VERSLAG van de VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL
gehouden op woensdag 13 oktober 2004
Aanvang 18.00 uur Voorzitter: de heer Jansen. Griffier: de heer Alberda van Ekenstein. Aanwezig zijn de leden Antuma (CDA), Antuma-Duisterwinkel (CDA), Beckmann (CDA), Been (VVD), Van der Bent-van den Hout (CU), Beugelink (CDA), Broeze-van der Kolk (CDA), De Bruin (GL), Bussink (VVD), Van Dalfsen (PvdA), Dalhuisen (PvdA), D. van Dijk (SGP), G. van Dijk (D66), Dijkhuis (LPF), Dijkslag (VVD), Engbers (CDA), Evering (CDA), De Greef-Moes (D66), Haan (VVD), Harmelink (PvdA), Van Harsselaar-Timmer (VVD), Hollemans (CDA), Husselman-Oosterom (CDA), Jaegers (PvdA), Kerkdijk (CDA), Knoeff (CDA), Koggel-Alferink (CDA), Kok (VVD), Koopman (CDA), Leussink (CDA), Leusink-Jonker (PvdA), Van der Lied-Homeijer (PvdA), Lulofs (PvdA), Morskate (CDA), Netjes (CDA), Nieuwenhuis (CU), Nijhof-Sander (CDA), Oldenburger (CU), Van Olphen, Oostra (CU), Pot (PvdA), Relker (PvdA), Ter Schegget (PvdA), Schulten (CDA), Sijbom (VVD), Slagman (SGP), Slijkhuis (CDA), Tunc (PvdA), Voortman (PvdA), Van Voorst tot Voorst (CDA), Vruggink (GroenLinks), Weegenaar-Bosch (CDA), Weijnen (PvdA), Welten (CDA), Wichers Schreur (CDA), Yildirim (SP) en Zwart (PvdA). Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA), Ranter (CDA) en Rietkerk (CDA). De voorzitter: ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom. Bericht van verhindering tot het bijwonen van deze vergadering is ontvangen mevrouw Visser-Hendriks (CDA), de heer Visscher (VVD), mevrouw Beldsnijder (SP), mevrouw Van Ommen (SP), de heer Schipper (VVD) en de heer Mercanoglu (PvdA). De heer Slijkhuis (CDA) heeft aangekondigd, later ter vergadering te komen. Vaststellen van de agenda De voorzitter: De heer Morskate wenst het woord over agendapunt 6, de verdaagde stemming over de motie M1 over de bedrijfszekerheid, die tijdens de behandeling van het Reconstructieplan Salland Twente op 15 september jl. is ingediend.
De heer Morskate (CDA): Voorzitter. Het is de vorige keer bijzonder laat geworden voordat wij met een grote meerderheid het Reconstructieplan hebben vastgesteld. De vraag is of hetgeen nu ter behandeling is blijven liggen nog wel een substantiële bijdrage levert aan de vaststelling van het Reconstructieplan. De CDA-fractie is tot het oordeel komen, dat het huidige draagvlak voor het reconstructieproces van meer waarde is dan de staten deze laatste motie als splijtzwam voor te leggen en verzoekt om toestemming, de motie in te trekken. De voorzitter: Daarmee is een verzoek gedaan tot wijziging van de agenda, inhoudende de intrekking van punt 6. Naar mij blijkt, kunnen de staten zich daarmee verenigingen. Met inachtneming van voorgaande wijziging wordt de agenda vastgesteld. Aftreden/Benoemen De voorzitter: In tegenstelling tot wat de op de agenda is vermeld, hebben wij vandaag geen gelegenheid om afscheid te nemen van mevrouw Beldsnijder. Wij zullen dat in de volgende vergadering doen. Wel zullen wij afscheid nemen van Baron S. van Voorst tot Voorst. Ik zou dan ook graag een paar woorden tot hem willen richten. Als voorzitter van Provinciale Staten respecteer ik de mening van Seger, baron Van Voorst tot Voorst om het statenlidmaatschap te beëindigen maar we betreuren dat allemaal wel. In de afgelopen statenperiode heeft u namelijk vooral een rol gespeeld in de commissie Sterke steden, vitaal platteland en na de verkiezingen kwam u geheel naar uw wens terecht in de commissie Ruimte en groen. Vooral in de commissies heeft u er blijk van gegeven, de materie natuur en landschap goed te beheersen. In het bijzonder uw specialisaties particulier beheer en flora en fauna lieten uw grote kennis van zaken zien. U schuwde overigens niet de details in de commissie. U bent erin geslaagd om uw kennis over die materie met anderen te delen en kennis delen betekent kennis vermenigvuldigen. U toonde zich een bekwaam debater en ging het verbaal gevecht met Gedeputeerde Staten en mede-commissieleden zeker niet uit de weg. Ik denk in het bijzonder aan de vaststelling van het Faunabeleidsplan, de discussies over particulier beheer en de discussies over de jacht. In het debat was u vasthoudend en overtuigde u op basis van doordachte argumenten. Dat debat verliep wat u betreft ook altijd in een goede sfeer. U had en hield respect voor mensen met een andere mening. Dat past ook bij uw persoonlijke en in die zin joviale karakter. Wij zullen ons u daarnaast blijven herinneren als iemand die altijd een goed woord overhad voor de collega-commissieleden en voor de voorzitter van de commissie. Ik was daar niet bij aanwezig maar dat bleek ook bij een werkbezoek van de commissie Ruimte en groen aan het Nationaal Park de Hoge Veluwe, waar u uw hart inmiddels aan hebt verpand. We kunnen ons voorstellen dat u, gegeven uw nieuwe werkkring waarin u inmiddels een jaar actief bent, prioriteiten moet stellen. Wat dat betreft, is het te respecteren dat u gekozen hebt. Namens Provinciale Staten en het college van GS wens ik u en de uwen een heel goede toekomst toe. De heer Oldenburger zal als nestor van deze Provinciale Staten nog een paar woorden tot u richten. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Dat doe ik met plezier!
Beste Seger! Bij de opening van het statenjaar op 27 augustus sprak ik de volgende zin uit: 'We hebben met elkaar één jaar van deze statenperiode achter de rug en er is niemand uit de wagen gevallen. Dat is opmerkelijk en voor de nestor heel plezierig. Afscheidstoespraken hoefde ik niet te houden.' Ik heb daaraan het verzoek toegevoegd om toch vooral op die wijze verder te gaan. Jij en je CDA-collega's zullen ongetwijfeld hebben gedacht 'hij moest eens weten hoe snel dat gaat veranderen!' Mijn eerste afscheidstoespraak mag ik dus nu tot jou richten. Moet ik daar blij mee zijn? Nee en ja. Ja, omdat ik het plezierig vind om een persoonlijk woord tot jou te mogen richten en te reageren op jouw brief, waarin je je terugtreden vermeld. Nee, omdat er iemand uit het duale team valt. Ondanks alle verschillen in partijpolitieke uitgangspunten, die soms tot spannende discussies leidden, voelden we ons vaak een team dat het beste voor heeft met onze provincie. In zo'n partijteam en statenteam paste jij uitstekend! Mensen die het kunnen weten, typeren je als galant, charmant, altijd beleefd, vriendelijk en als iemand met een bijzondere stijl. Ze vatten dat in één woord met 'flamboyant' samen. Nu moet je met zo'n woord geweldig oppassen, want voor je het weet zit je op het verkeerde spoor. De betekenis van het woord 'flamboyant' wordt ook omschreven als 'door overdreven rijke versiering opvallend'. Volgens mij zit je meestal gewoon netjes in het pak. Ik denk dan ook, dat het woord bij een aantal CDA-leden is blijven hangen toen de modder hen om de oren vloog bij een ritje in een Landrover met Seger achter het stuur. Vlammend, zou je kunnen zeggen. Je was een statenlid dat zijn mening niet onder stoelen of banken stak. We zitten natuurlijk ook niet te wachten op zulke statenleden. Je was eigenwijs maar dan prettig eigenwijs. Je zag kans om Piet Jansen de mond te snoeren. Dat wordt in CDA-kringen als een bijzondere verdienste gezien. In een interview zei je geen typisch politiek dier te zijn en niet in beeld te zijn om nog ooit minister te worden: 'Ik wil mijn expertise leveren'. Dat deed je dan ook ruim in het natuur- en milieudossier. Jammer, dat zo'n statenlid weggaat. Dat vind je overigens zelf ook, want je schrijft dat de beslissing om uit de politiek te stappen je zwaar valt. Nu stap je er niet echt uit. Als ik in de krant lees, dat je met het college van Gelderland in de clinch moet over het op slot zetten van het Park de Hoge Veluwe, zit je weer aan de andere kant van de politieke tafel. Bovendien heb je je familiegeschiedenis tegen, als je geen bestuurlijke, politieke functie wilt. We kennen toch immers een Baron Van Voorst tot Voorst als Commissaris van de Koningin van onze provincie? Met zijn benoeming in 1925 gaf zijn vader op 74-jarige leeftijd zijn zetel op als gedeputeerde in Overijssel en werd statenlid. Ik adviseer je daarom het volgende. Infiltreer in het Gelderse provinciehuis. Laat het vooral mogelijk blijven, dat wij uit Overijssel ook nog veel plezier blijven beleven aan een topvoorziening als het Nationaal Park de Hoge Veluwe. Mocht je infiltratie overigens tot andere interessante waarnemingen leiden, dan zijn wij niet te beroerd om die met je te delen. Mogelijk leidt dat tot intensievere en verdiepte samenwerking. Vooral, houd je familiegeschiedenis in ere, want ze zoeken nog een nieuwe CdK in Gelderland! Je maakte een opmerking die ons allen opnieuw tot nadenken moet stemmen. Je zegt, dat 15 tot 20 uur statenwerk een te zware wissel op jezelf en op je gezin trekt. Je maakte die opmerking in relatie tot de andere professionele activiteiten die ook de nodige aandacht vragen. Ik koppel daar een persoonlijke ontboezeming aan toe. Wanneer wij het statenwerk naast vele andere activiteiten en met plezier doen en dat plezier er ook in willen houden, moeten we ons wel tien keer bedenken om het aantal statenleden drastisch te verminderen. De leden van de Eerste Kamer die in januari daarover zullen spreken, moeten dit wetsvoorstel buitengewoon kritisch benaderen. Ik hoop van harte dat je de tijd die je nu niet
meer in het statenwerk hoeft te steken, inderdaad aan je gezin kunt besteden. Je vrouw, je beide dochters en je zoon zullen je er dankbaar voor zijn. Seger, je typeert jezelf als iemand die iets met de markt moet blijven doen. Daarmee bedoel je niet dat je marktkoopman wil worden, hoewel je het als standhouder voor natuur- en milieuproducten nog niet zo slecht zou doen. Je wilt zaken voor elkaar zien te krijgen en dat niet in het tempo van de politieke besluitvorming. Als ik het goed heb begrepen, vond je dat nogal eens 'beslopen' om een woord van jezelf te gebruiken. Je wilt in een zakelijk tempo resultaten zien. Ik wens je daarbij heel veel succes. Het ga je goed en tot ziens op de Hoge Veluwe! (applaus) De voorzitter: Seger, ik wil je eerst graag een cadeau aanbieden. De voorzitter overhandigt de heer S. Baron Van Voorst tot Voorst het symbool van de provincie Overijssel en een boek over de landschappen van Overijssel, vergezeld van een boeket. (applaus). De heer Van Voorst tot Voorst: Voorzitter. Ik word hier een beetje verlegen van. Ik heb mezelf altijd beschouwd als enigszins een backbencher; ik heb in deze staten nooit de behoefte gehad om veel op de voorgrond te treden, omdat ik dat in het dagelijkse al meer moet dan me lief is. We hebben hier een uitstekende fractie met veel mensen die dat heel goed kunnen. Ik heb dan ook altijd geprobeerd een beetje in de coulissen te blijven. Er worden allemaal heel vriendelijke woorden tot mij gericht en daar wil ik u hartelijk voor danken. Op een paar opmerkingen moet ik wel reageren. De debatten in Provinciale Staten maar met name in de commissie heb ik altijd ontzettend plezierig gevonden. Zij vonden in een heel goede sfeer plaats en je kruist de degens vaak met dezelfde mensen. Dat ging altijd op een heftige maar collegiale wijze. De sfeer heb ik dan ook altijd als goed ervaren. Aan het adres van college Oldenburger zeg ik, dat het mij enorm spijt dat ik het moet zijn van wie hij als eerste afscheid neemt. Ik vind het maar een twijfelachtige eer. In dit huis heerst een teamspirit en ik ben inderdaad heel eigenwijs. Dat vinden ze thuis ook. Het is inderdaad wel eens een storende eigenschap maar daar kan je heel veel mee bereiken. Ik heb overigens niet de indruk, dat ik Piet Jansen ooit de mond heb gesnoerd maar wij kunnen zelfs als partijgenoten de degens kruisen. Dat vind ik heel sterk. Dat moet kunnen; ook binnen je eigen partij mag je best eens flink soebatten met elkaar. Even werd dat rare krantenartikeltje over dat ministerschap genoemd. Dat was zo'n idioot verhaal. De journalist flanste dat erin en ik heb dat direct ver van mij gegooid. Daar ben ik natuurlijk helemaal niet geschikt voor. Ik denk dat ik überhaupt niet geschikt ben voor het politieke vak, want ik ben inderdaad een man van de markt. Het landsdeel Oost vind ik van groot belang. Ik vind het ontzettend belangrijk, dat Gelderland en Overijssel met elkaar blijven optrekken. Met deze Commissaris, die uit het oostelijke deel komt, kan dat alleen maar de goede kant opgaan. Als ik daarin de rol van podium kan vervullen om beide clubs bij elkaar te brengen – wandelend, fietsend of wat dan ook – doet u maar een beroep op mij. Ik ga niet infiltreren in Gelderland, want ik heb de handen al vol aan het college daar. Ik moet daar mijn zaken regelen en daar zeker niet achter de tafel gaan zitten. Dat lijkt me een heel slecht idee. Ik heb ontzettend sympathieke reacties gehad op mijn besluit om terug te treden. Ik doe dat niet met plezier; dat is iedereen duidelijk. Ik hoef niet meer uit te leggen waarom ik ga. De
wijze waarop iedereen, ongeacht de politieke kleur, daarmee omging, vind ik hartverwarmend. Dat wilde ik even kwijt. Ik maak dan gelijk van deze gelegenheid gebruik om jullie allen te bedanken voor de enorm sympathieke reacties op de geboorte voor ons derde kind. Uit alle hoeken en gaten komen cadeaus en bloemen. Ik denk aan Goos Dijkstra die met gevaar voor eigen leven mijn bloeddorstige erfhonden heeft getrotseerd om wat aan de deur af te leveren. Kortom, het was een mooie tijd. Ik dank de voorzitter, de griffie, GS en mijn collega's in PS: het ga jullie allemaal goed. Ik zal jullie nauwlettend volgen, uit interesse. Ik wil de bodes heel erg bedanken; als ik het me kon permitteren, zou ik jullie hier wegkopen en meenemen naar de Hoge Veluwe! Ik wil het ambtelijk apparaat bedanken voor al het goede wat daar vandaan komt. Mijn opvolger Auke wens ik heel veel succes. Ik hoop, dat hij het minstens zo naar de zin krijgt als ik het hier heb gehad. Dank u wel! (Applaus). De voorzitter: Ik heb begrepen, dat Seger vanavond toch nog bij de vergadering aanwezig zal zijn, hoewel hij nu van plaats zal wisselen. Na afloop van de vergadering – hij gaat overigens van een redelijk tijdstip! – is hij graag bereid om nog een borrel met ons te drinken. Onderzoek van de geloofsbrief van de heer M.A. Schipper. De heer Schipper is op 20 september door de voorzitter van het Centraal Stembureau van de verkiezing van de leden van Provinciale Staten benoemd tot lid van Provinciale Staten als opvolger van de heer Van Voorst tot Voorst. De heer Schipper heeft mij meegedeeld, dat hij zijn benoeming graag zal aanvaarden. De commissie van Onderzoek van de geloofsbrieven bestond uit de heren Welten, Ter Schegget en Kok. Ik verzoek de voorzitter van de commissie, de heer Ter Schegget, verslag uit te brengen en uw staten te adviseren over de toelating. De heer Ter Schegget (Pvda): Voorzitter. De Statencommisie Onderzoek geloofsbrieven, samengesteld volgens artikel 5, 4 lid 1 van de Kieswet rapporteert Provinciale Staten van Overijssel het volgende. De overhandigde geloofsbrief en de overige bij de Kieswet gevorderde stukken ingezonden door de heer Schipper, benoemd tot lid van Provinciale Staten van Overijssel op woensdag 13 oktober 2004, heeft onderzocht en in orde bevonden. Gebleken is, dat de benoemde aan alle in de Provinciewet gestelde eisen voldoet. De commissie adviseert, over te gaan tot zijn benoeming als lid van Provinciale Staten van Overijssel. De commissie voornoemd. Overeenkomstig het advies van de commissie worden besloten. De voorzitter: Ik verzoek de bode, de heer Schipper binnen te leiden. Ik verzoek u allen, met mij te gaan staan. In handen van de voorzitter legt de heer Schipper de door artikel 14 van de Provinciewet voorgeschreven eed af, waarmee hij is benoemd tot lid van Provinciale Staten. De voorzitter: Ik feliciteer u met uw benoeming tot lid van Provinciale Staten en ik verzoek u, uw plaats in te nemen. Ik bied u namens de staten een boeket bloemen aan. (applaus) De voorzitter: Wij nemen de gelegenheid te baat om de heer Schipper in de koffiepauze te feliciteren met zijn installatie als lid van Provinciale Staten. Na een korte afwezigheid krijg ik het idee, dat de heer Schipper zich alweer thuisvoelt.
