VERSLAG van de VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL
gehouden op woensdag 25 mei 2005
Aanvang 18.00 uur Voorzitter: de heer Jansen. Griffier: de heer Alberda van Ekenstein. Aanwezig zijn 57 leden, te weten: Antuma (CDA), Antuma-Duisterwinkel (CDA), Beckmann (CDA), Been (VVD), Van der Bent-van den Hout (CU), Beugelink (CDA), Broeze-van der Kolk (CDA), Bussink (VVD), Van Dalfsen (PvdA), Dalhuisen (PvdA), D. van Dijk (SGP), Dijkhuis (LPF), Dijkslag (VVD), Engbers (CDA), Evering (CDA), De Greef-Moes (D66), Haan (VVD), Harmelink (PvdA), Van Harsselaar-Timmer (VVD), Hollemans (CDA), Husselman-Oosterom (CDA), Jaegers (PvdA), Kerkdijk (CDA), Koggel-Alferink (CDA), Kok (VVD), Koopman (CDA), Leusink (CDA), Leusink-Jonker (PvdA), Lulofs (PvdA), Morskate (CDA), Netjes (CDA), Nieuwenhuis (CU), Oldenburger (CU), Van Olphen (GroenLinks), Van Ommen (SP), Oostra (CU), Pot (PvdA), Relker (PvdA), Rouwet (SP), Ter Schegget (PvdA), M. Schipper (CDA), P. Schipper (VVD), Schulten (CDA), Sijbom (VVD), Slijkhuis (CDA), Tunc (PvdA), Visscher (VVD), Visser-Hendriks (CDA), Voortman (PvdA), Vruggink (GroenLinks), Weegenaar-Bosch (CDA), Weijnen (PvdA), Welten (CDA), Wichers Schreur (CDA), Yildirim (SP) en Zwart (PvdA). Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA) en Ranter (CDA). De voorzitter: Ik open de vergadering van Provinciale Staten. Bericht van verhindering is ontvangen van de leden Dalhuisen en Morskate. De heer Hollemans heeft aangekondigd, later ter vergadering te zullen verschijnen. Van gedeputeerde Rietkerk is eveneens bericht van verhindering ontvangen in verband met een bijeenkomst in het Noordeinde. 1.
Vaststelling van de agenda
Mevrouw Van der Bent-van den Hout (CU): Voorzitter. Ik heb een voorstel van orde. Dat is, naar ik meen, nog niet eerder voorgekomen. De ChristenUnie verzoekt u het onderwerp Steun aan Overijsselse agrarische jongeren vanavond op de agenda te plaatsen. Wij hebben hiertoe een motie voorbereid. Uit de pers mag bekend zijn, dat een zestal provincies inmiddels heeft aangehaakt bij de landelijke regeling voor jonge agrariërs van het ministerie van Landbouw en Visserij. De provinciale bijdragen kunnen door Europese middelen verdubbeld worden. De ChristenUnie had over deze kwestie reeds bij de behandeling van het Actiefonds in april een motie voor steun aan Overijsselse agrarische jongeren voorbereid. Op verzoek van het CDA
Provinciale Staten 25 mei 2005
1
hebben wij die niet ingediend met de bedoeling, erop terug te komen bij de behandeling van de Perspectiefnota in juni. Pas vanmorgen, in de koffiepauze van de vergadering van de commissie Ruimte en Groen, hoorden wij dat Europese cofinanciering slechts mogelijk is als de benodigde besluiten voor 30 mei 2005 genomen en gepubliceerd zijn. Ik wil hier dan ook de betreffende ambtenaar complimenteren, die slagvaardig de gedeputeerde op de hoogte stelde van de inhoud van de mail die pas gisteravond bij het Provinciehuis is binnengekomen. Wij stonden voor het blok: wachten op de behandeling van de Perspectiefnota in juni betekent geen Europese gelden. Dat zou jammer zijn. Het moet dus vanavond gebeuren. Gezien de tijdsdruk bleef ons geen enkele andere mogelijkheid over dan te verzoeken dit vanavond op de agenda te plaatsen. De voorzitter: Het college heeft geen voorbereidingstijd nodig dat tot uitstel zou nopen. Ik stel dan ook voor, dit punt te behandelen na de behandeling van de Perspectiefnota. Door het presidium is besloten en door fractievoorzitters besproken, dat de spreektijd van het college wordt gehalveerd, gegeven het feit dat op dit moment geen reactie van het college op de eerste termijn van de Staten op de Perspectiefnota te verwachten is. Daarmee kan de vergadering twintig minuten korter duren maar de fractievoorzitters hebben besloten de tijd aan te vullen met nogmaals twintig minuten. Het presidium heeft dat besluit echter genomen, tenzij er sprake is van een ordedebat dat zou kunnen leiden tot een verlenging van de vergadering met die hoeveelheid minuten die beschikbaar zijn. Ik stel echter voor, op het moment van afronding te bekijken hoeveel tijd er nog beschikbaar is zodat we niet nu alvast alles opsouperen. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik wens u veel wijsheid toe en ik ga ervan uit, dat u die wijsheid ook toepast! Naar mijn mening zal het wel uitkomen zoals de Staten het gevoel hebben dat het zou moeten uitkomen. De gewijzigde agenda wordt vervolgens zonder stemming vastgesteld. 2.
Inspreekrecht
Er hebben zich geen insprekers gemeld. 3.
Vragenuur
Er zijn geen vragen ingekomen. 4.
Ingekome n stukken
De voorzitter: Inzake de lijst brieven en mededelingen van het college van GS voor de commissie Economie en Bestuur wijs ik op de brief onder nr. 3, zijnde Voortgang deregulering en ontbureaucratisering. Ik wijs eveneens op de brieven nrs. 4 over de Evaluatie Jongerenraad, 5 over het Burger Jaarverslag Commissaris van de Koningin en 6 over de Statutenwijziging Essent. Deze brieven zijn besproken in de commissievergadering van vandaag en ik verzoek de heer Schipper als plaatsvervangend voorzitter verslag hiervan uit te brengen. De heer Schipper (VVD): Voorzitter. De commissie is akkoord gegaan met het voorstel inzake de Evaluatie van de Jongerenraad, met inachtneming van de toezeggingen. Een definitieve Evaluatie zal ons in de zomer van 2006 passeren.
2
Provinciale Staten 25 mei 2005
De commissie Economie en Bestuur heeft bedenkingen en wensen te uiten jegens GS naar aanleiding van zijn brief van 21 april en het advies van Advocatenkantoor Simmons en Simmons met betrekking tot de statuten wijziging van Essent. GS zal de wensen en bedenkingen van de commissie betrekken bij het overleg met de andere grootaandeelhouders. PS krijgen daarna een definitief standpunt van GS in vervolg op het voorlopige standpunt van 21 april. De commissie gaat ook akkoord met het Burger Jaarverslag van de Commissaris met inachtneming van de gedane toezeggingen. De voorzitter: Ik constateer, dat de Staten het advies van de commissie overnemen. In de commissie Ruimte en Groen is de brief onder 11. Plan van aanpak project groene en blauwe diensten besproken. De heer Haan (VVD): Voorzitter. De commissie heeft geconcludeerd, dat het advies gevolgd kan worden. De voorzitter: Ik constateer, dat de Staten het advies van de commissie overnemen. In de commissie Zorg en Cultuur zijn de brieven onder nr. 4 over de intentieverklaring steunfunctie Zorg en Welzijn en onder nr. 1 over de intentieverklaring steunfuncties besproken. De heer Antuma (CDA): Voorzitter. De commissie Zorg en Cultuur heeft vergaderd in de oude statenzaal van de bibliotheek en heeft de Wet op de maatschappelijke ondersteuning besproken. De commissie is in brede zin van oordeel, dat de uitvoering van de Wmo de taak en de verantwoordelijkheid van de gemeenten is. Zij is bovendien van mening, dat de ondersteuning van gemeenten door de provincie vraaggestuurd – dus op verzoek van de gemeenten – moet plaatsvinden. Mogelijk wordt een toezichthoudende en handhavende taak bij de provincie neergelegd ingeval de gemeenten hun taak verwaarlozen. Die mogelijkheid is door de commissie besproken maar deze is nog niet in wetsvoorstellen vastgelegd. Geen der fracties kan echter voor een dergelijke taak van de provincie enthousiasme opbrengen. De commissie adviseert de brief voor kennisgeving aan te nemen. De intentieverklaring steunfuncties Zorg en Welzijn zijn eveneens besproken. Dat is een onderwerp dat de commissie altijd heel veel beroert en ook vandaag heeft zij dat intensief besproken. Zij heeft weliswaar getoetst aan het programma van eisen dat was opgesteld voor de kwartiermaker maar veeleer nog aan de uitgangspunten in de beleidsnota Sociale Actie. De vraagpunten waren de vorm en structuur van de genoemde holding, de betrokkenheid van vooral de besturen van de organisaties en nadrukkelijk de rol van de Overijsselse Bibliotheekdienst bij die samenwerkingsorganisatie. Die vragen zijn min of meer door GS tot tevredenheid van de fracties beantwoord met dien verstande dat is afgesproken, dat in de bedrijfsplannen van die organisaties meer duidelijkheid over die rollen komt. In oktober 2005 komen wij hierover opnieuw te spreken. Eerder is afgesproken, dat de rol van de PCCPs in juni in de commissie wordt besproken. De ChristenUnie en de SGP hebben de toezegging van GS laten aantekenen, dat het budget voor de steunfuncties geformuleerd is als "budget minus taakstelling = toekomstig budget". De voorzitter: Ik constateer, dat de Staten het advies van de commissie overnemen.
Provinciale Staten 25 mei 2005
3
Zonder stemming wordt akkoord gegaan met de voorgestelde wijze van afhandeling van de ingekomen stukken. De voorzitter: Ik kom nog even terug op de extra spreektijd van twintig minuten. Het presidium heeft geen kennis kunnen nemen van het feit, dat een nieuw agendapunt is toegevoegd en dat de twintig minuten die beschikbaar zijn, beschikbaar zijn voor de behandeling van het agendapunt Steun voor jonge agrariërs. Daarmee worden kool en geit gespaard. 5.
Voorstellen van Gedeputeerde Staten B-voorstellen (bespreekstukken)
PS/2005/390 Jaarverslag 2004; 9de wijziging van de Programmabegroting 2005 De beraadslaging wordt geopend. De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. Vorig jaar eindigde ik mijn bijdrage aan de behandeling van de Jaarrekening 2003 en de Perspectiefnota met de volgende woorden: Hoogedelachtbare Commissaris der Koningin, voorzitter der Staten. Wat Overijssel nodig heeft, is een mercator sapiens, een wijze, erudiete koopman. Mijn bijdrage van toen had ik zo weer op kunnen lezen, inclusief de voorspelling dat de niet uitgegeven bestemmingsreserves over 2004 de 300 mln. zouden naderen. Dat was toen wat eufemistisch opgeschreven, want het is 312 mln. geworden. Maar ja, mijn fractie heeft maar drie minuten voor de Jaarrekening en zeven minuten voor de algemene beschouwingen en ik wil de zeven minuten van mijn fractiegenoot niet opsnoepen. En dat voor de twee belangrijkste documenten in het leven van een gemiddeld statenlid. Staccato dus! Ik schaam mij voor de Staten die over 2003 de niet uitgegeven reserves plus begrotingsoverschot deed toenemen met 26 mln. en over 2004 opgeteld met 36 mln. Er is iets grondig mis met onze politieke begrotingssystematiek. Als we het over zelfverrijking hebben, is dat ook zeker van toepassing op de provincie zelf. De kloof tussen fictie en werkelijkheid is alleen maar toegenomen. Geert Mak zei daar het vorig jaar iets over in zijn Raiffeisenlezing. Het werkelijke provinciale vermogen is twee maal en waarschijnlijk drie maal hoger dan de jaaromzet en wordt dus wat mijn fractie betreft inefficiënt ingezet. Het heeft er alle schijn van, dat Overijssel behalve wat gaten in de wegen dicht – wat ook noodzakelijk is – nauwelijks haar politiek financieel vermogen aanwendt om de sociale kwaliteit en het welzijn van de Overijsselaar te bevorderen. Overigens ben ik van mening, dat we de spreektijdregeling zo snel mogelijk moeten afschaffen! De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. Allereerst wil ik mijn complimenten maken aan GS maar vooral ook aan de ambtelijke organisatie en wel om twee redenen. Ik heb het daarbij in de eerste plaats over de kwaliteit van de jaarrekening. De eerste context die wij moeten bezien, is dat de kwaliteit van de begroting over 2004 toch wel als mager kan worden getypeerd. In die context is het mooi om te zien, dat de Jaarrekening wel degelijk van goede kwaliteit is. In de tweede plaats maak ik deze complimenten, omdat GS erin geslaagd is om samen met de ambtelijke organisatie een positief oordeel van de accountant te verkrijgen, ook wat betreft de nieuwe rechtmatigheid. Voorzitter. Voor de PvdA-fractie blijft het belangrijkste aandachtspunt de onderuitputting. Wij zijn blij te constateren, dat er ook bij GS serieuze aandacht lijkt te zijn voor het fenomeen onderuitputting. We zijn ook blij te constateren – hoewel anderen dat bestrijden – dat de
4
Provinciale Staten 25 mei 2005
onderuitputting als zodanig afneemt. Maar we zijn er nog lang niet en we zijn dan ook benieuwd naar de uitkomsten van de maatregelen die GS hebben voorgesteld. Voorzitter. In deze context wil ik een punt in het verslag van de accountant benadrukken. Hij constateert namelijk, dat de mate van kwaliteit en toelichting op de onderuitputting per product enorm verschilt. Als we echt iets aan de onderuitputting willen doen, zal er organisatiebreed moeten worden gestreefd naar een kwalitatief hoogwaardige toelichting op onderuitputting. De PvdA roept GS en de directie van deze organisatie dan ook op daarop de komende periode nauwgezet toe te zien. De heer Kerkdijk (CDA): Voorzitter. Ik wil graag de woorden van collega Weijnen onderstrepen. Wij willen graag onze waardering uitspreken voor de adequate en snelle wijze waarop de Jaarrekening tot stand is gebracht en voor het feit, dat zij als een van de eerste onder het nieuwe Besluit begroting en verantwoording uiteindelijk ook de goedkeuring van de accountant heeft gekregen. Wat dat betreft, nogmaals complimenten voor het ambtelijk apparaat en de verantwoordelijke gedeputeerde. Overigens ook dank voor de adequate beantwoording van onze vragen in de commissie. We zijn er nog niet helemaal maar 95% van onze vragen is in ieder geval van een duidelijk antwoord voorzien. Wat betreft de behandeling van het Jaarverslag zal ik een paar punten belichten en wat betreft het Burgerjaarverslag en het verslag van de Commissaris van de Koningin zal collega Welten straks nog het woord nemen. De Jaarrekening speelt, in ieder geval gezien in het licht van de bijeenkomst De andere provincie van de vorige week, als controlerend instrument een belangrijke rol voor ons als politiek gekozenen in het duale bestel. Onze rol is kaderstellend en controlerend en met name zijn we in de planning- en controlcyclus toegekomen aan die controlerende slag. Dat is van belang. Hoewel de vorige week en zelfs vanmiddag nog werd gezegd, dat controle niet echt sexy is, zouden zonder deze controlerende rol van ons als politiek gekozenen grote problemen te verwachten zijn en zelfs al aanwezig zijn. Ik duid in dit verband op hetgeen de vorige week aan de orde is gekomen naar aanleiding van de inleiding van de heer Schnabel: de waardering van de burgers voor de overheid had in 2000 nog een gemiddeld rapportcijfer van 7 maar daalde in 2004 naar beneden de 5. Dat is erg laag. Ik heb het rapport zelf nog eens even nagelezen en op zichzelf is dat een zeer groot punt van aandacht voor zowel ons als voor het bestuur. Dat geeft nog eens het belang van de controle voor de overheid aan, want wil je dit cijfer positief beïnvloeden, dan is dat mogelijk door met name op het aspect "controleren" de nadruk te leggen. De uitdaging is om waar te maken wat je belooft en verantwoording af te leggen over de afwijkingen. Naar mijn mening is dat op dit moment juist gaande. Voorzitter. In de afgelopen jaren hebben wij een duidelijk merkbare verbetering gezien van de inhoud van de rapportages. Het Jaarverslag van 2004 levert ten opzichte van dat in de voorgaande jaren ook weer een verbetering op, maar wij zijn er nog niet. Wij spreken ook onze waardering uit voor de initiatieven om de problematiek rond de onderuitputting in kaart te brengen en op te lossen. Eindelijk – zo mag ik toch wel zeggen – een duidelijke erkenning van het college voor dit al jaren door ons als Staten geconstateerde probleem. Gelukkig wordt het niet op de manier afgedaan zoals vorig jaar nog gebeurde, namelijk dat het maar een paar procenten betreft en dat je dit in je vakantie niet zal merken. Het wordt nu opgepakt.
Provinciale Staten 25 mei 2005
5
Misschien is het wel eens goed om een cursus overheidsfinanciën te volgen. Dan zal het college erachter komen, dat voor een apparaat als dit de reservepositie zodanig is afgezet op de plannen die nu en in de toekomst spelen, dat zij wel hoog is maar niet te hoog. Ik daag het college uit! De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. Met dat soort subjectieve waarnemingen kan ik helemaal niets. De heer Kerkdijk (CDA): Ze zijn net zo subjectief als de uwe en u komt ook niet met oplossingen! De heer Van Dijk (D66): Daar heb ik maar drie minuten voor en dat lukt niet! Als ik de tijd krijg, zal ik ze u geven! Ik heb juist heel objectieve en feitelijke waarnemingen. Ik heb gezegd, dat door het niet uitgegeven deel van de bestemmingsreserves de begrotingsoverschotten zijn opgelopen tot 312 mln. Dat is de som van de reserves, de begrotingstekorten, de voorzieningen en dergelijke. Dat is een verhoging met in totaal 46 mln en ik vind dat we ons daarvoor moeten schamen. Dat zijn de feiten en dat is geen subjectieve waarneming. De heer Kerkdijk (CDA): Als u zegt, dat we ons daarvoor moeten schamen, mag ik u dan uitdagen om aan te geven op welke aspecten u dan een wijziging zou willen zien? De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. Ik ben zo vrij om te proberen daarop een antwoord te geven. De accountant concludeert ook in zijn verslag dat een groot deel van de onderuitputting wordt veroorzaakt door uitblijvende onttrekkingen aan reserves. Hij beveelt dan ook aan om een aantal reserves beter te begroten. Dat lijkt mij al een eerste mooie uitdaging, ook in de richting van GS, om daar nog eens kritisch naar te kijken. De heer Kerkdijk (CDA): Maar de accountant zegt niet dat er sprake is van exorbitant hoge reserves! De heer Weijnen (PvdA): Maar dat zei ik ook niet! U vroeg alleen om oplossingen. De heer Van Dijk (D66): Ik gebruik nooit subjectieve waarnemingen; ik gebruik alleen feiten. Ik heb gezegd, dat het met 46 mln is gestegen! Die zijn niet uitgegeven. De heer Kerkdijk (CDA): Voorzitter. Ik kom vervolgens toe aan het werken op hoofd- en subdoelstellingen. Deze zijn in uitvoeringsprogramma's vastgesteld en in het Jaarverslag geven zij zo langzamerhand een heel goed inzicht in het werkelijke verloop van de zaken. Echter, in een opmerking over het programma In actie voor werkgelegenheid – ik kom daarop dadelijk terug – zitten wat verbindingen die op dit moment te weinig aandacht krijgen. Het werken met prestatieovereenkomsten zou naar ons idee ook diepgaander inzicht moeten opleveren. Ik wijs in dit verband op de prestatie-overeenkomst tussen de provincie Overijssel en de Dienst Landelijk Gebied Oost. Voorzitter. Ik kom nog even terug op het programma In actie voor werkgelegenheid. Het programma beslaat de periode 2004 tot 2007 en het is afgesloten in december. Op zichzelf zit daar hem niet echt de kritiek in dat het programma niet is terug te vinden. Maar in dit programma zijn heel duidelijke cijfers en performance-indicatoren vastgesteld die met het programma bereikt moeten worden. Wij zouden het heel erg fijn vinden wanneer in 2005 een verbinding niet alleen met dit programma werd gelegd maar ook met het programma Sociale Actie, waar hetzelfde het
6
Provinciale Staten 25 mei 2005
geval is. Ook daar spelen indicatoren en het Jaarverslag lijkt mij een goed moment om op die indicatoren terug te kijken. In 2004 kennen wij één prestatie-overeenkomst. Er komen er nog bij en eigenlijk zouden wij in lijn met de visie Stroomlijning en sturing in het Jaarverslag ook een verbinding willen zien met toekomstige prestatie-overeenkomsten. Ook daarin worden namelijk prestaties vastgesteld en we zouden het op prijs stellen ook daarvoor in het Jaarverslag aandacht te krijgen. Voorzitter. Ik wil nog een enkele opmerking maken over de beantwoording van onze vragen in de commissie. Er is bij ons namelijk nog één onduidelijkheid. In die commissie hebben wij gevraagd naar een specificatie van de kosten voor het tijdelijk inhuren van personeel. Die specificatie is ons ook toegezegd. In de schriftelijke beantwoording hebben wij een antwoord op hoofdlijnen gekregen. Wij hadden gehoopt een specificatie te krijgen op functie, op tarief en op partijen waarmee werd ingehuurd en dergelijke maar helaas ontbreekt dat nog. Ik kan me daarbij gezien vanuit de positie van het bestuur ook wel iets bij voorstellen, want de uitvoering is zijn aangelegenheid. Echter, wanneer wij in het kader van de Perspectiefnota bijvoorbeeld een uitspraak moeten doen ten aanzien van de voorgenomen Kwaliteitsimpuls, kan dat niet anders door terug te kijken naar de mate waarin die behoefte die geduid is in de Kwaliteitsimpuls in met name het boekjaar 2004 door externe inhuur werd afgedekt. We willen dat verband graag leggen en ik krijg hierop ook graag een reactie van de gedeputeerde. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik wil nog bij een paar punten stilstaan omdat het Burgerjaarverslag wel degelijk waarde heeft als monitor op het gebied van kwaliteitszorg. We hebben aangegeven dat het Burgerjaarverslag op dit moment nog in ontwikkeling en ook nog erg beschrijvend van aard is. Wij verwachten, dat in de toekomst meer kwalitatief genormeerd, beschreven en dus ook beoordeeld wordt op kwaliteit van dienstverlening. We realiseren ons overigens ook heel goed, dat die normering dan ook moet plaatsvinden. Dat moet ook bestuurlijk gebeuren en in het gesprek met GS in die commissie is ook toegezegd, dat daarvoor een goede vorm zal worden gezocht. Naarmate het meer een kwaliteitsmonitor wordt van de dienstverlening in de breedte zal het meer waarde krijgen ook naar buiten toe. Daarbij wil ik ook gezegd hebben, dat het weliswaar een wettelijke verplichting is van de Commissaris maar dat het om de kwaliteit van het bestuur gaat, om de kwaliteit van de organisatie en daarvoor is het gehele college verantwoordelijk. Wij willen daar het gehele college ook graag op aanspreken, breed door de producten en diensten heen. Wij zouden het goed vinden wanneer wordt nagedacht over een soort servicenormen, een kwaliteitshandvest. Dat zijn geen vreemde begrippen in overheidsland. Wij willen daarmee niet bureaucratiseren of regelgeving introduceren maar wel nadenken over voorspelbare normen, vooraf gesteld, zodat ze achteraf ook toetsbaar en bespreekbaar zijn. Dat is wat ons betreft ook sturing die door de Staten moet plaatsvinden. Ik noem een voorbeeld. We hebben geen normen ten aanzien van de doorloopsnelheid over beschikkingen van de uitvoering. We zouden het goed vinden als wij daarnaartoe zouden gaan. Het zou ook goed zijn als er fatale termijnen aan werden verbonden. Niet vrijblijvend, want in dat opzicht is de burger, de organisatie, het bedrijf in een ongelijke positie. Als daar één dag te laat wordt gereageerd, wordt de zaak in nogal wat gevallen niet ontvankelijk verklaard en heeft men het nakijken. Als de overheid weken, maanden en soms zelfs een jaar – ik zeg niet, dat dit laatste hier gebeurt, maar daar heb ik eerlijk gezegd geen zicht op – te laat is, staat daar over het algemeen geen sanctie op. Wij vinden dat onverstandig en ik zal daarop dan ook nader ingaan bij de algemene beschouwingen.
