VERSLAG van de VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL
gehouden op woensdag 22 juni 2005
Aanvang 18.00 uur Voorzitter: de heer Jansen. Griffier: de heer Alberda van Ekenstein. Aanwezig zijn 56 leden, te weten: Antuma (CDA), Antuma-Duisterwinkel (CDA), Beckmann (CDA), Been (VVD), Van der Bent-van den Hout (CU), Beugelink (CDA), Broeze-van der Kolk (CDA), Bussink (VVD), Van Dalfsen (PvdA), Dalhuisen (PvdA), D. van Dijk (SGP), Dijkhuis (LPF), Dijkslag (VVD), Engbers (CDA), Evering (CDA), De Greef-Moes (D66), Haan (VVD), Harmelink (PvdA), Van Harsselaar-Timmer (VVD), Hollemans (CDA), HusselmanOosterom (CDA), Jaegers (PvdA), Kerkdijk (CDA), Koggel-Alferink (CDA), Kok (VVD), Koopman (CDA), Leusink (CDA), Leusink-Jonker (PvdA), Lulofs (PvdA), Morskate (CDA), Netjes (CDA), Nieuwenhuis (CU), Oldenburger (CU), Van Olphen (GroenLinks), Van Ommen (SP), Oostra (CU), Pot (PvdA), Relker (PvdA), Rouwet (SP), Ter Schegget (PvdA), M. Schipper (CDA), P. Schipper (VVD), Schulten (CDA), Sijbom (VVD), Slijkhuis (CDA), Tunc (PvdA), Visscher (VVD), Visser-Hendriks (CDA), Voortman (PvdA), Vruggink (GroenLinks), Weegenaar-Bosch (CDA), Weijnen (PvdA), Welten (CDA), Wichers Schreur (CDA), Yildirim (SP) en Zwart (PvdA). Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA), Ranter (CDA) en Rietkerk (CDA). De voorzitter: Ik open de vergadering, heet u allen van harte welkom en deel u mee, dat bericht van verhindering is ontvangen van de leden Knoeff (CDA), mevrouw Nijhoff (CDA) en mevrouw De Bruin (GroenLinks). De heer Bussink (VVD) heeft gemeld, iets later ter vergadering te zullen verschijnen. Dames en heren! Ik vraag uw aandacht voor een bijzondere situatie. Het is goed om te weten, dat ons begin juni het bericht bereikte dat de heer Hendrik Arie te Riet is overleden. Slechts weinigen van u zullen hem in dit huis persoonlijk hebben meegemaakt, want het is al meer dan een kwart eeuw geleden dat de heer Te Riet gedeputeerde was in onze provincie. Gedurende zijn werkzaam leven was de heer Te Riet tot 1947 raadslid en wethouder te Almelo. Daarna werd hij burgemeester van Diepenheim. Dat bleef hij tot 1958 en daarna was hij twintig jaar gedeputeerde. In 1978 nam hij – hij was toen pensioengerechtigd -- afscheid van het openbaar bestuur. Hij overleed op de leeftijd van 89 jaar. Met u wil ik de heer Te Riet graag met een moment van stilte herdenken. Ik verzoek u te gaan staan. De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.
Provinciale Staten 22 juni 2005
1
De voorzitter: Ik heb nog een bericht van geheel andere aard en dat betreft onze provincie en het onderwerp veiligheid. Er is een onderzoek gedaan door Elsevier naar de veiligste gemeenten, onderverdeeld in dichtstedelijke gemeenten, stedelijk, matig en landelijk. Het is fantastisch als u het resultaat leest, want twee Overijsselse gemeenten gaan aan kop als de veiligste gemeenten, te weten de gemeente Dinkelland en de gemeente Borne. Ik was niet in de gelegenheid om dat te zien, maar gisteren is daarover op SBS6 hierover bericht gedaan. Toen is ook gebleken hoe veilig de gemeente Dinkelland is. Maar de prestaties van de politie zijn ook in onze provincie geweldig geweest. De gemeenten Hengelo, Borne, Wierden en Tubbergen scoorden de hoogste politieprestatie in Nederland. Daarmee mag toch gezegd worden, dat onze provincie niet alleen aandacht voor veiligheid heeft gehad maar ook gepresteerd heeft met betrekking tot veiligheid. Wij mogen die gemeenten en die korpsen dan ook complimenteren met wat zij bereikt hebben in de afgelopen periode. Dat zou ik graag namens u doen! 1.
Vaststellen van de agenda
De voorzitter: In overleg met de fractievoorzitters en het presidium stel ik u voor om de agenda voor vanavond iets anders in te delen en wel om de bespreekstukken te beginnen met de behandeling van de Perspectiefnota in eerste termijn. Dat zal in essentie betekenen, dat moties en amendementen worden ingediend en kort worden toegelicht. Ook kan het betekenen, dat die onderwerpen die onvoldoende door het college in de commissies of schriftelijk zijn beantwoord nog kunnen leiden tot een vraag in eerste termijn. Vervolgens worden de andere bespreekstukken afgehandeld en daarna wordt de vergadering geschorst. Tijdens die schorsing kan het college van GS zich verdiepen in de moties en amendementen die gebundeld aan u worden geleverd in de volgorde waarin ook de stemming zal plaatsvinden. Wij proberen op die manier enige ordening te krijgen in de discussie en uiteindelijk in de besluitvorming. Ik leg dit formeel aan u voor in de hoop, dat u dit voorstel van zowel het presidium als van de fractievoorzitters ondersteunt. Naar mij blijkt, maakt niemand bezwaar tegen de wijze van afhandeling. De gewijzigde agenda wordt vervolgens zonder stemming vastgesteld. 2.
Inspreekrecht
Van het inspreekrecht maakt niemand gebruik. 3.
Vragenuur
Voor het vragenuur heeft niemand zich aangemeld. 4.
Ingekomen stukken
De voorzitter: De vergadering van de commissie Economie en Bestuur is vanwege het ontbreken van de vergaderstukken verschoven naar 6 juli. De stukken die voor kennisgeving zijn toegezonden, worden nu vastgesteld. Over de brief van de SEACO inzake het position paper EU-Structuurfondsen Overijssel 2007-2013 op 14 september een terugkoppeling van de voorzitter. Aan de lijst brieven en mededelingen van het college van GS voor de commissie Ruimte en Groen wordt toegevoegd de brief IJsseldelta Zuid, stand van zaken, bouwstenen en vervolg. Deze brief is vandaag besproken in de commissie Ruimte en Groen.
2
Provinciale Staten 22 juni 2005
De brief nr. 1 over de aanpassing van de notitie Aanpassing regeling tweede bedrijfswoning is eveneens besproken in deze commissievergadering. Ik verzoek de heer Haan om verslag te doen van het besprokene. De heer Haan (VVD): Voorzitter. De commissie gaat akkoord met de in de brief over de IJsseldelta Zuid genoemde bouwstenen, zij het dat zij deze graag aangevuld ziet met de elementen leefbaarheid en aandacht voor de landbouw. Deze bouwstenen zijn wel genoemd in de uitgangspunten maar niet opgenomen in deze brief. De gedeputeerde heeft wat betreft de notitie Aanpassing regeling tweede bedrijfswoning toegezegd, dat bij de beoordeling van de aanvragen in het kader van art 19 rekening worden gehouden met de opmerkingen uit de commissie over enige verruiming op dat gebied. Ook heeft hij een evaluatie na circa een jaar toegezegd Rekening houdend met deze toezegging adviseert de commissie Provinciale Staten het stuk voor kennisgeving aan te nemen. De voorzitter: Ik vraag de voorzitter van de commissie Ruimte en Groen of de verdaging van de behandeling van de Partiële herziening windenergie aan de orde is geweest. De heer Haan (VVD): Voorzitter. De Partiële herziening is uitgebreid in de commissie aan de orde geweest. De commissie stelt PS unaniem voor om de behandeling met acht weken te verdagen. De voorzitter: Ik constateer, dat de Staten het advies van de commissie overnemen. Wat betreft de commissie Verkeer, Milieu en Water worden de Staten verzocht de brief onder 2, de Uitvoering energie- en klimaatbeleid bij de bespreking van de Perspectiefnota te betrekken. De brief Startnotitie A28 Zwolle-Meppel met een voorstel voor een reactie op de onlangs gepubliceerde startnotitie wordt toegevoegd aan de lijst van ingekomen stukken. Deze startnotitie is vandaag besproken in de commissievergadering. Inzake de lijst brieven/mededelingen van derden voor de commissie Verkeer, Milieu en Water wijs ik op de brief onder 1, van de minister Verkeer en Waterstaat, waarin de Startnotitie A28 Zwolle-Meppel wordt aangeboden en op de brief onder 2, de brief van LTONoord, afdeling West-Overijssel over de bypass Kampen. Deze brieven zijn besproken in de commissievergadering van vandaag en ik verzoek de heer Van Dijk verslag te doen van het besprokene. De heer Van Dijk (D66): De heer Haan zou de mededeling hebben moeten doen over de brief over de bypass Kampen, omdat deze brief in beide commissies is besproken. De commissie Verkeer, Milieu en Water gaat in meerderheid akkoord met een brief aan de minister over de Startnotitie A28. Wat betreft de uitvoering van het energie- en klimaatbeleid is de commissie het eens met het kader voor het provinciale plan van aanpak. De commissie was ook eensgezind over de subsidieafbouw na 2005 voor het Energiebureau Overijssel. De voorzitter: Ik constateer, dat de Staten het advies van de commissie overnemen. De heer Haan (VVD): Voorzitter. In de commissie Ruimte en Groen hebben wij de brief over de IJsseldelta -Zuid en het Participatieverslag behandeld. In de commissie Verkeer, Water en Milieu is de bypass Kampen behandeld. Deze commissie heeft zich, als ik het goed heb beluisterd, akkoord verklaard met deze brief. De voorzitter: Aan de lijst van ingekomen stukken voor de commissie Zorg en Cultuur wordt toegevoegd de brief inzake voorstellen Actiefonds 2005 naar aanleiding van de moties Crisisopvang, preventie en loverboys. De Staten wordt verzocht deze brief te betrekken bij
Provinciale Staten 22 juni 2005
3
de bespreking van de Perspectiefnota. Deze brief is vandaag besproken in de commissie Zorg en Cultuur. De brieven over de beslissing op bezwaarschriften Raad van Toezicht Patiënten Consumenten Platform en over het vooronderzoek mogelijke samenwerking Biblioservice Gelderland en Overijsselse Bibliotheekdienst zijn besproken in de commissievergadering van vandaag. Ik verzoek de heer Antuma verslag uit te brengen van het besprokene. De heer Antuma (CDA): Voorzitter. De commissie Zorg en Cultuur heeft de voorstellen naar aanleiding van de moties Crisisopvang, preventie en loverboys besproken en geconstateerd, dat zij een correcte vertaling zijn van de moties en adviseert PS aan GS te vragen in september met passende voorstellen te komen om de benodigde gelden hiervoor te voteren. De commissie gaat akkoord met de beslissing van GS om de bezwaarschriften van de PCCP's Twente en Zwolle ongegrond te verklaren. De herinrichting van het provinciaal zorgvragersveld komt in de loop van het jaar opnieuw aan de orde. In een gezamenlijke vergadering met de commissie Welzijn van de provincie Gelderland heeft de commissie Zorg en Cultuur kennis genomen van de huidige belemmeringen na het vooronderzoek tot mogelijke samenwerking tussen de Biblioservice Gelderland en de Overijsselse Bibliotheekdienst. De gedeputeerden Kristen en Esmeijer is gevraagd om een notitie op te stellen naar de haalbaarheid van de samenwerking op de middellange termijn. Daarbij is een tijdpad genoemd voor de voorbereiding tot 2006 en de implementatie in 2007. De behandeling van het ingekomen stuk onder 6. over meer effect en meer hulp in de jeugdzorg in Overijssel is verplaatst naar de vergadering van september wegens het niet compleet zijn van de stukken. De voorzitter: Ik constateer, dat de Staten het advies van de commissie overnemen. Wat betreft de lijst van ingekomen brieven rechtstreeks op de lijst ingekomen stukken voor Provinciale Staten wordt u verzocht de brief onder 2. met de reactie op de Perspectiefnota 2006 van VNO NCW Midden te betrekken bij de bespreking van de Perspectiefnota. Zonder stemming wordt akkoord gegaan met de voorgestelde wijze van afhandeling van de ingekomen stukken. 5.
Voorstellen van Gedeputeerde Staten A-voorstellen (hamerstukken)
PS/2005/593 Actualisatie reserves, voorzieningen en investeringskredieten PS/2005/592 Begrotingswijziging Actiefonds 2005 PS/2005/594 N765 provinciale weg Kampen Ramspol, financiële bijdrage in de verbreding van de fietsverbinding nabij en over het Ganzendiep aan de noordzijde van de provinciale weg c.a. PS/2005/617 Wet extern klachtrecht PS/2005/526 Overeenkomst aanleg Rijksweg 35 PS/2005/591 Eerste diverse postenwijziging Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig de voorstellen besloten.
4
Provinciale Staten 22 juni 2005
6.
Voorstellen van Gedeputeerde Staten B-voorstellen (bespreekstukken)
PS/2005/621 Perspectiefnota 2006 Hierbij zijn tevens aan de orde: de brief inzake voorstellen Actiefonds 2005 naar aanleiding van de moties Crisisopvang, preventie en loverboys; Reactie VNO NCW Midden op de Perspectiefnota 2006 De beraadslaging wordt geopend. De heer Kok (VVD): Voorzitter. Wij hebben in de algemene beschouwingen een aantal moties aangekondigd en ik zal deze moties straks indienen. Ik zal het verhaal kort houden, want er is voldoende over gepubliceerd en gesproken. Ik zal mij dan ook beperken in de spreektijd. Een aangekondigde motie zullen wij niet indienen en dat is de motie over de N18. In politieke zin was er geen steun voor te vinden maar de bedoeling voor het indienen van deze motie lag in het feit, dat wij straks de nota Mobiliteit zullen behandelen. Het college heeft in de Perspectiefnota aangegeven, dat er een doorrekening van het PVVP met de amenderingen daarop, welke doorrekening bij de begroting voor 2006 ter beschikking komt. De VVD-fractie heeft aangegeven, dat dit te laat is en wil erop aansturen, dat die doorrekening, inclusief die over de N18 maar ook voor de andere wegen al in september ter bespreking voorligt. Dat was zo'n beetje de aanzet en de opmaat. Wij hebben eveneens in onze algemene beschouwingen aangegeven in welke richting wij denken als het specifiek om de N18 gaat. Dat is nu echter niet aan de orde en wij zullen dat in september over doen. Wij wachten die doorrekening af maar verwachten wel een antwoord van het college op de vraag of het in staat is die doorrekening te leveren in september, opdat de commissie ruimschoots voor de behandeling van de begroting 2006 daarover kan spreken. Wij hebben aandacht gevraagd voor het vergunningvrij verbranden van snoeihout en eenheid in het beleid van de provincie. Vergunningen worden afgegeven in het kader van de Wet milieubeheer en in het kader van APV's, die onnodig veel tijd kosten. In het kader van deregulering menen wij, dat het verstandig zou zijn om daarin eenheid van beleid te krijgen. Het stoort mensen, boeren- en natuurorganisaties. In de eerste plaats kan de provincie haar rol opnemen in de richting van de gemeenten maar in de tweede plaats kan zij aankloppen bij het kabinet of geregeld kan worden, dat op basis van de Wet milieubeheer een verplichte melding voldoende is. Wij roepen het college daartoe op in de motie die wij straks zullen indienen. De heer Dijkhuis ( LPF): Ik heb begrepen dat de VVD mede-indiener is van de motie over biogasinstallaties om de te grote uitstoot Co2-uitstoot te voorkomen. Acht de heer Kok deze motie niet strijdig met de motie over biogasinstallaties? De heer Kok (VVD): Ik zou graag willen zien waar u die strijdigheid zelf ziet. U stelt mij een vraag maar het gaat hier niet om het grootschalig verbranden van snoeihout. Het kleinschalig verbranden van snoeihout is op dit moment mogelijk en daar is niets mis mee. Het gaat er in dit geval om welke verplichtingen de overheid heeft bij het vergunningvrij verbranden. Deze motie verzoekt om deregulering. Wij zien graag, dat er een melding is bij de brandweer; dat lijkt ons meer dan voldoende. Daar gaat deze motie over. De discussie over Co2 zou ik graag met u voeren. De heer Dijkhuis ( LPF): Ik vind het een goede zaak, dat de VVD Co2 de lucht injaagt met snoeihout en dat vervolgens met biogasinstallaties weer wil verhelpen!
Provinciale Staten 22 juni 2005
5
De heer Kok (VVD): Het aardige bij de LPF is altijd, dat men altijd lekker stevige uitspraken doet. Dat zal ik in dit geval dus ook doen. Volgens mij hebben we iets van 35.000 nat hout in deze provincie. Dat moet op de een of andere manier gestookt worden. Het zou aardig zijn als wij daaruit energie kunnen winnen maar dat wil niet zeggen, dat wij overal een vrachtwagen moeten laten rijden op diesel die het snoeihout naar een verzamelpunt of naar een verbrandingsinstallatie brengt. Dat lijkt me een beetje onzinnig. Onze volgende motie vraagt om steun voor een werkgelegenheidsproject in Oldenzaal. Het is een bijzonder project dat ook landelijke bekendheid heeft gekregen en waaraan de provincie al haar steun heeft geleverd met een bijdrage van € 30.000. Het gaat er hier om, mensen met een arbeidshandicap of randgroepjongeren – in totaal ongeveer 35 mensen – via een leerproject door te leiden. Het project kan niet echt van de grond komen en zal een start willen maken in september. Daar moeten we wat aan doen. Dat is althans de intentie van de VVD. Dat hebben wij ook verwoord in een motie en wij roepen GS op om in ieder geval in de harde sfeer – en niet in de exploitatie – deze organisatie te steunen, opdat het project met gezwinde spoed in ieder geval vanaf september kan beginnen. Voorzitter. De motie van de VVD en het CDA gaat over de kwaliteitsimpuls van de ambtelijke organisatie. Hoofdstuk 4 van de Perspectiefnota spreekt over de kwaliteitsimpuls en over de noodzaak ervan. We hebben al eerder geconstateerd, dat de kwaliteitsimpuls noodzakelijk is maar waar het om gaat, is dat GS wat harder moeten lopen en meer informatie moeten verstrekken. Dat is op zichzelf geen probleem maar het is naar mijn mening de taak van PS om af en toe op de rem te trappen. In dit geval zullen wij dat ook doen. Wij onderschrijven datgene wat er moet gebeuren maar we willen wel graag de samenhang der dingen zien, zowel in omvang als financieel. Ook willen wij graag weten waar de kwaliteitsimpuls precies ligt en wij willen ook graag weten wat destijds het vertrekpunt was. Daarbij betrekken wij het onderhandelingsakkoord en de Takendiscussie. Wij willen ook graag weten waar wij straks uitkomen. Op dit moment is dat in ieder geval onvoldoende in de Perspectiefnota verwoord. Voorzitter. Het laatste onderdeel van mijn bijdrage gaat over tradities. Voor ons is dat een belangrijk onderwerp. Wij kennen veel tradities en gelukkig zijn er veel mensen die zich in allerlei vrijwilligersorganisaties inzetten om die tradities overeind te houden en toch merken we dat deze organisaties af en toe geknipt worden door regelgeving. Af en toe wordt regelgeving gebruikt voor zaken waartoe zij niet dient. Wij zijn van mening, dat er wat uitzonderingen mogelijk moeten zijn om in ieder geval aan alles wat met monumenten te maken heeft maar ook met stoomtreinen, historische stoom- of zeilboten, met paardenschuren en met zalmenfeesten aandacht moet worden besteed in die zin, dat het passend kan binnen bestaande wet- en regelgeving maar dan wel met de nadrukkelijke oproep aan de gemeenten om daar waar dat niet mogelijk is de prioriteit te leggen bij dit soort initiatieven en dit soort onderwerpen. Wij doen daartoe een oproep en wat ons betreft, is dat een zeer noodzakelijke oproep. De voorzitter: Door de fractie van de VVD worden de volgende moties voorgesteld: -
motie M1 over het vergunningvrij verbranden van snoeihout; motie M2 over het hergebruik stationsgebouw Oldenzaal; motie M3 over de kwaliteitsimpuls ambtelijke organisatie; motie M4 over tradities en monumenten.