Inspreekrecht Van het inspreekrecht maakt niemand gebruik. Vragenuur Van het vragenuur maakt niemand gebruik. Ingekomen stukken De voorzitter: Van de lijst brieven en mededelingen van het college van GS is nr. 4 over het Europartneriat besproken in de commissie Economie en bestuur. Ik geef het woord aan de voorzitter van de commissie, de heer Dalhuisen. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. De commissie Economie en bestuur heeft de brief besproken en is tot de conclusie gekomen, dat de door het college gekozen weg de juiste is. De voorzitter: Daarmee komt de bespreking in uw commissie aan de orde over stroomlijning en sturing, herijking subsidierelaties. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. De commissie Economie en bestuur is van mening, dat het college van GS heeft voldaan aan het verzoek van Provinciale Staten in haar motie. De commissie acht het zeer wenselijk om daarover een workshop te organiseren om de kaders verder in te vullen, opdat zij daarover in dialoog kan treden met het college van GS. Overeenkomstig de voorgestelde wijze van afhandeling van de ingekomen stukken wordt besloten. Voorstellen van Gedeputeerde Staten A-voorstellen PS/2004/886 PS/2004/841
Beleidskader ISV 2 Intrekken Salarisverordening
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig de voorstellen van GS besloten. B-stukken PS/2004/970
Ontbinding en vereffening IZR
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van GS besloten PS/2004/690
Regionaal bedrijventerrein Twente en Aanvullend onderzoek
De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Dijkhuis. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Het nemen van beslissingen doe je op basis van informatie en, als het enigszins kan, op basis van de juiste informatie. Op 13 november 2000 hield de heer Erik Helder, wethouder van de gemeente Enschede, een presentatie op een ondernemersavond in het Muziekcentrum in Enschede. Hierbij ging het onder andere over regionale samenwerking. Hij zei, dat de gemeente Enschede samen met andere Twentse gemeenten en de provincie Overijssel werkt aan de ontwikkeling van een regionaal
bedrijventerrein Twente. Een voorkeurslocatie – zo zei de heer Helder – is Almelo Zuid, want dit bleek na onderzoek het meest milieuvriendelijke alternatief te zijn. Wij weten, dat het niet zo is en dat dit het ook nooit geweest is. Ik heb de heer Helder nog twee keer per e-mail gevraagd op welk onderzoek hij doelde, maar ik heb daar tot op heden geen antwoord op gehad. Tijdens de verhoren van de commissie-Duijvestein over de Betuwelijn zei politiek psycholoog Jaap van Ginneken, dat dissonante informatie niet wordt meegenomen. Ook bij het RBT heb ik het gevoel, dat niet alle beschikbare informatie wordt doorgegeven aan diegenen die uiteindelijk moeten beslissen over een go/no-go, te weten de gemeenteraden en Provinciale Staten. Het lijkt mij dan ook onmogelijk om een beslissing te kunnen op basis van onvolledige informatie of op basis van geen of onduidelijke antwoorden op vragen. Hierbij bedoel ik geen vragen zoals die of er wel behoefte is aan een grootschalig bedrijventerrein, want elk antwoord hierop blijft toch arbitrair. Ik doel op vragen waarop een concreet antwoord mogelijk is of zou moeten zijn. Zo ligt bijvoorbeeld het begrote tekort van het RBT ergens tussen € 10 mln en € 100 mln. Weet het college op welk bedrag de teller vandaag staat? Het tekort wordt onder andere veroorzaakt door de hoge kosten van het verleggen van een 92 cm hoofdtransportgasleiding en een regionale gasleiding. Hoe hoog zijn deze kosten precies? Een andere oorzaak van het grote tekort zijn de zeer hoge kosten van waterafvoer. Het RBT wordt letterlijk en figuurlijk gebouwd op drijfzand. Bij de waterafvoer is gekozen voor de duurste oplossing, namelijk infiltratie in de bodem. Worden deze kosten meegenomen in de uitgifteprijs? Overigens, welke methode wordt gehanteerd bij het berekenen van de grondprijzen? Klopt het, dat die prijs 30% tot 50% hoger ligt dan elders in Twente? Als blijkt, dat geen ondernemer bereid is om deze prijs te betalen, wordt de prijs per m 2 dan gesubsidieerd? Met andere woorden: kan het college garanderen, dat de belastingbetaler niet meebetaalt aan de prijs per m 2? De volgende vraag heeft betrekking op leefbaarheid. Heeft een screening van de effecten op de gezondheid plaatsgevonden? Gezien de aard en de ligging lijkt mij dat geen overbodige luxe. Met de aard doel ik op het type bedrijven dat daar wordt toegelaten, namelijk tot milieucategorie 5. De ligging is duidelijk: tussen twee bevolkingscentra, namelijk Almelo Zuid en Bornerbroek. Voorzitter. Ik heb ten slotte nog een vraag over het RBT in een groter verband. Is Overijssel deelnemer aan het North European Trade Access, het NETA-project en, zo ja, heeft Overijssel in het kader van dit project toezeggingen gedaan of is zij verplichtingen aangegaan tot het aanleggen van een RBT langs de Noord-Europese handelsas? Ik zie de antwoorden graag tegemoet. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. De fractie van D66 is van mening, dat Provinciale Staten van Overijssel een grote fout begaan door met dit voorstel in te stemmen en dat zowel op financieel, economisch, milieu- en ruimtelijk gebied. Deze fout kan ook maar één keer gemaakt worden en is onherstelbaar. Gesteld nu, dat wij met zijn alleen een regionaal bedrijventerrein in het Oosten van de provincie nodig achten, waar hebben we het dan over? Wij hebben het dan over een regionaal bedrijventerrein Twente, met de nadruk op 'Twente'. Wij hebben het dan niet over een regionaal bedrijventerrein Netwerkstad. Daar zit volgens de D66-fractie nu juist de crux van dit verhaal. De Netwerksteden Almelo, Borne, Hengelo en Enschede – die doorgaans grote moeite hebben om een gezamenlijk standpunt met betrekking tot hun gebied naar buiten te brengen – zijn er wonderwel in geslaagd met een programma van eisen voor een regionaal bedrijventerrein voor de dag te komen. Ook zijn zij het er al over eens, dat de locatie
Bornerbroek moet worden want dat vloeit immers rechtstreeks voort uit het programma van eisen van het bestuur van de Netwerkstad? Het bestuur van de Netwerkstad is blij, het provinciaal bestuur is blij want nu hoeft het die moeilijke regisseursrol waarvoor we ons altijd zo voor op de borst kloppen niet op ons te nemen. Maar zijn ook de overige inwoners van de gemeenten in Twente en Overijssel met dit besluit gediend? Onlangs zag ik in het boek van Madelyn Albright een leuke foto met de volgende tekst: Wie bij mij onder de paraplu droog wil lopen, moet bukken. Dat was bij haar letterlijk bedoeld vanwege haar lengte, maar deze zin trof mij echter in figuurlijke zin, want in de beleving van onze fractie bukt het provinciaal bestuur wel erg ver om onder de kleine paraplu van de Netwerkstad in de pas mee te lopen om zo te kunnen verschuilen en droog te blijven. Zo nu en dan dacht ik in deze zaak, dat we zelf ook een paraplu hadden opgestoken. Zo waren in de vergadering van oktober 2001 over de partiële herziening van het streekplan zowel de staten als GS beslist niet gecharmeerd van het chantagegedrag van Almelo met betrekking tot de compensatie van grond. Bij amendement is toen zelfs besloten om de aanduiding 'zoeklocatie voor het Westen van het Twentekanaal' te schrappen. Tot onze grote verbazing staat in de begeleidende brief bij het voorstel echter, dat in de partiële herziening van het streekplan 2000+ is de zogenaamde rode lijn ten Zuiden van Almelo bij de Doorbraak vastgelegd. Dit onderdeel van de herziening is niet door de Raad van State vernietigd, omdat het niet hoorde tot de concrete beleidsbeslissing over het RBT. Binnen deze rode lijn op het streekplan zijn er voor Almelo als onderdeel van de Netwerkstad mogelijkheden om te voorzien in stedelijke uitbreidingsbehoeften, bedrijventerreinen en/of woningbouw of andere voorzieningen. Met een functieverandering in het gebied ten Zuiden van Almelo en ten Noorden van de Doorbraak moet op termijn dus zeker rekening worden gehouden, ook wanneer er geen RBT gerealiseerd zal worden. Leden van Provinciale Staten, wordt het dragen van de paraplu die we hadden opgestoken ons nu al te zwaar en kruipen we toch weer bij de Netwerkstad onder de paraplu? De D66fractie begrijpt niet dat, mocht je al voor een regionaal bedrijventerrein in Twente kiezen, je zo gemakkelijk over alle afwegingen heenstapt. Ik doel daarbij op het Meest Milieuvriendelijk Alternatief voor het behoud van het waardevolle cultuurhistorisch landschap van Twente en van Overijssel als recreatieprovincie. Ik denk hierbij ook aan de plattelandsontwikkeling. Dan heb ik het nog niet eens over de waterfunctie en over de sociale gevolgen voor het gebied Bornerbroek. De tegenargumenten die ik heb gehoord, zijn tot op heden van puur economische aard. Het zijn zelfs geen financiële argumenten. Maar ook deze economische argumenten zijn gemakkelijk te weerleggen. Ik noem alleen maar de grote behoefte die er schijnt te zijn voor ruimtevreters, het uitgangspunt voor het RBT. Hierbij werd steeds gezwaaid met bedrijven zoals Hartmann maar ook de staten zullen inmiddels hebben begrepen, dat een groot deel van de productie wordt overgeplaatst naar het Oosten. Ik vertel waarschijnlijk geen nieuws, dat dit tegenwoordig steeds vaker voorkomt vanwege de lage lonen en de lage grondprijzen daar. Hierover ik zal ik nu echter niet uitweiden; dat komt wel bij het nemen van het go/nogobesluit. Mijnheer de voorzitter. Het zou de fractie van D66 heel wat waard zijn om als staten onder de kleine paraplu van de Netwerkstad weg te kruipen en er zelf een op te zetten, waardoor we in de toekomst niet gebukt hoeven te lopen. Lukt dit laatste niet, dan laat ik mij – om het dan maar even heel plat te zeggen – liever 'zeiknat' regenen, maar dan wel opgeheven hoofd en rechtop. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. De metafoor van paraplu's is heel aardig, maar welke paraplu heeft mevrouw De Greef dan voor ogen? Betekent dit verhaal, dat zij zou willen kiezen voor de locatie Almelo Noord of ziet zij het gehele RBT eigenlijk niet zitten?
Mevrouw De Greef-Moes (D66): We hebben al eerder gezegd, dat de fractie van D66 niet per se tegen een RBT is maar ook wil denken over andere oplossingen. Als je denkt aan Twente, denk je aan innovatie. Ik herhaal de discussie van de vorige maand over de varkens: als wij varkens kunnen stapelen, kunnen we ook bedrijven stapelen. We moeten innovatief moeten denken op het gebied van industrieterreinen. De heer Vruggink (GL): Voorzitter. Wij hebben in het verleden al regelmatig uitgebreide verhalen gehouden en daarom wil ik er alleen nog een aantal hoofdpunten met betrekking tot het RBT eruit halen, ondanks het feit dat de uitkomst van deze discussie al zo vast ligt als een huis. Maar goed, alle pogingen zijn welkom wat ons betreft. Het belangrijkste uitgangspunt voor ons is, dat regelmatig blijkt dat de bedrijfsbehoefte die in dit geval door Buck Consultants is aangetoond door allerlei andere onderzoeken – ook uit verdachte hoek in dit verband, zoals van het bedrijfsleven Twente zelf waar het MKB bij betrokken is – dat er tot 2010 maar 40 ha bedrijfsterrein nodig is. Daarbij komt niet alleen revitalisering ter sprake maar gaat het ook om het inrichten van bijvoorbeeld het NAVOterrein. Wie heeft er gelijk en wie praat er naar de gewenste resultaten toe? Als het MKB zelf al uitspreekt dat het niet nodig is, wie zijn wij dan om daaraan te twijfelen? Daarnaast is er onderzoek geweest naar de gewilligheid van categorie 5 bedrijven, de bedrijven die met name bedoeld zijn om zich op het RBT te vestigen. Zeker gezien de ontwikkelingskosten voor het RBT in Almelo Zuid blijkt er vrijwel geen categorie 5 bedrijf te zijn, dat op dit moment belangstelling heeft voor een plek op het RBT. Het is dan ook nog maar de vraag of het bedrijventerrein überhaupt gevuld kan worden als het er eenmaal is. Voor de fractie van GroenLinks is een RBT sowieso al niet nodig, laat staan in Almelo Zuid. Er was ooit al eens gekozen voor Almelo Zuid. We zijn teruggefloten en er moest een hernieuwd onderzoek worden gedaan naar Almelo Noord omdat dit onvoldoende was gedaan. Dat onderzoek is gedaan en de uitkomst is dat Almelo Noord op vrijwel alle punten beter scoort in het MER dan Almelo Zuid. Het scoort beter op het gebied van water, van flora en fauna, van luchtverontreiniging en op economisch gebied. Er hoeven bijvoorbeeld maar 12 woningen c.q. bedrijven verwijderd te worden ten opzichte van de 57 in Almelo Zuid. Je begint iets, je stelt een programma van eisen op en daarna ben je verplicht een MER uit te voeren op basis waarvan een weloverwogen keuze kan worden gemaakt. De MER geeft aan, dat op vrijwel alle punten Almelo Noord de beste keuze is en wat gebeurt er? We schuiven het terzijde en we kiezen voor Almelo Zuid op basis van het programma van eisen dat we ooit in het verleden hebben neergelegd. Ofte wel: de MER is een wassen neus en als overheid doen we niets met de verplichting om een MER te voeren. We doen het voor de Bühne maar we doen er geen bal mee. Dat vind ik heel treurig. Voorzitter. Er wordt gesteld, dat er wel wat anders in Almelo Zuid komt als er geen RBT komt want per slot van rekening is daar zoekruimte gepland voor bijvoorbeeld een lokaal bedrijfsterrein voor Almelo. Dat klopt, dat is in het streekplan ook vastgelegd. Daar waren wij ook al niet gelukkig mee. Maar dan is er altijd nog de factor, dat het Twente Kanaal West wat ons betreft dan kan vervallen, omdat dit het vervangende cadeautje is voor Almelo om daar alsnog lokale bedrijvigheid te vestigen als het RBT er komt. Wij zijn absoluut niet blij met dat argument: als er geen RBT komt, komt er wel wat anders dus doe het RBT dan maar. Alle andere argumenten geven namelijk aan, dat je op die plek gewoon geen RBT zou moeten willen. Kortom, onze conclusie is dat economie bijna zoals gebruikelijk voor ecologie gaat en nog erger, dat economie blind maakt. Dan heb ik het dus vooral over doorrekeningen van Almelo Zuid. Het zal nooit en te nimmer renderend worden. We creëren een Betuwelijn maar dan in onze eigen regio ofte wel een Regionale Betuwelijn Teleurstelling (RBT).
Onze fractie vindt het dan ook onbegrijpelijk, dat de meerderheid van de staten deze foute keuze zal ondersteunen. Ik hoop, dat zij misschien nog vandaag tot inkeer zullen komen. De heer Slagman (SGP): Voorzitter. Ruim een jaar geleden hebben wij in deze zaal te kennen gegeven, dat de SGP-fractie tegen het verlengen van de intentie-overeenkomst was omdat naar haar mening de noodzaak van een RBT niet of onvoldoende was aangetoond. Nu hebben wij een voorstel om in te stemmen met de aanleg van het RBT in Almelo Zuid en met een aanvullend onderzoek naar de locatiekeuze. Wij hebben daar zo onze bedenkingen tegen. In de MER zijn grote verschillen in waardering ten opzichte van de locaties Almelo Noord en Almelo Zuid te constateren. In Almelo Zuid liggen de gebieden met grote natuur- en landschapswaarde en met cultuurhistorische, recreatieve en archeologische waarde. In Almelo Noord komt dit veel minder voor. Een volgend verschil is de aankoop van bedrijven en woningen. In Almelo Zuid bedraagt dit 40 bedrijfswoningen – inclusief gewone woningen – en 17 bedrijven tegen resp. 4 woningen en 8 bedrijven in Almelo Noord. Qua bereikbaarheid is ook nog een aantal verschillen op te noemen. Gezien haar ligging aan de A35 en een eventuele aansluiting op die weg alsmede de 2000-tons vaarweg die binnen bereik ligt, lijkt Almelo Zuid het te winnen van Almelo Noord. Ontsluiting van Almelo Noord via de N36 behoort echter ook tot de mogelijkheden en een uitbreiding tot een 2000-tons vaarweg in het eerste gedeelte van het Kanaal Almelo – De Haandrik hoeft naar onze mening niet onoverkomelijk te zijn. Gezien het feit, dat het reeds aanwezige bedrijvenpark in Almelo Noord per spoor al bereikbaar is, lijkt het ons een kleine moeite om de bestaande spoorlijnen daar door te trekken naar Almelo Noord. Naar onze mening is de noodzaak tot de aanleg van een RBT nog steeds niet aangetoond. Door haar perfecte wervingskracht – aldus het voorliggende stuk – ingevolge de goede bereikbaarheid en ontsluiting is het mogelijk, grootschalige bedrijvigheid naar Almelo Zuid te halen, zelfs tot milieucategorie 5. Zitten wij in Twente werkelijk verlegen om bedrijven in deze milieucategorie? Denkt men, dat de bewoners van Bornerbroek en Almelo Zuid daar blij mee zijn? Bedrijven die elders waarschijnlijk met een subsidie vertrekken hiernaartoe halen? Wil men de inwoners van Twente risico's laten lopen door het gevaar, die dergelijke bedrijven met zich kunnen brengen? Wij hebben in die commissievergadering gewezen op de nog aanwezige ruimte op het bedrijvenpark ten Noorden van Almelo. Zo blijkt 60 ha nog onverkocht en is er 40 ha NAVO-terrein dat vrijkomt of al vrij is. Dat is samen al ruim meer dan de helft van de 185 ha voor het RBT. Voorzitter. Binnen afzienbare tijd zullen er in Twente nog meer bedrijventerreinen vrijkomen. Wij denken onder andere aan het centraal in de Netwerkstad gelegen AKZO-terrein in Hengelo. Dat ligt aan het Twentekanaal, is voorzien van een spoorverbinding en ligt op een steenworp afstand van de A35. In onze ogen is dat een toplocatie. Zouden al deze hectares bij elkaar opgeteld niet in de buurt van de 185 komen? Of moeten we deze vrijkomende bedrijventerreinen maar braak laten liggen? In het kader van de revitalisering van de bedrijventerreinen zou dit naar de mening van de SGP-fractie een prachtige oplossing zijn. Als het Meest Milieuvriendelijke Alternatief een duidelijke voorkeur uitspreekt ten gunste van Almelo Noord wat is dan de waarde die door het college aan de MER wordt toegeschreven? Deze vragen zouden wij ook kunnen stellen aan de collegepartijen die ondanks dit duidelijke MER-advies toch kiezen voor Almelo Zuid. Is het overigens waar dat voor de aanleg van het RBT in Bornerbroek al € 19 mln aan kosten zijn gemaakt onder andere door aankoop van bedrijven en gronden? Als dit het geval is, in hoeverre zijn dan deze kosten bepalend geweest voor de besluitvorming van het college? Is er door de reeds gemaakte kosten dan geen weg meer terug mogelijk? De locatie Almelo Zuid ligt aan de door te trekken A35, bij een afslag, zo blijkt het uit statenvoorstel. Die afslag is er op dit moment niet en waar deze geprojecteerd is, weet ik ook
niet. Maar als die afslag er komt, moet die zo kort mogelijk bij het RBT komen. Wij vragen dit om toekomstig sluipverkeer door de aanliggende woonkernen Bornerbroek en Enter tegen te gaan. De SGP-fractie is ook nuchter genoeg om te beseffen, dat de collegepartijen kiezen voor Almelo Zuid. Mijn laatste vraag is gericht aan de gedeputeerde. Hoe sterk staat de provincie als de Stichting Dorpsbelangen Bornerbroek weer de gang naar de Raad van State maakt? Voorzitter. Mocht het in de toekomst echt noodzakelijk zijn om een regionaal bedrijventerrein aan te leggen, dan gaat de voorkeur van de SGP-fractie op dit moment uit naar Almelo Noord. De SGP-fractie is tegen de aanleg van het RBT in Almelo Zuid. De heer Netjes (CDA): Voorzitter. Tot nu toe ben ik toch wel wat verrast door de opmerkingen in deze discussie. Het lijkt er namelijk op alsof er geen commissievergadering geweest is. Ik heb in ieder geval nog geen nieuwe opmerkingen gehoord, ook niet van de heer Slagman. Ik wil het college dan ook adviseren om te verwijzen naar de behandeling in de commissie, opdat wij de behandeling van dit onderwerp verder kunnen inkorten. De discussie over de technische aspecten had in de commissie moeten worden gevoerd, opdat we in deze vergadering over de beleidsmatige vragen kunnen discussiëren. De heer Slagman (SGP): We hadden er natuurlijk ook een hamerstuk van kunnen maken. Er is echter veel publiek vanavond en de mensen willen graag duidelijkheid over de standpunten van de diverse partijen. Om die reden heb ik dit hier uitvoerig naar voren gebracht. De heer Netjes (CDA): Maar gelukkig hebben we in de commissie ook een publieke tribune en daar waren ook mensen aanwezig. De heer Slagman (SGP): Ja, maar minder dan nu! De voorzitter: En een stemverklaring is natuurlijk altijd mogelijk! De heer Sijbom (VVD): Voorzitter. Wat ons betreft, had het inderdaad een hamerstuk kunnen zijn. Gezien de vele inschrijven en de te verwachten geluiden, vonden wij het ook noodzakelijk om er enige woorden aan te wijden. Ik wil echter eerst een paar opmerkingen vooraf maken. Door de vele voorschriften en ingewikkelde procedures wordt het in dit land kennelijk steeds lastiger om noodzakelijke besluiten, zoals de aanleg van infrastructuur maar ook van bedrijventerreinen, op een adequate wijze af te ronden. Recente artikelen in de schrijvende pers drukken de overheden nog eens met de neus op de feiten. In die zin is het een goed plan het huidige kabinet om het mes te zetten in de overbodige en te veel vertragende weten regelgeving, vooral als het gaat om noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement is er nog veel werk te verrichten. Voorzitter. Wij kunnen kort zijn over het voorstel. Wij zijn destijds om verschillende redenen akkoord gegaan met het voorstel, een regionaal bedrijventerrein tot ontwikkeling te brengen. Daarbij hebben we onder andere kritisch gekeken naar alternatieve locaties, waaronder Almelo Noord. Ik zal daar verder niet op ingaan. De belangrijkste reden voor de VVD om met dit voorstel akkoord te gaan, is het scheppen van condities die de economische ontwikkeling mogelijk maken. Overijssel, maar vooral Twente, schreeuwt om werkgelegenheidsimpulsen. Ik hoef maar te verwijzen naar de wensen uit het nieuwe Perspectief voor Twente. De heer Vruggink (GL): Voorzitter. De heer Sijbom gaf zojuist aan niet verder te willen ingaan op de locatie Almelo Noord maar ik heb daar wel een vraag over. Hoe denkt hij over
de uitkomst van de MER? Werpt zijn fractie die ook terzijde of zou het niet toch beter zijn om voor Almelo Noord te kiezen? De heer Sijbom (VVD): Ik heb al duidelijk gemaakt, dat wij nadrukkelijk ook naar alternatieve locaties hebben gekeken, waaronder Almelo Noord. Er is een MER over verschenen en collega Visser heeft in zijn bijdrage in de commissie helder aangegeven, dat wij niet tot een andere conclusie komen. We hebben die locatie nadrukkelijk meegewogen. Ik ben zelf met een aantal fractieleden in Almelo geweest om ons te laten voorlichten over de aanvullende onderzoeken. Wij zijn niet tot een andere conclusie gekomen. De heer Vruggink (GL): Daarmee is de VVD-fractie tot een andere conclusie gekomen dan de MER? De heer Sijbom (VVD): Neen, dan hebt u de MER verkeerd gelezen. De heer Vruggink (GL): De MER geeft aan, dat vanuit een oogpunt van milieu – en daar is een MER toch voor – Almelo Noord veel beter scoort. De heer Sijbom (VVD): Wij moeten alles wegen en we hebben in de commissie al aangegeven, dat alle wegingen ons niet anders doen besluiten. De heer Netjes (CDA): Voorzitter. Ik denk, dat de heer Vruggink één aspect vergeet en dat is, dat het Meest Milieuvriendelijke Alternatief niet inhoudt, dat je daarvoor moét kiezen. De heer Vruggink (GL): Almelo Noord scoort op allerlei milieupunten scoort Almelo Noord gewoon beter. Maar als je de locatie Almelo Zuid begeert en van tevoren al weet, dat het programma van eisen blijkbaar belangrijker is dan de MER, moet je die MER gewoon niet laten uitvoeren. Het is echter een verplichting en dus zal je wel moeten. De voorzitter: Ik stel voor om deze interruptie te beëindigen, omdat ik de indruk heb dat een deel van de argumenten toch uitvoerig zal zijn besproken in de commissie. De heer Sijbom (VVD): Dat is juist, voorzitter! Wij vonden het destijds en vinden het nog steeds van belang, dat een dergelijk bedrijventerrein tot ontwikkeling wordt gebracht. Ruimte voor een regionaal bedrijventerrein is daartoe een van de voorwaarden om de economische ontwikkeling te kunnen garanderen. Juist nu de economische ontwikkeling stagneert, moet je handelen. Wat dat betreft, is daadkracht geboden, zeker als je rekening houdt met de ellenlange procedures waarmee we straks ook nog te maken krijgen. Het college heeft de zaak wat ons betreft voldoende voortvarend aangepakt en als het aan de VVD ligt, wordt nu met voortvarendheid gewerkt aan de voorbereiding van de herziening van het streekplan. Daarbij zullen wij uiteraard wel de nodige zorgvuldigheid moeten betrachten. Onze inbreng in de commissie en die van vandaag mag niet zo worden opgevat, dat de fractie van de VVD nu definitief akkoord gaat met de realisatie van het RBT. Naast het ruimtelijk vraagstuk speelt ook nog het financiële een grote rol. De uiteindelijke besluitvorming zal plaatsvinden op het moment dat het go/no-gobesluit – in de stukken wordt alleen over het 'go-besluit' gesproken – moet worden genomen. Wij zijn uitermate nieuwsgierig naar het financiële plaatje, dat de basis zal zijn voor het definitieve besluit. Wij moeten dus nog even geduld hebben. De VVD-fractie gaat akkoord met het voorkeursalternatief Almelo Zuid. Het go/no-gobesluit kan worden opgesteld en de middelen kunnen beschikbaar worden gesteld. Het zijn
besluiten met vooral ruimtelijke implicaties en de betrokkenheid van de commissie Economie en bestuur komt dus nadrukkelijk later aan de orde. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Voor alle duidelijkheid wil ik allereerst opmerken, dat de SP-fractie niet tegen een al dan niet realisering van de RBT als project is. Wel vinden wij het belangrijk, dat het nut daarvan nog bewezen moet worden. Er valt dus nog heel wat te overtuigen op dat gebied. Gedurende de 20 jaar dat ik actief ben in de politiek in Nederland heb ik zelden meegemaakt, dat de overheid zo slordig omgaat met een MER. Daar is in dit geval toch wel sprake van. Het college kiest voor de locatie Almelo Zuid, de meest milieuonvriendelijke locatie. Bovendien is er geen draagvlak bij de burgers voor te vinden. Ook dat vindt de SP-fractie een belangrijk argument. De overheid mag niet zomaar de burger voorbij gaan in haar eigen ambitie. Voorzitter. De SP-fractie zal tegen de locatiekeuze Almelo Zuid stemmen. Wij komen nog met elkaar te spreken over de toekomst van dit onderwerp. Gedeputeerde Abbenhues: Voorzitter. Ik wil mijn beantwoording beginnen met dat wat wij in de commissie met elkaar hebben besproken en waar wij na deze commissiebehandeling op uitkwamen. Er is een initiatief vanuit de Twentse steden. Deze hebben ervoor gekozen om op één terrein geclustered bedrijvigheid te kunnen realiseren voor bedrijven die een grote ruimtevraag hadden, groter dan 2 ha. Waarom zij dat in Twente deden en waarom de provincie daarbij is betrokken, heeft juist te maken met de groene ruimte en het goed bewaren voor Twente van het landschappelijk schoon. Tegelijkertijd zet de provincie in op herstructurering en revitalisering. Dat totale pakket maakt deel uit van de besluitvormingsprocedure. Er zijn onderzoeken gedaan naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State en dat is allemaal uitgebreid verwoord in dit voorstel. Om die reden beperk ik mij ertoe, de hoofdlijnen aan te geven. Wij hebben de procedure gevoerd om de locatie Almelo Zuid af te zetten tegen andere locaties en het zoekgebied Almelo Noord op dezelfde wijze te bevorderen. Dat is een groot gebied geweest en wat betreft het Meest Milieuvriendelijke Alternatief -- dat is de kern van de MER – hebben wij de afweging gemaakt op basis van het programma van eisen. Ook wat dat betreft, kan ik kortheidshalve verwijzen naar het voorstel. Tegelijkertijd hebben wij het Meest Milieuvriendelijke Alternatief en de MER gebruikt om de nadelen ten aanzien van een aantal punten voor Almelo Zuid te verminderen. Ook dat wordt uitgebreid aangegeven op bladzijde 6 van het voorstel. Voorzitter. De heer Dijkhuis heeft vragen gesteld maar daarop zal ik pas antwoorden als wij het go/no-gobesluit behandelen, omdat daarbij de exploitatie-opzet en de grondprijzen aan de orde komen. Wij hebben daar nu nog geen inzicht in omdat wij nu een voorkeurslocatie moeten vaststellen, waarna de herziening van het streekplan in gang wordt gezet. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Is het niet belangrijk om bij zowel de keuze voor Almelo Noord als voor Almelo Zuid de financiële consequenties te weten? Gedeputeerde Abbenhues: In de stukken is een globale opzet gegeven. Alle vragen van de heer Dijkhuis kunnen pas beantwoord worden op het moment dat onderzoek wordt gedaan naar bijvoorbeeld de grondexploitatie. Eind december zal daarover gesproken kunnen worden. Voorzitter. Naar mijn weten zijn wij geen lid van de Noord-Europese Handelsas en hebben wij in dat verband zeker geen verplichtingen op ons genomen of toezeggingen gedaan.