Provinciale Staten 25 mei 2005
7
Voorzitter. Ik wil nog een enkele opmerking maken over nevenfuncties. Dit onderwerp kende een aantal maanden geleden een hype in de media. In fractievoorzittersverband hebben wij daarover meerdere keren met de commissaris gesproken. We vonden het toen goed om daarover ten tijde van die hype naar buiten te treden; dat zou niet goed zijn. Wat wel goed is en wat wij ook met instemming constateren, is dat daarmee op een transparante en open wijze is omgegaan en dat de commissaris zowel over de keuze en de verdeling van de nevenfuncties verantwoording aflegt als over het tijdsbeslag. Laat helder zijn dat de CDA-fractie nevenfuncties verdienstelijk voor de hoofdfunctie acht, mits zij met mate worden ingevuld. In de profielschets hebben wij ook gevraagd om netwerken en met nevenfuncties bent u aan het netwerken. Maar, wat dat betreft, dient ook enige normering plaats te vinden. Die heeft u zichzelf opgelegd en wij herkennen daarin de weergave van onze gesprekken met u. Waardering daarvoor! Wij stemmen in met de norm die u zichzelf oplegt ten aanzien van het tijdsbeslag en de CDA-fractie gaat ervan uit, dat er een vergelijkbare verhouding is ten aanzien van honorering ten aanzien van niet q.q. nevenfuncties. Voorzitter. Overigens ben ik van mening, dat de spreektijdbeperking op zichzelf een goede regeling is, mits met beleid toegepast en niet als regel! Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Geeft dat mij nu weer wat ruimte? Ik zit erg krap vanavond! Voorzitter. Ik zal proberen mijn bijdrage over dit onderwerp kort te houden. Wij hebben in de commissie kritiek geuit op de jaarrekening. Vooral de forse onderuitputting, het niet feitelijk realiseren van dat wat je had zullen doen, heeft ons erg gestoord. Wij zijn vervolgens wat meer in detail in de jaarrekening gedoken aan de hand van een soort cursus overheidsfinanciering. Dat heeft wat opgeleverd. Dat leert namelijk, dat er niet echt een vinger is tussen te krijgen. Het verhaal dat er ligt, was ook onze mening voor zover die in dat kader wat waard is. Het verhaal deugt op zichzelf. Een aantal tellingen klopt niet, vooral binnen de verschillende subposten moet je kijken of een aantal tellingen uiteindelijk wel op het goede resultaat uitkomt. Je komt er ook achter, dat er inderdaad een aantal forse onderuitputtingen zijn en dat de kwaliteit van de onderbouwing daarvan nogal verschilt. Dat laat dus nogal te wensen over. Dat heeft mij geleerd – dit aan het adres van de heer Kerkdijk – dat ik daar vooral een goede ambtenaar van wordt maar dat je de politieke vraagstelling met een cursus overheidsfinanciering niet bij de kop hebt. De politieke vraagstelling is namelijk of je de omvang van de reservepositie een wenselijke vindt. Daar kun je normen bij hanteren maar ook de heer Kerkdijk weet, dat gemeenten en provincies op verschillende manieren met die normen omgaan. Dat heeft te maken met het ambitieniveau en de wijze waarop zij die reserves willen inzetten. Dan kiest de ene overheid wel eens voor een ander plafond dan de andere, los van wat in die cursus overheidsfinanciering wordt aangegeven als slim of redelijk. De heer Kerkdijk (CDA): Dit vraagt natuurlijk om een reactie. Het niveau is afhankelijk van het ambitieniveau. Met name in het programma Ruimte voor actie ligt een zodanig ambitieniveau – overigens ook in de voorliggende Perspectiefnota – dat je wil je dat realiseren daarvoor wel de nodige middelen moet hebben, ook om op de langere termijn in te zetten. Ik wil het niet hebben over marges, want daarover kan nog wel een discussie worden gevoerd, maar over het niveau van de reserveringen dat zodanig is, dat je het wel moet kunnen inzetten als je het allemaal wilt waarmaken.
8
Provinciale Staten 25 mei 2005
Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Ik hoor u en de heer Weijnen zeggen, dat we het slecht doen maar nu iets minder slecht, dat er daarom een vooruitgang zichtbaar is en dat u daar blij mee bent. De heer Kerkdijk (CDA): Nee, we doen het goed. Ik ben het ec hter met collega Weijnen eens, dat er toch nog voldoende aanleiding bestaat om er nog eens naar te kijken. We doen dat ieder jaar bij het vaststellen van de saldi van de reserve. Wij stellen elk jaar de vraag of het nog aan onze normen voldoet. Dat staat binnenkort ook weer te gebeuren. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Ons politiek oordeel is in ieder geval, dat wij het niet goed doen en wel om de volgende reden. U haalde de heer Schnabel aan en daarbij gaf u aan dat het gaat om de controlerende functie. Voor ons is het budgetrecht van deze Staten heel erg belangrijk. Dat budgetrecht bestaat uit de cyclus begroting en jaarrekening. Wat er nu in deze Staten gebeurt – en dat vinden we vooral bij de jaarrekening een kwalijke zaak – is dat de overschotten van de jaarrekening meteen een resultaatbestemming bij de jaarrekening krijgen, zonder dat het integraal wordt meegewogen bij de begroting. Dat laatste zou je namelijk wel degelijk kunnen doen. Daarmee wordt naar onze mening het budgetrecht van de Staten aangetast en om die reden zijn wij van mening, dat de controlerende functie ook niet goed kan worden uitgeoefend. Wij hebben ons daar dan ook in verdiept. Onze indruk is, dat het verhaal klopt maar ons politieke oordeel daarover is, dat we niet doen wat we eigenlijk zouden moeten doen. We vinden de omvang te groot en zijn feitelijk van mening, dat het budgetrecht van de Staten wordt aangetast. De voorzitter: Mevrouw De Bruin, wellicht kunt u uw antwoord op de interruptie afronden, want met u weet ik dat dit niet meetelt voor de spreektijd. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Was dit het antwoord? Ik was al weer bezig met mijn betoog! De voorzitter: Des te beter! Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Dat scheelt mij weer minuten! Het was vast een afleidingsmanoeuvre! Voorzitter. Omdat wij van mening zijn, dat het budgetrecht wordt aangetast en de onderuitputtingen veel te groot zijn – los van de oplossingen in de Perspectiefnota – zullen wij de jaarrekening niet goedkeuren. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Ik moet toegeven dat ik er ook dit jaar weer tegen opzag de jaarstukken door te nemen en een verantwoord oordeel te vormen over de baten en lasten en de financiële positie van de provincie. Volgens het Besluit begroting en verantwoording moet de jaarrekening een zodanig inzicht geven, dat ik een mogelijkheid heb om dat oordeel te kunnen vormen. Elk jaar is dit weer, althans voor mij, een pittige klus maar gelukkig is er een groot internationaal accountantskantoor dat speciaal voor raads - en Statenleden een checklist BBV heeft samengesteld. Aan de hand hiervan kunnen systematisch een begroting en jaarstukken worden doorgenomen. Dat heb ik gedaan en mij is gebleken, dat de jaarrekening er over het algemeen goed uitziet, redelijk parallel loopt met de programmabegroting maar op een aantal cruciale punten kan worden verbeterd en vooral worden verduidelijkt.
Provinciale Staten 25 mei 2005
9
In dit korte tijdsbestek kan ik niet alles doornemen en daarom heb ik er twee punten uitgehaald, namelijk het resultaat en de resultaatbestemmingen. Als het gaat over mijn eigen portemonnee is het gemakkelijk om het resultaat te bepalen. Ik kijk gewoon hoeveel ik heb aan het begin van het jaar en ik kijk hoeveel ik heb aan het einde van het jaar. Die twee bedragen trek ik van elkaar af en ik weet of ik dat jaar een positief of negatief resultaat heb behaald en, zo ja, hoe groot dat is. Toegepast op de provinciale jaarrekening van 2004 betekent dit een resultaat van 20,6 mln, zo staat op blz. 137 te lezen. Maar op blz. 157 is het ineens 22,5 mln. Of is het 9,7 mln? Wie het weet, mag het zeggen. Een Jaarverslag is – en de naam zegt het al – een verslag van een jaar, in dit geval het jaar 2004. In dat verslag wordt de vraag gesteld of het heeft gekost wat het mocht kosten. Vervolgens besluit je tot vaststelling van de jaarrekening en daarmee kun je constateren of je hebt overgehouden of bent tekort gekomen. Niets meer en niets minder. Afzonderlijk daarvan zou je kunnen beslissen over een begrotingswijziging die dan wel aan alle eisen van een begrotingswijziging moet voldoen en niet, zoals nu, dat in de jaarrekening en de resultaatbestemming wordt gevraagd voor het bedrag nota bene van meer dan 32 mln als je de bedragen in de daarvoor bestemde kaders in de jaarrekening optelt. In het ontwerpbesluit is echter sprake van een bedrag van 36 mln, waarvoor herbestemming wordt gevraagd. Naar mijn mening behoort dit soort koppelverkoop niet in de jaarrekening thuis. Uit informatie voor statenleden heb ik geleerd, dat van mij als statenlid wordt verwacht dat ik kritisch kijk naar reserves met een vooraf bepaalde bestemming want – zo lees ik – deze verminderen immers de mogelijkheid van een integrale afweging van schaarse middelen. Voorzitter. Ik ben benieuwd naar het antwoord op de vraag hoe je bijna 36 mln kunt herbestemmen terwijl het overschot nog geen 21 mln bedraagt. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. Ik heb volgens de spreektijdregeling zo'n 40 minuten en dus neem ik het er maar even van! De vorige keer heb ik van u echter kritiek gekregen dat ik wat korter moest zijn bij de behandeling van het PVVP en die zal ik mij aantrekken en ik zal kort reageren op een aantal opmerkingen. Ik begin met de complimenten die zijn geuit, ook van buiten dit Provinciehuis, voor de goedkeurende verklaring van de accountant van de Staten. Uiteindelijk waren wij in staat om snel de jaarrekening te fabriceren en waren ook in staat om de accountant na heel veel vragen ervan te overtuigen, dat hier een jaarrekening lag overeenkomstig de afspraken die daarover zijn gemaakt. Van de twaalf provincies zijn wij een van de vier die de goedkeurende verklaring heeft en in die zin zijn de complimenten voor onze organisatie naar mijn mening ook zeker op hun plaats. Wij zullen deze complimenten dan ook zeker overbrengen naar onze medewerkers. De meeste sprekers vandaag hebben hun zorg uitgesproken over de onderuitputting. Dat is het ook voor ons. Wij schamen ons er niet voor maar zijn wel van mening, dat we dit onderwerp stevig bij de kop moeten pakken om te voorkomen dat het elk jaar groeit. De onderuitputting moet verminderen en wel om twee redenen. In de eerste plaats is onze begrotingssystematiek, de secuurheid van begroten, nog niet voldoende in de klauw. Dat moet de komende jaren worden verbeterd. In de tweede plaats wordt onze verwachtingen over de uitputting van de reserves onvoldoende gerealiseerd, dus al het beleid dat door de Staten is goedgekeurd en waarvoor de financiering is georganiseerd binnen de begroting en binnen de reserves. Wij hebben daar een analyse van gegeven. Wij zijn daar natuurlijk niet blij mee, want het moet zo zijn dat de Staten die analyse niet nodig hebben en dat er geen sprake is van een dergelijke onderuitputting. In de commissie hebben wij een plan van aanpak gepresenteerd en wij hebben daarover desgevraagd
10
Provinciale Staten 25 mei 2005
meer informatie gestuurd. Ik heb het gevoel, dat wij wat dit betreft de koe helder bij de hoorns hebben gevat. Met de organisatie zullen wij daar hard aan werken om dit het volgend jaar substantieel beter te doen dan nu het geval is. Overigens zal het onderwerp onderuitputting altijd aan de orde blijven binnen de overheidsfinanciën omdat nu eenmaal gedurende het jaar plannen worden gefabriceerd en geld wordt georganiseerd. Deze gaan altijd over de jaargrens heen. Onderuitputting buiten de begroting houden is niet aan de orde. Het zal altijd een rol blijven spelen. Mevrouw De Bruin is van mening, dat wordt getornd aan het budgetrecht van de Staten als het gaat om de resultaatbestemming terwijl dit eigenlijk weer opnieuw een onderdeel moet zijn van de begrotingsbesprekingen. Naar mijn mening beschikken de Staten nog steeds volledig over het budgetrecht, want vandaag wordt het besluit genomen over de herbestemming van de onderuitputting. Mevrouw De Bruin kan vanavond aangeven of zij dat wel of niet wil en dat kan losstaan van haar oordeel over de jaarrekening. Als zij specifiek doelt op de herbestemming van de onderuitputting, dan kan ik daarmee leven maar dan hebben we in ieder geval haar instemming met de techniek van de jaarrekening. Daar ben ik erg blij mee. De heer Kerkdijk is ingegaan op de indicatoren in de begroting en de vraag hoe deze zich verhouden tot de jaarrekening. Dat er op dat punt een verfijning moet plaatsvinden, zal helder zijn. In de betreffende commissie zullen wij daar nog eens specifiek naar kijken en deze kwaliteitsslag moet de komende jaren ook absoluut en herkenbaar terugkomen in de begroting en de jaarrekening. D66 sprak over zelfverrijking van de provincie. Zelfverrijking van ons en van de Staten, dat wordt ons verweten. Wij werpen dat verre van ons; wij spreken met elkaar over een manier van begroten zoals we dat al jaren doen, zoals gebruikelijk is en zoals dat is afgedwongen in wet- en regelgeving. Onze ambities die wij uitstralen – wij barsten van de ambities – hebben hun financiering gevonden binnen de begroting en de reserves. Wellicht bent u van mening, dat het een conservatieve begroting is maar wij vinden het juist en correct begroten. Zodra wij onze ambities willen waarmaken en de rekeningen binnenkomen, hebben wij het geld op de bank staan om die rekeningen te betalen. Dat is heel anders dan bij veel gemeenten; daar zijn veel mooie woorden en voornemens maar geen geld en daar wordt de rekening bij de opvolgers gepresenteerd. Dat is niet de manier waarop het provinciale bestuur met de middelen wil omgaan die hem zijn toevertrouwd. De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. Ik ben al 14 jaar lid van deze Staten en ik heb ook nog tien jaren ervaring in een gemeente. Ik heb daar redelijk geleerd op te tellen en af te trekken. Ik heb weliswaar geen cursus gemeente- of provinciefinanciën gevolgd, maar de gedeputeerde maakt nu ook steeds dezelfde politieke opmerking die ook mevrouw De Bruin maakt, namelijk dat het hem in de begrotingssystematiek zit. Het is al jaren dezelfde riedel. We hebben een commissie gehad die een jaar lang op de onderuitputting heeft gestudeerd en nu is er weer een brief waarin het allemaal weer wordt uitgelegd. Ik had dat binnen een uur op papier kunnen zetten. Ik ben van mening dat onze begrotingssystematiek niet deugt en daar zouden we eens naar moeten kijken. De feiten en getallen die ik heb opgenoemd – en dus niet de subjectieve waarneming van de heer Kerkdijk, want die werp ik verre van mij – komen erop neer, dat het niet uitgegeven reserves en begrotingsoverschotten zijn die jaar in, jaar uit en misschien zelfs wel een decennium lang, steeds toenemen en in ieder geval met meer dan de inflatie. Dat is mijn grote politieke bezwaar. Ik meld hierbij tegelijkertijd dat wij met GroenLinks tegen deze jaarrekening zullen stemmen, los van het feit of er nog een inventieve verdediging komt.
Provinciale Staten 25 mei 2005
11
Gedeputeerde Klaasen: U verwacht van ons een principieel andere wijze van begroten, zoals dat zeker in gemeenteland ook gebruikelijk is en zoals men daar wellicht ook in het bedrijfsleven aan gewend is. Wij hebben daar niet voor gekozen. Misschien worden wij geacht, om onze ambitie voor de komende jaren ook te financieren, ook de door de heer Van Dijk genoemde oplossingen van toepassing te verklaren op de provinciefinanciën maar wij zijn op dit moment nog niet bereid om die afweging te maken. Mocht dat het geval zijn, dan ziet hij ons opnieuw in deze zaal om die voorstellen te verdedigen. Ik neem aan, dat wij op dat moment een goede partner in de heer van Dijk zullen zien. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. De gedeputeerde suggereert nu bijna alsof er eigenlijk nog wel oplossingen zijn maar dat hij die niet presenteert omdat de noodzaak in onze financiën er niet zo is. Wellicht is dit een beetje gechargeerd, maar in feite zegt hij dat wel. Het lijkt mij echter niet, dat hij dat heeft willen zeggen. Als dat wel het geval is, wil ik daar heel graag nog veel meer duidelijkheid over hebben. Gedeputeerde Klaasen: Wij moeten voor de komende jaren een aantal zeer grote projecten definiëren, waarvoor financiën moeten worden georganiseerd terwijl de wijze waarop die moeten worden georganiseerd nog niet helder is. Voor de heer Van Dijk is het voor de besluitvorming vandaag voldoende als de ambitie is geformuleerd en het geld in 2015 georganiseerd kan zijn. Het geld dat er nu is, kan in dit jaar worden uitgegeven zodat er geen reserve hoeft te worden georganiseerd voor het geld dat wij in 2015 willen uitgeven. Het kan best zo zijn, dat wij de komende jaren een aantal projecten krijgen die veel geld vragen terwijl er nog geen uitzicht is op financiering. Op deze manier kunnen de plannen echter wel worden geformuleerd. Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. De heer Kerkdijk heeft gesproken over de beantwoording namens het college over een specificatie van het aantal uitzendkrachten en overig tijdelijk personeel. Ik heb heel goed naar zijn bijdrage geluisterd. Hij had begrip voor de beantwoording op hoofdlijnen maar ik kan zijn conclusie niet volgen als hij het verband legt tussen dit fenomeen en de Kwaliteitsimpuls. Waar het bij de betreffende categorieën namelijk om gaat, is dat het incidenten zijn terwijl het bij de Kwaliteitsimpuls de bedoeling van het college is om een structurele invulling van een en ander te geven. Bij het ene is het juist de bedoeling flexibiliteit in het ambtelijk apparaat te behouden terwijl het bij de Kwaliteitsimpuls juist om een structurele implementatie gaat. Voorzitter: mevrouw Husselman-Oosterom De heer Jansen: Voorzitter. De heer Welten sprak over de kwalitatieve aspecten van de elementen die in het Burgerjaarverslag naar voren zijn gekomen. Het Burgerjaarverslag is een wettelijk voorgeschreven rapportage waarvoor wat betreft de onderdelen het college van GS als geheel zelf verantwoordelijk is. Voor andere delen zijn de Staten zelfs verantwoordelijk. Dat moet helder uit elkaar worden gehouden. Het volgend jaar zal meer aandacht worden besteed aan de kwalitatieve aspecten, zoals ook op andere momenten met de vakgedeputeerden nader zal worden besproken. Ik heb vanmiddag in de commissie geprobeerd te zeggen, dat wij aan een aantal aspecten het volgend jaar kwalitatief meer aandacht zullen schenken en ik zal proberen daaraan inhoudelijk tegemoet te komen. Voorzitter. Ik kom nog even terug op de nevenfuncties. De opmerkingen daarover spraken mij zeer aan, behalve de allerlaatste opmerking dat de honorering in overeenstemming zou moeten zijn met de tijd die eraan besteed is. Dat is een regeling die geen regeling is, want zo is die niet
12
Provinciale Staten 25 mei 2005
bedoeld – waarschijnlijk is het een persoonlijke opvatting – omdat hierbij aan de orde zijn artikel 66 van de Provinciewet en de Gedragscode Bestuurderen, waaraan wij allen gehouden zijn. Wat voor de een geldt, zal altijd ook voor de ander gelden. Mijn prudente wijze van invulling hiervan blijft overeind staan maar ik ben niet bereid om op dit punt enige toezegging te doen. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Dat was geen persoonlijke opvatting. Ik had naar mijn mening wel duidelijk gezegd, dat het om een fractiestandpunt ging. Natuurlijk is dat een normatieve opvatting die niet op een regeling of iets dergelijk berust. Maar dat is vergelijkbaar met uw eigen, door ons als prudent opgevatte, normstelling ten aanzien van de tijdsbesteding. In dat opzicht ligt dat volstrekt parallel. De heer Jansen: Dat is uw opvatting, maar ik blijf bij mijn standpunt dat ik zeer prudent hiermee zal omgaan. Ik weet ook, dat de Gedragscode Bestuurderen van deze provincie op iedereen van toepassing is en dat diezelfde normatieve aanpak voor iedereen zal gelden. Voorzitter: de heer Jansen De voorzitter: Is er behoefte aan een tweede termijn? Ik geef het woord aan de heer Kerkdijk. De heer Kerkdijk (CDA): Voorzitter. Collega Van Dijk daagt natuurlijk uit door heel duidelijk de nadruk te leggen op de subjectiviteit van onze insteek. Het verschil zit er mijns inziens in, dat hij in zo'n 24 jaar politieke ervaring geen cursus gevolgd heeft. Ik heb krap een periode in de raad gezeten en ik zit nu twee jaar in de Staten; ik heb twee keer een cursus overheidsfinanciën gevolgd. Dat zou een kwalitatief verschil kunnen uitmaken. Maar voor alle duidelijkheid: ik snap het nog steeds niet allemaal! Voorzitter. Wij zouden graag zien, dat de beantwoording van onze vraag ten aanzien van het inhuren van tijdelijk en gedetacheerd personeel wordt afgedaan met bijvoorbeeld de opmerking dat 3 mln is besteed aan het inhuren van specifieke en aanvullende expertise. Wij zijn ermee aan het rekenen geweest en het zou daarmee om 30 fte's gaan als het fte's van 100.000 zouden zijn, die overigens incidenteel worden ingehuurd. Dat klinkt wel mooi maar zij zitten structureel in de begroting. Wat dat betreft, is er sprake van een uitwisseling van incidenteel met structureel geld. Als wij dat afzetten tegen de behoefte die nu in de Kwaliteitsimpuls wordt neergezet, zou het goed zijn om te kunnen nagaan wat aan kwaliteit wordt ingehuurd om daarmee de kwaliteitsbehoefte te kunnen beoordelen die in de Perspectiefnota is uitgedrukt. Als wij dat namelijk niet weten, dan kunnen we het ook niet beoordelen. We kunnen het college wel op zijn mooie blauwe ogen geloven, maar nee, dat doen we niet. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. De SP-fractie heeft tegen de begroting 2005 gestemd, onder andere vanwege de voorgenomen bezuinigingen. Vandaag zullen wij ook tegen het Jaarverslag van de begroting 2005 stemmen. Wij voelen ons daarin gesteund door de kritiek die is geuit. Wij hebben het woord niet gevoerd, omdat dit ten koste zou gaan van onze spreektijd over de Perspectiefnota. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Voor zover dat al niet uit mijn betoog duidelijk is geworden, merk ik op dat de LPF ook tegen dit Jaarverslag zal stemmen.
