VERSLAG van de VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL
gehouden op woensdag 9 november 2005
Aanvang 18.00 uur Voorzitter: de heer Jansen. Griffier: de heer Alberda van Ekenstein. Aanwezig zijn 56 leden, te weten: Antuma (CDA), Antuma-Duisterwinkel (CDA), Beckmann (CDA), Been (VVD), Van der Bent-van den Hout (ChristenUnie), Beugelink (CDA), Broezevan der Kolk (CDA), Bussink (VVD), Van Dalfsen (PvdA), Dalhuisen (PvdA), D. van Dijk (SGP), G. van Dijk (D66), Dijkhuis (LPF), Dijkslag (VVD), Engbers (CDA), Evering (CDA), De Greef-Moes (D66), Haan (VVD), Harmelink (PvdA), Van Harsselaar-Timmer (VVD), Hollemans (CDA), Husselman-Oosterom (CDA), Jaegers (PvdA), Kerkdijk (CDA), Knoeff (CDA), Koggel-Alferink (CDA), Kok (VVD), Koopman (CDA), Leussink (CDA), LeusinkJonker (PvdA), Van der Lied-Homeijer (PvdA), Lulofs (PvdA), Morskate (CDA), Netjes (CDA), Nieuwenhuis (ChristenUnie), Van Olphen (GroenLinks), Van Ommen (SP), Oostra (ChristenUnie), Pot (PvdA), Relker (PvdA), Ter Schegget (PvdA), M. Schipper (CDA), P. Schipper (VVD), Schulten (CDA), Sijbom (VVD), Slijkhuis (CDA), Tunc (PvdA), Visscher (VVD), Visser-Hendriks (CDA), Voortman (PvdA), Weegenaar-Bosch (CDA), Weijnen (PvdA), Welten (CDA), Wichers Schreur (CDA), Yildirim (SP) en Zwart (PvdA). Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA), Ranter (CDA) en Rietkerk (CDA). De voorzitter: Ik open de vergadering en verzoek u allen te gaan staan om even stil te staan bij het overlijden van de oud-Commissaris der Koningin, de heer mr. J.L.M. Niers. Verleden week bereikte ons het bericht dat de heer Niers, oud-Commissaris van deze provincie, in zijn woonplaats Denekamp is overleden. De heer Niers heeft vrijwel alle functies in het openbaar bestuur bekleed. Voor de KVP was hij lid van de Eerste Kamer, later werd hij fractievoorzitter voor die partij in de senaat. De heer Niers was Commissaris der Koningin in Overijssel van 1972 tot 1988. Daarvoor was hij tien jaar lid van Gedeputeerde Staten met in zijn portefeuille onder meer ruimtelijke ordening, bestuurlijke organisatie en volkshuisvesting. Hij begon zijn politieke carrière als raadslid in de gemeente Hengelo. Velen herinneren de heer Niers zich als een bestuurder pur sang. Hij was een man die zich, onder andere in Den Haag, diplomatiek inzette voor de provincie Overijssel, maar deed dat vooral in stilte, achter de schermen; hij was een belangenbehartiger. Hij maakte zich in Overijssel sterk voor de coördinatie van de rampenbestrijding, civiele verdediging, openbare orde en politiezaken. Hij trad op als voorzitter van de Raad voor de territoriale decentralisatie, de huidige Raad voor het openbaar bestuur.
Ik noem enkele belangrijke punten uit zijn ambtsperiode. Als eerste de officiële opening van het nieuwe provinciehuis in mei 1973 door de toenmalige koningin Juliana. Als tweede noem ik een belangrijk punt in die jaren, namelijk de provinciale herindeling, een problematiek waarbij de heer Niers zelf ook nauw betrokken was. Als derde noem ik de uitbreiding van het takenpakket van de provincie met name op het terrein van het milieu en het welzijn. Ten slotte noem ik de aanleg van de A1 en de sociaal-economische ontwikkeling waar hij zich sterk voor maakte. De heer Niers stond bekend als een harde werker die veel respect genoot in Overijssel. Hij was ook een bestuurder die waarde hechtte aan decorum. Voor wie hem persoonlijk kende, was hij een aimabele man. Hij mocht 80 jaar worden, maar laat ondanks die leeftijd een grote lege plek achter bij de familie, kinderen en kleinkinderen, maar zeker bij mevrouw Niers. Wij denken met dankbaarheid en respect terug aan hetgeen de heer Niers heeft betekend, in het algemeen en voor het openbaar bestuur in Nederland, maar toch in het bijzonder voor het openbaar bestuur in de provincie Overijssel. Ik verzoek u enkele ogenblikken stilte in acht te nemen. De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht. De voorzitter: Dames en heren. Er is ook nog gelegenheid om het condoleanceregister te tekenen. Dat lag vanmiddag in de hal van het provinciehuis, maar het ligt straks in de koffiekamer zodat eenieder dat desgewenst kan tekenen. U kunt weer gaan zitten, zodat ik u kan meedelen dat bericht van verhindering is ontvangen van de leden mevrouw De Bruin (GroenLinks), mevrouw Nijhof-Sander (CDA), Oldenburger (ChristenUnie), Rouwet (SP), Slagman (SGP) en Vruggink (GroenLinks). 1.
Vaststellen van de agenda
De voorzitter: Ik stel u voor, het bij velen van u inmiddels al bekende voorstel Noodplan Autistisch Spectrum Stoornis (ASS) (PS/2005/1211) als agendapunt 5a toe te voegen, want ik heb begrepen dat sommigen daarover iets willen zeggen. Met inachtneming van vorenstaande wordt de agenda vastgesteld. 2.
Inspreekrecht
De voorzitter: De burgemeesters van Hardenberg, de heer Meulman, en Steenwijkerland, de heer Apotheker, hebben aangegeven te willen inspreken over een van de ingekomen stukken, namelijk de ingekomen brief onder nr. 24 van de lijst brieven van derden van de commissie Ruimte en groen. Ik stel dan ook voor, beide heren bij dat agendapunt te laten inspreken. 3.
Vragenuur
De voorzitter: Ik heb begrepen dat de CDA-fractie vragen wil stellen over de uitkomsten van het rapport-Biesheuvel inzake de asbestproblematiek in de gemeente Hof van Twente. Ik geef mevrouw Antuma het woord. Mevrouw Antuma-Duisterwinkel (CDA): Voorzitter. Verleden week vrijdag kwam het rapport van de commissie-Biesheuvel uit, in 2003 was er ook al een rapport. Het CDA is nogal geschrokken van de uitkomsten van het onderzoek van deze commissie dat vrijdag ook aan 2
Provinciale Staten 9 november 2005
de Tweede Kamer is aangeboden. Het onderzoek is verricht in Goor en omgeving, in de Hof van Twente, maar is representatief voor het omliggende gebied. Het onderzoek bestaat uit twee delen. Het is enerzijds een evaluatie van het proces van de eerste fase van de Saneringsregeling Asbestwegen. De commissie stelt dat nog niet alle verontreinigingen in beeld zijn gebracht. De politiek heeft gekozen voor de goedkoopste oplossing van sanering, namelijk asfalteren. Dat betekent dat bij het herstel van wegen alsnog in asbesthoudend materiaal moet worden gewerkt. Daarom is registratie ook van zo groot belang. Als men weet dat men moet werken aan wegen die met asbestpuin zijn verhard, weet men ook dat men bepaalde maatregelen moet nemen. Het tweede deel van het rapport gaat over gezondheidsrisico's. Het blijkt dat zich een veel groter aantal gevallen van kanker voordoet dat echt gerelateerd is aan asbest in vergelijking met de rest van Nederland, zelfs bij mannen en vrouwen die niet direct een relatie hadden met de productie van het asbest. Is er in Overijssel inderdaad sprake van een niet volledig in beeld hebben van zogenaamde asbestwegen en -erven? Zo ja, hoe kan dat? Hoe staat het op dit moment met de tweede fase van die Saneringsregeling Asbestwegen? Is de aanpak daarvan nu wel sluitend of moet die eventueel nog worden aangescherpt? Krijgen wij mogelijk nog een derde fase, want blijkbaar zijn nog niet alle asbestwegen en -erven in beeld? Moet daar een einde aan gesteld worden, of moet je zoiets openhouden? Een grote groep burgers vraagt zich af hoe een en ander nu precies zit. Kunnen hun kinderen nog wel buiten spelen? Zijn alle wegen wel gecheckt? Is alles wel bekend van de historie van mijn nieuwe huis of boerderij? Wat zijn de eventuele risico's? Hoe verloopt de communicatie met de burgers hierover? Het rapport-Biesheuvel zegt dat dit dicht bij de mensen moet gebeuren. Kan worden aangegeven hoe die communicatie verloopt en wat er verder nog aan gaat gebeuren? Op internet kan men natuurlijk wel wat informatie halen, maar niet iedereen weet dat te vinden of heeft er toegang toe. Is er na uitkomst van dit rapport al overleg geweest met de desbetreffende gemeenten, het Rijk en de GGD? Kan in het kort worden aangegeven welke overheid precies waarvoor verantwoordelijk is? Welke maatregelen overwegen GS op korte en langere termijn gelet op de verantwoordelijkheid van de provincie? Ik denk hierbij niet alleen aan het programma Bodemsanering, maar ook aan zaken op het gebied van de volksgezondheid en de communicatie in de richting van de burgers. Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. Ook het College van GS is nogal geschrokken van de uitkomsten van de onderzoeken die verleden week vrijdag zijn gepresenteerd en die gaan over de evaluatie van de Saneringsregeling Asbestwegen 1ste fase en het epidemiologisch onderzoek, het gezondheidsonderzoek. Wij delen de bezorgdheid van staatssecretaris Van Geel van VROM die afgelopen vrijdag heeft gereageerd zowel in de richting van de media als in de richting van de Tweede Kamer. In die brief van de staatssecretaris wordt ingegaan op de benodigde vervolgacties vanuit de verantwoordelijkheid van VROM, maar ook vanuit die van de provincie en de gemeenten. De Wet bodembescherming wijst de provincie als het bevoegde gezag aan voor de sanering van gevallen van ernstige bodemverontreiniging, ook met asbest. Bij lichtere gevallen van bodemverontreiniging zijn de gemeenten het bevoegd gezag. Als het om asbest gaat is er, zeker als bepaalde normen worden overschreden, sprake van ernstige bodemverontreiniging. Het ministerie van VROM is gelet op het Besluit asbestwegen het bevoegd gezag voor de sanering van met asbest verontreinigde wegen en erven. De provincies Overijssel en Gelderland -- daar met name in Harderwijk -- voeren de
Provinciale Staten 9 november 2005
3
Saneringsregeling Asbestwegen 2de fase uit namens de Staat der Nederlanden, dus onder mandaat. De provincie Overijssel vervult daarbij een leidende en coördinerende rol. Hebben wij een compleet beeld van de asbestwegen en -erven? De inventarisatie en evaluatie gaven aan dat er een tweede fase nodig was. Wij zijn daarmee ook al een heel eind op streek, samen met het ministerie van VROM en vooral de gemeente Hof van Twente. Er zijn duizend situaties aangemeld, waarvan inmiddels al ruim 500 moeten worden aangepakt. Na aanbesteding willen wij volgend jaar februari/maart starten, zodat mensen die met dit probleem worden geconfronteerd ook zullen zien dat eraan gewerkt wordt en er een oplossing komt. De regeling Besluit asbestwegen kijkt echter sec naar de wegen en een heel klein stukje ernaast. Gelet op de resultaten van het onderzoek zegt staatssecretaris Van Geel terecht dat er dan ook iets breder zal moeten worden gekeken. Wij overleggen hierover met de betrokken instanties, met name VROM, en ik voorzie dan ook wel een derde fase. Bij de eerste en tweede fase werd gereageerd op aanmeldingen van mensen zelf en naar aanleiding van inventarisaties die er al lagen. Met name gelet op de uitkomsten van het gezondheidsonderzoek hebben wij volgens mij wel de verplichting om de derde fase met VROM door te lopen en daarbij wat meer verplichtende elementen aan te brengen, opdat iedereen iets kan melden en wij de zaken in beeld kunnen brengen. De inventarisatie voor de asbestbodemkaart met verontreinigingsgevallen zijn wij inmiddels al in zeven gemeenten gestart. Het gaat niet alleen om de Hof van Twente. Deze week worden daar de bestuurlijke overleggen over gevoerd. Wij hopen al die gevallen zo snel mogelijk in beeld te brengen samen met VROM en de betrokken gemeenten. In de commissie hebt u gehoord dat wij voor de saneringsregeling € 47 mln. van het ministerie van VROM hebben gekregen. Daar kunnen wij heel veel voor saneren, maar het is de vraag of dat wel voldoende zal zijn. In zijn brief aan de Kamer heeft de staatssecretaris al aangegeven dat hij zijn verantwoordelijkheid zal nemen. Ik zeg hier dat de provincie dat natuurlijk ook zal doen. Als wij alles in beeld hebben, wordt u daarover uiteraard nader geïnformeerd. Hoe is de informatieverschaffing in de richting van de burgers tot nu toe verlopen? Ook voordat de resultaten van het onderzoek bekend waren, werden enkele asbestzaken aangepakt. U weet nog wel de situatie van de wijk de Hogenkamp. Samen met de gemeente en gedeputeerde Kristen hebben wij in Den Haag geprobeerd daar de middelen voor beschikbaar te krijgen. Dat is goed gelukt. In deze wijk heeft de communicatie ook goed gewerkt. Wij horen dat van de mensen die er wonen en ook van andere inwoners van de Hof van Twente. Die communicatie gaat natuurlijk door. De gemeente is het loket en wij staan die met alle mogelijke middelen bij om informatie aan haar burgers toe te lichten. Zo nodig zijn wij daar ook bestuurlijk bij aanwezig en betrokken. Is er niet meer nodig na de onderzoeksresultaten? Ja. Deze week hebben wij al bestuurlijk overleg gehad met de Hof van Twente en het overleg met andere gemeenten zal nog volgen. Wij denken dat wij afgestemd met de GGD een korte informatiebrochure moeten maken voor de mensen die zich al gemeld hebben -- die duizend voor de wegen -- maar ook voor de mensen die zich in de toekomst zullen melden en dat wij die brochure ook toegankelijk moeten maken via het internet, opdat burgers daar met hun vragen terecht kunnen. Via internet en mogelijk andere publicaties moeten zij erachter kunnen komen waar zij bijvoorbeeld nog zonder zorgen kunnen wandelen. Er is ook overleg tussen de Hof van Twente, het Rijk, de provincie Overijssel en de GGD. Tijdens het gehele traject hebben wij overleg gehad op de geëigende momenten. De gemeente heeft het meest intensieve contact met de GGD en die wil ook haar verantwoordelijkheid nemen als het gaat om de adviserende en met name voorlichtende rol in de richting van de burgers over de risico's voor de volksgezondheid.
4
Provinciale Staten 9 november 2005
Mevrouw Antuma-Duisterwinkel: Voorzitter. Het is een goede zaak dat dit volop de aandacht heeft van ons provinciaal bestuur. Ik hoop dat het op die goede weg doorgaat. Mocht zich iets voordoen, dan vernemen wij dat wel in de commissie. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Wij hebben toch wat andere berichten uit de Hof van Twente, bijvoorbeeld dat de gemeente een informatiebijeenkomst heeft georganiseerd voor de pers waar gewone burgers niet bij aanwezig mochten zijn. Wij maken ons er dan ook grote zorgen om of de gemeente wel op een goede manier haar eigen burgers voorlicht. Gedeputeerde Rietkerk: Natuurlijk zal ik de commissie op de geëigende momenten informeren. De afgelopen weken hebben leden van ons College verschillende bezoeken aan verschillende wijken gebracht, maar met name in Goor en in de Hof van Twente. Van de mensen zelf horen wij iedere keer toch dat zij zeer tevreden zijn over de informatievoorziening van de gemeente Hof van Twente en van de provincie. Ook ik heb in de krant gelezen dat er wel wat kritiek was over de informatiebijeenkomst op vrijdag. Staatssecretaris Van Geel heeft ervoor gekozen om in de Hof van Twente een technische briefing te houden omdat er veel vragen waren van journalisten. Op die technische briefing zijn die journalisten geïnformeerd. Via het mediakanaal van de gemeente op het internet kan men daar verdere informatie over krijgen. Tot nu toe is het beeld toch dat de informatievoorziening goed heeft gewerkt. Los van alle zorgen en ernstige publicaties, de bewoners van de Hof van Twente en omgeving vragen maar één ding, namelijk zo snel mogelijk duidelijkheid, zo snel mogelijk saneren. Daar is men bij gebaat! De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Ik hecht eraan dat bewoners goed worden geïnformeerd over uitkomsten van rapporten, maar er is voor gekozen om eerst te pers te informeren. Wij hadden het dus liever andersom gezien.
De voorzitter: Ik denk dat de gedeputeerde daar zo nodig nog in de commissie op zal terugkomen en wil overigens, maar wellicht terzijde, nog opmerken dat er een belangrijke taak voor de desbetreffende gemeenteraad ligt als het gaat om de communicatie in de richting van de burgers en de kanalen waarlangs mensen zich tot de gemeente kunnen richten. 4.
Ingekomen stukken
De voorzitter: Ik verzoek de heer Haan vanuit de commissie Ruimte en groen zijn bevindingen te melden over de bespreking van de Streekplanafwijkingsprocedure Schöpkesdijk 1 te Heeten (PS/2005/1099). De heer Haan (VVD): Voorzitter. In de commissie is de vraag gesteld of dit nu al het moment voor de provincie is om te beslissen en of daarmee de gemeente niet voor de voeten zou worden gelopen. De gedeputeerde heeft duidelijk aangegeven dat dit wel het moment was om te beslissen, waarna de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks en de SP zich tegen het voorstel uitspraken en alle andere fracties zich ervoor.
De voorzitter: Is in uw commissie ook de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek (PS/2003/543) aan de orde geweest? De heer Haan (VVD): Jawel, en ook vrij uitgebreid. Niet elke fractie kon op dit moment al het groene licht geven. Wel vond men dat ermee moest worden doorgegaan en dat het college terug naar de commissie moest komen als er nieuwe feiten te melden zouden zijn. Geen enkele fractie wilde dus eigenlijk een carte blanche geven.