Aan het adres van mevrouw De Greef merk ik op, dat ik geantwoord heb op het algemene deel. Het is dan ook de keuze van D66 om op een andere wijze te kiezen dan het college voorstelt. De heer Vruggink heeft het Meest Milieuvriendelijke Alternatief aan de orde gesteld. Wij hebben zorgvuldig met elkaar gewogen en hebben de keuze gemaakt op basis van het programma van eisen en maatregelen genomen voor het gebied Almelo Zuid: een aantal heeft zeker het Meest Milieuvriendelijke Alternatief en de MER-procedure opgeleverd. Ik deel zijn suggestie absoluut niet, dat de luchtverontreiniging daar hoger zou zijn. Alle bedrijven in categorie 5 zullen zich aan de milieuwetgeving moeten houden.. Als hij er op deze wijze naar kijkt en dit er expliciet uithaalt, moet ik hem zeggen dat er meer woningen bij de locatie Almelo Noord zijn dan bij de locatie Almelo Zuid. De heer Vruggink (GL): Ik heb dit met name genoemd, omdat de luchtverontreiniging onder andere afhankelijk is van de heersende windrichting. Dat is een bepalende factor in de MER die op een gegeven moment gaat meewegen. Almelo Zuid ligt wat de windrichting betreft natuurlijk ongunstiger dan Almelo Noord. Gedeputeerde Abbenhues: De heer Slagman heeft in zijn bijdrage het totale gebied als het ware versnipperd. Het gebied is bedoeld voor bedrijven die zich bezighouden met transport, logistiek en productie. Een clustering daarvan is ook noodzakelijk. Alle andere voorstellen van de heer Slagman met betrekking tot een mogelijke invulling van de 120 ha liggen bij de gemeenten en vormen nog niet zo'n optelsom. Ik herhaal, dat er een duidelijk programma van eisen is evenals het al dan niet beschikbaar hebben van terreinen, op welke termijn en waar nog investeringen gedaan moeten worden. Ik wil daar niet te diep op ingaan omdat inderdaad deze aspecten al in de commissie ter sprake zijn gekomen. Inderdaad zijn er ongeveer € 19 mln aan kosten gemaakt voor de grondverwerving. Dat was ook de afspraak en dat ging om defensieve grondverwerving. Daar staat tegenover, dat dit geen extra risico met zich meebrengt, waarover wij vandaag ook in het kader van de Najaarsnota hebben gesproken. Naar mijn mening handelen wij dan ook conform de besluitvorming in de diverse raden en in de staten. Op grond van een uitermate zorgvuldige procedure menen wij, dat wij alle stappen hebben gezet die wij moesten zetten naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Iedereen weet exact weet welke stappen wij hebben genomen, met daarbij de uitkomsten van de stappen. Waar wij enige twijfel over hebben, laten wij een contra-expertise maken als extra toets. Wij zijn voornemens om die zorgvuldigheid en die openheid te betrachten in het vervolg van deze procedure. Dan is het aan eenieder in dit land om gebruik te maken van zijn recht om waar dan ook beroep in te stellen. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Is het de gedeputeerde bekend, dat de bewoners zich opnieuw zullen beroepen bij de Raad van State? Welke consequenties zou dat hebben voor de besluitvorming? Gedeputeerde Abbenhues: De Stichting Dorpsbelangen Bornerbroek heeft op de commissievergadering ingesproken en aangekondigd, dat zij vol vertrouwen naar de Raad van State zal gaan. Ik heb aangegeven hoe wij de procedure hebben gelopen. Wij zullen elkaar op enig moment ontmoeten. Wij gaan ervan uit, dat wij in 2006 duidelijkheid hebben. Voorzitter. Aan het adres van de heer Sijbom merk ik op, dat een definitief besluit over al dan niet doorgaan op een later tijdstip zal worden genomen. Ik heb goed begrepen, dat hij zich daarin nog volledig wil mengen en daar ook nog kritisch naar wil kijken.
De heer Yildirim heeft opgemerkt, dat het nut zich nog moet bewijzen. Dan krijgen we een nut-noodzaakdiscussie die wij al in de commissie hebben gevoerd. Deze discussie is ook al in alle raden gevoerd. Op grond van de rapportages zijn wij nog steeds van mening, dat zowel nut als noodzaak zijn aangetoond en dat wij een stap moeten zetten in de realisering van een regionaal bedrijventerrein in Twente op de locatie Almelo Zuid. De voorzitter: Ik heb begrepen, dat de heer Oldenburger en de heer Yildirim een stemverklaring wensen af te leggen. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie gaat akkoord met het voorstel. Het is een ruimtelijk besluit maar ook voor mijn fractie geldt, dat het go/no-gobesluit buitengewoon belangrijk is. Dan is de exploitatie-opzet bekend. Daar zullen we de onderwerpen moeten vinden die ik al in de commissie heb aangegeven. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. De SP-fractie zal tegen deze locatiekeuze stemmen, omdat het nut van het RBT nog niet is bewezen. In stemming komt het voorstel De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, de LPF en de SGP tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen. PS/2004/782
Sociale Actie 2005-2008
De heer Beugelink (CDA): Voorzitter. Bij Sociale Actie gaat het om doen en meedoen. Dat is ons motto en zo zijn we iedere discussie in dit huis over Sociale Actie begonnen. Sociale Actie gaat om betrokkenheid bij datgene wat je bezighoudt, wat je raakt, waar je iets over wilt zeggen en wat je wilt delen. Dat doe je niet alleen. In het proces van totstandkoming van Sociale Actie waren velen betrokken. Vele organisaties en instellingen hebben op een positieve wijze gereageerd op de nota. Een belangrijk markeringspunt waren de bijeenkomsten in Kampen en Borne. Het is een goed interactief proces geweest en het college verdient daarmee onze complimenten. Wij willen die betrokkenheid doorzetten en bij de ontwikkelingen betrokken blijven. Om die reden staan wij zeer sympathiek tegenover de opmerkingen die onze collega's van de VVD straks zullen maken over de betrokkenheid bij de rapportages over de uitvoeringsplannen. Omdat er een relatie bestaat tussen de organisatie van de ondersteuningsstructuur en de inhoud stellen wij nadrukkelijk de vraag om de discussie te heropenen als de besluitvorming over de uitkomsten van het rapport-Berenschot interfereert met de inhoud van deze nota. Wij hebben dat vanmorgen gedaan en wij hebben daar een positief antwoord op gekregen van onze gedeputeerde. De nota is inhoudelijk duidelijk, helder en toegankelijk. De samenhang tussen de diverse beleidsdoelen op de diverse niveaus is helder verwoord en de uitwerking is logisch. Het is ons opgevallen, dat bij de inspreekavonden weinig kritische opmerkingen zijn gemaakt over de hoofdlijnen van de nota. Dat stemt tot tevredenheid. Dat houdt tevens in, dat wij ons nu zullen beperken tot het aangeven van grote veranderingen die wij in deze nota willen zien aangebracht. Wij beschouwen deze nota als een zeer waardevolle start waarop wij verder kunnen bouwen in de periode van dit bestuursakkoord. Wij hebben participatie altijd als een belangrijk doel omschreven. In Ruimte voor Actie hebben wij al aangegeven, dat wij koersen op een grote betrokkenheid van burgers bij onze samenleving. Zij moeten in staat zijn om mee te doen, om een bijdrage te leveren en wij dienen ze daartoe uit te dagen. Bij diverse andere
gelegenheden hebben wij deze lijn van betrokkenheid al doorgetrokken, bij diverse commissievergaderingen en zeer recent nog bij de behandeling van de Perspectiefnota. Ons tweede thema was toen het burgerperspectief, dat wil zeggen de actieve deelname van burgers en toegankelijkheid van voorzieningen. Dan is het ook logisch dat bij zo'n aanpak instrumenten passen als Kulturhusen, Vitaliteitsfonds, aandacht voor de jeugdzorg, het belang van de keten wonen, zorg en welzijn, de participatie van de jongeren en beschikbaarheid van vrijwilligers. Al dit soort zaken spreekt ons aan en hebben wij naar voren gebracht. Wij gaan daarmee verder. In de nota Sociale Actie ligt onze voornaamste insteek nu bij het katern Zorg. Mede namens de PvdA zullen wij hierover twee moties indienen. De eerste motie gaat over het gegeven, dat zorg een belangrijk aspect is en zelfs het belangrijkste zorgpunt van onze burger is. Enquêtes tonen dat iedere keer weer aan. Als je dan ziet dat de motie ingaat op datgene wat de mensen erg bezighoudt. Het gaat om de beschikbaarheid, de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van de toekomstige zorg. Zet je dat af tegen de mogelijkheden en instrumenten neergelegd in het katern Zorg dan wordt het duidelijk, dat er geld naartoe moet. Het geld moet op die plaatsen terechtkomen waar er de grootste behoefte aan is en waar de behoefte aan zorg het grootst. Dat is in essentie de inhoud van deze motie. Wij willen in eerste instantie geld aanwenden voor de mantelzorg om bestaande initiatieven te ondersteunen, de mantelzorg samen met de gemeenten mede te ontwikkelen en de faciliteiten in de keten woon, zorg en welzijn te verruimen. Dat is nodig, omdat een steeds groter appel zal worden gedaan op de informele zorg, de mantelzorgers, vrijwilligers en zelfhulp. Bij de ondersteuning van de mantelzorg denken wij bijvoorbeeld aan vervangende mantelzorg en respijtvoorzieningen, steunpuntmantelzorg, ontwikkeling en ondersteuning van jonge en allochtone mantelzorgers. Kortom, dat zijn de inhoudelijke aspecten waar het meerdere geld moet worden neergelegd en dan bij die organisaties die zich ook daadwerkelijk met de zorg zullen bezighouden. Berenschot zal daar straks duidelijkheid over geven, hopen wij. Wij verzoeken het college dan ook bij de behandeling in Provinciale Staten van de begroting 2005 een plan op hoofdlijnen in te dienen, inclusief een kostenraming voor de versterking van het mantelzorgbeleid en de keten wonen, zorg en welzijn. Tevens verzoeken wij het college om met ingang van 2005 de begroting voor zorg structureel te verhogen met deze benodigde gelden. In november besluiten wij over een mantelzorgproject op basis van het voorstel van GS en op dat moment kunnen wij nog beslissen om daar al dan niet in mee te gaan. Tegen de aarzelaars onder ons zeg ik, dat zij opnieuw kunnen bekijken of het structurele geld ook daarvoor moet worden ingezet. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Ik heb de motie met deze strekking nog niet gezien maar deze strekking verbaast mij nogal. De nota Sociale Actie gaat over alle aspecten in het sociale kader en het ene kader lijkt mij net zo belangrijk als het andere. Het lijkt mij dan ook voorbarig om er in dit stadium een onderdeel uit te lichten en daarover een motie in te dienen. De heer Beugelink (CDA): Voorzitter. Wij spreken nu over de diverse terreinen die in de nota Sociale Actie zijn beschreven en daarin maken wij keuzes. Een van die keuzes is, dat op dit moment de zorg intensief … De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Wat mij betreft, is het nogal inhalig om in deze fase zo'n motie in te dienen die toch veel meer bij de behandeling van het programma van uitwerking
thuishoort. Dan wordt namelijk zichtbaar welke sociale component meer accent moet krijgen. Ik vind het een puur politieke kwestie om nu een van de onderdelen aan te zetten. De heer Beugelink (CDA): Voorzitter. Ik laat dat graag aan de heer Yildirim. Hij kan meegaan met deze motie – graag! – maar als hij ertegen is, stemt hij tegen. Zo simpel liggen de zaken. De heer Been (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie is het niet altijd eens met de heer Yildirim maar deze keer wel van harte. Het kan toch niet zo zijn, dat wij enerzijds op dit moment € 1,4 mln bezuinigen op het onderwerp kunst en cultuur en dat wij anderzijds bij voorbaat een begrotingspost voor de zorg claimen, gezien de grote zorgen voor de toekomst op dit beleidsterrein en zonder dat wij weten hoe dit beleidsveld wordt ingevuld en daarover in de commissie een discussie hebben gevoerd. Dat neemt niet weg, dat wij de analyse van de heer Beugelink onderschrijven. Daar moeten we ook zeker over discussiëren in dit huis, maar nu loopt de heer Beugelink veel te hard van stapel. De voorzitter: Om misverstanden te voorkomen, wijs ik erop dat er op dit moment geen sprake is van een begrotingsbehandeling. De heer Beugelink (CDA): Dat is precies wat ik wilde zeggen. Dit houdt de mensen zo bezig en wij willen graag dat zij meekrijgen, dat wij hen willen ondersteunen in de leniging van hun noden. Daar gaat het ons om en daar willen wij een fors bedrag voor neerzetten. Wij denken daarbij eerder aan € 2 mln denken dan aan € 2 ton. Mevrouw Van Olphen (GL): Voorzitter. Ik vind het betoog van de heer Beugelink zeer ontroerend, maar volgens mij hebben wij deze discussie al in juni gevoerd. Toen zijn ook besluiten genomen die we nu moeten uitvoeren. Via deze omweg probeert de heer Beugelink de burger van Overijssel bij de besluitvorming te betrekken. Ik vind dit erg hypocriet. De heer Beugelink (CDA): Dat vinden wij uiteraard niet. Wij behandelen nu de nota Sociale Actie en daarbij spreken wij met elkaar de kaders af voor het toekomstig beleid. Dit is onze invulling waarmee wij een van die kaders van het beleid enigszins willen aanpassen. Voorzitter. Onze tweede motie die wij samen met de PvdA willen indienen, heeft betrekking op de WMO. Wij verzoeken om € 1 mln uit het Actiefonds te investeren en aan te wenden voor de ondersteuning van de invoering van de WMO door de gemeenten. Ik hoef er niet aan te herinneren, dat de AWBZ wordt aangepast en dat delen van de AWBZ in de WMO terechtkomen, inclusief de WVG en de Welzijnswet. De gemeenten krijgen daardoor te maken met een nieuwe taak en wij worden nu al benaderd met de vraag of een gezamenlijke benadering niet op zijn plaats zou zijn. Met deze motie willen wij een voorschot nemen op die vraag. Mevrouw Van Olphen (GL): Voorzitter. Is de heer Beugelink het dan niet met mij eens, dat eerst Provinciale Staten dienen te discussiëren over de vraag wat de WMO kan betekenen voor de provincie en te kijken of er wellicht sprake is van een provinciale taak in dezen dan in te spelen op deze vragen, die overigens heel terecht zijn? Nu wil de heer Beugelink € 1 mln reserveren voor iets waar we nog helemaal niets van weten. Ook dit vind ik dus zeer voorbarig. Het lijkt mij beter, dat eerst de provincie haar positie bepaalt voordat weer € 1 mln uit de € 10 mln worden gehaald die wij apart hebben gezet. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Ik ben het mevrouw Van Olphen eens dat een en ander zeer voorbarig is. Uit de laatste berichten blijkt namelijk, dat de WMO niet Europaproof is en dat de mogelijkheid erin zit, dat de hele zaak wordt opgeschort.
De heer Been (VVD): Voorzitter. Ook nu weer ben ik het er van harte mee eens, dat eerst de discussie in dit huis moet worden gevoerd alvorens wij budgetten beschikbaar stellen. De heer Beugelink (CDA): Voorzitter. Wij hebben de invoering van de Wvg meegemaakt en wij hebben veel te lang gewacht met de ondersteuning en de professionalisering van de mensen die ermee te krijgen. De burger wist toen niet waar hij naartoe moest. Hij heeft heel lang in onzekerheid gebleven. Nu willen wij tijdig, in overleg en samen met de gemeenten, een goed voorzieningenapparaat in het leven roepen opdat de burger weet waar hij terecht kan. Kunst en cultuur zijn ook onze zorg. Toen wij meer zicht kregen op de behoeften en de geweldige impact daarvan op de zorg, bleek dat wij met een eventuele verschuiving van middelen binnen het bereik van de zorg en van Sociale Actie onvoldoende geld zouden kunnen vrijmaken voor de immense problemen waarvoor de zorg staat. Bovendien zouden wij ernstige inbreuk maken op de verworvenheden van kunst en cultuur. En dat willen wij niet. Kunst en cultuur verhogen de kwaliteit van leven en daar willen geen fundamentele afbreuk aan doen, zij het dat wij toch wel op enigerlei enige verschuivingen willen aanbrengen. Voorzitter. Wij hebben gezien, dat in de toedeling van de financiële middelen de Reisopera geen budgetsubsidie van de provincie ontvangt. Wij vinden dat een ongelijkwaardige behandeling ten opzichte van de andere professionele gezelschappen en wij menen, dat de Reisopera voldoet aan de criteria. Deelt het college onze mening en wil het ons zijn bevindingen op korte aangeven hoe op een evenwichtige manier de rijksgesubsidieerde organisaties in aanmerking kunnen komen voor provinciale subsidie? Wij zijn ook van mening, dat in de kunst- en cultuurwereld prikkels moeten worden ingebouwd om externe financiële bronnen aan te boren. Wij vragen het college dan ook om een tijdelijke commissie in te stellen om eenmalig een rapport op te stellen met een advies inzake sponsoring en fondsenwerving. Daarmee ontstaat een instrument om de professionele gezelschappen nog meer dan tot nu toe gebruik te laten maken van externe bronnen. Voorzitter. De participatie van jeugd en jongeren in de Overijsselse samenleving is altijd een belanrijk punt geweest. Dat vinden wij terug in de katernen kunst en cultuur, maatschappelijke ontwikkeling en integratie. Wij vragen het college om bij de tweejaarlijkse rapportages expliciet – dus naast de gebruiken verantwoordingscyclus – te rapporteren over de voortgang van het beleidsdoel om de positie en de deelname van jongeren te versterken. Mogelijk komen wij daar te zijner tijd bij de behandeling van de Perspectiefnota op een andere manier op terug. Eenzelfde verzoek hebben wij ten aanzien van de ondersteuning van de amateurkunst, dat toch een belangrijk punt vormt. Wij verzoeken het college in de normale verantwoordingscyclus aan te geven hoe de omvang van de amateurkunst is geregeld is, bijvoorbeeld met betrekking tot de professionele kunstorganisaties. Voorzitter. Wij zullen in november bij de begrotingsbehandeling een motie indienen over het cluster YMCA, Scouting, Plattelandsjongeren, het Jongerenverbond en Kerk en Jeugd. Deze organisaties zijn in staat om in toenemende mate met elkaar samen te werken. Het jeugd- en jongerencluster kan een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het lokale jeugd- en jongerenbeleid. Wij willen hen daarvoor extra financiële prikkels aanreiken en wij denken daarbij aan een bedrag van € 50.000. Wij zijn van mening, dat YMCA door de geweldige groei recht heeft op extra gelden, bijvoorbeeld € 25.000 en dat Scouting in Overijssel in zijn huidige rol ook de incidentele subsidie van € 41.000 structureel mag krijgen.
