VERSLAG van de VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL
gehouden op woensdag 13 april 2005
Aanvang 18.00 uur Voorzitter: de heer Jansen. Griffier: de heer Alberda van Ekenstein. Aanwezig zijn de leden Antuma (CDA), Antuma-Duisterwinkel (CDA), Beckmann (CDA), Been (VVD), Van der Bent-van den Hout (CU), Beugelink (CDA), Broeze-van der Kolk (CDA), De Bruin (GL), Bussink (VVD), Van Dalfsen (PvdA), Dalhuisen (PvdA), D. van Dijk (SGP), Dijkhuis (LPF), Dijkslag (VVD), Engbers (CDA), Evering (CDA), De Greef-Moes (D66), Haan (VVD), Harmelink (PvdA), Van Harsselaar-Timmer (VVD), Hollemans (CDA), Husselman-Oosterom (CDA), Jaegers (PvdA), Kerkdijk (CDA), Knoeff (CDA), KoggelAlferink (CDA), Kok (VVD), Koopman (CDA), Leusink (CDA), Leusink-Jonker (PvdA), Lulofs (PvdA), Morskate (CDA), Netjes (CDA), Nieuwenhuis (CU), Nijhof-Sander (CDA), Oldenburger (CU), Van Olphen (GroenLinks), Van Ommen (SP), Oostra (CU), Pot (PvdA), Relker (PvdA), Rouwet (SP), Ter Schegget (PvdA), M. Schipper (CDA), P. Schipper (VVD), Schulten (CDA), Sijbom (VVD), Slijkhuis (CDA), Tunc (PvdA), Visscher (VVD), VisserHendriks (CDA), Voortman (PvdA), Vruggink (GroenLinks), Weegenaar-Bosch (CDA), Weijnen (PvdA), Welten (CDA), Wichers Schreur (CDA), Yildirim (SP) en Zwart (PvdA). Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA), Ranter (CDA) en Rietkerk (CDA). De voorzitter: Ik open de vergadering, heet u allen van harte welkom en deel u mee, dat bericht van verhindering is ontvangen van de leden G. van Dijk, Mercanoglu, Slagman en mevrouw Van der Lied en dat de heer Hollemans heeft laten weten enigszins te zijn verlaat. 1.
Vaststellen van de agenda
De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Op 8 april jl. heb ik u op grond van artikel 10, lid 3.a. van het Reglement van orde verzocht om vanavond de algemene vergadering van aandeelhouders van Essent aan de agenda toe te voegen. De voorzitter: Naar mij blijkt, gaan de Staten hiermee akkoord en ik stel dan ook voor om dit onderwerpen aan de agenda toe te voegen als punt 1.a., de algemene vergadering van aandeelhouders Essent. Daartoe wordt besloten. De agenda wordt overeenkomstig vastgesteld. 1.a.
De algemene vergadering van aandeelhouders Essent
Provinciale Staten 13 april 2005
1
De voorzitter: Ik deel u mede dat inmiddels zijn voorgelegd een motie van de PvdA/CDA, een van de VVD en een van GroenLinks/D66/SP. Ik zou de sprekersorde daaraan willen aanpassen en dan ook allereerst het woord willen geven aan de heer Weijnen. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. Enige tijd geleden werd het jaarverslag 2004 van Essent gepubliceerd. Daarin werd onder andere melding gemaakt van de beloning van de bestuursvoorzitter van dat bedrijf. Dat bedrag, € 821.000, heeft volgens mij iedereen in Overijssel en eigenlijk wel in heel Nederland tussen de oren geknoopt. Dat mensen dat bedrag zo goed onthouden, heeft te maken met het feit dat volgens ons vrijwel iedereen in Nederland zeer verontwaardigd is en zich afvraagt hoe het mogelijk is, dat in een bedrijf dat voor 100% in overheidshanden is van een dergelijk exorbitante salariëring sprake kan zijn. Velen richten dan de pijlen op degene die het salaris ontvangt en wel de heer Boersma, bestuursvoorzitter van Essent. Die primaire reactie is voorstelbaar, maar er zit nog een wereld achter, want toen de heer Boersma benaderd werd om bestuursvoorzitter te worden heeft hij onderhandeld met de raad van commissarissen van Essent en natuurlijk onder andere ook over zijn bezoldiging. Je kunt het de heer Boersma bijna niet kwalijk nemen dat hij het met twee handen aangrijpt als het hem lukt om een dergelijk bedrag uit die onderhandelingen te slepen. Met andere woorden, enerzijds gaat het om de maatschappelijke verantwoordelijkheid die ook de persoon Boersma moet voelen, maar anderzijds zeker ook om de rol van de raad van commissarissen, de andere partij in die onderhandelingen. Toen de Statenfractie van de PvdA verleden jaar via schriftelijke vragen meer duidelijkheid probeerde te krijgen over die bezoldiging lukte dat nog niet. Inmiddels is er door de publicatie van het jaarverslag veel meer bekend. Nog niet zo lang geleden stelde de PvdA-fractie opnieuw schriftelijke vragen naar aanleiding van de wijzigingen van de Wet structuurregime die het aandeelhouders van bijvoorbeeld bedrijven als Essent meer invloed geeft op enkele zaken, zoals op grote investeringen, maar ook op het bezoldigingsbeleid. Op 21 april a.s. zal als het goed is in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders gesproken worden over die wetswijzigingen en de gevolgen daarvan voor de statuten van Essent. Zoals uit onze eerdere vragen kan worden afgeleid, is de PvdA van mening dat de aandeelhouders daar inderdaad meer invloed op moeten krijgen, ook om dit soort exorbitante beloningen te voorkomen. Maar goed, zo ver is het nog niet. Wij hebben aanvankelijk met steun van het CDA een motie opgesteld, maar tot mijn grote genoegen kan ik u zeggen dat die inmiddels ook de steun heeft gekregen van alle andere fracties in deze Staten. Deze Statenbrede motie spreekt onder andere uit dat er bij een bedrijf dat voor 100% in overheidshanden is geen sprake kan zijn van een dergelijk hoge salariëring en verzoekt het college van GS op korte termijn al het mogelijke in het werk te stellen om de beloning van bestuursleden van Essent NV zo snel mogelijk tot een meer aanvaardbaar niveau terug te brengen, om bij de aanstaande besluitvorming over de wijziging van de statuten van Essent te streven naar substantieel meer invloed op de beloningsystematiek van de onderneming en om de Staten continu en onverwijld te informeren over relevante ontwikkelingen met betrekking tot de beloningsystematiek binnen Essent. Voorzitter. Ten slotte wil ik u deze Statenbrede motie overhandigen. De voorzitter: Door de fracties van de PvdA, het CDA en de SP wordt de motie over remuneratie raad van bestuur Essent NV voorgesteld. Deze motie is mede-ondertekend door de fracties van D66, GroenLinks, de LPF, de VVD, de ChristenUnie en de SGP. Zij wordt vermenigvuldigd en rondgedeeld.
2
Provinciale Staten 13 april 2005
De heer Kerkdijk (CDA): Voorzitter, collega's. Ook wij hebben met verwondering en ontsteltenis kennisgenomen van de exorbitante beloning van de raad van bestuur van Essent. Je vraagt je af hoe zoiets kan gebeuren. Als je dit wat nader beschouwt, blijkt toch dat terwijl wij vanuit onze democratische openbaarbestuursfunctie werknemers oproepen om zich te matigen in het belang van de Nederlandse economie, sommige mensen in bedrijven en organisaties die op plekken functioneren waar toch moreel leiderschap verwacht mag worden het in dat opzicht zozeer laten afweten. Met deze uitspraak van Marja van Bijsterveld zijn wij het uiteraard voor 100% mee eens. Dit soort praktijken tast de geloofwaardigheid van het openbaar bestuur serieus aan. De CDA-Statenfractie neemt dan ook geen genoegen met de ontstane situatie. Wat haar betreft, zou de uiteindelijke uitkomst van dit debat moeten zijn dat op de eerstvolgende aandeelhoudersvergadering de salarissen tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht. Deze opdracht willen wij meegeven aan de gedeputeerde die ons in die vergadering vertegenwoordigt, maar het is te simpel om alleen maar die boodschap mee te geven en het resultaat af te wachten. Daarom willen wij ook iets meegeven van een kaderstelling die op die vergadering kan een worden ingebracht. Verleden week donderdag stelde de heer Pennings, voorzitter van de raad van commissarissen van Essent, in het NOS journaal dat hij een deugdelijk advies had ontvangen en daaruit het beloningsbeleid het afgeleid. Dat was overigens een advies van een bureau dat verleden jaar een advies over het management van ziekenhuizen en verpleeghuizen heeft uitgebracht dat dezelfde commotie tot gevolg had. Gisterenavond in Nova hoor je dan een van die adviseurs zeggen dat ook dit wel weer zal overwaaien. Maar, voorzitter, dat is nu net wat wij niet verwachten. Sterker nog, wij zullen ervoor staan dat dit niet zal gebeuren! Overwaaien wil in dit geval zeggen: het komt wel weer goed en wij gaan gewoon maar door. Wij dronken een glas, deden een …. en het bleef zo het was! Dit gehele dossier roept bij ons nogal wat vragen op. Van het college hebben wij inmiddels informatie gekregen over de beloning van de voorzitter van de raad van bestuur van Essent en in die aangereikte optelsom komt die beloning uit op € 821.000. Als je verder in de stukken duikt, blijkt er nog meer te zijn. Er is sprake van een lange-termijnbonusregeling van zo'n € 63.000, een representatievergoeding, een tegemoetkoming in de kosten van de ziektekostenverzekering, een bedrijfsauto, enz. Wij vragen het college om die lijst maar eens compleet op tafel te krijgen, want alles bij elkaar opgeteld komt het binnen de kortste keren toch al gauw op € 1 mln. uit. Wij hebben begrepen dat dit nog niet genoeg was, want het is ons gebleken dat hij ter compensatie van een lange-termijnincentiveregeling bij een vorige werkgever ook nog een lening wist te bedingen van € 2,3 mln. Onder welke voorwaarden is die lening verstrekt? Dat kunnen wij in de verstrekte stukken niet terugvinden, maar het lijkt ons wel een interessante vraag. Is dit alles wel normaal? Dat kan tegenwoordig vrij gemakkelijk worden nagegaan. Een benchmark met behulp van internet leerde ons verleden week het volgende. Als je de vaste en variabele beloning van de bestuursvoorzitter van Essent bij elkaar telt, kom je op een bedrag van afgerond € 725.000. Als je op internet zoekt naar de beloning van de voorzitter van de raad van bestuur van DSM, kom je op € 700.000, bij Arcadis op € 437.000 en bij Koninklijke Ten Cate, toch ook niet de eerste de beste, op ruim € 500.000. Op basis hiervan kun je toch wel zeggen dat het een exorbitant hoge beloning is. Ik had in dat rijtje ook nog Heineken staan, maar die heb ik maar even buiten beschouwing gelaten omdat de heer Ruys nu vertrokken is als voorzitter van de raad van bestuur omdat de winstverbetering van 10% waartoe hij zich verbonden had, niet werd gerealiseerd. Ik heb een vergelijking gemaakt met internationaal opererende beursgenoteerde vennootschappen in de marktsector met vele duizenden, zelfs tienduizenden medewerkers en waarvan de leden van de raden van bestuur direct worden afgerekend op resultaten en waarbij de shareholders value van essentieel belang is. Ik heb dus geen vergelijking gemaakt met andere semi-monopolisten
Provinciale Staten 13 april 2005
3
zoals Essent, met een vaste klantenkring, niet op de beurs genoteerd en ook nog eens met een bedenkelijk lage klanttevredenheid. Het bureau dat de raad van commissarissen inzake de beloningstructuur heeft geadviseerd, heeft enkele referenties getrokken. Als ik daarnaar kijk, neem ik aan -- ik zou daar graag iets meer over horen -- dat daarbij waarschijnlijk ook wel de top van Shell is meegenomen. Ik zou er ook niet van schrikken als ik zou horen dat de top van de Gasunie en de NAM erin zouden zijn meegenomen. Welke referentiegroep is voor dit onderzoek gebruikt? Bij wie heeft men gegevens gevraagd om uiteindelijk op dit exorbitant hoge niveau terecht te komen? Vaak worden ondernemingen in de marktsector als uitgangspunt genomen, maar wij zouden het op prijs stellen als bij ondernemingen als Essent beloningen in het openbaar bestuur in de analyse zouden worden meegenomen. Kortom, wij zijn het dus absoluut niet eens met deze door de raad van commissarissen uitgezette koers en wij nemen geen genoegen met de ontstane situatie. Wat te doen als er geen medewerking wordt verleend? Er zijn twee paardenmiddelen te bedenken. Als de dokter een diagnose stelt maar de patiënt die niet aanneemt, komt pas in laatste instantie een paardenmiddel om de hoek kijken. In dit geval hebben wij dat, want wij zouden uiteindelijk kunnen weigeren om de raad van commissarissen decharge te verlenen over de jaarrekening 2004 en zouden die raad zelfs naar huis kunnen sturen. Echter, ook voor onze fractie is dat niet een te verkiezen weg. In een onderneming met deze complexiteit, midden in een proces van ontkoppeling van delen van het bedrijf, is continuïteit immers van groot belang. Ziet het college nog andere mogelijkheden? Voorzitter. Ik zou het college willen uitdagen om het initiatief in de richting van de rijksoverheid te nemen om uiteindelijk eens te komen met een kenniscentrum, bijvoorbeeld onder te brengen bij een directoraat management openbare sector op het ministerie van Binnenlandse Zaken, op het gebied van beloningen en remuneraties, zowel in de publieke als in de marktsector, waar overheidsorganisaties en aan de overheid gelieerde organisaties vragen kunnen stellen over beloningsvraagstukken. Is het college bereid dit voor te leggen aan die partijen die hieraan invulling kunnen geven? Bij ons is ook de vraag opgekomen hoe hoog de beloning was in de vorige jaren. Is dit alles of is er nog meer? Ook bij dit dossier komen iedere dag nieuwe gegevens op tafel. Welke mogelijkheden zijn er om het beloningsniveau terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau? Voorzitter. De afgelopen twee weken hebben wij ondervonden dat ook dit college van GS de ontstane situatie afkeurt. In de media heeft de gedeputeerde duidelijke standpunten laten horen, in lijn met onze opvattingen. Het doet ons goed dat daar weinig ruimte tussen zit. Naar onze mening hoort hier ook een initiatief bij om, gelet op de grote publieke druk, dit onderwerp op een pregnante wijze in de aandeelhoudersvergadering naar voren te brengen. Als je dat in het openbaar doet, hetgeen overigens ook een initiatief van dit college is, is dat weliswaar onorthodox, maar wel passend bij de ontstane maatschappelijke onrust. Wij onderschrijven dan ook dit voorstel van het college. Misschien dat dit ook nog een Mobergeffect tot gevolg kan hebben, dus een houding in navolging van de voorzitter van de raad van bestuur van Ahold. Misschien komen de leden van de raad van bestuur van Essent zelf al tot inzicht en nemen zij genoegen met een lagere beloning, Voorzitter. Ik sluit af met opnieuw een citaat van mevrouw Van Bijsterveld: Waar werknemers worden opgeroepen om in het belang van de Nederlandse economie te matigen, hebben wij geconstateerd dat mensen die op plekken functioneren waar moreel leiderschap verwacht wordt het laten afweten. Vandaar onze oproep aan dit college: doe hier iets aan vanuit de door ons aangereikte kaders!
4
Provinciale Staten 13 april 2005
De heer Yildirim (SP): Voorzitter. De SP-fractie heeft in maart verleden jaar kritische kanttekeningen geplaatst bij de privatiseringsgedachten over nutsvoorzieningen zoals Essent. De SP is tegen privatisering van nutsvoorzieningen en dat staat voor haar nog steeds voorop. Over de recente ontwikkelingen hebben wij al schriftelijke vragen gesteld, bijvoorbeeld over de positie van de raad van commissarissen en of er nog meer topfunctionarissen zijn die dergelijke gigantische bedragen verdienen. Wij zien de antwoorden op die vragen graag tegemoet. Vooruitlopend daarop spreken wij nu over de betaling van een topfunctionaris van Essent van meer dan 8 ton per jaar. Mijn fractiegenoot Rouwet heeft berekend, dat dit vijfmaal zoveel is als de minister-president die toch veel meer verantwoordelijkheid heeft met het besturen van het land als iemand die leiding geeft over een bedrijf als Essent en zelfs vijftigmaal hoger dan iemand met een bijstandsuitkering! Het is niemand toch meer uit te leggen dat zoiets gebeurt bij een bedrijf dat grotendeels in handen is van de overheid! Wij zijn dan ook blij dat Statenbreed een motie is ingediend waarin kritische kanttekeningen worden geplaatst bij een dergelijke beloning maar waarbij tegelijk vraagtekens kunnen worden geplaatst bij privatisering van dergelijke nutsvoorzieningen. Wat de SP betreft, mag deze privatisering worden teruggedraaid. Wij hebben het in dit geval bovendien ook nog eens over een bedrijf dat niet zo klantvriendelijk is. Volgens onze gegevens wordt er nogal eens over geklaagd door de klanten. Als iemand een klacht indient, moet hij eerst een eigen bijdrage van € 50 betalen. Het is een bedrijf met een raad van commissarissen die blijkbaar het betalen van zo'n topsalaris heeft toegestaan. Zaten de leden van die raad te slapen toen dat voorstel werd behandeld en wordt het eigenlijk eens geen tijd dat zij hun eigen functioneren onder ogen zien en zich afvragen of zij die functie wel waard zijn? De SP-fractie vraagt de gedeputeerde die de provincie Overijssel in de aandeelhoudersvergadering vertegenwoordigt hoe dit heeft kunnen gebeuren. Had hij niet kunnen weten dat zoiets er stond aan te komen? Gaan wij als aandeelhouder ook niet over wijziging of aanpassing van de statuten? Had hij dan niet eerder kunnen weten dat zo'n ontwikkeling zich zou voordoen? De raad van commissarissen heeft toch de bevoegdheid om zich te buigen over de profielschets en de benoemingsregeling van zo'n functionaris en dan moet je toch weten dat er zoiets aankomt? Heeft die raad en onze vertegenwoordiger daarin dan toch hun eigen werk niet zo goed gedaan? Of is er iets anders aan de hand waarover wij met elkaar eens het gesprek moeten aangaan? De heer Schipper (VVD): Voorzitter, collega's. Hier is aan de orde een beloning van enkele topmannen van een bedrijf in de semi-publieke sector. Wij vinden een dat niet op zichzelf staand probleem. Dat weet eenieder wel die zijn oor te luisteren legt. De verhalen over directeuren van ziekenhuizen, ziekenfondsen, ROC's, enz. kent iedereen wel. Het is uitgegroeid tot een maatschappelijk kwaad dat al regelmatig in de pers aan de orde is geweest. Er is een kaste van boven het grauw verheven managers ontstaan die zich vooral, al dan niet met behulp van het genoemde bureau Hay, aan elkaar spiegelen en zich weinig gelegen laten liggen aan de kwalijke gevolgen van hun haasje-over=spel. Voor hen is inkomen de maat der dingen. Nog even en ze denken dat ze over water kunnen lopen. Omdat het kwaad wijd verspreid is, hebben wij behoefte aan een algemene beleidsuitspraak -- wij noemen dat hier kaders -- over alle provinciegerelateerde bestuursbeloningen. Ons standpunt over topbeloningen in de marktsector is hier niet aan de orde. al verschilt dat niet veel van dit standpunt. Daar gaan anderen over, zoals de ondernemingsraden, de werkgevers- en werknemersorganisaties, Peter Paul de Vries van de VEB en de codeTabaksblat. De markt moet dat zelf maar uitvechten samen met de klanten die vaak met hun voeten stemmen.
Provinciale Staten 13 april 2005
5
Wij hebben hier te maken met een ingeslopen kwaad in de publieke sector dat niet van vandaag of gisteren is. De schrijver Geert Mak van De eeuw van mijn vader gaf hierover een boeiende verhandeling vanuit historisch en sociaal-cultureel perspectief in de Raiffeisenlezing van 2004: "Bestuurders die zichzelf teveel verrijken, die zich enkel nog zien als tijdelijke passanten, die geen enkel gevoel meer hebben voor de ethische aspecten van hun functie, zulke leiders hebben denk ik vaak, geen idee hoe desastreus zo'n houding is voor de motivatie van het middenkader, voor de inzet van de mensen op de werkvloer, voor de trouw aan collega's en organisatie, voor uiteindelijk het burgerschap in alle betekenissen van het woord." Voorzitter, daar is geen woord Frans bij en beter kan ik het zelf niet zeggen! Ik zeg er wel bij: de teloorgang van onze Gouden Eeuw was onder andere mede te wijten aan vergelijkbaar wangedrag van een kleine toplaag nomenclatura. Voorzitter. Wij stellen voor om nu kaders te stellen, vanaf heden, om paal en perk te stellen aan provinciegerelateerde bestuursbeloningen daar waar die in het zicht raken. Wij hebben daartoe een motie voorbereid die eveneens zeer breed wordt ondersteund en leggen u die ter bespreking en besluitvorming voor. Wij hopen dat dit soort debatten na de besluitvorming hierover dan ook niet meer hoeven te worden gevoerd. De voorzitter: Door de fractie van de VVD wordt de motie over topbeloningen in de (smi) publieke sector voorgesteld. Deze motie is mede ondertekend door de fracties van de SP, GroenLinks, de SGP, de PvdA, de LPF, de ChristenUnie en D66. Zij wordt vermenigvuldigd en rondgedeeld. Mevrouw De Bruin (GL): Voorzitter, geachte Statenleden. De beloningstructuur binnen publieke ondernemingen is ronduit belachelijk. Het heeft even geduurd, maar inmiddels is er een breed gevoel van onvrede bij partijen, zeker ook landelijke partijen, die inmiddels ook over elkaar heen duikelen in zeer kritische bewoordingen en stevige afwijzingen. Er gaat wat gebeuren, er zal iets aan worden gedaan; zo breed is dat gevoel van onvrede inmiddels geworden. Wij steunen dan ook de door PvdA/CDA en de VVD ingediende moties om daar ook daadwerkelijk werk van te maken. Ik wil nog een ander onderwerp aansnijden dat naar onze mening minstens zo maatschappelijk relevant is, want wij staan hier omdat de aandeelhoudersvergadering van Essent over enkele weken plaatsvindt. Waarschijnlijk volgende week of de week daarna zal staatssecretaris Van Geel de Tweede Kamer voorstellen voorleggen over de kerncentrale Borssele. De discussie over de sluiting van deze centrale is de afgelopen weken weer opgelaaid. De reden is dat EPZ, de eigenaar van Borssele, met forse schadeclaims dreigt als de centrale in 2013 wordt gesloten. Wat wij tot op dit moment in deze discussie missen, is het feit dat Borssele in feite gewoon in handen is van publieke overheden. Borssele is namelijk eigendom van de energiebedrijven Essent en Delta die op hun beurt weer in handen zijn van veel gemeenten en een flink aantal provincies. Dat betekent heel praktisch dat wij, Overijssel, voor 9% aandeelhouder is in Borssele. Deze centrale is in 2013 financieel gezien afgeschreven. Het is rijksbeleid om hem te sluiten, maar andere overheden blokkeren dat besluit door de rijksoverheid te dreigen met forse schadeclaims. Wij snappen dat niet, dat lijkt op geschuif met gemeenschapsgelden, want uiteindelijk is het een broekzakvestzakverhaal. Het is toch de burger die er hoe dan ook voor opdraait! Daarom vragen wij deze Staten om de uitspraak dat zij in hun hoedanigheid van aandeelhouder van Essent, en dus mede-eigenaar van de kerncentrale Borssele, afzien van een het eisen van een schadevergoeding bij sluiting in 2013. Dat standpunt zou kenbaar moeten worden gemaakt op de eerstvolgende aandeelhoudersvergadering van Essent. Deze motie wordt mede ingediend door D66 en de SP. De voorzitter: Door de fracties van GroenLinks, D66 en de SP wordt de motie over EssentBorssele voorgesteld. Zij wordt vermenigvuldigd en rondgedeeld.
