mogelijk een onderzoek naar de alternatieven voor de ruimtelijke invulling in Twente moet komen en dat moet worden gekeken naar de meest gewenste oplossing voor dit gebied. Alleen dan kan de politiek een goede afweging maken van deze zaak. Een amendement hiertoe dienen wij hierbij in. De voorzitter: Door de fractie van D66 wordt het amendement over een onderzoek naar alternatieven met betrekking tot de meest gewenste ruimtelijke invulling van het vliegveld Twente en omgeving voorgesteld. Dit amendement worden vermenigvuldigd en rondgedeeld en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. Volgens het statenvoorstel is het onderwerp een richtinggevend besluit herontwikkeling vliegveld Twente en omgeving. De heer Welten ziet het meer als een eerste stap in het doen van onderzoek en in het dictum wordt onder punt 2 voorgesteld in te stemmen met voortzetting van de voorbereidingen voor de besluitvorming volgens de in het voorstel aangegeven lijnen. Ik vind dat niet uitblinken in duidelijkheid. Wat besluiten we nu? Waarom besluiten we het nu? Is het ook echt noodzakelijk, omdat er geen referentie business plan ligt, zoals in de motie van februari 2005 als voorwaarde is gesteld? De heer Rietkerk heeft in de commissie gesproken over de status van de € 152.500. Daar was ook wat verwarring over; bij verschillende commissieleden bestond de indruk dat dit een rechtstreekse link had met het referentie businessplan terwijl het college zegt, dat het alleen gaat om de voorbereiding voor het uitvoeren van wettelijke taken van de provincie al heeft het anderzijds toch ook wel weer iets met het andere te maken. Ook daarbij is onze vraag of die wettelijke taken nu al op uitvoering liggen te wachten. De SGP-fractie wil zich uiteraard niet aan wettelijke taken onttrekken maar het tijdstip waarop ze uitgevoerd moeten worden, kan nog wel verschillend zijn. De vraag is dus of het nu moet. Ook bij meerdere fracties leeft de angst of wij niet worden meegezogen in een fuik. De heer Welten noemt het een sluipend besluitvormingsproces. Gelet op het onderwerp kwam bij mij ook de gedachte naar boven of de motoren niet al beginnen te brullen en de start niet meer kan worden afgebroken als dit besluit is genomen. Die twijfel wordt mede ingegeven doordat er al zoveel geld in is gestoken. Is het geen bodemloze put? Die twijfel is bij ons nog levensgroot aanwezig. Het rapport Verkenningsfase heeft een optimistische toonzetting maar tussen de regels door lees je ook nog wel weer andere dingen, onder andere dat er op dit moment eigenlijk andere belangstelling voor is. Dat houdt ook de nodige slagen om de arm. Als Enschede het ziet zitten – want dat is de initiatiefnemer – en er exploitanten komen die het ook zien zitten, dan zien wij op dat moment meer dat de provincie invulling gaat vullen. Op dit moment zien wij voor de provincie geen actieve rol weggelegd. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Als er vraag is naar een luchthavenhavenbesluit ziet u daar dan dat de provincie daarin de komende tijd een wettelijke taak krijgt te vervullen die wij ook zullen uitvoeren, ook als wij een andere insteek zouden hebben dan u zojuist verwoordde? De heer D. van Dijk (SGP): Mijnheer Welten, ik vind het opmerkelijk – ik kan het zo met u eens zijn – dat u spreekt over “de komende tijd”. Daar leg ik namelijk steeds de nadruk op: waarom nu? Uiteraard zullen de wettelijke taken door de provincie moeten worden opgepakt,
Provinciale Staten 15 maart 2006
30
ook wat onze fractie betreft. Wij hebben er alleen moeite mee om nu akkoord te gaan met het voorstel op dit moment. De heer Welten (CDA): Ook de heer Van Dijk heeft ook de beantwoording in de commissie vanmorgen gehoord maar niet iedereen hier in deze zaal, namelijk dat het van belang is om de milieu-effecten ook tijdig in beeld te hebben. Dat was de argumentatie om nu reeds voorbereidende stappen te kunnen zetten, omdat wij gevraagd hebben om straks een integrale afweging te kunnen maken. Daarvoor moeten deze milieu-effecten ook tijdig in beeld zijn. De heer D. van Dijk (SGP): Wellicht kan de gedeputeerde straks nog aangeven wat er met die € 152.000 gebeuren gaat. Voorzitter. Alle fracties hebben de nadruk erop gelegd, dat er geen structurele of incidentele bijdrage van de provincie aan de exploitatie mag komen. Wij hebben onze vrees geuit dat het de kant opgaat van permanent incidentele bijdragen. Dat is ook de grote moeite die wij met dit voorstel hebben, want wij zien met dit voorstel de eerste stap genomen worden. Die stap willen wij op dit moment in ieder geval niet maken. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Na het sluiten van de vliegbasis Twente in 2003 heeft de LPF voorgesteld om in Twente de krachten te bundelen voor een doorstart van vliegveld Twente en dat in combinatie met het bedrijvenpark voor hoogwaardige, innovatieve en kennisintensieve bedrijven. In plaats daarvan toog een Twentse lobby met een verlanglijstje onder de arm richting Den Haag, een lobby die op zijn zachtst gezegd nu niet bepaald een eenheid uitstraalde. Drie jaar later lijken de neuzen dezelfde kant op te staan en is er een basis gelegd voor een Airport Twente, hoewel een doorstart van vliegveld Twente geen doel op zichzelf moet zijn maar een middel ter versterking van de economische basis van de regio. Twente wil zich ontwikkelen tot een kennisregio en daarom is het belangrijk om goede en snelle verbindingen te hebben met andere belangrijke kennisregio’s in Europa. Het aantal arbeidsplaatsen dat de luchthaven volgens het rapport direct zal opleveren, lijkt mij eerlijk gezegd wat aan de hoge kant. Dat cijfer neem ik dan ook maar even voor lief. Vaststaat echter dat de aanwezigheid van een luchthaven een belangrijke motor is voor de regionale economie. Een verstandig besluit daarbij is om de General Aviation een plaats te geven in het totaalplan. Het vliegveld Münster-Osnabrück ziet geen heil in en aanleiding tot samenwerking. Vanuit het FMO gezien, lijkt mij dat eerlijk gezegd ook vrij logisch. Naar mijn mening is het beter om samenwerking te zoeken met partijen die belang hebben of kunnen hebben bij samenwerking. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan Schiphol en aan Lelystad als onderdeel daarvan en aan vliegveld Eelde. Het opwaarderen van de Oude Deventerweg en een goede aansluiting op de Oldshansestraat lijken logische maatregelen voor een gebiedsontsluiting, maar het doortrekken naar de Weersloseweg is voor mij een raadsel. Met Mieke Telkamp vraag ik het college “waarheen leidt die weg”? Deze ontsluitingsmaatregelen zijn nodig voor een passagiersaantal van 500.000 tot 600.000 maar al bij 100.000 meer zijn aanvullende maatregelen nodig en dan zitten we op een aantal waar we minimaal willen zitten, namelijk 740.000. Dat is het breakeven aantal. Gezien het feit dat in 2020 de luchtvaartmarkt zal zijn verdubbeld, zal dat aantal zeker worden gehaald. De verstandigste keuze is dan ook om een directe aansluiting te maken op de A1. Daar moet althans vanaf het begin rekening mee worden gehouden, al was het alleen maar om straks een beetje uit de buurt te blijven van de toekomstige stadsrand van Enschede.
Provinciale Staten 15 maart 2006
31
Voorzitter. Als ik de vorige week goed heb geluisterd, heeft minister Peis tijdens de conferentie in Lattrop een aantal miljarden toegezegd voor infrastructurele projecten. In hoeverre kunnen die gelden ten goede komen aan de luchthaven of de omgeving daarvan? EAT wil de activiteiten continueren in de rol van een passagiersafhandelingsmaatschappij en er zal een nieuwe luchtvaartexploitant moeten worden aangetrokken. Staat daarmee de rol van EAT daarmee bij voorbaat vast? Met andere woorden: is EAT in de gelegenheid om de krenten uit de pap te halen? De heer Rietkerk heeft vanmorgen in antwoord op die vraag gezegd dat dit niet het geval zal zijn. De nieuwe exploitant zal naar mijn mening in elk geval moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: hij zal niet topzwaar moeten zijn en affiniteit moeten hebben met en vooral liefde voor de luchtvaart. Voorzitter. De LPF-fractie zal voor het voorstel stemmen. De heer Rouwet (SP): Voorzitter. Het standpunt van de SP over de burgerluchtvaart in Twente is, dat wij dat niet zien zitten en dat is geen standpunt van vandaag. Dat is op grond van drie O’s. Wij vinden een luchthaven in Twente onnodig, ongewenst en onhaalbaar. Onnodig, omdat wij van mening zijn dat in de eerste plaats het interregionaal verkeer het best via het spoor kan worden verwerkt nu de hoge-snelheidslijnen naar de Europese steden vorm hebben gekregen. In de tweede plaats is er dichtbij, op nog geen 50 kilometer afstand, al de luchthaven Münster-Osnabrück en hebben wij voor internationaal verkeer Schiphol en Düsseldorf. Wij vinden de luchthaven Twente dan ook absoluut niet nodig. Ongewenst, vanwege geluidsoverlast, vervuiling en veiligheid. Onhaalbaar, omdat al decennia lang gebleken is dat een burgerluchthaven zelfs achter op de fiets van de militaire basis financieel niet sluitend was. Er moest altijd overheidsgeld bij. Nu maken wij ons wijs dat een luchthaven mogelijk zou zijn zonder overheidssteun. Dat wordt ons voorgespiegeld en dat zal absoluut niet het geval blijken te zijn. Er zijn voorbeelden te over. Ik wijs op Maastricht hoe zich dat heeft ontwikkeld. Het is een altijd verliesgevend verhaal geweest met steeds weer verdere uitbreidingen en met rafels in de nacht. Ik zal die hele discussie niet weer aanhalen. Overigens, ik hoor niemand als er voor gekke prijzen naar allerlei pretbestemmingen wordt gevlogen, vrijwel voor niets. Als wij voorstellen om het openbaar vervoer voor ouderen gratis te maken, worden wij voor gek verklaard. Door D66 is al aangegeven dat het geld dat nu wat ons betreft niet voor een verdere procedurele voortzetting beschikbaar zou moeten worden gesteld, absoluut beter gebruikt kan worden voor de al ingediende plannen voor de ontwikkeling van een natuurpark Twente, natuurpark Lonneker zoals het is genoemd. Wij zien de luchthaven niet zitten en we willen elk moment aangrijpen om