Provinciale Staten 25 mei 2005
13
Zonder hoofdelijke stemming worden het Jaarverslag 2004 en de 9de wijziging van de Programmabegroting 2005 aangenomen. De voorzitter: De fracties van D66, GroenLinks, de SP en de LPF wordt aantekening verleend, dat zij geacht wensen te worden tegen dit Jaarverslag te hebben gestemd. PS/2005/621 Perspectiefnota 2006 De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter, geachte collega's. Om in zeven minuten te zeggen wat er in de D66 fractie leeft ten aanzien van de provinciale politiek valt niet mee en daarom hebben wij dan ook gekozen om prioriteiten te stellen maar dan wel op een andere manier dan het college. Gelukkig kreeg ik vorige week het pamflet van onze fractievoorzitter Boris Dittrich ”Op weg naar nieuwe solidariteit “ in de brievenbus. Hoewel dit pamflet een aanzet is tot een discussie binnen D66 die uiteindelijk in november van dit jaar tot een manifest moet leiden, kan deze statenfractie van D66 zich goed vinden in dit pamflet. Het is dan ook verweven in deze algemene beschouwingen. Voor het uitkomen van het pamflet had ik voor het schrijven van deze beschouwingen reeds inspiratie opgedaan tijdens de werkconferentie “De andere overheid”, waarin de vier R'en – Richting, Ruimte, Resultaat en Rekenschap – worden genoemd. Mijn eerste gedachte daarbij was, dat deze vier R'en dan toch vooral in dienst moeten staan van de drie R'en, te weten Rust, Regelmaat en Reinheid, waarmee de meeste aanwezigen door hun ouders zijn opgevoed om een goede deelnemer aan deze maatschappij te worden. Deze drie R'en vormen de leidraad voor deze algemene beschouwingen. De eerste R is die van Rust. Na de gebeurtenissen van het afgelopen jaar met als dieptepunt de moord op Theo van Gogh kunnen we in Nederland en dus ook in Overijssel niet spreken van een grote rust onder de bevolking. In plaats van het feit, dat de politiek erin is geslaagd de rust weer te brengen, zijn er telkens weer politici die het gevoel van onrust en onbehagen voeden. Naar de mening van de D66-fractie heeft ook het provinciaal bestuur van Overijssel het eind vorig jaar collectief laten afweten om die rust weer terug te brengen en zijn wij in het algemeen de discussie met de burger op straat uit de weg gegaan. Politici handelen vaak in angst, presenteren zich als de verdediger van het kleine enge belang en creëren daarmee tegenstellingen in de samenleving die er niet zijn. Een collectieve klaagcultuur heeft ook onze provincie bevangen. D66 is van mening, dat dit anders moet. We hebben een nieuwe politiek nodig met een optimistisch geluid, die de kracht van mensen bevestigt. We moeten talenten van mensen aanspreken en ambitie en ondernemingszin honoreren. Dit kunnen we alleen door de individuele burger kansen en mogelijkheden te geven om zichzelf te ontplooien, zodat hij die persoonlijke ontplooiing ten dienste kan laten zijn van een op de toekomst gerichte verdere en goede ontwikkeling van onze samenleving. Kortom, de mens moet weer centraal staan. Leg ik deze constatering van D66 naast de door het college aangeboden Perspectiefnota, dan vreest mijn fractie het ergste. Niet de mens maar de zaak staat centraal. Nog geen derde van het budget gaat naar sociaal maatschappelijke doeleinden. Daarentegen gaat er veel geld naar bijvoorbeeld economische bereikbaarheid. Ik hoor de gedeputeerden al zeggen: Werk is belangrijk voor de mensen in Overijssel en om dat te kunnen bieden, hebben we bedrijven nodig
14
Provinciale Staten 25 mei 2005
die zich hier goed kunnen vestigen en die doen dat alleen maar als er sprake is van een goede bereikbaarheid. Wellicht heeft de gedeputeerde gelijk maar de D66-fractie legt de prioriteiten anders. Zij wil namelijk inzetten op bereikbaarheid van sociaal-maatschappelijke aspecten en op zorg. Burgers moeten elkaar, de politiek en andersom in figuurlijke zin kunnen bereiken op voornoemde aspecten. Als Nederland ontwikkelingshulp verleent aan Derdewereldlanden wordt er naast een volle maag met name ingezet op scholing (onderwijs) en (gezondheids)zorg. Gelukkig hoeft niemand in Overijssel van de honger om te komen, hoewel ik heel goed besef dat er een groep mensen is die met moeite de eindjes aan elkaar kan knopen. Maar het is toch hoogst merkwaardig dat wat we in Derdewereldlanden wel doen voor de ontwikkeling van een land in Nederland en ook in Overijssel nalaten. We geven prioriteit aan de “harde” sector in plaats van aan scholing en zorg in de brede zin van het woord. Hiermee kom ik op de tweede R, die van Regelmaat ofte wel ordening van regels. Blijkbaar zijn regels toch goed voor de mens en de samenleving en hebben we er ook behoefte aan, zo bleek uit een onlangs gehouden onderzoek. De D66-fractie is dan ook niet per definitie tegen nieuwe, andere wet- en regelgeving, mits deze van goede kwaliteit is, transparant is en ten dienste staat van de burger en niet ontstaat door wantrouwen tussen overheid en burger. Zij is bovendien van mening dat grote administratieve vestingen zoals de jeugdzorg grondig moeten worden hervormd. In de jeugdzorg mag niet de taakverdeling tussen overheden en instanties de invalshoek zijn maar het daadwerkelijk ervaren probleem van mensen. Mensen hebben er recht op de instrumenten in handen te krijgen om bureaucratische instellingen ter verantwoording te roepen, die niet wezenlijk in hun belang geïnteresseerd lijken en waar niemand de plicht lijkt te voelen om rekenschap af te leggen De provinciale bemoeienis met onder andere de jeugdzorg zal naar de mening van de D66-fractie daar dan ook op gericht moeten zijn. De derde R is die van Reinheid, ofte wel zindelijk, proper, onbevlekt. Dit roept bij de D66-fractie associaties op met vervuiling en met een overheid die betrouwbaar is en een voorbeeld vormt voor de samenleving. Ik ga allereerst in op de vervuiling. De verslechtering van ons leefklimaat neemt onwerkelijke vormen aan. Ik hoef hier alleen maar de luchtkwaliteit te noemen. Die kost dagelijks mensenlevens en economische groei. Van daadwerkelijke daden om ons leefklimaat te verbeteren, vinden we in de Perspectiefnota weinig terug. In 2006 wordt via majeure projecten wel geld uitgegeven maar het overgrote deel daarvan is bestemd voor het opruimen van letterlijk en figuurlijk oude rotzooi, waarbij wij ook nog vraagtekens kunnen zetten bij de uitvoering daarvan. De titel "majeur plan aan sanering Olasfa" klinkt voor ons, tot het tegendeel wordt bewezen, als oude wijn in nieuwe zakken. Plannen om nieuwe rotzooi te voorkomen zijn er nauwelijks, laat staan dat er van uitvoering sprake zal zijn. Dan de betrouwbare overheid. Dat vraagt nogal wat van ons als provinciale overheid, want daarvoor zullen we nog veel dogma’s moeten doorbreken en heilige huisjes omver moeten trappen. We moeten de bestuurders, de uitvoeringsinstanties, de ambtenaren en de poldervergaderaars ter discussie durven stellen. Volgens de D66-fractie is dit echt de enige manier om uit de negatieve spiraal van de angst- en klaagcultuur te komen.
Provinciale Staten 25 mei 2005
15
Voorzitter. In deze zeven minuten is er meer niet dan wel aan de orde gekomen maar het mag uit onze algemene beschouwingen duidelijk zijn, dat de D66-fractie prioriteit legt bij de mens. D66 wil dat onze Overijsselse samenleving wordt opgebouwd uit de talenten en ambities van mensen zelf. We moeten af van de hokjesgeest. We hebben mensen nodig die als zelfstandige, mondige en verantwoordelijke inwoners van deze provincie samenwerken aan een nieuwe samenhang. Daarbij bouwen zij op eigen kracht, maar hebben wij de wil om de anderen in hun waarde te laten en te ondersteunen, opdat er een nieuwe sociale samenhang ontstaat die is gebaseerd op ontplooiing en betrokkenheid. Dit laatste vrij naar Boris Dittrich. Door middel van moties en amendementen die wij bij de behandeling van de Perspectiefnota zullen indienen, zullen wij onze algemene beschouwingen kracht bij zetten, De heer Van Dijk (SGP): Mijnheer de voorzitter, geachte collega's. Het politieke klimaat in ons land vertoont de laatste tijd een opvallende instabiliteit. Bloedige aanslagen door moslimextremisten hebben hier met name aan bijgedragen. Als het gaat over het gevaar van extremisme, moest onze partij het de afgelopen tijd meemaken op één lijn gesteld te worden met moslimextremisten en fundamentalisten "Die SGP is net zo gevaarlijk". Die fanatieke lui zouden hier ook graag een theocratie vestigen. Als ze ooit de macht kregen, dan ziet het er voor andersdenkenden niet best uit. Hou ze daarom in de gaten!" Zo wordt, bewust of onbewust, en gespeend van iedere theologische en historische kennis, geprobeerd een karikatuur van onze partij te maken en/of in stand te houden. Voorzitter, wij zijn graag bereid om verantwoording af te leggen en mogelijke misverstanden hierover weg te nemen. De SGP streeft de vestiging van een theocratie, een Godsregering, niet na. Dat hoeft ook niet. Die Godsregering is er al vanaf het begin van de wereld en zal er blijven tot het eind van de wereld. Dat geloven en belijden wij op grond van het onfeilbare Woord van diezelfde God: Psalm 93 illustreert dit: De Heere regeert, Hij is met hoogheid bekleed. Psalm 103: De Heere heeft Zijn troon in de hemelen gevestigd, Zijn Koninkrijk heerst over alles. Uit de veelheid die te noemen zou zijn nog een woord van Jezus zelf: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. (Mattheus 28). Voorzitter. Op basis van deze theocratische beginselen bedrijft de SGP politiek. Daarbij gaat het haar niet zozeer om macht als wel om het tot meerdere erkenning brengen van deze beginselen. Wij willen zelf gehoorzaam zijn aan de Bijbel en roepen anderen op dat ook te zijn. Wij zijn er van overtuigd dat dit heilzaam is voor individuele personen maar ook voor een gehele samenleving. Dit geluid heeft de SGP al sinds 1918 – het jaar van haar oprichting – laten horen. Daarnaast probeert zij, waar mogelijk, ook een praktische bijdrage te leveren in het besturen van de samenleving. Daarbij is door onze partij altijd gebruik gemaakt en gewerkt binnen de kaders van de democratische rechtstaat. Hoezeer besluiten soms door de SGP betreurd werden – bijvoorbeeld de legalisering van abortus – nooit is enige vorm van geweld gepropageerd of goedgekeurd. Het getuigt dan ook van grievend onrecht, dat de SGP door sommigen op één hoop gegooid wordt met lieden die erop uit zijn zo veel mogelijk medemensen de dood in te jagen. Voorzitter, wij werpen de aantijgingen van fundamentalisme en extremisme dus verre van ons, maar belijden wel, al roept dit ook weerstand op, het gezag van de Bijbel: Vreest God en houdt Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen. Voorzitter. Bij alle veranderingen die zich met betrekking tot de overheid en haar handelen voltrekken, zijn wat de SGP betreft twee zaken niet aan verandering onderworpen: In de eerste
16
Provinciale Staten 25 mei 2005
plaats hanteren wij het principe, dat de overheid door God is ingesteld, aan Hem haar gezag ontleent en ten diepste aan Hem verantwoording schuldig is. Het tweede principe is, dat de overheid er is om de publieke zaak te dienen. Zij zet zich in voor het algemeen belang. Daarbij is zij integer, rechtvaardig, met oog voor de zwakken in de samenleving. Hoewel de provincie een rustige bestuurslaag is, geldt in zijn algemeenheid, dat het gezag van de overheid en andere gezagsdragers meer en meer onder druk komt te staan. Intimidatie verziekt de samenleving steeds meer. Ik wijs in dit verband op het hoofdartikel in Elseviers Magazine van 21 mei. Burgemeesters, wethouders, politie, huisartsen, leraren, conducteurs enz. krijgen in toenemende mate met agressie te maken. Een zorgvolle ontwikkeling! Het belang van een goede opvoeding kan in dit verband niet genoeg benadrukt worden. In de gezinnen wordt namelijk de basis gelegd. Goed functionerende gezinnen zijn een zegen voor de samenleving. Voorzitter. Het betrekken van de burgers bij het beleid is een goede zaak. Als ICT daaraan dienstbaar gemaakt kan worden, als het gaat om informatieverstrekking, digitale verwerking van administratieve handelingen etc., is dat een goede zaak. Het kostenaspect is daarbij een punt van aandacht. In het kader van het betrekken van de burgers ziet u mogelijkheden door het oprichten van een debatcentrum. Als wij ons echter de belangstelling voor de debatavonden bij de laatste verkiezingen voor de geest halen, komt de vraag bij ons op of u dit een kansrijk project acht. De Kwaliteitsimpuls van de organisatie, die u met het oog op uw ambities noodzakelijk acht, is fors. U somt nogal wat beleidsterreinen op die versterking behoeven. Naar uw oordeel is er onder de huidige medewerkers niemand met de vereiste competenties en kunnen zij die binnen afzienbare tijd ook niet verwerven. Dat is nogal wat. Hoewel wij het belang van gekwalificeerde medewerkers onderschrijven, vragen wij ons hierbij toch wel waarop dit allemaal is gebaseerd. Wat economie en innovatie betreft, kunnen wij in grote lijnen met de voornemens instemmen. Stimulering van werkgelegenheid en innovatief ondernemerschap in het midden- en kleinbedrijf heeft daarbij prioriteit. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik heb een vraag over de opmerkingen over de Kwaliteitsimpuls. De heer Van Dijk had enkele kritische punten die ik goed kon volgen, maar heeft hij deze kritiek met name gericht op het structurele karakter van de Kwaliteitsimpuls en herkent hij de daarin genoemde incidentele factoren of heeft hij een probleem ten aanzien van het totale voorstel van de Kwaliteitsimpuls? De heer Van Dijk (SGP): Ik stel het vragenderwijze om toch wat meer informatie daarover te krijgen. Wij hebben – afgerond – 850 medewerkers van wie er toch velen een behoorlijke opleiding hebben. Ik sla het ambtelijk apparaat van de provincie Overijssel hoog aan. Het college heeft geconstateerd, dat de provincie op dit moment de vereiste competenties bijvoorbeeld ten aanzien van projectmanagement niet in huis heeft en dat wat er wel aanwezig is zo ver van haar streven vandaan ligt, dat het ook niet op korte termijn door middel van scholing is te bereiken. Om die reden moet een forse inhaalslag worden gemaakt met mensen van buitenaf. Wij komen daar later in de commissie wel op terug. De heer Welten (CDA): Ik stel deze vraag ook, omdat wij hierover in de Staten een oordeel zouden kunnen hebben. Uw antwoord heeft mij in ieder geval meer helderheid gegeven. Dank u wel!
Provinciale Staten 25 mei 2005
17
De heer Van Dijk (SGP): Mijn vraag is inderdaad waarop dat is gebaseerd. Als het inderdaad aantoonbaar is en die kwalificaties inderdaad nodig zijn, dan moeten ze er inderdaad komen om het beleid doorgang te laten vinden. Dat mag dan ook wat ons betreft geld kosten. Voorzitter. De extra impulsen die op het gebied van economie en innovatie worden voorgesteld, hebben ook onze instemming. Behalve de grote steden zijn er ook relatief kleine gemeenten die een belangrijke bijdrage leveren aan de economische ontwikkeling van onze provincie. Krijgen deze gemeenten de gewenste ruimte van het college en wordt het belang onderschreven van een goede bereikbaarheid van deze gemeenten? Voorzitter. Op het gebied van cultuur en maatschappelijke ontwikkelingen zijn er altijd nogal wat uitingen van kunst en cultuur die wij vanwege principiële bezwaren niet steunen. Wij zijn dan ook blij, dat het college de komende jaren een impuls wil geven aan een onderdeel waar ook wij achter kunnen staan, namelijk het hergebruik van karakteristieke monumenten, de zogenaamde reanimatie industrieel en agrarisch erfgoed. Wat de islamitische maatschappelijke activering betreft, wachten wij de door het college aangekondigde beleidsnotitie af, waarin functie en positie van deze instellingen wordt aangegeven. Voorzitter. De afgelopen jaren is het nodige gebeurd ten aanzien van zorg en veiligheid. In de Perspectiefnota wordt aan beide programma's wel aandacht besteed maar op bladzijde 13 van de Perspectiefnota is het ons opgevallen – het schema met al die pijlen en lijnen – dat er geen directe lijnen van de majeure thema's en projecten naar zorg en veiligheid lopen. Daarbij kan de vraag opkomen of hieruit geconcludeerd mag worden, dat het college van mening is dat wat deze programma's betreft de zaken op orde zijn, ook met het oog op de toekomst. Ik noem in dit verband het fenomeen vergrijzing. Voorzitter. In tegenstelling tot het voorgaande jaar toen de woningbouwproductie achterbleef bij de behoefte, meldt het college dat de doelstellingen ten aanzien van wonen en ruimte in 2004 zijn overschreden. Dit stemt het college maar ook ons tot tevredenheid. Desondanks zal de woningbouwproductie toch verder moeten toenemen om aan de behoefte te voldoen. Hetzelfde geldt voor de woon- en welzijnsvoorzieningen van de diverse doelgroepen. Wij staan achter het standpunt ten aanzien van de ontwikkeling en de toepassing van de ontwikkelingsplanologie. Het project IJsseldelta wordt als voorbeeld genoemd. Belangrijk daarbij is de bypass bij Kampen. Het stemt ons tot tevredenheid, dat u de inwoners van Kamperveen in ieder geval ook in de gelegenheid stelt om met een eigen alternatief plan ten aanzien van de bypass te komen. Er staat in dat gebied namelijk nogal wat te gebeuren. Ik doel hiermee op de vergroting van de N50 tot A50, de aanleg van de Hanzespoorlijn en de beoogde bypass. Het is goed om het belang van de kleine kernen in het oog te houden. Die gaan ook onze fractie ter harte. Om die reden moet naar oplossingen worden gezocht voor kernen die op slot zitten en geen uitbreidingsmogelijkheden hebben. Voorzitter. Op het gebied van water zijn er veel ambitieuze plannen met betrekking tot ruimte voor de rivier. De noodzakelijke planstudies kunnen in 2006 worden afgerond, waarna besluiten moeten worden genomen. Naar de mening van de SGP-fractie is het van groot belang, dat niet alleen de aanliggende gemeenten maar ook de desbetreffende grondeigenaren vroegtijdig bij de plannen worden betrokken. Dit geldt ook voor het project Bestrijding wateroverlast. De provincie is verantwoordelijk, de waterschappen voeren uit en maken de beheersplannen. Hier dienen GS duidelijk hun invloed te laten gelden. Wij verwijzen daarbij naar de projecten Doorbraak. Op deze manier mag het naar onze mening niet weer gebeuren. Primair voor de SGP-fractie is het leefbaar houden van het landelijk gebied. Door de vele maatregelen die in de agrarische sector
18
Provinciale Staten 25 mei 2005
zijn en worden genomen, is het bijna onmogelijk om nog boer te zijn. GS schrijven dan ook, dat de Nederlandse landbouw om diverse redenen onder druk staat. Naar onze mening moeten wij zuinig zijn op jonge agrariërs die een bedrijf willen overnemen. Om die reden is de fractie van de SGP medeondertekenaar van de motie over steun aan de Overijsselse agrarische jongeren. Ten aanzien van de ecologische hoofdstructuur en de robuuste en andere verbindingen zien wij de plannen met belangstelling tegemoet. Ook hier geldt, dat betrokken landeigenaren vroegtijdig bij overleg betrokken dienen te worden en dat de beperkingen die hierdoor worden veroorzaakt ruimschoots dienen te worden vergoed. De SGP -fractie prefereert particulier beheer boven aankoop ten gunste van natuurgebieden. Het aantal probleemgevallen door bodemverontreiniging door asbest lijkt volgens berichten in de pers steeds meer toe te nemen. Nu treffen GS voorzieningen ten behoeve van bodemsanering van locaties waar er geen medefinancierende partijen zijn maar waar wel risico's bestaan voor milieu en gezondheid. Wij steunen het beleid in dezen en vragen ons daarbij af hoeveel gevallen er zijn waarin de provincie als enige de kosten draagt en of een toename van het aantal gevallen is te verwachten. Voorzitter. De door GS voorgestelde projecten ten aanzien van bereikbaarheid hebben onze instemming. Het stemt ons tot tevredenheid, dat binnenkort wordt begonnen met de aanleg van een spitsstrook op de A1. Voorzitter. Vanuit Staatkundig Gereformeerde optiek hebben wij enkele opmerkingen gemaakt en vragen gesteld bij de Perspectiefnota 2006. Wij mogen dat hier gelukkig nog in alle vrijheid doen. Dit jaar vieren wij twee gedenkwaardige gebeurtenissen: 60 jaar bevrijding en het 25-jarig regeringsjubileum van Hare Majesteit Koningin Beatrix. Met het oog daarop sluit ik mijn bijdrage af met een oproep aan ons allen met de behartigenswaardige woorden uit de tweede helft van het veertiende couplet uit ons schitterende volkslied: "Tot God wilt u begeven, zijn heilzaam woord neemt aan, als vrome christen leven, 't zal hier haast zijn gedaan." Deze woorden zijn van de Vader des Vaderlands, hem in de mond gelegd door Philips Marnix, Heer van Sint Aldegonde. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. We hebben deze maand dankbaar mogen gedenken, dat we al weer 60 jaar in vrijheid leven. We konden weer en kunnen nog steeds leven zonder angst. De meeste van ons weten niet beter. Economisch ging het ons voor de wind en velen plukken daar de vruchten van. Om je heen zie je de ongelooflijk snelle ontwikkeling van de informatietechnologie en telematica. Maar er is ook een keerzijde. Er valt veel onbehagen en desinteresse te constateren en MP3-spelers, iPods en mobiele telefoons maken een direct en persoonlijk oog en oor contact bijna onmogelijk. Van Aljo Klamer, hoogleraar economie in Rotterdam, verscheen een boek waarin hij aangeeft, dat het hedendaagse onbehagen onmiskenbaar religieuze wortels heeft – men mist oriëntatie – terwijl de luxe een hoog peil heeft. Geld en goed maakt kennelijk niet gelukkig. Bezit brengt een soort blikvernauwing met zich mee. Men verliest uit het oog dat er nog andere, nauwelijks meetbare waarden zijn, die veel belangrijker zijn dan de harde cijfers van de beurs. Het gaat dan om de kleine kring mensen om je heen, de club, de vereniging en/of de kerk. Het is hartverwarmend als je merkt dat mensen bereid zijn, zich in te zetten voor hun medemens. Met waardering nam de fractie van de ChristenUnie kennis van de activiteiten van de stichting Present, gevestigd in Zwolle maar intus sen ook buiten Zwolle bekend. In een
Provinciale Staten 25 mei 2005
19
verslag in de Stentor staat: "Het omzien naar elkaar heeft binnen de christelijke traditie altijd een belangrijke rol gespeeld. De Zwolse stichting Present treedt op dit terrein naar buiten en zet de toon voor een nieuwe landelijke maatschappelijke betrokkenheid. Een brug slaan tussen mensen die willen geven en mensen die daarmee geholpen kunnen worden." Dat is het simpele uitgangspunt van Present. Dat Present daarmee ook midden in de maatschappij staat, bewijst wel het feit dat klussen worden aangedragen door tal van hulpverleningsorganisaties in Zwolle. Het begrip “civic society” krijgt zo handen en voeten. Voorzitter. Simpele voorbeelden tonen soms keihard en glashelder aan, dat economische motieven onze samenleving flink in de greep hebben. Ik noem er twee. Een vrachtwagenchauffeur die met 95 km/u op drie meter achter een andere weggebruiker rijdt, verklaart zijn gevaarlijk rijgedrag met de mededeling dat het hem, als hij remt, twee liter diesel kost om weer op te trekken. Het tweede is dat van geen feestvlaggetjes meer op de gestroomlijnde bussen omdat dit geld kost en in strijd is met de Arboregels.