Deze moties worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. Mevrouw De Greef (D66): Voorzitter. Uit onze algemene beschouwingen is gebleken, dat wij de mens bij deze Perspectiefnota centraal hebben staan.Wij hebben dan ook geprobeerd onze moties daar zoveel mogelijk op aan te passen.
6
Provinciale Staten 22 juni 2005
Onze eerste, algemene politieke, motie gaat over de sfeer die de Perspectiefnota 2006 naar de mening van D66 uitstraalt en over het maken van keuzes. Daarbij gaat het om keuzes voor majeure projecten. D66 zou voor een majeur project Sociale kwaliteit en welzijn hebben gekozen. Dat wil overigens niet zeggen, dat wij ruimtelijke kwaliteit en economische ontwikkeling niet belangrijk vinden. Integendeel, maar onze eerste keuze is voor mensen met het doel, alle provinciegenoten in ieder geval te laten deelnemen aan de Overijsselse samenleving. Willen wij dit bereiken, dan zullen wij daarvoor middelen beschikbaar moeten stellen. Dat vragen wij dan ook in de motie. De roep van burgers om te kunnen participeren in beleidsontwikkeling wordt steeds sterker. Zo was onder andere te zien bij het Europees referendum. Naar onze mening is dat een goede zaak. Daarmee geeft men immers betrokkenheid aan. Om die betrokkenheid te stimuleren en in goede banen te leiden, hebben we een aantal instrumenten nodig. In de Nota Burgerparticipatie worden daartoe de eerste aanzetten gedaan en deels verwerkt door een impuls aan het debatcentrum. In de ogen van D66 is dit echter niet voldoende, want het ijzer moet worden gesmeed als het heet is. Om die reden moeten we die betrokkenheid van de burgers vasthouden. Wij roepen het college dan ook op om voor de begroting 2006 middelen vrij te maken in de meerjarenraming 2006-2009 voor de ontwikkeling van onder andere voorkantparticipatie, burgerpanels of –jury's, mogelijkheden voor meer deelname aan het Statenspel en in ieder geval verruiming daarvan en eventueel ook provinciale referenda. De provincie Overijssel is voortvarend bezig met de ontwikkelingsplanologie. Dat is een goede zaak. De fractie van D66 heeft echter het idee, dat het soms wel eens te voortvarend gaat en dat de inwoners van onze provincie het soms niet meer kunnen bijbenen. Om die reden roepen om een manier van werken te ontwikkelen om de bevolking in een zo vroeg mogelijk stadium bij de ruimtelijke processen te betrekken, want dit leidt volgens ons tot lokaal gedragen oplossingen, vroegtijdig signaleren van problemen en knelpunten, soms vermindering van processen en vaak betere oplossingen door lokale inbreng en kennis. Voorzitter. Onze volgende motie heeft betrekking op de groene en blauwe diensten. Wij hebben geconstateerd, dat de vraag om pilots groene en blauwe diensten de beschikbare middelen overstijgt. Dit is inmiddels ook bevestigd door de gedeputeerde. D66 hecht er grote waarde aan, dat agrarische ondernemers ook in de toekomst een belangrijke functie vervullen bij het instandhouden van natuur- en landschappelijke waarden in het landelijk gebied. Daartoe dienen deze ondernemers dan ook een redelijk inkomen te verkrijgen. Aangezien het Rijk straks alleen zorgt voor een onderhoudsbijdrage voor landschap in de Nationale Landschappen heeft de provincie ons inziens hierin een extra taak. Wij willen per slot van rekening de tuin van Nederland blijven. Wij stellen dan ook voor om nog eens € 500.000 extra uit te trekken voor groene en blauwe diensten. Over de bereikbaarheid kunnen wij kort zijn. D66 is van mening, dat onder het verbeteren van bereikbaarheid meer moet worden verstaan dan het aanleggen en verbreden van wegen. Wij zijn van mening, dat met name door verbetering van het openbaar vervoer en het doen van een groter beroep op verantwoordelijkheid en de waarneming van de weggebruiker in belangrijke mate kunnen bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van onze economische centra. Wij zouden dit dan ook graag verwerkt zien en roepen GS hiertoe op in een motie. De opcenten motorrijtuigenbelasting is een steeds terugkerend punt van de D66-fractie maar wij blijven het proberen. Gelet op het feit, dat door de toename van het aantal auto's en het gewicht daarvan de provincie op lange termijn structureel zo'n € 10 mln. meer ruimte heeft in haar budget en gelet op het feit, dat wij elk jaar geld overhouden in de begroting doordat gelden niet worden besteed, lijkt het ons een goede zaak om iets terug te doen voor de inwoners van Overijssel. Om die reden zien wij graag, dat met ingang van de jaren 2008 en 2009 de opcenten motorrijtuigenbelasting niet met de inflatie worden verhoogd.
Provinciale Staten 22 juni 2005
7
Voorzitter. Gisteren werd door een ander statenlid opgemerkt, dat het erop lijkt alsof wij vier begrotingsvergaderingen in het jaar hebben en misschien nog wel meer. Dat nu roept de D66-fractie regelmatig en om die reden proberen wij dit ook nog maar een keer. De Perspectiefnota heeft een directe weerslag op de meerjarenraming. Wij roepen GS dan ook op om de meerjarenraming bij de Perspectiefnota te handelen, zodat een betere begrotingscyclus ontstaat op basis waarvan de Staten beter kunnen sturen. De voorzitter: Door de fractie van D66 worden de volgende moties voorgesteld: -
motie M5, algemene politieke motie; motie M6 over burgerparticipatie; motie M7 over voorkantparticipatie; motie M8 over groene en blauwe diensten; motie M9 over bereikbaarheid; motie M10 over opcenten motorrijtuigenbelasting.
Deze moties worden vermenigvuldig en rondgedeeld. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Ik zal een toelichting geven op twee amendementen en een motie. Het eerste amendement gaat over het mobiel erfgoed. Bij de begrotingsbehandeling in november vorig jaar en nu weer bij de behandeling van de Perspectiefnota 2006 reageerde gedeputeerde Kristen op ons voorstel over het mobiel erfgoed in Overijssel. Hij wachtte met belangstelling een verder initiatief van ons af. Wij willen de gedeputeerde niet teleurstellen. Jammer is het, dat ondanks de positieve insteek van de gedeputeerde het mobiele erfgoed niet wordt genoemd in de Perspectiefnota. Het vorig jaar stelde de gedeputeerde, dat even afgewacht moest worden wat de Cultuurnota van het Rijk zou opleveren en in zijn reactie op in te dienen amendementen verwijst hij nu naar het onderzoek dat gaande is. Tegelijkertijd meldt het college dat het de zorgen van de ChristenUnie deelt. Omdat het nog wel even zal duren voordat de resultaten van het onderzoek bekend zijn, lijkt het mijn fractie van belang om het gat dat ontstaat, financieel in te vullen door voor 2006 voor de Rijssense Leemspoort en het Buurtmuseum Spoorweg Haaksbergen – twee goede voorbeelden van het mobiele erfgoed – elk € 50.000 beschikbaar te stellen. Voorzitter. Wij hebben kennis genomen van de opmerkingen van gedeputeerde Ranter over de palliatieve zorg. Hij heeft daarover ook het nodige gezegd in de commissie van vandaag. De snelle belronde stellen wij zeer op prijs en wij hebben daaruit ook begrepen, dat er geen manifeste vraag is naar een grote uitbreiding van de palliatieve zorg. Onze motie daarover zullen wij dan ook niet indienen. Uit eigen informatie weten wij ook, dat er rond DeventerRaalte binnenkort initiatieven zullen starten en zullen worden waargemaakt. Wij wachten dat verder af. Wij danken de gedeputeerde in elk geval voor de snelle beantwoording. Dat neemt niet weg, dat wij nog wel een enkele opmerking willen maken over het Hospice Enschede. Twente wil het hospice in Enschede starten en zal daar dan ook in een behoefte voorzien. Er zijn echter nog wel enkele flinke startproblemen en voor een deel liggen die in de exploitatiesfeer, onder andere veroorzaakt door de zorgverzekeraar. Het hospice werkt er hard aan om die problemen op te lossen. Voor een deel zijn er nog enkele flinke incidentele problemen die voor een belangrijk deel worden veroorzaakt door hoge inrichtingskosten. Ook hieraan werkt het hospice. De fractie van de ChristenUnie is van mening, dat zo spoedig mogelijk met het hospice in Enschede moet worden begonnen. Om die reden stellen wij voor, het hospice toe te voegen aan het majeure thema Maatschappelijke participatie en incidenteel een bedrag van € 150.000 beschikbaar te stellen. Het gaat dus niet om het subsidiëren van exploitatielasten, zoals het college van GS stelt.
8
Provinciale Staten 22 juni 2005
Voorzitter. Wij waren stellig van plan om iets te dienen met betrekking tot het PVVP vanwege ook de meerjarige financiële dekking daarvan, maar gedeputeerde Klaasen heeft de nodige toezeggingen daarover in de commissie gedaan. Wij hebben begrepen, dat een en ander in september beschikbaar is zodat wij bij de begroting kunnen beschikken over ook een meerjarig financieel plaatje. Voor ons is dat op dit moment voldoende, zodat wij daarover geen amendement meer zullen indienen. Voorzitter. Een ander onderwerp is het ongehinderd logistiek systeem. Met het college juichen wij van harte de innovatieve plannen in Twente met betrekking tot het ongehinderd logistiek systeem toe. Wij willen wel met het college meegaan in de opvatting, dat een stimuleringsbijdrage op dit moment niet aan de orde is. Wel zijn wij van mening, dat een duidelijke medewerking van de provincie op zijn plaats is. Wij wijzen daarbij op een tweetal overwegingen, waardoor het meedenken van de provincie ook voor de hand ligt en – sterker nog – eigenlijk noodzakelijk is. In de eerste plaats valt in de onlangs gepubliceerde IPObrochure met als titel De regionale dimensie van kennis en innovatie te lezen, dat Overijssel zich inspant om de eigen provincie en in het bijzonder Twente als innovatieve regio op de kaart te zetten. In de tweede plaats wordt in de eerste rapportage van de door de provincie ingestelde commissie-Meijer sterk gepleit voor een betrokkenheid van de vier O's: ondernemingen, onderzoeksinstellingen, onderwijsinstellingen en overheid wanneer het gaat om regionale innovaties. Bij motie willen wij die betrokkenheid handen en voeten geven. Tot slot een opmerking over de loverboys. Met instemming heeft mijn fractie de brief van gisteren gelezen, waarin de regionale aanpak van de loverboysproblematiek wordt beschreven. Wij hopen, dat op deze wijze inderdaad een sluitende aanpak ontstaat die ertoe zal leiden, dat de praktijken van de loverboys worden teruggedrongen en – liever nog – kunnen worden voorkomen. De voorzitter: Door de ChristenUnie worden de volgende amendementen en motie voorgesteld: -
amendement A1 over het mobiel erfgoed; amendement A2 over het Hospice Enschede; motie M12 over het ongehinderd logistiek systeem.
De voorzitter: Deze amendementen en deze motie zullen worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Bij het lezen van de Perspectiefnota is mijn fractie er niet vrolijker op geworden. Wij hebben in eerste termijn ook aangegeven, dat gezien de riante financiële positie en de mogelijkheid om externe deskundigen aan te wenden zij er toch niet in slaagt om resultaat te boeken. De SP blijft van mening, dat de huidige Perspectiefnota geen perspectief kan bieden. Zij is ook niet gelukkig met de beantwoording van het college naar aanleiding van de commissie van 8 juni inzake de Perspectiefnota, waarin hoofdzakelijk de vragen van de collegepartijen zelf worden beantwoord. Bij ons rijst de vraag in hoeverre het college rationeel is in zijn beantwoording naar alle partijen dan wel of het zich meestal wendt tot het getal der machten? Voorzitter. Wij zijn in ons oordeel over de Perspectiefnota gesterkt door de hoeveelheid moties en amendementen die ook hoofdzakelijk door de collegepartijen zijn ingediend. Het kan ook gezien worden als een poging tot het herschrijven van de voorliggende nota. Daarnaast zijn er vele vragen blijven liggen. Zo hebben wij nog vragen naar een visie op beter openbaar vervoer, hoe het college denkt over het werkelijk goedkoop bouwen voor ouderen, chronisch zieken en voor mensen met een gering inkomen, hoe het college denkt de aanleg van diverse wegen en straten tot stand te brengen, hoe het denkt te bezuinigen op maatschappelijke organisaties gezien de landelijke bezuiniging en het dure levensonderhoud
Provinciale Staten 22 juni 2005
9
waardoor velen in armoede verkeren en waarom het kiest voor bezuinigingen op het Patiënten Consumentenplatform, zoals in de lijst van ingekomen stukken voor deze vergadering wordt aangegeven. Zij hebben bezwaar aangetekend waardoor het college hun bezwaar ook niet serieus neemt. Wij protesteren tegen deze gang van zaken, want zeker het PCCP vertegenwoordigt 80 andere organisaties voor ouderen en chronisch zieken. Zeker met de komst van de Wet maatschappelijke ontwikkeling hebben deze mensen een belangrijke steun nodig. Wij vinden het dan ook onverantwoord om in die context te bezuinigingen op maatschappelijke organisaties. Maar ook onze gerichte vragen over de lange wachtlijsten binnen de jeugdzorg, is door het college beantwoord met de opmerking, dat dit wordt veroorzaakt doordat veel mensen een beroep doen op die zorg. Maar dat mag wat ons betreft geen reden zijn om vaak heel jonge kinderen te laten wachten op de zorg. Er is een middel beschikbaar en er zijn voldoende mensen. Dan is het zaak om aan het werk te gaan en ervoor te zorgen, dat die jongeren met tal van maatschappelijke problemen worden geholpen. Daarvoor is kwalitatief goede zorg nodig. De SP heeft geen moties ingediend. Zij zal een aantal moties steunen die de Perspectiefnota op onderdelen zullen versterken. Wij zullen uiteindelijk tegen de Perspectiefnota zelf stemmen, omdat wij van mening zijn dat deze nota de samenleving geen perspectief biedt. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Wij zijn van mening, dat deze Perspectiefnota wel degelijk perspectief biedt, zeker voor de Overijsselse samenleving. Deze termijn is vooral bedoeld om moties en amendementen in te dienen. Dat laatste zal ik niet doen. Wij willen allereerst een motie indienen over de monumentenzorg. In de commissiebehandeling is ons gebleken, dat er een lijst van zeker 50 monumenten in Overijssel is die hoog nodig gerestaureerd moeten worden. Dat kan echter niet, want de middelen ontbreken daarvoor. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen om 180 mln. extra in monumenten te steken, maar dat gaan alleen maar over kanjermonumenten. Ik heb mij laten vertellen, dat wij zulke monumenten niet in Overijssel hebben. Dat betekent, dat Overijssel niets zal krijgen van die 180 mln. Het lijkt ons dan ook van groot belang om het college te verzoeken, nog voor de begrotingsbehandeling van dit jaar voorstellen te doen ten aanzien van monumenten. Wij dienen ervoor te zorgen, dat monumenten niet instorten en moeten kijken of wij er iets aan kunnen doen. De heer Welten (CDA): Ik begrijp en deel deze zorg, maar deze laatste woorden doen mij vermoeden, dat wij moeten kijken wat de kosten zijn en in dat gat moeten springen. De heer Ter Schegget (PvdA): U trekt wel snel conclusies uit mijn woorden die ik niet op die manier heb uitgesproken. De heer Welten (CDA): Het doel van deze interruptie is ook om dat duidelijk te krijgen. De heer Ter Schegget (PvdA): Deze motie is daar nu echt niet op gericht, want dan had ik amendement moeten indienen om vast voor te sorteren op bedragen. De motie is erop gericht om het college te verzoeken om voorstellen te doen. Wij maken ons ernstige zorgen en om die reden hebben wij dat in de motie vastgelegd. De heer Welten (CDA): Dat kunnen dus plannen zijn om creatief te zoeken naar wegen om verantwoordelijken op hun taak te wijzen? De heer Ter Schegget (PvdA): Uiteraard! Als die mogelijkheden er zijn, zou het vreemd zijn als de provincie als enige financierder daarvan optreedt. Dat is natuurlijk duidelijk! Onze zorgen zijn niet kleiner geworden maar zijn juist toegenomen. Voorzitter. Samen met de collega’s van de VVD en het CDA dienen wij een motie in over wonen boven winkels. Die motie hadden wij aangekondigd. Het is algemeen bekend, dat in
10
Provinciale Staten 22 juni 2005
met name de binnensteden van de wat grotere stedelijke centra in Overijssel ruimtes boven winkels leegstaan. Het is eveneens bekend, dat vooral starters, jongeren en studenten op zoek zijn naar huisvesting. Wellicht kan de provincie de kennis daarover bundelen en laten zien wat het beste voorbeeld is. Zij kan daarin een mooie rol spelen. Uit de beantwoording van het college heb ik niet gemerkt, dat het college dat fundamenteel met ons oneens is. De heer Dijkhuis ( LPF): Voorzitter. Er zijn vaak onderwerpen waarbij ik mij afvraag of het een taak van de provincie is. Sinds jaar en dag is dit een onderwerp en wordt er in stedelijk verband al een en ander gedaan. Er zijn heel goede initiatieven. Ik ben het overigens eens met de doelstelling dat deze woningen bewoond dienen te worden, met name bijvoorbeeld door starters. Ik wil graag van de heer Ter Schegget weten hoe hij de rol van de provincie hierin zit. Naar mijn mening is dit een provincie van steden en gemeentes. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Wonen is binnen de provincie Overijssel een majeur thema. In die zin is dit een onderdeel van dat majeure thema. Wij vragen specifiek de aandacht voor wonen boven winkels. Naar onze mening kan de provincie in die zin een rol spelen, dat zij partijen en gemeentes bij elkaar kan brengen. Misschien kan zij wel het beste voorbeeld laten zien, zodat anderen daarvan kunnen profiteren. De heer Dijkhuis ( LPF): Maar dan bedoelt u, dat de rol van de provincie er meer een is van bemiddeling en niet in financiële zin. De heer Ter Schegget (PvdA): Het lijkt wel of de tijden hier herrijzen: de PvdA als de opmakers en de mensen met een gat in de hand. De heer Dijkhuis (LPF): Het is slechts een vraag! De heer Ter Schegget (PvdA): Ook in deze motie wordt geen euro genoemd, dus geen gat in onze handen! Voorzitter. Mede namens de VVD willen wij een motie indienen over dak- en thuislozen. Ook hier constateer ik, dat het college ons in de brief redelijk tegemoet is gekomen maar wij willen door middel van deze motie toch proberen een duidelijker kader te stellen. Nogmaals, het gaat niet om extra bedden maar om de versterking van de keten. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Dat betekent, dat dit ook kan inhouden dat het niet een kwestie van geld is maar om te kijken of de keten beter kan werken? Ik probeer u af te helpen van het beeld, dat u een gat in de hand hebt? De heer Ter Schegget (PvdA): Dank u wel voor uw waakzaamheid om mijn imago te behoeden! De heer Welten (CDA): Graag gedaan, mijnheer Ter Schegget! Het klopt dus, dat het primair gaat om de versterking van de keten en dus niet op voorhand om het aanvullen of invullen met financiële bedragen? De heer Ter Schegget (PvdA): Het gaat niet om extra bedden. Het gaat om versterking van de keten. De heer Welten (CDA): Ik lees in de krant, dat de PvdA GS vraagt om 1,5 mln. om een structurele oplossing voor daklozen te vinden. Ik hoor graag of dit al dan niet een citaat is van de fractie van de PvdA.