6
Provinciale Staten 13 april 2005
Mevrouw De Greef-Moes (D66): Collega's. Onlangs las ik een onderzoek over het salaris dat een mens het meest gelukkig zou maken. Ik durf niet meer het bedrag te zeggen, maar ik weet wel dat het aanzienlijk minder was dan de 8 ton van de heer Boersma. Mijn eerste gedachte was dan ook: wat zal die man ongelukkig zijn! Onze fractie wil er dan ook alles aan doen om hem weer een gelukkig mens te maken, mede omdat ik mij ook wel indirect verantwoordelijk voel voor zijn gevoel van ongelukkig zijn. Alle gekheid op een stokje, er is al veel gezegd en voor mij resten dan nog maar twee opmerkingen die in onze fractie naar voren kwamen. In de media hoor je steeds het argument dat de salarissen marktconform moeten zijn. Over welke markt hebben wij het dan? Over die van Amerika of die van Polen? Die verschillen nogal van elkaar! Het salaris zou naar onze mening gerelateerd moeten zijn aan de kwaliteit, de zakelijke en bestuurlijke kwaliteit. Daarover kun je inmiddels wel je twijfels hebben. Ik noem maar even de achterstand in de nota's. De kwaliteit van mens, die deel uitmaakt van deze maatschappij, kunnen wij hier niet meer in terugvinden. Daarom hebben wij de moties mede ondertekend. Mevrouw De Bruin heeft onze gezamenlijke motie al nader toegelicht. Mij rest nog te zeggen dat je als provincie niet moet willen meewerken aan het blijven rondpompen van geld. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Ik heb weliswaar geen verhaal voorbereid, maar laat duidelijk zijn dat ook mijn fractie van mening is dat het gaat om een buitengewoon belangrijk onderwerp. Net werd mij een tekst uit de bijbel ingefluisterd, psalm 62, waarin onder andere staat: "als het vermogen aanwast, zet er het hart niet op". Dat zou hier wel eens aan de hand kunnen zijn, want als je deze goede raad in de wind slaat, gaat het meestal van kwaad tot erger. Gisteren stond in een Nederlands dagblad een commentaar op deze topinkomens. De discussie ging over de oproep van ook landelijke partijvoorzitters om hier wat tegen te doen. Ik zal niet alles voorlezen, maar een stukje ervan is toch wel buitengewoon interessant, want dat maakt ook wel duidelijk hoe wij hier tegen aankijken: "Volgens de verdedigers van exhibitionistische zelfverrijking is er weinig aan de hand. Ze wijzen erop dat basissalarissen aan de top niet of nauwelijks meer stijgen. Dat klopt, maar de rek zit vooral in de bonussen. Het bonussysteem is de afgelopen jaren populair geworden toen het maatschappelijk gemor over de stijging van de topinkomens aanzwol. Achter dit systeem blijkt nu een bizarre wereld schuil te gaan. Voor sommige topmanagers lopen de bonussen op tot honderdduizenden euro's per jaar. De verdediging dat bestuurders zulke bonussen verdienen omdat hun afbrandrisico groot is en omdat ze zo goed presteren, is raar. Juist omdat topmanagers soms snel op een schopstoel terecht kunnen komen, is hun salaris van oudsher al hoger dan dat van werknemers in minder kwetsbare posities. Datzelfde geldt voor goed presteren. Dat is een minimale eis voor elke bestuurder en dus allang in basissalarissen verwerkt." Kortom, voorzitter, wie goed betaalde directieleden ook forse bonussen geeft, zet de wereld op zijn kop. Als hierover gesproken wordt in de komende aandeelhoudersvergadering moet dit wat mij betreft een belangrijk punt van aandacht zijn. Daarom hebben wij ook van harte de motie van de PvdA en het CDA ondertekend, maar ook die van de VVD die in wezen vraagt om dit breder te zien, zodat wij niet elke keer opnieuw een dergelijke discussie hoeven te voeren. De vraag is nog wel welke oplossingen voor de hand liggen en hoe daaraan zou moeten worden gewerkt. Toen ik hier naar toe reed, luisterde ik naar een interessante discussie op de radio waarin een oud-hoogleraar iets aanhaalde van prof. Tinbergen en inderdaad ook sprak over die marktconformiteit. Hij zei zoiets als: als je daarover spreekt, geef dan eens wat steekwoorden om aan te geven waar het precies om gaat. Moet je marktconform niet vertalen in: productiviteit en rechtvaardigheid? Als je die twee begrippen meeneemt in de
Provinciale Staten 13 april 2005
7
discussie zou dat een aanzet kunnen zijn voor een oplossing. Hij verwees daarbij naar buitengewoon interessante artikelen die jaren geleden door prof. Tinbergen waren geschreven. Het is inderdaad een oud probleem. Wij hebben er nu mee te maken, het onderwerp is ook weer helemaal in, maar in feite is het toch een oud probleem. Het lijkt mij goed om ook dit soort aspecten in de discussie op de aandeelhoudersvergadering mee te nemen. Ten slotte nog een korte reactie op de motie van GroenLinks. Ik worstel daar een beetje mee. Mevrouw De Bruin gaf al aan dat sluiting van Borssele een rijksaangelegenheid is. Wat zij ons vraagt is om zelf af te zien van het vragen van een schadevergoeding. Ik zou graag van de gedeputeerde horen hoe dit alles precies in elkaar zit. Juridisch en technisch gezien lijkt mij dit een nogal lastig probleem. Kunnen wij een dergelijke uitspraak wel doen? Wij neigen er overigens toe om ook deze motie te steunen, maar willen graag nog wel een nadere toelichting. De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. Ik wil even aansluiten bij de psalm die de heer Oldenburger noemde. In de oude berijming van 1773 staat: "wordt niet ijdel als het vermogen gedurig aanwast, waakt en let dat gij het hart er niet op zet, zo wordt gij door geen schijn bedrogen." Dat geeft wel aan dat er met vermogen en vermogensvorming op zich, mits op een rechtmatige wijze verkregen, als zodanig niets mis is. Dat geldt echter ook de andere kant, want de arbeider is zijn loon waardig, rechtvaardige beloning. Een topbestuurder van een energiebedrijf is zijn salaris waardig. Voor onze fractie is elementair dat het dragen van grote verantwoordelijkheden mag leiden tot het hebben van een hoog salaris, maar zij is evenzeer van mening dat in de gevallen waar wij hier over praten, zoals bij Essent, iedere verhouding zoek is. Bedrijven in de marktsector hebben ook een verantwoordelijkheid, maar daar gaan wij niet over. Maar het gaat in dit geval om een bedrijf dat opereert in de publieke of semi-publieke sector. Bestuurders van dit soort bedrijven dienen over een publieke mentaliteit te beschikken en dienen oog te hebben voor publieke belangen. Recent is via de krant tot ons gekomen dat ontzettend veel huishoudens in dit land rood staan. Er zullen er zeker bij zijn die een verkeerd uitgavenpatroon hebben, maar ook heel veel die echt niet weten hoe ze iedere maand de eindjes weer aan elkaar moeten knopen. Dan komt dit soort beloningen wel heel wrang over en is dat heel slecht voor de beeldvorming. Wat ons betreft, zou het de desbetreffende heren ook sieren als zij dit uit zichzelf zouden terugdraaien. Aan de andere kant moeten ook wij de hand in eigen boezem steken, want statutair kan dit allemaal. Dan komt de verantwoordelijkheid van de raad van commissarissen en de aandeelhouders om de hoek. Ook de provincie speelt daarbij een rol via haar afvaardiging naar de aandeelhoudersvergadering. Er zijn mede namens ons enkele moties ingediend die beogen om dit soort excessen in de toekomst onmogelijk te maken en wij hopen van harte dat dit zal lukken. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Een van de eerste uitspraken van de nieuwe minister van Bestuurlijke Vernieuwing is: sinds de dood van Pim Fortuyn heeft de tijd stilgestaan. Dat slaat zeer zeker niet op de salarissen van bestuursvoorzitters. Niet alleen de bestuursvoorzitters in het bedrijfsleven, maar ook en misschien wel vooral die bij overheidsen semi-overheidsbedrijven en –instellingen. De vorige premier, Wim Kok, had het al over een exhibitionistische zelfverrijking. Hieruit blijkt wel weer dat Nederlands een heel moeilijke taal is. Hij bedoelde natuurlijk exorbitant, maar dat kun je iemand die een muis aanziet voor een afstandsbediening natuurlijk niet kwalijk nemen. Inmiddels is de heer Kok commissaris bij de ING met de bijbehorende beloning. Je zou het ook cynisch kunnen bekijken en zeggen, dat het salaris van de topman van Essent nog wel meevalt: wij hadden gedacht dat het € 850.000 zou zijn, maar het is "maar" € 821.000! Het valt mij op, dat dit soort managers met deze salarissen vaak aan het hoofd staat van organisaties die ze niet zelf hebben opgebouwd en ook met het grootste gemak
8
Provinciale Staten 13 april 2005
van het ene naar het andere bedrijf hoppen. Ik vraag mij af of dit wel ondernemers zijn. Is dit de toekomst van ons bedrijfsleven? Is die toekomst afhankelijk van dit soort ondernemers? Neen, dan heb ik veel meer waardering voor echte ondernemers zoals Lee Iacocca, die voor een salaris van één dollar Chrysler van de ondergang redde of Steve Jobs van Apple die met de ene na de andere innovatie op de markt komt en voor slechts één dollar op de loonlijst staat! Wij vinden dat dit soort exorbitante beloningen zoals die van de top van Essent, niet kan en zeker niet met publieksgeld. Wij steunen dan ook van harte de moties die hierover zijn ingediend. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Met vele anderen in deze samenleving maakt het college zich in algemene zin zorgen over de excessieve salarisstijgingen voor de top in bedrijven en instellingen. Zoals de heer Schipper van de VVD het zei: het is een niet op zichzelf staand probleem bij energiebedrijven; het gaat veel verder. Deze bezorgdheid geldt echter in het bijzonder voor overheidsgelieerde bedrijven. De laatste dagen hebben de media hieraan heel veel aandacht besteed. Mede gezien de huidige economische situatie, waarin iedereen de laatste paar jaren wordt geacht zich te matigen en de nullijn te hanteren, kan en mag je hieraan niet achteloos voorbijgaan. Deze gigantische salarissen zijn niet uit te leggen en dat geldt inderdaad ook voor Essent. De cultuur van 'houd wat je hebt en grijp wat je grijpen kunt' en dat we alles normaal gaan vinden wat niet normaal is en zelfs verdedigen, moet worden doorbroken. Als de overheid dit niet doet, wie dan wel? Vooral de laatste weken en dagen lijkt er wat de topinkomens betreft bijna sprake te zijn van een soort ethisch reveil. Dat gevoel kreeg ik vanavond ook even toen ik een aantal Statenleden hoorde spreken, met name als het gaat om bedrijven waar overheden nauw mee verbonden zijn of zelfs eigenaar van zijn. Sommigen zijn er dan als de kippen bij om te roepen of te schrijven, dat de hanen wel heel laat beginnen te kraaien. Maar, zoals bij sommige mensen ook het geval is, er zijn blijkbaar meer wekkers nodig om ons echt wakker te maken. Wekkers rinkelen er op dit moment van alle kanten: van de klant van Essent die mij gisteren een verontrust mailtje stuurde tot de minister-president die ook een helder geluid heeft laten horen. Ook de Staten van Overijssel laten vanavond de Overijsselse wekker luid en duidelijk rinkelen. Wij hebben van de heer Weijnen gehoord, dat het inderdaad niet de eerste keer is dat de wekker hier afgaat. Bijna een jaar geleden heeft de PvdA-fractie ook al een helder signaal afgegeven. Dat hebben we opgepakt; ik kom daar straks nog even op terug. In plaats van te zeggen, dat we het toch allang hadden moeten weten en te vragen waarom ze er nu pas mee komen, lijkt het me veel beter om het momentum te benutten. Als we woorden echt willen omzetten in daden, zullen de overheden gezamenlijk moeten optreden. Daarvoor is het in onze opvatting nodig dat een algemeen geaccepteerd beloningsbeleid wordt geformuleerd, dat voor de overheden gezamenlijk een helder referentiepunt, een helder kader vormt voor het eigen handelen. Uiteraard moet zo'n kader dan wel voldoende concreet en vooral normstellend zijn. Een van de lastige vragen daarbij is wat dan redelijk of maatschappelijk aanvaardbaar is bij dit soort bedrijven. Ik wil daarbij benadrukken, dat het heel belangrijk is dat een normstelling naar buiten toe volledig transparant is. Iedereen moet dat kunnen begrijpen. Het ligt volgens GS voor de hand, dat de rijksoverheid in deze discussie het voortouw neemt. Onze inzet bij Essent moet zoveel mogelijk sporen met het totale salarisbeleid voor ondernemingen en instellingen in de publieke en semi-publieke sfeer. Het college stelt dan ook voor de minister-president een brief te sturen, waarin wij hem vragen deze discussie op korte termijn samen met andere overheden en anderen – bijvoorbeeld de vakbonden – te voeren. De heer Kerkdijk sprak in dit verband over een kenniscentrum. Ik zou daar niet op willen vooruitlopen en dat op de plaats willen leggen, waar de beslissing moet worden genomen. Uit recente uitlatingen van de minister-president leid ik af, dat hij zich inmiddels al aan het warmlopen is voor dit debat. Ik ben ervan overtuigd, dat het ook inderdaad wordt opgepakt in Den Haag. Daarbij gaat het om al die ondernemingen die direct of indirect, grotendeels of geheel door de overheid worden gefinancierd of waarbij de financiering in
Provinciale Staten 13 april 2005
9
hoge mate afhankelijk is van overheidsregulering. Uiteindelijk zullen regering en parlement de kaders moeten vaststellen. Volgens het college komt dit ook helemaal tegemoet aan de motie van de VVD, maar dan beperken we het niet tot de provincie Overijssel en nemen we het geheel van ons land. Voorzitter. Ik kom op Essent zelf. Tot aan vandaag is de raad van commissarissen integraal en volledig verantwoordelijk voor de beloning van de leden van raad van bestuur. Ik wil een misverstand rechtzetten en tegen de heer Yildirim zeggen, dat de provincie niet in de Raad van Commissarissen is vertegenwoordigd. Er is wel een commissaris voorgedragen, maar die zit er zonder enige last of ruggespraak, in het belang van het bedrijf. Vorig jaar april – precies een jaar geleden – hebben de aandeelhouders in de algemene vergadering van aandeelhouders gevraagd om inzicht in de wijze waarop de totaalbedragen in de jaarstukken tot stand waren gekomen. Het ging namelijk om € 2,3 mln. in 2003 en hoe pakken die uit voor de individuele leden van de raad van bestuur? De raad van commissarissen wilde die informatie op formele gronden niet geven, heel gewoon omdat men daartoe niet verplicht was. Vervolgens hebben wij zo'n anderhalf tot twee maanden later de Staten hierover naar aanleiding van vragen van de PvdA-fractie geïnformeerd met daarbij een historisch overzicht van de totale beloning. Opnieuw hebben wij toen de voorzitter van de raad van commissarissen gevraagd om meer inzicht. Op ons uitdrukkelijk verzoek, meerdere malen gedaan, heeft hij weer negatief gereageerd. Aangezien er sprake was van nog een overloop van salarissen van vertrokken bestuursleden konden wij er geen chocola van maken. Daaruit was absoluut niet af te leiden hoe het nu precies in elkaar zat. In antwoord op de vragen hebben wij de Staten aangegeven, dat in het kader van het nieuwe structuurregime de algemene vergadering van aandeelhouders het bezoldigingsbeleid zou vaststellen. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Hoe kan de gedeputeerde zijn rol als woordvoerder, als aandeelhouder beschrijven ten aanzien van de raad van commissarissen, ook wat betreft zijn inbreng? Ik denk hierbij aan de statutaire mogelijkheden van Essent en aan de benoemingsbevoegdheid als aandeelhouder. Deze gegevens zijn besproken in de Staten van de provincie Brabant op 11 april 2005. De voorzitter: Ik stel voor, dat de gedeputeerde eerst het feitenrelaas doet en interrupties te laten plaatsvinden als er op dat punt onduidelijkheden zijn. Gedeputeerde Jansen: Verderop in mijn beantwoording zal ik ingaan op alle vragen. Als ik dat niet heb gedaan, merk ik dat erna. Wij beschikken nu wel over de informatie die wij vorig jaar heel graag hadden willen hebben. Ten behoeve van de algemene vergadering van aandeelhouders van 21 april is ons een voorstel aangereikt over het beloningsbeleid. Nadat wij ons ervan vergewist hadden, dat het een openbaar stuk is, hebben wij dat Provinciale Staten ook per mail doen toekomen. Uit de vele persberichten en uit mijn inleiding heeft men kunnen afleiden hoe het college van GS over de gepubliceerde salarissen denkt. De huidige salarissen kwalificeren wij als excessief, buitensporig en in wezen maatschappelijk onverantwoord, niet passend bij het bijzondere karakter van het bedrijf. In de overwegingen van de VVD-motie is dit heel goed verwoord, scherp maar zeer duidelijk. Deze beloningen verpesten de gemeenschapszin, of, zoals de heer Oldenburger het zei, zetten de wereld op zijn kop. Evenals de heer Van Dijk citeerde hij Psalm 62. Toen de heer Van Dijk uitsprak, dat er met vermogensaanwas op zichzelf niets mis was, werd ik heel even bang maar hij voegde er heel snel aan toe, dat hier alle verhoudingen zoek zijn.
10
Provinciale Staten 13 april 2005
Het betreft hier – nog steeds – een bedrijf dat met publieke middelen is gefinancierd en waarvoor wij als overheden een bijzondere verantwoordelijkheid hebben. Naar buiten kunnen wij dit op geen enkele manier uitleggen. Trouwens, ook niet aan onszelf. Dit krijgt nog een extra gewicht als wij daarbij bedenken hoeveel geluiden er zijn over de administratieve achterstanden en klanttevredenheid of – beter gezegd – klantontevredenheid. Onze inspanningen zullen er daarom op gericht zijn, het beloningsniveau van de leden van de raad van bestuur naar een aanvaardbaar niveau terug te brengen. We zullen ons daarom tijdens de aandeelhoudersvergadering van de volgende week verzetten tegen het huidige voorstel van de raad van commissarissen voor het toekomstige beloningsbeleid en de voorzitter van de raad van commissarissen vragen, dit voorstel terug te nemen. Ik moet hierbij een voorbehoud maken in die zin, dat wij dat natuurlijk wel in overleg moeten doen met de andere aandeelhouders om een meerderheid te krijgen om het voorstel er ook door te krijgen. Maar, gelet op de contacten kan ik mij niet voorstellen, dat er daar heel anders wordt gedacht. Wij zijn er namelijk niet van overtuigd dat met het voorstel zoals dat nu voorligt een beloningsstructuur ontstaat, die tot het door ons beoogde aanvaardbare inkomensniveau leidt. Het voorstel is daarvoor trouwens ook niet inzichtelijk genoeg. De heer Kerkdijk vroeg hoe dit voorstel tot stand is gekomen en hoe dat met het Hay-onderzoek is gegaan. Die vragen kunnen wij de volgende week allemaal stellen maar wij willen het wat simpeler doen door te zeggen, dat dit voorstel gewoon niet voldoet, dat wij meer inzicht nodig hebben en dat het daarom moet worden teruggenomen. Bovendien weten wij niet hoe de criteria voor de bonussen worden toegepast. Een bijzondere vraag die in het verlengde hiervan speelt, is welke concrete mogelijkheden er bestaan om alsnog de huidige beloning van de leden van de raad van bestuur te verlagen. De heer Kerkdijk duidde daar al op. We zullen dit aan de orde stellen. Ik wil en ik kan op dit punt echter niet bij voorbaat verwachtingen scheppen. Daar moeten we ook helder in zijn, want we hebben als aandeelhouders wel te maken met bestaande contractuele afspraken tussen de raad van commissarissen en de leden van de raad van bestuur. De raad van commissarissen is de enige die hierover de gewenste duidelijkheid kan en moet verschaffen. Dan weten we ook welke ruimte er is voor aanpassingen. Dit laat onverlet – en dat is ook door enkele sprekers genoemd – dat de raad van bestuur natuurlijk ook zelf een gebaar kan maken. Ik bedoel dan niet zomaar een gebaartje. De heer Weijnen gaf het al aan: het kan de heer Boersma op zichzelf niet worden verweten, want de afspraken zijn met hem gemaakt. Hoewel je het hem ook wel weer een klein beetje mag verwijten. Ik verwijs naar de discussie en de woorden die zojuist door verschillende Statenleden zijn uitgesproken. In het kader van de goedkeuring van de jaarrekening zullen wij op dit punt vooralsnog een voorbehoud maken. Instemming met de jaarrekening betekent voor ons dus niet, dat wij ook instemmen met het salaris van de leden van de raad van bestuur. Wij willen overigens ook graag inzicht hebben in de gang van zaken in 2003 en hoe die in 2005 zal zijn. Wij hebben namelijk alleen maar inzicht in de bedragen voor 2004, zoals is te zien in het voorstel dat naar Provinciale Staten is gegaan. De statutenwijziging is van de agenda afgevoerd en komt niet op 21 april aan de orde, omdat de aandeelhouders en de raad van commissarissen het nog niet met elkaar eens zijn. Hierover vindt nog een discussie plaats in de commissie Economie en Bestuur op 25 mei aanstaande. De invloed van de aandeelhouders op het beloningsbeleid zal in die statuten zijn beslag moeten krijgen, zonder dat de aandeelhoudersvergadering het bedrag in euro's vaststelt. Daar moet je je net even niet mee willen bemoeien! Uiteraard zullen wij conform de motie Provinciale Staten voortdurend en onverwijld informeren over relevante ontwikkelingen. Wij zien de motie dan ook als een sterke ondersteuning van de koers die wij hebben ingezet. Wij willen de motie van de VVD echter iets ruimer invullen. Wij hebben Essent vandaag gevraagd om de aandeelhoudersvergadering op het punt van de salarissen openbaar te
Provinciale Staten 13 april 2005
11
laten zijn. Het leek ons goed om dat te doen, mede gelet op wat hier allemaal speelt. Wij hebben dat in de brief als volgt verwoord: "Gezien de brede aandacht voor het onderwerp en het feit, dat wij als openbaar bestuur hierin zoveel mogelijk openheid voorstaan …. brengen ons tot dit voorstel. Wij van onze kant geven er derhalve de voorkeur aan, dat deze mogelijkheid wordt geboden." Wij hopen, dat het antwoord volgt. Welke mogelijkheden hebben we? Het niet goedkeuren van de jaarrekening is echt een paardenmiddel en je moet je afvragen of je dat werkelijk wilt inzetten. Wij willen een voorbehoud maken ten aanzien van dit punt, nogmaals in overleg met de andere aandeelhouders. De laatste dagen en ook vanavond is de vrees uitgesproken, dat wij de leden van de raad van bestuur onder verantwoordelijkheid van de leden van de raad van commissarissen rustig over het water laten lopen. Dat moeten wij voorkomen. Als zij hier en daar over een paaltje stappen, is het prima maar veel verder mag dat niet gaan. Laten wij er echter niet op vooruitlopen, want wij weten nog niet welke reacties wij krijgen. Ik hoop in ieder geval, dat de raad van commissarissen toont ook over een publieke mentaliteit te beschikken. Dat zal straks moeten blijken. Voorzitter. Wat betreft de motie van GroenLinks kan en mag mijns inziens niet worden gesteld, dat hier een blokkade wordt opgeworpen bij de eventuele sluiting door de lagere overheden, door de aandeelhouders. Het is echt een rijksverantwoordelijkheid om al dan niet tot sluiting over te gaan. Men weet, dat de discussie over kernenergie opnieuw is gestart, niet onder de dreiging van de eventuele claims maar mede met het oog op de toekomst van een duurzame en schone energie, wat je er ook van mag vinden. Ik spreek hiermee absoluut geen waardeoordeel uit. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Voorzitter. Van Geel heeft zelf dit argument naar de Kamer gebracht. Hij heeft juist zelf aangegeven, dat de aangekondigde schadeclaims van EPZ – dat zijn wij eigenlijk maar vele mensen realiseren zich dat niet – wel degelijk van invloed zijn op het standpunt van het kabinet inzake de sluiting van Borssele. Het Rijk heeft in het bestuursakkoord opgenomen, dat wil het dit besluit effectueren het knalhard aanloopt tegen de aangekondigde schadeclaims van EPZ. Dat is een reden om het besluit te heroverwegen. Dat heeft Van Geel aangegeven en daarbij de vraag gesteld of het besluit wel moet worden genomen dan wel of het geld dat daarmee gemoeid zou zijn niet beter op een andere manier in duurzame energie moet worden geïnvesteerd. Daarmee heb ik het plaatje even volledig gemaakt. GroenLinks vindt dit echter te zot voor woorden, want uiteindelijk is dit een rondpompen van publieke middelen en dus gemeenschapsgeld, waarbij lagere en hogere overheden elkaar in de weg zitten. Laten wij dan gewoon afzien van die schadeclaim, want het geld dat daarin is geïnvesteerd, is in 2013 allang terugverdiend door de afschrijving. Gedeputeerde Janssen: Voorzitter. Het lijkt ons niet verstandig om bij voorbaat af te zien van een schadeclaim. Overijssel gaat daar in de eerste plaats niet als enige over. Natuurlijk kunnen we onze invloed aanwenden op de aandeelhoudersvergadering maar wij willen de discussie echt op een normale manier voeren. Mocht tot sluiting worden overgegaan, dan is het natuurlijk ook helemaal niet verkeerd dat daar wat tegenover staat. Ik spreek mij daar echter nu niet over uit; wij willen de discussie zuiver laten plaatsvinden. Wij zien het als twee gescheiden discussies en willen niet bij voorbaat zeggen, dat wij als Essent geen claim indienen. Dat zou de wereld op zijn kop zetten. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Maar u spreekt over "wij als aandeelhouders"! Maar wat hebben wij nu net gedaan? Wij hebben zojuist als aandeelhouders een standpunt over de beloningsstructuur ingenomen. De gedeputeerde kan dat onverstandig vinden – dat kan ik mij vanuit zijn positie voorstellen – en daar wil ik niets op afdingen, maar de aandeelhouders, de provincie Overijssel, kunnen wel degelijk het standpunt innemen dat wij daarvan af willen zien. Of de gedeputeerde dat uiteindelijk voor elkaar krijgt en of u alle aandeelhouders daarin op een rij krijgt, is natuurlijk vers twee. Die interruptie wilde ik plegen op het eerste gedeelte
12
Provinciale Staten 13 april 2005
van het betoog van de gedeputeerde, want hij maakte ook het voorbehoud van overleg met de andere aandeelhouders als een aanspraak wordt gedaan op de beloningsstructuur. Naar mijn mening is dat niet zo; je kunt als aandeelhouder Overijssel een standpunt innemen. Natuurlijk moet je onderhandelen; soms verlies je en soms win je. Gedeputeerde Jansen: Dat heb ik ook geprobeerd te zeggen, namelijk dat het resultaat van wat wij bereiken uiteraard afhankelijk is van de wijze waarop de anderen hierop willen insteken. Om die reden heb ik dat voorbehoud gemaakt, want dat zal niet automatisch bereikt worden. Dat is de inzet die ik heb aangegeven en die in de motie is verwoord. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Wat is volgens mevrouw De Bruin de noodzaak, dat wij daarover op dit moment een uitspraak doen? Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Wij zijn van mening, dat het urgent is omdat Van Geel de volgende week of de week erna met voorstellen naar de Kamer komt om dit probleem verder te bespreken. Hij heeft dat aangekondigd met het verhaal dat ik net naar voren heb gebracht. Hij zal dat uitwerken en om die reden lijkt het ons wenselijk om op dit moment een signaal af te geven. Ik wil namelijk liever niet, dat wij daarmee net als met de beloningsstructuur helemaal aan het einde zitten. Ook dit kan een aanzwellend geluid worden, maar ik wil het signaal graag tijdig afgeven om elkaar niet een loer te gaan draaien, omdat de zaak is afgeschreven en wij geen schadeloosstelling hoeven. De heer Oldenburger (CU): Maar dat betekent toch ook, dat de Kamer zich kan uitspreken over de al dan niet wenselijkheid van een dergelijke schadeclaim van EPZ? Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Maar de Kamer gaat niet over EPZ, mijnheer Oldenburger! EPZ is in handen van gemeenten en provincies en niet in handen van het Rijk. De voorzitter: De gedeputeerde rondt nu dit punt af! Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Wij vinden het niet verstandig om op dit moment de discussie over kernenergie te belasten met een uitspraak zoals door mevrouw De Bruin wordt voorgesteld. Ik hoor echter wel of de Staten zich kunnen vinden in het standpunt van het college dan wel in het standpunt van mevrouw De Bruin. De voorzitter: Ik vraag mij af, gezien de duidelijkheid van zowel de Staten als van de gedeputeerde, of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat blijkt niet het geval te zijn. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Voorafgaand aan de besluitvorming vraag ik of er behoefte bestaat aan het afleggen van stemverklaringen. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Ik heb geen behoefte aan een stemverklaring maar wel aan een korte schorsing. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De voorzitter: Ik geef het woord aan de leden Sijbom, Kerkdijk, D. van Dijk en Yildirim voor het afleggen van een stemverklaring. De heer Sijbom (VVD): Voorzitter. De fractie van de VVD in de Staten van Overijssel zal tegen de motie van de fractie van GroenLinks stemmen. De motie neemt de sluiting van de kerncentrale Borssele als uitgangspunt, terwijl onze fractie een voorstander is van het openhouden van de centrale. Wij blijven het gebruik van kernenergie als een van de
Provinciale Staten 13 april 2005
13
mogelijkheden zien om aan de toenemende vraag aan energie te blijven voldoen. Wij zijn bovendien van mening, dat we de techniek in huis moeten hebben en dat wij deze moeten helpen verbeteren. De heer Kerkdijk (CDA): Voorzitter. De fractie van het CDA kan zich vinden in de toelichting van de gedeputeerde en zal dan ook tegen de motie van de fractie van GroenLinks stemmen. Een extra reden is, dat destijds het besluit is genomen zonder de financiële consequenties van sluiting te overzien. Als wij daarin zouden meegaan, zouden wij meegaan in een actie die geen zicht heeft op de consequenties. Wij hebben daar geen enkele behoefte aan. De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. Wij kunnen ons bij die motivering aansluiten en wij zullen deze motie dan ook niet steunen. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Wij ondersteunen het voorstel van de gedeputeerde om een bericht naar de minister-president te sturen. Elk klein beetje helpt. Wat betreft de suggestie dat wij wakker moeten zijn, merk ik op dat onze haan altijd heeft gekraaid en dat wij blij zijn, dat anderen nu ook wakker zijn. Wij vragen ons dan ook af of de gedeputeerde niet wat actiever had kunnen reageren op het punt van de beloningsstructuur. Het begin van dit jaar was namelijk ook bekend …. De voorzitter: Dit lijkt meer een derde termijn! De heer Yildirim (SP): Wij verzoeken de gedeputeerde ons te informeren over de onderhandelingen met de andere aandeelhouders. De voorzitter: Dit is geen stemverklaring en de vraag blijft hangen! Stemmingen In stemming komt de motie van de fracties van de PvdA en het CDA over de remuneratie van de leden van de raad van bestuur van Essent N.V. De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de motie van de fractie van de VVD over topbeloningen in de (semi) publieke sector. De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie eveneens met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de motie van de fracties van GroenLinks, D66 en de SP over Essent-Borssele. De voorzitter: Ik constateer, dat met uitzondering van twee leden de overige aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de SP, GroenLinks en D66 voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. 2.