Provinciale Staten 9 november 2005
5
De voorzitter: Wat betreft nr. 21 van brieven/mededelingen van derden ontvangen, de zienswijze op de partiële herziening Ruimte en Water (PS/2005/1157) moet het advies luiden: "Om advies in handen te stellen van het College van Gedeputeerde Staten. In afwachting van dat advies het advies voorshands voor kennisgeving aan te nemen." In diezelfde lijst van brieven en mededelingen van derden ontvangen ben ik gekomen bij de brief van de burgemeesters van Hardenberg en van Steenwijkerland onder nummer 24 inzake voortzetting van het convenant Hardenberg-Steenwijk na 2007. Zoals gezegd, willen de burgemeesters van beide gemeenten hierover inspreken en ik geef allereerst het woord aan de burgemeester van Hardenberg, de heer B. Meulman. De heer Meulman: Mijnheer de Commissaris, leden van Provinciale Staten. In het begin van de 17de eeuw trad de stad Hardenberg toe tot de groep van Hanzesteden. De stad richtte haar eigen bestuurlijke organisatie in en kende tal van taken met daaraan gekoppelde verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De streekfunctie van Hardenberg kwam in het bijzonder tot uitdrukking in het alleenrecht voor het vervoer van koopmansgoederen over de Hessewegen en de Vecht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1941 werden Ambt en Stad Hardenberg tot één gemeente samengevoegd onder de naam Hardenberg. Die situatie bleef voortbestaan tot aan de herindeling in 2001. In dat jaar immers zijn Avereest, Gramsbergen en Hardenberg samengevoegd. Zoals u zich ongetwijfeld zult herinneren, was het doel van de samenvoeging een robuuste gemeente met ontwikkelingskracht en ambitie te creëren. Kort voor de herindeling, om precies te zijn in 1999, ondertekenden het provinciaal bestuur en de gemeentebesturen van Hardenberg en Steenwijk een convenant met als uitgangspunt de streekfunctie van beide steden Hardenberg en Steenwijk te benadrukken, onder meer door financiële steun te verlenen aan de realisering van projecten en voorzieningen. Op tientallen kilometers afstand tref je in de relatief dunbevolkte noordoost- en noordwestflank van de provincie geen schouwburg, koopcentrum, zelfstandig middelbaar onderwijs of ziekenhuis aan, behalve in de beide hoofdkernen Hardenberg en Steenwijk. De eerste anderhalf à twee jaar na de herindeling heeft het gemeentebestuur zich primair beziggehouden met het op orde brengen van de administratie, het in elkaar schuiven van verordeningen en het financieel beheer. Verder is veel energie gestoken in het leggen en verbeteren van contacten en betrekkingen met de vele instellingen en organisaties in de kernen die Hardenberg rijk is. Ook is in die periode fors bezuinigd. De fase daarna kenmerkte zich door het voorbereiden en vaststellen van plannen en weer daarna, de derde fase, zijn veel daarvan in uitvoering genomen. Morgen staat in Hardenberg de vaststelling van het eerste meerjarenplan uit de toekomstvisie op de raadsagenda. Daarin wordt de samenhang in plannen en de uitvoering ervan gelegd en verbeterd, maar worden ook allerlei nieuwe plannen en projecten aangekondigd. Enkele daarvan wil ik graag benoemen. Renovatie en uitbreiding theater De Voorveghter, het lokaal kennis- en ontmoetingscentrum, het stationsplein en omgeving, het Gezondheidspark bij het ziekenhuis, de herinrichting van het kernwinkelgebied en de Markt, de bouw van drie parkeergarages, een nieuw gemeentehuis, toeleiding van jongeren naar de arbeidsmarkt, varen op de Vecht tot in de kern Hardenberg, het zorgproject de Zwieseborg, de bouw van extra woningen voor starters en senioren, de aanleg van een atletiekbaan, investeringen in de opwaardering van de N34 en de N340 alsmede de spoorlijn TwenteDrenthe en de revitalisering en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. In 2004 en 2005 is rond de 30 ha verkocht. Vraagbundeling van de gemeente Hardenberg met het bedrijfsleven met betrekking tot aansluiting op breedband in de richting van het Twentse netwerk, enz., enz.
6
Provinciale Staten 9 november 2005
Mijnheer de Commissaris, leden van Provinciale Staten. Uit deze niet complete opsomming mag u afleiden dat Hardenberg niet stil heeft gezeten en dat de bouwkranen draaien. De raad van de gemeente Hardenberg heeft altijd op zeer constructieve en kritische wijze aangegeven welke initiatieven prioriteit in de voorbereiding en uitvoering verdienen. Ik voeg eraan toe dat de raad in nagenoeg alle gevallen unaniem was in de besluitvorming. Ik ben daar trots op. Over het eerder genoemde meerjarenprogramma wil ik nog kwijt dat de raad van Hardenberg van meet af aan de regie daarover in handen heeft genomen en gehouden. Raadsleden hebben veel avonden georganiseerd om de bevolking bij het opstellen van het meerjarenprogramma te betrekken. Ook dat is wel een compliment waard. Mijnheer de Commissaris. Het behoeft geen betoog dat het Hardenbergse gemeentebestuur de verwachtingen die bij de herindeling zijn uitgesproken wil realiseren. Zoals ik heb aangegeven, zijn de meeste plannen vooral op eigen kracht uitgevoerd. De renovatie van de Voorveghter, waarvoor een flinke provinciale bijdrage is ontvangen, is beslist een uitzondering. De opgave in de meerjarenvisie is echter toch andere koek. Natuurlijk zijn wij nog steeds blij met de gelden die wij op basis van het convenant hebben gehad. Daar zijn fraaie en goede projecten mee gefinancierd, maar zonder twijfel hebt u ook zelf reeds geconcludeerd dat de plannen die wij nu in voorbereiding hebben om een substantiëlere bijdrage vragen. Hardenberg en Steenwijkerland vervullen onmiskenbaar een streekfunctie. Een herindeling schept in dat opzicht ook verplichtingen. Beide kernen zijn volop in ontwikkeling. Allerlei cijfers bevestigen dat, bijvoorbeeld die over werkgelegenheid. U kunt dat ook zien op de flyer die wij voor u hebben gemaakt en op uw tafel is gelegd. Beide gemeentebesturen hebben ambities en concrete plannen geformuleerd om de streekfunctie verder te versterken. Ik spreek voor Hardenberg als ik zeg dat wij ons ook op eigen kracht tot het uiterste zullen inspannen om die ambities waar te maken, maar een substantiële steun van de provincie maakt het mogelijk om juist ook die streekfunctie verder te versterken. Financiële steun van de provincie maakt de kans van slagen groter. Vooral dan ook kunnen wij onze verantwoordelijkheid voor de regio waarmaken. Daarom pleit ik voor onder meer financiële afspraken in een ander convenant. Om u een idee te geven: een bijdrage die de naar rato berekening van de vijf grote steden in onze provincie nadert. Ik dank u voor uw aandacht.
De voorzitter: Ik geef nu het woord aan de burgemeester van Steenwijkerland, de heer H.H. Apotheker. De heer Apotheker: Mijnheer de voorzitter, leden van Provinciale Staten. Naast de streeken voorzieningenfunctie wil ik namens de twee Noordsteden, Noordstad-West en NoordstadOost, graag met u over de trekpaardfunctie spreken. De twee steden daarbinnen hebben de afgelopen vier jaren een positief saldo van 3000 extra banen in de economische werkgelegenheidskolommen opgeleverd. Als wij zien dat die twee noordelijke steden van uw provincie werken in hun netwerken met andere noordelijke gemeenten, dan kunnen wij toch wel zeggen dat deze netwerkontwikkeling verdere kracht verdient. Er kan ook geconstateerd worden dat de uitdaging die wij met de herindeling hebben gekregen -- wij moesten omvormen tot twee grote gemeenten met grote oppervlaktes en inwonertallen -- tot nu toe is waargemaakt. De robuuste gemeenten presteren ook robuust! Als wij dit zetten naast de werkgelegenheidsgroei per saldo van de vijf grote Overijsselse steden -- zoals u die terecht in uw grotestedenbeleid noemt -- moet worden geconstateerd dat die vijf steden in diezelfde periode 6000 extra banen hebben opgeleverd. Dat betekent dat in die vijf plus onze twee steden een totaal van 9000 extra banen zijn gecreëerd, waarvan Steenwijkerland en Hardenberg er 3000 voor hun rekening nemen. Dat betekent dat onze steden ook mensen gelukkig maken met die economische structuur en de banen die zij zo graag willen hebben. Het zal u duidelijk zijn dat naast Hardenberg ook het aloude Steenwijk, 750 jaar stad, graag Provinciale Staten 9 november 2005
7
die streek- en werkgelegenheidsfunctie mee wil ontwikkelen, ook in de toekomst. De eeuwenoude stad die al een regiofunctie had toen -- ik noem maar iets -- Heerenveen, Meppel, Hoogeveen, laat staan Emmeloord nog niet bestonden, wil graag zijn rol blijven spelen! Dames en heren. Over Heerenveen gesproken! Vergelijk de cijfers daarvan eens met uw eigen Hardenberg. Heerenveen heeft 17.000 banen in de werkgelegenheidskolom, Hardenberg 22.000! Laten ze dan een paar divisies lager voetballen, maar een economische werkstad is het wel degelijk! Mijnheer de voorzitter, leden van Provinciale Staten. Uw provincie is met onze instemming en met onze grote waardering bezig om economische netwerkontwikkeling te stimuleren en te faciliteren. Uw landsdelige samenwerking ten opzichte van het noorden van het land, zal zich terecht kansrijk richten op de buurprovincie Gelderland met de economische regio's als nationale netwerken en met de bijna nationale netwerken en met de stedendriehoeken. Terecht kijkt u dus -- zo is de kaart van Overijssel nu ook eenmaal -- een beetje naar het zuiden. De steden liggen ook aan de zuidrand van de provincie. Wij zeggen: vergeet uw noordelijke steden niet. Wij hebben van u een klein opstapje mogen krijgen in de gelden 2006. Wij gaan nu ook niet feitelijk om meer gelden pleiten. Wij zeggen alleen dat wij graag onze bijdrage in de Overijsselse structuurontwikkeling blijven leveren vanuit onze positie: uw twee noordelijke steden! Mijnheer de voorzitter. Ten slotte wil ik u namens onze twee gemeenten ons pleitverhaal in de vorm van een brief overhandigen.
De voorzitter: Ik dank u beiden voor uw inbreng. Ik heb weliswaar graag uw brief in ontvangst genomen, maar u zult zich verbazen over de snelheid waarmee binnen onze provincie soms wel eens wordt gecorrespondeerd. De brief was immers al aangekomen en opgenomen onder punt 24 van de lijst van brieven en mededelingen van derden ontvangen. Ik kom bij de lijst van brieven en mededelingen van het College met betrekking tot de commissie Verkeer, milieu en water. Ik verzoek de heer Oostra om verslag uit te brengen over de discussie in de commissie over de discussienota Investeren in duurzaam Overijssel (PS/2005/1070) en de rapportage Luchtkwaliteit 2004 (PS/2005/994). De heer Oostra (ChristenUnie): Voorzitter. De heer Klaasen heeft in de commissie melding gemaakt van het gesprek dat hij zal hebben met de minister over prioritering van projecten in het kader van het MIT. De commissie heeft aangegeven te willen discussiëren over de financiële inzet ten aanzien van de N18. Zij kan instemmen met de voorgestelde aanpak van de gedeputeerde, maar de vertegenwoordigers van de PvdA en het CDA hebben wel het voorbehoud van instemming van hun fracties gemaakt. De heer Welten (CDA): Mijnheer de voorzitter. Dat voorbehoud is gemaakt op basis van een mondelinge mededeling over een mogelijke bijdrage van de provincie van een behoorlijk aantal miljoenen. Onze fractie heeft daarover gesproken en zij heeft behoefte aan een schriftelijke onderbouwing alvorens zij zich over die bijdrage kan uitspreken.
De voorzitter: Ik zal dit meenemen bij de afronding van dit agendapunt. Ik verzoek de heer G. van Dijk te rapporteren over de bespreking in de commissie van de discussienota Investeren in duurzaam Overijssel en de rapportage Luchtkwaliteit 2004. De heer G. van Dijk (D66): Mijnheer de voorzitter. Wij hebben vanmorgen een zeer interessante discussie gehad tussen fracties onderling en met het College. De mening die vanuit de commissie naar voren kwam, was dat het ambitieniveau dat in de discussienota 8
Provinciale Staten 9 november 2005
stond wel een tandje hoger kon en ter plekke is dan ook besloten om het Presidium het voortouw te geven om dit agendapunt op de een of andere wijze, linksom of rechtsom, op de politieke agenda te krijgen. Met andere woorden, het Presidium moet ervoor zorgen dat er al dan niet via een workshop een concreet voorstel komt in onze Staten.
De voorzitter: Dank u wel. Ik kom vervolgens op de brieven en mededelingen die gerelateerd zijn aan de commissie Zorg en cultuur. Kan de heer Antuma iets vertellen over de bespreking van de Zwolle Kampen Netwerkstadvisie 2030 (PS/2005/1091) en misschien ook over de motie van Flevoland met betrekking tot jeugdzorg (PS/2005/1150)? De heer Antuma (CDA): Voorzitter. In tegenstelling tot de Stedendriehoek is de Netwerkstadvisie door onze commissie besproken in vrij behoorlijke unanimiteit. De rode lijn van het commentaar op de visie was dat de relatie met het provinciale grotestedenbeleid werd gemist, zoals dat met name tot uitdrukking komt in de sociale pijler, dat de financiële onderbouwing nogal zwak is en dat vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de betrokkenheid van de inwoners van beide gemeenten. Deze kanttekeningen zullen uiteraard in het verslag worden opgenomen en besloten is om dat ook te sturen naar de stuurgroep waarvan ook gedeputeerde Kristen deel uitmaakt. Met inachtneming daarvan kan de commissie Provinciale Staten adviseren om deze visie voor kennisgeving aan te nemen. Een even grote overeenstemming bestond over het verzoek tot ondersteuning van de door PS van Flevoland aangenomen motie. De commissie adviseert deze motie niet te ondersteunen op basis van een hele baaierd van argumenten, per fractie zeer verschillend, maar die zal ik u maar onthouden.
De voorzitter: Maar ik begrijp in ieder geval dat het wel allemaal argumenten tegen waren. Voordat wij overgaan tot de afdoening, vraag ik of nog iemand het woord wenst te voeren over de inspraakreactie van de twee burgemeesters? De heer Morskate (CDA): Voorzitter. Het is wat bijzonder dat bij ingekomen stukken "ingekomen" burgemeesters verschijnen. Het Statenvoorstel strekt ertoe om beide gemeenten in hun rol van streekfunctie te bevestigen en het College heeft daar aanleiding in gevonden om de rol die de provincie daarbij tot nu toe had gespeeld nader te onderzoeken. Wij zijn er blij mee dat alleen al het feit dat het College aan de Staten rapporteert dat het kansen ziet om die streekfunctie verder te ontwikkelen, leidt tot het verschijnen van deze burgemeesters. Wij roepen het College in ieder geval dringend op om hen niet te vaak te laten verschijnen door ervoor te zorgen dat er een adequaat onderbouwde verdere ontwikkeling tot stand kan komen op basis van de volgende Perspectiefnota waardoor kan worden verzekerd dat die functie van beide gemeenten in de noordrand van onze provincie echt goed ontwikkeld kan worden.
De voorzitter: Ik hoop dat ze voor andere onderwerpen wel terug mogen komen! De heer Visscher (VVD): Voorzitter. Wij hebben veel waardering voor beide insprekers en voor beide steden. Onze fractie heeft regelmatig contact met haar achterban in zowel Steenwijkerland als Hardenberg en heeft kunnen constateren dat men daar voortvarend werkt aan de verbetering van beide steden. Dat neemt echter niet weg dat wij het enthousiasme ietwat moeten temperen. Wij gaan akkoord met het voorstel van het College, namelijk om erover te gaan praten in het kader van het onderhandelingsakkoord 2008, dus ook in het kader van de Perspectiefnota 2008. Wij willen op dit moment niets toezeggen, maar staan uiteraard wel zeer positief er tegenover en zullen er ook positief naar kijken bij de discussie over de daadwerkelijke invulling van de bedragen. Daarbij zullen wij natuurlijk ook nauwgezet kijken naar de evaluatie.
Provinciale Staten 9 november 2005
9
De voorzitter: Heb ik het wel dat de heer Morskate sprak over de Perspectiefnota 2007 en u over de Perspectiefnota 2008? De heer Visscher (VVD): Ik heb gezegd dat wij akkoord gaan met het voorstel van het College en daarin wordt gesproken over 2008!
De voorzitter: Ik kom nu dan, zoals beloofd, terug op de N18. Daar zijn weliswaar geen stukken van, maar ik begrijp dat de discussie daarover is gevoerd naar aanleiding van een mededeling van de gedeputeerde. Ik verzoek de heer Welten daar nogmaals op te reageren. De heer Welten (CDA): Dat zal dan dezelfde mededeling zijn, voorzitter, of iemand moet nog behoefte hebben aan een nadere toelichting. Er werd gerapporteerd dat in de commissie een discussie had plaatsgevonden over de N18. Namens het College is mondeling mededeling gedaan over een mogelijke provinciale bijdrage van vele miljoenen en daar werd instemming mee gevraagd. Wij hebben daarbij het voorbehoud van instemming van onze fractie gemaakt. Wij hebben dat dus in de fractie besproken en geconstateerd dat wij, voordat wij daarmee zouden kunnen instemmen, behoefte hebben aan een nadere schriftelijke onderbouwing. Als die op korte termijn komt, kunnen wij ook snel reageren. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. In tegenstelling tot andere jaren heb ik dit jaar de commissie uitgebreid geïnformeerd over de onderhandelingen, in ieder geval de gesprekken die wij met de minister gaan voeren in het kader van de begroting van Verkeer en Waterstaat, met name omdat ik wist dat vooral de N18 voor de commissie en natuurlijk voor de Staten als geheel de nodige discussie zou kunnen oproepen. Ik heb de commissie daarom voorzien van wat meer achtergrondinformatie. Van de heer Welten begrijp ik dat het de CDA-fractie wenselijk lijkt om die ook aan het papier toe te vertrouwen. Ik zal zorgen dat die brief er aanstaande vrijdag zal zijn, ook omdat wij op 24 november al met de minister dat gesprek gaan voeren. Ter voorbereiding daarvan stelt het College het natuurlijk ook op prijs om de mening van de CDA-fractie in dezen te vernemen. De heer Welten (CDA): Ik dank de heer Klaasen voor deze toezegging. Het College is ook in staat gebleken om snel te handelen als het gaat om het voorstel dat aan de agenda is toegevoegd. Dat heeft het in 24 uur gedaan. Ik ben dan ook blij met de toezegging van de gedeputeerde dat ook in dezen snel zal worden gereageerd, zodat ook wij daar adequaat op kunnen reageren.
De voorzitter: Voor het overige meen ik te mogen concluderen dat Provinciale Staten zich kunnen verenigen met de voorgestelde wijze van afdoening. 5.
Voorstellen van Gedeputeerde Staten Hamerstukken
PS/2005/1041 Leges- en Precarioverordening Overeenkomstig het voorstel van GS wordt zonder stemming besloten. B-stukken
De voorzitter: Zoals gezegd, stel ik allereerst het noodplan ASS aan de orde. 5a.