Provinciale Staten 22 juni 2005
11
De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. De krant heeft altijd gelijk en in dit geval ook. Wij hadden deze bedragen eerder in gedachten, maar die zijn komen te vervallen. Ik neem de schuld op mij, dat wij het niet helemaal goed meer hebben gecommuniceerd. De heer Welten (CDA): In de Zwolsche Courant, de Stentor van gisteren stond dat Zwolse initiatiefnemers inzetten op provinciale subsidie. Die subsidie – een voorstel van de PvdAfractie – wordt morgen waarschijnlijk goedgekeurd door de provincie. De heer Ter Schegget (PvdA): In dezelfde Stentor heeft een stukje gestaan waarin mevrouw Tunc werd gevraagd om commentaar. Deze krant vroeg haar of er een relatie is tussen het initiatief De Herberg in Zwolle en deze motie. Zij heeft daarop geantwoord, dat er geen relatie bestaat. De heer Welten (CDA): En dat was in een interview dat voorafging aan dit artikel. Om die reden vind ik het toch van belang. De heer Ter Schegget (PvdA): Maar laten wij nu even wel wezen! De gemeenteraad van Zwolle gaat toch over zijn eigen ideeën en zijn eigen inzichten! Daar kan ik niets aan veranderen. De heer Welten (CDA): Dat hoor ik u toch graag zeggen, mijnheer Ter Schegget. Voorzitter. Ik eindig deze interruptie met een citaat. "Het primaat van de politiek is omgeslagen in het reageren op incidenten in plaats van het voeren van een inhoudelijk debat over het publieke domein." Ik neem aan, dat de heer Ter Schegget weet van wie dat citaat is? De heer Ter Schegget (PvdA): Het is een mooi citaat! De heer Welten (CDA): Het citaat komt van u zelf in de vorige vergadering van de Staten tijdens de algemene beschouwingen. Ik proef, dat u eerst een oplossing zoekt en die vervolgens aanreikt voordat u het probleem heeft verkend. Deelt u die analyse? De heer Ter Schegget (PvdA): Neen, die deel ik niet! Wij hebben al eerder een motie of amendement op dit onderdeel ingediend. Wij zien dit als een vervolg. Er zit dus enige consistentie in. De heer Welten (CDA): Als dat zo is, zijn we waar we zijn moeten want dan kunnen we aansluiten op de reactie van GS, namelijk dat het symposium een vervolg was op ons beider motie over de versterking van de positie van de daklozen, maar dan gezien vanuit de vraagkant. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Ik heb niet ontkend, dat wij in de reactie van het college veel herkennen wat ons aanspreekt en daar ook geen licht tussen zien. De heer Welten (CDA): Dan lijkt mij de motie overbodig! De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Wij hebben overwogen om deze motie te ondersteunen, maar krijgen graag de zekerheid dat het geld dat op basis van deze motie beschikbaar komt niet bedoeld is voor de financiering van De Herberg in Zwolle. Ik krijg graag duidelijkheid van de PvdA-fractie op dat punt, omdat de gemeenteraad van Zwolle heeft besloten om De Herberg niet te financieren, terwijl De Herberg een regionale functie kan vervullen. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Ik kan niet anders dan mijn antwoord aan de heer Welten herhalen, namelijk dat er geen relatie bestaat tussen deze motie en de discussie in Zwolle over De Herberg.
12
Provinciale Staten 22 juni 2005
De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Dat wordt genotuleerd! Tijdens eens van de statenvergaderingen hebben wij ook een motie ingediend voor het behoud van de ID/WIVbanen. Het standpunt van de PvdA-fractie was, dat dit een gemeentelijke taak is en geen provinciale. Ik vind de houding van de PvdA inconsequent wanneer het om zulke moties gaat. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Ik heb in het volgende deel van mijn antwoord aan de heer Welten de consequente wijze van redeneren van de PvdA-fractie naar voren gebracht. Hetzelfde antwoord geldt in de richting van de heer Yildirim: ik houd dit voor consequent. Voorzitter. De PvdA-fractie zal samen met de CDA-fractie een motie indienen voor meer allochtone vrouwen in de zorg. Hiervoor zijn meerdere redenen, zoals het verhogen van de arbeidsparticipatie en het verhogen van de maatschappelijke participatie. Wij verzoeken het college een aanjaagfunctie te vervullen en te kijken naar kansrijke en concrete initiatieven met als uitgangspunt meer allochtone vrouwen in de zorg. Wij gaan ervan uit, dat dit binnen de bestaande middelen kan worden gevonden. De heer Dijkhuis ( LPF): De LPF is een voorstander van integratie, maar daar gaat mijn vraag niet over. Mijn vraag gaat over de rol van de provincie. Er is zoiets als een kennisnet-, integratie- en minderhedenbeleid en in samenwerking met ROC Nederland zijn al heel wat opleidingen verzorgd voor vrouwen in de zorg. Wat is de rol van de provincie in dezen? Ziet de heer Ter Schegget een nieuwe cursus naast de al bestaande? Mijns inziens bestaat er geen behoefte aan allerlei versnippering op dit gebied. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Wij zien een aanjaagfunctie van de provincie. Wij constateren, dat met name in de zorg tot op de dag van vandaag het aantal allochtone vrouwen achterblijft bij het gebruikelijke percentage vrouwen. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Ik vind het jammer, dat in deze motie alleen allochtone vrouwen ter sprake komen. Waarom wordt niet in zijn geheel gesproken over vrouwenparticipatie in het arbeidsproces? Waarom wordt niet gesproken over allochtone mannen in de zorg? Waarom worden deze vrouwen per se de zorg in gedrukt? De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Hier zit natuurlijk een gedachtegang achter. Ik vind het een sympathieke motie. Wij hebben echter wel te maken met cultuur bij deze allochtone groepen. In de motie wordt bovendien gesteld, dat het kwalificatieniveau van allochtone vrouwen niet aansluit op vraag. Dat heeft mijns inziens alles te maken met de situatie van allochtone vrouwen, ook in de eigen thuissituatie. Wordt dat dieperliggende probleem ook door deze motie opgelost? Zou niet juist daaraan moeten worden gewerkt? De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Aan het adres van mevrouw De Greef merk ik op, dat ik mij gewonnen geef als zij vraagt waarom er geen sprake is van allochtone mannen. Ik vind het prima! Daarover kan geen misverstand bestaan. De reden waarom wij met name over allochtone vrouwen spreken, ligt in het feit dat er heel weinig allochtone vrouwen in die sector werken terwijl juist in die sector veel vrouwen werkzaam zijn. Dat is geen waardeoordeel maar een waarneming. Wij zijn van mening, dat je met nieuwe initiatieven of een nieuwe poging meer resultaten kunt bereiken, ook gezien de omgeving waarin de mensen de keuze maken voor hun beroepsopleiding en –kwalificaties. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Ik zou graag zien dat deze vrouwen betere mogelijkheden krijgen om zich meer in het algemeen te ontplooien, opdat zij zelf de keuze kunnen maken waar zij willen werken. Het mag niet zo zijn dat wij proberen die vrouwen de zorg in te leiden, omdat wij straks een gat zien in de zorg.
Provinciale Staten 22 juni 2005
13
De heer Ter Schegget (PvdA): Daar heeft u gelijk in! Als je het over een arbeidsmarkt hebt waar groei in zit, dan is dat de zorg. De PvdA-fractie noch de CDA-fractie heeft er natuurlijk niets op tegen als allochtone vrouwen ervoor kiezen een kappersopleiding te volgen en zich als kapper te vestigen. Wij hebben daar niets op tegen! De heer Dijkhuis ( LPF): Voorzitter. De heer Ter Schegget wil graag meer resultaten behalen dan nu het geval is. Hoe wil hij dat doen? Het team heeft al een resultaat behaald van vrijwel geen uitval van leerlingen en 100% geslaagden tot nu toe! De heer Ter Schegget (PvdA): Ik vrees, dat ik weer in herhalingen ga vallen. De voorzitter: Dat zou ik niet doen! De heer Ter Schegget (PvdA): Dan voeg ik mij naar uw orde! Voorzitter. Wij willen een motie indienen over de expertmeeting jeugdzorg. Bij de algemene beschouwingen heeft de PvdA stilgestaan bij "de andere overheid". Met in het achterhoofd ideeën over de vormgeving van de andere overheid willen wij de Staten van Overijssel een opdracht geven en een werkgroep instellen om een expertmeeting voor te bereiden. Dat is de motie en dat is ons doel. Wij zullen een motie indienen over de verbreding van de plattelandseconomie. Wij maken ons namelijk zorgen over de snelheid of misschien juist wel het ontbreken van snelheid bij sommige projecten. Samen met de fractie van het CDA zullen wij een motie indienen over economische bedrijvigheid in de pilot ontwikkelingsplanologie IJsseldelta. Ik zal de toelichting achterwege laten, zodat interrupties ook niet mogelijk zijn! Voorzitter. Mijn laatste maar zeker niet de onbelangrijkste opmerking betreft de voorbereid van een motie over de genocide Assyriërs en Armeniërs. Onze gedachtegang hierover vinden wij terug in de brief van het college. Wij hadden een verzoek voorbereid maar het college heeft al toegezegd te doen wat wij gevraagd hebben. Toch willen wij nog op een tweede element wijzen en dat is, dat het wat ons betreft ook in het nieuwe Debatcentrum van de heer Ranter misschien aardig zou zijn om hierover te spreken. Namens de collega's van de ChristenUnie en de SGP – waarvoor ik hen nog dank verschuldigd ben – meld ik, dat wij de motie niet zullen indienen. De voorzitter: Door de fractie van de PvdA worden de volgende moties voorgesteld: -
motie M13 over de monumentenzorg; motie M14 over het Overijssels aanjaagproject Wonen boven Winkels; motie M15 over dak- en thuislozen in Overijssel; motie M16 over Op weg naar meer allochtone vrouwen in de zorg; motie M17 over de expertmeeting Jeugdzorg; motie M18 over stimulering verbreding plattelandseconomie; motie M19 over economische bedrijvigheid in de pilot Ontwikkelingsplanologie IJsseldelta.
Deze moties worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Onze bijdrage aan de Perspectiefnota is vooral gericht op het geven van een toelichting op moties en concrete initiatieven. Bij de algemene beschouwingen in mei hebben wij een lijn uitgezet, waarin wij hebben benadrukt dat onze thema's zijn de versterking van de participatiemaatschappij met daarbij behorend "de andere overheid". Aan de hand van een aantal thema's en voorbeelden hebben wij dat de vorige maand uitgewerkt en wij zullen daaraan nu geen nieuwe elementen toevoegen, maar onze
14
Provinciale Staten 22 juni 2005
moties zijn de uitwerking van die voorzetten. In dat opzicht is er dus sprake van een consistente lijn. De moties zullen nu worden ingediend, maar wij zullen goed luisteren naar de bijdragen van de andere fracties en het antwoord van GS. Uiteraard zullen wij daarvan laten afhangen of wij de moties werkelijk in stemming zullen brengen. Ons eerste thema is de participatiemaatschappij dat wil zeggen de versterking van de civil society. Onze eerste m otie richt zich op het onderdeel in de Perspectiefnota over de maatschappelijke activering. Daarbij ging het vooral om de Islamitische maatschappelijke activering. De eerste motie ziet erop toe dat thema qua minderheidsgroepen te activeren met daarbij een aantal toetsingskaders. We hebben inmiddels begrepen, dat GS deze motie waarschijnlijk zal gaan uitvoeren en dus de strekking ondersteunt maar daar zijn we nog even benieuwd naar. Wij zijn overigens ook benieuwd naar de reactie van de andere statenfracties, want het is toch een belangrijk thema. Afhankelijk daarvan zullen wij bezien of wij de motie ook in stemming brengen. Onze tweede motie gaat over de expertmeeting jeugdzorg, waarover de heer Ter Schegget ook al een enkele opmerking heeft gemaakt. Wij zijn zo ver in de samenwerking gekomen, dat wij beiden onze moties in elkaar hebben geschoven tot één sterke motie die duidelijk voldoet aan wat de CDA-fractie beoogt met de jeugdzorg, namelijk om te zorgen voor ontbureaucratisering, voor deregulering, versterking van de vraag en versterking van de rol van de cliënt maar ook van de professional. Wij zien graag een horizontale toezichtsrol. In die zin gaat het dan ook om de versterking van de participatiemaatschappij. De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. Wij hebben uiteraard geen enkel bezwaar tegen een expertmeeting over de jeugdzorg. Graag zelfs! Maar waarom nu dat zware middel van een motie? Wij hebben goed functionerende commissies, wij hebben vier goede voorzitters en wij hebben een goed functionerend presidium. Dit onderwerp kan op elk moment in de commissie Zorg en Cultuur naar voren worden gebracht. Elke commissie kan haar eigen zaken organiseren. Ik begrijp de strekking van de motie en ik ben er niet op tegen, maar waarom gaan wij kostbare tijd benutten om dat op die manier te doen? Laten we dat gewoon via de voorzitter en het presidium doen en dan gaan we daar gewoon mee aan de slag! De heer Welten (CDA): Voorzitter. Vooral een reactie als deze is voor ons de aanleiding om dit scherp te krijgen in de Staten. Wij vinden dit een majeur thema en ik heb de heer Ter Schegget ook niet anders horen zeggen. In dat opzicht hebben wij behoefte aan een duidelijke uitspraak hierover van de Staten. Het gaat namelijk echt om verandering op een terrein, waarop de provincie een behoorlijk zware verantwoordelijkheid heeft. De heer Van Dijk (D66): Maar het lijkt nu alsof u het voor de poorten van de hel moet wegslepen. Dat is helemaal niet nodig! U kunt het gewoon inbrengen. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Onze derde motie gaat over de breedtesport. Het is wat ons betreft een meer procedurele motie, een correctie. Ook hier hebben wij de indruk, dat GS de strekking zal overnemen maar ik voeg eraan toe, dat in afwijking van de eerste geluiden die wij hebben gehoord wij van mening zijn dat ook de oplossing door GS moet worden aangereikt als zij beamen dat dit een correctie moet zijn. Dat zit ook in de motie besloten. Onze vierde motie gaat over een overwaardering van de sport als katalysator voor maatschappelijke deelname. Er zijn toch echt ontwikkelingen in de samenleving gaande die erop duiden, dat sport de mogelijkheid biedt om de maatschappelijke deelname van vooral jongeren te bevorderen. Wij verzoeken GS om daar een accent te zetten. Wij wachten de eerste reactie van GS op deze motie af.