ermee te stoppen, want het is niet nodig, het is niet gewenst en het heeft geen kans van slagen. De heer Sijbom (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie wil alle informatie hebben om liefst nog dit jaar een go-no go-besluit te kunnen nemen. Niet aan de orde is de keuze wat we met het gebied willen; voorlopig is de voorbereiding van dit besluit over het al dan niet doorstarten van de luchthaven aan de orde en wat later wellicht tegen welke kosten. Daarvoor is deze informatie nodig, is onze mening. Het scheppen van werkgelegenheid in Twente is van levensbelang en daar past ons inziens ook een doorstart van de luchthaven in. Het is niet verstandig om nu al uitspraken te doen over de publieke rol bij incidentele investeringen en de exploitatie van de luchthaven. Dat is onder andere de reden geweest waarom wij de eerdere motie niet steunen. Wij hebben veel informatie na een bezoek aan de grenslandluchthaven gekregen en wel dat het uitermate moeilijk is om ze goed exploitabel te krijgen. Voor die vraag zullen we ongetwijfeld nog een keer komen te staan. Nu wordt ons gevraagd de stap te maken van de
Provinciale Staten 15 maart 2006
32
verkenningsfase naar de voorbereidingsfase. Wij moeten het luchthavenbesluit voorbereiden en het streekplan wijzigen. Dat wordt van ons gevraagd. Wij nemen dan ook kennis van de inhoud van het rapport, dat overigens naar ons idee wel richtinggevend is. Wij stemmen in met de verdere voorbereiding van de besluitvorming en met het beschikbaar stellen van de benodigde middelen. De discussie in de commissie ging overigens vooral over het tijdig verstrekken van informatie, over het aanleveren van versnipperde informatie en de dito besluitvorming, het al dan niet in de fuik lopen, zoals het door een aantal voorgaande sprekers is genoemd. De heer Welten (CDA): Voorzitter. De heer Sijbom heeft gezegd zich te realiseren dat de ervaring heeft geleerd dat de exploitatie moeilijk is rond te breien en dat wij voor die vraag nog komen te staan. Wat bedoelt hij daarmee? Kan hij dat misschien toelichten? De heer Sijbom (VVD): Uit de informatie die wij hebben gekregen over de regionale luchthavens blijkt het toch moeilijk te zijn om naast de incidentele investeringen ook de exploitatie rond te krijgen. Die vraag krijgen wij nog een keer op tafel. Wij staan op het standpunt – en dat is vanmorgen nog eens herhaald in de commissie – dat wij uitgaan van een sluitende exploitatie. Dat is ook ons streven. Wij hebben ook gezegd, dat we vragen over incidentele investeringen zullen krijgen. Dan gaat het om ontsluiting en dergelijke onderwerpen. Wij komen dus nog voor de vraag te staan of wij verder willen gaan dan wij nu gezegd hebben. De reden dat wij niet met de motie hebben ingestemd, is dat wij niet nu al op voorhand willen zeggen mee te doen aan allerlei andere vormen van financiering. Wij zijn namelijk op dit moment niet aan zet. Er zijn eerst andere overheden aan zet en dan vooral de gemeentelijke overheden en de regio Twente. Ik wil alleen maar even aangeven dat wij die vraag over afdekken exploitatietekorten nog een keer zullen moeten beantwoorden. De heer G. van Dijk (D66): Voorzitter. Ik zou de VVD-fractie een compliment willen maken voor de eerlijkheid die nu wordt geëtaleerd. Er is in Europa – ik mocht de vorige week toevallig op twee regionale vliegvelden vliegen – geen één vliegveld dat rendeert zonder overheidssteun, in welke vorm en van welke overheid dan ook. Dat is volstrekt een illusie. Ik begrijp dus nu pas waarom de VVD-fractie zich heeft onthouden van instemming met die motie. Zij is voor een werkgelegenheidsimpuls in Twente maar op de een of andere manier zullen linksom of rechtsom de gemeenten, of de regio of de provincie moeten bijdragen. Ik wil hem die complimenten wel maken. De heer Sijbom (VVD): Het gaat dus over regionale vliegvelden! De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. Ik heb ook wat behoefte aan verduidelijking. Ik heb vanochtend de fractievoorzitter van de VVD heel duidelijk horen zeggen, dat hij geen rol ziet voor deze provincie, structureel noch incidenteel, om de exploitatie alsnog rond te maken. Ik neem aan, dat de heer Sijbom dat standpunt van zijn fractievoorzitter hier handhaaft? De heer Sijbom (VVD): Het is het standpunt van de fractie van de VVD. Voorzitter. De angst om in de fuik te lopen, begrijpen wij en delen wij. De VVD wil er dan ook op aandringen om er in ieder geval voor te zorgen dat wij in de loop van dit jaar ook inderdaad het go-no go-besluit zullen nemen. Daarbij is het wat ons betreft ook van belang, dat de waarde die het bedrijfsleven aan het hebben van een luchthaven hecht duidelijk wordt. Daar horen wij tot op dit moment erg weinig van. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Voorzitter. Ik zal op twee onderwerpen ingaan als het gaat om het voorstel tot een richtinggevend besluit. Ik zal inhoudelijk op het voorstel ingaan en daarnaast stil staan bij de wijze waarop wij als Staten geïnformeerd zijn over dit dossier en alles wat ermee samenhangt.