10
PS/2005/1211 Noodplan Autistisch Spectrum Stoornis (ASS)
Provinciale Staten 9 november 2005
De heer Beckmann (CDA): Voorzitter. Voor ons ligt het Statenvoorstel Noodplan ASS, wat uitgebreider omschreven: Autistisch Spectrum Stoornis, een ernstige gedragsstoornis, vooral bij jongeren, waar nogal wat wachtenden op de lijst staan en waar dringende behoefte bestond aan een oplossing. Onze fractie wil haar complimenten uitspreken in de richting van het College van GS voor de voortvarendheid waarmee dit voorstel aan de Staten kon worden voorgelegd. Een dergelijke snelheid maken wij zelden mee, alle complimenten, alle lof daarvoor. Dit betreft niet in de laatste plaats de manier waarop het voorstel is uitgewerkt. Hiermee kunnen wij een aantal jongeren die zeer dringend hulp behoeven ook daadwerkelijk plaatsen. In de commissievergadering hebben wij begrepen dat dit al medio 1 januari 2006 kan gebeuren. Voor de desbetreffende ouders, waarvan ik weet dat enkelen nu op de tribune zitten, is dat een zeer hoopvolle mededeling. In de vorige commissievergadering, nog niet eens zo lang geleden, hebben wij hier al aandacht voor gevraagd. Vandaar ook onze complimenten voor de snelheid waarmee het College met een voorstel is gekomen. Wij hopen dat vaker mee te maken. In ieder geval, nogmaals dank daarvoor. De heer G. van Dijk (D66): Mijnheer de voorzitter. Dit voorstel is inderdaad een novum. De heer Beckmann heeft er al het nodige over gezegd, maar ik wil daar nog wel aan toevoegen dat het ook een precedent schept. Ik zeg dit met name omdat wij voor de behandeling van de begroting een motie achter de hand hadden waarin een substantieel bedrag als autonoom geld voor jeugdzorg werd gevraagd. Ik weet wel dat wij kleine bedragen autonoom bijleggen in de jeugdzorg, maar nu gaat het om een substantieel bedrag van een paar miljoen voor een belangrijke zaak. De snelheid waarmee gewerkt is, is absoluut lovenswaardig. Ik wil de gedeputeerde daar alle credits voor geven. Nogmaals, het schept een precedent, maar ten dele doen wij dat ook om eens jurisprudentie los te peuteren over die cruciale zin in de wet "een kind heeft recht op zorg". Wij ondersteunen dit voorstel van harte en ik zou bijna zeggen dat een voorstel dat niet is ingediend ook niet hoeft te worden ingetrokken, maar als wij de motie hadden ingediend, had ik hem na dit voorstel zeker ingetrokken, want met dit voorstel wordt precies het goede antwoord op die motie gegeven. Ik wil hiermee maar zeggen dat wij een motie die het College nog niet eens kent, hiermee gehonoreerd hebben gekregen. Dank u wel! Mevrouw Voortman (PvdA): Voorzitter. De afgelopen maanden hebben wij verschillende malen onze zorgen met betrekking tot de claims in de richting van het College geuit. De financiering door het Rijk enerzijds en het leveren van het recht op zorg anderzijds blijven wij verontrustend vinden. In ieder geval zijn wij blij dat voor deze jongeren en hun ouders een oplossing is gevonden. Wij gaan dan ook graag akkoord met dit voorstel. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. Onverwacht gisterenavond laat via de mail, nu in schriftelijke vorm ligt dit voorstel voor ons. De argumentatie van GS is voor ons glashelder en kunnen wij voor 100% onderschrijven. Ook wij willen een compliment uitspreken voor het slagvaardig optreden van GS, de desbetreffende gedeputeerde en niet te vergeten natuurlijk de ambtelijke medewerkers die dit op zo'n korte termijn hebben uitgewerkt in de vorm van een voorstel. Het woord "precedentwerking" is gevallen. Onze fractie is daar helemaal niet bang voor. Komen er nieuwe aanvragen, dan zullen die op hun merites worden beoordeeld en zullen ze of gemotiveerd worden overgenomen of gemotiveerd worden afgewezen! Mevrouw Van Ommen (SP): Vanmorgen in de commissie noemden wij dit een uitzonderlijke procedure voor een uitzonderlijk probleem. Wij zijn blij te zien dat het College slagvaardig
Provinciale Staten 9 november 2005
11
kan reageren op urgente zaken en wij hopen dat het in ieder geval in dat opzicht een precedent zal zijn! Mevrouw Van Harsselaar-Timmer (VVD): De VVD-fractie gaat met dit voorstel akkoord omdat, zoals ook wordt gesteld, de provincie verantwoordelijk is, er claims liggen, het een noodsituatie betreft vanwege ernstige escalatierisico's en omdat de VVD-fractie zich niet steeds wil verschuilen achter precedentwerking, maar flexibel en -- het is vaker gezegd -slagvaardig wil kunnen reageren. Het is jammer of eigenlijk kwalijk dat wij de situatie van deze groep niet eerder wisten en daar dus niet op hebben ingespeeld. Dit leert ons ons ook weer niet te sterk te richten op de toekomst, maar om ook naar de korte termijn te kijken. Het blijft een goede zaak dat derden ons scherp houden en, zoals gezegd, het is goed dat je kunt zien dat de provincie als het moet ook snel kan reageren. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. Uiteraard hartelijk dank voor de complimenten. Zoals mevrouw Van Ommen al zei, het gaat inderdaad om een uitzonderlijke procedure voor een uitzonderlijk probleem. Het College heeft hier gisteren goed bij stilgestaan en bezien waarom nu wel en in andere gevallen niet. Gezien de ernst van de situatie, de stapeling van risico's voor kinderen, hun omgeving en de samenleving als geheel, gekoppeld aan de lange wachttijden vonden en vinden wij nog dat wij nu moesten handelen. Vandaar dat met grote spoed dit voorstel aan de Staten is voorgelegd. Wij zijn natuurlijk zeer content met de Statenbrede steun, dat doet mij echt goed. Dat is inderdaad ook een goed signaal naar betrokkenen waarvan er enkelen op de publieke tribune zitten. Met uw besluit kunnen wij morgenochtend om 09.00 uur direct aan de slag en dat zullen wij dan natuurlijk ook doen. Het voorstel wordt vervolgens met algemene stemmen aangenomen. 6.
PS/2005/1042 Programmabegroting 2006 c.a.
De heer Welten (CDA): Voorzitter, Statenleden. Aan de orde is nu de Programmabegroting 2006. Deze begroting is een vertaling van de Perspectiefnota en daarom nu geen algemene beschouwingen. Voor zover wij dat nog niet wisten, heeft het Presidium ons dat wel duidelijk gemaakt. Wij willen deze begroting bespreken aan de hand van enkele centrale vragen. Is deze begroting wel een goede vertaling van de Perspectiefnota die wij in het voorjaar 2005 hebben besproken? Zijn de politieke accenten die de Staten toen hebben gelegd ook in voldoende mate door GS vertaald? Kunnen wij instemmen met de voorgestelde beleidsintensiveringen en de bestemming van het saldo? Laat ik meteen enige helderheid verschaffen. Wat ons betreft, is de begroting een goede vertaling en wij zullen dan ook geen amendementen voorstellen en ook geen amendementen steunen. Hier ligt een goede begroting voor en ik zeg dat om verschillende redenen. Het gaat om de kwaliteit van de begroting zelf -- complimenten daarvoor -- maar ook om de fase waarin wij in deze Statenperiode zitten. De tijd van startnotities, beleid maken, hebben wij nu langzamerhand wel achter de rug. Het komende jaar is ook echt het jaar van ruimte voor actie, dus uitvoering, resultaten boeken. Dat klinkt ook helder door in de diverse programma's die in de begroting zijn opgenomen. Het gaat om werkgelegenheid, innovatie bij bedrijven. In de begroting staan daarvoor goed onderbouwde voorstellen. Het gaat ook om bereikbaarheid, met name van de economische centra. Het gaat om het woningaanbod, in het bijzonder voor ouderen en starters. Het gaat om de reconstructie en de ontwikkeling van het platteland en het gaat last but not least om verkleining van de wachtlijsten bij de jeugdzorg. Voorzitter. Ik heb enkele opmerkingen over de vorm, de aard van de sturing die wij geven en over de inhoud. Daarnaast wil ik nog even ingaan op de aanvliegroute naar de Perspectiefnota 2007.
12
Provinciale Staten 9 november 2005
Qua vorm is er weer sprake van een verbetering in vergelijking met verleden jaar, weer een stap vooruit gezet in de richting van een beleidsinhoudelijke doelenbegroting. Er zijn toetsbare doelstellingen in opgenomen en meetbare prestaties. Die versterken wat ons betreft ook de kaderstellende en controlerende rol van PS. Als voorbeelden noem ik het programma Bestuur, de digitale dienstverlening, het gebiedsgericht werken en de internationalisering. Heldere opgaven, heldere prestaties. Eind dit jaar, maar tussentijds natuurlijk ook, zullen wij met GS bezien of al die doelen wel bereikt zijn. Maar, er verdwijnen er ook een paar, bijvoorbeeld bij het PVVP. Wij hadden daar twaalf prestatie-indicatoren, wij hebben er nu nog maar twee. Dat zegt ook iets over de mogelijkheden om te sturen. Maar het PVVP komt nog terug in enkele sessies. Wij zijn dus nog aan zet, zeker ook waar het gaat om de vertaling van de op zich goede discussies in september en oktober in de commissies, de vorming van de fondsen, maar ook de sturing van PS daarop. De vorige keer hebben wij bij de programmabegroting een amendement ingediend dat Statenbreed is ondersteund om financieel niet te zeer op hoofddoelstellingen te gaan sturen. Wij hebben toen gezegd dat het daar nog te vroeg voor was, maar dat wij dat na de evaluatie opnieuw zouden kunnen bezien. Ik zie dat wij klaarblijkelijk het juiste niveau van sturing hebben bereikt, want GS hebben geen voorstellen gedaan om het anders in te richten. Ik ben benieuwd naar de reactie van GS op dat punt. Nu naar de inhoud, in eerste instantie de toetsing aan de Perspectiefnota. Ik heb al gezegd dat wij het in algemene zin een goede vertaling vinden. Politieke accenten zijn terug te vinden, onder andere een versnelling en een intensivering van de aanpak van een selectief aantal maatschappelijke vraagstukken. De discussie -- u zult het zich ongetwijfeld nog herinneren -- stond in juni in het teken van majeure projecten. Wij zien nu zo'n 15 mln. extra impulsen in deze begroting versleuteld aan thema's als economie, innovatie -- wij zien goede projecten in de kennisintensieve maakindustrie -- groene en blauwe diensten, maar ook aan het majeure thema bouwen en wonen, het stimuleringsfonds woningbouw. Onlangs hebben wij gehoord dat opnieuw een aanjaagprogramma is opgesteld. Een ander voorbeeld is het majeure thema maatschappelijke participatie. Wij zien daar een vertaling van het langer zelfstandig wonen, waar ook de Staten veel waarde aan hechten, en ook het onderwerp islamitische activering. Wat wij ook zien is dat krachtige uitvoering van beleid soms erg afhankelijk is van besluitvorming elders, bijvoorbeeld in Den Haag, zoals bij het programma Landelijk gebied. Wij vragen het College dan ook om bij de beslissende overheden te blijven aandringen op spoedige besluitvorming over bijvoorbeeld de Wav, de Habitatgebieden en de EHS. Als ik het over de inhoud heb, heb ik het ook over de vertaling van de moties van PS. Wij sturen op hoofdlijnen, via debatten, door vaststelling van belangrijke Statenstukken, maar ook via moties. Ik moet eerlijk zeggen dat het soms wel eens zoeken is naar de vertaling van GS van Statenuitspraken bij de Perspectiefnota. Het gaat niet alleen om de financiële vertaling, die is zo nu en dan nog wel eens terug te vinden, met name in het financiële hoofdstuk, maar vooral om de beleidsmatige effecten. Ik wil bij enkele moties nog even stilstaan. In de moties over sport hebben wij de positieve bijdrage onderstreept die sport levert op het gebied van volksgezondheid, economie en deelname aan de samenleving, maar ook integratie. De moties die op dat punt zijn ingediend, hebben brede steun gekregen van PS maar ook van GS. Er zijn ook heel veel positieve reacties uit de samenleving op gekomen. Wij verwachten nu een sportnotitie die de ambities waarmaakt met een koppeling aan het vernieuwde Rijksbeleid met ook verhoogde aandacht voor sport en aan sociale actie. Met de moties over de kwaliteit van de dienstverlening is Statenbreed uitgesproken dat provinciale dienstverlening zichtbaar en meetbaar moet worden gemaakt voor inwoners, Provinciale Staten 9 november 2005
13
instellingen en voor bedrijven. De Statenbehandeling van het plan van aanpak was gevraagd in 2005. Het is dus dringen geblazen. Wij verwachten dan ook dat dit plan in december in de commissie komt en wellicht zelfs al in de Staten. Wij hebben hier goede verwachtingen van. Concrete resultaten willen wij ook boeken in het begrotingsjaar 2006, met doelstellingen en indicatoren. Hoe het College dat gaat coördineren en of er al zicht is op inbedding in de programma's hoor ik straks graag. Ik had eigenlijk ook nog iets willen zeggen over de motie over het convenant HardenbergSteenwijkerland, maar die is zojuist al voldoende aan de orde gekomen. Aan het slot van mijn bijdrage kom ik nog terug op de motie over PM-posten. De motie over maatschappelijke activering hebben wij uiteindelijk niet ingediend omdat GS hadden toegezegd die volledig te zullen uitvoeren. Het moet gezegd worden: GS zijn snel met een beleidsnotitie gekomen. Ik verwacht dat met dezelfde snelheid en alertheid, zoals ook was gevraagd, een beleidsnotitie met toezichtskader aan de Staten zal worden voorgelegd. Het is prachtig overigens dat de deze week eerste koninklijk onderscheiden imam in ons Overijsselse Hengelo woont. De motie over de Kwaliteitsimpuls leverde aanvankelijk een moeizame discussie op, maar heeft uiteindelijk toch geleid tot een goed bestuurlijk kader waarbinnen de noodzakelijke professionalisering van de organisatie vorm kan krijgen. Voorzitter. Ik wil ingaan op een onderwerp dat niet zozeer met deze programmabegroting te maken heeft, maar wel een aanvliegroute betreft naar de Perspectiefnota 2007. Het afgelopen jaar hebben wij heel veel gesproken over het PVVP en hebben wij goede inhoudelijke accenten gezet. Nu komt het aan op uitvoering en dus ook op financiële onderbouwing. Wij hebben mobiliteit in Overijssel als belangrijk thema benoemd. In april hebben wij moties aangenomen, hebben wij de dynamische beleidsagenda behandeld, hebben wij een discussie gehad over fondsen en hebben wij de netwerkanalyses afgesproken die in het voorjaar zullen komen. Wij zien het belang van mobiliteit met name met betrekking tot werkgelegenheid, de bereikbaarheid van de economische centra. Maar, er zit een gat in de dekking, ook bij dit nieuwe voorliggende meerjarenperspectief. Dan zijn de consequenties van de netwerkanalyses nog niet meegenomen. Volgens onze berekeningen, waarbij wij ons hebben laten ondersteunen door expertise in dit huis, is er minimaal 80 mln. nodig voor de uitvoering van het PVVP in de periode 2007 tot 2011. Daarom zullen wij samen met de VVD en de ChristenUnie een motie indienen die GS oproept om bij de Perspectiefnota 2007 de benodigde middelen te reserveren voor de uitvoering van het PVVP voor de periode 2007 tot 2011. Dit soort momenten zijn wel de momenten om iets mee te geven voor de voorbereiding van de Perspectiefnota voor het volgende jaar. Ik heb begrepen dat over het thema duurzaamheid in de commissie een goede discussie is gevoerd op basis van een notitie van GS. Wij zien dan ook uit naar de Statenbehandeling. Investeren in een veilige en schone leefomgeving -- het begrip "rentmeesterschap" komt daarbij voor ons naar boven -- is van belang, maar ook kansen om het begrip "duurzaamheid" te koppelen met innovatie, met werkgelegenheid. Er is een motie opgesteld, naar mijn indruk mede naar aanleiding van de discussies die vandaag gevoerd zijn, die de PvdA mede namens ons zal indienen. Bij de Perspectiefnota is uitgebreid over de monumentenzorg gesproken. De problematiek is dus bekend. Veel monumenten in Overijssel komen door de wijziging van het Rijksbeleid in gevaar. Verval dreigt en onrust bestaat bij eigenaren. Van belang is dan ook dat extra financiële middelen beschikbaar komen. Wij hebben een motie voorbereid om via GS een krachtig signaal in de richting van Den Haag af te geven om daar de verantwoordelijkheid na te komen. Daarnaast en zeker na de Statenuitspraak van juni met de motie van PvdA en 14
Provinciale Staten 9 november 2005
VVD, waarmee de Staten hebben uitgesproken dat de provincie bereid moet zijn om aanvullend bij te dragen, zeg ik namens de CDA-fractie dat wij dat ook nu nog vinden en dat wij mede met de PvdA een motie zullen indienen. Die komt erop neer dat de Rijksverantwoordelijkheid op dit punt bovenaan staat, dat wij met een soort multiplier effect aanvullend willen ondersteunen, maar dat ook derden dat moeten doen. Dat lijkt ons een goede zaak. Sturen op afstand betekent voor ons sturen op hoofdlijnen en niet bovenop de uitvoering zitten en ons verdiepen in details. Men zal zich ongetwijfeld de boeiende discussies rondom stroomlijning en sturing nog herinneren waarin wij met GS de degens hebben gekruist. Ik haal nog even een citaat van Elzinga aan dat wij ten volle ondersteunen: Bemoeien met uitvoering is soms nodig om kaderstelling en controle goed te kunnen uitvoeren. Ik wil dat met een voorbeeld adstrueren. De stad als theater, een groot evenement met grote regionale uitstraling, misschien zelfs wel landelijk, in Zwolle. Dat dreigt provinciale subsidie mis te lopen. Kort geleden hebben wij daar kennis van genomen. Als wij dan alleen achteraf zouden toetsen op grond van de afgesproken kaders, zouden wij pas eind 2006 kunnen constateren dat een belangrijk evenement geen doorgang heeft kunnen vinden. Dan is dat toch te laat en zijn wij uiteindelijk niet goed bezig met de invulling van onze rol. Daarom brengen wij op dit moment dit voor Overijssel zo belangrijke evenement onder de aandacht en vragen wij nu aan GS waarom dat niet door dreigt te gaan, wat zij ervan vinden en wat zij er eventueel aan kunnen doen. Wellicht zou met de gemeente Zwolle gezamenlijk kunnen worden bezien of het doorgaan dit jaar niet in gevaar hoeft te komen. Ik kan overigens verschillende redenen noemen waarom dit evenement zou moeten doorgaan, maar kan de afweging niet maken. Die wil ik graag aan GS overlaten. Er zijn echter veel vrijwilligers bij betrokken, het heeft een belangrijke uitstraling, het bedrijfsleven is er zeer bij betrokken, Zwolle subsidieert ook stevig en ik vind eigenlijk dat als wij toch naar een goed evenwicht in de provincie zoeken dit wel een goede pendant is van het muziekfestival in Enschede. Voorzitter. Ik ga kort nog even in op de mogelijke bijdragen en te verwachten initiatieven van andere fracties en noem met name dan de motie over plattelandsjongeren die door de ChristenUnie zal worden ingediend. Wij zien die als een vervolgsteun voor plattelandsjongeren, als vervolg op de motie die in mei 2005 is aangenomen. De regeling blijkt zeer succesvol en wij bepleiten dan ook voortzetting daarvan. Ter afronding kom ik nog op het budgettair perspectief. Het meerjarig budgettair perspectief is rooskleurig, mede door de ingezette lijn van GS om enkele grote thema's na 2007 op PM te zetten. Bij de Perspectiefnota hebben wij een motie ingediend die breed door de Staten is ondersteund om bij majeure thema's de PM-posten in de meerjarenraming in te vullen. In de daarop volgende discussies in de commissies toonden Gedeputeerde Staten zich tot nu toe terughoudend. Niet over het graf heen regeren, was het devies. Het CDA acht het van belang om in de richting van de samenleving maar ook van andere partners helderheid te verschaffen over de grote financiële consequenties maar ook de grote maatschappelijke betekenis van een aantal trajecten die wij als Staten hebben ingezet vanuit onze kerntaken. Het is van belang om helderheid te scheppen over de continuïteit. Dat doen GS in het voorstel bij deze begroting in ieder geval bij een aantal thema's, namelijk IJsseldelta, Olasfa en PVVP, maar wij vinden dat die lijn moet worden doorgetrokken. Ik noem een aantal niet helemaal willekeurige voorbeelden: innovatie, revitalisering van bedrijventerreinen, water, bodemsanering, reconstructie, het Stimuleringsfonds woningbouw, stedelijke vernieuwing, GSB, het Vitaliteitsfonds en de groene en blauwe diensten. Nogmaals, ik pretendeer geen volledigheid, maar wil wel aangeven dat dit grote projecten zijn waar veel miljoenen mee gemoeid zijn en dat de samenleving belang heeft bij de continuïteit van deze projecten. Natuurlijk realiseer ik mij heel goed dat wij ook weer verkiezingen krijgen, dat wij ook weer een nieuw akkoord zullen moeten sluiten, maar het is toch uitgesloten dat wij enkele van deze belangrijke projecten rigoureus stoppen? In ieder geval willen wij die discussie graag voeren bij de Perspectiefnota 2007. Wij dringen er dan ook op aan om die PM-postenmotie Provinciale Staten 9 november 2005
15
van juni 2005 daadwerkelijk uit te voeren, Ik hoop en verwacht eigenlijk dat enkele andere fracties ook dit pleidooi zullen houden. Mocht het antwoord van GS niet in de door ons gewenste richting gaan, dan hebben wij een motie achter de hand om in tweede termijn in te dienen. Als ik deze lijn doortrek, is het dictum van de begroting bij onderdeel 3 waar het gaat om het oormerken van drie projecten voor ons toch iets te ruim geformuleerd. Het CDA ziet graag dat de Staten bij de Perspectiefnota voorstellen krijgen voorgelegd om de onderlinge verdeling en bestemming mee te bepalen. Dat doen wij dan ook via een motie die mede wordt ondersteund door de PvdA en de VVD. Voorzitter. Namens de CDA-fractie wil ik mijn dank en complimenten uitspreken aan GS en de gehele organisatie voor de totstandkoming van deze programmabegroting 2006.