Paul Schnabel gaf in zijn inleiding aan hoe technocratie zich manifesteert in onbehagen. Binnen vier jaar daalde het vertrouwen in de politiek van 80 % tot 35 %. Hij zei, dat we dit nog niet eerder hadden meegemaakt en dat hij niet durfde te voorspellen hoe het verder zou gaan. Een oude wijsheid luidt: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Hoe moeilijk het is het vertrouwen terug te winnen, liet hij vervolgens zien met het voorbeeld van het nieuwe zorgsysteem. De mensen krijgen zogenaamd meer vrijheid maar zien straks door de bomen het bos niet meer. Op die manier worden zulke onderwerpen politieke risico's. Het is zaak voor de overheid om eerst te kijken hoe nieuwe regels in de praktijk voor de burgers uitpakken voordat zij zo'n regel invoert, zo waarschuwde Schnabel. Het lijkt ons een goed advies in het kader van deregulering. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Terecht staat de heer Oldenburger stil bij het interessante betoog van de heer Schnabel van de vorige week. Hij maakte een goede analyse van de rol van de overheid maar wat ontbrak, was een aanzet tot oplossingen. Ik ben er nu zo benieuwd naar wat de heer Oldenburger ziet als oplossing voor de politiek om met dat spanningsveld om te gaan. De heer Oldenburger (CU): Dat is een heel lastige! Ik heb Paul Schnabel ook horen zeggen, dat er geen eenvoudige oplossingen zijn. Sterker nog, hij zag ook niet meteen hoe dit probleem moet worden opgelost. Kennelijk is het zo ongelooflijk complex dat we er niet direct uitkomen. Mijns inziens heeft dat zeker te maken met de rol die wij als "gezamenlijke" politiek kunnen voeren. Als wij iets willen doen aan de betrokkenheid en aan een oplossing, zullen we nog beter dan tot nu toe naar de burgers moeten luisteren. De laatste oproep van Schnabel was om eerst eens te kijken waar een eventuele oplossing toe leidt en hoe de burger dat in het algemeen ervaart, omdat de politiek daar enorm van kan leren. Het is niet te doen om te zeggen, dat daardoor de administratieve lasten omlaag gaan. Dat hoeft namelijk nog niet per definitie te betekenen dat het de goede oplossing is. Voorzitter. De ChristenUnie heeft ook eens teruggekeken naar haar eigen verkiezingsprogramma. Wij schreven in 2003 een en ander over individualisering, materialisme en verruwing. Als je die teksten weer leest, besef je hoe actueel ze weer zijn. Ook voor deze onderwerpen geldt, dat normen en waarden die verloren gegaan zijn in onze technocratische samenleving maar heel moeizaam terugkomen. De rol van het eigenbelang lijkt steeds groter te worden in onze postmoderne samenleving. Hoe reageren wij daarop? Laten we ons nog wel beheersen door ideologische motieven en, zo ja, welke zijn dat dan? Zijn we zozeer het kind van
20
Provinciale Staten 25 mei 2005
onze tijd geworden, dat pragmatisch materialisme de boventoon voert? De ChristenUnie – zo schreven wij in ons verkiezingsprogramma – wil werken aan een samenleving die meer in balans is, een balans die ontstaat door een verticale band met de God van hemel en aarde en juist daardoor de opbloeiende horizontale band met de naasten, de mensen om je heen. Kortom, werken vanuit een christelijk-sociaal perspectief. Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie wil eerst enkele financiële opmerkingen over de Perspectiefnota maken. Wij maken ons zorgen over de systematiek van de planning- en controlcyclus een helder en overzichtelijk systeem. Bij de Perspectiefnota kijken wij in grote lijnen vooruit, wij inventariseren wensen, wij verzilveren een en ander bij de begroting en doen dat integraal, zowel inhoudelijk als financieel. Najaarsnota en Jaarrekening geven de mogelijkheid tot enige bijsturing. Daar hebben we het Actiefonds bij gekregen, dat in feite een begrotingsstuk was, waarbij we ruim 25 mln hebben uitgegeven. Nu ligt er de Perspectiefnota met de nodige financiële voorstellen. Als we deze Perspectiefnota aannemen, ligt er voor de komende jaren 46 mln vast. Dat is dus begrotingsstuk nr. 2. Krijgen we in november fase drie van de begrotingsstukken? We zullen ons er ernstig op moeten beraden of drie begrotingsvergaderingen in één jaar wel een bijdrage leveren aan een heldere en integrale – zowel inhoudelijk als financieel – beslissingssystematiek. Evenals het Actiefonds geeft ook deze Perspectiefnota ons de overtuiging, dat het financieel wel goed zit bij de provincie. Dat is natuurlijk prettig en dat maakt het nemen van beslissingen gemakkelijk. Trots meldt gedeputeerde Klaasen in het persbericht ruimte te hebben gevonden in de begroting voor een extra financiële impuls in Overijssel van 46 mln. Moesten wij vorig jaar nog een heel debat voeren om 10 mln ombuigingen, nu is 46 mln simpel te vinden. We zien immers, dat bijna 16 mln wordt gedekt door dividend dat niet meer in het Actiefonds hoeft en bijna 8 mln door autonome ontwikkelingen. Dat gevoegd bij een gunstig basisbudgettair perspectief en een algemene reserve die de rest aanvulde en de voorstellen konden eenvoudig aan het bestaande beleid worden toegevoegd. Inhoudelijk valt er niet veel aan te merken op de voorstellen die worden gedaan. Als je het geld hebt, is het ook logisch dat je de uitvoering van je beleid probeert te versnellen, zodat je de gestelde doelen – en misschien wel meer dan dat – bereikt. Opvallend is, dat dit gebeurt binnen de prioritaire doelen van de nota van vorig jaar. Is het college nog van plan om bij de begroting nieuwe of aanvullende prioriteiten te stellen? De genoemde projecten hebben over het algemeen de steun van de fractie van de ChristenUnie. Waar nodig, reageren wij daarop in de commissievergadering. Bij enkele onderdelen willen wij echter nog wat kanttekeningen maken. Op het terrein van de ruimtelijke ordening zijn de laatste twee jaren grote veranderingen ingezet, die een flexibele aanpak vereisen. We denken in dit verband aan de ontwikkelingsplanologie, de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en het gebiedsgericht werken. We zijn nu toe aan de tweede fase van deze veranderingen. Wij krijgen vragen vanuit de gemeenten hoe zij moeten omgaan met het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen buitengebied. Hoe kunnen zij recht doen aan de nieuwe ontwikkelingen, terwijl bestemmingsplannen voor tien jaar vastliggen? Ook stuiten de gemeenten vooral buiten het Reconstructiegebied op de harde grenzen van de Stankwet. Dit bemoeilijkt de gewenste veranderingen in het buitengebied. Hoe staat het met de landelijke discussie over de Stankwet en welk standpunt nemen GS in? Voorzitter. Krijgen we hier misschien te maken met het spanningsveld tussen enerzijds regelgeving en rechtmatigheid en anderzijds gewenste ruimte voor burgers en organisaties? Voorzitter. De situatie in de landbouw is de laatste jaren sterk veranderd. Nieuwe wet- en regelgeving van verschillende overheden en een sterkte inzet op de liberalisering van de sector
Provinciale Staten 25 mei 2005
21
heeft enorme schaalvergroting tot gevolg. De ChristenUnie is daar op zichzelf niet blij mee en daarom zal zij zich ook blijven inzetten voor sectoren als verbrede landbouw, groene en blauwe diensten, biologische landbouw en voor goede sociale regelingen voor stoppers. Tegelijkertijd heeft de ChristenUnie oog voor de realiteit; de bedrijven die verder willen, zullen mee moeten gaan in de ontwikkelingen. Het is tijd voor een nieuwe impuls in de landbouw. Duurzame landbouw verdient onze waardering en steun. Christelijk-sociaal wil ook zeggen aandacht voor mensen die in een sociaal isolement dreigen te geraken. Dit ontstaat door het steeds verder teruglopend openbaar vervoer op het platteland, terwijl het juist bijdraagt aan de verschillende majeure thema's zoals maatschappelijke participatie, een veilige en gezonde leefomgeving en zelfs aan bereikbaarheid en economie. Wij pleiten ervoor, dat de rol van het openbaar vervoer bij de begroting 2006 beter tot uitdrukking wordt gebracht. In de commissie zullen wij daarover verder spreken. Voorzitter. Een evaluatieslag is nodig in het concept Duurzaam Veilig. In de praktijk blijkt er namelijk nogal eens verschil van mening te zijn over de soort ontsluitingsfunctie die een bepaalde weg heeft. Onze indruk is, dat nu teveel afwijkende oplossingen worden gekozen voor een zelfde type weg en dat komt de verkeersveiligheid niet ten goede. Voorzitter. De combiterminal in Hengelo is een succes geworden. Een aantal bedrijven heeft plannen ontwikkeld om de combiterminal van een ongehinderd logistiek systeem te voorzien. Dit past uitstekend in het majeure thema economie en bereikbaarheid, ook door de plannen die wij in het verleden daarover wel eens ontwikkeld hebben. Christelijk-sociaal betekent ook goede aandacht voor de zorgparagraaf. Opnieuw verbazen wij ons met anderen over de beknoptheid van het hoofdstuk zorg. Dat heeft uiteraard te maken met de beperkte ijkpunten uit het Onderhandelingsakkoord. Het college had naar onze overtuiging het opvoeren van majeure thema's moeten aangrijpen om een ander majeur thema, namelijk dat met betrekking tot zorg voor de zwakkeren in de samenleving op te nemen en daarbij projecten voor te stellen. De ChristenUnie dringt er zeer op aan om een project palliatieve zorg op te nemen in het programma Zorg. Uit onderzoek dat wij zelf hebben laten doen, blijkt dat Overijssel hiermee nogal achterloopt in vergelijking met andere provincies. Wij zullen dan ook verder spreken over het Hospice in Enschede en het Hospice Noetsele. Voorzitter. Wij vragen opnieuw de aandacht voor het mobiel erfgoed en verzoeken dit toe te voegen aan het project Hergebruik karakteristieke monumenten en reanimatie industrieel en agrarisch erfgoed. Dat doen we met opzet, want ons is gebleken dat in het Cultuurconvenant 2005-2008 geen Oost-Nederlandse instellingen staan die mobiel erfgoed beheren. Vorig jaar adviseerde de gedeputeerde even af te wachten wat er zou gebeuren. Er is nu alle reden dit in de commissie aan de orde te stellen. Daarbij zullen we ook nog aandacht vragen voor het lokaal onderwijscentrum in Hardenberg. De heer Kok (VVD): Voorzitter. Kwaliteit is niet altijd uit te drukken in minuten. In dit geval zal ik in ieder geval mijn 15 minuten spreektijd gebruiken. Voorzitter, geachte Staten. De opbouw van het betoog van de VVD-fractie valt uiteen in drie onderdelen: in de eerste plaats een algemene inleiding, in de tweede plaats onderwerpen van discussie en voorlopig drie moties van de VVD-fractie voor de vergadering van juni en in de derde plaats enkele opmerkingen over het financiële perspectief.
22
Provinciale Staten 25 mei 2005
Radicale geluiden lijken in onze samenleving de boventoon te voeren. Etnische en culturele verschillen zijn er. Het zou dom zijn om als politiek hieraan geen blijvende aandacht te besteden. De relatieve rust van dit moment is schijn. Volgens de VVD woedt er op dit moment nog steeds een veenbrand in Nederland en de rest van Europa, die zo weer aan de oppervlakte kan komen. Het is onze politieke plicht een brug te slaan tussen de verschillende culturen en het debat aan te gaan. De eerste aanzet is gegeven door de Commissaris door de discussie aan te gaan over klassieke en sociale grondrechten. Volgens de VVD-fractie is dit een goed initiatief en dient de doelgroep niet beperkt te blijven tot de politiek maar verbreed te worden naar maatschappelijke organisaties en de inwoners van Overijssel. Wij roepen hem daartoe op! De grote onvrede van de Nederlandse bevolking lijkt zich samen te ballen door de nee-stem tegen de Europese Grondwet Althans dat willen de cijfers van opiniepeilers ons doen geloven. De VVD gaat uit van het gezond verstand van de kiezers. Dat is het enige wat ik daarover op dit moment wil zeggen. Dat er onvrede is in Nederland en daarbuiten, is de VVD wel duidelijk. De heer Welten (CDA): Voorzitter. De heer Kok is ingegaan op de actuele problematiek met betrekking tot integratie. Ik dacht, dat hij daarmee een aanloop nam naar het desbetreffende onderdeel in de Perspectiefnota. Nu hij dat niet doet, wil ik hem toch even vragen of hij het voorstel van GS over islamitische activering een warm hart kan toedragen, gehoord zijn uitspraak dat wij hier een brug moeten slaan. De heer Kok (VVD): Zoals gewoonlijk, stelt de heer Welten een terechte vraag. Zoals ik het voorstel van GS in de Perspectiefnota heb begrepen, zullen GS nog een nader voorstel doen. Wij zien dat met belangstelling tegemoet en het zal zeker niet zo zijn, dat wij ons afzetten tegen deze groep. Sterker nog, met hen moeten we juist het debat aangaan. Ik ben er in ieder geval benieuwd naar met welke concrete voorstellen GS komen en die zullen wij op hun inhoud beoordelen. Ik heb er geen idee van of de heer Welten daar anders over denkt. Hij heeft de vraag gesteld en misschien kan hij aangeven hoe de CDA-fractie daarover denkt. De voorzitter: Ik zou de leiding graag zelf in handen willen houden en eerst de heer Ter Schegget voor een vervolginterruptie het woord willen geven. Daarna krijgt de heer Welten de gelegenheid. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Past dit voorstel in de Perspectiefnota niet in de normale subsidieregels? Dan zou de vraag interessant worden of de VVD -fractie wil nadenken over de vraag of de subsidieregels voor instellingen met een kerkelijke achtergrond nog wel van deze tijd zijn. De heer Kok (VVD): Voorzitter. Dat is een aardige discussie maar de heer Ter Schegget loopt met deze vraag een beetje vooruit op de discussie die wij intern zullen voeren. De scheiding tussen kerk en staat is voor ons in ieder geval heel helder. Ook die vraag zal wat ons betreft worden betrokken in de beoordeling van de stukken die GS leveren. De heer Welten (CDA): Voorzitter. De heer Kok daagde mij uit om daar iets meer over te zeggen. Ik zal dat dadelijk graag doen maar nu wil ik hem vragen of hij zich realiseert dat wij hier ook kaders stellen. Natuurlijk kunnen wij wachten op de voorstellen van GS maar juist ook in het kader van Stroomlijning en sturing hebben wij afgesproken, dat wij als Staten ook kaders stellen. In dat opzicht zou het goed zijn als de heer Kok wat randvoorwaarden en ijkpunten zou meegeven.
Provinciale Staten 25 mei 2005
23
De heer Kok (VVD): U hebt gelijk, maar het stellen van kaders betekent ook dat je een beoordeling moet geven over de inhoud. Ik wil die inhoud toch graag even eerst afwachten. Het is een belangrijk thema, ook voor de provincie en over de invulling willen wij straks graag wat te zeggen hebben. Dat wil echter niet zeggen, dat het onze instemming heeft. De heer Welten hoort mij dat ook niet zeggen. Voorzitter. Dat er onvrede is in Nederland en daarbuiten is de VVD-fractie wel duidelijk. Het vertrouwen in de overheid is met sprongen gedaald. Vandaag is een regel zus en morgen is hij zo. Vandaag heb je de mogelijkheid een carport te bouwen en morgen moet je daar een vergunning voor hebben. Fraude en gesjoemel bij hogescholen en graaigedrag in de publieke sector dragen niet echt bij aan een goed imago van dezelfde overheid, onder andere door de machteloosheid van de overheid op sommige terreinen om te handhaven en het gekrakeel van bestuurders onderling over de bevoegdheidsverdeling bij rampen, de zogenaamde superburgemeester. Met slappe thee en natte cake kom je er niet, een uitspraak van Loek Hermans bij de evaluatie van de rampenbestrijding in ons land. Exact vijf jaar na de ramp van Enschede gaat het met de rampenbestrijding nog steeds niet goed. In Nederland zijn we niet in staat om grote rampen dan wel terroristische aanslagen op een adequate wijze het hoofd te bieden. Recent onderzoek wijst dat uit. Er is sprake van gebrek aan samenwerking, onvoldoende afstemming maar vooral gebrek aan regie. Juist daar is een belangrijke rol weggelegd voor de provincie. Wat gaat het college daaraan doen? Per slot van rekening is dit een van onze prioritaire doelen. Er is ook gekrakeel over de risicokaarten. Minister Remkes roept, dat deze informatie niet ter beschikking van de burgers mag komen in verband met het gevaar voor terroristische aanslagen. Van het voorbeeldgedrag van bestuurders word je als burger soms hoorndol. Treinstellen worden in elkaar geramd zonder dat de daders staande worden gehouden, voor de schade moeten opdraaien en straf krijgen. Voorzitter. Een ander fenomeen en iets waarmee wij in deze Staten duidelijk mee te maken hebben, is de angst voor het werkloosheidsspook. Thans zitten wij op 500.000 werklozen en daarmee is er een verval en is er geen grondslag meer onder je eigen bestaan. Kijk maar naar Duitsland; de belangrijkste handelspartner waar de politieke wende een feit is. De huidige rotgrüne regering is niet in staat gebleken de hardnekkige werkloosheid een halt toe te roepen. In Nederland en vele andere landen, dus ook in Overijssel, blijft dit een opgave voor de komende jaren. Ik verwijs in dit verband nog eens naar een recent verschenen OESO-rapport over de economie in grote industrielanden. Het is van een andere orde en heeft wellicht een andere kop erboven staan, maar het gaat wel over onze bestuurders en over onszelf. Voorzitter. Ik kom op hypegedrag van de politiek in onze mediacratie. De VVD begint zich zorgen te maken over de kwaliteit van de politiek. Met name in Den Haag springt men van vragenuurtje naar vragenuurtje, enkel om te scoren en in beeld te zijn. Het profileren van politici over de rug van dagelijks bestuurders heeft niets te maken met dualisme en kwaliteit van besturen. Het ontkracht de rol van de volksvertegenwoordiger en geeft een verkeerd beeld aan de samenleving. Het geeft namelijk het beeld, dat politici alleen druk met zichzelf zijn in plaats van signalen uit de maatschappij serieus te nemen. In het Zwolse bespeurt de VVD deze tendens nog niet en zij zal zich daartegen ook met hand en tand verzetten, mocht het opkomen. Wij bespeuren wel een ander fenomeen, namelijk dat van de uitdijende vergadercultuur. Voorlopig houden wij het erop, dat dit te maken heeft met cultuur en niet met structuur. Beste collega's, de VVD zal kritischer zijn op haar eigen optreden en op dat van haar collega's daar waar het gaat om geneuzel, detailvragen en het fenomeen dat iedereen aan de beurt moet zijn geweest.