Provinciale Staten 15 maart 2006
33
De voorzitter: En dat alles binnen de resterende spreektijd, naar ik aanneem! Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Goed dat u mij daaraan herinnert, voorzitter! Separaat aan dit voorstel hebben wij als Staten het Amkreutz-rapport ontvangen. Onze analyse van dit rapport is, en feitelijk constateren GS dat in het blauwtje ook, dat de randvoorwaarden die door de Staten in februari 2005 door middel van een motie zijn gesteld niet haalbaar blijken. Ik zal dat toelichten. De motie was en is gebaseerd op de kleine commerciële variant uit het ACM/DHVonderzoek. Het Amkreutz-rapport onderbouwt onze eerdere en herhaaldelijk geuite stellingname, dat de kleine commerciële variant plus het beperkt toestaan van General Aviation niet haalbaar zijn. Amkreutz stelt dat minimaal 740.000 passagiers nodig zijn om een breakeven point te halen. Wie het rapport nog wat beter heeft gelezen, ziet dat Amkreutz vervolgens op bladzijde 72 stelt, dat zelfs dat scenario niet haalbaar is maar dat het breakeven point als je echt realistisch kijkt naar realisatie van de luchthaven op 1,1 of 1,2 miljoen passagiers ligt. Getallen zeggen u hier misschien helemaal niet zo veel maar ik zal een vergelijking geven. De luchthaven bij Eindhoven heeft over 2005 900.000 passagiers bediend en Airport Rotterdam zit op 1,4 tot 1,5 miljoen. Dat is de omvang waar we het in dit geval over hebben. GroenLinks wil geen vliegveld van die omvang in Twente, zeker niet in het groene hart tussen Hengelo, Oldenzaal en Enschede. Wij worden door de stroom van onderzoeken die we inmiddels de afgelopen drie jaar hebben ontvangen almaar bevestigd in ons idee dat klein niet mogelijk is. Massa en volume zijn nodig om een dergelijk vliegveld te kunnen realiseren. Dan gelden voor ons heel simpel drie vragen: wat kost het, wat levert het op en past het überhaupt in het ruimtelijk gebied? Wat het kost, hebben heel wat mensen hiervoor al besproken maar ik ben heel blij dat deze Staten nog steeds in meerderheid zeggen, dat het de provincie incidenteel en structureel geen cent mak kosten. Amkreutz geeft aan, dat dit waarschijnlijk geen haalbare stellingname is maar ik ben heel blij, dat wij in meerderheid volharden in dat standpunt. Wat levert het op? Ook daar is sprake van alleen maar aannames, geen harde getallen over wat het feitelijk oplevert. De getallen die gehanteerd worden, wisselen bovendien ook steeds. Past het? Wij vinden dat een luchthaven met een omvang van bijna Airport Rotterdam niet past in dit groene gebied. Moet GroenLinks dan meewerken aan een volgende stap in dit proces? Ons antwoord daarop is “neen” en om die reden stemmen we ook niet in met dit voorstel. Voorzitter. Wij zijn niet tevreden over de wijze waarop de Staten zijn geïnformeerd over dit dossier. Zeker, het college heeft de commissie Economie en bestuur mondeling en schriftelijk op de hoogte gehouden van het dossier, maar dat was hoofdzakelijk procesinformatie. GS hebben naar onze mening verzuimd om tijdig, dat wil zeggen binnen een periode van vier tot acht weken, de Staten te informeren over de nieuwe onderzoeksgegevens die een heel ander licht werpen op de besluitvorming zoals wij die in februari vorig jaar als Staten hebben genomen. Vanochtend bleek dat de gedeputeerde zelf ook pas sinds eind oktober over de informatie beschikte waar ik het nu over heb, maar zelfs had hij nog de mogelijkheid gehad om ons daar op zijn minst in december over de informeren. Dat is niet gebeurd. Overigens bevreemdt het ons ook heel erg, dat het college van Hengelo ook in januari nog steeds niet over deze informatie beschikte. De gedeputeerde
Provinciale Staten 15 maart 2006
34
suggereerde vanochtend dat de Staten om de informatie hadden moeten vragen. Maar dat is lastig, collega’s, want als je namelijk niet weet wat er is, kun je er ook niet naar vragen! Toch heb ik vanochtend de proef op de som genomen en gevraagd of er wellicht ook al een onderzoek is gedaan naar externe veiligheidsrisico’s. Van ambtelijke zijde werd meegedeeld dat er inderdaad ook al een onderzoek is naar de externe veiligheidsrisico’s. Dat ligt er sinds oktober, maar wij kennen het niet. Wij hebben vanochtend gevraagd om inzage in dat rapport. Voorzitter. Opnieuw vraag ik me af waarom we hier niet eerder over geïnformeerd zijn, omdat het onderwerp externe veiligheid een aantal malen in de commissie Economie en bestuur aan de orde is geweest rondom het dossier luchthaven Twente. De externe veiligheid heeft veel consequenties voor met name de gemeente Oldenzaal. Mag ik u, als voorzitter van deze Staten, de volgende vraag stellen? Waar ligt nu eigenlijk de kritische beoordeling over gegevens die wel of niet relevant zijn voor ons als Staten? Wie beoordeelt dat en zit daar ook een toets op intern of wij wel op de goede manier en tijdig geïnformeerd worden? U kunt natuurlijk zeggen dat de Staten op hoofdlijnen moeten besturen. Daar hebben wij het zelf ook regelmatig over. Dat kunnen de Staten echter alleen op basis van kwalitatief goede stukken. De afgelopen twee jaar is gebleken dat ons niet al te veel moeite heeft gekost om aannames lek te prikken. Daar zit naar mijn mening ook de functie van het kritisch volgen door deze Staten van GS en vandaar ook het belang dat mijn fractie hecht aan goede, tijdige informatie. De voorzitter: Daarmee zijn wij toe aan de beantwoording door het college van GS. Ik geef het woord aan gedeputeerde Rietkerk en daarna zal ik kort ingaan op de vragen van mevrouw De Bruin. Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. Ik heb mijn reactie in een aantal blokken ingedeeld. Het eerste is het kort terug kijken naar het besluit van februari 2005 toen het ging over de Luchthaven en de EAT BV, waarbij niet alleen Provinciale Staten maar nadrukkelijk ook Gedeputeerde Staten gesteld hebben dat incidentele noch structurele bijdragen in de exploitatie van de luchthaven zullen worden gegeven. Dat is dus niet alleen gesteld door Provinciale Staten maar ook door het college van Gedeputeerde Staten. Het tweede is het besluit dat nu voorligt. Wellicht heeft het woord “richtinggevend” de statenfracties op het verkeerde been gezet. In lijn met de opbouw van het betoog is te zien dat de elementen uit de moties in het debat van februari 2005 zijn gehaald om te kijken hoe de stap voorwaarts en verder kan worden gezet. Die stap heeft te maken met de herontwikkeling van het vliegveld Twente en omgeving, waarbij de luchthaven een onderdeel is. Daarbij gaat het ook om de bedrijventerreinen en infrastructuur maar zeker ook om landschap en geluid. Het gaat ook over werkgelegenheid. De cijfers van de steden in de Netwerkstad Twente baren zorgen. De Staten hebben dan ook in het collegeprogramma en in het debat over de sluiting van de luchthaven nadrukkelijk het college opgeroepen om er alles aan te doen en dan niet zomaar, maar op korte termijn. Dat nemen wij serieus en dat betekent, dat de onderhandelingen met het Rijk het laatste jaar hebben geleid tot oplopend 600 banen in de regio Twente, het gebied dat dit zo nodig heeft. Daarnaast is er gezocht naar de betekenis van de directe en indirecte banen rondom de luchthaven maar ook op het bedrijventerrein dat daar via het bestemmingsplan mogelijkheden biedt. Wat besluiten we wanneer? Dat is een terechte vraag die vanmorgen in de commissie en nu in deze vergadering is gesteld. GS stellen in feite voor om € 152.000 beschikbaar te stellen
Provinciale Staten 15 maart 2006
35
om uitvoering te geven aan provinciale verantwoordelijkheden die te maken hebben met het te nemen luchthavenbesluit en met de zo nodig op te stellen streekplanwijziging waarvoor de milieu-effecten in beeld moeten worden gebracht. De geluidscontour beperkt nu de woningbouwmogelijkheden bij Berghuizen-Zuid. Dan zullen we informatie moeten hebben over de milieu-effecten. Provinciale Staten hebben ons vandaag opnieuw voorgelegd dat zij tot een integrale afweging willen komen. Dan zullen we die milieu-effecten ook nadrukkelijk in beeld moeten hebben en dat moet degelijk en toetsbaar zijn, zoals door de PvdA-fractie naar voren werd gebracht. Het referentie business plan moet dan ook in de breedte rond juni of juli klaar zijn en dan zal ook wat mij betreft nog in 2006 het debat volop gevoerd moeten worden, opdat opnieuw kan worden bekeken hoe wij er dan voor staan. De heer Vruggink (GroenLinks): Voorzitter. Ik luister wat verbaasd naar de uitleg over de milieu-effecten. In een grijs verleden heb ik ooit zelf milieu-effectrapportages geschreven en ik weet, dat je pas kunt beoordelen wat de milieu-effecten zijn als je ook weet wat je daar op die luchthaven gaat doen, hoeveel vluchten er komen en met welke vliegtuigen, hoeveel passagiers, welke vluchtbewegingen en hoeveel landingsbanen, enz. Op dit moment is dat niet bekend en we weten dus absoluut niet wat de milieu-effecten zouden kunnen zijn in de directe omgeving. Het lijkt me dan nogal vreemd om dat op dit moment al te kunnen beoordelen. Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. De fractie van GroenLinks heeft ook kennis van een aantal andere luchthavens, zoals Eindhoven en Rotterdam. Ook daar praat je over scenario’s als het gaat om milieu-effecten. Dan hoef ik de heer Vruggink als kundig mens niet te zeggen, dat je dan alternatieven moet uitwerken en die alternatieven zullen we dus ook moeten uitwerken. In de commissievergadering vanochtend – waar hij wellicht niet bij was – hebben we ook gewisseld dat je een aantal combinaties kunt maken van vlootsamenstelling. Dat soort zaken zal in beeld moeten worden gebracht. Die voorwaarden vindt het college noodzakelijk om de randvoorwaarden te bepalen. Het is ook noodzakelijk om draagvlak in de regio te hebben – waar we ook gezamenlijk naar zoeken – waarbij we de mensen ook kunnen uitleggen wat het ene scenario ten opzichte van het andere betekent. Dat is op dit moment inderdaad onvoldoende duidelijk. In dat opzicht ben ik het eens met de GroenLinks-fractie en de andere. We zullen een verdiepingsslag moeten maken, ondanks