De voorzitter: Door de fractie van het CDA zijn ingediend motie M1 over het PVVP, motie M2 over monumentenzorg en motie M3 over het oormerken restant begrotingsruimte en vrije ruimte algemene reserve. Deze moties zullen worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Oostra (ChristenUnie): Voorzitter, collega's. De ChristenUnie wil enkele algemene opmerkingen over een aantal onderwerpen maken en enkele moties nader toelichten. In vergelijking met de Perspectiefnota 2006 is de financiële positie van de provincie weer beter geworden: ca. 33 mln. kan worden gereserveerd voor enkele grote projecten, ruim tweemaal zoveel als bij de Perspectiefnota werd verwacht. Dit bedrag kan nog worden verhoogd met de Wavin-gelden en waar mogelijk Vitens-gelden, waardoor in totaal circa 125 mln. beschikbaar zal zijn. Wanneer de ontwikkelingen op het gebied van de energiesector werkelijkheid worden, komt opnieuw veel geld beschikbaar voor de wat langere termijn. Bovendien kan worden geconstateerd dat hoegenaamd geen sprake meer is van langlopende geldleningen. Al met al, een riante financiële positie. De vraag dringt zich op hoe wij dat structureel kunnen uitbuiten. Wij voelen er niet voor om incidenteel voor sinterklaas te spelen. De burgers van Overijssel zijn het meest gebaat bij structurele oplossingen van bestaande problemen. Wij roepen GS op om een debat voor te bereiden dat ertoe leidt dat in het voorjaar 2006 bij de behandeling van de Perspectiefnota richtinggevende uitspraken kunnen worden gedaan over de financiering van grote projecten. Daarbij gaat onze voorkeur uit naar projecten waar wij autonoom kunnen handelen en voldoende zelf kunnen sturen. In de positief ontvangen paginagrote advertentie waarin de fractievoorzitters reageren op de begroting blijkt dat velen zich met ons grote zorgen maken over de achterblijvende werkgelegenheid in relatie tot de ambities in Ruimte voor actie, ondanks de vele inspanningen van gedeputeerde Abbenhues. Kennelijk zijn er zo veel ontwikkelingen waarop niet of nauwelijks invloed kan worden uitgeoefend dat provinciale sturing om ambities te halen wel heel erg lastig wordt. Zonder extra inspanningen lijken de ambities niet te worden gehaald. De grote vraag is hoe wij die negatieve spiraal kunnen doorbreken. Het antwoord daarop is niet gemakkelijk. Naast investeren in grote projecten moeten wij mogelijk meer dan wij nu al doen medefinancier worden van interessante ideeën die mensen ontwikkelen. Onlangs las ik over een mogelijke start van een ecologisch bedrijfsverzamelgebouw voor starters in Enschede. Voor relatief weinig geld kunnen wij mensen op weg helpen en aan het werk krijgen. Vaak zijn overheden bij dit soort initiatieven niet ontwillig, maar reageren zij te traag. Daarom is het van belang om voor dit soort initiatieven meer ruimte te creëren, bureaucratische rompslomp snel op te ruimen en efficiënt te reageren. Dat helpt initiatiefnemers de moed erin te houden. Kunnen wij overigens iets met dat Enschedese project?
16
Provinciale Staten 9 november 2005
Een infrastructuur die een blijvende goede bereikbaarheid garandeert is van buitengewoon belang voor de economische ontwikkeling en dus ook voor de werkgelegenheid. Naast de projecten van het Rijk zal de provincie moeten blijven investeren in een goede bereikbaarheid van steden en dorpen. Dat betekent meer geld voor de uitvoering van het PVVP. Dat zal een belangrijke rol moeten spelen in het eerder genoemde debat in het voorjaar. De noodzaak van meer geld voor het PVVP onderstrepen wij in een gezamenlijke motie met het CDA. Wij vinden het verder van belang dat de Staten de ontwikkeling van de mobiliteit goed kunnen blijven beoordelen en waar nodig richtinggevend kunnen sturen. Daarom is het niet goed dat in vergelijking met de begroting 2005 diverse indicatoren van subdoelen niet meer specifiek in de begroting worden genoemd. Bij motie vragen wij de Staten GS te verzoeken om een drietal indicatoren weer op te nemen; de eerste met betrekking tot doorstroming van het wegverkeer op rijks- en provinciale wegen, de tweede voor toename van het gebruik van het openbaar vervoer en de derde voor het stimuleren van het gebruik van de fiets. Zorg voor elkaar. Met voldoening hebben wij geconstateerd dat de regeling voor jonge agrariërs succesvol is. In 2005 niet benutte gelden willen wij graag beschikbaar houden voor 2006. Het is niet ondenkbaar dat het ministerie in 2006 met een tweede tranche komt. Wij vinden het van belang dat wij in Overijssel daarbij aansluiten. Samen met het CDA dienen wij hiertoe een motie in. Wij zijn blij dat deze motie inmiddels ook gesteund wordt door veel andere fracties. Voorzitter. Het laatste punt waarvoor de ChristenUnie de aandacht wil vragen, is onze zorg dat steeds meer mensen de aansluiting bij ontwikkelingen gaan missen en zo in een sociale achterstand terechtkomen met alle gevolgen van dien. Projecten als Voedselhulp en Stichting Leergeld zijn sprekende voorbeelden van waar wij in Nederland terecht zijn gekomen. Het benadrukken van eigen verantwoordelijkheid is mooi, maar niet eenieder kan dat aan of heeft daarvoor de mogelijkheden. Solidariteit en betrokkenheid bij elkaar dreigen steeds meer te verdwijnen. Dat vinden wij zorgwekkend. De kloof tussen hen die het goed hebben en hen die de boot dreigen te missen, zullen wij moeten dichten. Daarin ligt een belangrijke prioriteit. De Stichting Leergeld stelt zich ten doel te voorkomen dat schoolgaande kinderen uit minimagezinnen ten gevolge van armoede worden gehinderd in hun ontwikkeling en terechtkomen in een sociaal isolement. De stichting, die in meer Overijsselse gemeenten actief is, schat dat in Overijssel tussen de 38.000 en 57.000 schoolgaande kinderen onder de armoedegrens leven. De ChristenUnie vindt het van groot belang om deze stichting enige tijd met provinciale subsidie te ondersteunen. Bij motie vragen wij het College om deze stichting per 2006 met een bedrag van € 100.000 per jaar te ondersteunen voor een periode van drie jaar, zodat zij in meer Overijsselse gemeenten aan de slag kan. De financiering zou ten koste kunnen gaan van het Actiefonds. Zonder mantelzorg gaat het niet meer in de samenleving. Zonder twijfel zal die steeds meer inzet gaan vragen. In Nederland zijn enkele interessante ontwikkelingen aan de gang met wat wel genoemd wordt een mantelzorghuis. Wij vragen het College om deze initiatieven eens te bestuderen en daarover bij de komende Perspectiefnota te rapporteren en zo nodig met voorstellen te komen. Zorg voor elkaar. Veel mensen maken zich zorgen om de verkilling in en verharding van de samenleving. Waar gaat het naar toe? Ook de overheid kan niet alles. Onder degenen die zich zorgen maken, is Freek de Jonge. Onlangs las ik in de krant een opmerkelijke uitspraak van hem: "Respect voor elkaar moet er zijn, maar daar alleen redden wij het niet mee. Liefde voor elkaar. Dat is wat wij vooral nodig hebben." Zelf zou ik nog een stapje verder willen gaan, naar wat de Bijbel noemt de kern waarop alle geboden en leefregels zijn gebaseerd: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Dat is niet eenvoudig, maar zal wel een zegen zijn voor land en volk! Provinciale Staten 9 november 2005
17
De voorzitter: Door de fractie van de ChristenUnie zijn ingediend motie M4 over steun aan Overijsselse agrarische jongeren, motie M5 over uitbreiding indicatoren subdoelen bereikbaarheid en motie M6 over Stichting Leergeld. Deze moties zullen worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Dalhuisen (PvdA): Mijnheer de voorzitter. De behandeling van de begroting is voor ons zoals de heer Welten al zei enerzijds een beoordeling van de vertaling van de Perspectiefnota en anderzijds een vooruitkijken naar de Perspectiefnota 2007. Ook zal ik nog enkele woorden wijden aan enkele moties. Wat de PvdA betreft, is het College erin geslaagd om een zeer goed leesbare begroting te presenteren, een begroting die sluitend is en zelfs met nog een slordig aantal centen op de achterbank. Voor het opstellen van die begroting dank ik ook het ambtelijk apparaat. Het is altijd weer een heel werk om zoiets voor elkaar te krijgen. De wensen van Provinciale Staten, ingebracht tijdens de behandeling van de Perspectiefnota 2006 zijn over het algemeen goed vertaald. De begroting is dunner, meer "smart" geformuleerd, maar op onderdelen kan het natuurlijk altijd beter. Wij zullen u daarbij constructief kritisch bij blijven begeleiden. Een eerste opmerking in die zin is dan ook wat kritisch van aard en gaat over het blauwtje dat bij dit voorstel hoort en met name over punt 3 van het dictum -- de heer Welten noemde dat al -over het oormerken van de restanten van de begrotingsruimte en de vrije ruimte. Daar zetten wij zo onze vraagtekens bij en zouden wij nog wel een woordje willen meespreken als dat aan de orde is. Wat ons betreft, zou dat heel goed kunnen bij de Perspectiefnota 2007. Ook over wat andere punten hebben wij wel enkele opmerkingen. De vertaling van de moties is, zoals de heer Welten al zei, soms inderdaad moeilijk terug te vinden. Vandaag hebben wij in de commissie Economie en bestuur het stuk De andere Staten behandeld waarin dezelfde constatering werd gedaan en werd gesuggereerd dat wij misschien eens naar een andere manier moeten zoeken om de vertaling van de moties veel duidelijker te maken. Ik kom nu op enkele zorgpunten. In de commissie Beleidsevaluatie is het EHS aan de orde geweest. Wij maken ons daar toch grote zorgen over. Dat komt nog verder nog wel aan de orde, want ik heb begrepen dat het pas voor de helft in de commissie Ruimte en groen is behandeld. In een later stadium komen wij daar dus nog zeker op terug. In ieder geval verloopt dit niet volgens plan. Bij de Perspectiefnota 2005 is een motie ingediend waarin concrete plannen van aanpak werden gevraagd voor de plattelandseconomie. Wij hebben nog niet veel van de uitwerking ervan gezien. Omdat steeds meer agrarische bedrijven sluiten, ontstaan er sociale en economische problemen. Verbreden van de plattelandseconomie is dan ook noodzakelijk. In het debat over de herstructurering in de commissie Economie en bestuur is daar ook over gesproken. Het is misschien goed om eens een gezamenlijke vergadering van de commissies Economie en bestuur en Ruimte en groen te wijden aan een integrale benadering van deze problematiek. Er moeten gewoon initiatieven komen om nieuwe economische dragers op het platteland te realiseren. De PvdA-fractie wil graag van het College vernemen wat het hier op korte termijn aan denkt te kunnen doen. In het kader van de reconstructie wil ik opmerken dat ons inziens te weinig aandacht wordt besteed aan versterking van de sociale cohesie en verbreding van de economie. De provincie kan projecten stimuleren door financiële steun aan projecten, ook met geld uit Brussel. In dit kader is de positie van de vrouw op het platteland van groot belang. In een motie die wij samen met het CDA en de ChristenUnie indienen, roepen wij het College op om organisaties van plattelandsvrouwen meer bij de ontwikkeling te betrekken. Bij elk projectplan dient te worden aangegeven hoe vrouwen en hun organisaties daarbij worden betrokken. 18
Provinciale Staten 9 november 2005
Mevrouw De Greef-Moes (D66): Waarom alleen plattelandsvrouwen? Ik kan mij voorstellen dat er ook heel wat vrouwen in grote steden zijn die het net zo hard nodig hebben, misschien nog wel harder dan vrouwen op het platteland. De heer Dalhuisen (PvdA): Ik plaatste die opmerking in het kader van de reconstructie! Mevrouw De Greef-Moes (D66): U zei dat alleen die vrouwen extra steun nodig hebben. Ik zou het graag breder trekken en het niet beperken tot de reconstructie! De heer Dalhuisen (PvdA): Misschien kunt u dat aanvullen! De heer Welten heeft de monumentenzorg al even aangekaart. Wij moeten constateren dat onze motie bij de vorige Perspectiefnota slechts ten dele is uitgevoerd. In het algemeen wordt er zo'n 100 mln. beschikbaar gesteld, waarvan 60 mln. voor de zogenaamde kanjerregeling, maar daarvan kan Overijssel niet profiteren omdat het geen kanjers heeft. Overijssel heeft wel kanjers, maar die worden niet als zodanig erkend door de landelijke overheid. Er komt wel rijksgeld deze kant op -- wij weten nog niet precies hoeveel omdat de criteria nog niet bekend zijn -- maar dan nog blijven wij zitten met een restvraag. Het lijkt ons een goede zaak als de provincie laat zien dat zij daarbij betrokken wil zijn en dat zij een multiplier effect kan realiseren, waarbij volgens ons inderdaad ook derden zouden moeten worden betrokken. Wij denken aan 50% van het Rijk, 25% van de provincie en 25% van derden. Wij zouden daarbij willen gaan tot maximaal 3 mln. Een en ander hebben wij ook in een motie verwoord. Voorzitter. Vooruitkijkend naar de Perspectiefnota 2007 wil ik nog de aandacht vragen voor cultuureducatie. Kunst en cultuur achten wij van zeer groot belang. Een goede kennismaking van met name de jeugd met kunst en cultuur is heel essentieel voor hun ontwikkeling en hun sociale interactie. De school is bij uitstek de plek waar deze kennismaking en participatie kunnen plaatsvinden. Het nieuwe vak op school cultuureducatie biedt daarvoor een fantastische kapstok. Bij de Perspectiefnota zullen wij komen met voorstellen voor het inzetten van meer middelen voor dit doel. Hetzelfde geldt voor de versterking van de amateurkunst. Professionele ondersteuning voor deze bindende factor in de samenleving is naar onze mening zeer gewenst. Het Programma amateurkunst dient van een financiële injectie te worden voorzien, omdat het een belangrijke bijdrage levert aan het welbevinden van mensen. In dat kader sluit ik ook even aan bij de opmerking van de heer Welten over een Stad als theater waarmee iets mis is gegaan. Ook wij zijn zeer benieuwd naar de reactie van het College en hopen dat er een oplossing voor kan worden gevonden. Bij de behandeling van de Najaarsnota heb ik al aangegeven dat de werkloosheid onze grote zorg is. Ik denk dat het goed is om in het kader van de Perspectiefnota te bezien of wij met succesvolle projecten toch nog meer kunnen doen. Dat mag ook wel meer geld kosten. Wij hebben ook zorg om de jeugd, maar zo mogelijk nog meer over de zorg voor de jeugd. Vanavond hadden wij nog een adequaat voorstel om snel een probleem op te lossen, maar ik hoor in deze sector nog veel te veel over wachtlijsten die dan weliswaar verschoven zijn van voor de intake naar na de intake, maar dat is natuurlijk geen oplossing, want dan is de aanpak van die groep er nog steeds niet. Hulpvragen blijven nog steeds veel te lang onbeantwoord. Wij zullen daar toch iets mee moeten. Of dat puur in organisatorische zin kan, dan wel of er ook financiële injecties moeten plaatsvinden, moet worden uitgezocht. Bij de Perspectiefnota 2007 verwacht ik daar in ieder geval wel wat meer over te horen.
Provinciale Staten 9 november 2005
19
Vandaag hadden wij in de commissie Economie en bestuur de herstructurering op de agenda staan. Er zijn enkele wetenswaardige dingen over gezegd. Bij de Najaarsnota had ik al aangegeven dat wij daar bijzonder veel belang aan hechten vanwege de ruimtelijke beperkingen in Nederland. Als je op een klein stukje grond veel wil doen, moet je heel goed uitzoeken hoe je dat kunt doen. Dan zijn revitalisering van bedrijventerreinen en herstructurering heel goede middelen. Wij ondersteunen de opmerkingen van de heer Welten over de motie PM-posten. Beleid dat nog jaren door gaat lopen, kan in de begroting niet zomaar ophouden. Ik denk daarbij aan bijvoorbeeld de revitalisering, innovatie, herstructurering, GSB. Dat beleid gaat gewoon door en dan is het ook goed om daar in een meerjarig perspectief ook melding van te maken. Voorzitter. Zoals aangekondigd zullen wij een motie indienen over plattelandsvrouwen in landelijk gebied, samen met het CDA en de ChristenUnie. Ik heb u al melding gemaakt van onze motie over monumentenzorg. Die wordt ingediend door de PvdA, CDA en VVD. Ik heb dan nog een motie met een oproep aan het College om in het kader van duurzame energie en CO2-reductie de mogelijkheden te verkennen om restwarmte in Overijssel te benutten; een onderzoek naar de matching mogelijkheden tussen aanbod van en behoefte aan restwarmte, voorstellen ontwikkelen, bijvoorbeeld financieringsmodellen of deelname aan een soort nutsbedrijf teneinde afstemming tussen restwarmteaanbod en -vraag te bevorderen. Ten slotte heb ik nog een motie die door alle fracties is ondersteund en die dan ook ongetwijfeld zal worden aangenomen. Ik hoop dat wij daarna in Hezingen op het goede bankje zullen kunnen gaan zitten.