Provinciale Staten 22 juni 2005
15
De vijfde motie gaat over sportactivering. Wij hebben de indruk, dat de huidige activiteiten in het kader van sport onvoldoende aansluiten op de behoeften in de samenleving. Juist vanuit het veld krijgen wij concrete en positieve signalen om de sportactivering te versterken en daarom roepen wij de Staten op – en daarmee ook GS – om een aantal pilots te starten. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Bij de motie over het sportbeleid heb ik een vraagteken gezet in de zin van noodzakelijkheid. Wordt met deze motie namelijk niet tegelijkertijd uitgesproken, dat er twijfels bestaan over de rol van de sportraad? Met andere woorden: pakt deze de veranderingen in de maatschappij voldoende en adequaat op? Zijn daar nu juist niet de twijfels van de CDA-fractie op gericht? De heer Welten (CDA): Ik kan niet achterhalen waar de heer Oldenburger die noodzakelijkheid vandaan haalt, of dat uit mijn bewoording komt dan wel uit de tekst van de motie. De heer Oldenburger (CU): Ik vroeg mij de noodzakelijkheid af. De heer Welten (CDA): Ik heb geprobeerd aan te geven, dat het een dringende wenselijkheid is om alle mogelijkheden aan te grijpen om de maatschappelijke deelname te bevorderen. Naar ons idee is dit een terrein waar nog mogelijkheden zijn die wij tot nu toe hebben laten liggen. De heer Oldenburger (CU): Waarmee u impliciet zegt, dat de sportraad dat onvoldoende oppakt! De heer Welten (CDA): Dat is in ieder geval niet de strekking die ik eraan geef. Voorzitter. Wij hebben ook een aantal moties voorbereid die zich meer toespitsen op de andere overheid. De eerste in die richting zullen wij samen met de PvdA en de VVD indienen en heeft als titel "overheid op tijd". Het gaat daarbij om het herstellen van het vertrouwen van de burger. De grootste ergernissen zijn de overschrijdingen van de termijn. We hebben daarover in de vorige Statenvergadering al op geduid. Het lijkt ons niet meer dan terecht om compensatie te bieden voor die ongelijke situatie tussen burger en overheid en wij hebben het idee, dat met deze motie nu al enkele kaders worden geboden en richting wordt gegeven. Wij verwachten op een redelijke termijn – nog dit jaar – een uitvoeringsplan. Wij zien dit overigens ook als een signaal naar de Overijsselse gemeenten, omdat het probleem natuurlijk breder ligt. In dat opzicht hopen wij in september dit punt nadrukkelijk op de agenda van het bestuurlijk overleg te plaatsen. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Beschikt de heer Welten over concrete cijfers over die overschrijdingen? Ik ben daar toch wel benieuwd naar. De heer Welten (CDA): Dat is een goede vraag! Ik kan mij herinneren, dat wij bij de behandeling van het Burgerjaarverslag – toch het instrument bij uitstek om iets te melden over de kwaliteit van de dienstverlening en dus ook over de cijfers – daarop als enige fractie nader zijn ingegaan. Ik kan mij niet herinneren, dat u in die cijfers geïnteresseerd was. Dat is inderdaad een beginvoorwaarde om verder te kunnen bij het sturen op kwaliteit en op termijnen. Eén cijfer kan ik mevrouw De Greef geven, maar dat had zij natuurlijk zelf ook uit het Burgerjaarverslag kunnen halen en dat is, dat 20% van de vergunningverlening in 2003 op tijd was maar 80% buiten de termijn. In 2004 was 60% binnen de termijn en 40% buiten de termijn. Wij zien deze beschrijving elke keer in het Burgerjaarverslag maar wij doen er geen uitspraken over. De bedoeling van deze motie is om de status vast te stellen, om als Staten bestuurlijk richting te geven aan die termijnen.
16
Provinciale Staten 22 juni 2005
In het verlengde daarvan gaat het dus ook over de kwaliteit van de dienstverlening. Onze motie hierover dienen wij samen met de PvdA in. Deze motie is wat breder gesteld maar raakt wel hetzelfde thema en gaat inderdaad over de servicenormen. Laten we als overheid richting de burger duidelijk zijn over wat wij voldoende vinden! Ik wijs bijvoorbeeld nogmaals op de vergunningverlening: als 60% op tijd is, is dat een 6. Nemen wij daar genoegen mee en spreken wij uit, dat dit voldoende is of leggen we er een schepje bovenop? Deze gedachtegang kan ook worden doorgetrokken naar de subsidieverlening, naar telefonische beantwoording, de afhandeling van betalingen, en dergelijke. Gisteren stond er in de krant een redelijk prominent onderzoek, waaruit blijkt dat de overheid de slechtste betaler is die men zich kan voorstellen. Dat zijn toch ergernissen waarover burgers zich mijns inziens terecht opwinden. Onze derde motie over de andere overheid heeft betrekking op de biogasinstallatie. Wij hebben deze onder het thema de andere overheid ondergebracht, omdat wij er door middel van deze motie op willen sturen de met name de complexe regelgeving in dezen te vereenvoudigen en gemeenten in staat willen stellen en initiatieven uit het veld de ruimte te bieden om op dit terrein nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Naar onze mening betekent dit, dat de overheid moet faciliteren en ervoor moet zorgen, dat de regelgeving goed aansluit. Dat zou een voorbeeld kunnen zijn van de andere overheid, de overheid die wij ook wensen. Onze negende motie roept op om de streekfunctie van Steenwijk en Hardenberg te verhelderen. Het lijkt ons verstandig om tijdig keuzes te maken. In antwoord op een eerste reactie van GS merk ik op, dat de discussie over en de evaluatie van het huidige convenant in ieder geval op korte termijn plaatsvindt en de resultaten in ieder geval uiterlijk bij de Perspectiefnota 2007 aan de Staten worden voorgelegd. Onze tiende motie gaat over het industriedebat. Wij maken ons zorgen over de maakindustrie. Ik wil niet de indruk wekken, dat wij de stelling huldigen dat wij met de MEUP onvoldoende aandacht besteden aan de maakindustrie maar het is wel de vraag of wij de focus daar voldoende op hebben gericht en, als dat zo is, of wij ook het gevoel hebben dat dit effectief is. De berichten over sluiting en verplaatsing van industrie stapelen zich op en daar is forse werkgelegenheid mee gemoeid. Wij zouden in het najaar een goed voorbereid debat voeren. De vorm is niet zo belangrijk maar wel de inhoud van het debat. Daarin kunnen wij nagaan of onze huidige inspanning effectief genoeg is. De volgende motie gaat over doorstartende ondernemers. Deze motie hadden wij voorbereid voor de algemene beschouwingen. Daar kwam nog bij, dat wij in de commissiebehandeling een goede uiteenzetting van het Innovatieplatform Twente hebben gehad. Wij voelden ons daardoor bevestigd in onze zorg, dat er toch een probleem is bij doorstartende ondernemers, met name bij de technostarters. Het probleem doet zich vooral voor na de incubatietijd – de opstartfase – waarin er sprake is van een beschermde omgeving van een kennisinstituut. Daarna stapelen de problemen zich op en wel op het gebied van kennis, vaardigheden en netwerk. Naar ons idee zou de focus gericht moeten zijn op het oplossen van knelpunten en het benoemen van oplossingsrichtingen. Voorzitter. Als laatste hebben wij nog een motie in voorbereiding die toeziet op het budgettair meerjarenperspectief. In de Perspectiefnota stelt het college niet over het graf heen te willen regeren en dus PM-posten te willen plaatsen. Dat doet het overigens niet consequent, want bijvoorbeeld bij de kwaliteitsimpuls zou een PM-post op zijn plaats zijn terwijl het college juist daar getallen invult. Daar waar wij transparantie naar de samenleving zouden verwachten en waar wij betrouwbaar, helder en consequent willen overkomen, worden PM-posten ingevuld. Onze motie roept het college van GS op om deze PM-posten waar mogelijk concreet in de begroting in te vullen. Het is overigens niet de bedoeling af te wijken van de gebruikelijke planning- en controlcyclus. Het behoort allemaal binnen de kaders te vallen.
Provinciale Staten 22 juni 2005
17
Voorzitter. Het lijkt mij niet nodig om nu iets te voegen aan de motie die wij samen met de VVD hebben ingediend over de kwaliteitsimpuls. Ik onderschrijf de bijdrage van de VVD volledig. Ik wil er wel aan toevoegen, dat voor ons de belangrijkste reden om deze motie mede in te dienen was gelegen in het feit, dat niet alle vragen beantwoord zijn. Wij willen niet zo ver gaan om de Perspectiefnota te amenderen maar hiermee wel het signaal afgeven, dat wij hierover in de commissie nog willen doorpraten en dat wij de uitvoering vanzelfsprekend willen bevriezen. Dat zou op de korte termijn geen enkel bezwaar hoeven op te leveren. De voorzitter: Door de fractie van het CDA worden de volgende moties voorgesteld: -
motie M20 over de beleidsnotitie maatschappelijke activering; motie M21 over de breedtesport; motie M22 over het sportbeleid; motie M23 over de sportactivering; motie M24 over Overijssel op tijd; motie M25 over tijd voor kwaliteit; motie M26 over biogasinstallaties; motie M27 over streekcentra Steenwijk en Hardenberg; motie M28 over het industriedebat; motie M29 over impulsen voor jonge ondernemingen in Overijssel; motie M30 over meerjarige financiering.
Deze moties worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. De Perspectiefnota 2006 is naar het oordeel van de SGP-fractie in immaterieel opzicht een mager, zo niet een armoedig stuk te noemen. Het getuigt daarentegen in materieel opzicht van provinciale rijkdom. Dat hebben wij als quote meegegeven voor de publicatie op de pagina van Overijssel in de huis-aan-bladen. Hoevelen die zullen lezen, weet ik niet maar in ieder geval hebben meer dan honderd personen dat hier gehoord. Voorzitter. De rijkdom is voor het college aanleiding tot beleidsintensiveringen op diverse terreinen. Er zijn ons voorstellen gepresenteerd, waarvan wij in het algemeen kunnen zeggen dat wij daarmee goed uit de voeten kunnen. Met de meeste daarvan stemmen wij in. Dat is ook de reden waarom door de SGP-fractie geen moties of amendementen zullen worden ingediend. Dat ligt bij andere fracties en zij maken daarmee uiteraard gebruik van hun goed recht. Wij zullen verschillende steunen en wij hebben ons zelfs laten verleiden om onder één motie ook onze handtekening te zetten. In dat opzicht doen we dan toch een beetje mee. Anderzijds is er, gelet op het grote aantal moties, sprake van een zekere inflatie van het middel moties en amendementen. Het begint een wat hoog decembergehalte te krijgen. Dat gevaar dreigt naar onze mening in ieder geval. De heer Dijkhuis en ik hebben gisteren in de Broerekerk overwogen een motie te dienen, waarin het indienen van moties aan banden wordt gelegd door middel van het instellen van quota per fractie per jaar. Aangezien wij echter voorzagen, dat deze motie geen meerderheid zou kunnen behalen, hebben wij er maar van af gezien. De binnenkomst van Hare Majesteit heeft al die gevoelens in één keer weggespoeld. Het warme Oranjegevoel kwam helemaal bovendrijven. Het was geweldig! Ik wil u, mijnheer de voorzitter, overigens complimenteren met de manier waarop u dit alles hebt begeleid. Voorzitter. Ik wil dit onderdeel van mijn bijdrage afsluiten met de constatering, dat de mate van zelfregulering en zelfbeheersing in sommige fracties tot op heden nog onvoldoende ontwikkeld is.
18
Provinciale Staten 22 juni 2005
Wij hebben schriftelijke reacties gehad naar aanleiding van de commissiebehandeling en ik wil daarover een paar opmerkingen maken. Een daarvan heeft betrekking op de kwaliteitsimpuls. Wij hadden daarover ook wat kritische opmerkingen en in de commissie is daarover verder gesproken. De heer Timmerman heeft het in zijn aanvulling op de opmerkingen van gedeputeerde Kristen heel knap verdedigd, maar bij nalezing hielden wij toch wat ambivalente gevoelens. Wij lezen bijvoorbeeld, dat de rek er ten gevolge van de Takendiscussie uit is wat betreft het personeelsbudget en dat de formatie de laatste tijd voortdurend krimpt. Dat is toch ook niet verwonderlijk en het zou toch heel apart zijn als dat niet het geval was. De gigantische operatie in bestuurlijk Overijssel van de gemeentelijke herindeling moet toch ook een vertaling vinden in de provinciale organisatie. Dat die organisatie dan ook krimpt, is daar een logisch gevolg van. Gezien de omvang van de operatie is het eigenlijk nog maar een heel beperkte krimp geweest. Anderzijds liggen de ambities hoog. Er is sprake van ingewikkelde processen waarbij ervaring nodig is en van PPS-constructies die in het verschiet liggen. Die zijn ook niet altijd succesvol, zoals blijkt uit het debacle bij de gemeente Den Helder. Misschien pleit dat er juist voor om deskundige mensen binnen te halen. Wat ons ook verontrust, zijn de laatste regels over de cultuuromslag die jaren gaat duren. Zaterdag stond er een paginagroot artikel van de filosoof Ad Verbrugge in de NRC die het gehele managementgebeuren toch wat aan de kaak stelt. Wij konden ons daarin voor een groot gedeelte vinden, zonder de goede managers tekort te willen doen. Als wij akkoord gaan, is het in ieder geval schoorvoetend. Voorzitter. In de commissie is kritisch gesproken over de ophoging van de IPO-bijdrage. De PvdA had een amendement aangekondigd maar heeft daar blijkbaar van afgezien. De onderbouwing van het college om het bedrag van € 195.000 op te hogen, was dat de kostenstijgingen niet in de provinciale begroting zijn verwerkt. Wij vonden dat niet zo'n sterk verhaal. Het college stelt vervolgens, dat bij kostendalingen het budget in de toekomst eventueel naar beneden zal worden bijgesteld. Ik beschouw dat toch echt een beetje als de humoristische noot van het college bij deze Perspectiefnota. Als het IPO doorgaat met dit soort bedragen, lijkt het ons goed om via onze vertegenwoordigers in de algemene vergadering een takendiscussie te bepleiten. Voorzitter. Ik had nog een opmerking willen maken over de veiligheid, maar u bent mij daarin voorgegaan. Mij was inmiddels ook de uitkomst bekend van de onderzoeken. Ik vind het inderdaad een compliment voor de provincie, voor de betrokken gemeentes, voor de politiekorpsen, maar zeker ook voor de bevolking waard. Het zijn over het algemeen plattelandsgemeenten en daaruit blijkt toch hoe waardevol de sociale binding in dergelijke gemeenschappen is en hoezeer het waard is om die in stand te houden. Stedelijke samenlevingen zijn wat dat betreft per definitie anders, maar het is juist een uitdaging – ook voor de provinciale bestuurders – om ook daar tot een zo optimaal mogelijk niveau te komen. Dat is vooral gelegen in het zorgen voor goede huisvesting – achterstandswijken – en het zorgen voor werk – de arbeidsmarkt – en de belangrijke bijdrage daarin van het onderwijs. De beraadslaging wordt geschorst. PS/2005/717 Financiering Netwerkanalyses Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten. PS/2005/560 Beleidskader Bouwgrondstoffen De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. Dit beleidskader bergt een hoge mate van uitvoering in zich. Dat is des colleges en wij hebben dan op zichzelf ook niets op deze nota tegen. Het is interim-beleid en dus for the time being, maar vanaf 2008 zal dat interim-beleid voorbij zijn
Provinciale Staten 22 juni 2005
19
en zullen de provincies autonoom zijn in het vaststellen van beleid over het opgraven van beton- en metselzand. Vanaf 2008 zal deze provincie dus ook zelf de "wat-vraag" moeten beantwoorden en nut, noodzaak en hoeveelheid ten aanzien van beton- en metselzand zelf moeten bepalen. In deze nota vindt geen discussie plaats over deze wat-vraag – het is een uitvoeringsregeling en op dit moment zijn de locaties geregeld in het streekplan – maar gaat het om de simpele vraag of de provincie dat in 2008 zelf gaat regelen of de markt helemaal vrij zal laten. Om een goede politieke discussie te hebben over deze vraag stel ik een simpele motie voor, waarin wij het college vragen om ter voorbereiding van het effectieve beleid in 2008 een discussie met de Staten te beginnen in 2007 over de vraag hoe de provinciale overheid het opgraven van metselzand in politiek-bestuurlijke zin zal regelen. De voorzitter: Door de fractie van D66 wordt de motie met bovengenoemd verzoek voorgesteld. Zij wordt vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Slagman (SGP): Voorzitter. In de commissievergadering hebben wij met dit voorstel ingestemd. Dat is nog niet anders, maar sinds die tijd is er wel een en ander veranderd. Wij hebben in de commissie gevraagd hoe het zou gaan met de leemafgraving aan de Winterkamperweg te Markelo. Daar wordt leem afgegraven ten behoeve van de baksteenindustrie. Het is ons bekend, dat met ingang van 1 juli 2005 de Oostenrijkse onderneming en steenfabrikant in Rijssen de vestiging sluit. Nu liggen er gaten ten gevolge van die afgravingen. Ik heb daarover gesproken met de heer Bennema, de opsteller van dit stuk. Hij heeft me verteld, dat de vergunninghouder een afwerkingsverplichting heeft. Kan de gedeputeerde mij zeggen hoe daarmee wordt omgegaan? De zaak wordt binnen zeer korte tijd gesloten. Er staat nog een graafmachine. Voor wie zijn de kosten? Wordt de ondernemer inderdaad gedwongen tot die afwerkingsverplichting of zijn de kosten voor de gemeente of de provincie? De heer Van Dalfsen (PvdA): Voorzitter. Met nogal wat woorden wordt in dit voorstel aangegeven, dat bij dit beleidsterrein – het winnen van bouwgrondstoffen – met meer zorgvuldigheid moet worden gekeken naar landschappelijke inpassen, substituten voor de delfstoffen, multifunctionaliteit en al dat soort zaken. Dat veronderstelt, dat het allemaal wat strakker dan voorheen moet. Tegelijkertijd moet er een grote marktwerking komen, deregulering, verruiming van de vrijstellingsbepaling, kortere vergunningsprocedures, etc. Dat nu lijkt haaks te staan op het eerste, de grotere zorgvuldigheid. Voor nu nemen wij daar kennis van en wij zullen via het uitvoeringskader beoordelen of en, zo ja, hoe het college uit deze ogenschijnlijke spagaat is gekomen. Voorzitter. Winning van bouwgrondstoffen kan meer kennis opleveren als het gaat om ons bodemarchief. Dat leidt tot meer inzicht in de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van de mens en de aarde. Het belang daarvan hoef ik niet te schetsen; dat is zonneklaar. Als het over het menselijk ingrijpen gaat – de archeologie – is de bescherming op Europees niveau goed geregeld via het Verdrag van Valetta. Bij de geologische bodemschatten is die bescherming echter van een andere structuur en veel minder goed geregeld. De provincie kan daar alleen maar wat mee doen bij dit soort onderwerpen. Naar onze mening liggen daar ook wel verplichtingen aan ten grondslag die wij heel serieus moeten nemen, serieuzer dan tot nu toe. Dat gevoelen hebben wij samen met de collegae van het CDA geprobeerd te vertalen in een motie. De voorzitter: Door de fractie van de PvdA wordt de bovengenoemde motie voorgesteld. Zij wordt vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Schipper (CDA): Voorzitter. Het CDA gaat akkoord met dit Beleidskader bouwgrondstoffen. Wij steunen de visie van GS om in de toekomst alleen nog maar
20
Provinciale Staten 22 juni 2005
multifunctionele ontgrondingen toe te staan. Wat dat betreft, spelen de marktwerking en de uitvoering binnen de kaders van de ontwikkelingsplanologie voor ons een steeds grotere rol bij dit beleid. Wij hebben echter nog wel twee vragen bij dit beleidskader. Is de gedeputeerde van mening, dat dit interim-beleid zo snel mogelijk moet worden omgezet in een uitvoering, gebaseerd op de Bouwgrondstoffenparagraaf van de nota Ruimte? Het CDA hecht grote waarde aan het betrekken van marktpartijen bij het opstellen van de verordening. Wij hopen hiermee een start te maken in het kader van de deregulering en de ontbureaucratisering van deze oude verordening. Deelt het college deze mening en wil het hieraan uitvoering geven? Voorzitter. Inderdaad hechten wij grote waarde aan de bodemschatten die voortkomen uit de flora en fauna. Om die reden dienen wij samen met de fractie van de PvdA een motie om deze bodemschatten beter. De voorzitter: Door de fracties van het CDA en de PvdA wordt de vorenbedoelde motie voorgesteld. Zij zal worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. De heer Van Dijk heeft gewezen op het woord "interimbeleid". Ik heb er behoefte aan om dat in het verband van het beleidskader te plaatsen. In de commissie is inderdaad gezegd, dat wat met landelijke wetgeving te maken heeft interimbeleid is maar overigens – ik wijs op de bladzijden 12 en 13 van het Beleidskader – is het beleid. In die zin is niet de gehele nota interim-beleid. Het onderdeel dat de Ontgrondingenwet raakt met de taakstellingen, is interim-beleid maar voor het overige is het eigen beleid dat de Staten nu vaststellen. De heer Van Dijk heeft daarbij terecht aangegeven, dat er vanaf 1 januari 2009 een nieuwe situatie is ontstaan. Op dat moment zal er ook een nieuw voorstel van het college moeten liggen en dat moet een goede voorbereidingstijd hebben in 2008. De heer Van Dijk wil dat door middel van deze motie een jaar vervroegen. Hij vraagt om een evaluatie in 2007 en om invoering in 2008. Dat is alleen al onmogelijk vanwege het feit, dat dit beleid per 1 januari 2009 kan veranderen. Als de heer Van Dijk iets met de jaartallen kan schuiven in de motie, wil ik het oordeel over de motie aan de Staten laten. Laat hij het onderdeel over het interimbeleid en de genoemde jaartallen echter staan, dan moet ik de motie ontraden. Dan past het niet bij de wetgevingstrajecten in de Tweede Kamer. De heer Slagman heeft een vraag gesteld over een bedrijf in Rijssen. Hij heeft zich goed laten informeren, dat de locatie Rijssen gaat sluiten. Wij moeten dan ook attent zijn op deze situatie, ook gezien andere ontwikkelingen. De steenfabriek haalde inderdaad de leem van de locatie Winterkamp in Markelo. De ondernemer bezint zich op dit moment; hij heeft nog geen definitieve keuze gemaakt hoe met de leemwinning ter plaatse om te gaan. Er is nog een voorraad voor 29 jaar. Hij zou daar dus nog gedurende 20 jaar leem kunnen winnen. Wij zijn van mening, dat een goede landschappelijke inrichting het beste wordt gewaarborgd met de winning van leem. Wat de ondernemer precies gaat doen, is mede afhankelijk van de vraag hoe wij daarop zullen reageren. Wel is duidelijk, dat bij voortijdige beëindiging de vergunninghouder op grond van de vergunningvoorschriften verantwoordelijk voor een goede afwerking. Ik hoop, dat ik daarmee de vragen van de heer Slagman voldoende heb beantwoord. De heer Slagman (SGP): Voorzitter. De ondernemer sluit het bedrijf per 1 juli aanstaande. Van deze fabrikant blijven nog drie bedrijven in Nederland over, maar die bevinden zich in Limburg. Het lijkt mij heel vreemd, dat hij hier leem afgraaft en naar Limburg transporteert. Ik ben bang, dat wij straks met een erfenis zitten. De kosten zullen dan voor ons zijn of voor de Hof van Twente.