Inspreekrecht
Van het inspreekrecht wordt geen gebruik gemaakt. 3.
14
Vragenuur
Provinciale Staten 13 april 2005
Van het vragenuur wordt geen gebruik gemaakt. 4.
Ingekomen stukken
De voorzitter: Toegevoegd wordt aan de lijst aanvullende informatie van het college aanvullende informatie inzake het Actiefonds. De Staten worden verzocht deze te betrekken bij de bespreking van het agendapunt Besteding Actiefonds 2005 en wijze van aanwending Actiefonds 2006 en verder. Met betrekking tot de lijst brieven en mededelingen van het college van GS heb ik begrepen, dat de brief onder 1. over het Projectenboek Netwerkstad Twente is besproken in de commissie Zorg en Cultuur en dat het advies van de commissie luidt om hiermee in te stemmen. De heer Antuma (CDA): Dat klopt, voorzitter! De voorzitter: Aangezien niemand meer het woord wenst over deze lijst concludeer ik, dat de Staten kunnen instemmen met de voorgestelde wijze van afhandeling van ingekomen stukken. 5.
Voorstellen van Gedeputeerde Staten A-voorstellen (Hamerstukken)
PS/2005/226 Wijziging Reglement Waterschap Groot Salland Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van GS besloten. 6.
Voorstellen van Gedeputeerde Staten B-voorstellen (bespreekstukken)
PS/2005/222 Partiële herziening Regionaal Bedrijventerrein Twente van het Streekplan Overijssel 2000+ De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Rouwet (SP): Voorzitter. De SP heeft zich destijds bij de locatiekeuze voor het RBT in Twente tegen de locatie Almelo-Zuid bij Bornerbroek uitgesproken en haar voorkeur aangegeven voor Almelo-Noord. Toen het RBT ter besluitvorming aan de Staten voorlag, hebben wij er uiteindelijk mee ingestemd met dezelfde aantekening, dat wij tegen de locatie Bornerbroek zijn en een voorkeur hebben voor Almelo-Noord. Om die reden wil ik nog eens graag gebruik maken van de gelegenheid om bij de wijziging van het streekplan aan te geven, dat wij opnieuw niet akkoord gaan met de locatie Almelo-Zuid. Wij zullen dan ook tegen deze wijziging stemmen. De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. Ook onze fractie was destijds geen voorstander van een RBT op deze locatie. Om die reden zullen wij dit voorstel niet steunen. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Ook wij hebben destijds aangegeven, dat wij Bornerbroek de slechtste locatie vinden. Wij zullen dan ook tegen de wijziging van dit streekplan stemmen. De heer Vruggink (GroenLinks): Voorzitter. Onze mening is ook altijd duidelijk geweest. Wij zullen tegen dit voorstel stemmen. Wij wensen de Stichting Dorpsbelangen veel succes bij de rechtsgang.
Provinciale Staten 13 april 2005
15
De heer Dijkhuis (LPF): Hetzelfde geldt voor de RPF. Wij hebben destijds eveneens aangegeven tegen het RBT te zijn en om die reden zullen wij ook tegen de huidige wijziging stemmen. In stemming komt het voorstel. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD, de ChristenUnie voor dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen. PS/2005/1240 Ontwerp Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan De beraadslaging wordt geopend. De heer Zwart (PvdA): Voorzitter. Ruim een jaar na de vaststelling van de Startnotitie heeft de PvdA het gevoel, dat een punt is bereikt waarop moet worden vastgesteld dat het PVVP is uitgekristalliseerd. In deze vorm heeft het PVVP veel in zich dat stemt tot tevredenheid. Dat is in de eerste plaats het geval bij het openbaar vervoer. Het plan kiest ervoor om onder moeilijkere omstandigheden de financiële middelen voor het openbaar vervoer constant te houden. De voorzieningen en dienstregelingen blijven op peil, zo blijkt ook uit de afgegeven concessies. De houding ten opzichte van de mogelijke exploitatie van treindiensten is positief. Ten aanzien van de beheersing van de kosten van de Regiotaxi zijn maatregelen genomen, die ruim voldoende besparingen hebben opgeleverd. In het PVVP staan goede voornemens ten aanzien van het uitvoeren van netwerkanalyses. Resultaatgericht uitgevoerd, dienen deze de integraliteit in de bestrijding van toekomstige knelpunten op de verbindingen naar onze economische centra. Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Mijnheer Zwart, als u blij bent met de netwerkanalyses, bent u het dan met mij eens dat die zo snel mogelijk uitgevoerd dienen te worden? De heer Zwart (PvdA): Ja. Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Zelfs als het dit jaar zou kunnen? De heer Zwart (PvdA): Ik zou dat graag uitgevoerd zien als dat zou kunnen. Het resultaat is het allerbelangrijkst! Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Prima! Ik houd u daaraan! De heer Zwart (PvdA): Voorzitter. Ik neem aan, dat mevrouw Husselman doelt op de inhoud van haar eerste motie, waarin behalve de netwerkanalyses ook nog wat andere dingen staan die … Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Mijnheer Zwart, ik heb nog geen motie ingediend! Dit lijkt mij wat snel. De heer Zwart (PvdA): Voorzitter. Wij kunnen overigens tevreden zijn met de resultaten die de gedeputeerde in de gesprekken over de huidige bestaande knelpunten Nijverdal en Ommen heeft bereikt. Men zal hebben gemerkt, dat ik deels inga op ontwikkelingen van na de opstelling van dit PVVP. De ontwikkelingen gaan namelijk door. Het is daarom heel goed, dat het PVVP voorziet in een dynamisch beleidsprogramma met een voortschrijdend karakter. Provinciale Staten kunnen uitzien naar een bijgesteld PVVP over twee jaar. Dit zal
16
Provinciale Staten 13 april 2005
goed overeenkomen met de noodzakelijke voortgang van het denken over verkeersbeleid in de commissie. Wij stellen vast, dat het PVVP geen grote helderheid verschaft over de prioritering in de plannen, in het bijzonder de plannen voor grote wegenprojecten die juist een belangrijke bijdrage moeten leveren aan de bereikbaarheid van de economische centra. In het algemeen is het PVVP onduidelijk over de financiering. Het is maar moeilijk vast te stellen of de focus in dit PVVP inderdaad wel op de economische centra gericht is. De vraag is ook of de beoogde integraliteit voldoende uit de verf komt. Die integraliteit uit zich immers uiteindelijk in de bereidheid mee te werken aan verbeteringen van het wegennetwerk van andere wegbeheerders. De provincie moet een zekere bereidheid uitstralen, maar dan meer de bereidheid van een goede partner dan van een initiatiefnemer. Van belang is het besef, dat de bereikbaarheid van onze economische centra voor een deel loopt via wegen die niet van ons zijn. Om die wegen te verbeteren, moeten goede afspraken worden gemaakt. Wij hebben er begrip voor, dat de gedeputeerde daarvoor enige bewegingsruimte nodig heeft. Het PVVP ontmoet het belang van "mensgerichte" maatregelen op het gebied van verkeersveiligheid. Taken worden toebedeeld aan "een professionele organisatie die de uitvoering hiervan regelt". De bijbehorende financiering blijft echter nog achter. Wij zijn van mening, dat er duidelijkheid moet komen over de financiering van het ROVO. Wij zullen een motie indienen om deze duidelijkheid te verschaffen. De milieuparagraaf in het PVVP toont een bepaalde bescheidenheid. Wij menen dat het mogelijk is om meer voor het milieu te doen. Een luchtkwaliteitskaart geeft een beeld van de optredende vervuiling maar vormt op zichzelf nog geen bestrijding daarvan. Door de toepassing van plantaardige brandstof te bevorderen, kan de provincie bijdragen aan een schonere lucht in Overijssel en aan de reductie van de uitstoot van Co2. Deze doelen passen binnen het bestaande beleid en wij zijn van mening, dat het tijd is om ook op het terrein van verkeer deze doelen te dienen. De provincie heeft als opdrachtgever in het vervoer bepaalde bevoegdheden en heeft de mogelijkheden om te fungeren als pleitbezorger in de richting van andere overheden. Wij menen, dat deze moeten worden benut om de introductie van plantaardige brandstoffen te faciliteren. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Soms moet je als kleine partij geduld hebben. Ik herinner mij nog de begrotingsvergadering, waarin D66 een amendement heeft ingediend om te onderzoeken of het provinciale wagenpark op koolzaadolie kon rijden. De gedeputeerde heeft dat echter min of meer verworpen en gezegd, dat het college daarmee toch aan de gang zou zijn. Ik ben blij, dat de PvdA het nu oppakt en ik ben dan ook benieuwd naar het antwoord van de gedeputeerde op de vraag of hij daar inderdaad al wat mee heeft gedaan. De heer Zwart (PvdA): Wij zijn van mening, dat er een actieprogramma moet worden opgesteld voor het gebruik van plantaardige brandstoffen. Wij zullen samen met anderen daartoe een amendement indienen. Voorzitter. Het PVVP is een plan dat in het algemeen voldoet maar dat op enkele punten nog niet aan onze verwachtingen beantwoordt. Wij verwachten, dat over de kwesties genoemd in dit PVVP in de nabije toekomst opnieuw intensief zal moeten worden gesproken. De voorzitter: Door de fractie van de PvdA wordt het amendement A1, mede-ondertekend door de fracties van de VVD en het CDA, over de milieuparagraaf en de motie M1 over het ROVO voorgesteld. Deze worden vermenigvuldigd en rondgedeeld.
Provinciale Staten 13 april 2005
17
Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Mijnheer Zwart, ik hoop dat wij aan uw verwachtingen kunnen voldoen. Onze visie kent enkele onderdelen waarop u direct kunt inspelen. Voorzitter. Het duurde even, maar na drie commissievergaderingen kwamen wij eindelijk tot de essentie. Wat zijn de kaders voor het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende jaren en wat is de uitvoer? Ofte wel: waar willen wij ons als Staten mee bemoeien en waarmee niet? Wij hebben niet de behoefte om ons met de uitvoering te bemoeien. Geen dubbele lijnen, omvang van rotondes of de kleur van het asfalt. Maar wat wel? Wat gaan we doen aan de bereikbaarheid van onze economische centra? Waar focussen we op, in welk tempo en hoe gaan we dat alles financieren? Kader of uitvoering? De norm of het noemen van de wegnummers? Daar zit nu net het probleem met het PVVP. Het PVVP is een heel breed plan; het gaat over de weg, over het openbaar vervoer, de fiets, het goederenverkeer, decentralisatie, carpoolen, stations en wat niet meer. Wat erin staat, is ook beslist geen onzin. De uitgangspunten van de startnotitie zijn genoemd en hier en daar verwerkt en de bestuursfilosofie klopt ook. Maar wat gaan we nu doen? Waar zit de actie? Waar is de ruimte voor actie? Dit is een long list en het is ons onvoldoende duidelijk waarmee GS nu gaan beginnen. Met vier moties willen wij hieraan meer richting geven, prioriteren zo men wil. Wij doen dat in een consistente lijn, in het verlengde van de motie over werkgelegenheid en bereikbaarheid die het vorig jaar is aangenomen. Het ligt ook in het verlengde van de startnotitie, waarin de uitgangspunten zijn neergelegd: bereikbaarheid van economische centra, hoofdnetwerk, kwaliteit bereikbaarheid en differentiatie. Wij zeggen niets nieuws maar wij maken wel keuzes. Niet alles maar een paar dingen gaan we doen. De eerste motie gaat over de netwerkanalyses, nodig om knelpunten rond de economische centra in beeld te krijgen. Bovendien vormen zij een instrument om samen met Rijk en gemeente naar oplossingen van die knelpunten te zoeken. Daarmee gaan we niet wachten; we beginnen daar de volgende week mee. Actie, dus! Een Actiefonds, zo zou ik zeggen. Het stellen van kaders past bij het stellen van normen. Qua systematiek is er niets mis mee. Deze normering is echter wat ons betreft te weinig doordacht en te prematuur. Om die reden willen wij die norm niet zo absoluut en centraal stellen en dienen we ons vooral eerst te richten op de knelpunten die uit de netwerkanalyses naar voren komen. Dat staat in onze motie over de netwerkanalyses. De N35 en de N340 zijn op zichzelf geen nieuwe wegenonderdelen maar wij leggen de nadruk op de aansluiting van die wegen. Hoe sluiten zij aan niet alleen op het gemeentelijk maar ook op het rijksnetwerk? Wij zien dat het daar vastloopt. Niet iedere wegbeheerder zijn eigen stukje maar met elkaar. Wij noemen dat "integraal". Het laatste punt in de motie is de overdracht van wegen. Ook dat is techniek maar toch mag dit niet blindelings worden toegepast. Daarbij moet rekening worden gehouden met de functie van de wegen en gewijzigde omstandigheden. Aan dit alles hangt een prijskaartje, maar hoeveel geld is er nu eigenlijk en waar is dat voor gereserveerd? Er mag dan een dynamisch beleidsprogramma komen, maar wij willen toch graag beter weten waar die middelen zitten. Kortom, een financieel meerjarenperspectief samengebracht in een Mobiliteitsfonds waardoor we elk jaar een goed en eenduidig overzicht krijgen en op een fatsoenlijke manier afwegingen kunnen maken. Daarmee ontstaat transparantie en kunnen de Staten afwegingen maken zonder dat we GS in de uitvoering voor de voeten lopen. GS krijgen de ruimte voor de onderhandelingen om met andere partijen tot overeenstemming te komen en de zaak uit te voeren. Wij willen geen PVVP met of zonder prioriteiten door de Staten aangegeven, waarvan wij de financiële consequenties niet beter in beeld hebben. In september, voor de begrotingsbehandeling is er duidelijkheid over de liggende gelden, op welke planken dan ook. In het vervolg krijgen wij
18
Provinciale Staten 13 april 2005
graag als onderdeel van de begrotingscyclus strakke overzichtjes met een Mobiliteitsfonds als basis. Dat is de inhoud van de tweede motie. Als wij dat inzicht hebben, komt er een moment waarop wij de vraag stellen hoe wij de economische centra nog beter bereikbaar kunnen maken. Is dat door de N18, de N50, de noord-zuidverbindingen? Elk debat dat wij hierover voeren, is een debat met een blinddoek voor. We weten immers nog niet hoeveel geld we hebben? We weten niet hoe ver de financiële polsstok reikt maar we weten wel de richting en we willen iets groots. Dat zal op enig moment een flinke financiële impuls nodig hebben. Maar die discussie voeren we later. In de motie geven we samen met de VVD die richting aan en gaan we in op de verbindingen en de positie van de provincie daarin. Later zullen wij daarover komen te spreken maar eerst willen wij die duidelijkheid in een meerjarenperspectief. In onze vierde motie gaan wij in op het openbaar vervoer. Wij zien te weinig terug van de verwerking van de uitgangspunten. Het is een opsomming, een wensenlijst. Het gaat om de bereikbaarheid van economische centra. Dat betekent insteken op openbaar vervoer en woon-werkverkeer, differentiatie en bereikbaarheid. Het betekent iets voor de keuze van het soort openbaar vervoer. Integraliteit moet een thema zijn voor de aansluitingen. Ook daaraan willen we richting geven. Niet alles kan, maar wel de hoofdlijnen. We opteren voor een model, waarin de vervoersmodaliteiten aanvullend en misschien zelfs wel aansluitend zijn, want dat vinden de passagiers erg prettig. In de Achterhoek zijn daarmee goede ervaringen opgedaan en daar willen we graag mee experimenteren. De Regiotaxi kan dan het vangnet vormen. De vierde motie geeft die hoofdlijnen. Het proces van het PVVP is intensief geweest en soms waren er fases van onbegrip. Er waren hobbels maar het diende ergens toe. GS en PS hebben elkaar scherp gehouden en dat kan het resultaat alleen maar ten goede komen. Het is een PVVP geworden dat de kaders aangeeft, maar dan een beetje ruim. PS hebben de piketpaaltjes geslagen, stuk voor stuk. Dan ontstaat een traject waarmee we samen op weg kunnen. De voorzitter: Door de fractie van het CDA worden de volgende moties voorgesteld: -
de motie M2, mede namens de fractie van de VVD, over de opstellen van netwerkanalyses; de motie M3, mede namens de fractie van de VVD, over de verbijzondering van het PVVP inzake het wegverkeer; de motie M4, mede namens de fracties van de VVD en de PvdA over de verbijzondering van het PVVP inzake openbaar vervoer.