De voorzitter: Door de fractie van de PvdA zijn ingediend motie M7 over plattelandsvrouwen in het landelijk gebied, motie M8 over monumentenzorg, motie M9 over stimuleren duurzame energie en CO2-reductie en motie M10 over de bank in Hezingen. Deze moties zullen worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Dijkhuis (LPF): Mijnheer de voorzitter. Een Europese wet zegt dat 30% van de voorkant en 40% van de oppervlakte van een pakje sigaretten moet zijn voorzien van een waarschuwende tekst. Dan weet je zeker dat de boodschap overkomt. Toen die waarschuwing er in 1981 voor het eerst op kwam -- roken kan longkanker veroorzaken -bestond die eis nog niet en konden fabrikanten naar eigen goeddunken die tekst op een zodanige manier op het pakje zetten dat de tekst bijna onleesbaar was. Ik moest daaraan denken toen ik het eerste exemplaar kreeg van de begroting 2006. Die was gezet in een lettertype en in een lay out dat het bijna onmogelijk te lezen was. Dat mag u gerust opvatten als een klacht. Pas afgelopen zaterdag kreeg ik het definitieve exemplaar in de bus. Dat zag er gelikt uit, heel overzichtelijk en heel goed leesbaar. Dat mag u opvatten als een compliment. Overigens, de burgercommissieleden hebben alleen de proefdruk gehad en niet het definitieve exemplaar gekregen. Dat heeft hun werk zeer bemoeilijkt. Ik verzoek het College dan ook om het definitieve exemplaar van de begroting twee weken eerder bij de Statenleden in de bus te laten vallen. Tot zo ver de vorm, nu de inhoud, waar het uiteindelijk toch om gaat. De beperkte spreektijd dwingt ons om keuzes te maken en daarom beperk ik mij tot twee onderdelen van de begroting die naar onze mening extra aandacht verdienen, namelijk jeugdzorg en economische ontwikkeling. Misschien hebben beide ook wel wat met elkaar te maken, want een gezonde economische ontwikkeling kan veel maatschappelijke problemen voorkomen. Kijk naar Frankrijk waar veel jonge mensen in een uitzichtloze situatie verkeren. De LPF-fractie heeft eens gekeken naar de historie van de jeugdzorg en gezien dat de bezorgdheid daarover niet alleen vandaag bestaat maar ook gisteren al bestond. In de vorige Statenperiode is door verschillende fracties gevraagd of niet effectiever in de jeugdzorg kon worden gewerkt en of het daar niet al te bureaucratisch aan toe ging. Ook werd in diezelfde 20
Provinciale Staten 9 november 2005
commissie besloten om een onafhankelijk onderzoek in te stellen om uit te zoeken hoe het met de jeugdzorg in Overijssel was gesteld. Ik weet niet of dat onderzoek ooit heeft plaatsgevonden, maar een feit is wel dat diezelfde vragen vandaag weer zouden kunnen worden gesteld, ondanks het feit dat het budget vanaf 2003 met ruim 30 mln. is gestegen. De LPF-fractie vindt de jeugdzorg van groot belang maar vindt ook dat efficiënt met financiële middelen moet worden omgegaan. Eerst efficiënter werken en dan pas meer geld. Evenals de PvdA maken wij ons grote zorgen over de jeugdzorg, maar er is een groot verschil. De PvdA wil tijdelijk nog meer geld naar de jeugdzorg, maar wij weten allemaal wat "tijdelijk meer geld" betekent bij de PvdA. Kijk naar het kwartje van Kok! Voor de leden van de PvdA heb ik een kleine herinnering aan dat kwartje dat ik straks, met uw permissie uiteraard, mijnheer de voorzitter, graag wil aanbieden aan de heer Ter Schegget. De LPF wil niet tijdelijk meer geld, maar permanent een andere aanpak. Wij vragen het College op welke manier het dat gestalte denkt te kunnen geven. Vervolgens de economie. De overheid kan niet meer doen dan faciliteren en voorwaarden scheppen. Wat ons betreft zouden de accenten wel wat anders mogen worden gelegd. De provincie wil bijvoorbeeld optimaal gebruik maken van Europees structuurbeleid. Vanaf 1999 zijn er plannen gemaakt voor de huidige periode tot 2006. Er zijn doelstellingen geformuleerd op basis van vooraf door de EU vastgestelde indicatoren, waarvan de werkgelegenheid de meest belangrijke is. Het is triest te moeten constateren dat juist die werkgelegenheid in deze periode alleen maar sterk is gedaald. De vraag is dan ook of deze regelingen wel hebben gewerkt. Neem bijvoorbeeld de APR-regeling. Een bedrijf krijgt € 60.000 subsidie voor 15 nieuwe fulltime arbeidsplaatsen, maar na bijna een jaar werken er slechts 8 mensen in plaats van 15. In mijn ogen is dit dan ook weggegooid geld. Voor € 4000 kun je geen fulltime arbeidsplaats handhaven. Als je de mensen in je bedrijf echt nodig hebt, omdat het goed gaat met de zaak, heb je die € 4000 niet nodig. Ik wil niet mauwen over gemorste melk, zoals mevrouw Abbenhues dat noemt, maar er moet volgens ons toch wel kritisch worden bezien of maatregelen effect sorteren. Als dat niet het geval is, moeten andere wegen worden ingeslagen. De LPF-fractie is dan ook zeer benieuwd naar de uitwerking van een nieuwe Europese regeling voor de periode 2007-2013. Daarin wordt volgens ons gelukkig meer aandacht besteed aan versterking van de fundamenten voor een gezonde economie, zoals kennis en innovatie, opleiding en scholing. Terecht wordt in het position-paper OostNederland opgemerkt dat het kennisniveau van de beroepsbevolking een cruciale rol speelt. Het onderwijs is dus van het allergrootste belang, maar daarnaast moet ook de ondernemerszin worden aangewakkerd. Er heerst steeds meer een negen-tot-vijfmentaliteit en steeds minder Nederlanders zijn bereid of durven het aan om een eigen bedrijf te beginnen. In de Eurobarometer Entrepreneur werd jonge mensen de vraag gesteld waar hun voorkeur naar zou uitgaan: werknemer of eigen baas zijn. In Nederland koos slechts 30% voor het ondernemerschap, de laagste score in Europa! In Ierland daarentegen koos 61% voor het ondernemerschap. Toeval of niet, verleden jaar was de banengroei in Europa het hoogst in Ierland en het laagst in Nederland, in Nederland was die zelfs negatief, namelijk minus 1,5%. Wij moeten dus alles op alles zetten ten behoeve van die werkgelegenheid. De ingrediënten zijn er, ze worden in de begroting genoemd: Kennispoort Zwolle, Kennispark Twente, de drie valleys in de triangle, toerisme, de mogelijkheden op en rond vliegveld Twente, enz., enz. Nu alleen nog de neuzen in dezelfde richting. Als Oost-Nederland in 2015 wereldwijd tot de top 5 wil behoren van de innovatieve regio's, moet er nog wel het een en ander gebeuren. Zoals Alexander Rinnooy Kan, de waarschijnlijk nieuwe voorzitter van de SER onlangs zei: Voor de Nederlandse economie is het een flinke opgave om bij te benen wat er in de wereld gebeurt. Wij hopen dan ook dat Overijssel in 2006 een tandje bij schakelt. De heer Dalhuisen (PvdA): Ik wil even terugkomen op de opmerking over de jeugdzorg, los van zijn opvatting over tijdelijk geld van de PvdA. Op dit moment gaan dingen mis in de jeugdzorg. Dan kunnen wij wel uitzoeken wat daarvan de oorzaak is en blijven wachten totdat men daar efficiënt werkt -- dat moet ook zeker gebeuren -- maar tijdens dat wachten Provinciale Staten 9 november 2005
21
mogen kinderen niet meer beschadigd worden. Als daar dan tijdelijk extra geld voor nodig is, heb ik dat er graag voor over. Het gaat immers om die kinderen, niet om de organisatie of wat dan ook, die kinderen moeten geholpen worden. De heer Dijkhuis (LPF): Natuurlijk, het gaat inderdaad om kinderen, maar dat zouden degenen die in de jeugdzorg werken zich ook moeten realiseren. Daarom heb ik ook dat onderzoek genoemd dat in 2002 zou moeten plaatsvinden, onder andere gevraagd door de PvdA, maar ik heb nooit vernomen of dat onderzoek ook wel heeft plaatsgevonden. Hoe dan ook, de problemen zijn nog net zo groot als toen. De heer Dalhuisen (PvdA): Dan hebben wij kennelijk de juiste oplossing nog niet gevonden. Die zal moeten worden gevonden, want het kan niet verder zo. Ik ben het helemaal met u eens dat er efficiënter gewerkt moet worden, dat organisaties niet langs elkaar heen moeten werken, maar als je op een gegeven moment wachtlijsten moet wegwerken, dan kost dat hoe dan ook extra geld. Dat red je niet alleen met efficiency. Mij gaat het om die kinderen en ik wil dat geld voor die kinderen beschikbaar hebben, tijdelijk of niet tijdelijk. Dat geld moet er dan zijn. De heer Dijkhuis (LPF): Niet alleen vandaag zou efficiënt moeten worden gewerkt, dat moest vijf jaar geleden ook al. Ik weet dat het heel erg moeilijk is, maar de mensen die werken in de jeugdzorg zouden er eigenlijk naar moeten streven om hun eigen baan overbodig te maken. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Mijnheer de voorzitter, collega's. De begroting 2006 is een goede vertaling van de eerste jaarschijf van de Perspectiefnota. Onze complimenten daarvoor. Het is echter geen begroting zoals D66 die zou hebben voorgelegd. Reeds bij onze algemene beschouwingen en de behandeling van de Perspectiefnota afgelopen juni hebben wij al gezegd dat D66 zoekt naar een betere balans tussen welzijn en welvaart. Wij willen op die zoektocht de mens centraal stellen. Immers, mensen maken onze samenleving. Het werd stil. Ongeveer een jaar geleden stonden wij hier ook. Het was vlak na de moord op Theo van Gogh. Ik kan mij herinneren dat elke spreker daarop inging en tot de conclusie kwam dat de grondrechten in Nederland een groot goed zijn en dat het debat met name over vrijheid van meningsuiting en integratie niet mocht worden geschuwd. Dit alles onder het motto: spreken is zilver, zwijgen is fout. Na die mooie woorden verleden jaar november is het echter akelig stil geworden in Overijssel. De Commissaris heeft nog een poging gedaan om met een aantal bestuurders te discussiëren over grondrechten, maar behalve een mooi boekwerkje dat her en der verspreid is, is het niet gekomen. Ik vrees ook het ergste als een van de bij die discussie aanwezige burgemeesters op de vraag van wat hij vindt van de grondrechten antwoordt: Ik heb daar niets mee! Natuurlijk worden er op het gebied van integratie en grondrechten enkele projecten uitgevoerd, maar wat ontbreekt is een fundamentele discussie tussen inwoners van Overijssel en de politiek over hoe wij samen kunnen werken aan een open en transparante samenleving met respect voor ieders afkomst en cultureel erfgoed. Onze grondrechten kunnen in deze debatten als basis dienen. Zij zijn immers geen obstakel voor onze samenleving, maar juist een noodzakelijke voorwaarde. De D66-fractie dient dan ook een motie in om dit debat te bevorderen. Ik had nu verder willen gaan met een betoog over het belang van projecten die door de financieringswijze door de Wet op de jeugdzorg, zoals zeilschip de Tukker buiten de boot zouden vallen en daarover een motie willen indienen. Ik heb inmiddels echter begrepen, dat vanmorgen een oplossing is gevonden. Wij zijn daar ontzettend blij mee. Naast de groep jongeren die het moeilijk heeft, is er ook een groep ouderen die buiten de boot dreigt te vallen. Sociale eenzaamheid wordt een steeds groter probleem. Vaak leidt dat tot medische klachten die medisch worden opgelost, terwijl als tot de kern van het probleem 22
Provinciale Staten 9 november 2005
wordt doorgevraagd, het probleem vaak kan worden opgelost door mensen weer de kans te geven om deel uit te maken van de samenleving. Dat kan onder andere door beter en goedkoper, wellicht zelfs gratis vervoer, of door een betere integratie in onze steden en dorpen, door andere vormen van huisvesting. De D66-fractie heeft ernstig overwogen om met betrekking tot het probleem van sociale eenzaamheid een motie in te dienen. Omdat wij deze maand nog in debat gaan met inwoners van Overijssel over de vraag hoe wij in Overijssel samen ouder willen worden, lijkt het ons goed om eerst dit debat en de uitkomsten daarvan af te wachten en om aan de hand daarvan beleid voor de toekomst te bepalen. Van groot belang voor ons welzijn is ons leefklimaat. De verslechterde luchtkwaliteit kost dagelijks mensenlevens en gaat ten koste van onze economie. Het huidige provinciale beleid is voor een groot deel gericht op het herstellen van de reeds opgelopen milieuschade. D66 vindt het minstens zo belangrijk dat dergelijke schade in de toekomst wordt voorkomen. Wij moeten de strijd tegen vervuiling en verspilling een eerste prioriteit laten worden in ons denken en doen. Tevens moeten wij laten zien dat dit niet ten koste gaat of hoeft te gaan van onze economie. Dat kan onder andere door ondernemers die duurzaam willen ondernemen en die een positief effect hebben op de maatschappelijke en sociale leefomgeving met betrekking tot bewustwording van mensen inzake het milieu als voorbeeld te laten dienen en dus te stimuleren. Een motie hiertoe zullen wij indienen. Last but not least burgerparticipatie. Wij zullen u deze keer niet vermoeien met een motie met een lijst van maatregelen die kunnen worden genomen in het kader van het verbeteren van de burgerparticipatie. Bij de behandeling van de Perspectiefnota heeft de meerderheid van de Staten immers aangegeven daar nog niet aan toe te zijn. Goed, soms moet je geduld hebben, al valt dat niet altijd mee. Wat voor D66 geldt, is dat alle inwoners van Overijssel op een eigen positieve wijze moeten kunnen deelnemen aan de Overijsselse samenleving en dat niemand uit de boot hoeft te vallen. Willen wij dat bereiken, dan zullen wij als middenbestuur niet alleen met verenigingen en instellingen om de tafel moeten gaan zitten, maar ook juist de individuele burger met vertrouwen en respect op zijn talenten moeten aanspreken en duidelijk kunnen maken wat wij voor elkaar kunnen betekenen. Dat zou voor D66 de ultieme burgerparticipatie zijn.
De voorzitter: Door de fractie van D66 zijn ingediend motie M11 over burgerparticipatie en integratie en motie M12 over milieu. Deze moties zullen worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. Mevrouw Van Olphen (GroenLinks): Voorzitter. Zoals u zult hebben gemerkt, is mijn fractie vanavond niet voltallig en zult u het dus met mij moeten doen. Of dat nu een voordeel of een nadeel is, laat ik maar even in het midden. Ik wil maar even zeggen dat onze fractie bestaat uit mensen en dat er geen kloof bestaat tussen burgers en politiek, maar wel dat drukte en overbelasting soms leiden tot ziekte en afwezigheid. Vandaar! Ik ben blij dat vanavond gesproken wordt over de Perspectiefnota, want de vorige keer sprak men vaak over de P-nota. Ik houd daar niet van, want wij hebben het toch over perspectieven. Als wij nu naar de toekomst kijken, rijst de vraag welke accenten wij dan willen leggen, want de vertaling van de begroting komt overeen met de Perspectiefnota. Aangezien de moties die wij bij de Perspectiefnota ondersteund hadden allemaal zijn afgewezen, hoef ik er ook niet op te letten of ze wel een vertaling hebben gevonden in de begroting. Dat scheelt in ieder geval veel werk! In het kader van de Wavin-middelen willen wij wel een suggestie doen. GroenLinks zou het een prima idee vinden om die middelen helemaal in te zetten voor de herstructurering van de industrieterreinen. Provinciale Staten 9 november 2005
23
Als wij overgaan tot verkoop van de aandelen van Essent, zou GroenLinks graag zien dat de burgers betrokken werden bij de besteding van de opbrengst daarvan. Als wij toch spreken over burgerparticipatie -- de manier waarop is een tweede -- dan zouden de burgers daar toch iets over te zeggen moeten hebben en wij zien graag dat dit in de Perspectiefnota een plek krijgt. Een andere suggestie betreft de opcenten. Elk jaar hebben wij meer opbrengsten. Mevrouw De Bruin heeft het mij wel gezegd, maar ik weet niet meer of het nu 1 of 2 mln. was. Het is in ieder geval aanzienlijk meer. Laten wij afspreken dat wat wij ieder jaar, keer op keer, ophalen aan opcenten in de Perspectiefnota wordt besteed aan de kwaliteitsimpuls voor het openbaar vervoer. Zo nodig zullen wij daarover te zijner tijd nog met een motie komen. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. De Programmabegroting 2006 is een uitwerking van de Perspectiefnota en onze fractie wil daar op dit moment geen financieel-technische beschouwingen meer aan wijden. Algemene beschouwingen hebben wij gehouden bij de Perspectiefnota, maar het Presidium heef toch wat ruimte gelaten voor bespiegelingen over actuele ontwikkelingen. Verleden jaar is hier over de moord op Theo van Gogh gesproken, de afgelopen weken zijn wij geconfronteerd met andere rampen die elders plaatsvonden, zoals orkanen en een geweldige aardbeving. Ik realiseer mij dat wij ontzettend voorzichtig moeten zijn met het duiden van deze gebeurtenissen. Wij zijn heel beperkte mensen, maar ik durf hier wel te zeggen dat Jezus dit soort gebeurtenissen toch heeft gezet in het perspectief van de tekenen van het naderende wereldeinde en iedereen heeft opgeroepen om daarop te letten. Wij beheersen niets en zijn maar heel nietige mensen. Hoe blijkt dat hieruit? Voorzitter. Ik zeg dit ter inleiding. Ik noemde net al de aardbeving in Pakistan. Het leed is daar zo onvoorstelbaar groot. In dit verband heb ik een wellicht wat merkwaardig aandoende vraag aan de Staten. In het kader van het dualisme hebben onze fracties behoorlijk meer financiële armslag gekregen, waarmee wij bijvoorbeeld fractiemedewerkers konden aantrekken. Onze fractie is dat maar ten dele gelukt, zodat wij de afgelopen jaren een behoorlijk bedrag op de bankrekening hebben staan. Zoals het er nu naar uitziet, zal dat bij leven en welzijn als de Statenperiode ten einde loopt terugvloeien in de algemene middelen van de provincie. Gelet op de acute nood in Pakistan, zouden wij de Staten toestemming willen vragen om een substantieel bedrag daaruit en wel € 50.000 over te maken ter leniging van de acute nood die daar nog steeds heerst. Wij weten niet of dit wel mag of kan, maar daarom leg ik het ook aan de Staten voor. Als de Staten hiermee akkoord gaan, zullen wij dit in overleg met de griffie ter uitvoering brengen. Voorzitter. Net als andere sprekers wil ik even stil blijven staan bij de jeugdzorg. Ik koppel dit even aan het werkbezoek dat wij vanmorgen gebracht hebben in Wapenveld en wel in De Sprengen. Wij zijn onder de indruk geraakt van hetgeen wij daar gezien en gehoord hebben en ook bevestigd in de waarde van de speerpunten die hier ook namens onze fractie bij herhaling zijn ingebracht. Ik ga er niet dieper op in, maar wil toch nog even signaleren het ontzettend grote belang in de preventieve sfeer van een stabiele leefomgeving voor jongeren in de vorm van een goed gezin, het op school goed naar de zin hebben, een goede vriendengroep en andere instituties er omheen. Als het fout gaat -- garanties hebben wij zelfs in ideale situaties niet -- dan is adequate en snelle hulp van cruciaal belang. De jeugdzorg ligt gedurig onder vuur vanwege de enorme bureaucratie en logge manier van werken. Dat is terecht, want vanmorgen heeft de commissie Zorg en cultuur kunnen horen dat de sector dit zelf ook erkent en onderkent, maar wij hebben ook gehoord en gezien dat in de jeugdzorg enorm gemotiveerde mensen werkzaam zijn die echt iets voor jongeren kunnen betekenen. Ik moet zeggen dat ik daar bij mijzelf veel waardering voor heb gevoeld. Voorzitter. Een van die waardevolle projecten, waarover wij het vanmiddag nog in de commissie hebben gehad, vinden wij ook het zeilschip De Tukker. De provincie wil er niet de 24
Provinciale Staten 9 november 2005
handen van aftrekken, zoals wij van de gedeputeerde hebben begrepen, maar wil toch toe naar een andere vorm van financiering. Wij hopen dat het schip letterlijk en figuurlijk in de vaart blijft. Voorlopig is het voortbestaan nog gewaarborgd, maar mocht het op termijn toch tot problemen leiden, dan vragen wij de gedeputeerde om, als het voortbestaan van provinciale steun afhangt, een nieuwe afweging te maken en weer de oude financieringsmethodiek te hanteren. Voorzitter. Er zijn enkele moties ingediend die wij niet hebben opgesteld, maar die wij wel mede indienen. Die zijn of worden nog ingediend door degenen die daar tijd en werk ingestoken hebben, waarvoor onze waardering. Er zijn enkele posten in de sfeer van sport, kunst en cultuur, met name tegen het mediaonderdeel bij de bibliotheken, waar wij principiële bezwaren tegen hebben en waar wij dus geacht wensen te worden ertegen te hebben gestemd.