Provinciale Staten 22 juni 2005
21
Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. We zullen voor die tijd overleg hebben met de ondernemer over de vraag hoe hij de toekomst van Winterkamp ziet. Daar zijn wij namelijk van afhankelijk. Wij hebben in ieder geval geen signalen ontvangen dat hij zijn verantwoordelijkheid voor een goede afwerking niet zou willen nemen. Wij zijn in gesprek maar alertheid blijft wel geboden. De bijdrage van de heer Van Dalfsen was in lijn met de behandeling in de commissie. Daar is niet alleen gesproken over archeologie – geregeld via het Verdrag van Malta – maar ook over geologische en paleontologische waarden. Ik heb al in de commissie gezegd, dat ik in overleg zou treden met Natura Docet en Ecodrome om te bezien hoe wij dit kunnen meenemen in de actualisering van de verordening. De heer Van Dalfsen vraagt nu echter veel meer. Hij vraagt het college om zich nu vorm en inhoud te geven via het uitvoeringskader of de vergunningsvoorschriften en hierover actief te communiceren met de vergunninghouders. Zonder de inventarisatie gaat mij dat een stap te ver. Wij zetten nu al in de vergunningen dat de vergunninghouder redelijkerwijze medewerking dient te verlenen aan archeologisch en/of ander wetenschappelijk onderzoek binnen het terrein van de vergunning. Dat kan dus ook geologisch of paleontologisch onderzoek zijn. Dat hebben wij naar aanleiding van de commissievergadering in de vergunningvoorwaarden opgenomen. Indien tijdens de uitvoering van het grondverzet voorwerpen, sporen of overblijfselen worden gevonden welke, naar redelijkerwijze kan worden vermoed, van historische, oudheidkundige of wetenschappelijk belang zijn, is de vergunninghouder verplicht dit direct te melden aan de provincie Overijssel. Het telefoonnummer wordt erbij gegeven. Gelet op de commissiebehandeling vind ik dat op dit moment ver genoeg gaan. Wat ik wel wil toezeggen, is dat wij de Staten zullen informeren – nog voordat we over de verordening gaan praten – over de mogelijkheden. Nu vind ik het een stap te ver, omdat het ook iets suggereert van iets doen met een uitvoeringskader en vergunningvoorschriften waarvan wij de materiele effecten nog onvoldoende in beeld hebben. Voordat ik op de motie reageer, wil ik weten of de Staten nog behoefte hebben om te reageren op wat ik heb gezegd. De heer Van Dalfsen (PvdA): Voorzitter. Als de gedeputeerde de motie onder het vergrootglas legt, ziet hij dat zij uitgaat van een vorm van bescherming. Die bescherming is overigens bij wet geregeld. De gedeputeerde en ik weten, dat daaraan bar weinig aandacht is besteed in de afgelopen jaren. Laten we zeggen, dat het wegslibt in de aandacht. Deze signalen bereiken mij zowel uit het veld als uit de natuurmusea. De motie beoogt, dat het wel een item blijft, dat er opnieuw naar wordt gekeken en dat wordt geactualiseerd wat je er in de praktijk mee zou kunnen doen. In die zin heeft de gedeputeerde de motie goed verstaan. Dat hij daarbij te rade gaat bij instanties als Natura Docet en Ecodrome vind ik een heel acceptabele uitleg. Gedeputeerde Rietkerk: Ik interpreteer het verzoek aan het college in die zin, dat wij op basis van informatie en het contact met Natura Docet en Ecodrome de Staten zullen informeren over de stand van zaken voordat de verordening in de Staten wordt besproken. Daarbij zullen wij ook aangeven wat wel en wat niet in de verordening kan worden opgenomen. Dat is een andere uitleg dan wat in de motie staat. De heer Van Dalfsen (PvdA): Voorzitter. Wij hebben geconstateerd, dat er op dit punt weinig inspanning wordt gepleegd. In de motie wordt het college verzocht die inspanning te intensiveren. De heer Kok (VVD): Voorzitter. Voor de VVD-fractie is de beantwoording zeer adequaat. Mijn vraag aan het CDA en de PvdA is dan ook of zij hiermee de motie niet overbodig verklaren? Mijns inziens zijn er voldoende waarborgen gegeven in het huidige vergunningensysteem.
22
Provinciale Staten 22 juni 2005
De heer Van Dalfsen (PvdA): Voorzitter. Ik herhaal mijn uitspraak van zojuist, dat de motie uitgaat van een in theorie adequate bescherming, mits daaraan uitvoering wordt gegeven en daartoe inspanningen worden verricht. Wij constateren dat daaraan op zijn zachtst gezegd de afgelopen jaren bar weinig is gedaan. De waarde van de motie is, dat het college wordt verzocht om dat wel te gaan doen, dat het in het vergunningensysteem wordt gehandhaafd maar dat er ook actief mee wordt omgesprongen. De voorzitter: Mag ik dat samenvatten dat u "neen" zegt? De heer Van Dalfsen (PvdA): Als de gedeputeerde ermee geholpen is dat wij deze motie aanhouden totdat hij gerapporteerd heeft, vind ik dat prima. De heer Schipper (CDA): Dat lijkt ons uitstekend. Als dat in de verordening wordt opgenomen en overleg met de partners in het veld wordt voorbereid, lijkt ons dat een prima suggestie. De voorzitter: Ik concludeer, dat de motie wordt aangehouden. Aangezien de motie van de agenda is afgevoerd, maakt zij thans geen onderwerp van bespreking meer uit. Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. De heer Schipper heeft een vraag gesteld over de betrokkenheid en de positie van de marktpartijen, ook in relatie tot de nieuwe verordening. Wij hebben de Staten al geïnformeerd, dat wij werken aan 25 verordeningen. Daaronder is een leefomgevingsverordening en daarin proberen wij het beleid ten aanzien van de ontgrondingen onder te brengen. Wij proberen daarmee te vereenvoudigen en te dereguleren. In de tweede plaats zijn wij onder andere op basis van de nieuwe ontgrondingenwet genoodzaakt om daarmee terug te komen naar de Staten. Samen met de andere provincies zullen wij de wensen die de marktpartijen nu hebben en die in feite betrekking hebben op de nota Ruimte uitwerken en opnieuw aan de Staten voorleggen. Dan kan er ook meer rekening worden gehouden met de wens van de marktpartijen dan onder de huidige Wet op de ruimtelijke ordening en de huidige Ontgrondingenwet. De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. Ik stel vast, dat gedeputeerde Rietkerk en mijn fractie het er inhoudelijk over eens zijn, dat politiek debat moet worden gevoerd over de kaders van het nieuwe beleid, dat op 1 januari 2009 ingaat. Hij heeft een opmerking gemaakt over het woord "interim-beleid". Ik neem dat terug. Wat het tijdstip betreft, ben ik wat hoogmoedig in de zin dat ik mij bemoei met het werkschema van het college. Dat moet ik natuurlijk niet doen; het gaat erom dat de politieke discussie op tijd heeft plaatsgevonden, zodat het beleid effectief op 1 januari 2009 van start kan gaan. De voorzitter: Dat betekent, dat u uw motie intrekt? De heer Van Dijk (D66): Ja, de gedeputeerde en ik zijn het eens. Aangezien de motie is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp meer uit van de beraadslaging. De beraadslaging wordt gesloten. De vergadering wordt vervolgens van 20.00 uur tot 20.30 uur geschorst.
Provinciale Staten 22 juni 2005
23
PS/2005/621 Perspectiefnota 2006 Hierbij zijn tevens aan de orde: de brief inzake voorstellen Actiefonds 2005 naar aanleiding van de moties Crisisopvang, preventie en loverboys; Reactie VNO NCW Midden op de Perspectiefnota 2006 De beraadslaging wordt hervat. De voorzitter: Aan de orde is beantwoording van het college in eerste termijn. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. Ik zal namens het college reageren op alle vragen van algemene aard. Op moties en amendementen die betrekking hebben op de portefeuilles van de collega's zullen zij reageren, voor zover de Staten al niet de antwoorden hebben gehad in de brief van de vorige week. Daar waar de moties en amendementen afwijken van de tekst zoals wij die in eerste instantie hebben becommentarieerd in de brief, zal het college hier en daar een opmerking maken opdat de standpunten van het college helder worden. Door de SP en de SGP is de opmerking gemaakt, dat de Perspectiefnota inhoudelijk niet die vuur en vlam heeft die de Staten graag hadden gezien. Gezien echter het onderhandelingsakkoord, wat wij het afgelopen jaar hebben gedaan en hoe wij ons beleid voor de komende jaren vorm willen geven, stralen de actie en het perspectief er mijns inziens van af. We kunnen het ons absoluut niet permitteren om in deze zaal te zeggen, dat er geen perspectief is verwoord in hetgeen wij de komende jaren willen doen. Voorzitter. In de moties vragen de Staten heel veel inzet van medewerkers om met initiatieven te komen voor nieuw beleid en voor aanpassing van bestaand beleid. Dat legt een behoorlijk beslag op onze organisatie. Wij behandelen vandaag ook nog een voorstel over de kwaliteitsimpuls en als wij al deze vragen ook inhoudelijk honoreren, moeten we een paar advertenties voor nieuwe medewerkers in de krant zetten. Ik hoop, dat de Staten daarover nog eens goed willen nadenken als zij ons met die opdrachten op pad willen sturen. De VVD-fractie heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de N18 en of wij in september inderdaad concrete voorstellen zullen doen. In de commissie heb ik vanmiddag al aangegeven, dat wij in september een overzicht krijgen van alle verplichtingen die wij tot op de dag van vandaag hebben afgesproken en waarover de Staten ook uitspraken hebben gedaan en van welke zaken op ons afkomen in het kader van de uitwerking van het PVVP. Dat doen wij op basis van een globale netwerkanalyse. De commissie is daarmee akkoord gegaan en de VVD-fractie kan dan ook het vertrouwen hebben, dat de informatie in september beschikbaar zal zijn voor een goede beoordeling. De SP heeft geuit, dat wij de Staten en heel specifiek de fractie van de SP niet serieus nemen in de beantwoording van hun vragen. Ik werp dat verre van mij; naar mijn mening hebben wij alle vragen van de SP beantwoord en daar waar dat niet het geval is, heeft zij alle kans om daarop in tweede instantie terug te komen. Wij zijn echt van mening, dat wij haar net als de andere fracties uitermate serieus behandelen en haar de antwoorden geven die zij verdient te krijgen. Zij heeft al een aantal keren gezegd, dat wij ons op het gebied van openbaar vervoer onvoldoende inspannen en dat er ook nog andere ambities zijn die wij ook zouden moeten honoreren. Wij verschillen daarover van mening. Wij hebben daarover eerder gesproken en wij zijn ervan overtuigd, dat wij ons maximaal inzetten om het openbaar vervoer in Overijssel ook echt onderdeel te laten zijn van de participatie, ook in het kader van de economie. De SP zal een en ander meer handen en voeten moeten geven om dat verwijt ook echt inhoud te geven. Met deze ongenuanceerde wijze kan ik moeilijk leven.
24
Provinciale Staten 22 juni 2005
In antwoord op de vraag van de SGP-fractie over de IPO-bijdrage wijs ik erop, dat wij al in onze brief hebben aangegeven, dat wij de trendmatige verhoging van de IPO-bijdrage als een aantal jaren niet in de begroting hebben gehonoreerd. Dat betekent, dat wij dit jaar net als het vorig jaar hebben moeten bijplussen om de huidige taken van het IPO te kunnen blijven uitvoeren. Daarnaast zijn er nieuwe taken bij het IPO neergelegd, omdat wij van mening zijn dat het IPO die voortrekkersrol namens de provincies in de afstemming kan spelen en om goede nota's uit te brengen. Daar heeft het personeelsformatie voor nodig en om die reden wordt er gevraagd om behalve het trendmatig bijplussen van het budget ook incidenteel een extra bijdrage toe te kennen. Wat betreft taken die niet meer nodig zijn bij het IPO wordt het geld ook weer teruggestort, want het college streeft naar een slanke organisatie bij het IPO. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Dit antwoord noopt mij tot een korte interruptie, in lijn met de bijdrage van de SGP. Ik hoor namelijk iets te weinig, dat er ook zorg is ten aanzien van mean- and leangedachte die wij in deze Staten ten aanzien van het IPO altijd hebben uitgesproken. Het klinkt als een constatering, dat de taken uitdijen. Ik wil dan toch ook het signaal afgeven dat heel breed in de commissie Economie en Bestuur is gegeven, namelijk dat wij heel kritisch moeten blijven ten aanzien van de uitdijing van het IPO. Zelf hebben wij een forse takendiscussie doorgevoerd en nu zouden wij zomaar met € 2 ton akkoord gaan. Dat is maal twaalf gemiddeld een heel fors bedrag. Ik zou graag van de gedeputeerde willen horen, dat het college daar heel kritisch in blijft. Gedeputeerde Klaasen: Ik heb zojuist al gezegd, dat wij ervan uitgaan dat het IPO zo slank moet zijn dat het echt die taken uitvoert die het mag uitvoeren. We geven niet de ruimte om de formatie ongebreideld uit te breiden. Daar waar de colleges in IPO stellen, dat een aantal taken bij het IPO moet worden ondergebracht, moet er wel geld bij om die uit te voeren. Uiteraard moeten wij daar heel strak in zijn; zodra taken komen te vervallen, zullen ook de bijdragen van de provincie aan het IPO worden verlaagd. Het college zal daar heel alert op reageren. Voorzitter. De fractie van D66 heeft een motie ingediend, waarin wordt gevraagd om de bedragen van de motorrijtuigenbelasting niet alleen niet boventrendmatig te verhogen maar sowieso niet te verhogen. Zowel het afgelopen jaar als dit jaar hebben wij de motorrijtuigenbelasting niet meer verhoogd dan alleen met de inflatiecorrectie. Daardoor is het bedrag een stuk lager geworden. Anderzijds dient wel in gedachten te worden gehouden, dat de opbrengst van de motorrijtuigenbelasting een belangrijk deel van de financiering van onze ambities is. Willen wij die waarmaken, dan moeten de inkomsten ook georganiseerd worden. Andere dan de motorrijtuigenbelasting hebben wij niet. Het college zal deze motie dan ook niet uitvoeren. De heer Van Dijk (D66): Voorzitter. Heeft het college onze motie wel begrepen? Over de jaren 2006 en 2007 – waarin de begrotingen gelukkig in evenwicht zijn – hebben wij geen opmerkingen gemaakt. Wij hebben alleen gezegd, dat de provincie de burger vanaf 2008 iets terug zou moeten geven en de opcenten van de motorrijtuigenbelasting niet meer verhogen met de inflatie. Het gaat dus niet over de jaren 2006 of 2007 zoals de gedeputeerde in zijn beantwoording suggereert, maar om het jaar daarna. Gedeputeerde Klaasen: In 2008 en 2009 spelen een tweetal onderwerpen en de ambitie zal ook in die jaren nog hoog zijn, waarvoor de financiering door de provincie nodig is. Bovendien zal de benzine in 2008 en 2009 op de motorrijtuigenbelasting sowieso nog bestaan, omdat het in het kader van de kilometerheffing een andere vorm van financiering voor het gebruik van de mobiliteit komt. Hoogst waarschijnlijk zullen de opcenten van de motorrijtuigenbelasting niet meer bestaan als het kabinet de ruimte krijgt van de Kamer.