De moties worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Oostra (CU): Mijnheer de voorzitter. Wij willen onze waardering uitspreken voor de heldere structuur en de toelichting op de opgaven, nodig om de knelpunten met betrekking tot verkeer en vervoer in de komende jaren op te lossen. Wij zijn het daar in grote lijnen mee eens. Een aantal specifieke punten, die wij politiek belangrijk vinden, willen wij aanscherpen. Wij zouden kunnen pleiten voor het belang van de N18 tussen Varsseveld en Enschede of voor de financiering van het ROVO of voor andere wegen, maar dan gaat het over het oplossen van financieringsproblemen. Dat willen we niet ad hoc doen voor een aantal losse gevallen, omdat we het integrale overzicht missen om de juiste prioriteiten te kunnen stellen. We wachten met spanning af op welke manier de dynamische beleidsprogramma's vorm en inhoud krijgen, ook bij de Perspectiefnota en de begroting. Toch zijn we niet helemaal gerust. De ambities van het PVVP en de financiële middelen zijn niet met elkaar in overeenstemming. Ik vind het niet voldoende te weten welke ambities de komende twee jaar willen waarmaken als wij die niet kunnen plaatsen tegen een meerjarig
Provinciale Staten 13 april 2005
19
perspectief. Samen met het CDA en de VVD hebben wij een gebudgetteerd meerjarig overzicht voorgesteld van de overige opgaven in het PVVP die nog niet in de actuele lijst van opgaven voor de komende twee jaar worden vermeld. De dynamische netwerkanalyses zouden wij graag met de allerhoogste prioriteit uitgevoerd willen zien om te voorkomen, dat we nu al prioriteiten stellen welke verkeersknelpunten opgelost moeten worden terwijl we nog geen idee hebben op welke manier dat het meest effectief en het efficiëntst kan. Mijn verwachting is, dat andere keuzes gemaakt zullen worden als we de oorzaken echt weten, niet meer aanmodderen met de natte vinger maar op een vaste manier aan de hand van onderbouwde analyses. Wij kunnen ons vinden in de uitgangspunten voor Duurzaam Veilig, die overeenstemmen met de landelijke doelstellingen. Wel vraag ik mij in hoeverre het concept van Duurzaam Veilig in afdoende mate de veiligheid op parallelwegen kan garanderen, gelet op het gebruik van deze wegen door steeds zwaarder wordend landbouwverkeer, door aanliggende bedrijven en door soms grote groepen scholieren. Wij zouden graag zien dat over de veiligheidssituatie op de parallelwegen apart wordt gerapporteerd in verkeersongevallenconcentratierapporten. Wij wachten de reactie van de gedeputeerde af en zullen dan besluiten al dan niet een motie in te dienen. Wij kunnen ons eveneens vinden in de aanpak, dat er een kernnet moet zijn waaraan zwaardere kwaliteitseisen worden gesteld dan aan het aanvullende net. Het kernnet kan dan weer als basis dienen om het aanvullende net zo effectief en zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Voor de doelstellingen van het kernnet geldt een betrouwbaar en toegankelijk openbaar vervoer: in principe 100% op tijd. Maar hoe betrouwbaar mag het aanvullende net zijn? Gelden hier dezelfde eisen? Ik weet niet of de provincie beschikt over de openbaarvervoermonitor. Indien dat het geval is, kan het volgend jaar een nauwkeuriger inschatting gemaakt worden van de na te streven betrouwbaarheid, bijvoorbeeld in 95% van de gevallen minder dan twee minuten te laat. Ernstiger vinden wij op dit moment het ontbreken van een doelstelling van het openbaar vervoer in het algemeen. Die is er wel, voor bereikbaarheid van de economische centra, voor differentiatie in bereikbaarheidskwaliteit, voor een gebiedsgerichte en integrale benadering, verkeersveiligheid, milieu en leefbaarheid. In dit rijtje behoort toch zeker de doelstelling openbaar vervoer te staan. Die is er namelijk wel, zoals blijkt uit de beantwoording van GS op schriftelijke vragen van Staphorst en Raalte. Wij dienen een amendement om dit tekort op te heffen. De inzet van het college om de Regiotaxi betaalbaar te houden, onderschrijven wij ten volle. De exploitatiekosten moeten zo laag mogelijk worden. In Brabant wil men overgaan tot een regionale aanpak, waarbij buurtbus, Regiotaxi en regulier openbaar vervoer in één systeem komen om een optimaal resultaat te verkrijgen. Wij zouden graag van de gedeputeerde willen weten of er geregeld overleg is met andere provincies, opdat van elkaar kan worden geleerd. Eventueel dienen wij een motie in om te onderzoeken of het systeem in Brabant ook toepasbaar is voor Overijssel. Wij hebben er niet zo'n probleem mee als onrendabele lijnen vervallen, mits er een redelijk alternatief voor in de plaats komt. De Regiotaxi heeft in het PVVP de rol van vangnet gekregen en daar ligt een groot pijnpunt. De Regiotaxi is voor velen te duur. Het gaat er namelijk niet alleen om, dat de Regiotaxi overal beschikbaar is maar ook om de vraag of de Regiotaxi wel betaalbaar is voor de mensen die er met een zekere regelmaat gebruik van willen maken. Tot nu toe was de stelling: overdag rijdt de bus en 's avonds en in het weekend de Regiotaxi als er geen bus rijdt, met korting van de provincie. Op die manier is er dus de hele week betaalbaar openbaar vervoer, zowel overdag als 's avonds. Dat is waar, maar wat als er in een kern helemaal geen bus rijdt? Dan ben je uitsluitend afhankelijk van
20
Provinciale Staten 13 april 2005
de Regiotaxi en als die te duur is omdat overdag geen korting wordt gegeven, zal je je activiteiten zoveel mogelijk naar het weekend of naar de avond moeten verschuiven, wat natuurlijk lang niet altijd mogelijk is. Ik ben daarom van mening, dat de kortingsregeling van de Regiotaxi uitgebreid moet worden naar de dag in die gebieden waar geen andere vormen van openbaar vervoer beschikbaar zijn, zodat het openbaar vervoer niet alleen overal beschikbaar maar ook nog enigszins betaalbaar is. Hoe verantwoorden we de extra kosten? Wat kunnen de effecten zijn van de voorgestelde uitbreiding van deze kortingsregeling? De mensen die nu hun activiteiten noodgedwongen verschuiven naar de avond of het weekend hoeven dat straks niet meer te doen. Dat is kostenneutraal; men reist op een ander moment, namelijk het moment waarop dat beter uitkomt. Het probleem van anderhalf jaar geleden dat mensen met een Regiotaxi achter de bus aanreden, gaat niet op want er rijdt geen bus volgens onze regeling. Het zou wel opgaan als die wel zou rijden, maar die mensen vallen buiten de regeling. Daar is immers openbaar vervoer en een dubbel aanbod moet terecht worden vermeden. Dan zijn er mensen die, zoals voorheen, overdag de Regiotaxi gebruikten en dat nalieten toen deze te duur was geworden, zoals nu. Dat kost geld en naar onze mening mag dat ook geld kosten. Dat is de groep waarvoor de Regiotaxi het meest nodig is en waarvoor de regeling te duur was geworden. De ChristenUnie is van mening, dat de overheid van de samenleving en de burgers mag vragen dat rekening wordt gehouden met ieders draagkracht. Door deze finetuning van de kortingsregeling wordt voorkomen, dat mensen in een sociaal isolement geraken. Wij dienen, samen met CDA, VVD en SGP een motie in om de kortingsregeling op de Regiotaxi uit te breiden naar overdag in die gebieden waar geen andere vorm van openbaar vervoer is dan de Regiotaxi, opdat de Regiotaxi niet alleen beschikbaar maar ook betaalbaar wordt voor mensen die daarvan graag gebruik willen maken en het echt een vangnetfunctie krijgt. Wij stemmen er ook mee in als GS eerst een pilot uitvoeren door na te gaan of het juiste effect van deze maatregel wordt bereikt. De voorzitter: Door de fractie van de ChristenUnie wordt het amendement A2 voorgesteld over de doelstelling van het openbaar vervoer en de motie M6, mede namens de fracties van het CDA, de VVD en de SGP, over een beperkte uitbreiding van de korting op de Regiotaxi. Deze worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Haan (VVD): Voorzitter. Voor ons ligt ter vaststelling het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 2005. Ik noem dat maar even zo, want het voorgaande PVVP dateert van 1998. In december 2003 hebben wij in deze Statenzaal de startnotitie vastgesteld. Daarna is in die diverse vergaderingen van de commissie Verkeer en Vervoer en Milieu het PVVP aan de orde geweest. Er is al eerder op gewezen, dat het een vrij lange weg is geweest. Voor de VVD-fractie is de bereikbaarheid van de stedelijke netwerken en de economische centra in onze provincie van groot belang, zoals wij diverse malen in de commissie hebben aangegeven. Dat is voor ons speerpunt nummer 1. Wij zijn dan ook tevreden met de omslag die is gemaakt ten opzichte van het vorige PVVP. De keuzes die nu worden gemaakt, zijn anders dan die in 1998. Dat wil echter niet zeggen, dat we al tevreden zijn met de voorstellen van GS over de uitvoeringsplannen. De VVD-fractie wil prioriteiten stellen aan de N340 – Zwolle-Ommen-Hardenberg – en de N35, Zwolle-Nijverdal. Hiertoe is samen met het CDA een motie ingediend om aan deze wegen extra aandacht te besteden en die zo snel mogelijk uit te voeren. Daarnaast is er door ons in het verleden aandacht gevraagd voor de N18 – VarsseveldEnschede – en de N50 – Hattemerbroek-Kampen – naar twee keer twee banen, de N23 – grens Flevoland-Kampen – met een stroomweg/autoweg. Willen wij in Overijssel ook op de langere termijn de bereikbaarheid van onze economische centra in standhouden, dan is het ons inziens noodzakelijk om vanaf nu onze aandacht te richten op deze wegen. De ontwikkelingen gaan snel en de voorbereidingstijd is veelal lang, zowel wat betreft het maken
Provinciale Staten 13 april 2005
21
van de plannen als op het gebied van financiering. Het is dus de hoogste tijd om hierover na te denken. Immers, deze vijf wegen vormen met nog een aantal andere wegen de hoofdaders in het Overijsselse wegennet en zullen op korte termijn aandacht vragen. Om dit te realiseren is geld nodig. Over de hoeveelheid geld en de eventuele fasering en financiering moet duidelijkheid worden gegeven. Volgens de VVD-fractie is de uitwerking van de Perspectiefnota hiervoor een goed moment. Wij kunnen ons niet alleen maar blijven bezighouden met het aanleggen van nieuwe rotondes, traverses en omleidingen. Er moeten veel meer dingen gebeuren willen wij Overijssel bereikbaar houden. De N332 – Raalte-Heeten – na de A1 zal naar de mening van de VVD-fractie in de toekomst moeten worden omgebouwd tot een stroomweg van 100 km om de N35 – Raalte-Nijverdal – te ontlasten, hoewel wij van mening zijn dat de N35 hieronder niet mag lijden en in eerste instantie moet worden aangelegd. De heer Oostra (CU): Voorzitter. Nu worden al vele keuzes gemaakt, maar is de heer Haan van mening dat de netwerkanalyses waarvoor zo'n prioriteit moet gelden daarop nog invloed kunnen hebben? Als dat niet het geval is, wat hebben ze dan voor zin? De heer Haan (VVD): De netwerkanalyses zullen daarop invloed hebben maar wij spreken op dit moment over de hoofdaders in Overijssel. Daarmee hebben wij terdege rekening te houden. Wij zijn er min of meer van overtuigd, dat dit bij de uitslag van de netwerkanalyses aan de orde zal komen dat wij hieraan aandacht zullen moeten besteden. De heer Oostra (CU): Maar aandacht kan ook betekenen, dat u elders probeert knelpunten op een andere manier probeert op te lossen. Waar denkt u aan als u nu spreekt over "verbreden"? De heer Haan (VVD): Ik heb volgens mij niet gezegd, dat wij ze nu al gaan verbreden. Ik heb duidelijk gezegd, dat hiernaar onderzoek moet worden gedaan omdat het lange-termijnwerk is. Als wij wachten, ontstaan de problemen en dan moeten wij nog de oplossingen vinden en moet nog financiering worden gevonden. Dan zijn we te laat en bevinden we ons in een positie, waarin de VVD zich niet wil bevinden. De over te nemen regionale spoorlijnen zullen wij steunen, maar wel op een manier zoals dit is gebeurd in de Achterhoek door de Sintus-lijn. Hierbij gaat het om de zogenaamde visgraatmethode, waarbij vervoersmiddelen als bus en trein effectiever worden ingezet en op elkaar aansluiten. Dat zal het openbaar vervoer en de animo voor het openbaar vervoer sterk vergroten. Gezien bovenstaande hebben wij samen met het CDA en de PvdA een aantal moties ingediend, waarin de eerdergenoemde prioriteiten zijn aangegeven. Wij zijn dan ook van mening, dat het thans voorliggende PVVP met de in de moties vervatte aanvullingen een goed plan zal zijn en zal leiden tot een veilig en goed doorstromend verkeer in onze provincie. Hiermee kunnen wij naar de mening van de VVD komen tot een vlot en veilig "verder". De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. Ik vervang de heer Slagman die namens onze fractie een paar opmerkingen over het PVVP had willen maken. Het is een belangrijk onderdeel van het totale mobiliteitsbeleid. Hierin worden de diverse prioriteiten en doelstellingen genoemd. Dat geldt zowel voor het busvervoer als voor het treinvervoer. De SGP-fractie kan zich hierin in grote lijnen vinden. De overname van een drietal regionale spoorlijnen heeft ook onze instemming. We hebben begrepen, dat met dit onderdeel bij de Staten wordt teruggekomen als het geld gaat kosten.
22
Provinciale Staten 13 april 2005
Verder ziet de SGP-fractie met grote belangstelling uit naar de komende netwerkanalyses. Om deze reden hoeven we nu niet alle wegen op te noemen, zoals in de commissie is gebeurd. De SGP-fractie is ook van mening, dat de knelpunten – de heer Haan refereerde daar ook al aan – bij de economische centra zo snel mogelijk moeten worden opgelost. Wij willen daarbij wel opmerken, dat er ook kleinere centra zijn die in economisch opzicht betekenis hebben en die ook qua bereikbaarheid niet uit het oog verloren mogen worden. Voorzitter. Ik wil ten slotte nog een opmerking maken over de vaarwegen. De heer Slagman heeft er in de commissie ook al op gewezen – hij noemde daarbij het Mittellandkanaal – dat vervoer via water en rail nog steeds in ontwikkeling is. Het aandeel daarvan neemt toe. Misschien is er toch een mogelijkheid om dat met onze oosterburen toch weer op de agenda te krijgen. Zonder Europees geld zal dat echter niet lukken. Ik krijg hierop graag een reactie. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Voor ons ligt het ontwerp-PVVP. Het is een breed plan, wettelijk verplicht en opgesteld naar aanleiding van de vaststelling door het Rijk van de nota Mobiliteit. Weet men trouwens dat "mobiliteit" volgens de dikke Van Dale behalve beweeglijkheid ook vluchtigheid betekent? Wellicht is dat een vingerwijzing naar het ontwerp-PVVP, dat overwegend met het oog op 2010 is geschreven met uitzondering van de doelstellingen die voor 2020 worden genoemd en die te maken hebben met de minimale gemiddelde trajectsnelheden tijdens de ochtend- en avondspits. GS noemen dit terecht een doelstelling, want een visie voor de langere termijn kunnen wij dit echt niet noemen. Jammer! Ik heb gedeputeerde Klaasen onlangs bij een bijeenkomst van VNO/NCW met betrekking tot mobiliteit ook met open mond zien luisteren naar een aantal deskundigen die spraken over binnenkort toepasbare snufjes techniek, die een heel ander verkeersbeeld met zich kunnen brengen. Ik noem bijvoorbeeld het plaatsen van chips in auto's. Dan heb ik het niet over de krokante aardappelschijfjes die regelmatig bij mij in de auto liggen maar over chips die de snelheid van de auto automatisch aanpast aan de verkeerssituatie. Het lijkt mij, dat op zijn minst aandacht had moeten worden besteed aan dergelijke ontwikkelingen in het ontwerp-PVVP, temeer daar zij van grote invloed kunnen zijn op het inrichten van onze wegen. In het PVVP wordt prioriteit gegeven aan de bereikbaarheid van de economische centra. Op zichzelf is daar niets mis mee maar het mag niet zo zijn, dat door het wegnemen van knelpunten op grote wegen naar deze economische c entra de problemen naar de andere wegen worden verlegd. Ook moeten wij oppassen met het overdragen van ontsluitingswegen aan de gemeenten, omdat dit ten koste zal gaan van het onderhoud. Gemeenten zitten in het algemeen niet zo goed bij kas als de provincie Overijssel. Tevens moeten wij voorkomen, dat door prioriteit te leggen bij de economische centra het openbaar vervoer op het platteland zo goed als verdwijnt, waardoor "platteland" "achterstand" zal gaan betekenen, niet alleen voor de plattelandsbevolking maar ook voor de passende economische en toeristische ontwikkelingen op het platteland. Om de wegen te ontlasten, is het goed dat wordt geïnvesteerd in de vaarwegen. De D66fractie betreurt het dan ook, dat gezien de groei van het vervoer over water de herijking van nut en noodzaak van de uitbouw van 600 naar 800 ton van het kanaal Almelo-Coevorden pas na 2010 plaatsvindt, temeer omdat de gemeente Hardenberg met haar economische ontwikkeling en dus investering in onder andere het bouwen van een zogenaamde natte terminal rekening heeft gehouden met de uitbouw naar 800 ton. Een motie hierover, gesteund door GroenLinks, dienen wij hierover in. Alvorens verder te gaan met mijn betoog wil ik mijn collega's twee vragen stellen. Hoe hard zouden zij door een drukke straat met spelende kinderen rijden als geen verkeerstechnische maatregelen als borden, drempels en dergelijke zouden zijn genomen? Kijken zij op een
Provinciale Staten 13 april 2005
23
drukke kruising beter uit als er wel of geen verkeerstechnische maatregelen zijn genomen? Ik zou graag zien als zij de antwoorden op beide vragen in hun achterhoofd willen houden bij de rest van mijn verhaal. Toen in de jaren zestig de automobiliteit massaal over ons kwam, veranderde onze leefomgeving drastisch in ruimtelijke zin. Als gevolg van deze ruimtelijke veranderingen gaan wij ook als weggebruikers anders met elkaar om. Vroeger was de straat de plek waar je op basis van gelijkheid met elkaar werd geconfronteerd. Met de komst van de auto veranderde dat en de normale omgangsregels werden sluipenderwijs vervangen door verkeersregels, die alleen maar toenamen met de toename van het aantal auto's en de snelheid daarvan. Ook de verkeersveiligheid noopte ertoe om regels vast te leggen in speciale wetgeving. Een gevolg hiervan is, dat informatie die mens en ruimte zelf aanbieden is vervangen door op borden gecodeerde informatie over het verkeerssysteem. Buiten de overvloed aan meestal ruimte-ontsierende verkeerstechnische maatregelen is hierdoor ook het verkeersgedrag volkomen los komen te staan van de gewone omgangsvormen tussen mensen. We laten ons niet meer leiden door fatsoen maar door regels en wetten. Ook de eigen verantwoordelijkheid van de weggebruiker wordt nog slechts gezien in relatie tot zichzelf en niet meer in relatie tot anderen. In eerste instantie hebben de uit de wet voortvloeiende technische verkeersmaatregelen bijgedragen tot het terugdringen van het aantal ongevallen. Maar ook daar is een lichte kentering in te bespeuren. Kortom, het wordt tijd om het oplossen van infrastructurele knelpunten op een andere manier dan het aanbrengen van verkeerstechnische maatregelen aan te pakken en daarbij uit te gaan van een integrale ruimtelijke aanpak in de brede zin van het woord. Het is een gebruik maken van cultuurhistorie, architectuur, landschap, water en lucht. Een motie hiertoe dienen wij hierbij in. In het ontwerp-PVVP wordt in bijlage 3 slechts een summiere opsomming gegeven van nog lopende plannen uit het huidige PVVP. Hierdoor gaat de aandacht van lopende projecten verloren en wordt het voor ons lastiger om onze controlerende taak uit te voeren. Wij vragen GS dan ook het huidige en het nieuwe PVVP te integreren. Een motie hiertoe dienen wij in. Voorzitter. Het moge duidelijk zijn, dat we voor de uitvoering van het PVVP middelen moeten vrijmaken. Anders blijft er niet veel over dan een wensenlijstje. De voorzitter: Door de fractie van D66 worden de volgende moties voorgesteld: -
de motie M7 over Veilig en Vlug Verder; de motie M8 over de aanpak van infrastructurele knelpunten; de motie M9 over een integratie van het vigerende PVVP en het concept-PVVP.
Deze moties worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Vruggink (GroenLinks): Voorzitter. Uiteindelijk ligt er dan toch een concept-PVVP voor. Ik zou bijna zeggen, dat de gedeputeerde langzamerhand struikelend over de finish komt. Het begon ooit al met een startnotitie die werd terugverwezen. Ook dit concept-PVVP heeft een lange weg gekend voordat het uiteindelijk in de Staten belandde. Men zal begrijpen – en dat is ook onze insteek in de commissie geweest – dat wij niet gelukkig zijn met dit PVVP. In 1998 konden wij nog met het vorige PVVP leven. Toen was onze slogan "beter iets dan niets". Wij zijn uiteindelijk akkoord gegaan, omdat er toch nog wat zaken in stonden die ons wel konden bekoren. Het tegendeel is het geval met dit PVVP. Er wordt ingezet op de bereikbaarheid van economische centra. Dat is op zichzelf niet verkeerd, maar de manier waarop dat wordt
24
Provinciale Staten 13 april 2005
gedaan is volledig gericht op automobiliteit en niet op andere vervoersstromen. De PvdA is lovend over de openbaar-vervoerparagraaf in die zin, dat de financiën die daarmee gemoeid zijn constant blijven ondanks de tegenwind. De kwaliteit van het openbaar vervoer in de afgelopen vijf, zes jaar is echter gedaald en dat heeft niet alleen maar met exploitatie en kunnen en kennis van de openbaar vervoersbedrijven te maken, maar met name met de manier waarop de overheid het openbaar vervoer wil faciliteren. Daar is enerzijds geld mee gemoeid maar anderzijds moet er ook een bepaalde bemoeienis zijn om de zaak goed voor elkaar te krijgen. Wij mogen daar ook absoluut niet tevreden over zijn en ook om die reden zou daaraan veel meer aandacht moeten worden besteed in dit PVVP. Een voorbeeld daarvan is de Regiotaxi. Een aantal gemeenten hebben bezwaren hiertegen ingediend, maar die zijn helaas niet gehonoreerd. De Regiotaxi wordt te duur. De prijs is 60% gestegen en de kortingspas is alleen nog geldig na 18.00 uur met als gevolg dat een relatief beperkt aantal mensen op het platteland soms niet mobiel is. Daarbij gaat het met name om ouderen en mensen die slecht ter been zijn. Zij zijn overdag in principe verstoken van openbaar vervoer of moeten gigantische prijzen betalen. Daar wordt niets aan gedaan. Kortom, de sociale ontsluiting van het platteland wordt alleen maar minder en zal op termijn waarschijnlijk helemaal verloren gaan als het zo doorgaat. Er wordt ingezet op de bereikbaarheid van de economische centra. Daar is op dit moment niet zoveel mis mee, los van het feit dat er in de spits op zijn tijd wat files staan. Er lopen snelwegen heen en redelijk goede openbaar-vervoersbanen en intercity's. In die zin is het goed om dat in orde te houden en daarin af en toe wat verbetering aan te brengen, maar zet dan niet alleen maar in op de bereikbaarheid per auto maar ook op de bereikbaarheid per trein. Er moet voor gezorgd worden, dat de intensiteit van de treinverbindingen tussen de economische centra wordt verbeterd en dat de aansluitingen van het aansluitend vervoer worden verbeterd. Daarvoor zijn ook inspanningen en inzet nodig. Die komen in dit PVVP absoluut onvoldoende naar voren. In de motie van CDA, PvdA en VVD wordt een opmerking gemaakt over fijn stof. Landelijk is er op dit moment nogal wat over te doen. Het blijkt, dat Nederland absoluut niet voldoet aan de Europese regelgeving op dat vlak. De Raad van State heeft de vorige week uitgesproken, dat in Nederland in principe geen toename van de hoeveelheid fijn stof mag plaatsvinden. We zitten al boven de norm. Door deskundigen wordt ook erkend, dat een groot deel van het fijn stof mede wordt veroorzaakt door het verkeer en dat, wil men daaraan wat doen, het eigenlijk alleen maar te doen valt door het verkeer te reduceren. Dus niet te bevorderen of te faciliteren zoals in dit PVVP staat maar juist te proberen dat te verminderen. Het alleen verplicht stellen van roetfilters op termijn zal niet voldoende soelaas bieden, omdat het niet alleen roet is maar ook bandenslijtage etc. die het fijn stof veroorzaken. Ik ben er benieuwd naar of wij op dat vlak over een aantal jaren zullen voldoen aan deze eisen in verband met dit groeiende milieuprobleem, met name omdat Europa ons wenst te houden aan de regels. Ik mag hopen, dat ze het ook zullen doen ook! Daaraan gekoppeld, constateert Natuur en Milieu Overijssel dat dit plan niet voldoet aan een aantal wettelijke vereisten uit de Planwet verkeer en vervoer wat betreft het laten doorwerken van het huidige provinciale ruimtelijke en milieubeleid. Ik hoor graag van de gedeputeerde of dit klopt. Voldoet dit PVVP wel aan de eisen? Het PVVP stelt, dat het binnen de wettelijke kaders van milieu, veiligheid en leefomgeving blijft. Wij betwijfelen dat. Ik heb zojuist al een paar voorbeelden genoemd maar als ik zie hoe dit PVVP hierop insteekt, denk ik inderdaad niet dat wij binnen die wettelijke eisen zullen blijven en dat we op termijn alleen maar toenemende milieuvervuiling zullen krijgen, onder andere veroorzaakt door het verkeer. Voorzitter. Onze fractie heeft geen moties en amendementen voorbereid, met name vanwege het feit dat bouwval beter gesloopt kan worden dan gerestaureerd.