De voorzitter: Het lijkt mij verstandig om in de koffiepauze even te overleggen met de andere fracties over uw suggestie om € 50.000 over te maken voor acute hulpverlening in Pakistan. De heer Kok (VVD): Voorzitter. De heer Van Dijk roert een stevig onderwerp aan en ik volg graag uw suggestie om daar straks in alle rust even verder over te spreken. Ik had graag gezien dat wij dat op voorhand al met elkaar hadden gedeeld, want je voelt je toch enigszins onder druk gezet. Het gaat om een vreselijke ramp in Pakistan, ongetwijfeld zullen veel meer rampen nog volgen, maar wij hebben al eens eerder gezegd -- volgens mij leeft dit wel dwars door de Staten heen, al kan ik natuurlijk niet voor anderen spreken -- dat het beter zou zijn als op enig moment, zonder directe aanleiding, eens kritisch werd gekeken naar de wijze waarop deze Staten zouden willen reageren op rampen die ongetwijfeld nog komen. De commissie Zorg en cultuur zou misschien wel eens de juiste plaats voor kunnen zijn om daarover met elkaar van gedachten te wisselen. Ik heb er uiteraard nog niet met mijn fractie over kunnen spreken, dus kan ik niet inhoudelijk op het voorstel van de heer Van Dijk reageren, zeker niet op de door hem aangeven dekking. Voorzitter. Als aftrap heb ik in mijn tekst staan: Het volgen van ma kan beter. Wellicht een cryptische opmerking die echter wel betrekking heeft op de begroting. Het volgen van ma betekent het volgen van moties en amendementen. In onze fractie praten wij ook altijd over dat volgen van ma en af en toe is het wel eens lastig om dat te volgen, zo ook in deze begroting. Dat was overigens ook ons enige kritiekpunt, want wij spreken graag onze complimenten uit over deze heldere begroting, ook in de uitvoering. Zij is zeer leesbaar en daarmee ook goed toegankelijk voor derden. Dat wordt wel eens wat onderbelicht, maar vinden wij toch belangrijk. Onze bijdrage zal zich richten op de begroting 2006 en op de Perspectiefnota 2007. Voor ons zijn de algemene politieke beschouwingen gekoppeld aan de behandeling van de Perspectiefnota en men zal onze liberale vergezichten bij deze begrotingsbehandeling vanavond dan ook moeten ontberen. Allereerst de begroting 2006. De VVD is van mening dat die een goede vertaling is van het perspectief over 2006-2009. Zij zal enkele moties ondersteunen of mede indienen, onder andere die over de vrije ruimte. Ook wij vinden dat die 33 mln. aan bod dienen te komen bij de Perspectiefnota 2007 omdat daar de totale afweging moet worden gemaakt. Wij zijn overigens wel van mening dat het College in dit geval wel zijn werk heeft verricht. Wij hebben al eerder gevraagd om ons een richting aan te geven, ook voor de vrije ruimte, en om ons dat eens terug te laten zien in de begroting. Dat heeft het gedaan en in die zin dan ook zijn opdracht uitgevoerd, maar het lijkt ons verstandig om die afweging te maken ter gelegenheid van de Perspectiefnota 2007.
Provinciale Staten 9 november 2005
25
In deze begrotingsbehandeling zullen wij twee moties indienen, breed gesteund door de Staten. De ene gaat over de samenwerking van Overijssel met de Poolse regio Pomorze Zachodrie en is opgesteld na een bezoek van de commissie Economie en bestuur aan deze regio. In deze motie worden GS opgeroepen om onderwijsinstellingen in Oost-Nederland in contact te brengen met het Centrum voor geavanceerde technologieën dan wel vergelijkbare onderwijsinstellingen in deze Poolse regio, om te komen tot uitwisseling van studenten dan wel medewerkers, om het uitwisselingsprogramma in 2006 en 2007 te doen plaatsvinden en om de kosten voor die uitwisseling te dekken uit het bestaande programma internationalisering. De tweede motie is wederom breed gesteund en is opgesteld naar aanleiding van een discussie in de commissie Economie en bestuur van deze morgen en gaat over ESFsubsidies. Hierin wordt het College opgedragen om de hevige verontwaardiging van Provinciale Staten van Overijssel over te brengen aan kabinet en Tweede Kamer, helderheid te scheppen over de gevolgen van deze maatregel voor Overijsselse projecten en om kabinet en Tweede Kamer te stimuleren op zeer korte termijn te komen met creatieve en adequate oplossingen voor dit probleem. Even vooruit kijkend naar de Perspectiefnota 2007: de VVD is van mening dat er duidelijkheid dient te komen omtrent de in de begroting opgenomen PM-posten. De heer Welten heeft dat al uitgelegd. Wij voelen diezelfde behoefte en zeggen met de heer Welten dat wij de motie die, afhankelijk van het antwoord van het College, wellicht in tweede termijn zal worden ingediend, zullen steunen. Het lijkt mij echter niet nodig, want waar gaat het om? In de begroting staat een aantal PM-posten, enkele klein, enkele groot, misschien wel 100 in totaal. Zoals het College zelf al in het dictum stelt, zullen er wellicht enkele posten zijn waarvan wij graag iets meer willen weten. Waar staan die posten meerjarig gezien voor? Bij de vaststelling van de Perspectiefnota 2007, dus in het voorjaar, maken wij de afweging of een PM-post moet worden ingevuld op basis van doorlopend beleid en afspraken met derden dan wel of het nieuw beleid betreft dat mogelijkerwijs dient te worden overgelaten aan een nieuw College. Wij dienen in ieder geval wel die duidelijkheid te hebben. Er zijn al enkele voorbeelden genoemd: PVVP, Olasfa, stimuleringsfonds woningbouw, IJsseldelta, maar er zijn er wel meer te bedenken. Ze hebben alle wel iets maatschappelijks, het gaat om werkgelegenheid, bereikbaarheid en sociale cohesie en om grote PM-posten. Dit houdt in dat de VVD-fractie dus niet nu al de afweging maakt welke PM-posten moeten doorlopen en welke niet, maar dat het College in de richting van 2007 eerst die helderheid zal moeten verschaffen. Voorzitter. Tenslotte nogmaals dank voor deze heldere begroting!
De voorzitter: Door de fractie van de VVD zijn ingediend motie M13 over samenwerking Overijssel-Pomorze Zachodrie en motie M14 over ESF-subsidies. Deze moties zullen worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Tijdens de bespreking van de Perspectiefnota hebben wij aangegeven dat onze provincie zich in een riante positie bevindt. Wij hebben een voldoende financieel kader, voldoende menskracht en kennis om daadwerkelijk werk te maken van zaken waarvoor wij willen gaan. Dan heb je wel resultaten nodig, maar wij blijven constateren dat de ambtelijke en bestuurlijke molens te traag gaan. Er is wel ambitie, maar dan op lange termijn. Er zijn tal van problemen in de samenleving die om een snelle oplossing vragen. Dan is het College wat terughoudend. Wij zijn het eens met een aantal doelstellingen die in de programmabegroting zijn geformuleerd, maar, nogmaals, er zijn tal van problemen in de samenleving die om een snelle oplossing vragen. Net hebben wij nog een voorstel behandeld voor het noodplan voor autistische kinderen. In dat licht gezien vragen wij ons af, ook in de richting van de CDA-fractie, hoe conservatief een fractie moet 26
Provinciale Staten 9 november 2005
zijn die tussen Perspectiefnota en begroting geen verdere ontwikkeling wil, maar de begroting ziet als uitwerking van die Perspectiefnota en dan ook geen amendementen wil steunen. Het standpunt van de VVD vind ik wel gezond, want die pleit voor beter. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik vind het goed dat de heer Yildirim reageert op mijn inbreng, maar ik vraag hem toch aandacht voor de manier waarop ik dat geformuleerd heb. Ik heb gezegd dat wij geen amendementen zullen steunen die de begroting wijzigen. Wij hebben enkele moties ingediend en moties van andere fracties gesteund waarmee wij enkele nieuwe ontwikkelingen willen inzetten. Ik wijs maar op de motie over duurzaamheid. Bij dergelijke ontwikkelingen staan uiteraard ook wij stil, maar niet in de zin van "dat komt een volgende keer wel". Neen, als je een dergelijke ontwikkeling ziet, moeten wij daar zeker op inspelen en dat doen wij dan ook. De heer Yildirim (SP): Dat is een standpunt, maar ook u kunt de ogen niet voor de samenleving sluiten. Het voorstel dat wij net hebben aangenomen maakt een snelle oplossing mogelijk voor een crisissituatie. Ik kan mij voorstellen dat er in de samenleving meer van dit soort crisissituaties zijn waarover het College niets in de begroting heeft kunnen formuleren of waarmee het weinig feeling heeft gehad. Ik neem de jeugdzorg ook als voorbeeld, want voor mijn fractie blijft het onaanvaardbaar dat wij via de Perspectiefnota en de begroting telkens worden geïnformeerd over wachtlijsten bij de crisisopvang. Het gaat om kinderen die mishandeld worden en met tal van maatschappelijke problemen te maken hebben en wij vinden het onaanvaardbaar dat die op hulp moeten wachten. Wij komen daarom met een amendement om bij crisissituaties snel te kunnen handelen, want de provincie is toch wettelijk verantwoordelijk voor de jeugdzorg en zij moet er dan ook voor zorgen dat de jeugdzorg beter functioneert, zodat zij haar wettelijke taak ook kan waarmaken. Wij denken hierbij aan jeugdbescherming, jeugdreclassering en hulpverlening aan kinderen die hulp vragen en nodig hebben. In dit amendement vragen wij om 2 mln. vrij te maken om acute problemen op te lossen. Misschien is dit niet zo veel, maar ons gaat het erom dat de provincie hoe dan ook investeert in jeugd, hetzij in de vorm van preventie, voorkomen dat jeugd in probleemsituaties terechtkomt, hetzij in de vorm van goede bemiddeling en doorverwijzing. Als die 2 mln. te veel of te weinig blijken te zijn, kunnen wij er altijd verder over praten, het gaat ons er nu om dat in jeugd wordt geïnvesteerd en dat de provincie haar taak in dezen serieus neemt. Wat heb je aan een rijk land of een rijke provincie als je daar geen werk van maakt en die groeiende problematiek niet kan oplossen? Wij vragen ook aandacht voor een ander groeiend maatschappelijk probleem onder vmboen hbo-leerlingen. Uit verschillende steden, ook in Overijssel, bereiken ons steeds meer verhalen dat met name allochtone leerlingen geen stageplek kunnen vinden, laat staan werk. Dat vinden wij een maatschappelijk zeer verontrustende ontwikkeling waarvoor wij de aandacht van het politieke bestuur willen vragen. Ook al hebben wij geen reden om te veronderstellen dat wij in een situatie terecht zullen komen als Frankrijk, het is wel belangrijk om er op tijd bij te zijn en te bezien hoe wij dit maatschappelijk probleem goed kunnen aanpakken, ook om vroegtijdig schooluitval te kunnen voorkomen. Een van de doelstellingen van dit College is ook om ervoor te zorgen dat alle leerlingen met een diploma of een certificaat de school verlaten. Wij hebben een concreet voorstel om daarin te investeren. Via een motie vragen wij het College om daar werk van te maken en om in het voorjaar met een concreet plan van aanpak te komen. Een ander voor ons belangrijk aandachtspunt is de groeiende armoede in Nederland en de toenemende woonlasten. Wij vinden het niet acceptabel dat de Vitens-lasten voor de burger met 5% worden verhoogd. Die hogere lasten zien wij telkens ook weer in gemeentelijk beleid dat wordt ingevoerd om geld vrij te maken voor verschillende maatschappelijke functies. Dat vinden wij niet aanvaardbaar. Wij zouden het redelijk vinden als de provincie samen met de waterschappen zouden besluiten om geld dat nodig is elders vandaan te halen en om de
Provinciale Staten 9 november 2005
27
tarieven voor de burgers niet meer te verhogen dan met de inflatiecorrectie. Ook op dit punt dienen wij een amendement in. Wij vinden dat het College op het gebied van de werkgelegenheid niet ambitieus genoeg is. Er wordt aangegeven dat het aantal te creëren leerbanen in 2006 500 zou zijn, terwijl er in 2005 nog werd gestreefd naar 1000 leerbanen. Er zou ook worden gestreefd naar rond de 300 banen in kennisintensieve industrie, maar dat streven is nu gericht op 2006 maar dan wel naar 50 banen! Daar spreekt voor ons weinig ambitie uit en wij vragen dan ook van het College een toelichting hierop. Juist in een tijd waarin de economie zou moeten worden gestimuleerd, waarin banen zouden moeten worden gecreëerd, is het van belang om daar serieuzer werk van te maken. Wij vinden het bijzonder jammer dat verschillende fracties, waaronder die van de PvdA, ons eerdere voorstel om gemeenten te ondersteunen bij het realiseren van additionele banen niet hebben gesteund. Dat is toch ook een voorbeeld van hoe het anders zou kunnen. In de begroting lezen wij dat de regiotaxi en de treinverbinding Kampen-Zwolle-Emmen in 2006 onderhevig zullen zijn aan aanbesteding. Wij vinden dat dit eerst aan de Staten moet worden voorgelegd om te bezien onder welke condities die aanbestedingen zullen plaatsvinden. Wij vinden dat het openbaar vervoer in Overijssel nog lang niet goed is geregeld. Wij kunnen miljoenen vrijmaken voor infrastructuur, maar die kunnen wij niet alleen investeren in meer asfalt. Er dient een balans te zijn met het openbaar vervoer. De Ceintuurbaan in Zwolle zouden wij best wel zesbaans kunnen maken, maar over tien jaar staan wij daar weer in de file en is uitbreiding niet meer mogelijk. Dat vraagt juist om een bredere bestuurlijke visie en beleidsontwikkeling en om goede investeringen in alle vormen van vervoer. Mijn fractie blijft zich verzetten tegen toenemende privatisering in de samenleving, dus ook tegen eventuele verkoop van aandelen van Wavin en Essent, Vitens. Op deze manier wordt de samenleving steeds meer uitgehold. Op termijn zal één multinational zelfstandig de prijs kunnen bepalen en wordt de burger daar de dupe van. Dat mag niet de samenleving zijn waar wij langzamerhand naar toe gaan. Ook op het punt van de EHS, vandaag nog besproken in de commissie, verwacht mijn fractie daadkracht. De commissie Beleidsevaluatie heeft goed werk geleverd, maar de daadkracht die het College op dat punt toont, vinden wij beneden de maat. Wij halen zelfs de landelijke doelstelling niet! Dat vinden wij buitengewoon zwak van een provincie die geen financiële problemen heeft. Voorzitter. Tot zo ver onze bijdrage. Wij zijn niet ingegaan op alle onderdelen en vragen die wij bij de Perspectiefnota aan de orde hebben gesteld, maar hebben op enkele maatschappelijke ontwikkelingen gewezen die naar het inzicht van mijn fractie dringend een snelle aanpak verdienen.