Provinciale Staten 22 juni 2005
25
In de overwegingen van de motie over de bereikbaarheid wordt een aantal punten genoemd waarin het college zich zeker kan vinden. Echter, de conclusie als zou de aanleg van nieuwe wegen en het verbreden van bestaande wegen een overbodige investering voor de komende jaren zijn, is echt in strijd met het PVVP waarmee een meerderheid van de Staten akkoord is gegaan. Het is eveneens in strijd met opdrachten die de Staten regelmatig aan het college geeft om te lobbyen in Den Haag om de mobiliteit in de provincie op een hoger niveau te brengen. Daar hoort naast "behouden" ook "bouwen" bij. Ook deze motie zal het college dan ook niet uitvoeren. Ook wordt het college gevraagd naar de begrotingscyclus, omdat de sturingsmogelijkheden van de Staten onvoldoende zouden zijn. In de Perspectiefnota wordt nieuw beleid neergezet en dat betekent een op een, dat het meerjarenperspectief ook verandert. Daartoe moet in één bespreking worden besloten; anders wordt nu over beleidsintensivering gesproken terwijl het meerjarenperspectief onhelder wordt. Wat ons betreft, dienen deze een op een gekoppeld blijven. Voorzitter. Het college beoordeelt het ongehinderd logistiek systeem op zichzelf als een uitermate positief systeem om de mobiliteit door de bedrijvigheid richting alternatieve vervoerssystemen op een hoger peil te krijgen. In haar motie vraagt de ChristenUnie het college echter om niet alleen daarover mee te denken maar ook daarin het initiatief te nemen om daarmee aan de slag te gaan. Zij heeft dat neergezet in het kader van de vier O's, de partijen die daarin een rol kunnen spelen. Het lijkt mij echter meer op zijn plaats dat de organisaties die nu het initiatief nemen dat verder uitwerken. Pas op het moment dat een en ander concreter wordt en de taak van de overheid in beeld komt, lijkt het mij verstandig voor de provincie om zich daaraan te binden. Overigens speelt het ook in Twente en daarom zal dat samen met de regio Twente en de gemeenten aldaar opgepakt moeten worden. Ik heb begrepen, dat er zowel bij de steden als bij de regio Twente nog geen interesse voor bestaat. In die zin is de reactie van het college in lijn met hetgeen op dit moment in Twente met betrekking tot dit project speelt. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Ik wil in elk geval een misverstand wegnemen. Ook in het overzicht dat wij hebben gekregen, staat dat vanaf 2007 PM-posten ontstaan. Dat is beslist niet de intentie van deze motie. Wij hebben willen benadrukken, dat de overheid niet aan de kant mag blijven staan bij dit soort ontwikkelen. Wij vragen de provincie juist om mee te denken en de zaak eens op een rij te zetten. Als wij spreken over externe financiële bronnen, is dat niet de vraag over welk geld bijgeleverd kan worden maar om de mogelijkheden op een rij te zetten om niet afwachtend te zijn bij een dergelijke belangrijke innovatie in Twente. Dat is mijns inziens ook de intentie van Meijer in zijn eerste rapportage. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. In Hengelo heeft de commissie kennis genomen van het onderzoek en zij heeft daarop, evenals ik, positief gereageerd. Wij hebben echter ook geconstateerd, dat het nog een beetje te vroeg is. Er moeten nog een paar zetten worden gedaan om het wat meer te concretiseren. Ook het partnerschap in het bedrijfsleven moet zich wat meer committeren aan dit soort oplossingsrichtingen. In die gedachte is het voor ons nog iets te vroeg. Wellicht kunnen we hierover over een halfjaar of driekwart jaar opnieuw spreken als er wat meer initiatieven zijn genomen, ook vanuit de organisaties zelf. Het college heeft in zijn reactie ook nog verwezen naar een aantal andere clubs De heer Oldenburger (CU): Juist voor die rol moet u geen afwachtende houding innemen. Die moet u samen met de drie andere O’s doen. Het lijkt mij onverstandig als het college voorlopig achterover leunt en de anderen de kastanjes uit het vuur laat halen. Gedeputeerde Klaasen: Voor ons is het nog niet zo ver, dat wij daarin een leidende rol moeten spelen.
26
Provinciale Staten 22 juni 2005
Voorzitter. De CDA-fractie heeft een motie ingediend over de PM-posten in de meerjarenraming van het college. Natuurlijk blijven deze niet tot in lengte van jaren als PMposten in de begroting staan. In 2005 en in 2006 gaan wij daarmee aan de slag. Er zal onderzoek voor moeten worden gedaan, er moeten nota's over worden geschreven en er moet politiek commitment ontstaan in hoeverre de provincie wordt betrokken bij die projecten. Na de besluitvorming hierover zijn deze onderwerpen dan ook terug te vinden in het meerjarenperspectief c.q. de begroting. Het is nog te kort dag – en ook niet nodig – om daarvoor financiële ruimte te creëren in de begroting 2006. Wij hebben dan nog voldoende ruimte voor een uitgebreide discussie over de benodigde hoeveelheid geld van de provinciale overheid. De heer Welten (CDA): Voorzitter. De gedeputeerde hanteert nu toch een andere redenatie en argumentatie dan in zijn eerste reactie. Betekent dit, dat de eerste argumentatie geen opgeld meer doet? Gedeputeerde Klaasen: Er is sprake van twee verschillende soorten PM-posten in de begroting en wel PM-posten voor grote projecten en thema's die pas hun financiering krijgen na 2009 of 2010 en waarvoor hiermee een fonds wordt gevormd en PM-posten waarvoor in 2007 opnieuw de afweging wordt gemaakt of daarmee verder wordt gegaan. Wij meenden dat het verstandig zou zijn om dat over te laten aan het nieuwe college, omdat dit initiatieven zijn die weliswaar op dit moment worden gehonoreerd met geld maar die mogelijk niet tot het oneindige als structureel geld in de begroting hoeven te staan. Dat signaal moet van die PMposten uitgaan. De heer Welten (CDA): Ik constateer, dat de gedeputeerde afstapt van de formele benadering en overgaat naar de pragmatische. Die geeft de Staten ook meer ruimte om in afwijking van het advies toch een politiek signaal aan de samenleving af te geven. Die ruimte is nu groter. Gedeputeerde Klaasen: Dat staat u vrij! Dat is mogelijk. Voorzitter. Ik heb op alle moties gereageerd die op mijn portefeuille betrekking hebben. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. De fractie van D66 heeft een motie ingediend over de groene en blauwe diensten. Wij hebben voorgesteld om in de begroting 2006 1 mln. op te noemen. In het Reconstructiebudget zit ook het nodige geld dat wij voor dit doel kunnen gebruiken. Wij zijn van mening, dat wij voor het begrotingsjaar 2006 voldoende middelen hebben om het gevraagde op gang te brengen. Het volgende jaar komen wij daarop terug. Om die reden ontraden wij aanvaarding van deze motie. Wat betreft de motie M18 van de PvdA over stimulering en verbreding van de plattelandseconomie is het college het inhoudelijk eens met de overwegingen en de mening die daarin wordt uitgesproken. Op dit moment stellen wij de gebiedsprogramma's op, zowel voor het Reconstructiegebied als voor het gebied daarbuiten. Onze gebiedsteams zullen daarbij als aanjagers aan de gang gaan en zeker rekening houden met datgene wat in de motie wordt verwoord. Mocht dit allemaal onvoldoende blijken te zijn, dan zullen wij bezien welke aanvullende maatregelen mogelijk zijn om het in de gewenste richting te duwen. Wat het college betreft, is deze motie op dit moment niet aan de orde. Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Ik zal ingaan op die moties waarover het college nog niet met de Staten heeft gecorrespondeerd of waarin nieuwe elementen naar voren zijn gekomen. Dat betreft in de eerste plaats het amendement van de ChristenUnie over het mobiel erfgoed. Ik heb zojuist gehoord, dat wij aan het einde van de maand met mevrouw Van der Laan over een aantal zaken praten. Het ministerie heeft gisteren aangekondigd, dat de richtlijn mobiel erfgoed – de uitkomst van een onderzoek dat mevrouw Van der Laan in
Provinciale Staten 22 juni 2005
27
opdracht heeft gegeven – de volgende week wordt gepresenteerd en besproken in het bestuurlijk overleg tussen IPO, VNG en OCenW. Het IPO zal zich eerst buigen over de richtlijn en in een later stadium worden de eventuele consequenties voor de provincie duidelijk. Het college kan daarom het standpunt handhaven, dat het niet verstandig is om voor die tijd als provincie de verantwoordelijkheid voor het mobiel erfgoed te nemen. bekend. De heer Oldenburger (CU): Wanneer worden de resultaten van de richtlijn bekend? Gedeputeerde Kristen: De volgende week donderdag spreken wij in IPO-VNG-verband met de staatssecretaris. De stukken moeten bij wijze van spreken dan onderweg zijn. Ik was zelf tamelijk verrast; tot op heden wist ik dat niet. Voorzitter. Over de moties breedtesport zijn voldoende gegevens gewisseld. Wij houden eraan vast, dat het aan de Staten is om dekking daarvoor te vinden. De heer Been (VVD): Voorzitter. Ik heb geprobeerd in de wandelgangen enige duidelijkheid over deze motie te verkrijgen. Ik begrijp niet goed, dat het college het inhoudelijk eens is met de motie en dat de indieners van de motie uitgaan van reparatie. De gedeputeerde onderkent dat niet maar ondersteunt de motie weer wel en vraagt de indieners om de dekking aan te geven. Waarom heeft hij niet eerder in het kader van Sociale Actie naar voren gebracht, dat hij daarvoor gelden wil reserveren als hij die mening is toegedaan? Gedeputeerde Kristen: Wij verschillen niet van mening over de inhoud van de motie, maar wel over de interpretatie. De cofinanciering met VWS-geld houdt in oktober van dit jaar op en GS heeft van het begin af aangegeven, dat dit moest indalen in het takenpakket van de sportraad. De heer Been (VVD): Ziet het college dit als nieuw beleid, technisch gesproken? Gedeputeerde Kristen: Het is de voortzetting van het beleid, dat een aantal jaren geleden is ingezet. De heer Been (VVD): Maar houdt dit nu in, dat het college dit probleem niet voorzag dat het moest indalen in het bestaande activiteitenpakket van de Sportraad? Klaarblijkelijk hoefde er geen actie te worden ondernomen om daar budget aan toe te voegen. Gedeputeerde Kristen: Wij hebben het probleem onderkend in die zin, dat wij voor drie jaar in een cofinanciering hadden voorzien en dat het daarna moest indalen in het takenpakket. Wij hebben het dus wel voorzien maar een deel van deze Staten is het met deze gang van zaken niet eens. De heer Been (VVD): Maar wat vindt u nu zelf? Moet er nu geld bij omdat u meent, dat het takenpakket opgehoogd moet worden of beschouwt u deze motie niet meer of niet minder als sympathiek en moeten de Staten het geld er maar bij zoeken? Gedeputeerde Kristen: Wij zijn inhoudelijk akkoord met de motie. Het college is van mening, dat het moet indalen in het takenpakket. Er komt dus geen geld bij. Voorzitter. Ik heb overwogen om lang te spreken over de kwaliteitsimpuls maar mij is in de commissie al verweten, dat ik er al te veel woorden aan heb besteed. Het college heeft de motie van VVD en CDA goed gelezen en heeft geconstateerd, dat iedereen van mening is dat de kwaliteitsimpuls nodig is, ook de Ondernemingsraad. Achter het vierde gedachtestreepje in de motie staat, dat een en ander zoveel mogelijk zonder gedwongen ontslagen moet worden uitgevoerd. Het college zou liever spreker over "geen gedwongen
28
Provinciale Staten 22 juni 2005
ontslagen", omdat dit in de lijn ligt met zijn standpunt over de kwaliteitsimpuls. Aangezien het een erg samenhangt met het ander, wil het daarin consistentie betrachten. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Zou de gedeputeerde het standpunt van het college willen herhalen ten aanzien van de Takendiscussie en dan in het bijzonder over het verschil tussen de 6 mln. en de 10 mln.? Daar heeft de gedeputeerde een nuanceverschil aangegeven ten aanzien van de garanties. Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Bij de 6 mln. is er wat ons betreft sprake van de toezegging van geen gedwongen ontslagen en bij 6 mln. t/m 10 mln. hebben we gesproken over een inspanningsverplichting. De heer Welten (CDA): Ik constateer, dat het college dreigt af te wijken van de ingezette lijn die de Staten ook breed hebben gesteund. Gedeputeerde Kristen: Wij zouden graag in lijn met uw overhoringsvragen en mijn antwoord daarop verder gaan. De inspanningsverplichting zit heel dicht bij de opvatting, dat er geen mens de poort uit gaat. De heer Welten (CDA): Nu schuift u weer! Gedeputeerde Kristen: Nee, absoluut niet! De heer Welten (CDA): Ik zou dan graag van u willen horen of het college van mening is, dat het betreffende gedeelte van deze motie overeenkomt met het standpunt, dat GS innamen bij de Takendiscussie en dat er geen licht tussen zit. Gedeputeerde Kristen: Het college wil er graag aan vasthouden, dat wij de afspraken bij de Takendiscussie overeind houden. Daar zou deze motie in moeten passen. De heer Welten (CDA): Ik stel u nu echt een heel directe vraag. Bent u het met mij eens, dat er geen licht zit tussen dat onderdeel van de motie en het standpunt van GS bij de Takendiscussie. Gedeputeerde Kristen: Ik constateer, dat in deze motie wordt gesproken over "zoveel mogelijk zonder gedwongen ontslagen". Dat vind ik net wat minder dan de genoemde inspanningsverplichting. De heer Welten (CDA): Naar mijn mening bent u nu met semantiek bezig! Gedeputeerde Kristen: Daarover zijn wij het eens. Je kunt het nooit oneens zijn over semantiek. De heer Welten (CDA): Ik constateer, dat u het eens bent met mijn constatering. Gedeputeerde Kristen: Ik constateer, dat iedereen de kwaliteitsimpuls nodig vindt. We zijn elkaar semantisch heel dicht genaderd. Wij hebben geconstateerd, dat wij het met elkaar eens zijn. Dat betekent, dat de Staten de bereidheid hebben om de kwaliteitsimpuls mogelijk te maken door verhoging van de gemiddelde loonsom. Dat betekent ook, dat de formatie tijdelijk zal worden uitgebreid en dat jaarlijks zal worden gerapporteerd hoe een en ander langzamerhand weer bij elkaar komt. Wij hebben getracht dat zo duidelijk mogelijk te verwoorden in antwoord op de motie van CDA en VVD. Voorzitter. De motie van de VVD over tradities en monumenten acht het college heel sympathiek. Wij moeten constateren, dat paasvuren een gemeentelijke zaak zijn en andere
Provinciale Staten 22 juni 2005
29
zaken landelijk. Wat betreft het mobiel erfgoed verwijs ik naar mijn antwoord op het amendement van de ChristenUnie. Over de algemene politieke motie van D66 heeft het college geoordeeld, dat deze motie zoveel mogelijk bij mij thuishoorde. Het college stelt de Staten echter voor om aanvaarding van deze motie te ontraden, omdat het gevraagde al zoveel mogelijk gebeurt en de motie daarmee eigenlijk overbodig is. Het college heeft overwogen om aanvaarding van de motie van de PvdA over de monumentenzorg te ontraden, omdat het vreest dat de provincie daarmee te gemakkelijk duikt in de gaten die het Rijk laat vallen. Het Rijk laat een aantal dingen vallen en het gaat om gigantisch hoge bedragen. We moeten ervoor oppassen het Rijk niet verkeerd te conditioneren. Het zou een goede zaak zijn om gezamenlijk maar ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid bij het Rijk te lobbyen om de dingen toch nog ten goede te keren. Het college wil wel in overweging nemen om het deel over het RIBO aan een verder onderzoek te onderwerpen en dat eventueel, na een positieve uitkomst, een gevolg te laten hebben in de begroting volgend jaar. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Het college meent, dat we niet in gaten moeten springen die het Rijk veroorzaakt, maar geldt dat collegebreed en voor alle onderdelen die daarbij een rol spelen? Dat is namelijk niet het geval. Bovendien vind ik het een beetje Zwartepieten tussen Zwolle en Den Haag. Ik wil daar wel aan meedoen, maar het gaat wel over de monumenten. Die storten in. Je kunt wel allerlei discussies met elkaar voeren over de vraag wie welk gat laat vallen maar ik weet één ding zeker: als we er niets aan doen, vallen de gaten in de daken. Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Ik kan alleen maar namens het college spreken. Misschien is het inderdaad een Zwartepieten maar inmiddels zal de boodschap wel bij de Tweede Kamer zijn beland en kan daar toch een beroep op worden gedaan. Zodra de zaken wat meer helderheid vertonen kunnen wij naar bevind van zaken handelen. Op dit moment gaat het college echter niet akkoord. Het RIBO is typisch van een provinciaal niveau en daar willen we naar kijken. Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. Er zijn twee moties ingediend die te maken hebben met mijn portefeuille. De eerste is de motie M7 van D66 over de voorkantparticipatie. Ik heb geen opmerkingen over de overwegingen; daarover hebben wij vanmorgen in het kader van IJsseldelta al over gesproken. Ook met het verzoek om in een zo vroeg mogelijk stadium mensen bij ruimtelijke processen te betrekken hebben wij geen problemen maar om één manier van werken te ontwikkelen, is wat anders. In elke situatie is dat verschillend en bij ruimtelijke ordening, infrastructuurprocessen en het landelijk gebied voldoen wij al aan dat verzoek. Het college is dan ook van mening, dat het verzoek en dus de motie overbodig is. De gedachte achter de motie M19 over de economische bedrijvigheid en de pilot ontwikkelingsplanologie IJsseldelta vindt het college sympathiek. In het najaar moet het integrale gebiedsontwikkelingsprogramma klaar zijn en daarin zou dit een sympathieke gedachte kunnen zijn. Het college laat het oordeel over de motie dan ook aan de Staten. Gedeputeerde Abbenhues: Voorzitter. De CDA-fractie heeft de moties M28 over het industriedebat en M29 over jonge ondernemingen in Overijssel ingediend. Het college deelt met de CDA-fractie de zorgen over de maakindustrie. Wij hebben geconstateerd, dat de maakindustrie in een transitie verkeert, in een veranderingsproces van het traditionele – waarover in de motie wordt gesproken – naar een kennisintensieve maakindustrie. Daarbij wordt ingezet op instrumenten waarmee de maakindustrie in Overijssel kan overleven. Het college doet dat samen met STODT, het praktijkcentrum voor geavanceerde technologie, met Oost NV en op basis van analyses die door STODT en Oost worden gemaakt en op
30
Provinciale Staten 22 juni 2005
basis van gegevens over de arbeidsplaatsenontwikkeling. Wij kennen instrumenten als de kennisvouchers, stimuleringsregelingen, het Innovatieplatform Twente. Deze hebben behartigenswaardige opmerkingen gemaakt, waarop ik dadelijk bij de behandeling van de Technostarters zal terugkomen. Daarmee wordt duidelijk dat het vooral gaat om sterke industrieën, zoals de bouw. Daarvoor is een platform opgericht. Er is ook een keuze gemaakt voor de materialen en een aantal bedrijven speelt daarin een belangrijke rol. Een ander instrument hiervoor is het marktgericht innoveren. Daarbij gaat het vooral om programma's om te bezien hoe deze industrie tot een concurrerende sector kan worden Voorzitter. Het MEUP is een dynamisch programma. De programma's zijn als actielijnen geformuleerd om de maakindustrie goed te bedienen. De effecten kennen wij nog niet zozeer dat wij daarmee de vraag kunnen beantwoorden. De industriescan is bijna gereed en als wij deze cijfers naast alle gegevens over de arbeidsmarkt leggen – daar is Ratio natuurlijk een uitstekende bron voor – en wij die binden aan de al bestaande instrumenten, dan kunnen wij in het najaar een goed debat over deze instrumenten en de effecten daarvan houden. Dat lijkt mij uitstekend maar laten we het vooral praktisch houden op grond van de benodigde gegevens en verbindingen. In de motie M29 over de jonge ondernemers wordt de spijker op de kop geslagen. Elke analyse geeft namelijk aan, dat welke regeling ook wordt getroffen deze degene die de regeling gebruikt, moet aanspreken. Bij Technostarters gaat het om techneuten die het zakendoen niet echt in hun portefeuille hebben. Dat ontbreekt dus. Maar er ontbreekt nog iets anders en wel risicokapitaal om door te groeien. De technostarters zijn 'slecht' in staat gebleken om sales, marketing en business development te doen. Wij hebben dan ook besloten om topregelingen te stimuleren. Samen met onder anderen Syntens en Kamer proberen wij om de ondernemingen daarmee te helpen en te laten doorstarten. De regeling Technopartner is door de Universiteit van Twente en EZ opgezet en de financiering geschiedt via Kennispark. Vervolgens hebben wij de doorgroei met elkaar opgepakt. De Technologische Kring Twente heeft een product factory opgericht, in nauwe samenwerking met het Innovatieplatform. De krachten worden dus gebundeld. Het Innovationteam probeert eveneens de ondernemingen te faciliteren met financiën en business development. Hieruit blijkt, dat de overheid niet aanbodgericht maar vraaggericht moet werken. Dat was ook de analyse van het Industrieplatform Twente. De heer Oldenburger sprak over de vier O's en in die zin wil ik aanvaarding van de motie dan ook ontraden, omdat het met name de rol van de provincie moet zijn om vraaggericht te werken en niet aanbodgericht. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik begrijp het toch niet helemaal. Enerzijds onderkent de gedeputeerde, dat het pleidooi van de heer Me ijer bij het Innovatieplatform Twente voor meer vraaggericht werken is, anderzijds ontraadt zij aanvaarding van deze motie. Maar de intentie van deze motie is inderdaad gericht op meer vraaggericht werken. Gedeputeerde Abbenhues: Als u in de motie aangeeft, dat wij met name bij de oprichting van kennisnetwerken betrokken zijn, moet ik u erop wijzen dat daar nu juist het Innovatieplatform is bedoeld. Wij hebben hier eerder uitgesproken, dat ondernemers en anderen in zo’n platform plaats moeten nemen en dat daaronder de organisaties en clusters worden opgezet. Dan past de provincie Overijssel bij. Als de Technologische Kring Twente (TKT) van mening is, dat een product factory moet worden opgezet in een marktproductcombinatie, is daarvoor de kaderverordening MEUP bedoeld. Wij moeten niet zelf een kennisnetwerk oprichten. Het is onze rol niet. Het pleidooi van Meijer is mij overigens goed bijgebleven: kijk eerst wat de ander van jou vraagt. De Staten vragen het college nu om dingen te gaan doen. Dat is nu juist de omkering. Misschien moeten wij daarover in de commissie eens een goede discussie voeren. Wij hebben de heer Meijer ook – zij het informeel – uitgenodigd om daar eens heel goed over door te praten.