alle verkenningen. Ik zal straks wat dieper ingaan op een van die verkenningen en ik zal die de voorzitter ook overhandigen. Daaruit blijkt, dat het indicatieve cijfers zijn, onvoldoende hard en onvoldoende duidelijk. Dan zal je naar een serieuzer referentie business plan moeten gaan om uiteindelijk tot besluitvorming te komen, waarom ook door meerdere fracties is gevraagd. De € 152.000 zijn dan ook nodig om onze taak uit te voeren. De SGP-fractie vroeg terecht waarom dat nu moest. Het moet nu, omdat we anders eind 2007 niet halen. We hebben een verantwoordelijkheid, weten dat er een wet aankomt. Vanmorgen is er een A4 uitgereikt waarop de wisseling is aangegeven tussen de behandeling van de wet in de Tweede en de Eerste Kamer en onze besluitvorming. Dat loopt 1:1. Als wij deze voorbereidende werkzaamheden niet treffen, kunnen wij achterover gaan zitten want dan hebben we een probleem. Dan halen we het gewoon niet, met de gewenste inspraak en met het gewenste overleg met alle maatschappelijke organisaties. Dan hebben we geen juridische basis om überhaupt de vraag aan de orde te hebben of je de werkgelegenheid via de luchthaven en via de ontwikkeling van de bedrijventerreinen in de benen kan houden. Wij voelen die verantwoordelijkheid wel, zeker nu de gemeenteraad van Enschede als initiatiefnemer op drie stemmen na in volle meerderheid de provincie heeft gevraagd om dat traject in te gaan. Dat ligt nu voor. Voorzitter. De heer Oldenburger heeft opnieuw gevraagd wat dit betekent ten opzichte van de 1,4 mln. Zoals de heer Weijnen ook al aangaf, moet je inderdaad in deze fase een aantal taken uitvoeren met het oog op het referentie business plan en straks het luchthavenbesluit. Onze inschatting is dat wij daar dit bedrag aan kwijt zijn. Ik heb vanmorgen in de commissie
Provinciale Staten 15 maart 2006
36
ook gezegd, dat mocht blijken dat wij een aantal milieu-effecten beter in beeld moeten brengen en het een paar duizend euro meer kost, we die binnen de begroting zullen moeten zoeken, want de Staten hebben ons opgedragen om duidelijkheid te geven over de milieueffecten. Dit bedrag is dus primair voor de provinciale verantwoordelijkheden en taken. We willen geen dubbel werk doen en daarom proberen we samen op te gaan met Enschede die het primaat in dezen heeft en daarvoor 1,4 mln. beschikbaar stelt. De CDA-fractie vroeg of het een sluipend besluitvormingsproces is. Nog scherper dan vanmorgen wil ik aangeven dat, voor zover wij nu kunnen overzien, wij twee zeer bepalende besluiten moeten nemen, te weten enerzijds het referentie business plan met het besluit in 2006 wat ons betreft. Als de stuurgroep juni of juli haalt en er een voorstel komt, dan hopen wij hierover in 2006 in de Staten te spreken. Daarin moet nadrukkelijk onderscheidend een degelijk toetsbaar plan of onderdeel zitten over de exploitatie van de luchthaven. Anderzijds is op het eerder genoemde A4-tje aangegeven dat we eind dit jaar of begin volgend jaar met de Haagse wetgeving zitten als het luchthavenbesluit, de streekplanwijziging en de milieueffecten langer doorlopen. Het zijn twee te markeren momenten waarop een besluit moet worden genomen. Voordat we vanmorgen de commissievergadering hadden, was het nog wat diffuus maar in dit debat kunnen wij helderheid geven op die twee punten. Mevrouw De Bruijn (GroenLinks): Voorzitter. Zal het bureau Amkreutz ook het referentie business plan opstellen of assisteert het daarbij? Gedeputeerde Rietkerk: Ja! Op www.luchthaventwente.nl staan de hoofdlijnen van het referentie business plan. Mevrouw De Bruijn (GroenLinks): Dat betekent dus, dat u buitengewoon veel vertrouwen heeft in dat bureau. Ik heb geen reden om aan te nemen, dat dit onterecht is want er ligt een heel degelijk onderzoek. Maar mag ik dan aannemen dat Amkreutz dat kader ook in het referentie business plan zal opnemen? We weten wat de conclusie is van Amkreutz, namelijk tussen de 1,1 en 1,2 miljoen passagiers omdat het anders niet rendabel is en bovendien met grote vraagtekens bij het aantal hectares bedrijventerrein. Vanochtend hebt u namelijk gezegd, dat het referentie business plan eigenlijk beschouwd moet worden als aanbestedingseisen, want op grond van dat plan wordt aanbesteed en na de aanbesteding komt er een toetsing door de Staten. Het lijkt mij voor de hand te liggen dat Amkreutz die kaders in het referentiebusiness plan zal opnemen en daar zit dus ook ons bezwaar, want wij verwachten dat het alleen met dat volume-aantal uiteindelijk ook realiseerbaar is. Gedeputeerde Rietkerk: De heer Amkreutz heeft bij het laatste maatschappelijk platform een toelichting gegeven aan 25 vertegenwoordigers van organisaties onder leiding van Erik Helder. Ik ben daar vice-voorzitter van. Daar is het misverstand over de getallen die u noemt ook wat weggenomen. De heer Amkreutz heeft aangegeven dat onderdelen van de verkenningen in de Bouwstenennota verschillend kunnen worden geïnterpreteerd. Het gaat nu te ver om daarop in te gaan maar het feit dat Amkreutz met een positief-kritische