De voorzitter: Door de fractie van de SP zijn ingediend amendement A1 over jeugdzorg, amendement A2 over toenemende woonlasten voor de burger en motie M15 over stageplaatsen voor vmbo- ROC- en hbo-leerlingen, Deze amendementen en motie zullen worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De vergadering wordt van 20.40 uur tot 21.10 uur geschorst. De voorzitter: Het College reageert nu in eerste termijn op de opmerkingen geplaatst door de Staten en ik geef het woord als eerste aan de gedeputeerde Klaasen. Gedeputeerde Klaasen: Voorzitter. Ik wil graag enkele opmerkingen maken over wat algemene zaken die zijn gememoreerd over de begroting voor 2006, daarna een paar korte 28
Provinciale Staten 9 november 2005
opmerkingen over moties die betrekking hebben op mijn portefeuille en zal daarna nog iets zeggen over opmerkingen over de kwaliteit van de voorgelegde begroting. Door het CDA, maar volgens mij ook door de PvdA, zijn opmerkingen gemaakt over het niveau van de begroting en de beschikbaar gestelde budgetten. In de vorige twee perioden hebben wij voorgesteld om u in de toekomst een wat hoger niveau van die budgetten te vragen. U bent daar toen uitermate duidelijk in geweest: u vond het nog te vroeg om die stap te maken. Dus hebben wij ook voor 2006 nog niet het initiatief genomen om met die voorstellen te komen. Ik denk dat het goed is om met elkaar af te spreken dat wij in ieder geval in deze bestuursperiode doorgaan op het niveau waarop wij nu de begroting ingericht hebben. Zowel door de ChristenUnie als door het CDA is gevraagd naar de sturing op indicatoren van bereikbaarheid in de begroting. Wij hebben daar ook in de commissie uitgebreid over gesproken. Ik heb toen gezegd dat wij vinden dat de invloed die wij op korte termijn in de periode van de begroting en de meerjarenbegroting hebben op het verkeers- en vervoersbeleid, dus de effecten van onze investeringen, zo minimaal zal zijn als het gaat om het zichtbaar maken in objectief te meten indicatoren, dat wij het niet verstandig achten om de indruk te wekken dat je die effecten in een, twee of drie jaar wel zichtbaar kunt maken. Je zult dan in de hele provincie metingen moeten doen, waar je erg veel bureaucratie in moet steken. Vervolgens zal je dan misschien constateren dat het wellicht één of twee procent hoger of lager is en krijg je weer een discussie over de vraag of je wel goed gemeten hebt en of dat echt effecten zijn van je investeringen. Dat is iets dat op een veel langere termijn ligt. Ik breng ook nog maar even in herinnering de discussie over het PVVP. Het leek het College daarom verstandig om niet de indruk te wekken dat wij die preciesheid op die korte termijn ook zouden kunnen realiseren. De heer Oostra (ChristenUnie): Mijnheer de voorzitter. De argumentatie van de gedeputeerde is dat die indicatoren nog niet in precisie kunnen worden geleverd, maar dat hoeft denk ik ook niet. Zodra de methodiek bekend is, kunt u aangeven dat u het zult gaan meten. Dat vragen wij ook in onze motie. Over andere onderdelen is wel informatie beschikbaar, bijvoorbeeld als het gaat om openbaar vervoer en ook ten aanzien van het stimuleren van het fietsverkeer. Gedeputeerde Klaasen: Die indicatoren gaan niet over het stimuleren, die gaan erover of je herkenbare doelen hebt bereikt die vervolgens tegen die indicatoren aan te leggen zijn. Het gaat niet om indicatoren zoals hier staat, die het gebruik stimuleren, het gaat om indicatoren die je zeggen dat er meer gebruik is gemaakt van bijvoorbeeld de fiets. Hetzelfde geldt voor het openbaar vervoer. Overigens is het bij het openbaar vervoer iets makkelijker als het gaat om de doorstroming op de provinciale en rijkswegen, maar per saldo is het de vraag -- maar ik val in herhaling -- of je dat ook tastbaar, zichtbaar kunt meten over die korte periode. De heer Oostra (ChristenUnie): Maar wij hebben het toch altijd gedaan voor het openbaar vervoer? Waarom kon het vorige keer en die jaren daarvoor wel en nu opeens niet meer? Dat zie ik echt niet in. Gedeputeerde Klaasen: Het kan wel, maar je moet vrij veel organiseren om in de finesse van de indicatoren de meetgegevens boven tafel te krijgen en nogmaals, het is de vraag of je in een periode van één, twee of drie jaar zoveel verschil zult kunnen meten van het effect van je beleid. Het is natuurlijk wel de bedoeling om te meten of datgene wat je hebt gedaan aan beleid en investering, ook zichtbaar gemaakt kan worden. Het gaat er niet om te kijken of er een autonome wijziging is in het gebruik van het openbaar vervoer. Het gaat erom dat het toch een relatie heeft met datgene waar wij onze beleidsruimte op hebben ingezet. Provinciale Staten 9 november 2005
29
De heer Oostra (ChristenUnie): Ja, maar alles gaat langzaam bij het verkeer, het duurt jaren. Ook verbetering van de veiligheid in het verkeer wijzigt zich heel langzaam en pas na een bepaalde periode krijg je een trend te zien. Op een gegeven ogenblik kun je tussen twee jaren toch wel een bepaald verschil meten en dat kan in het geval van verkeer wel meer zijn, daar zit een grote tolerantie in. Gedeputeerde Klaasen: Ja, maar er zit ook echt een verschil in hoe je aan die cijfers komt. Als je kijkt naar verkeersveiligheidcijfers, ongevallen -- en dan hebben wij het over doden, gewonden en ongelukken -- dan komen daarover vaste gegevens van organisaties als politie en het ministerie. Als het gaat om doorstromingscijfers en gebruik van openbaar vervoer is op het op dit moment veel diffuser om die cijfers zo strak te krijgen dat ze kunnen worden vertaald in indicatoren. Het is dan ook niet voor niets dat wij verkeersveiligheid als indicator hebben laten staan, omdat dat ook een echt zichtbaar, meetbaar en tastbaar gegeven is. De voorzitter: Ik stel voor dat wij dit interruptiedebatje hiermee afronden en verzoek de gedeputeerde zijn betoog te vervolgen. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Wat vindt de gedeputeerde van de uitvoerbaarheid van deze motie? Gedeputeerde Klaasen: In feite heb ik hiermee gezegd dat ik de motie ontraad. Ik vind haar met name onuitvoerbaar voor onderwerpen als gebruik fiets en het verkeer over de provinciale en rijkswegen, omdat wij die gegevens niet zo precies kunnen verzamelen dat ze een bijdrage kunnen leveren aan de indicatoren. Voor het openbaar vervoer zou het mogelijk kunnen, omdat daar een geheel andere systematiek voor geldt, maar voor de twee andere absoluut niet. Dus in die zin ontraden wij die motie. In motie M3 wordt gesproken over de 33 mln. vrije ruimte in de meerjarenbegroting en ons voorstel om die te reserveren voor een drietal projecten. Er wordt gevraagd of het College bij de volgende Perspectiefnota helder en duidelijk inzicht wil geven in alle projecten, waarvan er enkele zijn genoemd. Ik kan het lijstje nog wel wat langer maken naar aanleiding van de bijeenkomst die wij bijna een jaar geleden hebben gehad en waarin wij u al die projecten en thema's hebben gepresenteerd. Zo langzamerhand nadert een groot aantal thema's en projecten het stadium dat het mogelijk is om er financiële indicaties aan te geven. Dat zullen wij dan ook gaan doen bij de Perspectiefnota. Ook vandaag hebben wij goed naar u geluisterd: u wilt dat niet alleen beperken tot deze coalitieperiode, maar ook over die termijn heengaan. Wij zullen in de Perspectiefnota dan ook duidelijk en helder aangeven waarvoor, hoeveel geld nodig is en op welke termijn. In die zin en op die manier zullen wij uitvoering geven aan de motie. Ten slotte wil ik degenen hartelijk danken die complimenten hebben uitgesproken over de opstelling van de begroting. Het College was zich er nog niet van bewust dat de begroting deze kwaliteit had, maar nu u ons er nog eens specifiek op heeft gewezen, nemen wij die complimenten graag in ontvangst en zal ik ze morgen, samen met de complimenten van het College, ook overbrengen aan onze medewerkers die ons zo fantastisch hebben bijgestaan. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Gaat de heer Klaasen als portefeuillehouder Financiën nog in op ons amendement A2 over verhoging van de waterschapslasten? Gedeputeerde Klaasen: Dat zit in de portefeuille van collega Jansen, die weet daar alles van en die gaat daar iets over vertellen. De voorzitter: Ik denk overigens dat dit amendement beschouwd moet worden als een motie. 30
Provinciale Staten 9 november 2005
Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. Een aantal partijen heeft gesproken over de jeugdzorg. Ik vind het te ver voeren om daar nu over te spreken. In de commissievergadering van 7 december staat op de agenda een uitgebreide presentatie en wat mij betreft ook een gedachtewisseling met u omtrent de stand van zaken over wat wij hebben gedaan, waar wij nu staan en waar wij nog naar toe moeten. Dat lijkt mij een mooi moment om alle vragen en opmerkingen die u hierover heeft gesteld en gemaakt, daarbij te betrekken. Er ligt een amendement van de Socialistische Partij met de titel "Maak jeugdzorg beter". Toen ik gisterenochtend op teletekst van TV Oost keek, zag ik inderdaad: 2 mln. voor jeugdzorg van de SP. Ik had toen nog de gedachte dat dit betrekking had op de 2 mln. waar wij eerder deze avond over spraken, maar dat blijkt dus niet het geval te zijn. Ik zou het amendement willen ontraden, ook al omdat er gesproken wordt over onderdelen waarvoor de Staten al geld beschikbaar hebben gesteld. U spreekt met name over de crisisopvang en via de uitwerking van het college van de motie-Beckmann hebben wij daarvoor al 1,3 mln. beschikbaar gesteld. Dat begint nu te lopen, dus denk ik dat dit amendement wat prematuur is. Daarom ontraad ik aanvaarding ervan. De heer Yildirim (SP): Het College heeft de ambitie om 540 mensen extra te bemiddelen die op de wachtlijst staan via de extra impuls waar de gedeputeerde over spreekt. Wij gaan er echter van uit dat niemand op een wachtlijst mag staan. Tegelijkertijd moet preventief geïnvesteerd worden in jongeren, kinderen die hulp nodig hebben, in crisissituaties zitten of acuut hulp nodig hebben, zodat zij binnen twee weken kunnen worden behandeld. Daar is het College verantwoordelijk voor en wij vinden dat u daar daadkracht bij moet zetten. Uit uw uitstraling en benadering van ons amendement, blijkt dat u dat niet van plan bent. Gedeputeerde Ranter: U zou beter moeten luisteren. U spreekt in uw amendement over twee dingen. U spreekt in de eerste plaats over de crisisopvang. Daarvan heb ik aangegeven dat uw Staten nog niet zo lang geleden 1,3 mln. beschikbaar hebben gesteld en dat dit project nu loopt. Ik wil dan ook voorstellen om dat maar even af te wachten. U spreekt in de tweede plaats over crisisplaatsen en wachtlijsten bij het AMK en die waren en zijn nul. De heer Yildirim (SP): Ik wil dan toch een toelichting op de begroting. U geeft aan dat u extra jongeren wil bemiddelen -- dat is dus uw doelstelling -- en dat dat er 540 meer zullen zijn ten opzichte van 2005. Gedeputeerde Ranter: Dat klopt. De heer Yildirim (SP): Hoe komt u dan aan die 540 meer? Het lijkt mij dat er dan toch sprake is van een bepaalde achterstand op dit gebied. Of u verzint gewoon maar wat. Wij hebben daar een begroting voor en wij gaan uit van de kwantitatieve feiten die wij van u hebben gekregen. Gedeputeerde Ranter: Dat mag u ook zeker, dat is niet verzonnen, maar op basis van schattingen. De doelstelling die in de begroting voor 2006 is genoemd, willen wij bereiken met de beschikbare middelen uit de doeluitkering van VWS en de middelen die u beschikbaar heeft gesteld. Dat zijn geen schattingen of onzin, maar dat zijn reële doelstellingen die wij willen waarmaken. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Ik wil het College best geloven, maar ik vind het toch enigszins ongeloofwaardig als ik vervolgens, ook naar aanleiding van de berichten, van verschillende mensen emails en telefoontjes krijg over de probleemsituaties waarin zij met hun kinderen zitten. Dan denk ik toch dat er iets mis is. Misschien heeft u dan wel geen wachtlijst, maar er is iets mis waardoor de kinderen niet voor bemiddeling in aanmerking komen. Provinciale Staten 9 november 2005
31
De voorzitter: Dank u voor deze interruptie, want het laatste is een oordeel en vraagt niet meer om een reactie. Het woord is nu aan de heer Oostra. De heer Oostra (ChristenUnie): Voorzitter. Ik zie de heer Ranter weglopen, maar ik heb in mijn bijdrage nog een vraag gesteld over het mantelzorghuis. Wij vinden mantelzorg heel belangrijk, maar ook ondersteuning van die mantelzorg, van de mensen die daar werken. Wilt u dit ook meenemen bij de Perspectiefnota om te kijken wat de provincie kan doen om die mantelzorg te versterken? Gedeputeerde Ranter: Op dit moment zijn wij daarmee bezig omdat ook de commissie Zorg en cultuur en de CDA-fractie de aandacht hebben gevraagd voor concrete projecten in het Zwolse. Op dit moment loopt met provinciale subsidie een onderzoek naar de mogelijkheden van een respijtlogeerhuis om de mantelzorgers te ontlasten en op te vangen. Ik heb de commissie toegezegd dat ik daarop terugkom zodra de uitslag bekend is. In het kader van het programma "langer zelfstandig wonen", waarvoor volgend jaar 1,5 mln. extra beschikbaar is, zou dit een heel mooi project zijn. Maar eerst onderzoek en vervolgens realisatie. Gedeputeerde Abbenhues: Voorzitter. De Staten zijn breed ingegaan op de grote inspanningen die wij met elkaar leveren voor behoud en versterking van onze werkgelegenheid. Dat doen wij niet alleen, maar samen met onze partners, ondernemers, kennisinstellingen en andere overheden. U zegt heel nadrukkelijk: ga vooral door, hoewel het resultaat niet al te gunstig is naar het landelijk gemiddelde afgemeten. Ik kan u zeggen dat er niet alleen maar banen bijkomen, want die komen zeker, maar niet in die aantallen, maar dat wij in Overijssel ook een hogere participatiegraad kennen in vergelijking tot jaren geleden. Als je het met Nederland vergelijkt, hebben wij niet zo'n hoge participatiegraad van bijvoorbeeld vrouwen in het arbeidsproces. Het is lastig te bepalen waar je er banen bij krijgt en ook een grotere vraag naar banen krijgt. De ChristenUnie zegt dat vooral kansrijke initiatieven moeten worden gestimuleerd en ook mogelijk moeten worden gemaakt. Het genoemde voorbeeld is ons bekend, maar moet wel voldoen aan een aantal indicatoren die wij stellen. Wij zijn al aan het afrekenen met de bureaucratische rompslomp, omdat wij nu een vraaggerichte stimuleringsregeling willen hebben en niet een aanbodgerichte. Ik kom daar zeker bij uw Staten op terug. Er is gesproken over de inzet van de EU-gelden. Over de nieuwe periode komen wij nog te spreken. Daarbij is de indicator werkgelegenheid belangrijk. De indicator bij de D2programma's hebben wij inmiddels wel gehaald. Die hebben een flinke werkgelegenheid opgeleverd. Daaraan gekoppeld de vraag van de heer Yildirim naar aantallen arbeidsplaatsen. De aantallen die hij noemde, waren met Europese fondsen gesubsidieerd. Wat er nu staat aan aantallen die wij willen halen, de 50 in plaats van 200, gaat alleen met eigen provinciaal geld. Dus minder geld om te investeren en dus ook minder daaraan gekoppelde arbeidsplaatsen. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Ik zou willen weten wat er gebeurt met die arbeidsplaatsen en met de mensen als er op een gegeven moment geen Europees geld meer is. Waarom heeft het College ons niet geïnformeerd over het feit dat er geen geld meer zou zijn, maar dat het het ambitieniveau op hetzelfde niveau wil houden en er dus meer geld nodig is om te proberen die doelen te bereiken, in plaats van het ambitieniveau lager te zetten? Gedeputeerde Abbenhues: Wij hebben twee zaken. Wij hebben de financiering in kwantiteit van arbeidsplaatsen en wij hebben de financiering in kwaliteit van arbeidsplaatsen. Als wij het over de kennisintensieve maakindustrie hebben, hebben wij het over kwaliteit, over structuurversterking en over het creëren van werkgelegenheid in de kenniseconomie of in de 32
Provinciale Staten 9 november 2005
kennisintensieve maakindustrie. Het handelt hier over de arbeidsplaatsenregeling, die een loonkostensubsidie is. Die hebben wij kunnen realiseren in die aantallen met een APR2 en APR die met Europese gelden werken. We zijn echter nog niet zo ver dat wij de Europese fondsen nu al hebben voor 2007 tot 2011. Daar moeten wij de discussie nog over voeren. Ondertussen willen wij in 2006 wel arbeidsplaatsen creëren, loonkostensubsidie geven en die APR-regeling voortzetten. Het mogen er wel meer worden, maar dan moeten de Staten gewoon 1, 2 of 3 mln. beschikbaar stellen. Dan kunnen wij meer arbeidsplaatsen creëren. Het is dus een keuze om in de kwantiteit op een lager niveau te gaan zitten, maar wel door te zetten. Daar zegt u waarschijnlijk "ja" tegen. Dan is er de kwalitatieve kant, die 180 tot 200 arbeidsplaatsen direct in die kennisintensieve maakindustrie en in die kenniseconomie. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. De voorstellen op dat gebied wachten wij graag af, maar wij vragen ons toch af hoe het komt dat het bedrijfsleven niet op de hoogte is van deze ontwikkeling, van de mogelijkheid vanuit gemeentelijk dan wel provinciaal beleid. Ook dat is een punt waar wij in de praktijk tegen aanlopen. Gedeputeerde Abbenhues: Voorzitter. Het bedrijfsleven kennen wij niet, wij kennen bedrijven en ik spreek bedrijven die zeer goed gebruik hebben gemaakt van deze middelen. Wij moeten er anders in de commissie nog maar eens op terugkomen. Als het gaat om de motie over ESF-subsidies is het misschien wel goed u te vertellen dat vanmorgen in de Tweede Kamer een debat heeft plaatsgevonden met staatssecretaris Van Hoof. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de financiële toezeggingen voor de overheidsprojecten, zoals de jeugdwerkloosheid, PAVEM en buitenschoolse opvang -- de motie-Van Aartsen/Bos -- zullen worden nagekomen. Die hebben namelijk cofinanciering uit de ESF. Verder zal hij een onderzoek laten doen door de inspecteur-generaal naar de gang van zaken. Uitkomsten zullen binnen enkele weken beschikbaar zijn en in december is opnieuw een overleg met de Kamer over het ESF-dossier. Het komt dus zeer goed uit dat deze Staten deze motie indienen. M15 gaat over stageplaatsen voor vmbo-, mbo- en ROC-leerlingen. De inhoud en de strekking van die motie vinden wij goed. Het is ook de lijn die wij met elkaar hebben ingezet. Stimuleer samenwerking tussen partijen, kijk waar je kunt schakelen en "makelen" om het zo te zeggen en wees zelf ook een launching customer, dus doe daar zelf ook iets in. Dat doen wij ook. Wij zorgen ervoor dat er in het provinciale apparaat ook stageplaatsen komen, met name in administratieve beroepen. Wij vinden de strekking dus goed, maar wij vinden de uitwerking minder, want wij zijn niet meer van een plan van aanpak, wij zijn vooral van datgene wat wij doen en waar wij wat kunnen doen, dus meer van de uitvoering en daar extra inspanningen voor te leveren. Ik zeg u toe die extra inspanningen te leveren, maar ontraden daarmee toch de motie zoals die hier ligt. Voorzitter. Over revitalisering hebben wij vanmorgen in de commissie nog mooie afspraken gemaakt. Wij spreken elkaar daar zeer spoedig over. Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Over motie M2, ingediend door het CDA en anderen die het College oproept opnieuw en eigenlijk in een permanente staat van actie richting Den Haag te zeggen wat zij meer en beter moeten doen, is het College positief, maar laat het oordeel aan de Staten over. Dezelfde insteek hebben wij ook bij motie M8, door de PvdA, CDA en VVD ingediend, waarin gekozen is -- ik denk een niet onverstandige verhouding -- voor aanvullend geld, als aanvulling op het rijksgeld dat hopelijk naar ons toe komt, om bepaalde dingen mogelijk te maken. Ook daarover is het College positief, maar laat het uiteraard het oordeel aan de Staten over.