Provinciale Staten 22 juni 2005
31
De heer Welten (CDA): In de commissie hadden we het gevoel, dat dit thema meegenomen moet worden in dat debat. Als dat inderdaad het geval is, wordt daarmee wat mij betreft voldoende tegemoet gekomen aan onze wens in de tweede motie. Gedeputeerde Abbenhues: Voorzitter. Het lijkt mij een heel goede suggestie om dit onderwerp in dat kader te bespreken. De voorzitter: Betekent dit, dat hij zijn motie na deze toezegging intrekt? De heer Welten (CDA): Dat is inderdaad het geval. De voorzitter: Aangezien de motie M29 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel meer uit van de beraadslaging. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar de gedeputeerde die zegt, dat wij dit debat met elkaar voeren. Is mijn conclusie dan juist, dat zij de motie overbodig verklaart? Gedeputeerde Abbenhues: Ja. Ik heb in de commissie al toegezegd, dat wij een debat over de maakindustrie en de effecten van de instrumenten van het MEUP zullen voeren. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. Door de opmerking dat de motie over de expertmeeting aan het adres van de Staten is gericht, zal ik mij onthouden van commentaar hierop. Het college is in zijn brief al ingegaan op het amendement A2 over het hospice Enschede. De heer Oldenburger verlegt het nu naar de investeringskosten, maar de argumentatie van het college blijft toch dezelfde. De provincie heeft in augustus van het vorige jaar een subsidie van € 20.000 verleend en die kan worden beschouwd als een waarderingssubsidie. De provincie verkeert niet in de positie om alle investeringen dekkend te maken. Daarvoor zijn toch vooral de zorgkantoren en andere partijen bedoeld. Daar waar grote gaten ontstaan, kan de provincie niet aan de lat staan. Bovendien wil ik wijzen op de mogelijke precedentwerking op andere initiatieven. Om die reden ontraden wij aanvaarding van dit amendement. Voorzitter. De motie M6 van D66 over burgerparticipatie roept op tot het gebruik van een aantal instrumenten. Nog niet zo lang geleden hebben de Staten de nota Burgerparticipatie vastgesteld met daarbij een aantal activiteiten. Het college heeft die activiteiten uitgewerkt in de Perspectiefnota – bijvoorbeeld het Nationaal landschap Noord-Oost Twente – en dat is het kader voor het college. Overigens mist het college in de motie de rol van de Staten als volksvertegenwoordiger, juist als het gaat om het betrekken van burgers bij het beleid. Dat is ook het uitdrukkelijke uitgangspunt in de nota Burgerparticipatie. Om die reden zal het college aanvaarding van de motie dan ook ontraden. De heer Kok (VVD): Voorzitter. Ik heb geen antwoord gekregen van het college op mijn vragen over werkgelegenheidsprojecten in Oldenzaal, zoals vervat in mijn motie M2. Gedeputeerde Abbenhues: Voorzitter. Het beleid van het college is erop gericht om datgene te subsidiëren wat ook binnen dat beleid past en dat zijn in dit geval de arbeidsplaatsen voor verstandelijk gehandicapten. Het college voorziet niet in het stapelen van stenen. In die zin ontraden wij aanvaarding van de motie. De heer Kok (VVD): Voorzitter. Iets meer uitleg zou op zijn plaats zijn. Het is een bijzonder project voor een kwetsbare groep. De gedeputeerde antwoordt met de opmerking, dat de provincie geen stenen stapelt. Ik kan mij herinneren, dat wij dat op andere terreinen wel doen. Bijvoorbeeld bij Kulturhusen gaat het ook om het stapelen van stenen om daarmee in
32
Provinciale Staten 22 juni 2005
ieder geval de maatschappij op de een of andere manier te bedienen en te voorzien in een behoefte voor de toekomst. Ik vind dit antwoord dan ook een beetje te kort door de bocht. Gedeputeerde Abbenhues: Voorzitter. U hebt het verzoek in het kader van de onderwijsarbeidsmarkt ingebracht. Daarin hebben wij een plan gesubsidieerd met € 30.000 en daarmee is dit ingepast in het beleid. In de loop van het project zijn tekorten ontstaan vanwege inboekingen, die althans voorlopig nog niet hebben plaatsgevonden. Daarmee ontstaat een ander fenomeen en wordt het een stapelen van stenen. Bij Kulturhusen vindt een ander type afwegingen plaats. Bij dit project vinden de afwegingen plaats binnen de Kaderverordening MEUP. Dat zal inderdaad kort door de bocht zijn, maar dat is wel de manier waarop het plaatsvindt. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. Terecht geeft de gedeputeerde aan, dat het bij een Kulturhus om een andere subsidieverordening gaat, maar voor dit voorstel is ook een subsidie-aanvraag ingediend. Deze aanvraag is deels gehonoreerd en zeker in deze context wil ik refereren aan de eerdere discussie Stroomlijning en sturing en de rol van PS versus de rol van GS. In die zin is het lastig om hiermee akkoord te gaan, los van de inhoud van het project, waarvoor wij uiteraard veel gevoelens hebben. De heer Kok (VVD): Voorzitter. ik kan mij de worsteling voorstellen, maar op sommige terreinen moet je over je eigen schaduw heenstappen en kijken of iets niet toch mogelijk is ondanks het feit dat harde afspraken zijn gemaakt. Dit is zo’n harde afspraak en wij houden er ook aan vast, maar soms moet je wel eens kijken naar uitzondering. Dat bedoelen wij, omdat de inhoud voor ons zwaarder weegt dan de structuur. Dat is een andere afweging. De heer Van Dijk (D66): Ik lijd aan het syndroom van Bolwerk: je moet op tijd je medicijnen innemen, anders krijg je uitslag. Ik zou dat de VVD willen toevoegen! De vergadering wordt vervolgens van 21.45 tot 22.30 geschorst. De voorzitter: Wij zijn gekomen tot de tweede termijn. Ik houd de volgorde van sprekers in de eerste termijn aan. De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. Wij zullen geen gebruik maken van de tweede termijn en zullen zo nodig een stemverklaring afgeven. Ik ga in deze ronde niet inhoudelijk op alle moties en amendementen in. De heer Kok (VVD): Voorzitter. Het lijkt mij verstandig om, gezien de hoeveelheid mies, de motie M1 over het snoeihout in te trekken. Daar moet ik echter een opmerking bij maken. Ik heb gehoord dat wat in de reacties van GS onder andere naar aanleiding van de commissievergaderingen en de schriftelijke reactie van GS d.d. 13 juni 2005 onderdeel uitmaakt van de beraadslaging. Zo heb ik een en ander gelezen en op die basis trekken wij de motie ook in. Onze andere moties brengen wij gewoon in stemming. De voorzitter: Aangezien de motie M1 is ingetrokken, maakt zij geen deel meer uit van de beraadslaging. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Het is mijn fractie opgevallen, dat veel partijen bij de algemene beschouwingen gebruik hebben gemaakt van rapporten en de cijfers daarin. Om die reden heb ik een interruptie geplaatst in het betoog van de heer Welten, om nog eens aan te tonen hoe belangrijk wij cijfers beginnen te vinden. Dat is niet alleen zijn partij, want ook mijn partij maakt zich daaraan schuldig. Ik wil toch een oproep doen om daartegen te waken. Zo nu en dan lijkt het hier wel een Maurice de Hondt: we laten eerst de cijfers regeren en dan pas gaan wij af op onze ervaring. Nogmaals, ik doe een oproep om dat de komende jaren te veranderen en eerst op onze ervaringen en eigen waarnemingen te
Provinciale Staten 22 juni 2005
33
vertrouwen en dan pas de cijfers. Daardoor zullen de debatten misschien ook veranderen, evenals de klantgerichtheid en de klantvriendelijkheid. Ook wat dat betreft, lijkt het mij van belang om alleen naar de cijfers te kijken. Ik heb vanmiddag van gedeputeerde Rietkerk begrepen, dat het soms heel legaal is om termijnen te overschrijden om de gang naar de Raad van State te voorkomen. Onze motie opcenten motorrijtuigenbelasting brengen wij in stemming, evenals onze motie over de groen-blauwe diensten brengen wij in stemming. Wij hebben toch echt begrepen, dat de roep om meer geld daarvoor groot is. Er wordt al wel geld beschikbaar gesteld maar er kan nog veel meer. Wij willen dat graag ondersteunen. Onze algemene politieke motie brengen wij eveneens in stemming, omdat wij van mening zijn, dat de verhouding – ook de financiële – tussen enerzijds de economische en ruimtelijke ontwikkeling en anderzijds sociale kwaliteit en welzijn scheef is. Wij willen investeren in mensen en dat vindt D66 op dit moment belangrijker. Onze motie over burgerparticipatie brengen wij eveneens in stemming, alleen al omdat de roep van de bevolking ons duidelijk maakt, dat er meer moet gebeuren. Wij kunnen niet achterover leunen en zitten wachten. Ik heb de opmerking van de heer Ranter goed begrepen, want ook de Staten hebben daar vanzelfsprekend een deel in. Ik wil dat ook graag op mij nemen. De motie over de voorkantparticipatie zullen wij ook in stemming brengen. Deze motie was erop gericht om een manier van werken te vinden om de voorkantparticipatie in provinciaal beleid vast te leggen. In het ambitiedocument staat iets over de mensen. Wij willen graag dat het een soort automatisme wordtn, dat eerst de bevolking erbij wordt betrokken. De heer Oldenburger (CU): Voorzitter. Ons amendement over het hospice in Enschede brengen wij toch in stemming. Ik moest even denken aan de woorden van de heer Kok bij zijn motie over Oldenzaal: soms moet je wel eens je nek uitsteken en dingen durven. Dat geldt ook hier. Het is een prima initiatief van de Staten dat wel gehonoreerd moet worden. Het is ook een bestaand initiatief. Het gaat om een heel hoge maar noodzakelijke investering om het van de grond te krijgen. Er is € 250.000 nodig, men werkt er hard aan en wij vinden het van buitengewoon belang om dit initiatief te blijven steunen. Wat betreft ons amendement over het mobiel erfgoed hebben wij goed geluisterd naar de gedeputeerde. De richtlijn komt eraan en de discussie zal spoedig worden gevoerd. Wij trekken het amendement dan ook in en komen hierop indien nodig bij de begrotingsvergadering terug. Voorzitter. Wat betreft de motie M3 van het CDA over de kwaliteitsimpuls van de ambtelijke organisatie vragen wij ons af wat er gebeurt als deze motie wordt aangenomen. Betekent dit een vertraging in de uitvoering van het beleid met betrekking tot de kwaliteitsimpuls? Dat zouden wij niet willen. Wij krijgen daarop graag een antwoord van het college. In de motie M6 van D66 over burgerparticipatie is het lastig, dat zoveel dingen tegelijkertijd worden genoemd. Mijn fractie zou graag meer mogelijkheden bieden maar anderzijds zouden wij graag een wat fundamenteler debat over het referendum willen houden. Wij zullen deze motie dan ook niet steunen. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Het referendum is een mogelijkheid, een instrument. Als er een meerderheid voor zou zijn, zou het college met een voorstel kunnen komen en dan kunnen wij erover spreken. De heer Oldenburger (CU): Als het college dat aangeeft, zullen wij er graag aan deelnemen. In deze motie gaat het ons net even te snel.