Provinciale Staten 13 april 2005
25
De heer Rouwet (SP): Voorzitter. Bij de bespreking van het verkeer- en vervoersplan in de commissie heb ik al aangegeven, dat de SP niet kan instemmen met het uitgangspunt van beleid waarbij niet langer het terugdringen van de groei van de automobiliteit wordt nagestreefd. In navolging van de nota Mobiliteit van het Rijk wordt nu ook in het PVVP deze groei als een onvermijdelijke ontwikkeling beschouwd en richt het beleid zich alleen op het faciliteren daarvan. De SP is het daarmee niet eens, want steeds meer auto's betekenen onder andere meer files en dat vraagt weer om meer asfalt. Dat trekt weer meer auto's, enz. Het is een heilloze weg. De SP-fractie is van mening, dat veel meer moet worden ingezet op versterking van het openbaar vervoer als alternatief voor met name het dichtslibben van de steden door de groeiende automobiliteit. Maatregelen moeten worden genomen om het gebruik van het openbaar vervoer te bevorderen. In het PVVP wordt wel gesproken over tariefsdifferentiatie maar daarvoor wordt eerst de invoering van de chipkaart afgewacht en daarvoor moeten weer eerst middelen worden gevonden. De SP is van oordeel, dat er een veel hogere prioriteit moet worden gegeven aan maatregelen ter bevordering van het gebruik van het openbaar vervoer. Daartoe heeft zij een motie voorbereid. Voorzitter. Met betrekking tot de bereikbaarheid van de economische centra is de SP-fractie van mening, dat veel meer initiatieven moeten worden ontwikkeld op het gebied van het collectief bedrijfsvervoer. In het PVVP staat daarover slechts één zinnetje, namelijk dat van de bedrijven initiatieven worden verwacht op het gebied van vervoersmanagement. De SP is van mening, dat ook op dit punt veel hoger moet worden ingezet. De afgelopen jaren hebben laten zien, dat zo'n afwachtende houding niets heeft opgeleverd. Het college van GS moet actief aan de slag met het bedrijfsleven om het woon-/werkverkeer weer meer collectief te organiseren. Ook daartoe hebben wij een motie voorbereid. Voorzitter. Wat de overname van de NS-lijnen betreft, is de SP in beginsel tegen de uitverkoop van het spoor. Maar als dit toch dreigt te gebeuren, dan is overname door de provincie nog het minst slecht als tenminste wordt voldaan aan de voorwaarde, dat voldoende geld wordt bijgeleverd om de dienstverlening op het bestaande niveau te handhaven. Wij zijn zeer benieuwd naar de stand van zaken van de onderhandelingen met het Rijk, temeer omdat wij op grond van ervaringen in het verleden erg weinig vertrouwen hebben in de Rijksoverheid waar het gaat om decentralisatie van taken en de daarbij behorende middelen. Door verschillende sprekers is bezorgdheid uitgesproken over de toekomst van de Regiotaxi. De vrees bestaat, dat de Regiotaxi aan het eigen succes ten onder zal gaan. Wat ons betreft, moet er alles aan gedaan worden om de Regiotaxi op de weg te houden en vooral ook betaalbaar te houden voor met name de ouderen en gehandicapten, die op deze vorm van vervoer zijn aangewezen. De motie die daarover is aangekondigd, zullen wij zeker steunen. Voorzitter. In het PVVP wordt gesproken over de grote groeipotentie van de fiets over de korte afstand. Toch is het gebruik van de fiets de afgelopen jaren verminderd. Het is dan ook dringend noodzakelijk om de voorzieningen voor de fiets te verbeteren en dat niet alleen door de provincie maar vooral ook door de steden om alle plannen ook daadwerkelijk uit te voeren. De voorzitter: Door de fractie van de SP worden de volgende moties voorgesteld: -
26
de motie M10 over gratis openbaar vervoer; de motie M11 over het collectief bedrijfsvervoer; de motie M12 over de overname van NS-lijnen.
Provinciale Staten 13 april 2005
De moties worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. Ik zal aan de hand van de amendementen en de moties reageren op de vragen en opmerkingen van de Staten maar niet dan nadat ik vooraf enkele opmerkingen heb gemaakt over de ontwikkeling van het uiteindelijke resultaat en over het feit, dat er wat hobbels moesten worden overwonnen voordat we hier zijn. Bij het aantreden van het college in 2003 bestond het voornemen om binnen een periode van twee jaar een Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan uit te brengen, dat voldeed aan de uitgangspunten die min of meer in het onderhandelingsakkoord waren verwoord. Naar mijn mening zijn we nu bijna twee jaar op gang. Er ligt een plan dat naar mijn gevoel absoluut een goede weg heeft doorlopen. Aan maatschappelijke organisaties is ruimschoots de gelegenheid gegeven om vanaf het begin mee te denken en mee te werken aan dit plan en inmiddels is ook al inspraak georganiseerd door de Staten. Als de discussie vandaag wordt afgerond, ligt er ook een verkeers- en vervoersplan voor waarmee we direct aan de slag kunnen. Het aan de slag kunnen is natuurlijk relatief als men bedenkt, dat een aantal beleidsuitgangspunten in het plan moet leiden tot uitvoeringsprogramma's. Daarmee raak ik direct aan het ongeduld dat ik ook in de Staten heb geproefd: er is nu beleid maar hoe wordt dat vertaald naar de praktijk? Er is een aantal voorzetten gegeven. Ik begrijp dat heel goed maar in de bijdragen van vanavond maar ook in het PVVP komt naar voren, dat het absoluut nodig is om met deze uitgangspunten te werken aan de netwerkanalyses, aan de studies op basis van de uitgangspunten naar wat nu wel en wat geen knelpunt is en waaraan nu wel of geen aandacht moet worden besteed. In die zin lopen de processen een beetje door elkaar heen. Natuurlijk staat de wereld niet stil en hebben wij een uitvoeringsagenda bij het vroegere PVVP. Veel zaken hebben wij met elkaar vastgelegd. Daar gaan we ook absoluut mee door omdat daarover commitment bestaat met andere partijen en andere overheden. Op een aantal plekken zijn er al aanbestedingen geweest. Die zaken gaan natuurlijk gewoon door. Ik kan mij echter heel goed voorstellen, dat de Staten op basis van hun eigen ervaring menen, dat los van de netwerkanalyses en los van alle studies GS in ieder geval inhoud en vorm moeten geven aan die wegvlakken waar toch zeker aanpassing voor nodig is. Voorzitter. De fractie van de PvdA heeft samen met anderen een motie ingediend over het ROVO. Deze discussie wordt al meer dan een jaar gevoerd en daarin is sprake geweest van het verdelen van de verantwoordelijkheid voor het ROVO tussen de regio Twente en de provincie Overijssel. Vanaf het begin bestond onhelderheid over de wijze waarop de financiering van het ROVO in het verleden tot stand is gekomen. Dat zorgde voor onenigheid tussen de regio Twente en de provincie over de provinciale bijdrage. Met deze motie wordt de absolute noodzakelijkheid aangegeven, dat de provincie haar verantwoordelijkheid neemt in een gelijkwaardige bijdrage aan het ROVO, dat wil zeggen door de benodigde financiering van € 60.000 om die gelijkwaardige positie ook te markeren. Het college begrijpt de beweegreden en kan dan ook meegaan in deze motie. Voorzitter. De fractie van de PvdA heeft eveneens samen met anderen een amendement ingediend om een aantal punten met de daarbij behorende uitvoeringsmaatregelen van het college opgenomen te krijgen in de milieuparagraaf in het PVVP, omdat niet alle wettelijke normen en afspraken nogmaals in het PVVP zijn vastgelegd. Het college kan zich daarin volledig vinden en zal de gevraagde wijzigingen aanbrengen als het amendement door de Staten wordt aangenomen. Ook met het daarmee verbonden actieprogramma kan het college akkoord gaan. Andere overheden zijn daar al mee bezig. Bij de behandeling van de begroting voor 2005 heb ik al aangegeven, dat het college dat zeker zal oppakken. Het is van groot belang, dat de provinciale overheden een voorbeeld geven en zo mogelijk hier en daar faciliterend zijn in het gebruik van met name duurzame alternatieve brandstoffen. Daarbij denken wij niet alleen aan koolzaadolie en hybride auto's maar ook aan gas en dergelijke. Wij zullen dit oppakken aan de hand van een aantal voorbeelden in andere
Provinciale Staten 13 april 2005
27
provincies om daarop beleid te zetten. Het college gaat er dan ook mee akkoord om hiervoor op korte termijn een actieprogramma op te stellen. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Wat heeft de gedeputeerde van gedachten doen veranderen om het nu wel op te pakken terwijl hij het de vorige keer min of meer naast zich neer heeft gelegd? Gedeputeerde Klaasen: De ontwikkelingen op dit gebied gaan absoluut snel. Door wettelijke maatregelen is vooral rond het fijn stof heel veel discussie gaande. De overheid moet zoeken naar alternatieve brandstoffen, wil zij de mobiliteit in Nederland behouden. De discussie daarover is de afgelopen maanden heel manifest neergezet, ook door de Europese regelgeving. Dat maakt, dat wij op een kantelpunt zitten en niet meer kunnen wachten op de markt. We moeten juist proberen op de markt te sturen in de richting van alternatieve brandstoffen voor de beperking van de milieuvervuiling. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Enerzijds ben ik blij dat het college daar nu wel verder op ingaat maar anderzijds vind ik het een gemiste kans dat het niet al een halfjaar eerder daarmee is begonnen. De heer Vruggink (GroenLinks): Voorzitter. De gedeputeerde rept van de reductie van fijn stof door middel van het gebruik van alternatieve brandstoffen. Koolzaadolie verbrandt net zo hard als normale olie en de bedoelde reductie zal daarmee dan ook niet behaald worden. Men zal gewoon minder moeten rijden. Gedeputeerde Klaasen: Het gaat niet alleen om koolzaad. Het gebruik van gas en hybride auto's levert ook een bijdrage aan de beperking van fijn en andere uitstoot. De heer Zwart (PvdA): Voorzitter. Ik geef graag als antwoord op de constatering van de heer Vruggink, dat koolzaadolie met grotere partikels verbrandt en dus minder fijn produceert. De roetdeeltjes van koolzaadolie zijn groter dan die van minerale diesel en dat zou een bijdrage moeten leveren aan de reductie van de fijn-stofemissie. De voorzitter: Ik denk, dat de heer Vruggink nu zijn woorden intrekt! Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. De motie van het CDA over de netwerkanalyses is medeondertekend door onder andere de VVD. In het PVVP staat al, dat deze er absoluut moeten komen. Het college wilde daarop niet vooruitlopen voordat het PVVP is vastgesteld maar de Staten willen deze netwerkanalyses nu al financieel mogelijk maken. Ik wacht even af waar ik dat moet zien, want in deze motie zie ik dat niet. Wij steunen de gedachte echter van ganser harte. De CDA-fractie heeft uitgesproken de normering geen goed ijkpunt te vinden om te kijken naar de analyses van de knelpunten. Wij hebben ons min of meer verplicht om dezelfde analyses te gebruiken die ook het Rijk gebruikt om medewerking van het Rijk voor dit PVVP te krijgen in de financiering van de netwerkanalyses en vervolgens van de problemen. Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Ik heb niet de indruk, dat wij daarover erg van mening verschillen. We moeten echter nog maar afwachten of de normering van het Rijk ook wordt vastgesteld in de nota Mobiliteit. Bovendien, als wij de normering een-op-een toepassen – zoals dat gebeurt in het PVVP – levert dat een aantal knelpunten op waarvan ik mij afvraag of dat nu de knelpunten zijn die betrekking hebben op ons eigen uitgangspunt, namelijk de bereikbaarheid van de economische centra. Wij roepen GS dan ook op om vooral de knelpunten uit de netwerkanalyses te gebruiken en niet zozeer de analyse die nu in het PVVP staat. Dat het college dit nodig heeft richting het Rijk, begrijp ik ook. Anders had ik een amendement gemaakt met het verzoek om bladzijde 23 te schrappen.
28
Provinciale Staten 13 april 2005
Gedeputeerde Klaasen: Voordat we die netwerkanalyses kunnen maken, moeten we toch eerst vaststellen op basis waarvan dat moet gebeuren. Er zal geen probleem komen als er geen sprake is van het toepassen van de huidige norm. Deze norm bepaalt straks of er uit die netwerkanalyse een investeringsagenda komt of een keuze tot een investeringsagenda. Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Maar er staat nu een norm en daar rolt het knelpunt Aalberg-Zenderen uit. Het zal een respectabel stukje weg zijn maar het wil er bij mij niet in, dat dit een economisch centrum is! Gedeputeerde Klaasen: Als die knelpuntanalyse gemaakt is, kunt u zeggen dit geen punt te vinden dat behoort bij het uitgangspunt van de economische centra en de ontsluiting daarvan. Daarmee valt dit punt uit het investeringslijstje. Er zullen wel meer onderwerpen uitkomen die men van minder belang vindt. Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Bij het vierde bolletje staat, dat de uitkomsten van de normering of de genoemde knelpunten ondergeschikt worden aan de resultaten. De wegen die in het PVVP worden genoemd, zijn wat mij betreft nog niet de wegen die eruit moeten komen. Ik vraag het college alleen om dat wat uit de netwerkanalyse komt – ik loop daar niet vooruit – als prioriteit te hanteren. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. De netwerkanalyses worden opgesteld aan de hand van de normen. Op basis van de analyses stellen wij nog geen prioriteiten maar wordt een prioriteitenlijst opgesteld die wordt vastgesteld in de beleidsagenda voor de komende jaren. Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Laten we dan in ieder geval vaststellen, dat dit ook in de commissie zal worden besproken en dat in het vervolgtraject deze lijst wordt vastgesteld. Het is geen trein die wij niet meer kunnen stoppen. Gedeputeerde Klaasen: Absoluut! Dat zeg ik toe. Desondanks vraagt mevrouw Husselman in haar motie toch alvast om een voorsorteren op de N35 en op de N340. Ik kan daarmee leven, want dat is op dit moment al een benoemd knelpunt doordat het in de uitvoeringsagenda van het huidige PVVP is opgenomen. Bovendien is in het onderhandelingsakkoord opgenomen, dat rijksweg 35 een groot knelpunt is waaraan de komende jaren een en ander gedaan moet worden. Het maakt bovendien onderdeel uit van de agenda voor de uitvoering van een aantal maatregelen. Zo wordt bij Wierden-Almelo over twee weken de eerste schop in de grond gezet. De Staten krijgen een dezer weken een voorstel met betrekking tot de bestuursovereenkomst voor Nijverdal en de financiering daarbij. Het is dan ook een onderdeel van het beleid op dit moment. Wij hebben dan ook geen problemen met de manier waarop dit in de motie wordt verwoord. Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): De oproep is niet zozeer gericht op wegennummers maar vooral bedoeld, dat de provincie goed ziet naar de aansluiting op de andere wegennetten. Gedeputeerde Klaasen: Absoluut. Tijdens de begrotingsbehandeling van Verkeer en Waterstaat voor 2005 heeft de Kamer een motie aangenomen die de minister de ruimte geeft om mee te financieren en zelfs gemeenten en provincies de mogelijkheden geeft om op basis van een beperktere netwerkanalyse te bezien of er knelpunten zijn op rijks-, provinciale en gemeentelijke wegen en daarin te investeren. In dat verband lopen rijksweg 35 en de N340 al mee in de studie rondom Zwolle en in die zin sluit het dan ook heel mooi aan bij de praktijk. In het onderhandelingsakkoord is geschreven, dat de nu benoemde erftoegangswegen in het kader van de categorisering van wegen zullen moeten worden overgedragen aan
Provinciale Staten 13 april 2005
29
gemeenten. Wij houden hieraan vast, omdat er geen reden is om aan te nemen dat de huidige erftoegangswegen op korte of langere termijn een andere status moeten krijgen. Ik neem aan, dat de motie van het CDA is gebaseerd op die wegen. Mocht mevrouw Husselman andere voorbeelden hebben, dan verzoek ik haar aan te geven welke zij bedoelt. Anders gaan wij verder met het beleid zoals dat is verwoord in het onderhandelingsakkoord. Wij zijn al in een vergevorderd stadium van onderhandeling met de gemeenten om die wegen ook over te dragen. Voorzitter. Het CDA heeft onder andere met de VVD een motie ingediend over de positie van een aantal wegen. Daarin wordt gevraagd om informatie met betrekking tot de N18. Evenals het CDA zijn ook wij benieuwd naar de uitkomst van de planstudie. In de motie wordt bovendien uitgesproken, dat het college te zijner tijd met een voorstel naar de Staten mag komen voor een aanvullende bijdrage op wat andere overheden doen maar dat dit alleen maar mogelijk is als er ook een substantiële bijdrage komt van de regio Twente. Dat is helder. Het is een rijksverantwoordelijkheid en daar moet dus de eerste verantwoordelijkheid liggen voor de financiering. De minister heeft dat ook gezegd en de eerste 50 mln. is er. De 80 mln. voor Gelders grondgebied is inmiddels ook gevoteerd. De regio Twente heeft inmiddels kleur bekend en de provincie is de enige overheid die op dit moment nog niet heeft gezegd of zij überhaupt wil meebetalen, laat staan dat zij heeft meegedeeld hoe hoog dat bedrag is. In die zin is aan de voorwaarden voldaan en zullen wij aan het einde van het jaar, als de eerste resultaten van de studie bekend zijn, de Staten melden wat de mogelijkheden met de daarbij behorende gelden zijn. Voorzitter. Gevraagd is om vooral de N50 en wellicht ook de N23 en de A6 te betrekken in het project IJsseldelta. Het college heeft daartoe besloten. Wat meer problemen heb ik met het volgende wegdeel dat door de Staten is aangegeven. Gevraagd wordt om vooral veel aandacht te besteden aan de verbinding van de N332 dat wil zeggen Raalte-Holten richting de A1. Wij zijn thans bezig om vooral de verbinding naar Twente via Nijverdal-Raalte te organiseren. Als nu wordt voorgesteld om de verbinding naar Twente vooral via RaalteHolten te organiseren, lijkt dat een ondermijning van de positie om uiteindelijk het Rijk te verleiden tot grote investeringen in zijn eerste verantwoordelijkheid voor de verbindingen tussen Twente en Zwolle. Dit is een provinciale weg en de provincie zal erop worden aangekeken om die verbeteringen aan te brengen die hier worden vermeld. Het gaat mij nu een paar stapjes te ver om dit nu op te pakken als een voorbeeldproject van de verbetering van de verbinding naar Twente. Ik vrees, dat het contact met de minister hierdoor zal verstommen. De heer Haan (VVD): Voorzitter. De gedeputeerde stelt, dat de N35 wellicht onder druk komt te staan maar ik meen toch eerder in zijn betoog te hebben gehoord dat de N35 al min of meer in uitvoering was. Ik kan mij dan ook niet voorstellen, dat dit nog onder druk komt te staan. Gedeputeerde Klaasen: Het Rijk heeft op dit moment twee projecten op rijksweg 35 in uitvoering, namelijk de verbinding tussen Almelo en Wierden en Nijverdal, waarvoor het college straks met een voorstel tot financiering naar de Staten komen. Rijksweg 35 loopt echter van Almelo tot Zwolle en daarop is nog een groot aantal knelpunten op te lossen. Ik zou het jammer vinden als we straks wel iets kunnen doen aan de verbinding Zwolle-Raalte maar dat de verbinding naar Twente vanaf Raalte via de N332 loopt. Dan haakt het Rijk namelijk af op die verbinding. Misschien is het iets voor een later moment maar ik verzoek de Staten mij nu niet op te zadelen met die oplossing om de verbinding naar Twente te organiseren. Ik zou dat toch ernstig willen ontraden. Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): De gehele motie moet worden gezien als een richting voor de langere termijn. De interpretatie van de gedeputeerde over de N18 deel ik bijvoorbeeld niet. Wat mij betreft, zijn dit wegen die na het schetsen van het
30
Provinciale Staten 13 april 2005
meerjarenperspectief in beeld komen. Wij weten, dat het lange trajecten zijn. Wij kijken wat verder en het is zeker niet de bedoeling, huidige uitvoeringsplannen of studies onder druk te zetten. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. In verkeer en vervoer bestaat het dilemma, dat langere en korte termijn heel snel bij elkaar komen. Over de N18 zullen wij hoe dan ook aan het einde van dit jaar komen te spreken, omdat de minister ons heeft gezegd dat het tijd wordt dat ook Overijssel kleur bekent of zij de N18 wil meefinancieren. Als wij dat niet willen, gaat zij gewoon niet verder met de N18. De bijdrage van de provincie maakt wat haar betreft namelijk onderdeel uit van het complete proces. Dan hebben we het nog over het realiseren van de N18 na 2010 en dat is toch de langere termijn. Het besluit of wij dit willen, moet echter op de korte termijn worden genomen. Dat is namelijk vandaag. De realisering van de N35 begint ook niet de komende twee of drie jaar maar wel proberen wij om maximaal in te zetten om het Rijk ertoe te verleiden om samen met ons te beginnen aan een plan voor het realiseren van die betere verbinding. Dat is ook pas na 2010; eerder hoeft men dat absoluut niet te verwachten als het allemaal meezit. De plannen tot realisering van de N340 kunnen wij morgen oppakken. Wij zullen er een planstudie op doen en wij kunnen het geld daarvoor bij elkaar schrapen. In 2008 of 2009 kunnen wij daarmee aan de slag gaan. Dat is toch een ander beeld. Als nu publiekelijk wordt gemaakt, dat de Staten de N340 een belangrijke verbinding vinden, komt er nooit en te nimmer enige medewerking van het Rijk om op zijn verantwoordelijkheid iets anders te doen. Ik begrijp de beweegredenen van het CDA wel, maar in besluitvorming liggen korte en lange termijn toch een beetje door elkaar heen. Voorzitter. In het kader van decentralisatie hebben wij drie regionale spoorlijnen die door de minister in de aanbieding zijn gezet en wel de verbinding van Zwolle naar Emmen, van Zwolle naar Kampen en van Enschede naar Zwolle. Het zijn drie totaal verschillende trajecten die niet met elkaar te vergelijken zijn. Zij vallen alle wel onder decentralisatie van spoorlijnen maar in de tijd ligt het allemaal verschillend. De lijn van Zwolle naar Kampen heeft een sterke relatie met het openen van de Hanselijn en pas na 2012 zijn de mogelijkheden daar als de Hanselijn wordt geopend. De verbinding tussen Enschede en Zwolle komt de komende jaren sterk onder druk te staan zodra in 2007 bij Nijverdal de bouwactiviteiten gaan beginnen. Wij zijn dan ook wat huiverig om het op te pakken als wij niet weten hoe de vervoersstromen zich de komende jaren zullen ontwikkelen. Hetzelfde geldt voor de lijn van Emmen en Zwolle. Als wij die ontwikkelen, zullen we dat samen met de provincie Drenthe doen. Ook dat traject is heel erg afhankelijk van de kansen die er zijn. In de motie wordt gevraagd om toepassing in het kader van het visgraatmodel. Overijssel heeft samen met Gelderland en Twente goede ervaringen met Syntus. Het model is echter niet overal op dezelfde manier toepasbaar. Bij Emmen-Zwolle zal het absoluut veel minder zijn. Daar is niet of nauwelijks sprake van parallelle busvoorzieningen en daar zullen we het veel meer moeten hebben van de eigenstandige verbinding. Tussen Almelo en Zwolle zijn er wat meer kansen maar daar is weer sprake van twee vervoersautoriteiten, Twente voor het Twentse gedeelte en de provincie voor het andere gedeelte. In West-Overijssel is de concessie verleend voor de komende vijf of zes jaar. In Twente is die voor tien jaar verzegd aan Connexxion, dus ook als wij binnen nu en 2012 een verbinding naar Zwolle overnemen, zal er sprake moeten zijn van overleg met de huidige vervoerders over integratie. Het is dus niet te zeggen, dat dit absoluut de beweging is die wij zullen maken als voorwaarde om die lijnen te willen overnemen, maar het is in het verleden wel een succesfactor gebleken op een groot aantal andere lijnen. We nemen die succesfactor zeker mee in de mogelijkheden maar ik kan niet beloven, dat het absoluut is dat het op die manier moet worden uitgevoerd. De PvdA heeft in een van haar moties gevraagd om de positie van de Regiotaxi opnieuw te beschouwen. De Regiotaxi wordt gezien als sluitstuk in de openbaar-vervoerscyclus van trein, bus, buurtbus en andere initiatieven. Daarnaast is de Regiotaxi bedoeld als vangnet om op die gebieden waar geen openbaar vervoer is – die zijn er maar heel erg weinig in deze provincie – of daar waar mensen niet of nauwelijks gebruik kunnen maken van het