toon de opdracht op dit moment uitvoert, geeft aan dat ik u nog niet volg op uw suggestie. Juist hij zal het veel directer moeten uitzoeken. Ik heb vanmorgen geprobeerd helder te krijgen dat naast het referentie business plan wat ons betreft ook het luchthavenbesluit nodig is voordat wordt aanbesteed. Cruciaal in het luchthavenbesluit zijn juist die milieu-effecten en wij vragen nu een krediet voor de voorbereidingen in dat kader. Voorzitter. Ik kom aan de informatieplicht. Vanmorgen hebben wij daar in die commissie ook over gesproken en ik heb er behoefte aan om een toelichting te geven. Er zijn meerdere rapporten van Amkreutz. Het rapport over de verkenningen van Amkreutz en bepaalde scenario’s in opdracht van de gemeente Enschede hebben wij uiteindelijk, na een ronde in december en januari, integraal naar Provinciale Staten gestuurd, nadat daarom was gevraagd. Dat was nog niet door de stuurgroep en de gemeente Enschede
Provinciale Staten 15 maart 2006
37
gecommuniceerd, omdat deze verkenningen geen misverstanden mogen opleveren. Als ik het op verzoek van de Staten naar buiten zou sturen, zag je het treintje in de krant al lopen! Maar nog steeds zijn er veel misverstanden over. Natuurlijk willen wij ten behoeve van het referentie business plan die informatie uit het rapport van Amkreutz met indicatief een aantal scenario’s wel geven. Mevrouw De Bruijn (GroenLinks): Voorzitter. Hoor ik de gedeputeerde nu met terugwerkende kracht zeggen, dat het rapport-Amkreutz niet deugt? In het blauwtje omarmt hij het namelijk. Gedeputeerde Rietkerk: Dat zeg ik niet! Ik geef alleen aan dat er scenario’s en verkenningen in staan die juist in het referentie business plan nog eens gecheckt moeten worden in relatie tot het luchthavenbesluit. Dan heb je een totaal en integraal beeld. Het is dan ook voorbarig om nu op basis van verkenningen en scenario’s de conclusies te trekken die u daaraan verbindt. Zo ver zijn wij nog niet en zo ver is de gemeente Enschede nog niet. Mij wordt wel eens verweten iets te snel te zijn maar nu gaat u wat mij betreft veel te snel. Overigens hebben wij in de brief van 20 september, die in de commissie aan de orde is geweest – overigens alleen met betrekking tot de Wiegel-zaak – onder het hoofdstuk over de exploitatie gemeld, dat in opdracht van de projectleiding een analyse is gemaakt van kritische succesfactoren bij een aantal regionale burgerluchthavens in binnen- en buitenland. Dat waren concepten en ideeën. We beschikten niet over eindrapporten. Die ideeën zijn verder verwerkt en even later ook ambtelijk gewisseld. Op dat moment lagen er ook andere rapporten van EAT BV voor, maar daar wilde ik nog geen verantwoordelijkheid voor nemen omdat zij niet stevig genoeg waren. Vervolgens hebben wij na het overleg met EAT BV en Defensie – het resultaat van de 600 banen en de overgangsperiode – gezegd, dat wij via de projectleiding Hille en Hamstra zouden spreken over een aantal elementen uit het Amkreutzrapport en het luchthavenbesluit. Vervolgens is in dat debat geïnformeerd uit dat rapport. Ook alle gemeentes zijn geïnformeerd. Mevrouw De Bruijn (GroenLinks): Lag het rapport-Amkreutz er nu wel of niet in september? Gedeputeerde Rietkerk: Er zijn twee rapporten-Amkreutz. Het rapport waar ik in oktober kennis van heb kunnen nemen en dat vertrouwelijke informatie bevatte in relatie tot EAT BV – het rapport met 130 pagina’s – is begin oktober ambtelijk overlegd. Ik ben er zelf in de loop van oktober van op de hoogte geweest. Op dat moment waren wij met Defensie aan het praten over 600 banen; dit rapport was onvoldoende qua verkenningen om het naar buiten te brengen. Ik ben nog wel zo respectvol met een opdrachtgever die een rapport naar buiten brengt dat die wat dat betreft ook de lead heeft om te bepalen wanneer dat rapport naar buiten wordt gebracht. Mevrouw De Bruijn (GroenLinks): Ik vind het heel goed dat u respectvol bent naar die opdrachtgever, maar het dikke rapport dateert volgens onze informatie uit september. Ik hoor u niet zeggen, dat dit niet zo is. U heeft vanochtend ook in de commissie betoogd, dat u er pas eind oktober over beschikte terwijl het ambtelijk eerder beschikbaar was. Ik vind niet respectvol naar mij als statenlid dat u er vervolgens tot eind januari mee wacht om het aan ons te geven, op dringend verzoek van de Staten zelf tijdens de informatiebijeenkomst. Toen hebben wij namelijk tegen u gezegd, dat wij dat rapport wilden hebben. U moest dat overleggen en daarna hebben wij dat rapport gekregen. Dat vind ik dus niet respectvol! U moet dat wegen, maar daarover heb ik vragen gesteld aan de voorzitter. Gedeputeerde Rietkerk: Anders dan u ben ik van mening dat ik, als een gemeente als opdrachtgever een rapport uitgeeft en het niet in het college is behandeld of niet is vrijgegeven, wel respectvol met de opdrachtgever moet omgaan. Dat betekent, dat wij inderdaad op basis van de presentatie op 18 januari – die overigens op 7 december al was aangekondigd – dat rapport vervolgens ook hebben overlegd.