34
Provinciale Staten 22 juni 2005
Voorzitter. Wat betreft de motie M11 van D66 over de begrotingscyclus vinden wij met D66 de huidige systematiek niet goed. Wij lijken inderdaad twee of drie begrotingsvergaderingen in een jaar te krijgen. Wij hadden liever gezien, dat het heel strak werd gehouden en de begrotingsvergadering in november zou worden gehouden. In de huidige situatie geven wij D66 volstrekt gelijk in haar stelling, dat wij op dat moment ook over de meerjarenraming zouden moeten beschikken. In die zin steunen wij de motie van D66. Voorzitter. Wij merken, dat er op dit moment geen meerderheid is te vinden voor onze motie M12 over het ongehinderd logistiek systeem. Wij vinden de zaak echter dermate belangrijk, dat wij de motie niet in stemming willen laten komen en haar dus intrekken. Wij zullen in commissieverband zeker op het ongehinderd logistiek terugkomen, want de zaak is daar belangrijk genoeg voor. De voorzitter: Aangezien de motie M12 over het ongehinderd logistiek systeem is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. In deze termijn zal ik kort ingaan op een aantal moties en amendementen. Vooraf wil ik echter kwijt, dat mijn fractie blij is met de motie over de genocide van Assyriërs en Armeniërs in Turkije. De motie heeft lang boven de markt gehangen maar is uiteindelijk niet ingediend. Wij onderschrijven de ellende die in Turkije is aangericht, maar dit probleem dient internationaal te worden opgelost. Wij vragen ons af of zo'n debat onder de verschillende groeperingen de verhoudingen niet alleen maar verscherpt in plaats van tot een oplossing zal leiden. Er is namelijk maar één oplossing nodig en dat is een internationale oplossing. Wij hopen, dat Turkije verstandig zal worden. Voorzitter. Wij zullen de meeste moties en amendementen steunen, behalve de moties M11 en M12. Op een aantal moties krijg ik graag een toelichting in deze termijn. In de eerste plaats betreft dat de motie M16 over meer allochtone vrouwen in de zorg. Wij krijgen graag een toelichting omdat wij van mening zijn, dat hiermee enigszins een soort symboolpolitiek wordt bedreven. Anders gezegd: er wordt hoop gegeven aan een groepering die in een zwakke positie verkeert maar het is de vraag of die hoop ook daadwerkelijk kan worden nageleefd. Wij zien graag dat dit wat concreter wordt geformuleerd dan deze vrijblijvendheid. Wij zullen uiteindelijk wel met de motie instemmen maar krijgen toch graag een toelichting, waarbij de motie ook verder wordt aangescherpt. Ten aanzien van de motie M17 over de expertmeeting jeugdzorg, merk ik op dat wij sympathiek staan tegenover elke inspanning die de positie van jeugd en jongeren kan verbeteren. Wij zijn echter van mening, dat deze motie alleen maar leidt tot interactie tussen organisaties en waarschijnlijk zijn deze er ook al achter gekomen, dat de samenwerking op de verschillende gebieden kan worden verbeterd. Of dit in het voordeel van het jeugdwerk zal zijn, is voor ons de vraag. Voorzitter. Mijn fractie zal waarschijnlijk tegen de motie M20 over de maatschappelijke activering van Islamitische groeperingen stemmen. Zij zou daarop graag een toelichting krijgen of de fracties inderdaad in dezelfde valkuil willen trappen, zoals dat al jaren gebeurt. Het op dezelfde wijze willen doorvoeren van het integratiebeleid – een aantal groeperingen mogen meepraten en worden daarvoor gefinancierd – zonder te weten welke groeperingen het zijn. Misschien financieren wij hier wel bepaalde radicaal-islamitische groeperingen. Wie heeft de kennis om te oordelen dat dit niet zo zou zijn? Bovendien zijn wij er principieel op tegen, dat groeperingen worden gefinancierd die daarmee hun eigen cultuur in stand blijven houden zonder verdere bereidheid om verder te reiken dan hun grenzen en te integreren. Naar onze mening kan dat alleen maar averechts werken. Wij kunnen alleen instemmen met de motie M30, waarin in de strekking wordt opgenomen, dat projecten die voor jaarlijkse financiering worden geoormerkt ook jaarlijks worden
Provinciale Staten 22 juni 2005
35
geëvalueerd. Alleen op basis van een evaluatie kunnen wij kijken of zo'n project zijn maatschappelijk nut kan bewijzen om vooralsnog voor langdurige financiering in aanmerking te komen. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Ik wil een mondeling amendement indienen op motie M18 van de PvdA door op bladzijde 2 achter het woord "aanpak" een komma te plaatsen en de zinsnede toe te voegen "als onderdeel van de gebiedsprogramma’s." De voorzitter: De motie M18 is in bovengenoemde zin gewijzigd. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Binnen onze fractie hebben wij een aantal keren stilgestaan bij de motie M2 over Oldenzaal. Er kan natuurlijk geen sprake van zijn, dat wij de inhoud en de doelgroep niet sympathiek vinden. Dat onderstreept de provincie ook, want zij heeft subsidie gegeven. Wij maken op dit moment wel degelijk een andere afweging en zullen de motie niet steunen. Ondanks het zware weer dat de heer Kristen aankondigde voor de monumenten blijven wij eigenwijs en zullen wij de Staten om een uitspraak vragen. Wij handhaven onze motie M13. Voorzitter. In onze fractie hebben wij lang stilgestaan bij de motie M23 van het CDA over de sportactivering. Wij hebben de motie nog eens op ons laten inwerken en als het voorbeeld dat wij gebruikt hebben het goede voorbeeld is – dat van die bekende Rotterdamse boksschool waar van Wouter Bos tot heel Den Haag is geweest – en het beeldend uitdrukt, zijn wij met veel instemming voor die motie. Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik een opmerking gemaakt over de voorgenomen motie over genocide van Assyriërs en Armeniërs. Ik heb daarover nog enkele vragen gesteld. Een deel daarvan is voortreffelijk door het college beantwoord in de Reactienota. Ik had echter ook gevraagd of het college mogelijkheden zag om het debat in Overijssel te entameren. Het Gerd Ranterdebatcentrum zou daarin namelijk een rol kunnen spelen. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Wij zullen onze motie M28 over het industriedebat intrekken. Wij zijn tevreden met de beantwoording van GS en realiseren ons overigens ook, dat de Staten daarin een actieve rol zullen vervullen. Wij kijken daar ook naar uit. Wij hebben reeds onze motie M29 over doorstartende ondernemers ingetrokken. Wij trekken eveneens onze motie M20 over de maatschappelijke activering in, gehoord de reactie van GS. In dat opzicht zal de heer Yildirim teleurgesteld zijn maar ik zeg hem toe, dat ik hem weer tevreden kan stellen. Ik heb namelijk de stellige overtuiging, dat dit onderwerp terugkomt. Wij komen dus nog over die kaders te spreken en ik zal met grote interesse luisteren naar de inbreng van de SP-fractie. Gelet op de reactie van GS op de motie M15 over de dak- en thuislozen, waar men aangeeft op korte termijn met een pilot te willen starten, heb ik de indruk dat deze motie overbodig is en dat GS wel degelijk actief inspelen op hun verantwoordelijkheid maar toelicht dat een en ander complementair is en goed moet aansluiten bij de ketenverantwoordelijkheid van de diverse partners en dat toch ook niet de indruk mag worden gewekt, dat we daarmee een grotere groep aantrekken. Omdat wij de motie overbodig achten, zullen wij haar dus ook niet steunen. Een andere motie waarop ik een toelichting wil geven, is de motie M13 over de monumentenzorg. Ook wij delen de zorg maar wij zijn toch van mening, dat wij niet de lijn moeten opgaan die de indieners voor ogen staat en helder hebben aangegeven. Wij zijn tevreden over de reactie van GS in de commissie, namelijk om wel degelijk hinderlijk richting Rijk op te treden waar het gaat om het aanspreken op verantwoordelijkheden en te zoeken naar creatieve oplossingen. Het onderwerp komt gewoon terug in de staten.
36
Provinciale Staten 22 juni 2005
De voorzitter: Aangezien de moties M28 en M20 zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp meer uit van de beraadslaging. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. De voorzitter: Ik geef het woord aan gedeputeerde Jansen. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Het college kan prima leven met de aanvulling op motie M18. Het college is het daar volkomen mee eens. Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Ik heb geconstateerd, dat iedereen de kwaliteitsimpuls noodzakelijk acht. Wij willen de motie van de VVD- en CDA-fractie als volgt lezen, dat de Staten instemmen met een structurele verhoging van het personeelsbudget, dat de nieuwe instroom in 2006 € 0,625 ton en vanaf 2007 € 1,25 mln. mogelijk maakt, maar dat daarbij als voorwaarde wordt gesteld, dat op termijn het aantal Fte's wordt teruggebracht naar het geprognosticeerde aantal. Als dat het geval is, kan ik de vraag van de ChristenUnie of dit vertraging oplevert met "neen" beantwoorden. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik heb er behoefte aan om aan te geven, dat onze interpretatie van de motie is – in afwijking van datgene wat de heer Kristen in tweede termijn aangeeft – dat wij een terugkoppeling willen op de punten die in de motie zijn aangegeven. Dat zal in de commissie gebeuren. Wij gaan ervan uit, dat tot dat moment de acties en dus de uitvoering voorlopig nog bevroren zijn. Wij hebben aangegeven, dat wij een amendement een zwaar instrument vinden, maar het betekent wel degelijk, dat wij eerst de nadere toelichting krijgen en dat daarna onomkeerbare stappen worden gezet. Dat is in onze ogen niet onoverkomelijk, omdat dit op korte termijn moet kunnen gebeuren. De heer Kok (VVD): Stopt de trein? Dat is de vraag. We willen allemaal ongeveer hetzelfde – de kwaliteitsimpuls – maar we constateren dat de gedeputeerde nu wel heel hard loopt en nu al budgetten vrijmaakt, structureel en incidenteel. Wij willen meer helderheid hebben over de begrote lijnen in de toekomst, het meerjarenperspectief van de organisatie. De heer Kristen legt in ieder geval de motie anders uit en ik begrijp, dat er bij hem de zorg is voor deze komende drie of zes maanden als het gaat om de kwaliteitsimpuls door te voeren. Maar ons gaat het wel om het totaalplaatje. Gedeputeerde Kristen: Ik ben blij met de opmerking van de heer Welten dat een en ander op korte termijn moet. Als hij zich daarin kan vinden, is de korte termijn zodanig kort dat een en ander geen vertraging hoeft op te leveren. Ik ben daar gelukkig mee. De heer Kok wil graag informatie over het meerjarig perspectief als het om de organisatie gaat. Bij mijn weten ben ik daarop ingegaan, maar kennelijk is mijn uitleg onvoldoende. Als het om drie of vier maanden gaat, zijn mijn zorgen niet zo groot. Als bij hem de bereidheid bestaat om de discussie aan te gaan, dan heb ik vertrouwen in de afloop ervan. De heer Kok (VVD): Voorzitter. De heer Kristen zegt, dat ik de discussie wil aangaan maar hij geeft weer, dat hij een zorg heeft. Onze motie is helder en geeft aan wat wij willen – PS stellen in dezen – en de gedeputeerde geeft een zorg weer. Wij lopen niet weg voordat we de besluitvorming hebben gehad. Het lijkt mij verstandig om nu even de zorgen te delen: als we de motie aannemen, is het dan mogelijk om in september in de commissie een nadere invulling te geven aan de punten die wij in de motie genoemd hebben? In de commissie kan de gedeputeerde dat nader op inhoud duiden. Loopt hij daarmee gevaar met het doorzetten van de kwaliteitsimpuls? Die helderheid krijg ik graag, want wat ons betreft gaat de motie door zoals zij er ligt. In september komt de gedeputeerde naar de commissievergadering en geeft in ieder geval op de punten in de motie aan wat het beleid zal zijn.
Provinciale Staten 22 juni 2005
37
Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Het is absoluut niet mijn bedoeling nadere tegenstellingen – zo die er al zijn – aan te scherpen. Ik constateer, dat er kennelijk behoefte aan is om daarover verder van gedachten te wisselen. Laten wij dat dan in september doen. De voorzitter: Ik wil geen verwarring zaaien en daarom wil ik het nog even heel precies neerzetten. Wij hebben vandaag de besluitvorming over de Perspectiefnota. We hebben de vraag voorliggen om in commissieverband een nadere uitwerking te bespreken. Maar commissies nemen geen besluiten. Dan moet naar mijn mening of de Perspectiefnota worden doorgezet in die zin, dat de uitleg vereist is om haar te effectueren in de commissie, of er moet opnieuw besluitvorming plaatsvinden. Het is van tweeën een. De heer Kok (VVD): Voorzitter. Er komt een technisch aspect om de hoek kijken. Als de beantwoording voldoende zal zijn in september – dat vertrouwen hebben wij in ieder geval – maar het college iets anders wil dan de Staten, dan komen wij daarop bij de begrotingsbehandeling weer terug. De voorzitter: U maakt het in die zin helder, dat de Perspectiefnota wordt vastgesteld. Tussentijds vindt een debat plaats en de Perspectiefnota krijgt later een vertaling in de begroting. Kan het college met deze procedurele lijn leven? Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Dit levert inderdaad helderheid op. Op 6 juli is er overigens een vergadering van de commissie Economie en Bestuur. De heer Welten (CDA): Dan is er inderdaad een commissievergadering maar de gedeputeerde kan beter inschatten dan ik of hij tegen die tijd de concrete gegevens op tafel heeft liggen. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. De PvdA-fractie heeft gevraagd om te bezien of er mogelijkheden zijn voor een debat over alles wat met de genocide te maken heeft. Ik zal met de onafhankelijke kwartiermaker contact opnemen en bespreken wat de mogelijkheden zijn. Ik kom er bij de Staten op terug. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Bestaat er behoefte aan stemverklaringen? De heer Van Dijk (SGP): Voorzitter. Ik wil nog een enkele opmerking maken over de algemene politieke motie M5 van D66. Gelet op onze inbreng ten aanzien van de immateriële zaken – die wij als "mager" gekenschetst hebben – zullen wij deze motie steunen. Als de motie tot uitvoering komt, zullen wij ongetwijfeld wat uiteenlopende wegen hebben maar de overwegingen als zodanig onderschrijven wij. Wij onderschrijven de noodzaak van het project allochtone vrouwen in de zorg maar dergelijke projecten zouden naar onze mening door de provinciale steuninstellingen moeten worden opgepakt. Wij zullen de motie M16 derhalve niet steunen. Mevrouw Van Olphen (GroenLinks): Voorzitter. Wij zullen tegen de motie M17 over de expertmeeting jeugdzorg stemmen, omdat wij dit onderwerp via annotatie in de commissie aan de orde kunnen hebben. Dan hoeven wij niet voor de Bühne een motie te hebben, kunnen we eerder naar huis en hoeven we misschien de kroketten ook niet te hebben. Wat betreft motie M20 over de beleidsnotitie maatschappelijke activering verbaas ik mij erover dat hierover een motie is ingediend, dat in de commissie is getracht dit onderwerp breder te trekken maar dat er geen behoefte aan bleek te zijn. Er komt een toelichting en naar aanleiding van het antwoord van het college wordt de motie weer ingetrokken. Ik vind dit zonde van mijn tijd; ik vind het onderwerp heel belangrijk. Ik kan niet meer tegenstemmen
38
Provinciale Staten 22 juni 2005
maar wij moeten ons als verantwoordelijke volksvertegenwoordigers eens serieus afvragen welke Bühne wij willen bedienen. Ik vind dit een zeer onhandige wijze van werken. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter … De voorzitter: Dit is een stemverklaring! De heer Ter Schegget (PvdA): Ja, maar nu even ook heel precies! Voor deze vergadering hebben wij een vergadering gehad van fractievoorzitters en presidium. Daar is de procedure voor vanavond precies uitgelegd, waarbij de voorzitter een nadrukkelijk beroep op de Staten heeft gedaan om alle moties in te dienen die men onder de pet had. Mevrouw Van Golfen moet dan nu niet met het verwijt komen, dat moties alleen maar voor de sier zijn ingediend en vervolgens weer worden ingetrokken. Dat waren de afspraken! De heer Welten (CDA): Voorzitter! In de tweede plaats …. De voorzitter: Even een punt van orde! We gaan in dit kader van stemverklaringen geen debat meer voeren. Mevrouw Van Golfen heeft geen punt van orde naar voren gebracht. Zij heeft gezegd waarom zij tegenstemt en tegengestemd zou hebben. De heer Ter Schegget heeft gememoreerd wat is besproken. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik heb daar een heel korte verklaring aan toe te voegen. U hebt geconstateerd, dat een stemverklaring heel kort moet zijn. Als het om politieke boodschappen gaat, zou het interessant zijn om in de eerste en tweede termijn aan het debat deel te nemen en niet achteraf een dergelijke stemverklaring af te leggen wanneer er geen reactie van de andere partijen meer mogelijk is. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. De SP-fractie zal alleen akkoord gaan met de eerste bullet
van de motie M16 over het project allochtone vrouwen in de gezondheidszorg. De voorzitter: Dat zal als een aantekening in het verslag worden meegenomen, want u kunt alleen maar voor of tegen stemmen. Stemmingen De voorzitter: Ik constateer, dat de heer Rouwet niet meer aanwezig is en daarmee formeel als aanwezig is afgemeld. In stemming komt het amendement A2 van de fractie van de ChristenUnie over het hospice Enschede. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SP, de SGP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt de motie M10 van de fractie van D66 over de opcenten motorrijtuigenbelasting. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66 en de LPF voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M8 van de fractie van D66 over groene en blauwe diensten.
Provinciale Staten 22 juni 2005
39
De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de SP en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M21 van de fracties van het CDA en de PvdA over de breedtesport. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de SP, D66, de ChristenUnie en de LPF voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M2 van de fracties van de VVD, de ChristenUnie, GroenLinks, de SP, de SGP en de LPF over het hergebruik van het stationsgebouw Oldenzaal. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de ChristenUnie, GroenLinks, de SP, de SGP en de LPF voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M3 van de fracties van de VVD en het CDA over de kwaliteitsimpuls ambtelijke organisatie. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, het CDA, de SGP, de LPF en twee leden van de fractie van de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M4 van de fractie van de VVD over tradities en monumenten. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de SP, GroenLinks en de LPF voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de algemene politieke motie M5 van de fractie van D66. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de SGP, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M6 van de fractie van D66 over burgerparticipatie. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M7 van de fractie van D66 over voorkantparticipatie. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de LPF en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M9 van de fractie van D66 over de bereikbaarhe id. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is verworpen.
40
Provinciale Staten 22 juni 2005
In stemming komt de motie M11 van de fractie van D66 over de begrotingscyclus. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de LPF en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige ertegen, zodat zij is verworpen. In stemming komt de motie M12 van de fractie van de PvdA over de monumentenzorg. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de VVD, de SP, de ChristenUnie en de LPF voor deze motie gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. Door de afwezigheid van de heer Rouwet is deze motie met een meerderheid van één stem aangenomen. In stemming komt de motie M14 van de fracties van de PvdA, het CDA en de VVD over het Overijssels aanjaagproject Wonen boven winkels. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks en de ChristenUnie tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M15 van de fracties van de PvdA en de VVD over dak- en thuislozen in Overijssel. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de VVD, de SP, GroenLinks, D66, de ChristenUnie, de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M16 van de fracties van de PvdA en het CDA Op weg naar meer allochtone vrouwen in de zorg. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, het CDA, de VVD, de SP, GroenLinks, de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd, een lid van de fractie van de VVD, een lid van de fractie van GroenLinks en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M17 van de fracties van de PvdA en het CDA over de expertmeeting jeugdzorg. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de VVD en de SGP tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de gewijzigde motie M18 van de fractie van de PvdA over de stimulering verbreding plattelandseconomie. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie en GroenLinks tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M19 van de fracties van de PvdA en het CDA over economische bedrijvigheid in de pilot Ontwikkelingsplanologie IJsseldelta. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66 en GroenLinks tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.
Provinciale Staten 22 juni 2005
41
In stemming komt de motie M22 van de fractie van het CDA over het sportbeleid. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de SGP tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M23 van de fractie van het CDA over sportactivering. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de LPF, GroenLinks en de SGP tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M24 van de fracties van het CDA, de PvdA en de VVD over Overijssel op tijd. De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de motie M25 van de fracties van het CDA en de PvdA over Tijd voor kwaliteit. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de motie M26 van de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD, de ChristenUnie en de LPF over biogasinstallaties. De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de motie M27 van de fracties van het CDA, de PvdA en de VVD over Streekcentra Steenwijk en Hardenberg. De voorzitter: Ik constateer, dat deze motie eveneens met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de motie M30 van de fractie van het CDA over Meerjarige financiering. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de ChristenUnie tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de Perspectiefnota. De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de SP tegen de Perspectiefnota hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. Dames en heren! Ik wens u een heel goede vakantie! Wij zien elkaar in deze zaal terug op 14 september. Sluiting 23.20 uur..
42
Provinciale Staten 22 juni 2005