Provinciale Staten 13 april 2005
31
openbaar vervoer omdat men slecht ter been is. Als men heel slecht ter been is, hebben we de Wvg-regelingen die we samen in een convenant met de gemeenten hebben ondergebracht in het fenomeen Regiotaxi. Daar waar de provincie verantwoordelijk is voor de organisatie van de Regiotaxi hebben wij gezegd, dat wij dat zeker in stand willen houden maar dat dit wel een prijs kent. Die prijs is bepaald op het instandhouden van het fenomeen maar het betekent wel, dat we de kosten moeten beheersen. Daartoe hebben wij het afgelopen halfjaar een aantal voorstellen gedaan. Die hebben geen sympathie ontmoet in de samenleving. Dat begrijp ik absoluut maar we konden het ons niet veroorloven om op de manier door te gaan zoals wij er in 2001 mee zijn begonnen. Dat zou namelijk leiden tot heel erg grote tekorten. Wij hebben bewust de keuze gemaakt zoals die gemaakt is. Overigens is de provincie Overijssel de enige provincie in Nederland die de kortingspas in het Regiotaxivervoer toepast en ook dat is een goed fenomeen. Men dient zich echter wel te realiseren dat elke korting leidt tot extra exploitatietekorten, waarvoor ergens geld moet worden gevonden. Dat is absoluut een probleem. Om die reden hebben wij de kortingspas alleen van toepassing verklaard op die momenten, dat er geen openbaar vervoer is. Dat is maar in een beperkt aantal gebieden. In die zin vind ik het goed te verkopen, maar het doet zeker pijn want het leidt tot een hogere eigen bijdrage voor mensen die gebruik maken van de Regiotaxi buiten de reguliere tijden. Het laatste stukje in deze motie gaat over de BDU-gelden. Voorgesteld wordt om toch vooral in eerste instantie de scheiding te houden tussen de infrakosten en het openbaar vervoersdeel in de BDU. Dat heeft het college ook besloten. Dat moest het ook wel, want uiteindelijk is een langjarig – vier tot zes jarig – contract aangegaan met de vervoerders en dan moeten de middelen ook gedurende die periode in de BDU voor het openbaar vervoer worden gereserveerd, wil je niet als onbetrouwbare partner overkomen. Dat laat overigens onverlet dat bij een eventuele beëindiging van de BDU – de wet loopt tot 2007 of 2008 – een evaluatie plaatsvindt. Zou het kabinet besluiten om de provincie minder uit de ruif te geven, dan zullen we moeten overwegen om de scheiding tussen het infradeel en het openbaar vervoersdeel opnieuw aan de orde te stellen, anders komen wij niet uit met de afspraken die wij met de vervoerders hebben gemaakt. De CDA-fractie vraagt bij motie om een meerjarig perspectief bij de begroting van 2006 van het voor de uitvoering van alle projecten benodigde geld. Wat betreft de projecten waarover al besluiten zijn genomen, kan ik dat zeker leveren maar voor die projecten die uit de netwerkanalyses komen – wij zullen heel hard moeten werken om die netwerkanalyses dit jaar klaar te hebben – kan ik geen beeld schetsen van de middelen die daarvoor nodig zijn. Ik kan niet anders melden dan wat in het huidige uitvoeringsprogramma van het PVVP is opgenomen, projecten die tot uitvoering komen tussen nu en 2011. Dat is ongeveer de horizon van het huidige uitvoeringsprogramma. Ik kan dan ook zeggen wat de financiële lasten zijn voor de rijksprojecten die wij de komende tijd op onze schouders nemen na besluitvorming in de Staten. Maar dat is het dan. Mocht uit de netwerkanalyses blijken, dat we nog een groot aantal andere knooppunten hebben die naar de mening van de Staten ook opgelost moeten worden, dan komt er een nieuw financieel plaatje uit. Ik kan dat bij de begroting echter niet leveren. De heer Haan (VVD): De vraag was nu juist welke middelen voorradig zijn. In welke potjes zitten nog middelen die kunnen worden aangewend? Het ging mij niet om de prijs of de kosten. Dat wordt aan het einde van de rit gevraagd. Wij willen graag een overzicht van de plaatsen waar nog geld zit. De gedeputeerde zal zeggen, dat ze in de begroting of de jaarrekening zijn terug te vinden maar waarschijnlijk kan dat overzicht heel snel worden aangeleverd. Gedeputeerde Klaasen: U krijgt absoluut inzage. Ik zal een overzicht leveren op basis van de gegevens die wij nu hebben. Ik lees hier toch, dat het gaat om een overzicht van de opgaven in het PVVP. Ik ga ervan uit, dat het toch de opgaven zijn die u gerealiseerd wil
32
Provinciale Staten 13 april 2005
zien. Daarvan heb ik geen beeld, behalve dan van die zaken waarover al een besluit is genomen en die de komende jaren worden uitgevoerd. De heer Haan (VVD): Van dat laatste zijn wij ons bewust, voorzitter! De voorzitter: Ik besef, dat er heel veel moties zijn ingediend die om een antwoord vragen en dat dit tijd kost. Ik merk tegelijkertijd, dat de tijd snel voortschrijdt en wellicht kan de gedeputeerde kort op de moties ingaan, opdat er nog ruimte is voor een tweede termijn. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. Ik wil graag recht doen aan alle moties die zijn ingediend. Anders moet ik of sneller gaan praten en kan niemand mij verstaan of dingen overslaan en krijgen wij het in tweede instantie terug. Voorzitter. In dezelfde motie wordt om een bundeling van de budgetten gevraagd in een mobiliteitsfonds. Bij de Perspectiefnota c.q. bij de begroting zullen wij een voorstel doen tot een vorm van reservering. Of dat nu een mobiliteitsfonds heet of een fonds grote projecten, in ieder geval moet helder worden gemaakt, dat de middelen voor infrastructuur bij elkaar komen en worden geclusterd opdat de Staten weten waarover zij besluiten en waar de gelden worden geparkeerd bij het reserveren voor grote projecten. Voorzitter. De fractie van D66 heeft ons bij motie gevraagd om het oude PVVP en het nieuwe bij elkaar te voegen en er een leesbaar product van te fabriceren. Ik heb de indruk, dat het huidige PVVP een goed leesbaar product is maar in de overwegingen wordt gesteld, dat het met name gaat om de uitvoeringsagenda van het oude PVVP. D66 had die graag teruggezien in het nieuwe PVVP. Dat kan natuurlijk niet, want wij hebben nu een beleidsstuk en dat moet leiden tot een uitvoeringsprogramma. D66 kan dat niet vragen van ons en zal te zijner tijd een uitvoeringsprogramma krijgen nadat wij de analyses gemaakt hebben. De volgende motie van D66 heeft betrekking op "normen en waarden" als wij ons mobiel willen maken. Inderdaad heeft er een verruwing plaatsgevonden in het openbare domein, zeker bij verkeer en vervoer. In het kader van Duurzaam Veilig hebben de wegbeheerders de grote opgave om de wegen dusdanig in te richten, dat bebording noch politie nodig zijn om de mensen aan de afspraken te houden. De Staten kunnen nog veel voorstellen in het kader van Duurzaam Veilig verwachten om dat ook te organiseren. Aan de andere kant moeten wij elkaar op onze verantwoordelijkheid blijven aanspreken. Het ROVO is een van de uitvoeringsorganisaties die gedragsbeïnvloeding, de houding van mensen in het bereikbaarheidsdomein moet kunnen stimuleren. Wij ondersteunen dat van harte. Er is bovendien nog een motie ingediend die nog eens extra ondersteunt om de rol van het ROVO uitermate serieus te nemen en wij de effecten daarvan zien in een groot aantal projecten die het ROVO heeft uitgevoerd. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Het gaat om meer dan alleen gedrag. Het gaat om integraal denken, om het betrekken van de ruimte om je heen bij de verkeersmaatregelen die worden genomen. In Friesland kom je dorpen tegen waar geen bord staat of drempel ligt maar waar men heel rustig rijdt. Daardoor worden de cultuurhistorie en het landschap opgewaardeerd. Het gaat om meer dan alleen het gedrag. Gedeputeerde Klaasen: Ik heb zelf het idee, dat wij daaraan op dit moment maximaal ruimte geven. Het weghalen van de borden in Friesland maakt overigens deel uit van een proef. Bij de planontwikkeling voor nieuwe infrastructuur en groot onderhoud kijken we zeker ook naar de inpassing van de infrastructuur in de omgeving. Het heeft natuurlijk wel een keer een grens en waar veel mensen samen zijn, zullen ook regels gesteld moeten worden die moeten worden nageleefd.
Provinciale Staten 13 april 2005
33
De volgende motie van de fractie van D66 gaat over de vaarweg Almelo-Coevorden. In het onderhandelingsakkoord is afgesproken,dat wij op dit moment in het kader van de RMF het nodige investeren in het kanaal Almelo-Coevorden. Dat is absoluut in overeenstemming met de doelstellingen en de verwachtingen die men in Hardenberg en Coevorden heeft. Nu zijn de ondernemers aan zet om die boten ook door het kanaal te laten varen. Dat is nu nog onder de maat. Mocht het voor 2010 echt nodig blijken om een ander besluit te nemen, dan blijkt dat vanzelf maar op dit moment zijn wij niet voornemens om voor 2010 over te gaan tot een nieuwe discussie over de vraag of grote investeringen van vele tientallen miljoenen euro's nodig zijn om het kanaal een nog hogere status te geven dan het op dit moment heeft. Het geld daarvoor kan alleen maar gevraagd worden van de provinciale overheid en die middelen hebben wij niet beschikbaar. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Wordt dit niet een beetje de discussie over de kip en het ei? De vraag kan natuurlijk ook gesteld worden waarom die ondernemers geen gebruik meer maken van de vaarweg. Dat is, omdat de schepen tegenwoordig groter zijn en meer op de 800 ton zitten. Dan wordt het rendabel. Een schip van 600 ton is waarschijnlijk weinig rendabel. Gedeputeerde Klaasen: Wij hebben uitgebreid overleg gevoerd met de verladers en de vervoerders en met degene die de natte overslag in Coevorden exploiteert. Er blijkt op dit moment niet of nauwelijks vraag te zijn naar het varen met grotere schepen door het kanaal Almelo-Coevorden. Dit maakt ook, dat ik dit zo stellig kan zeggen. Het wordt ook niet verwacht, dat het de komende tijd nodig zal zijn. Overigens gaat het niet altijd om het tonnage maar met name om de diepgang van de schepen. Het is mogelijk om schepen in de categorie van 800 ton die niet maximaal geladen zijn – bijvoorbeeld met containers die niet hetzelfde gewicht hebben als zand of stenen – toch door het kanaal te laten varen. De mogelijkheden en de kansen zijn er maar deze worden nu niet benut. Voorzitter. De ChristenUnie vraagt in haar eerste motie om een meerjarig overzicht. Ik verwijs wat dit betreft naar mijn beantwoording aan de heer Haan. De Staten krijgen daar inzicht in zo spoedig mogelijk na de netwerkanalyses. De voorstellen met betrekking tot de financiering zullen de Staten via de reguliere begrotingsprocessen bereiken om boter bij de vis te leveren. De ChristenUnie vraagt in een volgende motie om nogmaals de doelstelling van het openbaar vervoer ook voor de komende jaren neer te zetten. Zij ontleent dat aan onze reacties op commentaren vanuit Raalte en Staphorst. Wij hebben namelijk gezegd, dat wij een garantie durven af te geven dat het voor de komende jaren binnen het huidige financiële perspectief absoluut mogelijk is om de huidige openbaar-vervoersnorm te handhaven. Sterker nog: we zullen die de komende jaren nog verbeteren. Uit de aanbesteding die Connexxion heeft gewonnen, blijkt een kwaliteitsimpuls voor het openbaar vervoer. Er zullen meer buslijnen komen, een hogere frequentie en er wordt gebruik gemaakt van prima materiaal. GroenLinks hield een klaagzang, dat het allemaal kommer en kwel is in het openbaar vervoer; ik moet dat absoluut tegenspreken. Het is niet gerechtvaardigd om op zo'n manier over het openbaar vervoer te spreken. Inderdaad is er de afgelopen jaren hier en daar sprake geweest van het opheffen van een lijn maar gezien de kwaliteit van de busverbindingen moet het toch allemaal positief worden geduid. Onze opmerkingen in de richting van Staphorst en Raalte kunnen wij ook vermelden voor de andere openbaarvervoersgebieden in de provincie Overijssel. De ChristenUnie heeft om een nadere analyse gevraagd op de verkeersongevallenconcentratie met betrekking tot de parallelwegen. Mochten de parallelwegen daarop voorkomen, dan zal de Staten dat worden gemeld. Op dit moment is er geen enkele parallelweg die een notering op die lijst verdient of krijgt. Zodra dat wel het geval is, kan dat onderdeel uitmaken van de prioriteitsstelling in het uitvoeringsprogramma.
34
Provinciale Staten 13 april 2005
Vervolgens heeft de heer Oostra gevraagd of het Brabantse model ook toepasbaar is in Overijssel. Naar mijn mening is het Brabantse model niet anders dan het onze. Het openbaar vervoer en de buurtbus zitten in één concessie. De Regiotaxi hebben wij bewust niet in die grote concessie ondergebracht, ook omdat de eerste jaren de Regiotaxiconcessies zijn uitgevoerd door plaatselijke ondernemers of combinaties daarvan. Zouden wij de Regiotaxi onderdeel laten uitmaken van de grotere openbaar vervoersconcessies, dan zouden deze ondernemers niet of nauwelijks meer in staat zijn om dat te doen omdat zij nu eenmaal geen relatie hebben met bedrijven die zorgen voor het busvervoer c.q. voor treinvervoer als er een combinatie van bussen en treinen komt. Er is dus bewust voor gekozen een aantal jaren geleden en wij hebben daar nog geen negatieve gevolgen van gezien. Overigens werken wij op het gebied van het openbaar vervoer nauw samen met andere provincies. Wij proberen de lijnverbindingen naar Drenthe, Flevoland en Gelderland ook te laten doorlopen, zodat de mensen niet hoeven over te stappen bij de grens. De verbindingen gaan door naar de kernpunten van de lijnverbindingen. We wisselen ook veel informatie uit om het voor de burger zo toegankelijk mogelijk te maken. Het gaat echter vooral om de systemen van die verbindingen, waar veel grensoverschrijdend verkeer mogelijk is. Het mooiste voorbeeld is toch de treinverbinding in de Achterhoek, die wij samen met Gelderland hebben. Voorzitter. Vanmiddag is in de commissie de Regiotaxi al aan de orde geweest. Gevraagd wordt om met name in die gebieden waar geen andere vorm van openbaar vervoer is de Regiotaxi met de kortingspas toegankelijk te maken. Ik heb vanmiddag gehoord, dat er ook nog andere voorwaarden zouden moeten zijn waarop de mensen de ruimte moet worden geboden om de kortingspas te gebruiken. Hoe sympathiek de gedachte mij ook is, het is heel moeilijk om te bepalen wat nu een regio is waar geen openbaar vervoer komt. Is dat een regio waar tien boerderijen staan waar geen bus langs komt of is het een verbinding waarvoor men meer dan 500 meter moet lopen? Dat zijn heel moeilijke definities. Wij hebben op dit moment gekozen voor een Regiotaxi die een zelfde stramien kent in de gehele provincie. Daarmee is het ook helder voor de mensen, dat er sprake is van de kortingspas als de busverbindingen iets minder zijn en de momenten waarop het zeker voor een aantal bevolkingsgroepen te verkiezen is om niet met het openbaar vervoer te reizen maar met een Regiotaxi. Daarvoor is deze mogelijkheid geschapen. Elke andere indeling vraagt ontzettend veel discussie, omdat er altijd weer meer grensgevallen zijn. Dan is het ook maar weer de vraag of we daar op een nette manier uitkomen. De heer Oostra (CU): Hetzelfde geldt natuurlijk voor de huidige voorwaarden. Ik heb erom gevraagd om deze regeling uit te breiden naar overdag voor die gebieden waar er helemaal geen busverbinding is. Ik doel dan op de kernen waar geen bus komt dan wel waar de afstand naar de halte zo groot is, dat het niet te doen is om er lopend naartoe te gaan. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. De SP-fractie heeft in haar eerste motie gevraagd om onze maximale inspanning om het collectief bedrijfsvervoer beter te organiseren. Tot twee jaar terug hebben wij via het Vervoerscentrum Nederland geprobeerd het bedrijfsvervoer weer nieuw leven in te pompen. Daarvoor was nauwelijks of geen draagvlak voor te vinden. Het was trekken aan een dood paard. Wij zien het dan ook nu niet zitten om daarmee aan de slag te gaan. Mochten overigens uit de netwerkanalyses grote knelpunten rond de bedrijventerreinen blijken die leiden tot een keuze tot of investeringen in infrastructuur of tot pogingen het bedrijfsleven te verleiden tot dit soort zaken, dan zal dat vanzelf blijken en is er wellicht nog een mogelijkheid om dat te overwegen. In haar tweede motie vraagt de SP om experimenten te starten met gratis openbaar vervoer. De gedachte is natuurlijk uitermate sympathiek. Er zijn in Nederland al veel experimenten hiermee gedaan maar ik moet helaas constateren, dat het grootste voorbeeld tussen Leiden en Den Haag is gestopt door het gebrek aan reizigers die vroeger niet met het openbaar vervoer reisden. Dat waren mensen die de fiets laten staan en in de bus stappen. Het
Provinciale Staten 13 april 2005
35
betekent bovendien een afname van het gebruik van een andere modaliteit. Dat zou niet de beweegreden moeten zijn als het gaat om gratis openbaar vervoer. Ik zou dan ook sterk willen ontraden om het college die opdracht te geven. Uit alle proeven blijkt het geen haalbare kaart te zijn en bovendien kost het heel veel geld, omdat wij de exploitatie voor onze rekening nemen. Welke vorm van openbaar vervoer ook wordt gekozen, er zal altijd een prijs moeten worden betaald. Mobiliteit kost nu eenmaal geld en dat moet iedereen ook weten. De heer Rouwet (SP): Voorzitter. De motie houdt niet anders in dan een verzoek om de praktijk zo breed mogelijk te onderzoeken. Het gaat er niet om alleen te kijken naar voorbeelden die niet geslaagd zijn maar ook naar voorbeelden, bijvoorbeeld over de grens waar het wel een groot succes is. Gedeputeerde Klaasen: Ik heb niet het vermoeden, dat er in Nederland experimenten zijn met gratis openbaar vervoer die een groot succes zijn. Wij hebben daar als provincie ook ervaringen mee opgedaan tijdens de renovatie van de A28. Ondanks het feit dat het vervoer gratis was, waren de bussen leeg. Er is wel een mooi voorbeeld in België, waar in de gemeente Hasselt de bussen gratis rijden en het gemeentebestuur het allemaal betaalt. Ik kan mij dat heel goed voorstellen, maar die beweging zal vele tientallen miljoenen euro's kosten. Ik zie dat absoluut niet zitten als een bijdrage om de automobiliteit te beperken. Voorzitter. De heer Van Dijk heeft een vraag gesteld over het Mittellandkanaal. In de commissie heb ik daarover al een aantal keren met zijn fractiegenoot gesproken. Het Mittellandkanaal heeft tot een aantal jaren terug ook in de rijksplanning gestaan. Door het Rijk is echter inmiddels aangegeven, dat die planning niet meer aan de orde is. Ook in de nota Mobiliteit komt het kanaal niet meer voor. De provincie kan hoog of laag springen, maar het komt niet meer op de agenda. Mochten wij dat wel willen, dan hebben wij daar een paar honderd miljoen euro voor nodig. Daar zullen wij vandaag de dag de handen niet voor op elkaar krijgen. Overigens hebben we daar meer partijen voor nodig dan alleen maar de provincie Overijssel. Ondanks het feit dat het heel goed zou zijn wanneer veel meer vervoer over water zou plaatsvinden, is dit toch een wat utopisch verlangen. Het gebruik van de fiets wordt erg onder druk gezet. Ik weet niet waaraan de heer Rouwet refereert. Het gebruik van de fiets moet meer gestimuleerd worden. In het PVVP is een voorstel gedaan om daarmee te experimenteren, met name met de langeafstandsfietsverbindingen. Heel veel verbindingen zijn korter dan 14 km en zijn toch goed te doen met de fiets maar worden niet of nauwelijks gebruikt. Naar mijn mening heeft dit toch heel vaak te maken met de faciliteiten die de fietser worden aangeboden. Daarmee heb ik het over een goede fietsenstalling om de overstap naar bus en trein beter te faciliteren. Zo zijn er nog meer zaken die zeker de aandacht vragen om het gebruik van de fiets te stimuleren. Wij nemen dat mee in het PVVP en in het uitvoeringsprogramma zullen daartoe voorstellen worden gedaan. De voorzitter: Door het college is om een schorsing gevraagd. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. Ik constateer, dat in de moties M2, M3 en M4 een regel is weggevallen. De voorzitter: Dat wordt direct gerepareerd. Het kan geen kwaad. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. Het zal heel erg moeilijk zijn om een tweede termijn te organiseren met een discussie over het Actiefonds, omdat het college op dit moment de tijd heeft verbruikt.
36
Provinciale Staten 13 april 2005
De voorzitter: Ik heb wel de interrupties daarvan af getrokken. Ik heb nog drie minuten over als ik het een beetje royaal interpreteer! De vergadering wordt enkele minuten geschorst. Mevrouw Husselman-Oosterom (CDA): Voorzitter. Ik heb maar één korte vraag in tweede termijn en die heeft betrekking op de motie M2. Daarin wordt gevraagd het Actiefonds te benutten voor het opstellen van de netwerkanalyses. Wij vragen ons af of GS op basis van deze oproep met een plan kan komen waarmee wij de als het ware de volgende week kunnen beginnen dan wel of wij GS bij de behandeling van het Actiefonds nog een tweede aansporing moeten geven. De heer Oostra (CU): Voorzitter. De gedeputeerde gaf aan het moeilijk te vinden om onze motie over de Regiotaxi uit te voeren. In de commissie heeft een aantal insprekers toch goede voorbeelden gegeven van de pijn, bijvoorbeeld in Raalte. In een aantal kernen rondom Raalte is er geen busverbinding en deze mensen kunnen doordeweeks overdag niet naar Raalte. Er ligt dus de heldere vraag voor om de mensen in die kernen dezelfde mogelijkheden te geven, anders moeten deze mensen wachten tot zaterdag of zondag. Dat kost ons ook geld. Wordt de regeling ook voor overdag van toepassing verklaard, dan is dat kostenneutraal. Daarmee wordt met name bereikt, dat de mensen die nu hebben afgehaakt er wel gebruik van kunnen maken. Dat komt overeen met de vangnetdoelstelling. Als dat niet gebeurt, moeten met name de zwakkeren het gelag betalen. Ik doe dan ook een beroep op het college om deze overweging goed mee te nemen en rekening te houden met deze zeer dringende wens van de bevolking. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. De aansporing van mevrouw Husselman voor de netwerkanalyses is mijns inziens niet nodig, want ik heb in eerste termijn al gezegd, dat het college dit oppakt. Ik stel dan ook voor om de financiering daarvoor door middel van een begrotingswijziging in de begroting voor 2005 te vinden. Lukt ons dat niet, dan zullen wij een voorstel doen met betrekking tot het Actiefonds dat in de volgende vergadering formeel kan worden afgekaart. Als dit Statenbreed wordt ondersteund, dan gaan wij vast aan de slag om dat goed voor te bereiden. Aan het adres van de heer Oostra merk ik op, dat de Regiotaxi ook in de buitengebieden van Raalte beschikbaar is. Het is niet mogelijk om alleen voor dat gebied een kortingspas te organiseren, omdat dit dan voor geheel West-Overijssel zou moeten gelden met een definitie waarin wel en geen toepassing van een kortingspas aan de orde is, buiten de daluren die nu bepaald zijn na 19.00 uur. Dat lijkt mij een omslachtige weg met grote financiële consequenties. Ik ontraad dan ook aanvaarding van de motie. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Ik constateer, dat niemand gebruik maakt van de mogelijkheid tot het afleggen van een stemverklaring. Stemmingen In stemming komt het amendement A1 van de fracties van de PvdA, de VVD en het CDA over de reductie van de Co2-uitstoot. De voorzitter: Ik constateer, dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt het amendement A2 van de fractie van de ChristenUnie over de doelstelling openbaar vervoer.