24
Provinciale Staten 25 mei 2005
Voorzitter. Nu ik toch in de richting van kwaliteit ga, wil ik nog een enkele opmerking maken over de kwaliteit van besturen. De VVD -fractie is van mening, dat wij niet moeten vervallen in somberheid. Veel zaken gaan wel goed in Nederland en gelukkig zijn er ook in Overijssel bestuurders die hun nek durven uitsteken en ergens voor staan. Creatief met initiatief. Daarbij hoort een houding van de Staten die ondersteunend is en waarin lef van bestuurders wordt gewaardeerd. Een bedrijvencorridor langs de A1 kan een ruimtelijke oplossing zijn maar dat hoeft niet. De Staten hebben hier het laatste woord en zij zullen daar ook gebruik van maken. Creativiteit en lef verhogen kansen voor de inwoners van Overijssel en die houding willen wij graag ondersteunen en uitbouwen. Er is al eerder gesproken over de kwaliteit van het ambtelijk apparaat en ik zal daar één zin over zeggen. Het verhogen van de kwaliteit van het ambtelijk apparaat is wat ons betreft prima, maar moet wel binnen het afgesproken aantal ambtenaren op eindwaarde 2008 van 830 worden uitgevoerd. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Begrijp ik de heer Kok goed, dat hij de argumenten voor de Kwaliteitsimpuls onderschrijft en onderkent? Overigens hebben wij die argumenten ook al bij de Takendiscussie gewisseld. In dat opzicht is er dus niets nieuws. Markeert hij echter een kritisch punt ten aanzien van het structurele karakter en de verhouding tot de formatie? De heer Kok (VVD): Gedeputeerde Kristen heeft een duidelijk verschil aangegeven tussen de inhuur van externen – incidenteel – en daar waar een structureel een kanteling in de organisatie nodig is. Wij hebben daar al eerder de aandacht voor gevraagd, ook bij de begrotingsbehandeling. Ik wil hier niet spreken over aantallen ambtenaren; dat is bovendien op dit moment niet aan de orde. Wel hebben wij duidelijke afspraken gemaakt over de omvang van de organisatie en die afspraken liggen wat mij betreft ook gewoon vast. Hebben we andere specialiteiten nodig omdat wij op een andere manier gaan werken en ons een andere rol toedichten waarvoor ook binnen het ambtelijk apparaat nodig is, dan ondersteunen wij dat. Wij hebben daar al eerder de aandacht voor gevraagd. Mogelijk ligt er ook een link met onderuitputting als het om het doorzetten van een aantal projecten en het omgaan met gemeenten gaat die wij op een andere schaal kennen dan vijf of zes jaar geleden. Die impuls wil het dagelijks bestuur geven en wij ondersteunen dat, nogmaals binnen het kader van die omvang. Het is prima als er nieuw in komt maar dan moet er ergens anders via natuurlijk verloop op een andere manier oud eruit. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Voorzitter. De heer Kok sprak het uit als een nota bene en ik zie het als een van de belangrijkste argumenten onder de versterking van de formatie, namelijk het bestrijden van het probleem onderuitputting. Het is namelijk mogelijk dat een organisatie in het proces van beleidsvoorbereiding naar meer accent op de beleidsuitvoering structureel meer formatie nodig heeft. Als dat nou het probleem is, waarom zet u dan onmiddellijk de rem op die structurele formatie-uitbreiding? Het gaat er toch om dat wij gaan doen wat wij moeten doen en dat we inderdaad veel meer terechtkomen in de fase van beleidsuitvoering. Voor die beleidsuitvoering is het misschien wel noodzakelijk om de formatie uit te breiden en ons opnieuw te bezinnen op de totale omvang. Waarom sluit de heer Kok dat op voorhand uit? De heer Kok (VVD): Misschien komen we zelfs in de analyse zo ver, dat we elkaar kunnen vinden. Als het inderdaad om een structurele uitbreiding gaat boven op de huidige aantallen, zal dat helder moeten worden onderbouwd, gezien de afspraken die daarover zijn gemaakt. Zoals ik het nu teruglees in de Perspectiefnota wordt het echter een beetje in het midden gelaten. Er is een hele passage geschreven over hoe goed we het wel niet gedaan hebben in het terugdringen
Provinciale Staten 25 mei 2005
25
van aantallen ambtenaren – we hebben in ieder geval een efficiencyslag gemaakt – maar dat is mij te mager. Ik houd dus vast aan de lijn, dat 830 ambtenaren een goed aantal is en geeft u mij dan maar aan waarom het binnen die 830 niet mogelijk is. De kwaliteitsslag willen we allebei. Wat dat betreft, vinden we elkaar. Ik wil in ieder geval voorlopig even vasthouden aan die lijn die wat mij betreft een kader vormt. Het dagelijks bestuur dient duidelijk te maken, dat van die lijn moet worden afgeweken. Dat is wat anders dan het voorstel dat nu is gedaan. Voorzitter. Ik wil een enkele opmerking maken over onze tradities en ons erfgoed. We hebben een wat andere insteek dan degenen die daarover al opmerkingen hebben gemaakt maar we vinden het wel belangrijk. De laatste jaren komen de Oost-Nederlandse tradities en een deel van het culturele erfgoed steeds meer in de verdrukking. Daarbij moeten we denken aan het houden van zomerfeesten, het ontsteken van Paasvuren en het laten rijden van stoomtreinen. De oorzaken daarvan liggen vooral in de toenemende regeldichtheid. Steeds vaker worden de ruimtelijke ordening, dan wel het milieu dan wel de Arbo-regels aangegrepen om bepaalde activiteiten te verbieden. Recente voorbeelden hiervan zijn het verbod op de schuttersfeesten in Diepenheim en de vernietiging van de milieuvergunning om te mogen rangeren met stoomtreinen in Haaksbergen. De VVD-fractie is van mening, dat dit niet moet kunnen. Voor de instandhouding van dit soort activiteiten moeten uitzonderingen op de regelgeving mogelijk zijn. Dat is eveneens van belang, omdat in een aantal van die activiteiten sprake is van de inzet van vrijwilligersorganisaties. Deze organisaties vormen het cement van de samenleving en deze organisaties worden op sommige onderdelen onnodig op onkosten gejaagd. Wij verzoeken het college extra aandacht te besteden aan dit probleem en dit eventueel in overleg met de landelijke politiek weer op de agenda te plaatsen. De strijd tegen regelzucht lijkt nooit over. Zo nodig zullen wij dit met een zo breed mogelijk gedragen motie trachten te ondersteunen. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik ben het volstrekt eens met de heer Kok, dat het toch van de gekke is in de voorbeelden die hij zojuist noemde. Maar zegt hij daarmee niet ook, dat de huidige inspanningen via het programma Andere overheid, andere provincie ontoereikend zijn? De heer Kok (VVD): Mijnheer Welten, deze insteek van Andere overheid is mijns inziens een goede insteek maar we zijn nog steeds met elkaar in discussie. Ik constateer op dit moment een misstand in onze maatschappij, iets waar wij iets aan willen doen. Ik ben van mening, dat wij dit op dit moment in ieder geval ter hand moeten nemen. Het een sluit het ander niet uit maar dit zijn toch voorbeelden waarover toch eens met de landelijke politiek moet worden gesproken opdat wij in ieder geval een basis vinden om als overheid anders op te treden. De heer Welten (CDA): Gelet op het onderwerp zullen wij uw initiatief welwillend tegemoet treden maar u zult wel helder moeten maken dat het een meerwaarde heeft boven de trajecten die wij twee jaar geleden hebben ingezet waarvan wij nu heel langzaamaan – in onze ogen ook nog niet voldoende – de vruchten beginnen te plukken. De heer Kok (VVD): Daar waar snelheid op onderdelen zelfs mogelijk is, zullen wij dat niet nalaten. Voorzitter. Een aantal thema's dat volgens de VVD-fractie het debat in de Staten verdient, hebben wij een in motie vervat. Ik wil in ieder geval iets zeggen over het belangrijke thema bereikbaarheid. Tijdens de behandeling van de nota Mobiliteit zal de Tweede Kamer zich over de adviezen van de commissie-Nouwen en de mogelijkheid van het prijsbeleid moeten uitspreken. De fractie van de VVD is een voorstander van variabilisatie en de mogelijkheid om extra te heffen, zolang de opbrengsten maar in het verbeteren van de infrastructuur worden gestoken. Voor de VVD -fractie
26
Provinciale Staten 25 mei 2005
zijn daarbij de N35 en de N18 speerpunten. De spaarmogelijkheid is wat ons betreft alleen maar in beeld voor een van de beide verbindingen en bij een echte financiële noodzaak tot het inzetten van dit middel. Het college geeft aan bij de begroting met een co-financieringsvoorstel voor de N18 te komen. De VVD-fractie is van mening, dat medefinanciering alleen in beeld is als het gaat om de 100 km/u stroomweg, die later nog is uit te bouwen tot een volwaardige autosnelweg. Daarbij mag van de minister worden verwacht, dat zij voor de eerste fase tenminste 50% van de realisatiekosten voor haar rekening neemt. Voorzitter. We geven nu richting, omdat we van mening zijn, dat de discussie over de grote projecten reeds bij de behandeling van de nota Mobiliteit in de Kamer zal plaatsvinden. Het Gelderse college zal deze zomer een aantal afspraken met de minister proberen te maken en wel over de Gelderse grote projecten. Een discussie in deze Staten aan het einde van het jaar kon dus wel eens te laat zijn. Die discussie dient eerder in de Staten gevoerd te worden. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Wij hebben nog maar net – de vorige maand – gesproken over het PVVP. Wij hebben daarover een motie aangenomen, waarin wij ook uitspraken hebben gedaan over het moment waarop wij dit wilden behandelen en op welk moment wij inhoudelijk een afweging wilden maken. Deze motie is mede-ondersteund door de fractie van de VVD. In deze motie is GS gevraagd om in september met een financieel perspectief te komen en dan met de discussie in de Staten de afweging te maken, ook ten opzichte van de andere prioriteiten die daarin zijn genoemd. De heer Kok licht er nu in feite een uit. Daarmee wijkt hij af van de motie – maar dat hoor ik graag van hem – en hij licht er maar één onderdeel uit. Ik krijg graag zijn reactie daarop. De voorzitter: Voordat de heer Kok zijn reactie geeft, wijs ik hem erop dat hij nog maar één minuut spreektijd heeft. De heer Kok (VVD): Dat kan niet! De voorzitter: Als u een kort antwoord geeft … De heer Welten (CDA): Voorzitter. De heer Kok is veelvuldig geïnterrumpeerd en ik hoop, dat u dat ook als interruptietijd hebt beschouwd. De voorzitter: Dat heb ik heel goed in de gaten gehouden! Ik geef de heer Kok de ruimte om te antwoorden op dit verhaal en dan verzoek ik hem zijn betoog toch zo langzamerhand af te ronden. De heer Kok (VVD): Dat klinkt heel raar maar dat kan ik eigenlijk niet! Het betekent namelijk, dat een aantal zaken niet aan de orde komen in deze Staten en dat vind ik wel belangrijk. Ik zal proberen om de snelheid erin te brengen en om binnen drie minuten anderhalve pagina af te raffelen. De voorzitter: Niemand heeft er belang bij, dat dit soort debatten vervelend afloopt in de zin dat niemand tot zijn recht komt. Dat vind ik echt vervelend, maar ik vraag om in ieder geval te proberen de kernpunten nog even te pakken te krijgen. Die ruimte wil ik de heer Kok ook geven, maar dan vraag ik ook om niet meer uitgebreid te interrumperen want ik denk, dat dit niet meer werkt. De heer Welten (CDA): Ik heb toch een vraag gesteld over een debat dat niet zonder belang is in de Staten.
Provinciale Staten 25 mei 2005
27
De voorzitter: U krijgt nog een antwoord en dat valt buiten de spreektijd die genoemd is. De heer Yildirim (SP): Voorzitter! Mijn fractie heeft er geen bezwaar tegen wanneer sprekers wat uitlopen in hun spreektijd! De voorzitter: Het woord is aan de heer Kok. De heer Kok (VVD): Voorzitter. De heer Welten heeft mij goed begrepen. Er wordt een aantal grote projecten genoemd die zullen worden doorgerekend en waarop wij in ieder geval een antwoord zullen krijgen. Het PVVP wordt genoemd met de aanvullingen die wij in de motie hebben gegeven. Daaronder is eveneens de N18 begrepen. Nogmaals, wij kunnen niet wachten tot het najaar om de financiële doorrekening te bespreken. Ik wil dan ook vastgelegd zien, dat wij in september die discussie moeten voeren. Anders zijn we veel te laat. Daar gaat het mij wel om. Het gaat mij eveneens om het belang van de N18. We weten, dat de regio inmiddels kleur heeft bekend en ik ben van mening, dat wij in ieder geval hier in de Staten het debat moeten voeren, wat mij betreft op inhoud met woordvoerders in de commissie. Als wij hier geen meerderheid kunnen vinden voor de N35 of de N18, op welke manier dan ook, dient die helderheid ook te worden gegeven, zowel naar de Gelderse Staten, de collega's in de regio en naar de minister. Daar gaat het mij om. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Dan constateer ik in ieder geval met tevredenheid, dat de heer Kok volledig achter de motie staat. Met hem ben ik van mening, dat GS in september de discussie moeten faciliteren waarom wij gevraagd hebben. De heer Kok (VVD): Dank u wel! De voorzitter: Mijnheer Kok, met alle correcties hebt u nu nog drie minuten spreektijd! De heer Kok (VVD): Voorzitter. Het Debatcentrum wordt ingericht door het college maar eigenlijk is het naar onze mening iets van de Staten zelf. De VVD-fractie stelt voor, de tenten op te slaan in de studio's van RTV Oost te Hengelo en Zwolle. Huur maar wat af, bespreek het uitzenden van het debat, betrek daarbij het medium Internet en daarmee is de communicatie naar de rest van de provincie in ieder geval geregeld. Wij willen een debat over weidewinkels in de commissie. Wij zijn van mening, dat het slechts is voor de leefbaarheid van binnensteden. Nu minister Brinkhorst vanwege geldgebrek geen grootschalige duurzame energieprojecten meer zal financieren, is het afwachten wat er met onder andere kernenergie zal gebeuren. We beginnen last te krijgen van het feit, dat we een klein en dichtbevolkt land met veel industriële activiteiten, veel verkeer maar ook veel landbouw zijn. We moeten niet gaan doemdenken maar ons creatief beraden op passende maatregelen, voor zover wij daar niet direct of indirect over gaan. We moeten hierover ook geen dogmatische of krampachtige linkse of rechtse standpunten innemen; wat ons betreft, is deze discussie te serieus. We moeten het in de commissie hebben over kernenergie, mestvergisting, biobrandstoffen en dergelijke. Voorzitter. Ook wij willen iets zeggen over sancties voor het te laat afhandelen van bezwaarschriften, dit onder andere op een voorstel van de leden van de Tweede Kamer Aleid
28
Provinciale Staten 25 mei 2005
Wolfson van de PvdA en Ruud Luchterveld van de VVD, inmiddels al in uitvoering in Zuid-Holland. Ook daarmee zullen wij terugkomen. Een belangrijk onderwerp wordt gevormd door zorg en cultuur. Als we in het Onderhandelingsakkoord kijken naar de ijkpunten voor het investeren in de zorg en de belangrijkste ontwikkelingen zien, complimenteren wij het college van GS maar ook de Staten. We zien afnemende wachtlijsten, meer integrale afstemming en samenwerking tussen jeugdzorginstellingen en –inrichtingen, een voortvarende aanpak op het gebied van zorg en ICT en goede programma's voor ouderen, gehandicapten, vrijwilligerswerk en mantelzorg. Als je dit afzet tegen de steeds groter wordende groep mensen zonder een dak boven het hoofd, dan klopt er iets niet. Er wordt veel gedaan aan crisisopvang en de capaciteit lijkt meestal voldoende. Maar wat gebeurt er dan? Er blijkt geen sluitende keten van zorg te zijn van de crisisopvang tot aan het zelfstandig wonen. Eenmaal zelfstandig is er nauwelijks meer begeleiding en zie je vaak een terugval. Vervolgens begint het traject van overlast en crisisopvang opnieuw. De VVD -fractie is van mening, dat de provincie haar invloed ook op deze groep meer moet aanwenden en dan niet alleen incidenteel maar ook structureel. Voorzitter. We zullen een discussie voeren over groendiensten. De VVD-fractie constateert, dat er op dit moment grote verschillen zijn bij het verbranden van snoeihout in de provincie. Een melding bij de brandweer lijkt ons voldoende waarborg voor het branden. Kortom, eenheid van beleid in de provincie en minder bureaucratie. Het college kan een motie op dit terrein van ons verwachten. Ik wil nog een paar woorden wijden aan het financiële perspectief. Volgens de VVD-fractie mag worden geconcludeerd, dat het financiële perspectief er goed uitziet. Pas op de plaats, bezuinigen, herinrichten en niet te vergeten meevallende inkomsten hebben geleid tot een financieel perspectief waarin weer keuzes mogelijk zijn. Dat wil overigens niet zeggen, dat er geen reden is tot zorg. Twee onderwerpen vragen daarbij onze aandacht. In de eerste plaats gaat het niet goed met de economische groei in ons land. Er is zelfs sprake van krimp – 0,3% -in het eerste kwartaal van 2005. In normaal Nederlands: onze nationale omzet loopt terug. Het verraderlijke is, dat het op dit moment uit de vulling van de overheidsschatkist niet valt op te maken. We leven dus boven onze stand en zullen alert moeten zijn. De VVD-fractie maakt zich zorgen over de toenemende lastendruk voor de burger. We hebben dat al eens eerder uitgesproken en zij is dan ook van mening, dat de lastenverzwaring van de burger in de breedte onderwerp van gesprek dient te zijn in de commissie Economie en Bestuur. Het college geeft aan, dat voor de komende jaren geld beschikbaar is voor majeure thema's en daarvoor is ruim 45 mln beschikbaar. Men doet daar in de Perspectiefnota een aanzet toe en de VVD is van mening, dat er goed wordt ingezet op economische structuurversterking. Economie, bereikbaarheid en innovatie zijn daar belangrijke thema's. De economie moet groeien, meer mensen moeten daaraan een bijdrage kunnen leveren, de burger moet weer financiële armslag krijgen en het bedrijfsleven vertrouwen om weer te willen investeren. Voorzitter. Politiek is emotie, zakelijkheid maar ook vermaak! De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Soms denk ik wel eens dat we niet alleen in Overijssel maar ook nationaal gezien bezig zijn met crisismanagement: we zijn niet bezig om onze maatschappij op te bouwen; met alle mogelijke middelen proberen we teloorgang en verder
Provinciale Staten 25 mei 2005
29
afglijden van onze maatschappij tegen te gaan. Kijk naar onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, economie enz. We lopen achter de feiten aan. In het onderhandelingsakkoord Ruimte voor Actie werden de ambities van dit College op schrift gezet en werd de koers uitgestippeld. Het was en is een overzichtelijk geheel van thema's die het College in deze periode wil aanpakken. Maar gaandeweg werden de thema's producten, producten werden programma's, programma’s werden projecten en nu hebben we majeure projecten. Tijdens dit traject werden we ook nog eens getrakteerd op bezuinigingen in de vorm van de Takendiscussie. Tegelijkertijd werd gevraagd om extra uitgaven in de vorm van een Actiefonds en tussendoor gingen we nog accenten verleggen, focussen, differentiëren en stroomlijnen! Mijnheer de voorzitter. Ik vraag me af of GS zelf door de bomen het bos nog kunnen zien. Hoe moet je in zo'n wirwar problemen aanpakken? De heer Welten (CDA): Voorzitter. De heer Dijkhuis geeft aan, dat het in zijn ogen heel lastig voor GS is en dat het moeilijk wordt om nog door de bomen het bos te zien. Het zijn uiteindelijk allemaal besluiten van de Staten geweest, de Takendiscussie, het herinrichten en het ook nu weer prioriteiten stellen. Is de heer Dijkhuis het in ieder geval met mij eens, dat dit wel de kerntaak van de Staten is? De heer Dijkhuis (LPF): Als de heer Welten heeft geluisterd, weet hij dat ik heb duidelijk gemaakt het een wirwar te vinden, dat ik er niet alles van begrijp en mij afvraag of GS het wel begrijpen. Dat is het enige wat ik mij afvraag. In Ruimte voor Actie wordt gesproken over besturen met rendement. Hoe wil je op deze manier rendement halen uit je bestuur? Telkens een nieuwe aanpak, een andere focus of een nieuw thema, terwijl de hoofdproblemen nog steeds dezelfde zijn als toen dit college aantrad. De heer Welten (CDA): De heer Dijkhuis stelde mij een vraag en ik wil die dan ook graag beantwoorden. Besturen met rendement houdt volgens mij ook in dat je taken beëindigt of afstoot wanneer je constateert, dat het rendement onvoldoende is of bepaalde taken toch niet uit de verf komen. De heer Dijkhuis (LPF): In het verleden heb ik al diverse keren gezegd, dat de provincie beter taken kan uitvoeren die zij echt aankan en waarin zij een verschil kan maken. Andere taken moet zij gewoon afstoten. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het grotestedenbeleid; de provincie is daarin marginaal bezig en die taak kan worden afgestoten. Er zijn andere majeure projecten voor de provincie, bijvoorbeeld Jeugdzorg. Dat is echt een taak voor de provincie en laten we dat dan aanpakken. De voorzitter: Ik heb het idee dat u zo langzamerhand beter uw betoog kunt vervolgen, tenzij de heer Welten op dit punt nog een aanvullende en korte interruptie heeft. Dat blijkt niet het geval te zijn. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Mijn opmerkingen kunnen worden uitgelegd als kritiek, maar ook als een compliment. Dit college is zeer en misschien wel te ambitieus. Gedeputeerde Klaasen zei zojuist nog, dat het college barstte van de ambitie. Tegelijkertijd neemt het college misschien te veel hooi op de vork, waardoor van een aantal voornemens uit 2003 te weinig
30
Provinciale Staten 25 mei 2005
terechtkomt. Ik wil dan ook vier punten kort belichten en wel economie, jeugdzorg, kunst en cultuur en milieu. Ik begin met economie of, zo u wilt, werkgelegenheidsontwikkeling. In 2004 is het aantal arbeidsplaatsen in Overijssel ten opzichte van 2003 met bijna 6000 gedaald. Het aantal werkenden in 2004 is zelfs lager dan in 2002, ondanks al het geld dat er is ingepompt in de vorm van diverse subsidies, die toch vaak als resultaat hebben oneigenlijk gebruik en het wegnemen van prikkels en motivatie. Bij deze werkgelegenheidscijfers zou je je op zijn minst moeten afvragen of je de juiste middelen inzet. Naar mijn mening moeten wij terug naar af. Jarenlang was in dit land "ondernemen" een vies woord en "winst maken" al helemaal. Het leek wel alsof je je moest schamen ondernemer te zijn. Gelukkig zijn we inmiddels zijn we weer tot het besef gekomen, dat een gezond bedrijfsleven de basis is voor welvaart en welzijn. In dat licht bezien heb ik dan ook hoge verwachtingen van het Innovatieplatform Twente. Dat is een prima initiatief en, gezien de personele bezetting, ook zeer hoopvol. Ik wens hen heel veel succes. Voorzitter. Voor een voorspoedige economische ontwikkeling is ook het college van mening, dat bereikbaarheid een onmisbare randvoorwaarde is. De heer Kok sprak er zojuist al over en ik wil daar nog graag een schepje bovenop doen. Het college zou dan ook de noodzaak moeten uitspreken voor een snelle aanleg van een A18 maar tevens de wenselijkheid moeten aangeven van het toekomstig doortrekken van de A35 van Wierden naar Zwolle. Voorzitter. Het volgende punt is de Jeugdzorg.Ik ben niet goed thuis in deze materie, maar ik maak me er wel zorgen om. Het is namelijk duidelijk, dat er te weinig hulp wordt geboden en dat de wachtlijsten te lang zijn. Als er goede voorstellen komen van GS of PS, zullen wij deze ook van harte steunen. Kunst en Cultuur schijnen tegenwoordig aanstootgevend te moeten zijn. Overheden hoeven zich niet met inhoud te bemoeien, maar dienen als subsidiegever wel te kijken naar een zekere mate van handhaving van normen en waarden. Platvloersheid schijnt tot norm te zijn verheven, niet alleen in kunst- en cultuuruitingen maar ook in intermenselijke en intercorporatieve relaties. Respect voor elkaar is toch een minimale vereiste in deze maatschappij om samen problemen te kunnen aanpakken en op te lossen. En problemen hebben we genoeg! Een nieuw accent wordt gelegd op projecten waarin monumentale en architectonische waarden en ruimtelijke kwaliteit samengaan. Ik hoop niet, dat hiermee ook bedoeld wordt die afschuwelijke koekblikken die de functie hebben van brugwachtershuisjes. Cultuurhistorische, beeldbepalende industriële en agrarische gebouwen zijn uiteraard het instandhouden waard. Voorzitter. Het college merkt terecht op dat we in Overijssel verhoudingsgewijs weinig kunnen bijdragen aan de oplossing van het wereldwijde milieuprobleem. Toch is het misschien goed om af en toe stil te staan bij het feit, dat alleen al in het Amazonegebied elke week een stuk tropisch regenwoud verdwijnt ter grootte van de provincie Overijssel! Als we ons in Overijssel dan toch blijven inspannen voor maatregelen ten behoeve van de kwaliteit van het milieu, laten we dan met verstand en logica te werk gaan en niet klakkeloos regels uit Den Haag en Brussel opvolgen, zoals met windenergie. Windenergie is tot nu alleen goed gebleken voor de investeerders die met behulp van het geld van de belastingbetaler leven van de wind. En ik ben niet de enige die deze mening is toegedaan. Tijdens het windenergiedebat in deze Staten vorig jaar maart, zei een lid van de collegepartijen in de wandelgangen tegen mij: je kunt net zo goed
Provinciale Staten 25 mei 2005
31
een waterkrachtcentrale bouwen in de Vecht! De LPF-fractie vindt het ook een goede zaak, dat minister Brinkhorst deze subsidies wil stoppen. Voor Overijssel is dat een mooie gelegenheid om de aandacht te verschuiven naar energie uit biomassa, zoals de LPF in maart 2004 heeft voorgesteld. Ik ben dan ook blij met het Actieplan bio-energie. Voorzitter. Nederland is een van de grootste aardgasproducenten ter wereld, maar in tegenstelling tot heel veel andere landen, rijden er hier bijna geen auto's op aardgas. Waarom niet? Laat de provincie Overijssel hierin het voortouw nemen. We hebben de kennis zelfs binnen onze provinciegrenzen. Tot slot wil ik gedeputeerde Klaasen nog vragen waar hij opeens 46 mln vandaan haalt. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. Mevrouw De Bruijn (GroenLinks): Voorzitter, geachte Statenleden. Heerlijk, om weer even zo'n moment in het jaar te hebben waarop we lekker kunnen beschouwen. Mijn voorgangers hebben dat ook allemaal gedaan. Ik heb daarin een rode draad ontdekt die ook in mijn betoog is terug te vinden. Het is mooi, dat dezelfde onderwerpen ons bezighouden. Ik zal aangeven hoe de Statenfractie van GroenLinks op dit moment de wereld om ons heen beschouwt en de opgaven ziet. Wij kiezen echt voor één thema uit de Perspectiefnota en dat is "de andere overheid". Wij koppelen daaraan niet alleen de keuze voor de andere overheid maar ook de keuze voor nieuw burgerschap. Overijssel maakt zich op voor de uitverkiezing van de grootste Overijsselaar. Ook ik heb mijn stem uitgebracht en wel op Thorbecke. Hij is vrijwel in zijn eentje verantwoordelijk geweest voor het ontwerp van ons democratisch bestel. Een buitengewoon groots staatsman! Maar mijn stem op Thorbecke betekent niet dat ik overtuigd ben van toekomstwaarde van zijn model. In de pakweg 150 jaar democratie die we nu kennen is er heel veel veranderd. Nederland is van een standensamenleving met regenteske bestuurders veranderd in een samenleving die steeds platter geworden is. Het proces van horizontalisering voltrekt zich in een rap tempo. Afkomst, inkomen, opleidingsniveau zijn steeds minder belangrijk. Het gaat niet zozeer om het hebben van kennis als wel om het vinden van kennis. En dat gaat ons allemaal steeds gemakkelijker af. Horizontalisering – en dat staat eigenlijk ook in de Perspectiefnota – brengt een netwerksamenleving met zich mee. In een netwerksamenleving zijn mensen steeds meer zelf verantwoordelijk voor hun eigen handelen en de wisselende coalities die ze sluiten om hun ideaal of belang af te dwingen. En juist op dat punt overheerst bij de burger een dubbele moraal. Enerzijds zelf meer voor het zeggen willen hebben en overheidsbemoeienis terugdringen, anderzijds een sterke roep om leiderschap, hiërarchie en structuur. Het is alsof de burger voelt, dat met de zeggenschap ook de verantwoordelijkheid meer bij hem komt te liggen en dat laatste wil hij liever niet. Althans, zo lijkt het soms. Ten aanzien van de horizontalisering wil ik twee beschouwende opmerkingen maken. In de eerste plaats verheerlijken wij dat platter worden van de samenleving niet. Feit is namelijk, dat met het platter worden van de samenleving de gemeenschapszin is afgenomen. Hadden we vroeger per zuil maatschappelijke instituties die het maatschappelijke leven organiseerden maar daarbij als sluitstuk fungeerden op vele verenigingen en vrijwilligersverbanden, inmiddels zijn die versnipperde instituten opgegaan in grotere instituten die ongetwijfeld veel efficiënter zijn dan al die kleine instituten maar zich kenmerken door één groot verschil, namelijk dat zij niet meer worden omgeven door die veelheid aan vrijwillige, informele verbanden die vroeger in de zuilen