Voorzitter. Ik sluit mij betoog af met de opmerking, dat wij met belangstelling uw brief hebben gelezen waarin u meldt, de breedtesport integraal in de nota Sociale Actie te willen vlechten. Dat heeft volstrekt onze instemming. De voorzitter: De moties zullen worden vermenigvuldigd en worden rondgedeeld. Mevrouw Van Harsselaar-Timmer (VVD): Voorzitter. Allereerst herinner ik eraan, dat de VVD voor de zomer zowel in de commissie als in de staten heeft aangegeven, akkoord te gaan met de bezuiniging van € 1,4 mln op zorg en cultuur. Wij hebben echter ook aangegeven, pas bij de behandeling van de voorliggende nota te bezien of wij ons kunnen vinden in de voorgestelde verdeling van gelden door het college. Wij gaan hier vooralsnog mee akkoord. Wij hebben geen voorstellen om te schuiven met financiën tussen de verschillende katernen en we zullen ons hooguit op een paar moties beraden. Vervolgens merk ik op, dat bij de behandeling van de nota de verleiding erg groot is geweest – en nog is – om een of meer instellingen eruit te lichten om extra te ondersteunen, te ontzien of juist te meer aan te pakken. De mensen van zorg en cultuur zijn overspoeld met informatie en hulpvragen en net als vele collega's heb ik heel goede en interessante gesprekken gevoerd met bevlogen mensen over hun vaak indrukwekkende activiteiten. Met deze informatie, plus die uit beide hoorzittingen, is mijn conclusie nog steeds dat de nota en het statenvoorstel een groot compliment verdienen. In de nota zijn op overtuigende en aansprekende wijze de hoofdlijnen en kaders beschreven voor het sociale en culturele beleid van de komende jaren en vooral ook de rol van en provincie bij de diverse onderdelen. Als ik mijn taak als statenlid bekijk, kan ik zeggen dat ik voor het grootste gedeelte nog steeds niet in de verleiding kom om me met de uitvoering te bemoeien en dat ik de hoofdlijnen en kaders in deze nota van harte ondersteun en dus GS de kans geef om met een goede uitvoering – dus ook met verdeling van subsidies – met inachtneming van de bezuiniging te komen. Ik sprak zojuist al over 'het grootste gedeelte' want ik heb op twee punten nog steeds zorgen c.q. kritiek. In de eerste plaats heb ik zorgen over het financiële verloop voor de komende jaren in het onderdeel zorg. De heer Ranter heeft een duidelijke reactie in de commissie gegeven, maar die heeft mijn zorg toch nog niet weggenomen gezien de toekomstverwachtingen op dit gebied en met het WMO -beleid in gedachten. Het is voor burgers een waanzinnig belangrijk onderwerp, belangrijker dan welk verkeers- of vervoerprobleem dan ook. Maar het is volgens ons een groot zwart gat in financiële zin. Allereerst dient echter een statenbrede discussie in de commissie gevoerd te worden over de soort en de omvang van de provinciale bemoeienis op dit gebied. In de tweede plaats maak ik mij zorgen over de rol van de staten in het vervolgtraject, dus na de vaststelling van deze nota. Ik heb in de commissie geen bevredigende reactie gehad op mijn vragen bijvoorbeeld hoe PS zicht houden op de effecten van de uitvoeringsprogramma's en wanneer PS op deze beleidsterreinen weer in beeld komt. Natuurlijk ga ik uit van de actieve informatieplicht van het college maar ik stel ook, dat instellingen er niets aan hebben als PS bij controle achteraf constateert, dat er bijgestuurd of ingegrepen had moeten worden. Ik neem geen genoegen met alleen de kaderstellende en achteraf controlerende rol; ik word geacht volksvertegenwoordiger te zijn en om dat goed te kunnen doen, mag en moet je in het dualisme zelf niet alleen bij het kaders stellen maar ook tussentijds de mogelijkheid hebben beleid te maken of te wijzigen. Juist statenleden worden door de betrokkenen op de actualiteit aangesproken c.q. ter verantwoording geroepen. Ik verwacht hierop graag een reactie van collega's en van de gedeputeerde en afhankelijk daarvan dien ik hierover in tweede termijn eventueel een motie in. Mevrouw Leusink-Jonker (PvdA): Voorzitter. Zoals veel sprekers op de twee inspreekavonden vindt ook de PvdA-fractie dat de nota Sociale Actie een goed en helder rapport. Het interactieve proces heeft goed uitgewerkt en geleid tot een helder geformuleerd
beleid voor de verschillende terreinen die deze nota bevat. Het is belangrijk, dat het college goed heeft geluisterd bij het opstellen van deze nota. Daarin zijn enkele trends uit de lezing van Frans Spiering terug te vinden die volgens de laatste grote invloed zullen hebben op gemeenten en provincie. De nota geeft duidelijk aan hoe om te gaan met deze vraagstukken. De provinciale doelen en acties zijn goed uiteengezet en het beleid is vraaggericht, flexibel en adequaat. De rol van de provincie naar gemeenten en instellingen is duidelijk. De inbreng van sprekers op de twee inspraakavonden was positief en leerzaam en daarvoor dank. Voorzitter. De PvdA vindt een goed sociaal klimaat van wezenlijk belang. De hoofddoelen participatie en leefkwaliteit zorgen ervoor, dat er mogelijkheden komen om deel te nemen aan goede en bereikbare voorzieningen. Men kan elkaar ontmoeten en dat is belangrijk, want het bevordert de saamhorigheid en de solidariteit. De PvdA is nog steeds zeer enthousiast over het katern kunst en cultuur. Schooleducatie mag wat haar betreft worden uitgebreid op de VMBO-scholen en de educatie van beeldende kunst mag ook meer betrokken worden op scholen. Deze groep is namelijk zeer creatief en altijd vernieuwend bezig. Kunst en cultuur vormen een bindende factor voor de samenleving en juist daar hebben jongeren behoefte aan. In zijn brief van het afgelopen weekeinde geeft het college van GS aan, zich nader te willen verkennen in de uitvoeringsprogramma''s voor 2005 en daarna. Wat wordt hiermee bedoeld? Voor beeldende kunstenaars is er weinig mogelijkheid tot ontplooiing terwijl deze groep juist de ruimte moet hebben om eigen ontwerpen te kunnen realiseren. De PvdA pleit ervoor om een productiefonds op te richten om zo de kunstproductie te stimuleren. Het fonds is dan bestemd voor scheppende kunstenaars. Het mes moet aan twee kanten snijden: organisaties, instellingen en scholen geven een opdracht aan een kunstenaar bijvoorbeeld tot het schrijven van een toneelstuk en dat wordt vervolgens uitgevoerd door leerlingen van een school of bijvoorbeeld door de Bond van Plattelandsvrouwen. Met andere woorden: er moet een vertaalslag worden gemaakt naar diverse publieksgroepen zoals jongeren, ouderen en allochtonen. Dit is een voorwaarde om een opdracht te krijgen. Overijssel is ook rijk aan cultuur. Ik wijs in dit verband op onze musea, de oude steden en onze grote culturele instellingen. De PvdA hoopt en vindt, dat meer moet worden ingezet op cultuurtoerisme. Dat is van belang voor de economie en de werkgelegenheid. Bibliotheken leveren een onmisbare bijdrage aan het vergroten van het cultuurbereik. Dit voornemen is in tegenspraak met de realiteit. Steeds meer kleine bibliotheken in steden en op het platteland moeten sluiten. De vraag is hoe wij deze toch in stand kunnen houden, opdat deze voorziening bereikbaar blijft? Sport is bij uitstek de gelegenheid om elkaar te ontmoeten. Sport bevordert solidariteit en saamhorigheid. In achterstandswijken nemen veel jongeren niet deel aan sport en ons doel is, dat meer jongeren aan sport gaan deelnemen. Wij spreken dan over minstens de helft van de jongeren. Het motto van de PvdA is en blijft 'Kom op, doe mee!' In de commissievergadering van 15 september jl. stelden wij, dat sport bijna niet voorkomt in deze nota. Uit de brief van GS werd ons echter duidelijk, dat het college dit met ons eens is en het onderwerp nu integraal verwoordt. Mijn geluk zal compleet zijn als GS het doel van deelname van 50% van de jongeren in de achterstandswijken zullen kunnen realiseren. Voorzitter. Wij leven in een individuele samenleving en het beleid wordt hoe langer hoe meer afgestemd op de eigen verantwoordelijkheid. Men gaat hiermee voorbij aan zwakkeren in de samenleving. Men kiest nooit bewust voor ziek of gehandicapt zijn. Helaas neemt de draagkracht voor deze groepen af en deze vergadering baart ons grote zorgen. Wij zijn van mening, dat men collectief voor deze groep moet blijven opkomen. Deze trend, de eigen verantwoordelijkheid, vindt de PvdA zorgelijk bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Er zal daardoor steeds meer een beroep worden gedaan op mantelzorg. De gezinsverdunning neemt toe, de arbeidsparticipatie van de werkende bevolking neemt toe en
de tijd voor mantelzorg neemt daarmee evenredig af. De positie van de mantelzorg blijft zwak en tegenstrijdig en de PvdA pleit voor een structurele inbedding in het maatschappelijke veld. Voorzitter. Integratie moet vanuit de groepen zelf komen. Daar weet men welke problemen spelen bij de jongeren, de gezinnen en de ouderen. De PvdA vindt, dat je gebruik moet maken van die expertise. Deze organisaties worden steeds professioneler en beter georganiseerd en vormen uitstekende deelnemers aan het integratie- en emancipatieproces. De PvdA kiest ervoor om de zelforganisaties als STO bij de integratie te betrekken, dus ook een structurele inbedding in het maatschappelijk veld met de daarbij behorende beperkte financiële middelen. In de nota wordt geschreven, dat emancipatie facetbeleid wordt. Volgens de PvdA is emancipatie nog lang niet af. We hoeven alleen maar naar dit huis te kijken: ons college heeft één vrouwelijk lid en er zijn meer mannen dan vrouwen onder de statenleden. En dat is nog maar een heel klein voorbeeldje van emancipatie. Om die reden is de PvdA er bezorgd over of dit facetbeleid voldoende wordt meegenomen en herkenbaar blijft. Voorzitter. Zowel tijdens de bespreking van de startnotitie en de commissievergadering over de nota Sociale Actie heeft de PvdA zich steeds uitgesproken tegen versnippering en overlapping. Wij zien graag de grote, flexibele organisaties met goede en voldoende kwaliteit. In ons gesprek met de heer Witteveen van Arcon werd een visie verwoord die ons erg aansprak. Deze visie op de tweede inspraakavond door de heer Witteveen naar voren gebracht: men werkt met een driehoeksmodel, vraaggericht, onderzoek en scholing. Dit past in de aanpak vraaggericht denken. Ik verzoek het college gebruik van deze visie te maken. De veranderingen in de zorg door de WMO zullen enorm zijn en de consequenties voor kwetsbare groepen niet minder. Dit is een belangrijke reden om volgens de PvdA enkele ondersteuningsinstellingen te bundelen, zodat de provincie in bij de voorziene invoering van de WMO in 2006 over een efficiënt en kwalitatief goede ondersteuningsstructuur beschikt, waarmee adequaat kan worden ingespeeld op de problemen van de samenleving. Vooruitlopend op het resultaat van het onderzoek van het bureau Berenschot komen wij met een eerste opzetje en stellen twee huizen voor: het zorg- en welzijnshuis en het integratieen emancipatiehuis. Aan het zorg- en welzijnshuis nemen deel Arcon als belangrijkste en Sentrum, het Patiëntenplatform, een deel van Spil en PMO als de overige deelnemers. Dit huis zet zich in op belangenbehartiging van groepen en individuen, gericht op de zorg. Aan het integratie- en emancipatiehuis nemen deel SMO, Equivalent en een deel van Spil. Dit huis is gericht op participatie van met name minderheden en moet de opdracht krijgen om zich sterk in het GSB te manifesteren om inhoudelijke doelen uit het provinciale beleid te realiseren. De uitslag van het onderzoek door Berenschot zien wij met belangstelling tegemoet. Mevrouw De Bruin (GL): Voorzitter. Ik vind het buitengewoon interessant wat de fractie van dn PvdA naar voren brengt, omdat ik daaruit de bereidheid proef om in ieder geval en los van een financiële taakstelling inhoudelijk te kijken naar de provinciale steunorganisaties. De PvdA kiest daarbij voor een invulling van twee huizen maar heeft zij ook overwogen om te onderzoeken of één huis mogelijk is? In een aantal provincies is dat niet gelukt maar bijvoorbeeld in Noord-Holland is dat wel gelukt. Kan mevrouw Leusink dat nog iets toelichten? Mevrouw Leusink-Jonker (PvdA): Ik gaf zojuist al aan, dat wij een niet te grote organisatie willen en mevrouw De Bruin noemde zojuist ook al, dat het in sommige provincies niet gelukt is. Om die reden willen wij voorzichtig opstarten en beginnen met twee huizen. Voorzitter. De nota is ambitieus maar houdt geen gelijke tred met de beschikbare en afnemende financiële middelen. Bij de begrotingsbehandeling zal de PvdA-fractie
terugkomen op hetgeen ik eerder heb verwoord. Wij wachten de reacties van de andere fracties en het antwoord van GS af. De heer Nieuwenhuis (CU): Voorzitter. Vanavond is al een paar keer gezegd, dat de nota goed in elkaar steekt. De ChristenUnie wil zich daarbij aansluiten. Ook op de inspraakavonden in Kampen en Borne klonk over het algemeen veel waardering. De gekozen hoofddoelen van participatie en leefbaarheid, waarbij de nadruk ligt op de doelgroepen ouderen, jongeren, allochtonen en gehandicapten en de vier programma's geven de problemen goed weer en bieden ook kansen voor de Overijsselse samenleving. In het katern zorg zien wij duidelijk een goede aanzet om de zorg niet alleen te beperken tot wonen maar de zorgvraag breder te zien. Ik wijs in dit verband op verbanden met werk en welzijn, arbeid en vervoer. Daarom spreekt er uit dit katern op dit moment nog niet zoveel ambitie maar dat wordt waarschijnlijk nog wat verder uitgewerkt in de uitvoeringsprogramma's. Het aangekondigde onderzoek naar de palliatieve zorg in de keten van verpleging en verzorging zien wij met belangstelling tegemoet. Opmerkelijk vind ik, dat de CDA- en de VVD-fractie in de commissie Zorg en cultuur van 15 september hebben aangekondigd, bereid te zijn om middelen uit het katern kunst en cultuur te verschuiven naar zorg. Vanavond hoor ik tot mijn verrassing, dat dit niet meer doorgaat en dat er hooguit sprake zal zijn van enige verschuivingen en dat het geld nu wordt gehaald uit het actiefonds dan wel uit overschotten op de rekening en de Najaarsnota. Zo zijn er nog wel meer boekwerken hier te noemen waar meestal een overschot uit blijkt. Dat vind ik een wonderlijke gang van zaken. Wij kunnen op zichzelf best goed leven met de door het CDA aangekondigde moties maar wij vinden het wat vreemd, dat we eerst een takendiscussie voeren en het hele maatschappelijke veld – inclusief de zorg – op de achterste benen krijgen en dat nu mooi weer wordt gespeeld en dat wordt gezegd, dat de pijn wordt verzacht. Deze pijn wordt zelfs zo ver verzacht, dat ook de kunst- en cultuursector wordt ontzien. Ik weet niet welk woord ik daarvoor moet gebruiken; ik laat dat aan het eigen denkvermogen over. Voorzitter. De CDA-fractie heeft uitdrukkelijk naar het rapport-Berenschot gevraagd en mevrouw Leusink gaat nog een stap verder en geeft de nodige schoten voor de boeg in verband met de structuur van de steunfunctie-instellingen. Ik had begrepen, dat wij daarvoor een extra commissievergadering op 2 november zouden beleggen, waarop wij en passant de tussenrapportage over de effecten van de takendiscussie kunnen meenemen. Dat lijkt mij een veel logischer verhaal. Maar goed, we horen het straks van de gedeputeerde. De ChristenUnie is op voorhand geen tegenstander van kunst en cultuur maar plaatst bij diverse kunstuitingen wel vraagtekens. In de commissievergadering van 15 september heb ik daar wat van voorbeelden van gegeven en ik zal deze dan ook niet herhalen. Op bladzijde 41 van de nota en aangevuld bij brief van 7 oktober jl. geeft het college aan, dat een adviescommissie wordt ingesteld voor de advisering over de artistieke inhoud van de subsidieaanvragen cultuurbereik en culturele ontwikkeling. Blijft de toetsing beperkt tot artistiek inhoudelijke kwaliteit of gaat het verder en wordt ook getoetst aan – zoals in het verleden – artistiekinhoudelijke kwaliteit, organisatorische kwaliteit, aantoonbare provinciale uitstraling en dergelijke? In deze tijd, waarin normen en waarden weer opgeld doen en het kabinet deze tot hoofdthema hebben verheven, zou ik ook graag willen kijken naar kwetsend taalgebruik, goede smaak en belediging van levensovertuiging. Dat moeten we met zijn allen niet willen. Voorzitter. Wat wordt bedoeld met de opmerking, dat alleen sterke festivals een bijdrage leveren aan de profilering van de provincie? Betekent dit, dat allerlei initiatieven nu worden gesubsidieerd die niet sterk zijn en dat de provincie daarvan af wil? Mocht het college op zoek zijn naar een goed alternatief, kan ik er wel eentje noemen. Wat wordt bedoeld met de
zinsnede dat wordt gestreefd naar een goede kwaliteit van de programmering van de omroep? Welke criteria worden daarbij aangelegd? Het zal duidelijk zijn, dat wanneer het op prioriteiten aankomt de prioriteiten van de ChristenUnie liggen bij het katern zorg, onderverdeeld in vrijwilligerswerk, mantelzorg, zorgvragersbeleid, jeugdzorg en maatschappelijke ontwikkeling. De ChristenUnie ziet met belangstelling de nadere uitwerking van de nota tegemoet in zogenaamde uitvoeringsprogramma's. Dan wil ik heel graag gebruik maken van mijn controlerende taak. Het gaat dus niet alleen om het stellen van kaders maar ook om het controleren van wat er allemaal gebeurt. In de uitvoeringsprogramma's zullen ongetwijfeld ook de effecten van de Takendiscussie helder worden. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. De nota Sociale Actie begint met een goede constatering en een omschrijving van de maatschappelijke vraagstukken. Het zijn echter niet allemaal problemen die door de provincie kunnen worden opgelost. Zo is de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt een taak van het VMBO, het bedrijfsleven en staatssecretaris Rutten. Het andere grote probleem wordt gevormd door de altijd met stip bovenaan staande wachtlijsten in de jeugdzorg. Naar mijn mening moet de provincie er nu echt werk van maken om dit probleem op te lossen en niet nog eens moet wachten op het rapport-De Grave dat misschien over twee jaar uitkomt. De provincie moet dat niet met meer geld doen maar met meer actie, bijvoorbeeld 'langer en slimmer werken' of door betere samenwerking en samenhang, zoals wordt voorgesteld in 'operatie jong'. Het zal toch niet meer zo moeten zijn dat jongeren moeten aankloppen bij Jeugdzorg? Er zal dus ook meer aandacht moeten zijn voor preventie en dat moet beginnen bij de kinderen. Kinderen en jongeren moeten de mogelijkheid hebben om zich te ontplooien, want nog steeds hebben kinderen veel te weinig mogelijkheden om te spelen. Spelen is niet alleen voor de lol; het is ook bittere ernst. Het is een voorbereiding voor een echte leven. Het is misschien een cliché maar nog wel steeds geldig: een gezonde geest in een gezond lichaam. Ook de ouderen verdienen meer aandacht. De hierop gerichte provinciale doelen kan ik ook volledig onderschrijven. Maar wat voor kinderen en jongeren geldt, geldt ook voor ouderen. Ook ouderen moeten meer gelegenheid hebben tot activiteiten. De leefomgeving moet veel oud-vriendelijker worden. Zo moet er veel meer mogelijkheden komen om te wandelen zonder obstakels, speciale wandelroutes met banken om te rusten, enz. Het zijn allemaal basale dingen maar zo erg nodig en vaak overaf afwezig. Over de uitvoering heb ik de volgende vraag. Wanneer wordt gesteld, dat projectsubsidies overgaan in meerjarige afspraken, is het college dan met mij van mening dat hierover prestatieafspraken moeten worden gemaakt? Naast leefkwaliteit heeft het college ook gekozen voor participatie als hoofddoel. Participeren wil zeggen meedoen en meedoen wil zeggen erbij horen. Het beste dat in het kader van participatie kan worden gedaan, is het afschaffen van de SMO. Mijn stelling is, dat een minderheid pas een minderheid is als je het behandelt als een minderheid. Afschaffing van het minderhedenbeleid werkt mijns inziens integratiebevorderend. Een allochtone jongere is in de eerste plaats een jongere, een oudere in de eerste plaats een oudere en een werkloze in de eerste plaats een werkloze en daarna pas allochtoon. We moeten snel toe naar een afschaffing van het onderscheid 'autochtoon' en 'allochtoon' dat alleen maar discriminerend werkt. Mevrouw Van Olphen (GL): Voorzitter. In de commissie hebben wij over het criterium integratie gesproken. De partijgenoot van de heer Dijkhuis wist toen aan te geven, dat we vanavond een toelichting zouden krijgen waarom het katern integratie geschrapt zou kunnen worden omdat de integratie toch mislukt was. De woorden van en heer Dijkhuis klinken wat
sympathieker en ik raakte even in de war. Ik begrijp dus, dat niet de integratie mislukt is maar dat we er allemaal beter van worden als dat onderscheid niet meer wordt gemaakt. De heer Dijkhuis (LPF): Ik denk, dat het een kwestie is van formulering. Mevrouw Van Olphen (GL): Ik vind dat van u veel aardiger klinken om te onderhandelen. De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Dijkhuis! Het woord is nu aan mevrouw Van Olphen. Mevrouw Van Olphen (GL): Voorzitter. Ik sta hier wat verdwaasd maar dat ben ik toch sinds de behandeling van de Perspectiefnota. In juni hebben we namelijk vastgesteld welke taken de provincie heeft. Wij waren niet blij met de uitslag. Er is geld weggehaald bij belangrijke onderdelen terwijl dat niet nodig was en in november behandelen we de begroting 2005. Nu behandelen wij de nota Sociale Actie en daarvan heb ik me al eerder afgevraagd wat we daar nu in vredesnaam op tegen kunnen hebben. We willen het hebben over de hoofddoelen participatie en leefkwaliteit en over de doelgroepen ouderen, jongeren, gehandicapten en allochtonen. Zo algemeen en zo breed, dat je er gewoon niets op tegen kunt hebben. Dat maakt de discussie ook moeilijk. We hebben in juni uitgesproken, dat het een stevig beleid moet worden en dat er bezuinigd moet worden. Ook al is er geen financiële noodzaak, het moet. In de zomer gebeurt er van alles en dat doet vreselijk pijn bij de burger waar we zo goed naar geluisterd hebben. Daarna hebben we de nota Sociale Actie en gaan we die pijn verzachten. Via allerlei omwegen kunnen we ervoor zorgen, dat het net iets minder erg wordt. Dan denk ik aan de opening van het statenjaar, waarbij diverse interessante inleidingen zijn gehouden en ons op het hart is gedrukt dat we het hebben over het algemeen belang in deze statenzaal. U kunt het nalezen in het boekwerkje dat op uw tafel ligt; we hebben het over het algemeen belang en daar hadden we het vanavond ook over kunnen hebben. Maar dat is niet zo. Dat is mijn beleving en daar ben ik me van bewust. Ik zal dan ook inhoudelijk niet erg lang stilstaan bij dit verhaal, maar ik wil er wel een opmerking over maken. Als ik het heel onparlementair zeg: dan doet men er maar mee wat men ermee wil doen maar het gaat om het volgende. De nota Sociale Actie staat voor participatie en leefkwaliteit. Iedereen spreekt altijd over de mantelzorg en hoe problematisch dat zal worden. Er wordt gesproken over steunfunctieorganisaties en over emancipatie. En wie is dan die mantelzorg? Wie gaat naar de buurvrouw of buurman, de vader of de moeder toe om de huishouding te doen, om de ellende daar op te knappen? Dat zijn de vrouwen en niet de mannen. Waar blijft dan het emancipatievraagstuk? Daar gaan we op een zuinige manier mee om: wacht maar het voorstel van Berenschot af! We hebben het over integratie maar wat gaan we doen met de integratie? Daar gaan we in snijden. Wat wordt er benoemd binnen dat artikel? Daar worden ook de allochtonen genoemd, maar dan alleen de allochtone vrouwen. En dan mis ik weer de mannen, want als mannen niet mee willen werken aan het scheppen van voorwaarden zodat vrouwen kunnen emanciperen, is het weggegooid geld. Die aandacht mis ik en ik hoop, dat we ooit een inhoudelijke discussie krijgen over een preventief beleid. Iedere keer neem ik me weer voor om me daar niet boos over te maken, maar ik maak me er wel boos over want de allochtone vrouwen worden uit hun huis gehaald maar de mannen moeten blijven zitten. Als de vrouwen weer thuiskomen, is er niets veranderd en verandert er dus ook niets aan de integratie. Daar hebben we het ook over met elkaar. Een heel groot deel van het katern jongerenparticipatie gaat over zorg en problemen. We hebben een Jongerenraad die perfect functioneert, naar ik heb begrepen. Maar het zijn wel allemaal VWO-jongeren, niveaujongeren. Daar hebben ze zelf absoluut geen problemen mee, want ze vinden het veel te ingewikkeld om uit te vinden hoe ze toch bij dat lagere niveau uitkomen. Maar wat doen we dan met de participatie van de jongeren? Wordt de Jongerenraad na een interessante sportdag ook betrokken bij de vraag hoe we andere