Provinciale Staten 13 april 2005
37
De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de SGP, de ChristenUnie, de LPF, GroenLinks en D66 voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt de motie M1 van de fractie van de PvdA over de ROVO-middelen. De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de motie M2 van de fracties van het CDA en de VVD over de verbijzondering van het PVVP inzake het wegverkeer. De technische wijziging behelst het aanvullen van het dictum na de woorden "bij het opstellen van het eerstvolgende Uitvoeringsprogramma (de dynamische" met de zinsnede "beleidsagenda) de volgende punten te verwerken:" Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP en de PvdA tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige ervoor, waardoor zij is aangenomen. In stemming komt de motie M3 van de fracties van het CDA en de VVD over de aanvulling van het PVVP inzake het wegverkeer. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van het CDA, de VVD, en een lid van de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat de motie met 34 stemmen voor is aangenomen. In stemming komt de motie M4 van de fracties van het CDA, de VVD en de PvdA over de verbijzondering van het PVVP. De technische wijziging behelst het aanvullen van het dictum met een derde overweging na het eerste gedachtestreepje met de woorden "hierbij de aanbesteding van het openbaar vervoer prioriteit te geven". Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de motie M5 van de fracties van het CDA, de VVD, de PvdA en de ChristenUnie over een meerjarig financieel perspectief PVVP. De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie eveneens met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de motie M6 van de fracties van ChristenUnie en de SGP over een beperkte uitbreiding van de korting op de Regiotaxi. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, de ChristenUnie, de PvdA, GroenLinks, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M7 van de fractie van D66 over de vaarweg Almelo-Coevorden. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de LPF voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M8 van de fractie van D66 over de aanpak van infrastructurele knelpunten.
38
Provinciale Staten 13 april 2005
De voorzitter: In constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66 en de LPF voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M9 van de fractie van D66 over Vlot en Veilig Verder. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66 en de LPF voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M10 van de fractie van de SP over experimenten met gratis openbaar vervoer. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en D66 en een lid van de PvdA-fractie voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M11 van de fractie van de SP over het collectief bedrijfsvervoer. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. De voorzitter: Ik constateer, dat het voorstel, zoals het is gewijzigd door de aanvaarding van het amendement A1, zonder hoofdelijke stemming met algemene stemmen is aangenomen. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De voorzitter: Ik heb een punt van orde. Het college beschikt niet meer over voldoende spreektijd om te kunnen reageren. Sommige fracties hebben nog veel spreektijd over. Ik stel dan ook voor, dat met name de fracties van het CDA, de PvdA en de VVD samen een kwartier van hun spreektijd inleveren ten behoeve van het college voor de behandeling van het Actiefonds. PS/2005/426 Besteding Actiefonds 2005 en wijze van aanwending Actiefonds 2006 en verder De beraadslaging wordt geopend. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Ik begrijp, dat actievoetbal op zijn minst zo interessant is als het Actiefonds en ik zal mijn verhaal dan ook iets inkorten. In de commissie heb ik namelijk al aangegeven hoe wij tegen dit Actiefonds aankijken, namelijk dat wij het meer een verkapte begrotingsvergadering vinden. Met de instelling van het Actiefonds op 13 november 2003 is bepaald, dat het moest gaan over innovatieve en spontaan optredende zaken. Het was aan de Staten om de problemen in de samenleving op te pakken en met concrete voorstellen te komen. Ook werd nog wat gezegd over de combinatie, dat het Actiefonds uiteraard deel uitmaakt van de begrotingsbespreking. Ik doe daarover verder het zwijgen toe. Wij hebben wel overwogen om hierover niet te spreken maar zo zitten wij ook niet in elkaar en wij willen een constructieve bijdrage leveren. Ik zal daarom kort op een paar dingen ingaan. Voorzitter. Bij een aantal voorstellen is niet duidelijk welk onverwacht maatschappelijk probleem er nu wordt opgelost en wat de te verwachten effecten zullen zijn. We zullen ze echter steunen. De voorstellen in het majeure thema bouwen en wonen horen thuis in het
Provinciale Staten 13 april 2005
39
reguliere GSB-beleid. Gelet echter op het specifieke in de vier afzonderlijke voorstellen zullen deze ook de steun van mijn fractie krijgen. Meer moeite hebben wij met enkele voorstellen op het thema "identiteit en ruimtelijke kwaliteit Overijssel" en op het majeure thema "maatschappelijke participatie". Het gaat daarbij om de projecten culturele evenementen, Regiodrama en sportvoorziening Netwerkstad Twente. Dat heeft niets te maken met het verwijt dat wel eens wordt gemaakt, dat cultuur aan ons niet besteed zou zijn. Dat is absoluut niet het geval. Onze fractie ziet echter niet in, dat Regiodrama een bijdrage levert aan het oplossen van een maatschappelijk probleem in onze provincie. Wij willen dit project schrappen. De beide voorstellen onder "culturele evenementen" zijn een greep uit vele evenementen. In de commissie zijn de concerten van het Orkest van het Oosten op Landgoed Haaren al genoemd en te noemen is ook het internationale zomerfestival in Deventer onder de titel "Deventer op stelten". Wanneer we van dit soort zaken echt iets willen maken, moeten ons inziens voorstellen via de Cultuurnota worden gedaan. Ook dit kan wat ons betreft geschrapt worden. Het voorstel voor de sportvoorzieningen is wat ons betreft een verkapte verhoging van het budget voor het GSB-beleid en moet bij een begrotingsvergadering aan de orde komen. Ook dit mag wat ons betreft worden geschrapt. Voorzitter. Wij willen eigenlijk nog twee zaken naar voren brengen maar zullen dat beperken tot één. Wat wij wel willen indienen, is het maatschappelijk probleem – zo wordt het door velen en ook door ons ervaren – van de loverboys. Het probleem heeft zich van de grote steden naar het platteland verplaatst. Preventie is hier het sleutelwoord. In het magazine van de VNG werd dat ook nog eens aangegeven, vanuit Zwolle en Twente de regio in. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Fijn dat D66 sommige signalen uit de samenleving iets eerder oppakt dan de andere fracties, want ook hierover hebben wij een gelijksoortig amendement ingediend bij de begrotingsbehandeling in het afgelopen najaar. Ik ben dan ook heel nieuwsgierig naar het antwoord van de gedeputeerde hierop, want hij zei toen ook min of meer, dat hij ermee bezig was en dat hij zijn kanalen daarvoor had. Inmiddels blijkt, dat er nog steeds niets is gebeurd. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Ik ben net zo benieuwd naar het antwoord van de gedeputeerde als mevrouw De Greef. Met haar ben ik van mening, dat het een groot probleem is. Wellicht had het eerder aangepakt moeten worden maar er is alle reden om nu door te zetten. Voorzitter. Ik wil nog een enkele opmerking maken over de agrarische jongeren. Er is nu geld vanuit Brussel voor 2005 en 2006. Daarover zijn vr agen gesteld door de CDA-fractie en die zijn beantwoord maar wij zouden er graag op willen terugkomen bij de behandeling van de Perspectiefnota. Bij dit probleem willen wij de vinger aan de pols houden. Het geld is er nu en waarschijnlijk niet meer in 2007. In die zin is er dus sprake van druk op de ketel. De voorzitter: Door de fractie van de ChristenUnie worden vier amendementen voorgesteld: -
amendement A1 over de kunstijsbaan en de indoortopsporthal; amendement A2 over culturele evenementen; amendement A3 over het Regiodrama, mede namens de fractie van de VVD; amendement A4 over de loverboys, mede namens de fractie van de SP.
Deze amendementen worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Dijkhuis (LPF): Voorzitter. Het leek zo'n goed plan, een fonds om snel, flexibel en adequaat te kunnen reageren op onvoorziene kansen. De LPF-fractie was er dan ook een voorstander van toen het voorstel werd ingediend in oktober 2003. Zelfs de naam was toen
40
Provinciale Staten 13 april 2005
ook toepasselijk. Nu, nog geen twee jaar later krijgt het fonds al het karakter van een tweede begroting. Er worden projecten in genoemd die duidelijk niet vallen onder de kop "dit is een kans en hierop moeten we snel reageren". Dit Actiefonds heeft niet het flexibele karakter zoals ons dat destijds voor ogen stond. Eén keer per jaar rammelen met de geldbuidel noem ik geen snel en adequaat reageren, laat staan snel inspringen op onvoorziene kansen. Ik zou liever zien – en dat ook logischer hebben gevonden - dat deze Staten elke vergadering werden geconfronteerd met het Actiefonds, omdat er snel op moeten worden ingesprongen wanneer zich een onvoorziene kans heeft voorgedaan. Dit zou beter passen bij de opzet en het karakter van het Actiefonds. De LPF-fractie is niet tegen alle in dit Actiefonds genoemde projecten. Integendeel. Wel is zij tegen de manier waarop dit Actiefonds nu wordt gebruikt of misbruikt. In juni 2004 was er sprake van het Actiefonds voor zorg en innovatie. De provinciale bijdrage van 2 mln. was toen bedoeld om het Zorg- en ICT-programma verder te concretiseren, te versnellen en uitvoerbaar te maken. De LPF-fractie stelde toen voor, het bedrag beschikbaar te stellen in de vorm van een voorfinanciering. Maar volgens gedeputeerde Ranter zou het project een vroege dood sterven als die 2 mln. niet beschikbaar werd gesteld. De provincie loopt echter geen enkel risico; er is pas sprake van een risico als straks wordt overgegaan tot het uitvoeren van projecten. Maar dan is de provincie niet meer in beeld. Die eis hebben wij onszelf opgelegd, aldus de gedeputeerde in juni 2004. In april 2005 geldt de opgelegde eis ten aanzien van het Actiefonds niet meer. De provincie is dus weer in beeld bij het project Zorg en ICT. Het doel is nu toch de uitvoering van de projecten. Wederom wordt een bijdrage van 2 mln. gevraagd en dan niet in de vorm van voorfinanciering maar door middel van een subsidie. Mijnheer de voorzitter. Dit heeft niets meer te maken met het snel en adequaat reageren op kansen. Het strookt ook niet met het derde uitgangspunt, namelijk een eenmalige projectsubsidie. Dit begint te lijken op een structurele bijdrage. Bovendien roept cofinanciering in dit verband vraagtekens op als ik lees dat verder wordt verwacht, dat door de provinciale bijdrage andere partijen gestimuleerd zullen worden hun bijdrage te leveren. Met andere woorden: het is dus nog maar de vraag. Mijnheer de voorzitter. De LPF-fractie is van mening, dat het Actiefonds of moet worden afgeschaft of moet worden teruggebracht naar de oorspronkelijke opzet. Het gaat niet om het een keer per jaar Sinterklaas spelen maar om het daadwerkelijk aanwenden van gelden uit het Actiefonds voor projecten die op een bepaald moment actueel zijn en bovendien urgent. De heer Sijbom (VVD): Voorzitter. Na de behandeling van het Statenvoorstel in de commissie Economie en Bestuur en na de toelichtende brief over de bestedingen zijn de voorstellen naar de mening van de VVD-fractie beduidend helderder geworden. Dat wil overigens niet zeggen, dat zij altijd even warme gevoelens krijgt bij alle voorstellen. Kijken we daarbij naar de bestedingen uit het Actiefonds dan is het voor ons duidelijk waar het college op inzet. Voor een provinciale bijdrage komen in aanmerking die projecten die binnen twee jaar worden uitgevoerd, die passen binnen het gebiedsgericht werken en integraal van karakter zijn. Het werkt verduidelijkend dat in de toelichtende brief nog eens het proces uit de doeken wordt gedaan. Het beoordelen van de ingediende projecten is wat ons betreft nadrukkelijk aan GS en ook een eerste verantwoordelijkheid. Duidelijk is dat er geen sprake is van een reservelijst, zoals in de commissie werd gesuggereerd. Die onduidelijkheid is in ieder geval uit de wereld. Echter, de passage over de zwemaccommodaties doet naar ons idee merkwaardig aan in het licht van de informatie die wij daarover in de commissie kregen. De gedeputeerde kende kennelijk de aanvrage niet, zo liet hij blijken in de commissie, terwijl in de toelichtende brief opeens sprake is van precedentwerking. Kende men de aanvraag nu wel of kende men die nu niet? Enige uitleg is hierbij op zijn plaats.
Provinciale Staten 13 april 2005
41
Over de voorwaarden voor de bestedingen uit het Actiefonds kan de VVD-fractie kort zijn. Zij stemt daarmee in, zeker ook met het aanbrengen van een plafond van 10 mln. in het Actiefonds, gelet op de snel groeiende omvang van het fonds. Het meerdere hoort naar ons idee gewoon thuis in de algemene middelen. Kijken we naar de financiële aspecten, dan is het totaalbeeld inmiddels helder. Een overzicht met implicaties voor 2005, 2006 en verder is verstrekt, inclusief de wijze van cofinanciering en door wie. Dat was voor de VVD-fractie van belang om vandaag het vellen van het finale oordeel te vereenvoudigen. De vraag of de burger waar voor zijn geld krijgt, is een vraag die wij graag willen beantwoorden. En kunnen we dat nu ook? Voor de meeste aanvragen is dat wat ons betreft inmiddels helder, maar toch blijven we moeite houden met een aantal voorstellen. In de eerste plaats gaat het over het drama. Wij hadden aanvankelijk onze goedkeuring daaraan willen hechten of daarop eventueel een amendement willen indienen. Wij blijven van mening, dat dit thuishoort in de reguliere programmeringsafspraken met RTV-Oost en het dient te passen in onze beleidsprioriteiten. Het door de ChristenUnie ingediende amendement verwoordt prima het oordeel van de VVD-fractie over het voorstel. Wij zullen het dan ook mede indienen. De VVD-fractie gaat akkoord met het voorstel onder 5.5.1 over de middelen voor culturele evenementen en profilering Overijssel. Zij is echter wel van mening, dat er onvoldoende balans is tussen de particuliere initiatieven die een bijdrage leveren aan de profilering van onze provincie – bijvoorbeeld de concerten bij de Haaren -- en de programma's die voorliggen en die met veel overheidssteun worden gerealiseerd. Deze initiatieven zouden elkaar wat ons betreft moeten versterken in plaats van beconcurreren en zouden dan ook beter op elkaar moeten worden afgestemd. De VVD-fractie roept het college op, deze initiatieven beter te beoordelen. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik wil beginnen met een positieve opmerking over het voorstel en wel in die zin, dat het een omvangrijk voorstel is met goede elementen en goede projecten. Ook is het positief, dat er een concreet voorstel ligt over de toekomst van het Actiefonds. De Staten hadden daar ook om gevraagd. Ik ga heel kort in op het gebruik van het fonds maar ik wil even stilstaan bij een paar voorstellen. Wij zullen een motie indienen over de Crisisopvang en jeugdzorg, waarop de heer Beckmann nog zal ingaan. Ik wil ook nog even stilstaan bij wat nabranders uit het veld en nog enkele opmerkingen maken over de ingediende moties. Het is goed om nog even in herinnering te brengen, dat het doel van het Actiefonds was en nog steeds is een impuls te zijn voor snel uit te voeren projecten waar in de begroting geen ruimte voor is. Met de huidige omvang is dat toch niet altijd scherp gebleken. Dat is voor ons ook de reden om in te stemmen met het voorstel tot het aanbrengen van een plafond van 10 mln. Daardoor zal ook scherp moeten gekeken waar een toegevoegde waarde van een snelle actie aanwezig is. Het zou overigens goed zijn om de behandeling niet alleen te beperken tot vlak voor de jaarrekening. Gezien de planning- en controlcyclus van de Staten zou de Najaarsnota ook een uitstekend moment zijn om alvast over voorstellen in dit kader te spreken. Wellicht kan het college daar nog even op ingaan. Voorzitter. De VVD-fractie is evenals de ChristenUnie ingegaan op het voorstel over de culturele evenementen. Wij zijn in ieder geval positief over de bedoeling en het betreffende project, namelijk om professionele organisaties in te zetten voor verbreding van de functie en wel een laagdrempelige cultuur en dichter bij de burger, tegen een kenmerkende Overijsselse achtergrond. Dat is goed; dat zijn twee vliegen in één klap. Het zou overigens wat ons betreft veel logischer zijn om daarbij eerder terug te vallen op instellingen als KCO en GOBT dan op bijvoorbeeld Fundatie.
42
Provinciale Staten 13 april 2005
We vinden het kritisch, dat er eigenlijk toch sprake lijkt te zijn van ongewenste concurrentievervalsing tegenover een goed particulier initiatief, zoals de Haaren toch is. Het is misschien wat opvallend om uit de mond van de VVD-fractie te horen dat zij tegen concurrentie is, maar enige concurrentie is natuurlijk best gezond. Het mag echter geen oneerlijke concurrentie zijn en daar lijkt het wel naartoe te gaan. Het lijkt mij dan ook goed, dat GS helder aangeeft, dat er geen sprake is van organisatie van dergelijke evenementen in de buurt van Fundatie en dus in de buurt van de Haaren, opdat men elkaar niet letterlijk in de haren vliegt. Als je daar zo'n bewezen succesvol initiatief naast zet, zou het ook logisch zijn als daarbij een passende bescheiden ondersteuning wordt gegeven. Over de sportvoorzieningen Netwerkstad Twente zijn ook enkele opmerkingen gemaakt. De CDA-fractie heeft geworsteld met dit onderdeel, met name vanwege de beperkte informatie en de onderbouwing die primair in het voorstel was opgenomen. In de commissiebehandeling is wel een toelichting gegeven – met name Almelo heeft tot twee keer toe informatie verstrekt – en die heeft het voorstel voor ons wat meer body gegeven. Bovendien is er sprake van boegbeeldprojecten van de Netwerkstad die regionaal ondersteund worden. Deze lijn hebben de Staten en GS ingezet. De ijsbaan is voor ons een goed en duidelijk project, dat breed wordt gedragen met een brede regionale spin off. De onderbouwing voor de sporthal vonden wij wat mager, zowel qua tijd – het lijkt erop alsof Almelo zich overvallen voelde – als de informatie in het voorstel zelf. We zien natuurlijk wel de meerwaarde voor de breedtesport. Het sportbuurtwerk gedijt en de sociale functie is wel degelijk aanwezig. Die lijkt overigens qua tijd en gebruikswaarde ook de hoofdmoot in beslag te nemen, maar er is tegelijkertijd ook sprake van ondersteuning van de professionele sport. De regionale betekenis lijkt mager maar is wel aanwezig en wel in de voorwaarden tot cofinanciering. Dat is voor ons in ieder geval het belangrijkste punt dat ons over de streep heeft getrokken. De planvorming verkeert nog in de beginfase. Zoals gezegd, de gemeente Almelo lijkt overvallen maar wij gaan ervan uit, dat zij later nog zal worden geïnformeerd. GS laten de ondersteuning eigenlijk in het midden. Het is wenselijk, dat meer duidelijkheid over de 4 mln. wordt gegeven. Ik heb begrepen, dat de Netwerkstad zelf een voorkeur heeft uitgesproken en naar mijn mening zouden de Staten dat ook moeten doen in de richting van GS. Vanuit de Netwerkstad heb ik begrepen, dat het 3 mln. voor de ijsbaan zou zijn en 1 mln. voor de sporthal. Wij vinden dat een heel logische en duidelijke keuze. Ik wil ten slotte nog ingaan op enkele nabranders uit het veld. Met de heer Sijbom vind ik de procedure ten aanzien van Hellendoorn niet fraai. Ik ben benieuwd of er wat meer over wordt gezegd dan alleen de procedurele kant of de wat beperkte schriftelijke reactie. We hebben ook informatie vanuit Hardenberg over het LOC gekregen. Wij zullen in ieder geval niet aan de verleiding toegeven om daar weer een achterdeur voor te bieden. Dat is niet verstandig, maar wij vragen toch of GS serieus in de aanloop naar de Perspectiefnota willen kijken naar de kwaliteit van het voorstel en het te betrekken bij het convenant Hardenberg-Steenwijk. Voorzitter. De heer Oldenburger sprak over de agrarische jongeren. Wij wachten inderdaad de beantwoording van de vragen af en afhankelijk daarvan zullen wij bezien of wij in de aanloop naar de Perspectiefnota daaraan een vervolg zullen of kunnen geven. Onze fractie is van oordeel, dat de problematiek rond de loverboys een maatschappelijk thema is dat wel degelijk de aandacht verdient. Zij is er geen voorstander van om een concreet amendement in die richting te steunen maar kan zich wel voorstellen dat GS hierop positief reageren, gelet op de eerdere reacties waarop mevrouw De Greef duidde. Wij zijn wel benieuwd naar de reactie van GS. De heer Beckmann (CDA): Voorzitter. Crisis! Ik heb het over de problemen in de jeugdzorg en dan vooral die in de aansluiting van de thuissituatie naar eventueel de crisisopvang dan wel van de crisisopvang naar de thuissituatie. Er is al heel veel geld naar de jeugdzorg
Provinciale Staten 13 april 2005
43
gegaan, naar de oplossing van de wachtlijsten – met name naar de AMK – en toch is de citroen inmiddels behoorlijk uitgeknepen. Wij komen tot de conclusie, dat er echt iets moet worden gedaan om in ieder geval de ambulante hulp te verbeteren. Daarbij denken wij vooral aan de 24-uursopvang die wij in heel Overijssel gewaarborgd willen hebben. Dat betekent, dat binnen een aantal uren de hulp bij de jongere mag worden verwacht, waardoor de jongere weer terugkan naar de thuissituatie en hij niet blijft hangen in de residentiële zorg. Dat is in wezen de opzet van dit verhaal. Onze motie sluit aan bij het onderhandelingsakkoord, waarin het bestuur over vier jaar mag en moet worden afgerekend op de beschikbaarheid van passende trajecten voor jongeren in de jeugdzorg. De motie verzoekt GS om na een goed onderzoek zo spoedig mogelijk een plan van aanpak op te stellen, waarbij alsnog aanvullende middelen ter beschikking worden gesteld ten behoeve van een adequaat hulpaanbod voor jongeren, voor crisisinterventie en crisisopvang ten laste van het Actiefonds 2005 dan wel door middel van wijziging van de begroting voor 2005. De voorzitter: Door de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD, de ChristenUnie, GroenLinks, de SGP, D66, de SP en de LPF wordt de motie M1 voorgesteld over een plan van aanpak voor crisisinterventie en crisisopvang in de jeugdzorg. Deze motie wordt vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Het is allereerst goed om vast te stellen, dat het Actiefonds een resultante is van het Onderhandelingsakkoord. Heel bewust hebben wij het Actiefonds daarin opgenomen om inderdaad meer dynamiek in te brengen en actie te bevorderen, om een vliegwiel te zijn voor ontwikkelingen in Overijssel. Na het beluisteren van de verschillende bijdragen vanavond moet mij van het hart, dat het ontbreken van enthousiasme hiervoor mij bevreemdt. Natuurlijk realiseer ik mij ook, dat het Actiefonds dreigt over te lopen. De PvdA had kritische kanttekeningen tegen het plafond van 10 mln. maar de gedeputeerde heeft ons in de commissie ervan kunnen overtuigen, dat dit heel wijs is. Als de gedeputeerde ons op het nadenken aanspreekt, willen wij dat graag doen. Wij willen dan ook instemmen met het besluit om een plafond in te brengen. Het ging ons om dynamiek in de systematiek te brengen, ruimte voor actie te koppelen aan het bevorderen van actie. De Staten zouden echter ook naar zichzelf moeten kijken, want het Actiefonds is ook een middel dat zij zelf kunnen benutten en zelf kunnen putten. Wij hoeven niet alleen maar te wachten op initiatieven van GS. Een- en andermaal heeft ook de PvdA al eerder gebruik gemaakt van het Actiefonds. Voorzitter. Zijn wij dan enthousiast over het gehele bestedingsvoorstel? Hier en daar kunnen wij er enkele kanttekeningen bij plaatsen, omdat daarbij de vraag kan worden gesteld of het niet binnen het reguliere beleid valt. Wij hebben in onze fractie uitgebreid het voorstel besproken om de bushokjes te upgraden. Wij konden niet zien waarom dat niet regulier is en op een andere manier gefinancierd kon worden. Wij zullen er vanavond echter niet moeilijk over doen. De heer Klaasen heeft het bij het PVVP al moeilijk genoeg gehad. Evenals de heer Welten wil ik toch nog enkele opmerkingen maken over de maatschappelijke participatie en wel de onderdelen kunstijsbaan en de indoorsporthal. Uit de brieven maak ik op, dat de nu bestemde 4 mln. aan de krappe kant zijn als alle bedragen bij elkaar worden opgeteld. Het college hanteert de redenatie om de Netwerkstad die 4 mln. te geven opdat men daar de verdeling kan maken. Wat ons betreft, had dat dan ook iets royaler gekund zodat intern niet het een tegen het ander moet worden afgewogen. Ik begrijp inmiddels, dat de CDA-fractie over nieuwe informatie beschikt en dat de Netwerkstad er al uit is. Ik hoor graag van de gedeputeerde of dat klopt. Gedeputeerde Klaasen: Het klopt!