32
Provinciale Staten 25 mei 2005
rondom de kleine organisaties zaten. Het resultaat is vervreemding tussen burgers en maatschappelijke instituten en ongeschreven regels en normen die vroeger binnen het vrijwillige kader werden aangeleverd, moeten nu door wet- en regelgeving worden bijgebracht. Daarin zien wij een verval van gemeenschapszin en dus de gemeenschap. In de tweede plaats accepteert GroenLinks de horizontalisering wel als een voldongen feit. Het is nu eenmaal zo; we hebben ons zo ontwikkeld. Verzet heeft geen zin. Als je het platter worden van de samenleving werkelijk serieus neemt, zul je ook met andere ogen naar ons staatsbestel moeten kijken. Met andere woorden: ik ben er stellig van overtuigd, dat het systeem van Thorbecke zijn langste tijd heeft gehad. De heer Welten (CDA): Mevrouw De Bruin, u geeft aan, dat er sprake is van horizontalisering. Dat herken ik en ik onderschrijf die analyse ook. U geeft ook aan, dat u zich daarbij neerlegt maar tegelijkertijd spreekt u ook over de roep om moreel leiderschap en de behoefte aan hiërarchie binnen de samenleving. Hoe beoordeelt u dat? Hebt u daar ook een acceptatie bij of hebt u daar ook een normatieve uitspraak over? Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Mijn normatieve uitspraak is, dat ik het zie gebeuren dat de roep om leiderschap op korte termijn wordt ingevuld. Ik vermoed echter, dat dit op langere termijn geen antwoord geeft op die ontwikkeling naar een netwerksamenleving omdat een netwerksamenleving veronderstelt, dat burgers naast het feit dat zij klant zijn en zeggenschap hebben ook daadwerkelijk verantwoordelijkheid nemen voor het beheer van de samenleving. Wil je die kanteling bij burgers bewerkstelligen, dan moet je heel erg oppassen om niet in de valkuil van leiderschap te duiken. Leiderschap is naar mijn mening iets wat past in een postindustrieel tijdperk dat inmiddels op geheel andere manieren wordt ingevuld en dat ook in de huidige samenleving op een geheel andere wijze zou moeten worden ingevuld. Ik zal dadelijk proberen oplossingen aan te dragen, waar wij zelf als Staten wellicht ook iets aan kunnen doen. Uit dit uitgebreide betoog over horizontalisering in relatie tot ons staatsbestel mag worden afgeleid – ik heb dat al gezegd – dat het centrale thema van deze Perspectiefnota voor ons de andere overheid en nieuw burgerschap is. Die andere overheid krijgt in de Perspectiefnota vorm onder andere in het centraal stellen van een goede dienstverlening aan die burger. Maar het centraal stellen van dienstverlening betekent, dat de je burger vooral aanspreekt als klant. Als je iemand als klant aanspreekt, zal hij klantengedrag vertonen. In die zin voelen wij veel voor suggesties die nu ook landelijk zichtbaar worden. Koppel de kost aan de baat en dat kan op een heel praktische manier worden gedaan. Waarom laten wij mensen op het moment dat zij hun belastingformulieren invullen niet ook kiezen waarop ze hun loonbelasting willen inzetten? Waarom laten wij de mensen die de opcenten motorrijtuigenbelasting betalen niet ook kiezen waar ze dat geld op willen inzetten? Op dat moment koppel je de kost aan de baat en koppel je zeggenschap aan verantwoordelijkheid. De heer Welten (CDA): Mevrouw De Bruin, ik kan deze wat mechanische benadering heel goed volgen, maar wat is daarvan de morele achtergrond in de zin van solidariteit en rechtvaardigheid? Veronderstellen deze ook niet een soort moreel leiderschap als daarop een appel wordt gedaan? Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Ik heb zojuist aangegeven, dat de horizontalisering op zichzelf gepaard is gegaan met het verdwijnen van gemeenschapszin, omdat de hiërarchische samenleving en vooral de zuilen als bijwerking hadden, dat normbesef via het informele circuit werd aangeleerd en dat met het verdwijnen van die hiërarchie – dat is een informele hiërarchie –
Provinciale Staten 25 mei 2005
33
de gemeenschapszin ook achteruit is gehold. Ik leg alleen een relatie tussen die ontwikkeling en de tendens bij de overheid om de burger steeds meer vanuit een dienstverlenende optiek te benaderen en hem steeds meer als klant te benaderen. Ik ga er namelijk van uit, dat een mens zich als klant gedraagt als je hem op die wijze benadert en primair redeneert vanuit zijn eigen belang en zijn eigen gewin. En geef hem eens ongelijk! Burgerschap is dan ook iets anders dan klant zijn en in die zin vervullen mensen vele rollen tegelijkertijd. Waar het om gaat, is dat wij mensen op hun juiste rol aanspreken. De overheid moet mensen aanspreken op hun rol als burger. De heer Welten (CDA): Dat betoog spreekt mij aan maar in feite onderschrijft u daarmee dus ook, dat er aan waarden als solidariteit en rechtvaardigheid ook moreel leiderschap mag worden ontleend door overheidsvertegenwoordigers. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Ja. Voorzitter. Wat GroenLinks betreft, kunnen we stoppen met initiatieven die als doel hebben de provinciale overheid een grotere bekendheid te geven bij de burger. Marketing van de provincie als doel op zichzelf vinden we juist vanuit onze analyse verspilde moeite. Ik stel het bot: het eerste besluit tot verkleining van de Staten is genomen en ik voorspel, dat binnen 20 jaar het volgende besluit volgt. En terecht. De provincie is ook wat betreft de uitvoering van het provinciaal beleid in hoofdzaak een tweedelijns bestuurslaag. Onze actie – kijk ook naar de Jaarrekening – zit hem vooral op dossiers en projecten die door andere overheden, bedrijven en maatschappelijke instituties worden uitgevoerd. Daar waar wij zelf verantwoordelijk zijn voor uitvoering verloopt dat moeizaam. In dat kader zijn wij overigens wel een voorstander van formatie-uitbreiding en een kwaliteitsslag in de formatie van het ambtelijk apparaat om de uitvoering te versnellen. Daar waar wij zelf verantwoordelijk zijn voor de uitvoering moet je ook de mensen beschikbaar hebben om dat waar te kunnen maken. De heer Welten (CDA): Voorzitter. De voorzitter: Even voor alle duidelijkheid: het is prima om te interrumperen maar frequent interrumperen zou het risico in zich kunnen bergen dat niet meer precies is bij te houden wat interruptie is en wat niet. Ik weet één ding heel zeker en dat is dat mevrouw De Bruin nog één minuut officiële spreektijd over heeft. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik ben geboeid door het betoog van mevrouw De Bruin en ik probeer daar nog meer helderheid over te krijgen.Ik hoop overigens, dat interrupties niet ten koste gaan van de tijd van mevrouw De Bruin. De voorzitter: En het antwoord ook niet! De heer Welten (CDA): Dan stel ik toch maar mijn vraag. Ik ben geïntrigeerd door uw opmerking dat de waarde van de Staten op termijn zal verdwijnen. Ik hoor u ook zeggen, dat dit met name heeft te maken met de beperkte volksvertegenwoordigende rol. U sprak over de tweede lijn. Daarmee hecht u in wezen wel onvoldoende waarde aan de checks and balances, de balans tussen macht en controle op de macht. Zal die controle op de macht op een andere wijze voldoende kunnen worden ingevuld? Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Wij zijn hier als Provinciale Staten bijeen en ik ben van mening, dat we vooral ook naar onze eigen functie moeten kijken. Ik relativeer onze functie in dit betoog. Ik
34
Provinciale Staten 25 mei 2005
heb daar nog een argument bij. Ik maak mij druk om de gemeenschap en het functioneren daarvan. Die gemeenschap doet zich voelen op lokaal niveau, in buurten, in straten en in verenigingen. Ik verwijs in dat kader heel graag naar het laatste rapport van Winsemius Vertrouwen in de buurt. Ook daarin zie je een koppeling van kost en baat, van directe opbrengst gekoppeld aan eigen verantwoordelijkheid van burgers. Om die reden bepleiten wij ook een verbreding van het perspectieventhema, van de andere overheid naar de andere overheid en nieuw burgerschap. Het gaat niet alleen om aanpassing van onze eigen rol; het gaat ook om het versterken van burgerschap en gemeenschapszin in de provincie. Die gemeenschap staat onder druk en dat heeft te maken met oorzaken die ik zojuist al heb aangegeven. De grootste nationale opgave waarvoor wij staan, heb ik dan nog niet eens genoemd en dat is de integratie-opgave. Die gemeenschap staat namelijk ook onder druk, omdat in toenemende mate verschillende bevolkingsgroepen met de rug naar elkaar toe staan. Er is ook sprake van vervreemding van bevolkingsgroepen ten opzichte van elkaar. De Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkelingen heeft een goed advies Eenheid, verscheidenheid en binding geschreven en dat advies is voor een deel terug te vinden in de Perspectiefnota. Het initiatief om het Islamitisch maatschappelijk activeringswerk te starten kan worden opgevat als invulling van verscheidenheid en eenheid. Maar de RMO wijst er niet voor niets op, dat een goede integratie alleen maar slaagt op het moment dat dit gepaard gaat met een sociaal-economische positieverbetering van allochtonen. Werk maken van arbeidsdeelname en positie van allochtonen op de arbeidsmarkt. Dat is een punt waarop wij dan ook in de commissie zullen terugkomen naar aanleiding van de Perspectiefnota. Het gaat om eenheid, regels, normen, om verscheidenheid, emancipatie van groepen, activering maar ook om binding en heeft ook te maken met een goede positie in deze samenleving die wordt gewaarborgd. Voorzitter. In dat kader is het interessant, dat in de Perspectiefnota wel wordt geschreven over de Wmo, de Wet maatschappelijke ondersteuning. Dat zien wij ook op ons afkomen als een enorme ontwikkeling. Ik lees echter niets terug over de Wet inburgering. Deze nieuwe wet wordt volgend jaar 1 juni wel van kracht. Deze Wet inburgering heeft voor minimaal 100.000 Overijsselaren in eerste instantie een effect, want voor die groep zal moeten worden vastgesteld of zij al dan niet inburgeringsplichtig zijn. Dat is voor de gemeenten al een opgave maar voor het Rijk is dat een enorme opgave met een enorme geldstroom. In dat kader pleiten wij ervoor, dat de provincie zich focust op vier onderwerpen. In de eerste plaats dient zij gemeenten te ondersteunen met projecten in het kader van de Wet inburgering. Daarbij gaat het ons met name om de PAVEM-groep, de groep van de commissie van prinses Máxima, vrouwen zonder werk, zonder inkomen, oudkomers – gemiddeld boven 35 jaar – met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en vaak de Nederlandse taal niet machtig. Almelo heeft heel goede ervaringen met het bereiken van die groep. In de tweede plaats dient de provincie de arbeidsdeelname te verhogen en de arbeidsmarkt open te stellen voor allochtonen. In de derde plaats dient zij de gemeenschapszin te stimuleren door middel van bijvoorbeeld een initiatief tot Islamitisch maatschappelijk activeringswerk en in de vierde plaats moet zij iets doen in de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Dit probleem speelt op dit moment bij de gemeenten. Met name dat punt kunnen gemeenten vanuit de Wet inburgering niet oppakken, instituties kunnen er eigenlijk ook niets mee terwijl onze gemeenschap er volop mee wordt geconfronteerd. Daar zouden we toch iets aan kunnen doen. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Het bevorderen van arbeidsparticipatie en het bestrijden van armoede zijn inderdaad goede zaken maar dan wil ik graag weten hoe mevrouw De Bruin het resultaat van de inspanningen van de provincie beoordeelt om deze mensen in dienst te nemen.
Provinciale Staten 25 mei 2005
35
Als dat niet lukt, kunnen wij wel een gelegenheidspolitiek gaan voeren maar zijn wij blijkbaar niet in staat om dat tot uitvoering te brengen. Daarom vinden wij dat terughoudendheid meer op zijn plaats is dan pleiten voor oplossingen op een bepaalde termijn die de overheid niet kan nakomen. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Mijnheer Yildirim, ik beschouw terughoudendheid op dit onderwerp als een nederlaag omdat ik ervan overtuigd ben, dat het beleid dat minister Verdonk nu uitzet – wat je er ook van vindt – alleen maar een kans van slagen heeft als de overheid keihard werk maakt van de andere kant van de medaille, namelijk het garanderen van een gelijke uitgangspositie op de arbeidsmarkt. Als zij die kant van de medaille ook voor haar rekening neemt, kan zij ook eisen stellen aan mensen als het gaat om integreren, inburgeren en je houden aan normen en waarden die in deze samenleving gelden. Dat zijn twee kanten van één medaille. De heer Yildirim (SP): Voor alle duidelijkheid: dan hebben wij te maken met een andere overheid dan de huidige! Dat betekent, dat GroenLinks en wellicht een aantal andere partijen het college van GS moeten vormen. Misschien wordt dit dan waargemaakt! Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Neen, dat geloof ik niet! Dat kan ook met deze coalitie! Ik zie namelijk, dat dit college heel veel geld uitgeeft aan economische structuurversterking. Dat heeft met bedrijventerreinen te maken. Daar zijn wij misschien wat minder een voorstander van maar het heeft ook te maken met het stimuleren van arbeidsplaatsen en werkgelegenheid. Daar gaat heel veel geld in om. Daarbij mag het college geen terughoudendheid betrachten en dient het ervoor te zorgen, dat de positie verbetert. Daarover moeten we in de commissie met elkaar in gesprek. Ik weet, dat er meerdere partijen in deze Staten zijn – ook coalitiepartijen – die dit ook een zeer belangrijk punt vinden. We zitten echter allemaal wel eens met de handen in het haar over de wijze waarop dit moet worden aangepakt. Voorzitter. Wij zeggen op voorhand geen "neen" tegen een structurele personeelsversterking. Het gaat erom, dat vooral in de beleidsuitvoering wordt geïnvesteerd. Ook wat dat betreft, verwijs ik naar het rapport Bewijzen van goede dienstverlening van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid onder leiding van de heer Winsemius, dat afrekent met het idee dat een strikte scheiding moet worden aangebracht tussen beleid en uitvoering. Dat werkt alleen maar vertragend. Er moet geïnvesteerd worden op beleidsuitvoering. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Nog een week en dan wordt onze mening gevraagd over de Europese grondwet. Als provincie doen we veel goede zaken met Brussel; nogal wat projecten in Overijssel worden betaald met Europees geld. Is dat voldoende reden om voor te stemmen? Alleen maar eigenbelang kan natuurlijk nooit een reden zijn om voor te stemmen en dus moet er meer zijn. Misschien kom ik daar vanavond nog wel op terug. Voorzitter. In de Perspectiefnota wordt nogal wat overhoop gehaald. Naast de behoorlijke extra’s uit het Onderhandelingsakkoord, wordt er nu door het college een belangrijk tandje bijgeschakeld. Wij zijn daar niet op tegen, maar zelfs voor. Simpel gezegd: het geld is opgebracht door de Overijsselse belastingbetaler, de autobezitter en niet te vergeten door onze aandeelhouderschappen. Dat geld moet weer in Overijssel geïnvesteerd worden. Dat betekent, dat de PvdA goed kan leven met de uitgangspunten van de Perspectiefnota. Wij oordelen positief over de inhoud maar ook over de kwaliteit ervan. De nota is niet alleen dunner geworden maar zij kiest ook voor majeure thema's die aansluiten op het Onderhandelingsakkoord.
36
Provinciale Staten 25 mei 2005
Wat wel opvalt, is dat een aantal projecten PM worden geraamd en slechts voor deze periode worden gefinancierd. Het college belooft om daarop bij de begroting terug te komen. Kennelijk leeft bij het college de gedachte, dat in staatsrechtelijke zin regeren na de bestuursperiode een doodzonde is. Wat ons betreft, is dat niet het geval. Het is vanavond bij de behandeling van de Jaarrekening ook al opgemerkt, dat een aantal projecten een zeer lange voorbereidingstijd en daarmee een zeer lange doorlooptijd kent. Die houdt niet op aan het einde van een Statenperiode. De heer Welten (CDA): Uw opmerking over het budgettair perspectief kan ik heel wel volgen. Sterker nog, ik ben het met die opmerking eens. Maar doet u daar ook wat mee? Is dat een aankondiging van een initiatief? Komt u er erop terug in juni? De heer Ter Schegget (PvdA): Wij hebben ons voorgenomen om vanavond geen amendementen en moties in te dienen. Dat hebben wij ook niet met elkaar afgesproken. Wij komen er inderdaad in juni op terug. Voorzitter. In de Perspectiefnota constateert het college dat het niet goed gaat met het milieu op grond van internationaal onderzoek. Soorten verdwijnen, ecosystemen kunnen onvoldoende herstellen, de kwaliteit van water en lucht gaan verder achteruit. De oorzaak hiervan is, aldus het college, menselijk gedrag. Als Overijssel – zo constateert de Perspectiefnota – kunnen wij daaraan verhoudingsgewijze weinig doen. Is dat nu zo? De PvdA vindt van niet. Enerzijds staat weliswaar de landbouw onder druk maar anderzijds belast de landbouw het milieu, met name de intensieve tak. Daar kunnen we door middel van Reconstructie iets aan doen. Voorzitter. Het punt van Reconstructie was om het aantal dieren in Overijssel te laten dalen. Wij slagen daar onvoldoende in. Sterker nog: doordat de grenzen opengaan, is het theoretisch mogelijk dat er nog meer varkens inkomen. In het debat van september over de Reconstructieplannen heeft de PvdA-fractie al nadrukkelijk op dat gevaar gewezen. Het blijft naar onze mening op die manier dweilen met de kraan open. Als het aan ons ligt moet het aantal dieren verminderen en niet groeien. Minister Brinkhorst is vanavond al geprezen voor het beëindigen van subsidies op windparken. De PvdA-fractie is daar minder enthousiast over. Een partij die het milieu hoog in het vaandel heeft en die een minister voortbrengt, zou dat niet moeten doen. Trouwens, niet alleen schaft hij de subsidie op windenergie af maar ook op grotere biomassaprojecten. Wij constateren, dat het college op de goede weg is en steunen dat van harte. Wij willen juist pleiten voor bijvoorbeeld een versnelling in procedures bij dit soort projecten. De heer Vruggink (GroenLinks): Ik proefde een beetje uit uw woorden, dat u ook erkent dat de provincie niet al te veel kan doen op het vlak van de milieuproblematiek. Bij landbouw kan dat nadrukkelijk het geval wel zijn maar ik heb ook een aantal andere milieuproblemen voor ogen waar de provincie mijns inziens wel wat aan kan doen. Onderschrijft u dat? U noemde zojuist de windenergie, waar de provincie een taak heeft maar ik denk bijvoorbeeld ook aan biogas en de fijnstofproblematiek dat het grote hangijzer is geweest de afgelopen maanden omdat is gebleken, dat daardoor 18.000 doden per jaar vallen. Dat zijn er heel wat meer dan bijvoorbeeld het aantal doden bij de Twin Towers in Amerika. Ik weet, dat het heel cru klinkt. Bij het PVVP heb ik al aangegeven, dat verkeer een grote veroorzaker van die fijnstofproblematiek is. Juist daarin heeft
Provinciale Staten 25 mei 2005
37
de provincie mijns inziens een grote rol en zie je, dat juist de provincie de aanleg van meer wegen en meer verkeer stimuleert. De heer Ter Schegget (PvdA): Ik ben het in belangrijke mate wel met u eens. De motie die vanavond al eerder aan de orde is geweest in het debat tussen de VVD en het CDA over de N18 en de N35 had ook niet de steun van de PvdA, omdat onze fractie de eenvoudige oplossing van kiezen voor asfalt niet de oplossing vindt voor de mobiliteitsproblematiek in Nederland en die wij in Overijssel kennen. Voorzitter. Met enige voldoening constateert het college dat we in 2018 volledig op streek zijn met de realisatie van de EHS. Onze fractie is minder optimistisch. Het lijkt wel op een slak die bang is uit de bocht te vliegen. De ombuiging van aankoop naar agrarisch en particulier beheer zou wel eens roet in het eten kunnen gooien. Uit de pilotprojecten Barsbekerbinnenpolder en Zunasche heide blijkt dat de animo voor particulier beheer zeer gering is. Wat nu? De PvdA is een voorstander van een snellere realisering. Snelle realisering levert werk op, is dus goed voor de portemonnee en is dubbel goed voor de portemonnee omdat de grondprijzen op dit moment laag zijn. De heer Welten (CDA): Ik hoor u zeggen, dat een aantal experimenten voor particulier beheer in feite is mislukt. Heeft u daar ook een analyse bij, anders wekt hij misschien te snel de indruk dat er geen wil is. Wellicht heeft het ook te maken met regelgeving en met ingewikkelde bureaucratie, waardoor men uiteindelijk afschrikt. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Wij hebben lang geleden met elkaar afgesproken om de EHS te begrenzen. Dat is niet van deze periode, maar ook al van vorige periodes. Wij hebben afgesproken om dat uiterlijk in 2018 te doen. Ik pleit ervoor om tot versnelling over te gaan, ook vanwege de lage grondprijzen en omdat het werk oplevert. Dat biedt op dit moment kansen die wij moeten aangrijpen. Voorzitter. De vorige week hebben de Staten zich laten inspireren tot het project De andere overheid. Het gevaar dat dit thema loopt, is dat het een grabbelton dreigt te worden waar elk onderwerp in wordt gestopt waar sprake dreigt te zijn van een integrale afweging. Dat schiet niet op. Het zal de kunst zijn om het handen en voeten te geven. Burgers maken zich boos over de dienstverlening van hun overheid. Het ingewikkelde is, dat dit niet alleen geldt voor de rechtstreekse dienstverlening maar ook voor het optreden van die overheid in het publieke domein. Een publiek domein, dat breed wordt gedefinieerd door diezelfde burgers. Smoesjes als "daar gaan we niet over" worden niet geaccepteerd. Regels worden ervaren als belemmeringen of als bureaucratische bemoeizucht. Het zijn dezelfde regels die bedacht zijn om te ordenen en burgers te beschermen. Eind vorig jaar – mevrouw De Bruin sprak er ook al over – is een rapport van de WRR verschenen. Voor de liefhebber is het een totaal van 263 bladzijden met de titel Bewijzen van een goede dienstverlening. Wat kunnen wij leren uit dit rapport? Mijn waarneming is, dat politiek, burger en maatschappelijke dienstverlening elkaar gevangen houden. De burger claimt recht op zorg, maar de overheid maakt zich vooral zorgen over kosten en kostenbeheersing. Zorg en goede dienstverlening moeten vooral tot stand komen door de wensen van de klant en de mogelijkheden aan de andere kant. Deze mogelijkheden moeten in hoge mate door professionaliteit van het veld worden bepaald. Wij richten ons als overheid te veel op risicobeperking en op eenzijdig afrekenen. Dezelfde opgelegde beperkingen hebben grote gevolgen. De Inspectie Volksgezondheid meet gemiddelden in verzorgingstehuizen met uitsluitend aandacht voor negatieve afwijkingen. Over
38
Provinciale Staten 25 mei 2005
die afwijkingen wordt gerapporteerd, maar tevens wordt geconstateerd dat het merendeel van de verzorgingstehuizen – 80% -- als voldoende kan worden beoordeeld. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Deze analyse heeft mevrouw De Bruin eveneens gemaakt, maar ook hier rijst de vraag of de heer Ter Schegget hieraan een moreel oordeel verbindt. In feite zegt hij namelijk, dat de marges voor de overheid smaller zijn en dat de overheid terugtreedt ten gunste van netwerksituaties en ten gunste van horizontalisering. Is dat een ontwikkeling die de heer Ter Schegget normatief onderschrijft? De heer Ter Schegget (PvdA): Of ik dat op die manier normatief onderschrijf, weet ik niet. Ik probeer een analyse te maken van het voorbeeld dat burger, politiek en maatschappelijke dienstverlening elkaar gevangen houden, waarin de burger van alles wil van die overheid en de overheid doet alsof zij niet meer over dat publiek domein gaat. Een ander voorbeeld is de ambulancezorg. De burgers in Overijssel maken zich terecht zorgen over de aanrijtijden van ambulances. De provincie maakt zich er ook zorgen over, Gedeputeerde Ranter zet zich geweldig daarvoor in, maar voor een deel bepaalt ook zelfs Den Haag niet hoe dat wordt opgelost maar bepaalt en betaalt de zorgverzekeraar. De heer Welten (CDA): Begrijp ik u goed dat u weliswaar een probleem constateert maar op dit moment niet weet hoe de overheid zou moeten acteren en wat de oplossing zou moeten zijn? De heer Ter Schegget (PvdA): Daar kom ik nog op, maar misschien is dat ook niet voldoende. Voorzitter. Ik had het over de waarneming van de Inspectie Volksgezondheid. Daaruit kunnen we concluderen, dat de middelmaat regeert. Die middelmaat wordt namelijk gemeten. Innovaties, nieuwe initiatieven en risico's worden gemeten. Een andere heel negatieve impuls is de scheiding tussen beleid en uitvoering. Achter de tekentafels van de ontwerpers is het zicht verloren gegaan op de praktijk maar van de andere kant dringt de professional niet meer door tot de tekenkamers. Ook met het systeem van de scheiding tussen beleid en uitvoering hebben we de dictatuur van de middelmaat verder versterkt. Niet de inhoud staat voorop maar de procedure. Door middel van bijvoorbeeld visitatie en andere evaluatiesystemen kan kwaliteit ook wel geborgd worden. Het primaat van de politiek is omgeslagen in het reageren op incidenten.en niet in het voeren van het inhoudelijk, normatief debat over de vraag waar het publieke domein begint en eindigt. Wij stellen heel concreet voor om in Overijssel een pilot te starten met als kenmerk de andere overheid. Dat zou wat ons betreft bijvoorbeeld de Jeugdzorg kunnen zijn. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Ik hoor de hele tijd beschouwingen over de rol van de overheid maar volgens mij kan de PvdA-fractie de rol van de overheid heel concreet beschrijven: doe waar je voor staat en kom na wat je hebt belooft. Daarmee wordt zij helder richting de burger. Uit die invalshoek wil ik graag weten wat de PvdA-fractie van de Perspectiefnota vindt. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Aan het begin van mijn betoog heb ik ons oordeel over de Perspectiefnota al gegeven. Wij staan positief tegenover deze Perspectiefnota. De heer Yildirim (SP): Dat is dus net zo onduidelijk! De heer Ter Schegget (PvdA): Misschien moeten wij dit debat even op een ander moment voortzetten!