jongen laat meeparticiperen in Overijssel en hoe we ervoor zorgen, dat het grote gat verdwijnt? Ik vraag mij af hoe we met deze nota Sociale Actie daaraan uitvoering kunnen geven. Misschien lukt dat in de uitvoeringsprogramma's maar ik maak me er ernstige zorgen over. De voorzitter: Voordat ik de heer Van Dijk het woord geef, verzoek ik mevrouw Leusink en de heer Beugelink nog even goed naar hun laatste motie te kijken. Bij motie kan geen besluit worden genomen. Het kan geen amendement worden, omdat het hier om een besluit over de begroting gaat. Het dictum van de motie zal dan ook gewijzigd moeten worden in die zin dat het woord 'besluiten' wordt vervangen door de zinsnede 'verzoekt het college voorbereidingen te treffen teneinde het mogelijk maken ….' De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. Voor iemand die zich naar eigen zeggen in een verdwaasde toestand bevindt, heeft mevrouw Van Olphen kranig gesproken! Voorzitter. Ik zal mij beperken tot enkele opmerkingen over de hoofdlijnen van de nota Sociale Actie. Dat zal een kunststukje worden, want in één nota worden de afzonderlijke beleidskaders als het ware vervangen. Er is heel wat werk verzet. Na de startnotitie waarin de hoofddoelen participatie en leefkwaliteit werden gedefinieerd, zien wij in de strategische visie de wat andere benoemde hoofdkoers en het bepalen van de doelgroepen – jongeren, ouderen, allochtonen en gehandicapten – om vervolgens een geweldig interactief proces te starten dat zijn weerga in de geschiedenis van Overijssel niet kent. Ik heb 21 bijeenkomsten uit het voorstel gedestilleerd plus allerlei schriftelijke reactie. Ik vroeg mij af waar hier de grens tussen interactief en hyperactief ligt. Dat is geen kritiek; ik juich het alleen maar toe. De instellingen en organisaties blijken deze manier van beleidsvorming erg op prijs te stellen. Ik mocht het genoegen smaken om daar zowel in Kampen in Borne bij aanwezig te zijn. Uit de inspraakreacties bleek dat ook overduidelijk. Men had ook het idee, dat het niet alleen vanwege het moderne proces zo was maar dat er ook met de reacties van de organisaties en instellingen ook iets in de nota gedaan was. Wel beluisterden wij, dat het enthousiasme wat minder werd bij organisaties waar wat al te nadrukkelijk op samenwerking werd aangedrongen terwijl men zelf meende, dat zij er nog niet helemaal of helemaal nog niet aan toe was. Dat gold integraal daar waar financiële kortingen in het vooruitzicht waren gesteld. De grondtoon was in ieder geval nagenoeg unaniem positief. Voorzitter. In het voorstel worden de maatschappelijke vraagstukken benoemd. Dat heeft geleid tot een probleemstelling over de rol van de provincie bij het oplossen van die vraagstukken op sociaal en cultureel en welke doelen zij daarbij nastreeft. Dat is wat onze fractie betreft een punt van kritiek op de nota. De SGP-fractie vindt de analyse van de vraagstukken in de nota – en in het verlengde daarvan ook het voorstel – niet diepgravend. Wij hadden daar graag meer over meegedeeld gezien. De problemen worden benoemd en gesignaleerd maar een analyse gaat verder. Zo wordt bijvoorbeeld niet ingegaan op de oorzaak van het verschijnsel individualisme en de daardoor toenemende individualisering. Hoe verhoudt zich dat met het Bijbelse gebod tot liefde tot de naaste of – wie andere termen wil gebruiken – solidariteit in de gemeenschap en sociale cohesie. De SGP-fractie had daar toch graag wat meer over gezien. Voorzitter. Een en ander heeft geleid tot programma''s en parels, waarmee wij onze instemming kunnen betuigen. Ik ga niet in op de afzonderlijke katernen en ik volsta met de opmerking, dat er bijvoorbeeld in het katern zorg op het gebied van kunst en cultuur veel uitingen zijn waarover wij bezwaard zijn of die wij pertinent afwijzen, net als de ChristenUnie. De uitvoering is aan GS en wij wensen het college daarbij veel sterkte en wijsheid toe. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Het rapport ziet er goed uit. 'werken aan een stevig fundament voor mantelzorg, vrijwilligersorganisaties, het realiseren van flankerend beleid
voor welzijn, sport en cultuur, zorg voor redzaamheid van ouderen en gehandicapten en investeringen in sociaal kapitaal, sociale cohesie en basisvoorzieningen op het platteland.' Het is bijna een verkiezingsprogramma! Geen partij kan hiertegen zijn. Ik vraag mij soms wel af of de ambtenaren die dit geschreven hebben politiek als nevenfunctie hebben! Voorzitter. De SP-fractie is van mening, dat gewerkt moet worden aan een stevig sociaal fundament van de samenleving. De nota vormt wat dat betreft een goede aanzet maar een en ander dient echter wel controleerbaar te blijven en dat vraagt om een programma van uitvoering. Zoals mevrouw Van Harsselaar zal zei, dienen de staten eerst een discussie te voeren over de inhoud en dan met name over de vraag aan welke aspecten wij aandacht willen schenken. De motie van de CDA-fractie kan ik dan ook als volgt typeren: eerst de organisaties laten verhongeren en in hun bestaansrecht aantasten om vervolgens zoete koekjes bakken om het goed te maken. Het effect zal zijn het dik worden door ongezond eten. De voorzitter: Alvorens de vergadering te schorsen, meld ik u, dat wij mevrouw VisserHendriks van de CDA-fractie een bloemstuk zullen sturen. Zij is ziek en wij willen haar van harte beterschap wensen. In de schorsing kunnen wij de heer Schipper feliciteren met zijn benoeming. De vergadering wordt van 20.15 uur tot 20.40 uur geschorst. Gedeputeerde Kristen: Mijnheer de voorzitter. Ik ben aangenaam getroffen door de positieve reacties van de bijdragen. Uit de inspraak hadden wij wel begrepen dat men, behoudens enkele details, behoorlijk tevreden was over het doorlopen proces. Dat is vanavond nog eens bevestigd. Ik begrijp best dat ook de staten nog enkele op- en aanmerkingen hebben, enkele punten die wellicht als kritiek kunnen worden gezien, maar al met al was de grondtoon heel positief. Ook ik ben blij met het thans voorliggende resultaat, een integraal verhaal dat interactief tot stand is gekomen. Collega Ranter en ik zullen deze nota niet alleen vanavond gezamenlijk verdedigen, maar zullen ook in het vervolg op dit punt gezamenlijk optreden. Wij voelen ons gezamenlijk verantwoordelijk voor wat nu al de WMO is gaan heten. Ik ben overigens blij dat ons waterleidingbedrijf inmiddels een andere naam heeft, want anders zou er echt spraakverwarring zijn ontstaan. Collega Ranter zal straks ingaan op de moties 2 en 3 van het CDA. Ik wil graag ingaan op de eerste motie van het CDA waarin wordt gesteld dat de Reisopera eigenlijk ook zou moeten meedoen aan de herverdeling van middelen die binnen de begroting zal moeten plaatsvinden. In feite komt dit toch neer op een herverdeling van relatieve armoede. Wij zijn al in overleg met de staatssecretaris over de verankering in het cultuurconvenant en als deze motie wordt aangenomen, zou dat betekenen dat ik hierover opnieuw met de staatssecretaris in gesprek zal moeten. Ik wil op dit moment wel even aangeven dat wij tot op heden alleen het orkest en het jeugdtheatergezelschap Sonnevanck hebben gesubsidieerd vanwege hun regionale taken, terwijl de Reisopera in Enschede niet voor niets de Nationale Reisopera heet en wij subsidiëring daarvan een taak van de rijksoverheid vonden. Nogmaals, ik vind het prima, maar als de motie wordt aangenomen, moet de krapte worden herverdeeld. Heel interessant vind ik de suggestie voor een commissie die zich zou moeten bezighouden met het opstellen van een advies inzake sponsoring en fondswerving. Ik wil daar graag inhoud aan geven en streven naar een stevige commissie die het provinciaal bestuur op dat punt kan adviseren. Dat past prima bij de relaties die tegenwoordig worden gelegd als het om de verankering en verbreding van cultuur gaat in relatie tot de economie. Aandacht voor
cultuur heeft een geweldige economische uitwerking. Je zou met die commissie op een andere manier daar nog eens een bijdrage aan kunnen leveren. Voorzitter. Om allerlei redenen -- van redelijk principiële tot praktische -- zijn en blijven wij van mening dat uitvoeringsprogramma's een taak van het college zijn. De staten praten over de kaders, de criteria en de volumes, maar uitvoering is toch een taak van het college. Natuurlijk hebben de staten daar dan nog wel iets over te zeggen, want wij rapporteren u over het gevoerde beleid en dan kunnen de staten, indien zij dat nodig achten, het beleid bijstellen. Gezien de krappe tijd lijkt het ons goed om op dit moment vast te stellen dat deze uitvoeringsprogramma's een zaak voor het college zijn. De PvdA heeft vooral de nadruk gelegd op educatie. In de nota hebben wij dit ook heel nadrukkelijk neergelegd. Ook wij vinden het belangrijk dat jonge mensen in een goede pedagogische setting worden geconfronteerd met kunst en cultuur omdat die een bijdrage kunnen leveren aan het welbevinden en de ontwikkeling. Ik ben het dan ook helemaal eens met de opvattingen die door de PvdA naar voren zijn gebracht. Het idee van een beeldendekunstfonds, mede in samenwerking met ontwikkelingen binnen het onderwijs, vind ik heel interessant, maar formeel gezien is dat nu niet aan de orde. Dat kan worden opgepakt als er beslissingen over geld moeten worden genomen, zoals ter gelegenheid van de begroting of, wellicht beter, volgend jaar bij de Perspectiefnota. Na de inspraak hebben ambities op het gebied van de sport een nadrukkelijker plaats in de nota gekregen. Als wordt gesproken over deelname van 50% van alle jongeren, dan ligt de lat wel heel erg hoog. Mevrouw Leusink sprak ook over emancipatie. Ik verzet mij ertegen dat facetbeleid wil zeggen dat het college van mening is dat de emancipatie zou zijn voltooid. Integendeel, facetbeleid ziet u op een aantal beleidsvelden. Als voorbeeld geef ik het in Overijssel doorgevoerde interessante programma rond de dagindeling. Wij blijven ons daarmee bezighouden. Ook op andere terreinen kan men heel duidelijk het emancipatiebeleid terugvinden. Inderdaad niet in een aparte setting, maar als onderdeel van het andere beleid. Met veel interesse heb ik geluisterd naar de gedachten van mevrouw Leusink over haar huizen. Zij zal het mij niet kwalijk nemen als ik daar op dit moment niet verder op inga. Wij hebben immers een afspraak op 2 november waar wij hierover komen te spreken. Dat ik haar gehoord heb, moge zonneklaar zijn. De heer Nieuwenhuis zal op 2 november ook spreken over het rapport-Berenschot en stipuleert wat hij vanmorgen nog in de commissie zei, namelijk dat niet alle uitingen van kunst de zijne zijn. Het zal hem misschien verbazen, maar ook niet alle kunstuitingen zijn bij mij favoriet en ook ik kom wel eens voor het dilemma te staan dat als iemand een redelijke literaire kwaliteit levert ik die toch moet verwerpen omdat hij echt de verkeerde politieke denkbeelden heeft, zoals het fascisme. Ik heb dit soort boeken wel in mijn boekenkast staan. Mijn vrouw heeft daar echt een oordeel over -- om maar even in de terminologie van de heer Van Dijk te blijven -- maar ik heb toch de neiging om daar iets genuanceerder over te spreken. Het is een dilemma en het is goed dat je telkens heel goed onder ogen ziet dat dit dilemma er is. De heer Nieuwenhuis (CU): Voorzitter. Het gaat mij niet om de literaire fascist al vind ik dit geen goed gekozen voorbeeld. Het gaat mij erom waaraan wij toetsen. Het gaat om enkele zaken die wij allemaal niet meer willen. Gedeputeerde Kristen: Volgens mij hebt u hiermee al antwoord gegeven op mijn dilemma. Ik ga er iets genuanceerder mee om, voor u staat het vast.
Als het gaat om de taak van de adviescommissie, dan denk ik het beoordelen van de artistieke kwaliteit. De organisatie en financiën doen wij zelf wel, dat vind ik ook meer taken van de overheid. De heer Nieuwenhuis vroeg wat nu sterke festivals zijn, noemde er zelf een en gaf daar vervolgens geen antwoord op. Misschien kan hij dat in tweede termijn doen. Ik werd wat getriggerd door de opmerking van de heer Dijkhuis dat een gezonde geest in een gezond lichaam aanwezig is. Ik vind zelf dat ik een heel gezonde geest heb, maar of mijn lichaam gezond is, weet ik niet. Ik kan ook voorbeelden onder andere uit de geschiedenis geven waaruit blijkt dat deze stellingname onjuist is. Ik ken mensen die er lichamelijk niet uitzien maar toch een fantastische geest hebben. Op het omgekeerde wil ik niet eens ingaan. Mevrouw Van Olphen heb ik gezien met een soort nahuiver als het gaat om de Takendiscussie, sociale actie ook in relatie tot maatschappelijke noden, zaken als emancipatie en integratie. Dat wij in de sociale nota onze gedachten daarover wat integraler hebben neergelegd, betekent zeker niet dat ze verdwijnen. Ook ik heb geconstateerd dat de Jongerenraad alleen maar uit VWO'ers bestaat. Ik zit eigenlijk al aan de portefeuille van collega Ranter, maar als hij het er niet mee eens is, moet hij het maar zeggen. Volgens mij betreuren wij het beiden dat er alleen maar VWO-ers en gymnasiasten in zitten. Aanvankelijk zijn wij anders begonnen. Mevrouw Van Olphen (GL): Over het algemeen ben ik niet zo bang voor enige beeldvorming als het mijn persoon betreft, maar er is absoluut geen sprake van enige nahuiver, maar van een invulling van mijn rol als volksvertegenwoordiger in dezen. Zo heb ik mij hier gemanifesteerd. Gedeputeerde Kristen: Ik dacht dat ik iets van huiver bespeurde, maar als u zegt dat dit niet op u van toepassing is, wil ik uw gemoedsstemming en uw gevoelens daarbij absoluut prioritair stellen. Ik bedoel eigenlijk te zeggen dat ik respect heb voor uw opvattingen! Voorzitter. Volgens mij heb ik impliciet de bijdragen van de heren Van Dijk en Yildirim beantwoord. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. De CDA-fractie heeft drie moties ingediend, waarvan de tweede en derde samen met de PvdA-fractie. De tweede motie gaat over intensivering van de zorg. In de commissievergadering hebt u bij de behandeling van de begroting kunnen horen dat het college voornemens is bij de Perspectiefnota 2006, dus voorjaar 2005, met een omvangrijk investeringsprogramma te komen voor diverse programma's en projecten. Wij zouden deze motie daarbij willen betrekken. Daarbij zullen wij aangeven hoe wij de mantelzorg en de keten wonen, zorg en welzijn kunnen versterken, zoals de motie ook vraagt, en zullen wij ook een financieel plaatje presenteren, uiteraard inclusief dekking. Dan kunnen wij met de staten een inhoudelijk debat aangaan. Het is mij ook heel duidelijk geworden aan welke bedragen de indieners zo ongeveer denken. De derde motie gaat over de WMO. Wij zijn het ermee eens dat de provincie de taak heeft om de gemeenten te ondersteunen bij de implementatie, dus een tijdelijke taak. De inhoud van de motie sluit dus aan bij onze ambities op het gebied van Sociale Actie. Wij hebben al in de commissies gezegd dat wij thans bezien hoe handen en voeten moeten geven aan die ondersteuning van gemeenten en regio's, want het zal bekend zijn dat bijvoorbeeld plattelandsgemeenten een andere soort ondersteuning vragen dan regionaal samenwerkende gemeenten. Wij willen graag van de gemeenten weten aan welke ondersteuning, dus vraaggestuurde ondersteuning. Uit de motie begrijp ik dat u daar
maximaal 1 mln euro voor over heeft. Wij bekijken op dit moment waar onze ondersteuning uit kan bestaan en als wij daar een beeld van hebben, zullen wij dat de staten presenteren. De heer Dijkhuis vroeg of bij de omschakeling van projectsubsidies naar (meerjarige) programmasubsidies geen prestatieafspraken zouden moeten worden gemaakt. Dat ben ik in principe wel met hem eens. Ik denk aan het project stroomlijning besturing waar u vandaag al over gesproken hebt. Wij moeten inderdaad prestaties vragen aan partijen waarmee wij een subsidierelatie aangaan. Dat is een heel normale gang van zaken. Wat de Jongerenraad betreft, hebben wij met de staten aangesproken dat wij naar aanleiding van het jaarverslag 2004 medio volgend jaar, gaan evalueren welke taken die raad heeft. Of hij die taken oppakt die u voor hem ziet, bijvoorbeeld het helpen van jongeren die in de knel zitten, moeten wij dan maar bezien, maar dat is op dit moment in ieder geval niet een van de taken. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Ik heb toch nog een vraag aan gedeputeerde Ranter over de WMO. Hij sprak over de 1 mln. Die in de motie werd genoemd, maar doelde hij daarbij ook op de perspectiefnota 2006, of zou die volgens hem uit het actiefonds moeten komen? Gedeputeerde Ranter: Die vraag zou u eerder de indieners van de motie moeten stellen! Wij denken op dit moment na over de vormgeving van de ondersteuning van de gemeenten op basis van de vraag die zij hebben. Op basis daarvan kunnen wij ook een kostenplaatje opstellen. De voorzitter: Hoewel een en ander al zeer uitvoerig besproken is, blijkt mij toch nog behoefte te bestaat aan een tweede termijn, maar die kan dan natuurlijk wel erg kort zijn. Laten wij even afspreken dat u niet alles gaat herhalen en kort aangeeft welke punten er voor u nog overblijven. Mevrouw Van Harsselaar-Timmer (VVD): Voorzitter. Ik heb aangekondigd dat ik in tweede termijn eventueel met een motie zou komen over het vervolg van deze Sociale Actie. Ik was aanvankelijk hartstikke blij, maar die blijdschap werd al snel minder. De heer Kristen zei dat uitvoeringsprogramma's een zaak van het college waren en dat PS daar geen zeggenschap in hadden. Dat vond ik allemaal nog prima, maar daarna zei hij dat de staten uiteraard nog rapportages zouden krijgen die zouden kunnen leiden tot bijstelling, maar hij zei daar iets later bij "achteraf". Dat is nu net mijn pijnpunt. De voorzitter: Even een tekstuele opmerking. Het is niet uitgesloten dat rapportages vooraf wat merkwaardig overkomen! Mevrouw Van Harsselaar-Timmer (VVD): Ik ben daar heel nadrukkelijk in geweest en nu ik zelfs bij u die verwarring constateer, dien ik toch de motie in. De voorzitter: De motie is voldoende ondertekend en zal worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Nieuwenhuis (CU): Voorzitter. Ik zal mij beperken tot een reactie op de moties. Over de eerste over de Nationale Reisopera zei gedeputeerde Kristen terecht dat uit de naam blijkt dat het om een nationaal gezelschap gaat. Wij moeten toch al met de nodige moeite rijkstaken op diverse terreinen overnemen, zodat wij deze motie niet kunnen steunen. Met de tweede motie zouden wij nog wel akkoord kunnen gaan als het laatste bolletje in feite geen blanco cheque zou zijn. Er staat: Met ingang van 2000 de begroting voor zorg
structureel te verhogen met de benodigde extra impulsgelden zoals zal blijken uit de kostenraming. Voor deze blanco cheque voelen wij niets, zeker niet na de uitleg van de gedeputeerde. Ook met de derde motie hebben wij enige moeite. Je kunt er van mening over verschillen of het inderdaad rijkstaken zijn of dat de provincie moet bijspringen. Gemeenten willen dat heel graag, want die hebben wel in de gaten dat de provincie best nog wel wat geld heeft. Op het Provinciefonds wordt weinig gekort, bij het Gemeentefonds is armoe troef. Dat heb ik althans zo begrepen. Ik ben het er dan wel mee eens als wordt gezegd dat wij eerst maar eens moeten kijken aan wat voor soort ondersteuning de gemeenten behoefte hebben. In dit stadium wachten wij af waarmee het college na die inventarisatie komt en kunnen wij dan bezien of wij het daar wel of niet mee eens zijn. De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. De gedeputeerde zei dat hij met zijn beantwoording impliciet had gereageerd op mijn bijdrage. Uit zijn beantwoording heb ik in ieder geval de conclusie getrokken dat mijn kritiek op de analyse van maatschappelijke vraagstukken in de nota, namelijk dat die niet zo sterk is, helaas ook moet gelden voor de reactie van de heer Kristen op mijn bijdrage. Ook ik wil mij verder beperken tot de moties. Om principiële redenen zullen wij de eerste motie over de Nationale Reisopera niet steunen. De tweede motie over de zorg vinden wij inhoudelijk wel sympathiek, maar het tijdstip waarop zij is ingediend, vinden wij niet zo geschikt en vinden wij eigenlijk wat te vroeg. Overigens speelt de kritiek van de heer Nieuwenhuis bij ons ook wel. Over de derde motie kan ik wat resoluter zijn. Ook die zullen wij niet steunen. Ik roep even in herinnering de discussie over de gemeentelijke herindeling. Een van de argumenten voor herindeling was dat er robuuste gemeenten moesten zijn die de huidige én toekomstige aan zouden kunnen. Welnu, hier hebben wij dan de lakmoesproef. Ik vind het voorbarig om op dit moment al een substantieel bedrag beschikbaar te stellen, terwijl wij niet weten of dat wel nodig is. Als gemeenten door de WMO echt in grote problemen komen, ligt het voor de hand dat de provincie probeert een bijdrage te leveren om die problemen zoveel mogelijk op te lossen. Er bestaat onrust onder de gemeenten en dat is best te verklaren, maar deze motie vinden wij op dit moment voorbarig en zullen wij dus niet steunen. De heer Dijkhuis (LPF): Mijnheer de voorzitter. Ik wil kort ingaan op de nogal badinerende opmerking van de heer Kristen over de zinsnede van een gezonde geest in een gezond lichaam. Hij betrok dat meteen op zijn eigen lichaam, maar als hij goed had geluisterd, zou hij hebben geweten dat het ging over kinderen en spelen. Ik weet ook dat er minder gezonde lichamen zijn waarin zieke geesten huizen en dat is misschien nog veel erger. Ik had liever gezien dat de heer Kristen een reactie had gegeven op mijn voorstel om de SMO af te schaffen. De heer Beugelink (CDA): Mijnheer de voorzitter. Uit het feit dat gedeputeerde Kristen niet sprak over de expliciete rapportage over de versterking van de positie van de deelname van jongeren in de verschillende programma's en ook niet over expliciete aandacht voor de amateurkunst trek ik maar de conclusie dat hij het daarmee eens is. Een van de opmerkingen van de PvdA-fractie vinden wij uitermate sympathiek. Dat ging over de ondersteuning van vrijwilligersorganisaties vanuit onze allochtone medelanders. Ik denk maar even aan STO. Deze mensen zijn vanuit hun achtergrond in staat om bruggen te slaan in de richting van de Nederlandse rechtsstaat. Dat slaan van bruggen, zoals daar ook in de Tweede Kamer over is gesproken, is inderdaad heel belangrijk. Dat spreekt ons dus erg aan.