Provinciale Staten 15 maart 2006
38
Voorzitter. Als het gaat om de externe veiligheid zijn de indicatieve berekeningen van 2016 Enschede Airport Twente beschikbaar. Ik wil dat zeer technische rapport, met daarin indicatief een aantal zaken, straks aan de voorzitter van de Staten overhandigen, opdat alle leden daarvan kennis kunnen nemen. Wij proberen bij het referentie business plan alle elementen die relevant zijn gecombineerd en geclusterd aan de Staten voor te leggen maar dan ook met een mening van het bestuur daarbij. Anders krijgen wij allemaal losse rapporten en krijgen wij het verwijt dat wij niet kies om gaan met de burgers, dat wij rapporten naar buiten brengen zonder een bestuurlijke weging. Ik hoop, dat de Staten ook begrip hebben voor die situatie waarin zij hebben gevraagd om draagvlak en een goede communicatie met de omgeving over gedragen rapporten. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. De gedeputeerde heeft deze redenering nu een aantal keren uitgesproken. Dat is wel begrijpelijk maar het wordt me nu iets te zwart-wit. Er zijn ook wel tussenvarianten denkbaar. Wellicht kan de voorzitter daar ook nog op ingaan. De gedeputeerde kan ook voor de formule kiezen waarin hij wel melding maakt van het feit dat er een rapport is, beknopt aangeeft wat er in dat rapport te vinden is en het desnoods vertrouwelijk aan de Staten kan laten toekomen. Op dat moment kan hij wellicht voldoende motiveren waarom het nog niet naar de buitenwereld zou moeten gaan. Vanuit zijn actieve informatieplicht moet de gedeputeerde in ieder geval openstaan voor dergelijke varianten. Gedeputeerde Rietkerk: Dat zullen wij doen. Ik heb ook begrepen, dat de vraag van GroenLinks aan de voorzitter is gesteld. Wij zullen er uiteraard naar handelen. Voorzitter. Zowel in de motie van februari 2005 als ook in de periode tot nu toe hebben wij geconstateerd, dat de geluidswaarden een belangrijk thema vormen niet alleen voor de mensen die daar wonen maar ook voor de mensen die daar belangen hebben en voor de gemeenten. Onze opdracht is om zowel in het referentie business plan als bij het luchthavenbesluit alle elementen in beeld te brengen, ook rondom bedrijventerreinen en ook wat betreft de A1. Hoe lastig dat ook is, we zullen het totaal in beeld brengen omdat we daar allemaal mee te maken hebben in dat gebied. Voorzitter. De heer Dijkhuis heeft gesproken over minister Peijs die veel miljarden zou hebben. Hij vroeg wat daarvan terecht kwam in Oost-Nederland, in het bijzonder Overijssel, de regio Twente en de luchthaven. Collega Klaasen praat namens het college en namens Provinciale Staten met minister Peis en zal u daarover informeren in het kader van de nota Mobiliteit. De heer Dijkhuis heeft concreet gevraagd naar de relatie tussen de miljarden en de luchthaven als het gaat om de infrastructuur. Als wij die vraag nu aan de minister zouden stellen, zou zij zeggen dat wij eerst met een goed referentie business plan moeten komen. Ik wil dan ook nu niet de suggestie wekken dat er van die miljarden zomaar wat toevloeit naar de omgeving van de luchthaven Twente. Dat zit in het traject van het MIT etc. gegoten. Voorzitter. Ik dank de fracties van CDA, PvdA, VVD en LPF voor hun steun op hoofdlijnen voor de vervolgstap. Het college wil aanvaarding van het amendement van D66 ontraden. Voorzitter: Mevrouw Husselman-Oosterom De heer Jansen: Dames en heren. Mevrouw De Bruijn verwacht vast niet dat ik het protocol uit 2003 onder nummer 854 in zijn geheel voorlees. Het protocol, wat betreft de verhouding tussen GS en PS, handelende over de actieve informatieplicht gekoppeld aan de bepalingen van artikel 167 van de Provinciewet en artikel 179, het tweede lid. Ik wil dat niet uitvoerig uit de doeken doen maar het is wel een feit dat wij daarover indringend met elkaar van gedachten hebben gewisseld. Dat betreft de verhouding tussen GS en PS met betrekking tot de informatievoorziening. Dat vraagt een zeer bijzondere actieve informatieplicht bij GS, ook ter beoordeling van GS of met de informatie al dan niet een openbaar belang geschaad kan
Provinciale Staten 15 maart 2006
39
worden. Zou dat het geval zijn, zouden GS van oordeel zijn dat met het verstrekken van informatie het openbaar belang wordt geschaad, dan kunnen GS overwegen dat vertrouwelijk – lees: geheim – neer te leggen bij het presidium. Zo staat het op dit moment in ons protocol. In de praktijk wordt dan meestal de weg bewandeld dat GS bereid zijn dat vertrouwelijk c.q. geheim voor te leggen aan Provinciale Staten in commissieverband. Die discussie over de vraag hoe om te gaan met geheime stukken heeft ook een eigen dynamiek gekregen, maar hoe het ook zij, altijd is er een moment waarop te beoordelen valt of GS eerder, later of niet de informatie hadden moeten verstrekken. Vanaf dat moment is het onderwerp van een politiek debat tussen GS en PS en kunnen daar alle politieke consequenties aan verbonden worden. De beraadslaging wordt gesloten. Voorzitter Jansen De voorzitter: Daarmee gaan wij over tot de besluitvorming. In stemming komt het amendement van de fractie van D66 over een onderzoek naar alternatieven met betrekking tot de meest gewenste ruimtelijke invulling van het vliegveld Twente en omgeving. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de SGP, de ChristenUnie en het thans aanwezige lid van de fractie van de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt het voorstel. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, de ChristenUnie en de SGP tegen het voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen. Sluiting 22.15 uur.
Provinciale Staten 15 maart 2006
40