Provinciale Staten 25 mei 2005
39
Voorzitter. De PvdA vindt het jammer, dat in de Perspectiefnota weinig aandacht wordt besteed aan de steden. Wij willen graag een opmerking maken over Steenwijk en Hardenberg. Wij zijn zeer tevreden met het feit, dat het college in de Perspectiefnota de regionale status erkent en er geld voor over heeft om die regionale status waar te maken. Het is goed, dat de provincie die financiële impuls daarvoor wil verhogen. Wat ons betreft, zou het ook wel wat meer kunnen. Voorzitter. Met de LPF zijn wij zeer tevreden over het initiatief tot het hergebruik van monumenten reanimatie industrieel erfgoed en agrarisch erfgoed. Wat ons betreft, is de vraag aan de orde of het niet ietsje meer mag, ook in relatie tot de PM-posten die daar worden genoemd. In toenemende mate bekruipt onze fractie het gevoel, dat onze waardering van de nota Ruimte een andere is dan die van GS. Het voorkomen van verrommeling en verstening van de ruimte zijn voor ons centrale doelstellingen, waarbij we via de nota Ruimte moeten constateren, dat we de centrale overheid hierbij als bondgenoot zijn kwijtgeraakt. We mogen het samen met de gemeenten uitzoeken. GS zijn van opvatting, dat sociaal-economische ontwikkeling en behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit kerndoelen zijn. De heer Welten (CDA): Zijn alleen GS dat van oordeel of ook PS? Volgens mij citeert u nu uit een stuk dat is gebaseerd op de opvattingen van PS. In feite, geeft u de mening van PS weer. De heer Ter Schegget (PvdA): Dank u wel, mijnheer Welten! PS zijn van opvatting, dat sociaaleconomische ontwikkeling en behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit kerndoelen moeten zijn. Met overtuiging is juist het RBT een voorbeeld, dat kerndoelen uitstekend dient. Merkwaardig is echter, dat gedeputeerde Rietkerk laat blijken dat hij de corridorgedachte omarmt. De ontwikkeling van bedrijventerreinen in Twente heeft een relatie met het RBT. Daarvoor wordt het RBT immers ontwikkeld? Bovendien hebben PS een ontmoedigingsbeleid afgedwongen voor vestiging elders voor bedrijven die voldoen aan het RBT-profiel. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Misschien heb ik een stukje uit het betoog van de heer Ter Schegget gemist. Hij kondigde de Jeugdzorg aan, maar na de interruptie van de SP heb ik daarover niets meer gehoord. Of was dat wat hij wilde zeggen over de Jeugdzorg? De heer Ter Schegget (PvdA): In mijn laatste zin over de andere overheid heb ik gezegd, dat het ons een suggestie waard lijkt om met de uitgangspunten die vanavond door meerdere sprekers zijn genoemd, te kijken of niet een pilot kan worden gestart, bijvoorbeeld in de Jeugdzorg. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik was van plan om te wachten tot het einde van het betoog van de heer Ter Schegget om te horen of de visie van de PvdA op De andere overheid nog zou komen. Nu hij echter de pilot Jeugdzorg noemt, ben ik er toch wel benieuwd naar wat de visie van de PvdA op dit moment is. Als wij een pilot starten, is het toch wel van belang om te weten welke rol wij voor de overheid daarvoor weggelegd zien. De heer Ter Schegget (PvdA): De overheid zou met name het normatieve debat moeten voeren en moeten aangeven wat wij als een acceptabele zorg ervaren. De overheid zou zich terughoudend moeten opstellen wat betreft het reageren op incidenten. De heer Welten (CDA): Maar is dat een andere overheid of is dat een overheid zoals wij die ook eigenlijk kennen en zouden moeten kennen?
40
Provinciale Staten 25 mei 2005
De heer Ter Schegget (PvdA): In de opvattingen van de PvdA is dat een overheid die nog altijd uit Provinciale Staten bestaat en waar Provinciale Staten nog altijd een rol hebben, ook als het om de Jeugdzorg gaat. Dat mag duidelijk zijn. De kanteling bestaat eruit, dat je meer bij de professionals neerlegt, dus bij het particulier initiatief, mijnheer Welten. Dat moet u aanspreken! De kanteling ligt ook bij de klanten; nu worden we beheerst door het beheersen. Voorzitter. Enthousiast is de PvdA-fractie over het feit, dat ook in Overijssel de productie van woningen weer is aangetrokken. Een aantal van 4.100 lijkt mooi maar steekt nauwelijks positief af. Wij blijven benieuwd naar de invloed van de in de Perspectiefnota opgenomen Stimuleringsreserve woningbouw. Het antwoord zou kunnen zijn, dat er een snellere uitbreiding van de voorraad moet plaatsvinden maar dat ligt erg voor de hand. Ik krijg graag een iets concreter antwoord. Ik kom daar in de commissie op terug. Wat ons betreft, zou het in 2006 echt duidelijk moeten zijn dat Overijssel erboven uitspringt. We zijn immers pilotprovincie en adel verplicht. Voorzitter. Mijn laatste onderwerp is de Kwaliteitsimpuls, hoofdstuk 4 van de Perspectiefnota. Dit doet me overigens ook denken aan een voetbalclub die de trainer na de nederlaag van het team ontslaat en vervolgens zegt voor een Kwaliteitsimpuls te gaan. Het kost mij wat moeite om die vergelijking vanavond vol te houden, maar de waarneming dat het provinciale apparaat een Kwaliteitsimpuls zou moeten krijgen, heb ik nog niet volledig gemaakt. De analyse in hoofdstuk 4, dat de provincie gericht was en is op beheer, is juist maar daar werd nu juist ook op ges tuurd. Het hoogste goed was beheersen en afrekenen en vooral risico's vermijden. Dan krijg je dit. De keuze voor majeure thema's, de keuze om het verschil te willen maken in Overijssel betekent in onze ogen, dat je daarbij ook de organisatie moet voorzien van die competenties om dat ook waar te maken en in te vullen. Maar met die constatering spreek ik toch ook mijn grote waardering uit voor de huidige organisatie. Ook met de huidige organisatie zal het van belang zijn om de maximale kwaliteit te waarborgen en dat kan wel degelijk door bijscholing. Voorzitter. Als het dan tot die impuls komt, vragen wij het college – en ook daar zullen we in de commissie op terugkomen – om maar van de gelegenheid gebruik te maken om bij de instroom van medewerkers te laten zien, dat Overijssel van deze tijd is. Concreet gezegd: zorg voor voldoende instroom vanuit allochtonen en vrouwen. Voer op dit punt een voorkeursbeleid. De Europese grondwet verankert de democratische spelregels in Europa, meer inzicht in besluitvormingsprocessen en uiteindelijk meer macht voor het parlement. Europa moet en de grondwet geeft uiting aan een gemeenschappelijke basis in Europa en dus stem ik voor. Overigens ben ik van mening, dat Brussel niet verwoest dient te worden maar dat na Olasfa de teerput van Vasse gesaneerd moet worden. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Om bij het laatste punt te blijven: de SP voert morgen actie en onze actie bevindt zich naast het standbeeld van Thorbecke, waarbij een spandoek zullen hangen met de tekst "Zo liberaal heb ik het ook niet bedoeld", getekend, Thorbecke. Voorzitter. Naast een aantal algemene punten zal ik ingaan op een paar concrete thema's die in de Perspectiefnota aan de orde komen. Gelezen de begrotingsverslagen en de plannen van dit college inzake het realiseren van majeure projecten, krijgen we de indruk dat de provincie Overijssel er goed voor staat. Zo heeft dit college al jaren vele projecten op stapel staan. Wat dat betreft onze complimenten, want aan creativiteit bij het bedenken van dergelijke projecten
Provinciale Staten 25 mei 2005
41
ontbreekt het het college niet. Het ontbreekt ook niet aan beschikbaar personeel, waarvan er zo'n duizend in dienst van de provincie zijn maar toch worden nog diversen externen aangetrokken en/of via gesubsidieerde organisaties ingezet voor vele doelen. Zo staat de provincie ervoor. We hebben de middelen, we hebben de personele kracht, we hebben de kennis en zo niet, dan huren we die gewoon in. Het college heeft de meerderheid in deze staten om al haar ambities waar te maken. Uit deze Perspectiefnota constateert de SP-fractie dat het college ondanks deze riante positie niet in staat blijkt te zijn om aangekondigde projecten op een positieve wijze tot een goed einde te brengen. Het college geeft zelf aan, dat het afgelopen moet zijn met het bedenken van projecten van achter het bureau en er meer accent moet worden gelegd op het realiseren van projecten met concrete resultaten. Ook al komt het bij ons niet echt overtuigend over, we vinden het toch een positief gebaar dat het college er zelf van overtuigd is dat het tijd wordt om wat te gaan doen. Voorzitter, hiermee heeft het college zelf de toon gezet en de positie van Provinciale Staten en gedeputeerden bepaald ten opzichte van de maatschappelijke organisaties en de samenleving. De centrale vraag blijft hoe geloofwaardig je bent als je telkens weer je goede voornemens en beste wensen aankondigt en deze vervolgens niet volledig nakomt dan wel de beoogde wensen niet volledig overeenkomen met de geboekte resultaten. Ik noem in deze trend een aantal voorbeelden. Het eerste betreft de communicatie. Om te beginnen met het Communicatieplan en de nota Burgerparticipatie was het de bedoeling de burger meer bij de besluitvorming te betrekken. Dure projecten, veel tamtam, maar op een aantal hoorzittingen na die waren gekoppeld aan een paar projecten was daar niets van te merken. In dit kader vindt het college het belangrijk dat de provincie zich profileert. Om die reden wordt er jaarlijks 150.000 beschikbaar gesteld voor een debatcentrum. Denkt het college nu echt, dat de bewoners massaal de provincie zullen doorreizen naar dit debatcentrum omdat de provincie zich zo graag wenst te profileren? Een tweede voorbeeld is de Statendag. Deze wordt jaarlijks door de provincie georganiseerd en dat vergt een aanzienlijke inzet. Het nut hiervan is telkens weer een zoektocht voor mijn fractie. Het zal dan ook geen verbazing wekken, dat mijn fractie ook dit jaar niet zal deelnemen aan de Statendag op 28 mei. Is het college het met ons eens, dat wij de Statendag, gezien het programma, beter kunnen omdopen in 'Gedeputeerdendag'? De SP-fractie is wederom verrast door de ambitie van dit college in de communicatie met de burger, waar het gaat om het instellen van een project islamitische maatschappelijke activering. We zouden graag meer over dit project willen weten. Wat is dat? Is het eetbaar? Waarom islamitisch en geen protestants of gereformeerd? Hoe staat het met de scheiding van kerk en staat? Of is dat ook een project bedacht achter het bureau dat jaren zal duren zonder een concreet resultaat? Op het gebied van huisvesting willen wij graag weten op welke wijze het college ervoor zal zorgen, dat jaarlijks de nagestreefde bouwproductie wordt gehaald. Op welke wijze wordt betaalbaar wonen mogelijk gemaakt? Het college wil langer zelfstandig wonen mogelijk maken,
42
Provinciale Staten 25 mei 2005
maar dat vraagt om zorg op maat. We zien de plannen van het college op dit gebied graag tegemoet. Als het gaat om duurzaamheid heeft het college goede voornemens. We zien graag de plannen op het gebied van bio-energie tegemoet. In dit kader wensen we een onderzoek om het rendement van windenergie en dat van de koolzaadproductie tegen elkaar te kunnen afwegen. Graag krijgen wij een reactie van het college op dit gebied. Voorzitter. Het is niet best gesteld met het openbaar vervoer in Overijssel. Het college spreekt trots over de kwaliteit en de succesvolle aanbesteding van het openbaar vervoer. Maar tot welke prijs? Is de kwaliteit gebaat bij kortere afstanden tussen de buszones? Is de kwaliteit gegarandeerd met een duurder vervoersbewijs? Wij vinden het belangrijk, dat een aantal knelpunten die ontstaan zijn op de A28, de weg van Zwolle naar Kampen, de Combitunnel in Nijverdal en onder andere de aanleg van de N35 wordt aangepakt, hetzij via asfaltering hetzij via verbreding van de wegen. Maar het openbaar vervoer is echter in verkeerde handen bij dit college. Een visie op het openbaar vervoer ontbreekt. Ons voorstel voor het instellen van een experiment voor gratis openbaar vervoer hetzij voor 1 werd niet gesteund. Behalve door de aanleg van extra asfalt wordt op geen enkele wijze gestreefd naar een betere toekomst van het openbaar vervoer. Bovendien zijn de beschikbare miljoenen voor de bereikbaarheid niet besteed. Wat de SP-fractie betreft, krijgt deze gedeputeerde een dikke onvoldoende. Op het gebied van veiligheid constateert mijn fractie positieve ontwikkelingen met name door het instellen van een risicokaart. Ook al ontbreekt in de kaart van Overijssel informatie over bijvoorbeeld het transport van uranium, de opslag van vuurwerk en dergelijke. Zo'n kaart heeft alleen nut wanneer de beschikbare informatie jaarlijks wordt geactualiseerd, wordt bijgehouden en wordt gekoppeld aan het doel waarvoor de kaart is bedoeld. Vandaag heeft het Milieu Alarm Team (MAT) van de SP een voorbeeldkaart overhandigd aan de Commissaris van de Koningin met suggesties hoe het beter kan. Met de aanbevelingen van het MAT wordt beoogd de veiligheid te optimaliseren door rampen en terroristische aanslagen zo veel mogelijk te voorkomen. Een rapport daarover is verkrijgbaar. Voorzitter. U heeft niet vaak de complimenten van de SP-fractie in deze Staten gehoord. Zij gaan in dit geval uit naar de gedeputeerde voor zijn inzet tijdens de aandeelhoudersvergadering van Essent. Ik was daarbij aanwezig als actievoerder. Hij heeft de gezamenlijke motie van de Staten prima verwoord. Minder blij zijn wij gestemd met het feit, dat de aandeelhouders zo gemakkelijk tevreden werden gesteld door het gebaar van de Essent-topman om een deel van zijn bonussen aan een goed doel te besteden. We hechten er belang aan om ervoor te zorgen dat zoiets niet meer gebeurt in de toekomst en dat de salariëring, de goede dienstverlening en klachtenbehandeling van de semi-publieke organisaties desnoods via de statuten worden aangepakt. In dit kader hecht mijn fractie er ook aan, dat de gedeputeerden op basis van een voorstel aan de Staten aangeven welke bijbanen zij hebben en wat zij daarvoor betaald krijgen. Voorzitter. Mijn fractie is buitengewoon somber over dit college wanneer het gaat om de bezuinigingen op maatschappelijke organisaties, de communicatie richting deze organisaties en de aanhoudende wachtlijsten bij de jeugdzorg. De SP-fractie is van mening, dat de bezuinigingen op maatschappelijke organisaties dienen te worden gestopt. Het is onzinnig en buitengewoon
Provinciale Staten 25 mei 2005
43
asociaal. Ook bezuinigingen op het personeel zijn overbodig als je vervolgens aangeeft, dat er bijna op alle beleidsterreinen behoefte bestaat om dit extern in te huren. Mijn fractie is tegen grootschalig extern inhuren van deskundigheid omdat de expertise op termijn zou verdwijnen. Daarmee hebben wij de deskundigheid niet bereikt die wij zouden moeten hebben binnen de organisatie. Wat is er nu echt mis binnen het personeel van de provincie? Graag krijgen wij nadere informatie op dat gebied. We hebben via de publiciteit moeten vernemen, dat het college aanzienlijk bezuinigt op het Patiënten Consumenten Platform Zwolle (PCPZ). Het PCPZ is een vereniging met ongeveer 80 leden. Deze leden zijn patiënten- en consumentenorganisaties uit de regio Zwolle. Het platform behartigt de belangen van deze aangesloten patiëntenorganisaties, maar ook de belangen van iedereen die individueel gebruik maakt van de gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening in de regio, dus alle zorgvragers. Het PCPZ is een organisatie waarin de doelgroep zelf actief invloed kan uitoefenen op het beleid van de organisatie. Kan het college toelichten hoe het mogelijk is dat het met al die mooie voornemens voor beterschap voor de samenleving toch bezuinigt op een organisatie die ten doel heeft de belangen van ouderen, gehandicapten, chronisch zieken en anderen te behartigen? En dat, terwijl de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ook al vele bezuinigingen in zich bergt? We maken ons zorgen over de wachtlijsten bij de jeugdzorg. Het is voor mijn fractie onaanvaardbaar, dat in zo'n rijk land de kinderen die mishandeld worden of die met vele andere vormen van problemen te kampen hebben, maanden of jaren moeten wachten op hulp. De argumentatie van het college dat wel actief wordt gewerkt maar dat er steeds meer bijkomen, vinden wij buitengewoon zwak. Er is blijkbaar veel mis in de samenleving op dat gebied en er dient dan ook hard gewerkt te worden. Dat vraagt alle inzet van alle betrokken overheden. Het wegwerken van de wachtlijsten mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van de zorg. Biedt deze jeugd een betere toekomst! Dat is wat ons betreft een van de hoogste prioriteiten. Voorzitter. De SP-fractie is van mening, dat de bezuinigingen op maatschappelijke organisaties dienen te worden gestopt. Ook bezuinigingen op het personeel zijn overbodig als je vervolgens aangeeft dat vrijwel op alle beleidsterreinen behoefte bestaat om extern krachten in te huren. Het college dient er meer werk van te maken om bij het uitvoeren van projecten de beoogde resultaten te bereiken. We hebben geen behoefte aan prestigieuze majeure projecten; de resultaten tellen voor ons. We bevinden ons in een provincie waar de benodigde middelen, het personeel, de visie en de missie aanwezig zijn. Als het dan nog niet lukt om de beoogde doelen te bereiken, moet het college zich afvragen of het zich in de goede tijd op de goede plaats bevindt. De heer Welten (CDA): Voorzitter, statenleden. Drie indrukken in de afgelopen weken: allereerst het bericht uit Almelo over de afschaffing van de publieksbijeenkomst in Almelo omdat er maar één belangstellende was. De tweede indruk, dat een tegenstem neigt tegen de Europese grondwet, hoewel de laatste peilingen weer iets meer reden tot optimisme geven. Ik betwijfel of die tegenstem is gericht tegen de grondwet zelf of tegen de waarden die daarin vertegenwoordigd zijn. Ik waag dat te betwijfelen; ik denk, dat het een signaal is naar de overheid in Nederland. De derde indruk is gevormd door het optreden vorige week van Paul Schnabel, ofte wel Schnappie, de Paarse krokodil. De centrale vraag die hij aan de orde stelde, is het slinkend
44
Provinciale Staten 25 mei 2005
vertrouwen van de burger in de overheid. Het is door een aantal Statenleden al genoemd. Wel een analyse maar geen oplossingen voor de toekomst. De bijdrage van de CDA-fractie aan deze algemene beschouwingen bestaat uit twee thema's, de veranderende samenleving en de andere overheid die daarbij past. De eerste is feitelijk en normatief de participatiemaatschappij. Wij signaleren een aantal lange-termijntrends. De eerste is de individualisering. We zien meer keuzevrijheid voor burgers en minder afhankelijkheid. De tweede is de informalisering, dat wil zeggen lossere maatschappelijke verbanden en minder gezag van autoriteiten. De derde is de informatiseringstrend, verandering van communicatie, opkomst van ICT, massamedia en dergelijke. Een volgende is die van internationalisering, waaronder migratievraagstukken vallen, mondiale economie en cultuurinvloeden en Europese integratie. Tot slot zien wij ook een intensivering, een hoge beleving, hoge emoties, veel gevoel en behoefte in de samenleving aan variatie en verandering. Naast die trends kunnen wij, gebaseerd op bijvoorbeeld het rapport van het CPB en het onderzoek "21 minuten" van McKinsey, ook zien dat de burgers bepaalde toekomstverwachtingen hebben. Dat zegt ook iets over de trends en de ontwikkeling van de samenleving. 80% van de Nederlandse burgers is tevreden met de eigen situatie. Dat is positief en met de heer Kok ben ik van mening, dat wij ons moeten afvragen of we onszelf niet in de put praten. Aan de andere kant heeft echter nog slechts 35% van de mensen vertrouwen in de politiek en is somber gestemd over de toekomst. Men heeft zorgen over veiligheid, normen en waarden in de samenleving, sociale zekerheid en zorgen over het integratievraagstuk. Een meerderheid van de bevolking geeft wat betreft de welvaartskant aan, dat men een groei in inkomensverschillen mogelijk acht mits werkgelegenheid een belangrijk aandachtspunt is en blijft. Men kiest duidelijk voor een solidaire samenleving en niet voor een prestatiemaatschappij. Tegelijkertijd wenst tweederde van de Nederlanders een geringere rol van de overheid en van de politiek in de toekomst. En dat is het dilemma, het spanningsveld. Het is een prisoner's dilemma: enerzijds zien we vraagstukken die ook "zwaar" beleefd worden maar anderzijds worden de marges voor de politiek smaller. Een risicoperspectief dus, kans op groeiende onvrede. Dat is de achtergrond van onze bijdrage. Het vraagt om een actieve politieke stellingname en een aantal fracties heeft dat ook gedaan. Dat is ook goed, want wij zullen ook richting moeten geven. De woorden van Paul Schnabel "richten, ruimte geven, rekenschap afleggen en resultaten boeken" zijn ons uit het hart gegrepen. De samenleving vraagt visie, duidelijkheid en ook eerlijkheid. Maak keuzes, durf die te maken, maak keuzes die gebaseerd zijn op onderliggende waarden en maak die ook duidelijk! Onze bijdrage heeft het motto "werken aan de relatie samenleving en overheid". Bij een veranderende samenleving hoort ook een veranderende overheid en niets andersom. Ik zal die visie aan de hand van een aantal provinciale vraagstukken uiteenzetten en de relatie leggen met de Perspectiefnota, maar dan wel vanuit dit thema. Voorop staat de participatiemaatschappij. Vanuit de trends zien we, dat het traditionele cement wegslibt. Maatschappelijke organisaties die van oudsher voor dat cement zorgden, hebben minder bindingskracht. Het vrijwilligerswerk staat onder druk. Het CDA kiest voor een herwaardering van die rol van de samenleving. Wij geloven in de civil society of – in het Nederlands – in de participatiemaatschappij. Wij zijn dan ook van mening, dat ervoor gezorgd moet worden dat het cement en dus die binding waar mogelijk hersteld moet worden. Dat kan niet op de ouderwetse manier van de verzuiling. Die waarden zullen moeilijk terugkeren. Burgers
Provinciale Staten 25 mei 2005
45
zullen dan ook niet gebonden moeten worden – dus ook niet door de overheid – maar geboeid, verleid. Zij moeten worden verleid om zich om meer druk te maken dan om de eigen, persoonlijke situatie. Zij moeten zich ook druk maken om de naaste omgeving, om de naaste in de omgeving. Wij zijn van mening, dat wij dit appel vanuit morele waarden kunnen doen. Daarbij gaat het om waarden als solidariteit, rechtvaardigheid, rentmeesterschap voor onze omgeving maar ook vanuit de gedachte van gespreide verantwoordelijkheid. Dus geen hiërarchische situaties. Ik ben het eens met de analyse van mevrouw De Bruin dat de burger soms ook een dubbele moraal tentoon spreidt. De burger is calculerend. We zien echter ook, dat vrijwilligers best te porren zijn als het maar duidelijk projectgericht is met een resultaat voor ogen. Zij willen niet meepraten over ellenlange beleidsnota's en ingewikkelde stukken maar over vraagstukken die direct met hun omgeving samenhangen. Dat is inderdaad ook de analyse die in het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en met name in het rapport Vertrouwen in de buurt wordt gemaakt. Wij geloven dus ook in verbanden buiten de overheid, want buiten de overheid betekent dit ook meteen een vermindering van de druk op de politiek. We zouden moeten inzetten op vraagsturing en niet op marktwerking; geen prestatiemaatschappij maar wel zelfregulering via maatschappelijke ondernemingen. Dit zijn ondernemingen tussen de markt en de overheid. Het gaat dus om het herstel van de band tussen beslissen, betalen en genieten en – niet te vergeten – verantwoording afleggen. Hoe vertalen wij deze participatiemaatschappij naar de provinciale omgeving? Als ik kijk naar het landelijke gebied en Ruimte voor actie, zie ik dat wij de koers hebben gezet op een grotere maatschappelijke betrokkenheid van burgers bij maatschappelijke thema's. Bij een selectiever wordende provinciale overheid – wij hebben niet voor niets de Takendiscussie gevoerd – betekent dit, dat moet worden aangegeven welke thema's er spelen. In het landelijk gebied betekent dit de omvorming van de structuur die daar moet plaatsvinden. Dat kan niet zonder actieve participatie. Als we terugkijken naar de voorbereiding van de Reconstructie zijn wij er met vallen en opstaan in geslaagd een brede participatie tot stand te brengen. Het was in onze ogen een proces van onderop, met een brede vertegenwoordiging. Daar mogen wij als Provinciale Staten ook best trots op zijn. Het zijn lastige vraagstukken. Maar nu de uitvoering van de Reconstructie aan de orde is, doet zich een spanningsveld voor tussen rechten en ruimte bieden. Verleiden is vertrouwen geven en dus ook ruimte bieden, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat de complexiteit en de opeenstapeling van regelgeving ons ook voor lastige dilemma's plaatst. Dat zullen we ook moeten erkennen en ik verwijs in dit verband ook naar de discussie over Rood voor rood. De filosofie van bijvoorbeeld groene en blauwe diensten past goed in onze visie van een participatiemaatschappij. Leg de verantwoordelijkheid terug in de samenleving waar je dat verantwoord kunt doen en geef daar ook ruimte voor. De overheid moet dat ook faciliteren. Het vorig jaar hebben we een expertmeeting gehad over dit thema en we hebben pilots in Enschede geëntameerd. Wij zien kansen en die willen wij ook graag bevorderen. Voorwaarden daarvoor zijn wel, dat traditionele beheerders ook echt de ruimte krijgen om die diensten te verrichten. Er zal continuïteit geboden moeten worden op voldoende rendabiliteit. Een tweede vertaling naar de provinciale taken is die naar het gebiedsgericht beleid. Het CDA is een pleitbezorger van een gebiedsgerichte aanpak. Het past in onze ogen heel goed bij die participatiemaatschappij. De werkverbanden moeten zo dicht mogelijk bij de burger worden gelegd en mogelijkheden moeten worden gecreëerd voor grotere betrokkenheid bij de provinciale beleidsuitvoering. Ook daar weer de parallel met het rapport Vertrouwen in de buurt.