Om de jeugd en jongeren in schoolverband of andere verbanden in contact te brengen met de beeldende kunst – het productiehuis – spreekt ons eveneens zeer aan. Als dat in november aan de orde komt, zullen wij daar dan ook met een zeer positieve blik naar kijken. Volgens mij spitst de discussie zich toe op twee moties, die over de mantelzorg en de keten wonen, zorg en welzijn en die over de maatschappelijke ondersteuning. Bij de intensivering van de zorg, zoals gedeputeerde Ranter dat noemde, zit er geen blanco cheque in. Ik ben blij dat er in deze staten zo'n brede steun bestaat als het gaat om de inhoud. Niemand heeft ontkend dat dit een probleemgebied is en dat wij daar iets aan moeten doen. Het gaat erom op welke termijn wij dat willen doen. Willen wij dat uitstellen met een jaartje of willen wij dat nu al laten aanpakken en een klemmend beroep doen op het college om op korte termijn met de hoofdlijnen en een financiële indicatie daarvoor te komen? Vervolgens kunnen wij na de discussie in november over de concrete behoefte aan budget spreken. Wij denken daarom ook dat het geen blanco cheque kan worden genoemd. Wij gaan daarover spreken op basis van een voorstel op hoofdlijnen van gedeputeerde staten. Wat betreft de motie inzake de VMO heb ik de indruk dat er niet alleen in deze staten een grote ondersteuning voor de inhoud is, maar ook bij de gedeputeerde. Voor de schorsing maakte u, mijnheer de voorzitter, ons attent om een technisch probleem. Als ik u voorstel om het woord "besluiten" te schrappen en te veranderen in: verzoeken GS een voorstel te doen om binnen de randvoorwaarden van het actiefonds € 1 mln aan te wenden voor het ondersteunen van de gemeenten, is het technische probleem wellicht opgelost. De heer Been (VVD): Mogen wij de heer Beugelink verleiden tot het standpunt om het college te verzoeken een voorstel te doen, zoals de gedeputeerde heeft aangegeven, en daarbij de suggestie te doen welke bedrag de gedeputeerde daarvoor nodig denkt te hebben? De heer Beugelink (CDA): Ik ben niet zo snel te verleiden. Het gaat erom dat wij hiermee een signaal willen afgeven dat het een fors bedrag moet zijn. Als je je even bedenkt waarom het zoal kan gaan, zul je dit soort bedragen al snel nodig hebben. Het gaat om professionalisering van de ondersteuning. Daar zul je bij voorbeeld externen voor moeten inhuren. De heer Been (VVD): Het gaat ons niet om de bedragen op zich, want wij geloven best dat voor ondersteuning van gemeenten voor de uitvoering van de WMO heel veel geld nodig zal zijn. Ook zijn wij van mening dat het college moet onderzoeken welke taken zij daarvoor zou kunnen invullen. Daar zijn wij het in deze staten allemaal wel over eens, maar de procedure die u zou willen volgen, stuit ons ietwat tegen de borst. Wij denken dat wij eerst de inhoud moeten bekijken en pas daarna naar de daarvoor benodigde budgetten. De voorzitter. Voor alle duidelijkheid: u zegt eigenlijk maximaal € 1 mln op basis van een concreet voorstel? De heer Been (VVD): Neen, absoluut niet. Wij zijn het wel eens met de analyse die in de motie is verwoord, maar wij kunnen er op dit moment nog geen budget aan plakken. Eerst moeten wij de aard van de problematiek bezien, moeten het eerst eens worden over de inhoud en dan pas kunnen wij bekijken welk budget daarvoor nodig is. De voorzitter. Duidelijk, u wilt er op dit moment helemaal geen bedragen aan koppelen. De heer Been (VVD): Absoluut niet!
De heer Beugelink (CDA): Met het noemen van zo'n bedrag geef je tevens de realiteitswaarde van de inhoud aan. Als je zou zeggen dat het ook wel voor € 50.000 kan, dan is de problematiek in die beleving blijkbaar niet zo ernstig. De heer Been (VVD): Voorzitter. Een bedrag kan het belang niet aangeven, misschien hebben wij wel € 3 mln nodig! De heer Beugelink (CDA): Dan bent u met 1 mln nu toch gauw klaar? De heer Been (VVD): Neen, dat is een slag in de lucht. Wij moeten bezuinigen, er zitten veel mensen van veel organisaties op de publieke tribune. Veel van hun organisaties worden met enkele duizenden of tienduizenden euro's gekort en nu gaan wij met € 1 mln strooien terwijl wij nog niet eens weten wat de aard van de problematiek is, wat wij exact willen en kunnen doen. Dat wij bezuinigen, daar hebben wij voor gekozen, dat wij geld overhouden, is een gegeven, maar daarvoor gaan wij nieuw beleid formuleren en ik vind het dan onze plicht om de discussie over de besteding ervan zorgvuldig te voeren. Nu wordt er met zoveel gemak met deze motie € 1 mln uit de zak gehaald en daar doen wij niet aan mee! De voorzitter: Uw standpunt is heel duidelijk, maar het is aan de indieners van de motie om zich daar al dan niet door te laten overtuigen. Mevrouw Van Olphen (GL): Weet het CDA wellicht precies wat de inhoudelijke taak van de provincie zal zijn in het kader van de WMO ? Als dat zo is en het kan dat op schrift stellen, dan denk ik dat heel veel gemeenten en provincies in het land daar heel blij mee zullen zijn. De heer Beugelink (CDA): Ik heb in dit verband wel een probleem met woorden als 'gemak' en 'strooien met geld', alsof het al sinterklaas is. Het gaat om ernstige zaken en ik vind dat wij die tijdig goed op orde moeten zien te krijgen. Als u de motie goed leest, ziet u ook dat wij de teller bij het actiefonds willen laten gaan lopen op het moment dat er meer zicht is op de invoering van de wet. Natuurlijk is het mogelijk dat zich wat verschuivingen in de tijd zullen voordoen, maar wij willen in ieder geval graag dat dit probleem nu wordt aangepakt. Als wij wachten tot alles helemaal helder is, lopen wij achter de feiten aan en krijgen wij hetzelfde als bij de WVG waar nu niemand, ook de ondersteuners niet, van het hoe en het wat wisten. De ondersteuners waren onvoldoende op de hoogte. Die situatie willen wij niet meer en daarom willen wij de ontwikkeling van de inhoud parallel laten lopen met het beschikbaar stellen van middelen. De heer Yldirim (SP): Gezien de gezonde uitgewisselde argumenten, ben ik er benieuwd naar of de PvdA deze motie nog steeds mede wenst in te dienen? De voorzitter: Mijnheer Beugelink, u wordt bij interruptie gevraagd of de indiener zich kan verenigen met hetgeen u gezegd hebt. De heer Beugelink (CDA): Dat is in mijn beleving toch meer een vraag in de richting van de PvdA. Maar volgens mij zal dat niet nodig zijn, omdat er geen ruimte zit tussen onze standpunten. De voorzitter: Misschien nog een korte interruptie van de heer Van Dijk? De heer Van Dijk (D66): Ik had gehoopt dat de heer Beugelink uitgesproken was. De heer Beugelink (CDA): Dat is ook zo! De voorzitter: Ik wilde u alleen maar de gelegenheid geven even te interrumperen.
De heer Van Dijk (D66): Dat was ik eigenlijk niet van plan, maar u hebt gemerkt dat mijn fractie zowel in eerste als in tweede termijn geen bijdrage heeft geleverd. Ik ben overigens van mening dat je niet hoeft te spreken als je het met een voorstel eens bent, maar dat terzijde. De voorzitter: Maar u hebt zich ook niet aangemeld! De heer Van Dijk (D66): Neen. De heer Beugelink (CDA): Dan blijf ik toch nog even staan. De heer Van Dijk (D66): Ik wilde reageren op de moties, anders zie ik het moment voorbij gaan. Ik heb u al gezegd dat wij het eens zijn met de uitgangspunten van de nota Sociale Actie, maar mijn fractie wil niet doen aan prutspolitiek. De gedeputeerden hebben dat in hun beantwoording, natuurlijk wat diplomatieker dan ik, ook gezegd. Dit zijn namelijk geen moties maar amendementen en de momenten waarop je daar mee komt, zijn of bij de behandeling van de begroting of van de Perspectiefnota. Natuurlijk geven wij veel te weinig geld op dit punt uit, maar dit soort prutspolitiek moeten wij allemaal niet willen bedrijven. Je moet pas amenderen als het college met een voorstel komt. Nogmaals, aan dit soort prutspolitiek willen wij niet meedoen. De heer Beugelink (CDA): Ik wil hier graag even op reageren. Ik denk toch dat het aan deze staten is om op elk moment waarop zij dat willen met voorstellen te komen. Dat hoeft niet altijd gekoppeld te zijn aan de momenten die men daarvoor geëigend vindt. Natuurlijk onderkennen wij dat er geëigende momenten zijn waarop je acties onderneemt, maar wij doen onszelf tekort als wij alleen maar die momenten gebruiken. Ook op tussenliggende momenten moeten wij dat kunnen doen. De voorzitter: Het komt mij voor dat er geen reactie van het college meer nodig is. De heer Nieuwenhuis (CU): Ik wil toch nog wel even een korte interruptie plaatsen. De voorzitter: Dan alleen maar twee korte interrupties van mevrouw Leusink en de heer Nieuwenhuis en krijgt u niet meer het woord in tweede termijn, want anders blijven wij aan de gang. Beiden hebben zich niet aangemeld voor de tweede termijn, dus hebt u formeel gezien geen spreekrecht. De enige mogelijkheid die ik u kan geven om nog iets te zeggen, is dat onder het mom van een interruptie, maar u kunt straks natuurlijk ook nog een stemverklaring afleggen. Mevrouw Leusink-Jonker (PvdA): Ik wil toch wel zeggen dat wij goed geluisterd hebben naar het CDA en achter zijn suggestie staan om het cluster jeugd en jongeren extra te financieren en dat wij uiteraard ook achter de motie over de WMO blijven staan. De heer Nieuwenhuis (CU): Als het gaat om het beschikbaar stellen van € 1 mln uit het Actiefonds denk ik dat de heer Beugelink zijn eigen motie onderuithaalt door te stellen dat de start van de activiteiten moeten worden afgestemd op invoering van de WMO. Hij hoeft zich er dan geen zorgen over te maken dat daar te zijner tijd geen geld voor beschikbaar komt, want daar is onder andere toch dat Actiefonds voor. Als dat leeg is, zal het wel weer worden gevuld. De voorzitter: Hiermee is de tweede termijn toch afgerond en is het college in de gelegenheid om daarop te reageren.Naar mijn oordeel zijn er weinig vragen meer te beantwoorden. Wel ligt er nog een nieuwe motie en ik kan mij voorstellen dat het college daar nog even op wil reageren.
Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Gelet op uw strakke regie zal ik alleen op de motie reageren en niet op allerlei andere uitspraken waar ik in eerste termijn niet op heb gereageerd. Sommigen zien daar een instemming in, anderen wat anders. Ik dacht eigenlijk 'Kristen, want ben je toch een sukkel dat je je door dat verslag 'achteraf' laat afstraffen. Ik vind eigenlijk dat de VVD dat mij niet mag aandoen. Hoe kun je ook anders rapporteren over iets wat nog niet heeft plaatsgevonden. In de voortgangsrapportages zal worden aangegeven hoe de gesprekken met de gesubsidieerde instellingen zijn verlopen. Daarom is deze motie eigenlijk overbodig. In dit huis worden al zoveel rapportages opgesteld dat ik denk dat wij heel goed in staat zijn om de staten te rapporteren als zij dat wensen. Mevrouw Van Harsselaar-Timmer (VVD): Nu ben ik ook weer blij, want u spreekt nu over voortgangsrapportages, terwijl u het zojuist had over rapportages achteraf. Ik was dus bang dat ik drie jaar naar huis kon en achteraf zou worden gerapporteerd. U spreekt nu over voortgangsrapportages en dat doet mij denken aan de situatie bij het grotestedenbeleid en daar ben ik helemaal blij mee. Gedeputeerde Kristen: Zou u dan ook willen zeggen dat ik toch niet zo'n sukkel ben als ik dacht dat ik was? Mevrouw Van Harsselaar-Timmer (VVD): Dat hebt u mij ook nooit horen zeggen! Ik trek de motie dan ook bij dezen in! De voorzitter: Ik constateer dat motie 4 van de VVD is ingetrokken en geen onderwerp van beraadslaging meer uitmaakt. Ik denk dat wij nu kunnen overgaan tot besluitvorming. Ik geef allereerst de gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring en niet meer dan dat. De heer Been (VVD): Mijnheer de voorzitter. Ik zal proberen het tot een korte stemverklaring te beperken. Wij betreuren het zeer dat deze twee moties worden voorgelegd, niet vanwege de inhoud maar vanwege de procedure. Wij vinden de manier waarop nu een budget wordt gealloceerd zonder dat wij weten wat wij wel of niet gaan doen en gezien de organisaties waarop wij onlangs overigens op goede gronden hebben gekort, niet voldoet aan de zorgvuldigheid die deze organisaties van ons mogen verwachten. Wij zijn dan ook tegen beide moties. Mevrouw Van Olphen (GL): Voorzitter. Onze fractie is tegen alle drie de moties omdat wij dit een verkeerd moment vinden waarop deze besluitvorming dient plaats te vinden. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij de twee voorgaande sprekers. Stemmingen De voorzitter: Voor de goede orde meld ik, dat 56 leden de presentielijst hebben getekend. In stemming komt de motie M1 van het CDA, de VVD en de PvdA over cultuur. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de LPF, D66, GroenLinks en de SP tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M2 van het CDA en de PvdA over de zorg.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de LPF, de ChristenUnie, de SGP , de SP, GroenLinks en D66 tegen deze motie hebben gestemd en de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de gewijzigde motie M3 van het CDA en de PvdA over aanwending van het actiefonds ten behoeve van invoering WMO. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de LPF, de ChristenUnie, de SGP, GroenLinks, D66 en de SP tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt het voorstel van het college, zoals gewijzigd bij brief van 7 oktober 2004. De voorzitter: Ik constateer dat dit voorstel met algemene stemmen is aangenomen. PS/2004/1032
Kaderverordeningen subsidies Sociale Actie en veiligheid
De voorzitter: Voor dit agendapunt heeft zich een beperkt aantal sprekers aangemeld met een zeer beperkte spreektijd. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. Ik kan u meedelen, dat ik heb besloten om mijn spreektijd door te schuiven naar mevrouw De Bruin van GroenLinks. Zij zal een amendement indienen, dat mede door ons wordt ondersteund. Ik beperk mij tot een stemverklaring die ik straks zal geven. Mevrouw De Bruin (GL): Voorzitter. In de Kaderverordening sociale actie wordt in artikel 4 bepaald, dat GS de subsidieplafonds vaststelt en na 15 oktober van ieder begrotingsjaar de mogelijkheid heeft om tussen de verschillende deelprogramma's te schuiven, dat wil zeggen middelen te heralloceren indien er sprake is van onderbenutting. Ik zal een amendement indienen namens het CDA, de PvdA, de VVD, de CU, GroenLinks, D66, de SP, de SGP en het LPF – alle partijen in deze staten – waarin de mogelijkheid voor GS om na 15 oktober van ieder begrotingsjaar eventueel te schuiven binnen de deelprogramma's sociale actie wordt geschrapt. Voorzitter. Sociale Actie is enorm breed en gaat over heel veel geld. De staten hechten eraan om daar een verschotting in aan te brengen. Die verschotting wordt ook onder artikel 1 van de Kaderverordening genoemd. Er worden vier programma's, ook wel deelthema's, aangegeven. Mocht er binnen een van die schotten middelen overblijven, dan is het wat ons betreft niet aan GS om daar tussen te schuiven. Dan zijn het Provinciale Staten die daar primair over gaan. In dit amendement wordt voorgesteld om middelen die gewoon overblijven aan het einde van het begrotingsjaar terug te laten vloeien naar de algemene reserve. Dit is een heel principieel punt en er zijn meerdere fracties gewest die met name het laatste heel erg lastig vinden want moeten de middelen die overblijven niet toch weer gereserveerd worden voor Sociale Actie volgend op aanvullende voorstellen van GS of moeten deze middelen terugvloeien naar de algemene reserve? Uiteindelijk hebben alle partijen gekozen voor het laatste en dat in het amendement verwoord, omdat dit het beste past binnen de begrotingsregels. Wij vinden het moeilijk, maar we moesten consequent daarin zijn. De voorzitter: Ik neem aan, dat het amendement nog wordt ingediend. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Als het amendement niet wordt aangenomen, zal de SPfractie tegen het voorstel stemmen, omdat wij van mening zijn dat anders de controlerende rol van Provinciale Staten wordt ondermijnd en een vrijbrief aan het college wordt gegeven om miljoenen te besteden zoals het die wenst te besteden.