44
Provinciale Staten 13 april 2005
De heer Ter Schegget (PvdA): Dat betekent dus inderdaad 3 mln. voor de ijsbaan en 1 mln. voor de indoorsporthal. Daar zou namelijk de vervolgvraag op te stellen zijn of daarmee de financiering van de ijsbaan niet onder druk komt te staan. Voorzitter. Het college heeft in zijn brief na de commissiebehandeling nogal stellig stelling genomen tegen het initiatief in Nijverdal. Wij betreuren dat. Het argument van precedentwerking gaat in onze ogen niet op, want het gaat nu juist om het laatste stukje zwemwater zodat daar ook waterpolo kan worden gespeeld op Europees niveau. Dat zou in onze ogen wel degelijk een extra investering door de provincie rechtvaardigen, want daarmee wordt het zwembad niet alleen een Nijverdalse zaak maar een bovenlokale en dus regionale zaak. De heer Welten sprak zojuist over Hardenberg en het LOC-plus. Het moet mij van het hart, dat de provincie nu niet direct een financiële verantwoordelijkheid heeft voor of betrokkenheid bij LOC's en ROC's. Ook wij hebben echter uit brieven van het college van Hardenberg begrepen, dat er wel degelijk een multifunctioneel element in de plannen zit. Ik sluit mij wat dat betreft aan bij de vraag van de heer Welten. Voorzitter. Ook wij hebben een motie voorbereid over jeugdbeleid en jeugdzorg. Ik sprak zojuist over het ontbreken van een reactie op Nijverdal. Wij leefden in de veronderstelling dat het college, als het om besteding van het Actiefonds ging, ook wel iets aan jeugdzorg zou doen. Wij hebben dat echter gemist. Onze redenering is dan ook om vanavond het college op te roepen om nog voor de behandeling van de Perspectiefnota 2006 een inventarisatie van de knelpunten in het jeugdbeleid en de jeugdzorg te maken en daarover de Staten te rapporteren, zodat wij daar bij de behandeling van de Perspectiefnota verdere actie op kunnen ondernemen. Voorzitter. Het in het amendement van de ChristenUnie voorgestelde bedrag van 0,5 mln. lijkt ons sympathiek. Het onderwerp lijkt ons belangrijk genoeg om daaraan ook in financiële zin aandacht aan te besteden, maar om 0,5 mln. in twee jaar weggezet te krijgen, is wel een heel grote opgave. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Ik was blij met de opmerking van de heer Ter Schegget, dat het terdege ook aan de Staten is om aandacht en geld voor een onderwerp te vragen. Ik vind het bedrag ook moeilijk in te schatten, want we zullen het misschien samen met de gemeenten en met het Bureau Jeugdzorg moeten doen. We moeten dus nog zien wat het uiteindelijk gaat kosten, maar het moet nu wel worden opgepakt. Het is een urgent onderwerp dat maatschappelijk van groot belang is. Over het bedrag zou te praten zijn want, nogmaals, ik kan heel moeilijk inschatten wat er nu precies nodig is. De voorzitter: Ik wijs er voor de goede orde op, dat amendementen en dus wijzigingen daarop alleen in eerste termijn kunnen worden ingediend. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Het onderwerp bindt en verbindt ons maar wat ons ook bindt, is dat wij ons doorlopend zorgen maken in deze provincie over een eventuele onderuitputting. Het zou jammer zijn als die zou ontstaan. De heer Rouwet (SP): Voorzitter. De SP-fractie keurt de werkwijze waarop het voorstel tot stand is gekomen af. Voor ons ligt een kant en klaar pakket voorstellen. Of er ook andere voorstellen zijn geweest die het al dan niet gehaald hebben, is niet duidelijk. Ook zijn bij veel voorstellen de doelstellingen niet duidelijk geformuleerd en wat ons betreft, hebben niet alle voorstellen een even grote mate van ondersteuning. Een daarvan heeft het in elk geval helemaal niet en dat is voorstel 5.4.1, waarin € 700.000 beschikbaar wordt gesteld voor de ontwikkeling van een wervende woningbouwlocatie. Ik ben geneigd om dat "apartheidswijk"
Provinciale Staten 13 april 2005
45
te noemen. Wij menen, dat die zichzelf zou moeten kunnen bedruipen en dat een dergelijke eenzijdige woonwijk, hoe wervend ook, niet past in onze opvatting van gemengd wonen. Meer sympathie hebben wij voor de steun aan de herstructurering in dezelfde stad en in het verlengde daarvan hadden wij graag meer projecten gezien die zich richten op de armoedebestrijding en het oplossen van de sociale problematiek. De voorstellen tot bestrijding van het fenomeen loverboys zullen wij uiteraard steunen, evenals de maatregelen ten behoeve van de crisisopvang in de jeugdzorg. De motie van de PvdA over de rapporten over knelpunten en het opstellen van een mogelijke oplossing hiervoor is ons uit het hart gegrepen. Onze fractie is bezig met de voorbereiding van een onderzoek, waarin wij door middel van enquêtes en een meldpunt in beeld willen brengen hoe de ervaringen van cliënten en overige betrokkenen nu zijn. Wij zullen de Staten over de uitkomsten daarvan berichten. De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. Geweldige uitgaven uit het Actiefonds, die bittere noodzaak zijn om de inkomsten te kunnen bijbenen. Over luxeproblemen gesproken! Maar liefst 23 projecten worden opgevoerd en onze waardering varieert van enthousiasme tot gematigd positief en negatief. Negatief zijn we over de projecten die ook de ChristenUnie heeft genoemd, dat wil zeggen het Regiodrama, de culturele evenementen en de sportvoorzieningen. Voorzitter. Wij willen de zaak niet rekken door uitvoerig op projecten in te gaan maar ik wil toch één project noemen waar we bepaald enthousiast over zijn. Dat is het project Tuinbouw in de Koekoekspolder. Er is een manifestatie bij de start geweest en gedeputeerde Rietkerk heeft er mooie woorden gesproken. Mij is bij gebleven dat hij onder andere zei, dat wij hier goud in handen hebben. Laten we die kans benutten, dan kan het hart van de mooie polder Mastenbroek gespaard blijven. Voorzitter. Is het college van plan om bij de Perspectiefnota het initiatief te nemen wat betreft de jonge agrariërs of legt het dat bij de Staten neer? Even goed lijkt het er goed voor hen uit te zien. Dreigt er onderuitputting, dan kan hiermee wat gedaan worden voor de jonge agrariërs. Ook wij zullen het amendement van de ChristenUnie over de loverboys steunen. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Ooit heeft onze fractie ingestemd met een Actiefonds van 10 mln. om adequaat en snel te kunnen reageren op behoeften uit de samenleving. Het was niet onze bedoeling, dit fonds via andere wegen en – zij het dit keer misschien eenmalig – op te hogen voor majeure projecten. De fractie van D66 wil politieke beslissingen met financiële gevolgen op het daartoe geëigende moment kunnen nemen, op basis van de begrotingscyclus, opdat zij een integrale afweging kan maken van alle voor de provincie noodzakelijke problemen. Dit houdt niet in, dat wij de projecten niet kunnen ondersteunen maar wel hebben wij moeite met het project-Wmo, voornamelijk omdat in het geheel nog niet duidelijk is hoe deze Wet maatschappelijke ondersteuning eruit komt te zien en welke rol wij hierin vervullen. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Voorzitter. Je kunt voor twee benaderingen kiezen met dit Actiefonds. Je kunt het aan de ene kant erg leuk vinden, omdat er goede en belangrijke projecten zijn die snel kunnen worden uitgevoerd – en dat is het oordeel van de GroenLinksfractie – maar anderzijds kan gezegd worden, dat hiermee de controlerende taak van de Staten wordt uitgehold. In het najaar trekken wij namelijk in het kader van de begroting de buikriem aan terwijl wij in het voorjaar met incidentele bedragen strooien. Dat kan niet; we hollen echt onze functie uit. De heer Oldenburger heeft goede argumenten tegen dit voorstel naar voren gebracht, maar de ChristenUnie zal uiteindelijk instemmen met het Actiefonds. GroenLinks is tegen het voorstel dat hier ligt.
46
Provinciale Staten 13 april 2005
De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie trekt het amendement in maar stelt wel een motie van dezelfde strekking voor. De overwegingen blijven dezelfde maar het dictum wordt in die zin gewijzigd, dat het thans luidt: A. Aan het voorstel van Gedeputeerde Staten nr. PS/2005/426 d.d. 15 maart, kenmerk CS/2005/26, toe te voegen aan het majeure thema "Maatschappelijke participatie" het project "Bestrijding invloed Loverboys"; B. GS te vragen de uitwerking van dit project in overleg te doen met Bureau Jeugdzorg en dit te financieren uit het Actiefonds. De voorzitter: Aangezien het amendement A4 van de ChristenUnie is ingetrokken, maakt het geen deel meer uit van de beraadslaging. De door haar voorgestelde motie wordt vermenigvuldigd en rondgedeeld. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. Door een aantal sprekers zijn opmerkingen gemaakt over de werking van het Actiefonds en de relatie met de normale begrotingscyclus. Het onderhandelingsakkoord zegt heel duidelijk en helder, dat er een Actiefonds moet worden ingezet om met name buiten het reguliere begrotingsproces adequaat en snel te kunnen opereren op vragen uit de samenleving en uit de beleidsvoorbereiding die om financiering vragen volgens de lijn van de twaalf daarvoor geformuleerde punten. Wij hebben daarover in de commissievergadering gesproken en het is absoluut de bedoeling, vaker dan alleen maar bij de behandeling van de jaarrekening, de Perspectiefnota en de begroting voorstellen voor het Actiefonds te doen. Vandaag is daar een mooi voorbeeld van, want we hebben geen enkel product aan de orde. We bespreken thans een eigenstandig voorstel. Bij de behandeling van het PVVP hebben wij afgesproken, dat ik de volgende vergadering een aanvullend voorstel zal doen voor de financiering van de netwerkstudies uit het Actiefonds. Zo kunnen wij dit middel wat vaker inzetten in de komende tijd. Wij hebben ook verwoord, dat het een middel voor de Staten is om zaken naar voren te brengen die in de samenleving spelen, opdat er adequaat en snel een reactie kan worden gegeven om tot financiering over te gaan. Dat het Actiefonds ook voor het college iets is om met voorstellen te komen – het college is er ook voor om voorstellen richting de Staten te formuleren – heeft het ook serieus opgepakt. Het college had ook in de Statenvergadering van januari al met de voorstellen kunnen komen die nu zijn gedaan maar het had er behoefte aan deze voorstellen in het kader van het Actiefonds ook te wegen langs de majeure thema's die wij hebben vastgesteld. Wij hebben daarvoor een presentatie gehouden in maart en dat was de reden om deze voorstellen te rubriceren in het kader van die majeure thema's. Dat hebben wij gedaan en om die reden liggen zij vandaag voor. De Staten kunnen de komende tijd ook nog andere voorstellen verwachten, die hun financiering kunnen vinden in het Actiefonds zolang er nog geld beschikbaar is. Dat is op dit moment nog steeds het geval. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Dit begrijp ik niet. Wat de gedeputeerde nu beschrijft, is gewoon een begrotingscyclus. Het college wilde deze voorstellen wegen langs de majeure thema's. Dat gebeurt bij de begroting ook. Op deze manier worden namelijk de uitgaven gewogen tegen de prioriteiten die in het convenant zijn gesteld. De gedeputeerde zegt, dat het Actiefonds is bedoeld om snel en adequaat op zaken te kunnen inspelen. Maar hij legt één massief voorstel voor met heel veel projecten met gigantisch veel geld daarin. Dat noem ik geen snel en flexibel inspelen op iets. Hij belooft beterschap en ik hoop, dat dit inderdaad gebeurt, maar hier is sprake van een alternatieve begrotingscyclus. Gedeputeerde Klaasen: Als u dit voorstel zo beschouwt, zijn dat uw woorden. Wij hadden de voorstellen ook in januari, februari en maart kunnen doen. We hebben ze bewust even opgehouden, omdat wij de discussie over die majeure thema's wilden afwachten. Ik verwacht
Provinciale Staten 13 april 2005
47
niet, dat de Staten in de toekomst zulke massieve voorstellen krijgen. Overigens is ook het budget van het Actiefonds in de komende jaren kleiner, omdat wij hebben afgesproken voor de komende jaren een maximaal budget van 10 mln. te hebben. De komende twee jaren kunnen de Staten vaker voorstellen verwachten dan alleen maar bij de cyclus van de begroting. Voorzitter. Ik heb nog één opmerking over de bushokjes, waarover de heer Ter Schegget sprak. Ik ben blij, dat hij het mij gunt na de PVVP dat ik die kwaliteitsimpuls mag geven die de gebruikers van het openbaar vervoer hard nodig hebben. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Wil de gedeputeerde ook nog ingaan op mijn vraag over de planning- en controlcyclus en de rol van de Najaarsnota daarin? Gedeputeerde Klaasen: Ik heb gezegd, dat de Najaarsnota geen rol speelt in de voorstellen voor het Actiefonds. De voorstellen staan los van alle producten die de Staten voorgelegd krijgen in het kader van de financiële verantwoording en de Perspectiefnota. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Het college heeft een brief gestuurd naar aanleiding van vragen van de CDA-fractie. Daarin geven wij aan, dat wij dit jaar geen middelen voor de agrarische jongeren hebben opgenomen. Voor de eerste tranche, dat wil zeggen om het te koppelen aan Brussels geld, zijn we overigens ook al te laat. Mocht de eerste tranche een succes worden en blijkt er veel belangstelling te zijn van de jonge beroepsboeren, dan zijn wij bereid om in overweging te nemen of wij voor volgend jaar nog wat kunnen doen, dat overigens onverlet de eigen mogelijkheden van de Staten. Wij zullen voorlopig geen voorstel doen om daar geld bij te leggen. De heer Oldenburger (CU): Dat betekent, dat wij maar één jaar gebruik kunnen maken van de regeling die Brussel twee jaar ter beschikking stelt. Gedeputeerde Jansen: Dit jaar kunnen wij er in ieder geval geen gebruik van maken. Daar zijn we al te laat voor. Het zou voor het geld voor 2006 zijn. Wij hebben daar echter nog geen voorstel voor gedaan omdat wij eerst willen afwachten hoe het gaat lopen. De heer Sijbom (VVD): Voorzitter. Wij hebben een motie aangenomen, waarvan dit onderdeel kan uitmaken in de ondersteuning van overnames. Het ging namelijk niet alleen om agrarische jongeren. Naar mijn mening hoort dat echter in de portefeuille van mevrouw Abbenhues thuis. Wij willen graag horen wat de relatie daartussen is. Gedeputeerde Abbenhues: Voorzitter. De heer Sijbom doelt op de relatie met de vorig jaar aangenomen motie van de VVD. Wij voeren gesprekken met diverse partijen en als daarin één onderwerp zeer in de belangstelling van de organisaties VNO NCW, de Kamer van Koophandel, het MKB en het kabinet staat, dan is dat wel hoe moet worden omgegaan met bedrijfsovernames. Wij proberen de partners bij elkaar te brengen en afspraken te maken met het MKB. Wij subsidiëren overigens al een deel van de bedrijfsovernameproblematiek door TIB te subsidiëren. Wij komen erop terug zodra de zaken wat substantiëler op een rij staan. Op dit moment bemoeit iedereen zich ermee. Het kabinet houdt zich erg bezig met de financiering en ontplooit allerlei initiatieven in dit kader. De heer Sijbom (VVD): Maar naar mijn mening was de motie breder en betrof zij ook de A van agrarische jongeren! Gedeputeerde Abbenhues: Ja, en die relatie hebben wij dan nu gelegd! Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Enkele sprekers hebben opmerkingen gemaakt over de Haere, ook in relatie tot oneerlijke concurrentie. Daar kan wat mij betreft geen sprake van
48
Provinciale Staten 13 april 2005
zijn. Wij vinden De Haere een fantastisch initiatief, dat wij ook in het verleden hebben gesteund. Wij zullen het verzoek in positieve overweging nemen, maar het staat los van andere initiatieven. Er is geen concurrentie. In plaats kan ik wel wat sturen maar in tijd helemaal niet. Aan het adres van de heer Sijbom merk ik op, dat het Regiodrama niet in het gewone programmeringsoverleg past omdat het daarin om bedragen van een andere omvang gaat. Het is een heel specifiek project en wij hopen dat de VVD-fractie er in reflectie toch van zal genieten, ook al zegt zij het voorstel niet te steunen. De heer Welten is inderdaad goed ingelicht over de sportvoorzieningen Twente. Via de griffie zal ik de Staten de brief van de heer Nijhoff voorleggen die ik gisteren heb ontvangen. Daarin wordt inderdaad gesproken over de verdeling van het bedrag. Naar mijn mening is die inderdaad ook redelijk. Wat er in bestuurlijke zin zo aardig aan is, is dat men gaat meefinancieren in elkaars projecten. Hengelo en Almelo doen mee aan de ijsbaan in Enschede en Nijhoff en Hassink zijn bezig om de andere gemeenten over de streep te krijgen. Zij zijn daar behoorlijk in gevorderd. Wij hebben nog geen precieze resultaten maar ik denk wel, dat het goed komt. Almelo staat ook onder strakke voorwaarden in de zomer van 2007 klaar te zijn met de indoorhal. Zowel de heer Welten als de heer Ter Schegget hebben gevraagd waarom Het Ravijn in Hellendoorn niet is opgenomen. Het college heeft zijn eigen afweging gemaakt en daarin heeft Het Ravijn geen rol gespeeld. Dat heeft het ook op schrift gesteld. Als het om sportvoorzieningen gaat, is vooral de bovenlokale afstemming prioriteit gegeven. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik heb ook gevraagd of het niet veel logischer zou zijn om bij die culturele evenementen ook instellingen als KCO in te schakelen. Gedeputeerde Kristen: Ja. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. Ik heb niet meer de illusie dat ik het om 9 voor 11 nog eens wordt met de heer Dijkhuis over het ICIT. We hebben daarover vanmorgen een uitgebreide presentatie gehad in de commissie Zorg en Cultuur. Ik had het idee, dat zijn fractiegenoot de heer De Boer overtuigd was om het onder subsidie beschikbaar te stellen. Blijkbaar is dat niet gelukt en wij zullen het niet eens worden met elkaar, want we hebben er al vaker over gesproken. Voorzitter. Wat betreft de motie van de ChristenUnie over de loverboys is het wellicht goed te melden, dat de D66-fractie al eerder een motie van gelijke strekking heeft ingediend. Gezien de gemeentelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van de loverboys heeft het college aanvaarding van die motie ontraden. Ook in deze motie mis ik de betrokkenheid van de gemeenten, want dit is in principe een gemeentelijke verantwoordelijkheid waarbij wel via provinciaal aanjaaggeld projecten mogelijk kunnen worden gemaakt. Met hetzelfde proces zijn wij ook bezig in Twente. Om een brug te slaan tussen deze motie en de motie van de PvdA kan ik mij voorstellen, dat het college het gevraagde in de motie van de ChristenUnie meeneemt in de vraag uit de motie van de PvdA, namelijk om voor de Perspectiefnota te komen met die punten die gemeenten aandragen voor de verbinding tussen het lokaal jeugdbeleid en het provinciaal jeugdzorgbeleid. Ik verwacht namelijk, dat dit ook zo door de gemeenten zal worden aangevraagd maar uiteraard is het aan de indiener van de motie om daarop te reageren. Voorzitter. De motie van het CDA is duidelijk. Ik hoef er niets aan te voegen. Wij zullen op korte termijn een reactie aan de Staten geven. Hetzelfde geldt voor de motie van de PvdA over de relatie tussen het lokale jeugdbeleid en het provinciale jeugdzorgbeleid. Wij zijn
Provinciale Staten 13 april 2005
49
ermee bezig. De PvdA wil voor de Perspectiefnota geïnformeerd worden en dat betekent, dat wij een versnelling moeten aanbrengen. Wij zullen daar ons uiterste best voor doen. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Wij hebben dat ook in de overwegingen meegenomen, want wij begrijpen ook wel dat bij het Actiefonds cofinanciering en andere partijen een rol spelen. Dat is ook een van de criteria. Wij zijn ervan overtuigd, dat de gemeenten en de provincie dat middels het Bureau Jeugdzorg op de rit kunnen krijgen. Het probleem doet zich echter voor, dat zowel Zwolle als Enschede aangeeft dat het probleem zich nu verplaatst naar de randgemeenten. Dan heeft het de hoogste urgentie om wat te gaan doen. Dat die erin betrokken worden, is volstrekt helder. Gedeputeerde Ranter: Dat ben ik met u eens, maar er is ook een Twentse stad die de urgentie van dit probleem niet inziet en ook daar heb ik mee te maken. Ook in de Twentse steden zien we een gebrek aan regie. Het is niet zozeer een gebrek aan geld of inzet van de steden zelf maar meer een gebrek aan regie op het bovengemeentelijk niveau. Daar ligt juist een rol voor de provincie om de problemen op de kaart te zetten. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Ik wijs erop, dat het wat de moties betreft om onderwerpen gaat die op een later moment opnieuw aan de orde komen, maar dat de amendementen vandaag besluitvormend zijn. Naar mij blijkt, bestaat er geen behoefte aan het afleggen van stemverklaringen. Stemmingen In stemming komt amendement A1 van de fractie van de ChristenUnie over de kunstijsbaan en indoortopsporthal. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de ChristenUnie, de SGP en GroenLinks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige leden, zodat het is verworpen. In stemming komt amendement A2 van de fractie van de ChristenUnie over de culturele evenementen. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de LPF en D66 voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt amendement A3 van de fracties van de ChristenUnie en de VVD over het Regiodrama. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, de SGP, de LPF en een lid van de fractie van D66 voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt de motie M1 van de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD, de ChristenUnie, GroenLinks, de SGP, D66, de SP en de LPF over jongeren, crisisinterventie en crisisopvang. De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
50
Provinciale Staten 13 april 2005
In stemming komt de motie M2 van de fractie van de PvdA over het Actieprogramma jeugdbeleid-jeugdzorg 2005-2009. De voorzitter: Ik constateer, dat ook deze motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de motie M3 van de fractie van de ChristenUnie over de loverboys. De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie eveneens met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt het voorstel. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. De fractie van GroenLinks wordt aantekening verleend, dat zij geacht wenst te worden tegen dit voorstel te hebben gestemd. De voorzitter: Ik dank u allen hartelijk voor uw aanwezigheid en uw inbreng en wens u wel thuis! Sluiting 23.00 uur.
Provinciale Staten 13 april 2005
51