46
Provinciale Staten 25 mei 2005
Wij houden ook een pleidooi voor verder investeren in projecten als IJsseldelta en het Nationaal landschap Noord-Oost Twente. Natuurlijk laat deze week nog eens zien hoe kwetsbaar zo'n proces is. Ik heb er nog geen oordeel over, want we moeten het nog analyseren, maar we zien wel dat het kwetsbaar is. We moeten in dat opzicht wel onze nek durven uitsteken. Het zijn goede voorbeelden van de netwerkvorming, waarover al eerder is gesproken. De nadruk moet worden gelegd op horizontale verbanden. Het is een pleidooi om echt ruimte te bieden en om na te denken over gebiedsgebonden budgetten. Die verantwoordelijkheid moet ook worden gegeven. Ik wil toch nog even dat uitstapje maken naar het rapport Vertrouwen in de buurt. Wat ik eruit haal en wat mij ervan bij staat, is dat door versterking van de samenwerking tussen bewoners en sociale spelers uiteindelijk in de opvatting van Winsemius het sociale vertrouwen in de politiek en het democratisch functioneren op termijn weer zou kunnen toenemen. Dat vind ik hoopgevend en ik vind het een stimulans om op deze weg door te gaan. Het rapport zegt ook, dat randvoorwaarden moeten worden gecreëerd en robuuste, politiek gedragen visies. Er moet voor een themastelsel worden gekozen en ervoor worden gezorgd, dat over die thema's ook bij tijd en wijle gestemd kan worden. Eventueel kan dit worden gekoppeld aan buurtrechten. Het zijn voor ons interessante gedachten waarop wij ook echt zouden willen doorgaan. Ik hoor letterlijk links en rechts in de Staten, dat hiervoor ook best een draagvlak kan zijn. Wat het rapport ook zegt, is dat uiteindelijk de ontstane vertrouwenskloof onder de bevolking, die als een donkere wolk boven de samenleving hangt, ook moet kunnen worden opgelost. Maar, geef geen grote antwoorden, trek geen grote broek aan maar ga gericht experimenteren. Durf te experimenteren met sociaal kapitaal in de buurt, kleinschalig, aldus het rapport. Het CDA is daar een voorstander van. Een volgende vertaling naar de provinciale omgeving is het zorggebied. We zien daar een verschuiving van overheid naar markt, maar letten we wel voldoende op participatie? Pluriformiteit van aanbieders zou moeten worden gestimuleerd en voorkeuren moeten met de voeten tot uitdrukking kunnen komen. Zou dat een pleidooi kunnen zijn voor kleinschaliger instellingen en uiteindelijk ook minder bureaucratie? Wij realiseren ons heel goed, dat in dit opzicht de provinciale rol bij zorg in de breedte natuurlijk marginaal is maar wij zijn wel een voorstander van een nieuw evenwicht tussen professionaliteit en rechtmatige cliëntvraag. Wat dat betreft, zijn wij het eens met de PvdA. In onze ogen betekent dit ook een terugtredende overheid. In Ruimte voor actie hebben wij aangegeven, dat wij projecten en experimenten willen bevorderen om de toegankelijkheid en de beschikbaarheid van eerste- en tweedelijnszorg mogelijk te maken. In CDA-verband hebben wij op korte termijn een expertmeeting over de civil society en participatie en vraagsturing in de jeugdzorg. Als dat wat oplevert, komen wij mogelijk met een initiatief in juni. Voorzitter. Ik wil nog kort ingaan op het thema sport, de versporting van de samenleving. De invloed van sport wordt steeds groter. Ik noem begrippen als lifestyle en identiteit. Wij pleiten ervoor om in de Staten nog eens goed over de beleidsmatige kanten van sport te spreken en bij dat debat ook de Sportraad te betrekken, met name ook in relatie tot de grote steden. De overlastproblematiek in de grote steden is wat ons betreft een thema. Een ander thema is het islamitisch activeringswerk. Bij de begrotingsbehandeling in november 2004 hebben wij al een pleidooi gehouden richting GS om pro-actief te zijn op dit belangrijke maatschappelijke vraagstuk. Wij schatten in, dat er een verzoek zou kunnen komen om ook islamitische activering mogelijk te maken. Wij staan hier in principe positief tegenover. In weerwil van alles wat er in de afgelopen tijd ook gezegd wordt over religie, zijn wij van mening dat er ook
Provinciale Staten 25 mei 2005
47
potenties in religie zitten. Niet omwille van de religie zouden wij moeten steunen maar omwille van de maatschappelijke betekenis die religieuze organisaties net als andere levensbeschouwelijke organisaties kunnen hebben. Wat ons betreft, moeten de kaders vooraf worden geformuleerd, zoals de bevordering van maatschappelijke deelname, de ontwikkeling van burgerschap, gebruikmaking van gezaghebbend leiderschap en in praktische zin verdere samenwerking met de vier bestaande instellingen en met de ondersteuningsinstellingen. Wij beoordelen het project in de Perspectiefnota in het verlengde van die kaders. Voorzitter. Dat was de concretisering van onze visie op de participatiemaatschappij. Nu kom ik op de daarbij behorende andere overheid, de provincie. Bij de participatiemaatschappij die wij voorstaan, hoort ook een andere overheid en een andere sturing. Selectief, gericht, ruimte biedend, oplossingsgericht, herkenbaar, keuzes durven maken en dus ook terugtreden wanneer terugtreden ook beter is. Ik laat de elementen van de besturingsfilosofie die voor ons in ieder geval herkenbaar zijn nu even achterwege. Maar we willen nog wel een vertaling van De andere overheid. Het programma Andere provincie dragen wij een warm hart toe hoewel wij, wellicht samen met de heer Kok, het gevoel hebben dat wij er nog lang niet zijn. We zijn in ieder geval niet tevreden over het macrobeeld van die overheid. We worstelen met onze eigen regelgeving. Wij roepen GS op om zich maximaal daarvoor in te zetten, ook voor afstemming tussen overheden. Ondertussen zijn wij wel voorzichtig positief over de eerste resultaten van de vermindering en vereenvoudiging van de regelgeving. Vandaag is daarover een persbericht verschenen. Dat is toch een woord van waardering waard. We zien en horen overigens ook positieve effecten uit het veld, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening, wonen en gemeentes die ruimte krijgen. Wij zullen nog moeten kijken wat de effecten op langere termijn zijn maar wij horen nu positieve geluiden over de provinciale overheid vanuit de kwaliteitsgedachte die wij voorstaan. De stroomlijning en versnelling van vergunningsprocedures en het terugdringen van administratieve lasten zijn goede aanzetten maar hebben nog geen duidelijke resultaten opgeleverd. Wat dat betreft, zijn en blijven we kritisch. Ten aanzien van de elektronische dienstverlening moet nog een discussie worden gevoerd over de normen die wij daaraan ten grondslag zullen leggen. Een specifiek thema van De andere overheid is de afhandelingsduur, de trage termijnen. Alle overheden hebben er last van en wij ook. Het is een van de grootste ergernissen van burgers, bedrijven en organisaties. Het is toch moeilijk uit te leggen, dat er met twee maten wordt gemeten. Als de burger één dag te laat is met het indienen van een bezwaarschrift is de valbijl al gevallen. Als de overheid met de reactie op dat bezwaarschrift een week, een maand, een halfjaar en ingeval van een gemeente een jaar wacht, heeft dat geen gevolgen. Wij vinden dat ontoelaatbaar. Voor de helderheid: de ontwikkelingen binnen de provincie – ook de ontwikkelingen zoals zij zijn beschreven in het Burger Jaarverslag – vinden wij positief en wij hebben daar ook waardering voor. Maar we zijn nog niet klaar. Het doel in onze ogen is in ieder geval een snellere en voorspelbare afhandeling van vergunningverlening, subsidie-aanvragen, bezwaarschriften en dergelijke. Het middel daartoe is een financiële prikkel in de vorm van een dwangsom, aansluitend bij landelijke ideeën die voor een deel – bijvoorbeeld in Zuid-Holland – al in praktijk gebracht worden of dat al zijn. Natuurlijk realiseren wij ons heel goed, dat dit een stukje van de buitenkant is maar het gaat om de cultuur hierbinnen en dan niet zozeer de ambtelijke maar vooral de bestuurlijke cultuur. De bestuurders zijn namelijk verantwoordelijk. Zij moeten onder andere de interne processen
48
Provinciale Staten 25 mei 2005
afstemmen. Het is een politiek signaal, ook naar de Overijsselse gemeenten. Ik ben benieuwd naar de reacties uit deze Staten en ik roep iedereen dan ook op om met reacties te komen. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Ik had negen minuten spreektijd en ik heb nauwelijks mijn laatste zin kunnen afronden. Ik zou u willen verzoeken, deze spreker ook een beetje aan de spreektijd te houden. De voorzitter: Ik ben het met u eens en ik stel voor, dat wij het onderwerp handhaving spreektijd de volgende keer in het fractievoorzittersoverleg nog eens expliciet bespreken. Er moeten spelregels gelden, die voor iedereen op dezelfde wijze gelden. De heer Welten (CDA): Prima! Ik zal mijn betoog afronden. Ik zeg niet veel meer over de Kwaliteitsimpuls, want ik merk dat een meerderheid in deze Staten vraagtekens zet bij het structurele karakter. Wat betreft het werkgelegenheidsoffensief wil ik nog opmerken, dat wij bezorgd zijn over de teloorgang van de maakindustrie. Wij zijn positief over het MEUP maar het zou goed zijn om ook eens over een accentverschuiving te praten, met name waar het gaat om de industriepolitiek. De presentatie die wij vandaag van het Innovatieplatform kregen, geeft daar ook alle aanleiding toe. Ik laat het nu voor wat het is; in de commissie komen wij erop terug. Voorzitter. Ter afsluiting wil ik nog graag een paar losse opmerkingen maken. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Ter Schegget over het convenant. Wat betreft het budgettair perspectief sluit ik mij eveneens aan bij de opmerkingen van de heer Ter Schegget en ook daar zal ik zoeken of wij met initiatieven kunnen komen, gezamenlijk dan wel ieder apart. Ik geef een eindoordeel. Het is goed om halverwege de balans op te maken. Voor ons is het saldo positief. Belangrijke beleidsvoornemens hebben vorm gekregen in nota's, zoals de Reconstructie, de streekplanherziening, het woonbeleid en de dereguleringsoperaties. Maar niet plannen maar de uitvoering en de maatschappelijke effecten zijn uiteindelijk de maatstaf. In dat opzicht zijn wij van mening, dat wij de komende twee jaar nog moeten oogsten. De komende twee jaar zal de CDA-fractie dus ook het accent leggen op effectuering via contacten met betrokkenen, het volgen van de effecten en het polsen van de verwachtingen. Zo nodig kunnen van ons aanpassingsvoorstellen richting het college worden verwacht. De beraadslaging wordt geschorst. Steun aan Overijsselse agrarische jongeren De beraadslaging wordt geopend. De voorzitter: Ik noem de fracties op die nog enige spreektijd hebben. De PvdA heeft nog een minuut spreektijd evenals de VVD, de ChristenUnie, de LPF, D66 en GroenLinks. Ik geef het woord aan de indiener van het verzoek, mevrouw Van der Bent. Mevrouw Van der Bent-van den Hout (ChristenUnie): Voorzitter, collega's. Met heel veel genoegen dient de ChristenUnie vanavond met collegiale en inhoudelijke steun van het CDA, de VVD en de SGP de motie in die beoogt jonge agrariërs een subsidie te verlenen bij bedrijfsovername. Inmiddels hebben ook de PvdA, de LPF, GroenLinks en de SP medeondertekend, waarvoor onze dank. Wij sluiten volledig aan bij de regeling van het ministerie van
Provinciale Staten 25 mei 2005
49
LNV, die ook de uitvoering van de regeling voor zijn rekening neemt. Het doel is een stimulans te geven aan jonge agrarische ondernemers in alle sectoren van de landbouw. Ze moeten jonger zijn dan 40 jaar en in de afgelopen drie jaar een bedrijf hebben overgenomen. Financieel is dat een zware periode voor een bedrijf en soms wil je als jonge boer wel meer maar is het voorlopig even een pas op de plaats. We mogen er blij mee zijn, dat jonge agrariërs de verantwoordelijkheid voor een bedrijf op zich willen nemen. Wij hebben meerdere malen uitgesproken, dat boeren onmisbaar zijn voor het platteland. Een extra steuntje in de rug van de overheid kan dan net die stimulans geven om vernieuwende investeringen te doen. Deze investeringen hebben tot doel de productie om te schakelen of te verbeteren, dierwelzijn te verbeteren, de hygiëne te verbeteren enz. Het gaat daarbij om subsidiebedragen van € 5.000 tot maximaal € 20.000 per bedrijf. De landelijke regeling is een succes. In de drie weken van openstelling in 2005 zijn er 1453 aanvragen ingediend met een totaalbedrag aan investeringen van 130 mln. Uit Overijssel komen zo'n 200 aanvragen. Voorzitter. Vorig jaar november is een motie van de VVD aangenomen, waarin steun werd gevraagd voor de agrarische sector en het midden- en kleinbedrijf. In overleg met de VVD-fractie hecht ik eraan hier op te merken, dat wat ons betreft het besluit tot steun aan agrarische jongeren kan worden gezien als uitvoering van het agrarische deel van deze motie. Voorzitter. Steun aan onze motie betekent vanavond, dat de provincie Overijssel maximaal 300.000 hiervoor uittrekt die met Europese middelen wordt verdubbeld. Er zal hierdoor een positief signaal uitgaan naar de totale agrarische sector die steeds verder op weg is naar maatschappelijk verantwoord ondernemen. De voorzitter: Door de fracties van de ChristenUnie, de PvdA, het CDA, de SGP, de VVD, de LPF, GroenLinks en de SP wordt de motie over steun voor Overijsselse Agrarische Jongeren ingediend. Deze motie zal worden vermenigvuldigd en worden rondgedeeld. De heer Harmelink (PvdA): Voorzitter. In de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie hebben GS gesteld, dat eerst de resultaten van de LNV-tranche afgewacht moeten worden alvorens zij met een voorstel zouden komen. Een van de overwegingen daarbij was de uitkomst van de motie van de VVD, die op 23 juni 2004 is ingediend over behoud van werkgelegenheid in het midden- en kleinbedrijf en de agrarische sector. Voorzitter. Nu ligt er een last minute voorstel op tafel, dat wellicht een ander licht op de zaak werpt. Graag horen wij wat het college hiervan vindt. Onze fractie hecht eraan op te merken, dat zij eigenlijk geen voorstander is van een sectorale regeling. Ook de startende, plaatselijke bakker kampt met dezelfde problemen en die is ook van belang voor de leefbaarheid van het platteland. De minister van LNV is met ons van mening, dat de zorg voor jonge boeren grenzen kent, want ook hij ziet de jonge boer vooralsnog als ondernemer. Voorzitter. Wij vragen het college van GS of het mogelijkheden ziet om naast deze regeling te komen tot een MKB-brede regeling. Kortom, hoe staat het met de motie die door de VVD -fractie is ingediend over het behoud van werkgelegenheid in het MKB? Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Dit kan het toppunt van snelheid worden genoemd. Vanmorgen werden de vragen in de commissie gesteld, er kwam informatie boven tafel, er werd nog eens over gesproken en als de Staten vanavond het besluit nemen, staat het de volgende week in De Staatscourant. Of er snel gewerkt kan worden!
50
Provinciale Staten 25 mei 2005
De heer Harmelink verwees naar de brief van het college naar aanleiding van vragen van de CDA-fractie. Daarin hebben wij gezegd eerst de resultaten te willen afwachten. Inderdaad is een en ander in de laatste weken in een stroomversnelling terecht gekomen, vooral omdat de ene na de andere provincie zich aansloot. Inmiddels doen zes provincies hieraan mee, ook door een paar last minute aanhakingen, zoals Overijssel dat ook doet. Wij weten inmiddels uit informatie van gisteren en vandaag, dat er vanuit Overijssel zo'n 180 aanvragen zijn. De verwachting op het ministerie van LNV is, dat misschien 10% niet aan de criteria voldoet. Simpel gezegd: er is dus veel te weinig geld. Ook als deze 300.000 erbij komt, en met de verdubbeling door het Europese geld 600.000, zal waarschijnlijk nog niet iedereen geholpen kunnen worden. Er is een systeem van loting maar het betekent wel, dat een aanmerkelijk aantal jonge boeren meer geholpen kan worden. Het college heeft in de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie eveneens gesteld, dat het positief staat ten opzichte van de regeling. Nu wij weten hoe het loopt en nu de Staten middelen beschikbaar willen stellen, zijn wij van mening dat het een goede zaak is. De dekking van 300.000 uit het Reconstructiebudget is mogelijk. Men weet ook, dat een deel van dit budget ook buiten het Reconstructiegebied wordt besteed en de Staten hebben daarvoor als oplossing aangedragen, dat daarop bij de begrotingsbehandeling zal worden teruggekomen. Voorzitter. Wij zullen de motie heel snel uitvoeren. Aanstaande maandag moet de zaak op het bureau in Den Haag liggen, wil het dinsdag in De Staatscourant kunnen worden gepubliceerd. Wij zullen de Staten op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen. Gedeputeerde Abbenues: Voorzitter.De motie van juni 2004 had ook als thema bedrijfsopvolging. De motie is ingediend door de heer Schipper namens de VVD en werd ondersteund door andere fracties. Ik zou graag een knip willen aanbrengen, namelijk dat wij kijken naar bedrijfsopvolging puur met regelingen van de rijksoverheid waar banken het laten afweten. Ik ben daar al ver mee en ik zal mijn eindconclusie binnenkort aan de Staten voorleggen. De heer Harmelink sprak in het kader van de startende ondernemer over de plaatselijke bakker. Wat dat betreft, willen wij graag kijken hoe we startende ondernemers met een VMBO- dan wel MBOopleiding kunnen faciliteren. Ik vind het erg lastig om een brede regeling voor startende ondernemers in het leven te roepen, gezien de kennis en de controlemechanismen. Wij zijn er druk mee maar uit het feit dat het allemaal wat langer duurt, kan men afleiden dat het een complex verhaal is. Voor een groot deel hebben wij het goed op een rij. Dit element zal ik daar expliciet bij betrekken, ook omdat we al regelingen kennen waarbij we de startende ondernemer helpen, zij het niet direct door kapitaalverstrekking of garantiestelling. Wij komen er zeker op terug. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. Mijn fractie houdt niet van het pamperen van ondernemers, ook niet van startende ondernemers. Het is een marktsituatie; deze babyboomgeneraties hebben kapitalen opgebouwd en of ze nu bakker zijn, agrariër of anderszins, zij moeten gewoon de prijzen laten zakken. Dan hoeft de overheid daar geen subsidie aan te geven. Mijn fractie is tegen deze motie. In stemming komt de motie. De motie wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Provinciale Staten 25 mei 2005
51
De voorzitter: De fractie van D66 wordt aantekening verleend, dat zij geacht wenst te worden tegen deze motie te hebben gestemd. Het initiatiefvoorstel en het besluit worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De voorzitter: Ik dank u allen hartelijk voor uw komst. Sluiting 22.10 uur.
52
Provinciale Staten 25 mei 2005