De heer Koopman (CDA): Voorzitter. Allereerst wil ik mijn waardering uitspreken voor dit voorstel. Vanochtend heb ik in de commissievergadering aangehaald, dat GS blijkbaar op voortvarende wijze invulling weet te geven aan het duale stelsel met dit voorstel. Het is alleen op één punt wat te enthousiast nemen en wel in het werk uit handen nemen van PS. Als PS jaarlijks met grote zorgvuldigheid een programmabegroting heeft vastgesteld, is het niet logisch dat dit na een bepaalde tijd doorkruist wordt met het verdelen van de middelen op basis van 'wie het eerst komt, die het eerst maalt'. Gezien het motto van dit college 'Ruimte voor actie' lijkt het ons onwaarschijnlijk, dat zich over een jaar een onderuitputting in dit programma voordoet. Mocht die zich toch voordoen, dan steunen wij het voorstel van GroenLinks waarin wordt aangegeven, dat PS bepalen wat er met de verdeling van de middelen gebeurt en niet het tijdstip waarop voorstellen worden gedaan. De heer Sijbom (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie hadden enige moeite met dit voorstel in relatie tot de stroomlijning van de sturing van subsidierelaties, die wij eerder in de commissie hebben behandeld. Wij menen, dat er een verband is tussen beide stukken. Wij zijn van mening, dat de gedeputeerde ruimte moet claimen in zijn onderhandelingen met de organisaties om eventuele wijzigingen na de behandeling van de stroomlijning in een workshop te kunnen doorvoeren. Dat zou mogelijk moeten worden per 1 januari 2006. Ik heb begrepen, dat de gedeputeerde daar al min of meer een antwoord op heeft gegeven, maar ik wil het voor de zekerheid in dit forum en ook voor de verslaglegging nog even duidelijk hebben. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. Volgens mij ga ik een discussie aan waarvan de uitkomst gezien het amendement bij voorbaat al vaststaat. Wij hebben met dit voorstel geprobeerd, maximaal invulling te geven aan het dualisme. Ik krijg echter signalen, dat met deze kaderverordening – met name artikel 4 – de controlerende en kaderstellende taak van PS wordt uitgehold. Ik bestrijd dat; dat is nadrukkelijk niet het geval. Vanuit ons aller streven om onderuitputting tegen te gaan – alle fracties hebben daarover in de commissie Economie en bestuur vanmiddag over gesproken – stuurt het college op onderuitputting. Dit artikel voorziet daarin maar ik begrijp uit het amendement, dat het niet overtuigend genoeg is. Dat betekent in de praktijk, dat met de aanvaarding van dit amendement onderuitputting niet alleen in de Sociale Actie, maar ook in Veiligheid, kan voorkomen. Als bijvoorbeeld in de sector Cultuur aan het einde van het jaar van onderuitputting sprake blijkt te zijn, hadden we onmiddellijk kunnen 'inschieten' op een goed project dat past binnen de kaders die PS in de Programmabegroting hebben vastgesteld. Het voldoet daarmee aan dualistische stelsel. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. Mijns inziens haalt de gedeputeerde de termen 'onderuitputting' en 'herallocatie' door elkaar. Zodra hij de gelden op een ander punt inzet, is er op het punt waarop begroot is nog steeds sprake van onderuitputting. Hij bestrijdt daar dus niet de onderuitputting mee maar hij heralloceert tussentijds. Dat is wat anders. Gedeputeerde Ranter: Het doel is duidelijk. Ik kan mij echter voorstellen, dat de staten na deze beraadslagingen toch nog eens kijken of dit amendement voldoet aan de eigen doelstelling. Ik heb vanmorgen in de commissie toegezegd, graag met de staten in een workshop te overleggen om te bezien waar zich in deze kaderverordening en in stroomlijning en sturing elementen voordoen waarover we nog eens moet praten om helder te krijgen wat aan GS en wat aan PS is en waarop PS hun sturing kunnen versterken. Het lijkt mij verstandiger om eerst die discussie aan te gaan en grondig met elkaar van gedachten te wisselen. Als de staten concluderen, dat de kaderverordening op een aantal punten moet worden aangepast, zal GS daar uiteraard naar kijken. Vooruitlopend daarop wordt nu een amendement ingediend maar ik zie nog steeds graag eerst de volledige en integrale discussie voordat wijzigingen worden doorgevoerd.
De voorzitte r: Het betoog van het college lijkt mij helder. De vraag is aan de orde of dat tot intrekking van het amendement leidt. Mevrouw Van Olphen (GL): Neen. De voorzitter: Dan vraag ik me af of iemand überhaupt stemming wenst over dit amendement. Zo niet, dan kan een besluit daarover worden genomen zonder dat het amendement beschikbaar is. De heer Sijbom (VVD): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld waarop ik geen antwoord heb gekregen. De voorzitter: Leidt dat tot een ander besluit? Gedeputeerde Ranter: Neen, dat denk ik niet. Ik heb vanochtend de heer Weijnen beloofd verder op zijn vraag te zullen ingaan als de kaderverordening op een aantal punten moet worden bijgesteld zou worden gewijzigd. Dat zal inderdaad niet eerder kunnen ingaan dan per 1 januari 2006, ook gezien de rechtszekerheid van de subsidie-ontvangers. Daar waar mogelijk en redelijk zullen wij het volgend jaar bezien of wij maximaal eenjarige subsidierelaties kunnen aangaan, opdat wij dat vanaf 2006 kunnen meenemen als wordt besloten tot wijziging van de kaderverordening. De voorzitter: Wij gaan nu over tot besluitvorming. Wenst iemand stemming over het amendement? Dat blijkt niet het geval te zijn, waarmee het amendement met algemene stemmen is aanvaard. Ik meld u voor de goede orde, dat dadelijk het amendement, waarover u reeds besloten hebt, wordt vermenigvuldig en rondgedeeld. In stemming komt het gewijzigde conceptbesluit. Het gewijzigde conceptbesluit wordt met algemene stemmen aanvaard. Voorstellen van de commissie Beleidsevaluatie PS/2004/842
Evaluatie aanpak wachtlijsten Jeugdzorg
De voorzitter: De heer Oldenburger zal zich namens de commissie Beleidsevaluatie bij ons achter deze tafel voegen. Mevrouw Van Harsselaar-Timmer (VVD): Voorzitter. We hebben in de commissie niet over dit onderwerp gesproken en om die reden wil ik er nu toch een paar woorden aan wijden. Wij complimenteren de commissie met deze evaluatie van de wachtlijsten in de Jeugdzorg en wij danken haar hartelijk voor de aanbevelingen. Wij delen de conclusies en de duidelijke reactie van GS daarop nemen wij ter kennisneming aan. Het is wat mij betreft niet zozeer interessant om verder te debatteren over deze evaluatie maar wel over de vraag wat PS met de aanbevelingen in hoofdstuk 4 en in het nawoord gaan doen. Ik heb in de commissie al gezegd, dat het zaak is die aanbevelingen voor alle onderwerpen ter harte nemen en dus daarbij te betrekken. Mevrouw Voortman (PvdA): Voorzitter. Voor ons ligt de eindrapportage Evaluatie aanpak wachtlijsten in de Jeugdzorg. De keuze om een onderzoek te doen naar de aanpak van de wachtlijsten omarmen wij van harte. Het gaat hier immers om een zo belangrijk onderdeel van het beleid, dat een onderzoek ernaar van belang kan zijn om voorgenomen maatregelen bij te stellen. Toch plaatsen wij ook enkele kanttekeningen bij het onderzoek.
Het doel was om te onderzoeken of de maatregelen van de provincie ter bestrijding van de wachtlijsten effectief en doelmatig zijn. Dit doel wordt naar onze mening uit het oog verloren en het rapport richt zich voornamelijk op verbeterpunten die vaak een onderbouwing missen. Het codewoord hierbij is 'preventie' en laat dit nu net geen primaire taak van de provincie zijn! Wel heeft de provincie een bovenlokale functie als het gaat om preventie en wij zijn dan ook van mening, dat de provincie zich in de komende jaren onder andere hierop moet richten. Voorzitter. Op bladzijde 15 van het rapport wordt gesteld, dat het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling van mening is dat een kleine wachtlijst voor niet-urgente gevallen acceptabel is. Met verbazing heb ik kennis genomen van deze zin die meerdere keren in het rapport terugkomt. Ik zou me een verdeling van urgente en minder urgente gevallen van kindermishandeling kunnen voorstellen, maar als het om deze sector gaat kan ik mij niet voorstellen dat er niet-urgente gevallen bij zijn. Daarnaast deel ik nogmaals mee, dat de PvdA-fractie wachtlijsten bij het AMK volstrekt onaanvaardbaar vindt. Voorzitter. In het statenvoorstel geeft de commissie Beleidsevaluatie een aantal aanbevelingen. De commissie geeft tevens aan 'positief te zijn over de manier waarop het resultaat tot stand is gekomen.' Daarnaast onderschrijft zij de conclusies en aanbevelingen in de eindrapportage. Naar aanleiding van dit citaat hoor ik graag de reactie van de commissie op mijn eerdergenoemde kanttekeningen. De heer Nieuwenhuis (CU): Voorzitter. Wij zijn het van harte eens met de conclusies van de commissie Beleidsevaluatie, met name met punt 2 in het nawoord dat de wachttijden belangrijker kunnen zijn dan de wachtlijsten. Vinden we dit straks ook nader uitgewerkt in het conceptbeleidskader Jeugdzorg? Daarbij gaan wij ervan uit, dat per instelling duidelijk wordt wat een acceptabele wachttijd dan wel wachtlijst is? Hoe denkt het college invulling te geven aan punt 3, de preventie, zoals genoemd in het nawoord van de commissie Beleidsevaluatie? De heer Beckmann (CDA): Voorzitter. Het CDA wil het college complimenteren met de voortvarendheid waarmee wordt gewerkt aan de wachtlijstproblematiek in de Jeugdzorg. Wij willen nog wel enkele kanttekeningen plaatsen, ook inhoudelijke. In het kader van de preventie moet het toch ook mogelijk zijn, dat de provincie een sterke, initiërende rol naar de gemeenten in Overijssel gaat vervullen. Hoe worden de mogelijkheden daartoe onderzocht? Ook de commissie Beleidsevaluatie refereert daar nogal duidelijk aan. De CDA-fractie is van mening, dat er meer moet worden gedaan tegen ondoelmatige bureaucratie, ook vanuit dit huis. Dat hebben we meerdere malen aangegeven in die commissie en daarin stonden we niet alleen. Kan het college ook aangeven welke acties ter vereenvoudiging hiervan zijn en kunnen worden genomen? De commissie Beleidsevaluatie stelt, dat er meer zorg moet zijn voor de residentiële plaatsen die beschikbaar moeten zijn. Ziet het college mogelijkheden om inderdaad meer plaatsen beschikbaar te krijgen? De financiering van de zogenaamde long-stayvoorzieningen of begeleid wonen heeft een extra impuls nodig volgens de commissie. Zijn door het college afspraken gemaakt met het Zorgkantoor over deze problematiek? In het Overijssels Overzicht las ik onlangs een belangwekkend interview met gedeputeerde Ranter, waar ik graag nog even aan refereer. Hij stelt in het interview, dat het hoog tijd is voor een andere denkwijze en een effectievere aanpak. Wij zijn dat met hem eens. Volgens hem moeten wij ophouden met het steeds maar financieren van wachtlijsten en ons meer richten op waar het om gaat, namelijk de hulp die nodig is. Voorts verklaart hij, dat wij moeten kijken naar efficiëntie- en effectiviteitsverbetering en moet een aanpak worden
gekozen, die niet per se extra geld kost. Dit zijn nu precies de punten waar de CDA-fractie zich al jaren sterk voor maakt. Kan de gedeputeerde ook aangeven hoe hij deze naar onze mening niets aan duidelijkheid te wensen overlatende mening nu verder gaat uitwerken? We willen hem hierbij graag ondersteunen. Om een voorzetje in die richting te geven, denken wij aan het overhevelen van menskracht van plaatsen waar de druk veel minder hoog is naar plaatsen waar die druk wel hoog is. Ook hierover wordt in het rapport al meerdere malen gesproken en dit moet dan toch ook te organiseren zijn. Als aanvullend middel kan hierbij zelfs gedacht worden aan jobrotation: kijk ook eens buiten je eigen instelling en grenzen. Het is naar onze mening niet alleen maar naar binnen kijken maar ook naar buiten. Wij zijn het ook eens met de conclusies in het rapport over het terugbrengen van de wachtlijsten naar nul. Dit is niet realistisch – zo zegt het rapport – en een streefpercentage is veel beter. Dat vinden wij ook. Je kunt nog zo lang blijven praten over nul, maar er moet steeds weer geld bij. Dat is naar onze mening in ieder geval niet de bedoeling. Ik heb begrepen, dat de commissie dat ook op een andere manier ziet evenals de gedeputeerde. Voorzitter. In de provincie Drenthe bestaan geen wachtlijsten terwijl er toch ook behoorlijk veel aanmeldingen zijn. Op zichzelf is dat zeer verbazingwekkend. Is het mogelijk, dat we ook eens bij deze provincie te rade gaan om deze tools eventueel in onze provincie te implementeren? We hoeven per slot van rekening niet steeds opnieuw het wiel uit te vinden. Wij hopen dat GS ons zo frequent mogelijk op de hoogte blijft houden van de ontwikkelingen met betrekking tot deze problematiek en wij danken de commissie Beleidsevaluatie voor het gedegen onderzoek en haar rapportage. Mevrouw Van Olphen (GL): Voorzitter. Ik merk iedere dag weer, dat ik wat bijleer. Ook vandaag weer. Ik was in de commissie en ik dacht, dat we over deze notitie gingen praten. Wat bleek echter: procedureel klopte dat niet, omdat eerst een bespreking in de Staten zou plaatsvinden en dan in GS. Ik dacht vanavond het gesprek daarover aan te gaan met mijn collega-statenleden over de inhoud van dit stuk, maar ook dat bleek niet het geval. Ik vond het stuk bijzonder helder, ook wat betreft de knelpunten, wat eraan kan worden gedaan, waar de provincie geld voor zou moeten uittrekken en wat betreft het pijnpunt voor de provincie waar we naar mijn mening juist iets zouden moeten doen. Ik ga er bij dezen dan ook maar van uit, dat deze items terug zullen komen in de bespreking van het beleidskader Jeugdzorg 2005-2008, waarin we ook de inhoudelijke discussie zullen voeren. Ik wil de commissie toch echt complimenteren met de helderheid van de stukken en ik hoop, dat er iets meer concreets in komt te staan over preventief beleid. Een aantal jaren geleden is namelijk door experimenten aangetoond hoe waardevol dat kan zijn bij het voorkomen van problemen bij jeugdigen. In de nieuwe nota hoop ik daarover concrete voorstellen te vinden. Ik kan mij na de discussie van vanavond niet voorstellen, dat er geen budget is voor een structurele verhoging voor de Jeugdzorg, die ons allen toch zo na aan het hart ligt. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Investeren in jeugd is investeren in de toekomst. Daarmee streven wij naar een gezonde samenleving. Met dit uitgangspunt in gedachten heb ik mij bij lezing van deze notitie verbaasd over de volgende paragraaf: 'De aanzuigende werking van de toenemende bekendheid van het Meldpunt Kindermishandeling zal, naar verwachting, leiden tot een toename van de wachtlijsten.' Dat is een zeer negatief geformuleerd punt. Blijkbaar is er een indicatie, dat er in deze samenleving veel mensen kampen met maatschappelijke problemen. De overheid dient op te komen voor die mensen die afhankelijk zijn van bepaalde voorzieningen. Ook door middel van bekendheid zullen de wachtlijsten toenemen. Dat hindert niet, maar dat betekent wel dat wij meer moeten investeren en beter aan het werk moeten op dat gebied, opdat de maatschappelijke problemen in de toekomst niet meer zullen bestaan. Met dat uitgangspunt zullen wij hierop bij de
begrotingsbehandeling verder terugkomen. Wij zijn van mening, dat meer aandacht en investeringen – ook in financiële zin – dienen te gaan naar de Jeugdzorg. Ook wat betreft de preventie schiet de provinciale overheid naar onze mening tekort. Bij het verlenen van verschillende subsidies aan gemeenten moet de provincie erop toezien, dat afspraken worden gemaakt met de gemeenten over de gemeentelijke inzet bij preventie en het voorkomen van problemen. Op die manier moet worden gestreefd naar een complete aanpak, waarbij de maatschappelijke problemen langzamerhand verdwijnen. Wij vinden dat een belangrijke opdracht aan het college om op die manier aan het werk te gaan. Wat is de stand van zaken op dat gebied? Voorzitter. Wij zijn ook benieuwd naar de aanbevelingen die gedaan zijn door de commissie Beleidsevaluatie over de wijze en het tijdstip waarop vorm wordt gegeven aan het beleidskader Jeugdzorg. Ik krijg graag een toelichting op dat gebied. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Ik hoef alleen maar in te gaan op de vragen van mevrouw Voortman. Ik wil overigens de staten danken voor de positieve uitspraken over dit rapport en ik zal die overbrengen aan de opstellers van dit rapport. Wat betreft het AMK en kindermishandeling is de opmerking van mevrouw Voortman terecht, dat een wachtlijst toch niet te accepteren is. Het gaat echter om niet-urgente gevallen. Op bladzijde 31 van het rapport wordt een dergelijke situatie omschreven, die meestal ontstaat uit een gevoel, dat het ergens niet helemaal goed loopt, waarna er vervolgens wordt gekeken. Dat is meestal niet zo urgent en in die zin zou er dus een zekere wachtlijst kunnen zijn. Laat echter duidelijk zijn, dat ook de commissie van mening is dat het niet kan gaan over zaken die echt aangepakt moeten worden. Het AMK is dat met de commissie eens. Op bladzijde 45 wordt gesproken over de wachtlijstmechanismen. Er zijn er enkele maar inzetten op preventief beleid is dan ook heel belangrijk. Als ik mevrouw Voortman goed heb beluisterd, vraagt zij of dit wel voldoende onderbouwd is in dat rapport. Dat kan ik misschien wel toegeven maar wel is aan de orde, dat het onderzoek primair een ex ante onderzoek was naar voornemens die de provincie had in het kader van de jeugdzorg verleden jaar. Daar stond dit met zoveel woorden niet in. Dat het in die zin niet in het rapport is meegenomen, ligt aan dat feit omdat we de maatregelen uit het voorstel van het college hebben laten beoordelen. Laat duidelijk zijn, dat wij in het algemeen het gevoel hebben dat voorkomen beter is dan genezen. In die zin scoort preventie dus heel hoog. Dat vindt ook het AMK en de commissie is dan ook van mening, dat daarop beter moet worden ingezet. Natuurlijk ligt die verantwoordelijkheid primair bij de gemeenten maar in die zin is jeugdbeleid een gespreide verantwoordelijkheid. Het preventieve karakter moet echter veel meer de nadruk krijgen en om die reden hebben wij dat op deze wijze geformuleerd. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. Jeugdzorg is ‘in’ en Jeugdzorg is ‘hot’. Dat hebben wij de afgelopen weken gemerkt door vaak trieste incidenten. Ook vanavond blijkt, dat Jeugdzorg hot is en dat er in ieder geval nog veel aan werk aan de winkel is. Ik zie dat zelf ook en het onderzoek van de commissie Beleidsevaluatie helpt het college om die stappen vooruit samen met de staten te maken tot een systeem van Jeugdzorg in deze provincie dat voldoet aan de vraag en efficiënt en effectief is. Dat is ons aller belang. Voorzitter. Mevrouw Voortman heeft een aantal kanttekeningen geplaatst bij het onderzoek. Kijkend naar de relevantie die de commissie heeft toegekend aan de preventie, ziet zij daar niet direct een taak voor de provincie. Daar heeft zij gelijk in. Dat is ook te vinden in onze reactie. We sluiten op dit moment convenanten af met de gemeenten om juist de aansluiting tussen lokaal preventief beleid en het provinciaal jeugdzorgbeleid vorm te geven. Laat echter duidelijk zijn, dat preventief beleid in beginsel een taak van gemeenten is. Een goede aansluiting is niet alleen in ons belang maar ook in dat van de gemeenten, opdat er geen
gaten vallen. We hebben ook in onze reactie aangegeven, dat de staten een keuze zullen moeten maken als de commissie Beleidsevaluatie zegt, dat er zowel extra geld moet naar het AMK als naar het Bureau Jeugdzorg en dat de provincie ook fors en meer moet inzetten op preventie. Binnen het huidige beschikbare budget is dat namelijk niet allemaal mogelijk. Het college kiest ervoor om de vermindering van de wachtlijsten als prioriteit te kiezen. Daar wil het zijn energie en de middelen op inzetten. Weliswaar op een andere manier dan nu maar feit blijft, dat de staten een keuze moeten maken. Niet alles kan en het college zal de keuzes voorleggen bij de behandeling van het beleidskader, dat in december door de staten moet worden vastgesteld. Ik steun mevrouw Voortman in haar opvatting als zij het niet eens is met de commissie Beleidsevaluatie om een wachtlijst bij het AMK toe te staan en af te stappen van onze afspraak om naar nul te streven. Wij hebben dat ook weergegeven in onze reactie op het rapport van de commissie en neergelegd in het beleidskader. Wij zullen de wachtlijst op nul als doelstelling blijven hanteren. Ik heb overigens ook goede hoop, dat deze doelstelling ook op redelijke termijn bereikt zal worden. Het gaat in ieder geval de goede kant op wat dat betreft. De heer Nieuwenhuis heeft gevraagd of in het nieuwe beleidskader een verandering van wachtlijsten naar wachttijden is opgenomen. Dat is nog niet het geval. In het kader van het Effectiviteitsprogramma wordt wel bezien hoe wij wachttijden kunnen invoeren, ook naar differentiatie naar doelgroepen en zorgmodules. Wij zijn daarmee bezig maar in het eerstkomende beleidskader voor 2005-2008 blijven we nog uitgaan van de landelijke norm van wachtlijsten. De heer Beckmann heeft veel vragen gesteld, ook over preventie. Preventie is uiteraard belangrijk maar is primair een taak van gemeenten. De gemeenten krijgen daar ook extra geld voor in de komende jaren, niet zozeer van ons als wel van het Rijk. Via het Hoofdlijnenakkoord Balkenende 2 wordt in 2007 € 100 mln extra uitgetrokken voor de Jeugdzorg. Daarvan gaat een deel naar de gemeenten voor preventie. Nogmaals, we zullen moeten kiezen want niet alles kan. De heer Beckmann heeft ook gesproken over ondoelmatigheid en bureaucratie, ook vanuit dit huis. Dat bestrijd ik. Ik bestrijd niet, dat er ondoelmatigheid is in de keten van de jeugdzorg – met allerlei plannen van 'verbeter de keten' werken wij er hard aan om dit tegen te gaan – maar de opmerking in het onderzoek, dat met name de bureaucratie vanuit dit huis de reden zou zijn voor de bureaucratie in de jeugdsector, bestrijd ik. We hebben dat ook aangegeven. We maken een omslag, ook naar de instellingen voor jeugdzorg toe, om met ons prestatieafspraken te maken, ook als het gaat om extra projecten uit wachtlijstmiddelen van de landelijke overheid. Anders dan voorheen vragen wij nu concrete prestaties. Zij moeten aangeven wat ze met het geld doen. Dat zijn ze nog niet allemaal gewend en dat heeft veel discussie en wrevel opgeroepen bij de instellingen voor Jeugdzorg. Ik wil daar echter toch aan vasthouden, ook om de staten te kunnen rapporteren en te verantwoorden wat wij met het geld doen. Het is een omslag en verandering brengt vaak weerstand met zich. Zo zie ik dat ook. Ik zal ook niet verhelen, dat ik mij wat geërgerd heb aan de opmerkingen van sommige instellingen in dezen. Ik zal ze daar uiteraard op een vriendelijke toon over aanspreken in het eerstkomende bestuurlijk overleg. De instellingen zullen daaraan moeten wennen, of zij dat willen of niet. Zo ervaar ik de citaten in het rapport over ondoelmatigheid vanuit dit huis. De heer Beckmann (CDA): Voorzitter. Dan vraag ik de commissie Beleidsevaluatie hoe zij tot die conclusie is gekomen. De voorzitter: De voorzitter van de commissie zal daar dadelijk op ingaan.
Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. De heer Beckmann heeft ook gevraagd naar de mogelijkheden voor uitbreiding van residentiële plaatsen. In het voorstel over het Actiefonds hebben wij juist willen inzetten op extra capaciteit in de 24-uurszorg en op extra ambulant werk. Daarmee willen we er juist voor zorgen, dat er minder residentiële plaatsen noodzakelijk zijn. Aan de voorkant van de hulpverleningsketen wordt meer ingezet om minder residentiële plaatsen nodig te hebben. Over de long-stays worden afspraken gemaakt met het Zorgkantoor. In het Overijssels Overleg Jeugdzorg zitten alle sectoren aan tafel en dat is juist het gremium om deze afspraken te maken. Overigens missen wij dat in het onderzoeksrapport van de commissie Beleidsevaluatie. Er valt nog veel te winnen in de intersectorale afstemming en de vermindering van de wachtlijsten in de Jeugdzorg is ermee gediend als dit goed wordt geregeld. De heer Beckmann heeft ook gevraagd hoe het zit met het interview en de opmerkingen daarin over effectiviteit en een andere wijze van financieren van wachtlijsten. Naar aanleiding van de conferentie over de effectiviteit in de Jeugdzorg willen wij daar werk van maken. De staten hameren daarop en het college vindt het ook belangrijk. Nu wordt gewerkt aan het Effectiviteitsprogramma om de aansturing in de Jeugdzorg effectiever te maken. Daar betrekken we bijvoorbeeld ook bij, dat wij de middelen die de provincie in 2005 van het Rijk krijgt voor de bestrijding van de wachtlijsten op een andere manier willen besteden en wel door het onder andere in te zetten in succesvolle productiemethodes. De heer Beckmann (CDA): Voorzitter. De gedeputeerde zegt met heel veel nadruk, dat we moeten ophouden met het financieren van wachtlijsten. Dat onderschrijft hij nog steeds? Wij stoppen daarmee? Gedeputeerde Ranter: Ja. We moeten uit de extra middelen die wij van het Rijk krijgen zoeken naar die methodes en die modules die voor een extra productie kunnen zorgen. Daar sta ik nog steeds achter. Bij het Effectiviteitsprogramma zullen wij de wetenschap ook betrekken. De provincie Drenthe kent geen wachtlijsten, zo is opgemerkt. Ik heb echter begrepen, dat er wel wachtlijsten zijn hoewel deze niet zo groot zijn als bij ons. Daar zijn mijns inziens twee redenen voor. Drenthe is Overijssel niet en kent geen grootstedelijke problematiek. De wachtlijstproblematiek in Overijssel doet zich met name voor in Enschede en niet zozeer in bijvoorbeeld IJsselvecht. Bovendien is er in Drenthe nu eenmaal een zeer groot aanbod van jeugd-GGZ. Er zijn signalen, dat een relatief groot deel van de Drentse jongeren rechtstreeks via de huisarts worden verwezen naar de jeugd-GGZ waar dat in andere provincies vaak gaat via het Bureau Jeugdzorg. Dat zijn mijns inziens de twee oorzaken die het grote verschil tussen Drenthe en de rest van Nederland verklaren. De heer Beckmann (CDA): Voorzitter. Ik had de vraag gesteld om te kijken of we ook tools vanuit Drenthe kunnen overnemen. Ik heb met iemand van de Raad van Advies in Drenthe gesproken en hij heeft mij een aantal voorbeelden gegeven, waardoor we er toch op zijn minst naar kunnen kijken. Ik wil ze eventueel telefonisch doorgeven. Gedeputeerde Ranter: Uiteraard moet je de best practises van andere provincies tot je nemen. We zijn dan ook in IPO-verband bezig om dat te organiseren, opdat we daarvan kunnen leren. De telefoon staat overigens open, mijnheer Beckmann, maar ik ben van u inmiddels niet anders gewend! Mevrouw Van Olphen heeft verwezen naar de behandeling van het Beleidskader 2005-2008, het moment waarop we deze discussie opnieuw zullen voeren. De heer Yi ldirim spreekt over de aanzuigende werking. De commissie Beleidsevaluatie heeft hier ook over gesproken, evenals GS. Wij hebben de indruk, dat doordat Overijssel er vroeg bij was met het inwerking laten treden van het Bureau Jeugdzorg er steeds vaker naar verwezen wordt. Dat wordt
bedoeld met een aanzuigende werking. Het college wil daar een korte quick scan naar laten uitvoeren. De voorzitter: Ik geef de heer Oldenburger tot slot het woord om nog een reactie te geven op de vraag van de heer Beckmann. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. In het onderzoek van het Bureau Research en Beleid is de bureaucratie volstrekt duidelijk aan de orde gekomen. De commissie heeft dat herkend en onderschreven. In die zin is het in het rapport terechtgekomen. In het veld wordt dat zo ervaren. Men klaagt daarover en in het kader van deregulering en ontbureaucratisering lijkt het dan ook goed om het mee te nemen in dit rapport en het college die opdracht te geven. Dat is wat wij hebben geconstateerd. De heer Beckmann (CDA): Voorzitter. Als zo nadrukkelijk ook de commissie Beleidsevaluatie dat aangeeft, geeft de gedeputeerde naar mijn indruk geen juist antwoord. Hij ontkent het namelijk. Kennelijk is er dus wel sprake van, want het leeft althans bij de instellingen. Naar mijn mening moet de gedeputeerde aangeven wat hij eraan gaat doen. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. De heer Oldenburger bevestigde zojuist wat ik zei over mijn vermoeden waarom het in dat rapport is opgenomen, namelijk omdat uit inventarisaties uit het veld die indruk naar voren is gekomen. De commissie Beleidsevaluatie heeft dat als conclusie aanvaard. Ik heb daartegenover gezegd, dat ik dat kan verklaren omdat wij op dit moment op een andere manier werken in de richting van de instellingen van Jeugdzorg. Wij verwachten, verlangen en eisen concrete prestaties. Dat is een omslag in denken maar ook van werken naar de instellingen toe. Ik weet, dat dit wrevel oproept maar ik moet ook aan de staten kunnen verantwoorden wat wij met het geld doen. Ik ben inderdaad blij met het antwoord van de heer Oldenburger. Nogmaals, of de instellingen voor jeugdzorg dat willen of niet, we zullen toe moeten naar een moderne vorm van afrekenen met elkaar. Daar kunnen de staten ons aan houden. Op die ingeslagen weg zal ik gewoon doorgaan. De voorzitter: Het lijkt me, dat er voldoende discussie over dit onderwerp is gevoerd. Zonder stemming wordt conform het voorstel besloten. PS/2004/843 PS/2004/909
Stimuleren met Stimuland Toekomst Stichting Stimuland Overijssel
Mevrouw Van der Bent-van den Hout (CU): Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie heeft behoefte aan een korte reactie op de stukken over Stimuland. Wij vinden Stimuland een prima club. In het onderzoek van de commissie Beleidsevaluatie is ons één zaak opgevallen. Een van de conclusies van de onderzoekers is, dat de provincie een gebiedsgerichte aanpak van plattelandsvernieuwing nastreeft terwijl Stimuland de bedrijfs- en ondernemingsgerichte aanpak hanteert. Met name deze bedrijfsgerichte aanpak is door de ondervraagde agrariërs herkend en gewaardeerd. Wij zien aankomen, dat deze directe relatie met het agrarisch bedrijf na de verzelfstandiging van Stimuland komt te vervallen. Dat zouden wij bijzonder jammer vinden. We verkondigen statenbreed, dat landbouw milieubewuster moet plaatsvinden en dat agrarische verbreding een alternatief kan zijn voor schaalvergroting. Juist op die terreinen scoort Stimuland. De commissie Beleidsevaluatie concludeert dan ook terecht, dat de brede kennis en deskundigheid van Stimuland moeten worden ingezet om agrarische vernieuwingen in de provincie aan te jagen en te stimuleren. Wat is voor GS en voor PS nu de waarde van deze conclusie? GS komt met het voorstel om Stimuland te verzelfstandigen. Dat betekent, dat het college geen reden meer ziet om de budgetsubsidie in stand te houden en dat het ook niet langer prijs stelt op zeggenschap of sturing via provinciale gelden aan Stimuland. Stimuland wordt gaande het proces van verzelfstandiging een particulier adviesbureau, waarvan er al meerdere zijn. De markt moet en gaat het nu
doen. Welke meerwaarde heeft Stimuland dan nog op termijn voor de landbouw in Overijssel? Voorzitter. Het budget dat nu niet aan Stimuland wordt uitgekeerd, blijft volgens het voorstel van GS wel beschikbaar voor het product duurzame agrarische bedrijven. Wij vragen u dringend, bij de criteria voor de besteding van dit budget voldoende rekening te houden met het aanbod voor individuele bedrijven. In het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie staat, dat wij de budgetsubsidie voor Stimuland willen handhaven, maar omdat zowel GS, GLTO als Stimuland de nieuwe opzet helemaal zien zitten, ook de commissie Ruimte en Groen daarmee akkoord is en Stimuland zelf met een zeker enthousiasme en zelfbewustheid hieraan vorm wil geven, krijgt zij op dit moment van ons het voordeel van de twijfel. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Naar aanleiding van het verhaal van mevrouw Van der Bent is het toch goed om op te merken, dat beide voorstellen los van elkaar zijn geboren. Het voorstel tot verzelfstandiging vloeit niet voort uit het voorstel van de commissie Beleidsevaluatie. Ik hecht eraan om dat nogmaals te vermelden. Mevrouw Van der Bent gaf zelf al aan, dat Stimuland het zelf 'helemaal ziet zitten'. We zijn in goed overleg met Stimuland tot dit voorstel gekomen. Ik heb daar dan ook niets aan toe te voegen. Mevrouw Van der Bent geeft het voorstel het voordeel van de twijfel en ik hoop, dat ook zij er over een aantal jaren van overtuigd is, dat dit de goede weg is. De voorzitter: Ik geef de heer Yildirim gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. De SP-fractie zal tegen het voorstel Toekomst Stichting Stimuland Overijssel stemmen, omdat de SP tegen het idee van privatisering van maatschappelijke organisaties is. De beoogde maatschappelijke doelen zullen op deze manier niet per definitie worden bereikt. Bovendien zijn wij van mening, dat het college zelf in de afgelopen tijd tekort is geschoten in de sturing. Deze organisatie moet de mogelijkheid krijgen om voort te bestaan. Zonder stemming wordt overeenkomstig de beide voorstellen besloten. De fractie van de SP wordt aantekening verleend, dat zij geacht wenst te worden tegen het voorstel Toekomst Stichting Stimuland Overijssel te hebben gestemd. PS/2004/1018
Najaarsnota
Mevrouw De Greef-Moes (D66): Mijnheer de voorzitter. Ik zal de discussie van vanmiddag niet overdoen maar de staten een raadsel willen voorleggen. Wat is de overeenkomst tussen een gierigaard en een vetgemest varken? Het antwoord: je hebt er pas iets aan als ze dood zijn. Betrek ik dit op de Najaarsnota, dan is de overeenkomst met deze provincie erg groot. Het komt er eigenlijk op neer, dat de burgers van Overijssel pas iets aan de provincie hebben ingeval de provincie wordt opgeheven. Het lijkt mij, dat we er alles aan moeten doen om als provincie de eerder geschetste gelijkenis teniet te doen door reëel te begroten en, minstens zo belangrijk, de begrote gelden te besteden en niet op te potten. Het imago van de provincie onder de burgers, waarvan in de begroting wordt gerept, zou op deze manier sterk worden verbeterd. De voorzitter: Ik meld voor alle duidelijkheid, dat een technische wijziging plaatsvindt in bijlage 1 bij beslispunt 3. Dat betreft het product met het eerdere nummer 2.6.20.20. Het nieuwe productnummer is 2.6.20.10.
De heer Kerkdijk (CDA): Voorzitter. Vanmiddag is dit onderwerp al uitgebreid in de commissie besproken. Wij hebben een aantal vragen gesteld die inmiddels op een snelle en adequate manier zijn beantwoord door het ambtelijk apparaat. Wij blijven echter met één probleem zitten. Het is een technisch verhaal. In het dictum van het voorstel van het college wordt onder punt 7 vermeld, dat men van plan is in 2007 € 1,8 mln in te zetten en eigenlijk in mindering te brengen op de Takendiscussie. Hoe is dit ontstaan? In het huidige onderhandelingsakkoord is er sprake van een herinrichtingsoperatie waarin oud geld voor nieuwe projecten wordt ingezet. Dat loopt over de periode 2003 tot en met 2007. In 2007 staat echter ook de Takendiscussie op het programma. Nu wil het geval, dat men ambtelijk erachter is gekomen, dat een aantal onderwerpen in die Takendiscussie ook al in de herinrichtingsoperatie zit en daardoor in wezen dubbel door het systeem worden meegenomen. Dat is een technische verklaring maar wij vinden het principieel onjuist om daar nu maatregelen voor te nemen. We praten over 2007 en dus hebben we nog voldoende mogelijkheden – of in 2007 bij de Perspectiefnota of in 2008 bij het bepalen van de jaarresultaten – om er iets aan te doen. We vinden het ook voor de transparantie niet correct om deze zaken nu al te vervuilen, juist gezien de Takendiscussie. Ik heb daartoe een amendement voorbereid en wel om punt 7 uit het dictum te verwijderen. De voorzitter: Het amendement luidt als volgt: 'Provinciale Staten van Overijssel in vergadering bijeen op 13 oktober 2004-11-27 Ter behandeling van statenvoorstel PS/2004/1018, inzake de Najaarsnota Overwegende, dat nu niet een voorschot kan worden genomen op de besteding van de herinrichting in 2007, Besluiten het ontwerpbesluit in die zin te wijzigen dat het voorgestelde artikel 7 komt te vervallen, En gaat over tot de orde van de dag.' Het amendement zal worden vermenigvuldigd en worden rondgedeeld. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. De heer Kerkdijk heeft duidelijk uitgelegd, waar de € 1,8 mln in 2007 voor waren bedoeld. Ik begrijp, dat dit amendement statenbreed wordt gedragen. Het college kan ermee leven, maar de staten dienen zich dan wel te realiseren, dat wij sowieso uiterlijk bij de Perspectiefnota 2006 een dekking voor dit bedrag aangeven in verband met het meerjarenperspectief dan wel zelf met initiatieven komen om het eerder te financieren. De voorzitter: De heer Dalhuisen wenst een stemverklaring af te leggen. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. Wij steunen het amendement van het CDA. Wij willen de Najaarsnota vaststellen en ik wijs daarbij op de afspraak in de commissie Economie en bestuur om ten aanzien van onderuitputting nog wat zaken naar voren te brengen. De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. Wij steunen het amendement maar ik wil nog een enkele opmerking maken over het voorstel. Onder punt 3.2 is sprake van drie aanvullende voorstellen, waaronder een incidentele subsidie van € 80.000 aan RTV Oost en het ongedaan maken van een bezuiniging bij ASF aan de fundatie van € 53.000. Ik heb vanmorgen begrepen, dat een geschil op deze manier beslecht wordt. Wij kunnen echter niet instemmen met deze twee voorstellen. Voor het overige gaan wij akkoord met de Najaarsnota.
De voorzitter: De fractie van de SGP wenst tegen de voorstellen met betrekking tot RTV Oost en ASF te hebben gestemd. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Wij kennen de strekking van het amendement niet en zullen dus ook niet daarvoor of daartegen stemmen. De voorzitter: Ik heb het amendement voorgelezen, maar ik begrijp dat u geacht wenst te worden tegen het amendement te hebben gestemd. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Ik zou het amendement graag willen zien voordat een besluit wordt genomen. Wij onthouden ons daarom van stemming. De voorzitter: Daar hebt u recht op. Ik dacht, dat het een heel breed ondersteund amendement was. In dat geval vraag ik of iemand stemming daarover wenst. Als er geen stemming wordt gewenst, durf ik het op deze wijze te accepteren. Wil men echter het amendement wel in stemming brengen, dan wachten we tot het amendement gekopieerd is. Ik begrijp, dat niemand het amendement in stemming wenst te brengen Ik stel vast, dat het amendement zoals het door mij is voorgelezen en zoals het ondertekend is ingediend, is aangenomen. De SP-fractie wordt aantekening verleend, dat zij zich van stemming over dit amendement heeft onthouden. Het gewijzigde conceptbesluit wordt zonder stemming aangenomen. De voorzitter: Ik constateer, dat dit conceptbesluit is aangenomen. De fractie van de SGP wordt aantekening verleend, dat zij geacht wenst te worden tegen de voorstellen over RTV Oost en ASF te hebben gestemd. PS/2004/1014
Diverse postenwijzigingen
De voorzitter: Ik wil op dit onderwerp een correctie aanbrengen. In de stukken is een technische fout geslopen. Het betreft het derde punt in het dictum van het ontwerpbesluit ‘de 11de wijziging vast te stellen met dien verstande, dat in plaats van de zorginfrastructuur (2856) het product Jeugdzorg (2880.50) gemuteerd wordt met € 1 mln.’ Deze technische wijziging legt het college voor. Naar mij blijkt, wenst niemand hierover het woord te voeren c.q. stemming te verlangen. Zonder stemming wordt conform het gewijzigde voorstel besloten. PS/2004/789
Grotesteden- en netwerkstedenbeleid
De heer Been (VVD): Mijnheer de voorzitter. Ook de VVD-fractie is content met de voorgestelde projecten uit het grotestedenbeleid, die het college heeft gepresenteerd. Het beleid is concreet en kan uitgevoerd worden. Het kan 'smart' worden geformuleerd en kan zeker aansluiten op het provinciale beleid. Gedurende het proces heeft de VVD-fractie een aantal randvoorwaarden geformuleerd en zij heeft de indruk, dat het college daarmee kan leven. Ik noem nogmaals onze uitgangspunten. De te honoreren projecten dienen aantoonbaar aan te sluiten op het provinciale beleid. Zoals de projecten zijn geformuleerd, denken wij dat dit inderdaad is gelukt. De VVD-fractie hecht waarde aan een substantiële cofinanciering van de projecten vanuit de gemeenten. In de commissievergadering is daarover wat discussie geweest, omdat deze voorwaarde de mogelijkheden zal beperken. Immers, niet alle subsidierelaties hoeven via de gemeenten te lopen en wij kunnen ons voorstellen, dat er projecten zijn waarin de rijksoverheid of andere organisaties cofinancieren. Wel wil de VVD-fractie graag met het college afspreken, dat PS wordt ingelicht indien er geen sprake is van cofinanciering door de desbetreffende gemeenten of
andere instanties. Een toelichting en een verantwoording lijken haar in dit geval op hun plaats. Mocht de gedeputeerde niet voornemens zijn hieraan gehoor te geven, dan horen wij dat graag. Het beschikbare budget tussen de steden hoeft wat ons betreft niet naar rato. Ik heb begrepen, dat daarover enige discussie wordt gevoerd maar wij willen dat geheel aan het college overlaten. Wij gaan ervan uit, dat het college naar urgentie en noodzaak een juiste verdeling van de beschikbare middelen toepast. Ook gaan wij ervan uit, dat evenals in vorige periodes de commissie regelmatig wordt geïnformeerd over de voortgang en de uitkomst van het gevoerde beleid. Rest de VVD-fractie het college succes toe te wensen met het grotestedenbeleid. Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Ik durf nauwelijks het woord 'voortgangsrapportage' meer in de mond te nemen en ik zal proberen het zo weinig mogelijk naar voren te brengen. Ik kan de heer Been toezeggen, dat PS zal worden ingelicht indien er geen sprake is van cofinanciering. Overigens geeft de huidige stand van zaken te zien, dat de meeste steden wel in de een of andere mate cofinancieren. De laatste hobbel met Enschede is afgelopen zondag door de wethouder van Enschede en mij tijdens een bijeenkomst in de synagoge uit de weg geruimd. PS zal regelmatig gerapporteerd worden over de vorderingen. Ik dank de heer Been voor zijn welgemeend succes. De voorzitter: Naar mij blijkt, wenst niemand stemming over dit voorstel. Zonder stemming wordt conform het voorstel besloten. PS/2004/903
Subsidieverordening Water
De heer Haan (CDA): Voorzitter. Ik mag namens alle statenleden behalve de leden van de SP-fractie spreken over dit voorstel. Wij zijn van mening, dat de subsidieverordening Water een goede zaak is en dat wij over de periode 2004-2007 het bedrag van € 3,5 mln goed kunnen en moeten besteden in het kader van WB 21 en de Kaderrichtlijn Water. Dat er criteria gesteld moeten worden om te kunnen toetsen en richting te kunnen geven aan de uitgaven, is eveneens noodzakelijk. In hoofdlijnen kunnen de staten zich dan ook vinden in het voorstel. Met elkaar zijn we namelijk wel van mening, dat het subsidiepercentage, gekoppeld aan het maximumbedrag en dat weer gekoppeld aan het totaal beschikbare bedrag van € 3,5 mln kan leiden tot een gering aantal grote projecten. Wij dienen dan ook een amendement in namens alle statenfracties, met uitzondering van de SP die hierover nog niet kon beslissen, om in artikel 4, lid 1 het percentage van 50 te wijzigen in 40. De voorzitter: Het amendement is ingediend. Ik neem aan, dat gedeputeerde Jansen het hiermee eens kan zijn? Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Ik dacht even dat u wilde zeggen, dat ik er dwars voor ging liggen! Dit is wel heel uniek, niet alleen dat een amendement wordt ingediend maar ook dat er gesproken wordt namens bijna alle fracties. Het belang van water is hiermee aangegeven. In de commissie hebben wij de vorige maand erover gesproken en het college kan prima leven met dit voorstel. De voorzitter: Naar mij blijkt, wenst de heer Yildirim geen stemverklaring af te leggen. Zonder stemming wordt conform het gewijzigde voorstel besloten. De voorzitter: De fractievoorzitters hebben het de afgelopen periode, zeker na de laatste statenvergadering, heel erg druk en lastig gehad en om die reden hebben wij besloten, aanstaande vrijdagochtend voor hen een vrije ochtend in te ruimen. Daarmee bedoel ik te
zeggen, dat de Tweede-Kamerleden die op bezoek zouden komen, komen niet omdat zij morgenavond niet in de gelegenheid zijn in de richting van Twente af te reizen. Zij zouden daardoor pas vrijdagmorgen tegen de middag aankomen en om die reden is besloten, het bezoek geen doorgang te laten vinden. In de tweede plaats deel ik mede, dat de heer Netjes in de gelukkige omstandigheid verkeert dat hij zaterdag of zondag een feestje kan vieren omdat hij afgestudeerd is. Hij wordt alvast van harte gecomplimenteerd en gefeliciteerd. Daarmee zijn wij aan het einde van deze vergadering gekomen. Ik wens u allen wel thuis! Sluiting 22.40 uur.