Provinciale Staten 9 november 2005
33
Over motie M6, ingediend door de ChristenUnie, heeft het College een wat ambivalente mening. Het soort activiteiten als die van de Stichting Leergeld vinden wij in feite een gemeentelijke taak. Als het een andere taak is, dan is het een Rijkstaak. Aan de andere kant voelen wij ons wel wat bewogen door de inhoud van de motie en zouden wij eigenlijk een soort tussenvoorstel willen doen en Stichting Leergeld willen vragen om ons nu eens duidelijk te maken wat -- ervan uitgaande dat er een gemeentelijke en een Rijkstaak is -- dan de provinciale taak is en om dan verder over dit onderwerp te praten en misschien terug te komen op een eventuele beslissing. Dan is er verder door en CDA en PvdA gevraagd naar het oordeel, afwijzing in eerste instantie, van een bijdrage voor het komende jaar voor het festival "De stad als theater". Daar is in het College nog even over nagedacht en is gezegd dat wij het in die zin nog wel willen heroverwegen, dat wij in contact zullen treden met de gemeente Zwolle om de voors, maar vooral ook de eventuele tegens tegen elkaar af te wegen en om op basis daarvan met een voorstel naar u te komen. Dit voorstel kan dus zowel positief als negatief zijn. Ik wil eerst met Zwolle overleggen, om via de gewone kanalen te kijken wat zij ervan vindt en u vervolgens vertellen wat wij ervan vinden. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. "De stad als theater" is een festival dat in Zwolle reeds bekend is en dat ook een regionale uitstraling heeft. De provincie heeft het ook eerder gesteund. Het lijkt mij belangrijk dat de provincie hier hetzelfde beleidsuitgangspunt hanteert. Daar hoeven wij niet zo moeilijk over te doen. Het lijkt mij duidelijk waar zij voor staan, zij hebben hun bestaan bewezen. Het lijkt mij belangrijk om dit ook de komende jaren te blijven financieren. Gedeputeerde Kristen: Voorzitter. Ik vind dat de heer Yildirim wel allerlei dingen over een kam scheert. In het verleden hebben wij inderdaad een aantal jaren met heel veel moeite een wat kleiner bedrag bij elkaar geschraapt. Voordat er in 2004 ook maar één voorstelling plaatsvond, hebben wij met Zwolle gepraat en bezien of ook zij het een kans wilde geven. Wij hebben er toen meteen bij gezegd dat zij dat op dat moment in onze beleving niet leek te willen. Wij hebben nu echter naar de Staten geluisterd en toegezegd met Zwolle overleg te gaan plegen en op basis daarvan met een voorstel te komen. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik ben positief over de reactie van de gedeputeerde en ik neem daar dus met genoegen kennis van. Ik heb twee punten. Ik neem aan dat u wel op een of andere wijze ook de stichting bij de besprekingen betrekt. Een tweede punt is dat het mooi zou zijn als u de terugkoppeling in de commissie Zorg en cultuur in december nog zou kunnen doen, zodat er wel snel helderheid is. Gedeputeerde Kristen: Ik vind dit een waardevolle suggestie. Ik heb al met de stichting gesproken, maar wil dit graag opnieuw doen. In december kom ik er in de commissie op terug. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Er is een duidelijk evaluatierapport van de stichting over de voortgang, de wijze van werken en de kwaliteit van het festival. Het is goed dat u in gesprek gaat en wij wachten uw voorstel af. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Motie M4 gaat over vervolgsteun aan Overijsselse agrarische jongeren. Ervan uitgaande dat hier het eigen provinciale reconstructiebudget wordt bedoeld, oordeelt het College positief en laat het verder over aan de Staten. Opnieuw oordeelt het College positief over hetgeen in motie M7 wordt gesteld en laat het verder graag aan de Staten over -- ook in overleg met de collega's Kristen, Ranter en Abbenhues -- om daar een heel brede invulling aan te geven. Daar betrek ik meteen bij de 34
Provinciale Staten 9 november 2005
opmerkingen van de PvdA-fractie over verbreding van de plattelandseconomie. Ook aan de sociale cohesie wordt op deze manier een bijdrage geleverd, maar niet alleen op deze wijze, wij zullen dat ook doen zoals vandaag afgesproken in de commissies Economie en bestuur en Ruimte en groen. Ook in de programma's voor 2006 voor de landelijke gebieden zult u dit tegenkomen. De heer G. van Dijk (D66): Voorzitter. Deze motie M7 is natuurlijk een sympathieke. Zij is ingediend door een meerderheid, dus wie ben ik dan nog, maar mijn fractiegenote heeft er al iets over gezegd. Als onderwerp staat er "Plattelandsvrouwen en het landelijk gebied". Ik zou de indieners willen vragen daarvan te maken "Vrouwen in het landelijk gebied", want er zijn meer vrouwen dan plattelandsvrouwen en wij roepen het College op bij het woord "plattelandsvrouwenverenigingen" het deel "plattelands" te schrappen en dus vrouwenverenigingen te betrekken bij nieuwe initiatieven op het platteland. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. De eerste vraag is gericht aan de indieners en daar kan ik geen antwoord op geven, maar ik zie geen indiener bij de microfoon. Het College is in ieder geval bereid om zowel plattelandsvrouwen als andere vrouwen op het platteland erbij te betrekken. Als de heer Van Dijk dat bedoelt, zijn wij er gauw uit. Mevrouw Tunc (PvdA): Dat is goed hoor. Prima zo! Gedeputeerde Jansen: Het College staat sympathiek tegenover motie M9, stimuleren duurzame energie en CO2-reductie in Overijssel. Het laat het oordeel aan de Staten over. Motie M10 is wel een zware motie voor het College. Zij gaat over het bankje in het reconstructiegebied. Ik wist nooit wat het middelpunt van de wereld was, maar dat weet ik nu. Dat is dus Hesingen. Wij begrijpen dat daar in ieder geval een gebiedseigen bankje moet komen. Hoewel wordt gevraagd om het huidige bankje in opslag te nemen, willen wij er toch een ander plekje in Overijssel voor zoeken. Wij hebben begrepen dat er in het noordwesten een prachtig plekje is, dus daar of ergens anders zullen wij hem plaatsen. Ik ga ervan uit dat de indieners niet alleen de voorzitter van de commissie Ruimte en groen, niet alleen de winnaar van de Reconstructieprijs, niet alleen de afvaardiging van de commissie, maar misschien ook een delegatie van het College erbij zullen willen hebben, waarbij wij natuurlijk denken aan de in het gebied woonachtige gedeputeerde en aan de portefeuillehouder. Van amendement A2 heeft de voorzitter al heeft gezegd dat dit niet als amendement kan worden gezien, maar als motie. Het betreft een oproep om de waterschapslasten niet meer te verhogen. Onlangs is daar uitvoerig over gedebatteerd in de commissie Verkeer, water en milieu. Het College ontraadt deze motie, omdat dit een zaak is voor de waterschappen en die bezig zijn met uitvoering van het beleid, voor een belangrijk deel vastgesteld door uw Staten. Ten slotte heeft de CDA-fractie verzocht om bij de rijksoverheid aan te dringen op spoedige besluitvorming ten aanzien van een aantal dossiers met betrekking tot het landelijk gebied, de Wav, de Habitatgebieden. U mag erop rekenen dat wij dat blijven doen. Gedeputeerde Rietkerk: Voorzitter. Vanavond, maar ook vanmorgen stond het thema duurzaamheid bij uw Staten op de agenda. Zowel vanmorgen als vanavond hebt u vanuit diverse fracties ambities getoond met betrekking tot de uitwerking daarvan en ook mee richting gegeven. U hebt vanmorgen afgesproken dat tussen nu en de Perspectiefnota 2007 die ambities moeten worden uitgewerkt tot voorstellen. Dat sluit overigens aan bij ontwikkelingen op rijksniveau en bij een aantal Overijsselse gemeenten. Dan stap ik meteen door naar de motie van D66, onderwerp milieu, waarin het College wordt opgedragen om te bekijken hoe startende ondernemers kunnen worden ondersteund die duurzaam kunnen ondernemen en die een positief effect hebben op het milieu en waarin het Provinciale Staten 9 november 2005
35
College wordt gevraagd om in de Perspectiefnota 2007 met een voorstel plus dekking daarvan te komen. Het College beoordeelt die motie positief, waarbij ik nog opmerk dat het lectoraat Windesheim zich op dit moment ook richt op een aantal zaken die in de motie worden voorgesteld. De voorzitter: Dank u wel. Ik verzoek mevrouw Husselman-Oosterom even als voorzitter op te treden. Voorzitter: mevrouw Husselman-Oosterom De voorzitter: Het woord is aan de heer Jansen. De heer Jansen: Dames en Heren. Ik reageer op motie M13, de motie Samenwerking Overijssel/West-Pommeren. Als de motie wordt aangenomen zal het College die zeker met genoegen uitvoeren. Motie M11 van D66 over de discussie over grondrechten vind ik een sympathieke motie, maar ik wil er nog wel enkele kanttekeningen bij plaatsen. De provincie is het debat gestart, heeft informatie gegeven en heeft deskundigen bij elkaar gehaald. Het resultaat is toegezonden aan vrijwel alle scholen in Overijssel, maatschappelijke instellingen en gemeenten. Ook op hen rust nu een verantwoordelijkheid om de debatten te gaan voeren. Dat zouden wij niet meer over moeten willen doen, maar daar waar wij informeel ook die organisaties tegenkomen, zullen wij hen nog wel stimuleren om dit te doen. Ik zou mij wel kunnen voorstellen dat, als in het debatcentrum bepaalde andere onderwerpen aan de orde komen, die qua inhoud wel weer met grondrechten te maken hebben en dat het debat daarover langs die lijn weer kan worden opgepakt. Ik zal proberen dat nog wat duidelijker te maken. Als je het in een debatcentrum hebt over ouderen, dan zul je het altijd hebben over gelijke behandeling van mensen, stad, platteland. Dan zou je langs de inhoudelijke invalshoek wel terecht kunnen komen bij een aantal van dat soort onderwerpen. Wij willen dus geen uitvoering geven aan deze motie, maar zeggen wel dat het debatcentrum ook moet worden gebruikt om vanuit de inhoudelijke standpunten grondrechten te blijven bediscussiëren. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Ik kan een heel stuk met u meedenken. De boekjes zijn inderdaad verspreid onder scholen, maar het ging mij er juist om dat wij vorig jaar om deze tijd na de moord op Van Gogh de uitspraak hebben gedaan dat wij als politiek juist in debat moeten gaan treden over onder andere vrijheid van meningsuiting, daaraan wat mij betreft ook gekoppeld het onderdeel integratie. Wij willen zo juist die koppeling leggen tussen politiek en burgers. Nu droppen wij als politiek het boekje bij de scholen en gaan wij dus niet het debat rechtstreeks aan. Bij alle wet- en regelgeving moeten wij natuurlijk rekening houden met de grondrechten, maar het gaat mij juist om het fundamentele debat dat wij met die burger aangaan. De heer Jansen: Voorzitter. U weet hoe waardevol ik dat debat als zodanig vind en meer dan de moeite waard om door te zetten. Ik vind het nu echter, vanuit het College redenerend, meer op de weg liggen van anderen en wellicht meer op de weg van de volksvertegenwoordiging om in de komende periode als politieke partij, als politieke fracties, ook met fracties in gemeenten daar de discussie over te gaan voeren. Het moet niet blijven hangen in de aanzet die het College gegeven heeft, maar nu moet het wat meer politiek bediscussieerd worden. Ik merk dat ik niet duidelijk geweest ben met betrekking tot het oordeel over de motie. Ik heb eigenlijk willen zeggen dat wij deze motie ontraden, niet omdat wij haar qua inhoud onsympathiek vinden, maar omdat wij menen dat het College die bijdrage al geleverd heeft. 36
Provinciale Staten 9 november 2005
De voorzitter: Ik geef de hamer weer over aan de heer Jansen. Voorzitter: de heer Jansen De voorzitter: Dames en heren, hiermee is de eerste termijn van de zijde van het College afgerond. Ik merk op dat de Staten voor de tweede termijn niet veel minuten meer over hebben. De vergadering wordt van 21.50 uur tot 22.15 uur geschorst. De voorzitter: Dames en heren, ik had u nog moeten melden dat er een erratum bij de Programmabegroting 2006 is gestuurd. In de tabel bij het programma bereikbaarheid is de financiële component voor de regiotaxi abusievelijk ook opgenomen onder de subdoelstelling betrouwbaar openbaar vervoer. Laat er geen misverstand over zijn dat als de begroting is vastgesteld, dat inclusief het toegezonden erratum is. De heer Welten (CDA): Voorzitter. Ik kan heel kort zijn en ook zodanig dat het in de plaats komt van een stemverklaring. De motie van de ChristenUnie over bereikbaarheid en de indicatoren vonden wij sympathiek. Dat kon u ook opmaken uit onze bijdrage in de eerste termijn, waarin wij zeiden dat het toch jammer was dat wij van twaalf naar twee indicatoren terug waren gegaan, hetgeen ook de bestuurbaarheid vermindert, maar ik heb inmiddels begrepen dat de motie is aangepast. Als dat zo is, is dat een basis waarvan wij denken dat GS ermee uit de voeten kunnen en toch tegemoet komt aan de strekking om meer dan tot nu toe bij het PVVP met indicatoren te werken. Wat de motie van D66 betreft, lijkt het ons goed om in ieder geval de suggestie van de commissaris te volgen om dit thema bij het debatcentrum te brengen. Dit betekent dat wij de motie zoals die er nu ligt, niet zullen steunen. Het amendement van de SP dat volgens de voorzitter meer een motie is, wordt door het College ontraden, maar wij staan daar toch sympathiek tegenover. Ik heb begrepen dat het dictum nog wordt aangepast. De strekking en het aangepaste dictum zijn in onze ogen zodanig dat wij dat amendement of die motie van harte zullen ondersteunen. De heer Oostra (ChristenUnie): Voorzitter. De gedeputeerde zei dat de motie M6 inzake Stichting Leergeld sympathiek overkwam, maar dat hij zich afvroeg in hoeverre Provinciale Staten daaraan kunnen bijdragen, gezien het feit dat het meer een taak was voor de gemeenten en voor het Rijk. Wij zullen dat nagaan, dus wij trekken de motie in. Wij kijken wat precies onze taak is en wat wij kunnen doen en komen, indien dat positief is, daarop terug bij de Perspectiefnota 2007. Wat betreft de motie uitbreiding indicatoren subdoelen bereikbaarheid, motie M5, hebben wij toch onze intentie gehandhaafd door de indicatoren niet te benoemen. Wel vragen wij aan GS om met voorstellen te komen om op het niveau van subdoelstellingen indicatoren daarbij te zoeken en dit met ons te bespreken bij de Perspectiefnota 2007. Het verzoek aan GS veranderen wij dus in: met nadere voorstellen te komen ten aanzien van indicatoren op een niveau van subdoelstellingen bij de Perspectiefnota 2007". De voorzitter: Ik constateer dat motie M5 in de door de heer Oostra aangegeven zin is gewijzigd en dat motie M6 is ingetrokken en derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uitmaakt.
Provinciale Staten 9 november 2005
37
De heer Yildirim (SP): Voorzitter. De SP fractie zal alle ingediende moties en amendementen ondersteunen, behalve de motie van D66. Wij zijn tevreden met de beantwoording door de voorzitter van Provinciale Staten op dat punt. Voorzitter. Wij handhaven ons amendement met betrekking tot "Maak Jeugdzorg beter". Ik heb hier het hele begrotingsboek. Hier staat in wat ook in de Perspectiefnota stond, namelijk: "prioriteit aan het terugdringen van de wachtlijst in de Jeugdzorg, vooral in de crisisopvang en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling". Als de gedeputeerde hier dan zegt dat er geen wachtlijst is, dan weet ik niet meer welke wachtlijst hier wordt bedoeld en over welke wachtlijst de gedeputeerde spreekt die er niet meer zou zijn. Wij voelen ons op het verkeerde been gezet. Ik daag gedeputeerde hierbij uit daar helderheid over te verschaffen, hetzij schriftelijk, hetzij anderszins, omdat wij anders gedwongen zijn om daar met een andere politieke motie op terug te komen. Voorzitter. Wij willen ons amendement ook enigszins uitbreiden. De indruk lijkt te bestaan dat wij het alleen beperken tot de crisisopvang en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, maar het gaat ons om de totale jeugdzorg. Wij hebben het ook over de jeugdhulpverlening, over investeren in preventie, over investeren in niet acute crisissituaties. Wij stellen voor daarvoor budget vrij te maken. Als blijkt dat dit budget niet nodig is, kan het College aangeven dat het niet zo veel geld nodig heeft en kan het een voorstel doen om dit budget anders te besteden. Onze prioriteit is dat kinderen, de jeugd, geholpen moeten worden wanneer dat nodig is. De voorzitter: Om misverstanden te voorkomen. U had een amendement in eerste termijn ingediend. Is het juist dat u dat wil aanpassen? De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Wij houden het amendement aan, ook omdat wij ervan overtuigd zijn dat er geen wachtlijst zou zijn, zoals de gedeputeerde heeft gezegd. De voorzitter: Kortom, het amendement blijft gehandhaafd. De heer Yildirim (SP): Ja, maar wij willen aan de tweede bullet toevoegen: jeugdhulpverlening. Voorzitter. Ons amendement ter voorkoming van armoede en verhoging van woonlasten voor de burger, waarin wij voorstellen om de waterschapslasten niet te verhogen, vinden wij relevant, want wij zijn van mening dat je de burger niet hoger mag belasten dan met de inflatiecorrectie. Of dit een motie of een amendement moet zijn, laten wij in het midden. Wij dachten een amendement, omdat het eigenlijk een financieel wijzigingsvoorstel is. De voorzitter: Met excuses mijnheer Yildirim, maar ik wil dit heel precies doen om misverstanden te voorkomen. U sprak over de tweede bullet van het besluit? De heer Yildirim (SP): Voorzitter. In het amendement "Maak Jeugdzorg beter", staat bij "zijn wij van mening dat" een tweede bullet, waarin worden genoemd crisisopvang en het Adviesen Meldpunt Kindermishandeling en daaraan wordt toegevoegd: en jeugdhulpverlening De heer Yildirim (SP): Voorzitter, dan onze motie met betrekking tot stageplaatsen, motie M15. Het dictum willen wij als volgt wijzigen: Roepen het College op met een voorstel te komen voor de bijdrage die de provincie kan leveren aan de oplossing van deze problematiek. Dit wordt dan het dictum van deze motie.
De voorzitter: Ik constateer, dat amendement A1 en motie M15 zijn gewijzigd in de zin zoals de heer Yildirim heeft geschetst.
38
Provinciale Staten 9 november 2005
De heer Kok (VVD): Voorzitter. Ik benoem alleen maar de onduidelijkheden en u moet dit ook zien als een stemverklaring. Op de motie van D66 over burgerparticipatie hebt u een duidelijk antwoord gegeven, dus wij zijn tegen. Mij is niet duidelijk in welke zin het dictum van motie M5 van de ChristenUnie is veranderd. Wij zijn in ieder geval tegen de motie zoals die er nu ligt. Misschien kan de wijziging snel verspreid worden. Mijn laatste opmerking betreft de wijziging van het dictum van motie M15 van de SP. Wij zullen daar nu voor stemmen. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. Even over de orde. Ik merk dat iedereen nu eigenlijk stemverklaringen aflegt. Ik had dat eigenlijk willen doen bij de stemming, maar nu wil ik mij graag voor de sprekerslijst melden. De voorzitter: U mag natuurlijk ook gewoon een stemverklaring afleggen bij de stemming. Mevrouw De Greef-Moes (D66): Voorzitter. Ik wil onze motie omtrent de grondrechten intrekken, maar ga er dan van uit dat de collega's via het debatcentrum ook open zullen staan voor een fundamenteel debat daarover. Ik wil ook een stemverklaring afleggen over de motie over plattelandsvrouwen. Mijn collega zei zojuist wel te houden van vrouwen van het platteland. Ik hou van mannen van het platteland en daarom ben ik eigenlijk geneigd tegen de motie te stemmen. Mijn collega zal voorstemmen, maar ik vind de motie te veel rolbevestigend.
De voorzitter: Ik constateer dat motie M11 is ingetrokken en derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uitmaakt. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. Het aansnijden van de ramp in Pakistan heeft op uw advies tot overleg geleid en in het overleg met alle fractievoorzitters is een motie besproken die op zo breed mogelijke steun kan rekenen. Deze motie wil ik namens alle fracties indienen. De tekst daarvan luidt als volgt: "De Staten, gehoord de beraadslaging, overwegende dat zich in Pakistan een grote humanitaire ramp heeft voorgedaan, dat door de inval van de winter nu noodhulp is geboden, zijn van mening dat de provincie Overijssel een bijdrage zou kunnen leveren, verzoeken het College een financiële bijdrage te leveren en deze bijdrage ten laste te brengen van de onderuitputting 2005, en gaan over tot de orde van de dag." De voorzitter: Dank u wel. Deze motie is in ieder geval voldoende ondertekend en krijgt nr. M16.
Provinciale Staten 9 november 2005
39
Ik heb niet de indruk dat deze tweede termijn van de Staten nog vraagt om een reactie van het College en ik denk dat wij dan ook tot stemming kunnen overgaan. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Met excuses, maar ik heb duidelijk een vraag gesteld aan het College inzake ons amendement betreffende de jeugdzorg. Ik zou daar toch graag een reactie op willen hebben. De voorzitter: Als daar dan maar weer geen debat op volgt, stel ik voor dat gedeputeerde Ranter daar een korte reactie op geeft. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. De heer Yildirim vraagt inderdaad een uitleg over wachtlijsten. Er zijn wachtlijsten en wachtlijsten. In zijn amendement noemt hij u twee onderdelen, het AMK en de crisisopvang. Bij het AMK kun je wachtlijsten onderscheiden in wachtlijsten voor urgente en niet urgente situaties. De wachtlijst voor urgente situaties is altijd nul. Voor niet urgente situaties hebben wij de prestatieafspraak met Bureau Jeugdzorg dat de wachtlijst eind dit jaar op nul staat. In een zeer recent gesprek met de directie van Bureau Jeugdzorg is mij bevestigd dat dit ook daadwerkelijk gehaald wordt. In het amendement wordt ook gesproken over de crisisopvang. Dit vindt u inderdaad ook in de begroting terug en wel op pagina 67. Daar ziet u onderaan in de laatste tabel wachtlijsten crisisplaatsingen, inderdaad de ambities die wij als College hebben op basis van de uitvoering van de motie-Beckmann, waar u als Staten geld voor beschikbaar heeft gesteld. De heer Yildirim haalt er vervolgens de jeugdhulpverlening bij. Daar zijn inderdaad wachtlijsten, dat is ook bekend en daar rapporteren wij u ook regelmatig over. Zie het UP Sociale actie, waar ook een UP Jeugdzorg bij zit, u onlangs toegestuurd. Op 7 december zullen wij tijdens de presentatie in de commissie wat langer stilstaan bij jeugdzorg en zal ik daar wat dieper op ingaan. Er zijn wachtlijsten, maar de ene wachtlijst is de andere niet! De voorzitter: Alvorens over te gaan tot stemming wil ik de mogelijkheid bieden voor het afleggen van een stemverklaring. Daaraan voorafgaand wil ik nog even iets zeggen over het gewijzigde dictum van motie M5 over de uitbreiding indicatoren subdoelen bereikbaarheid. Het dictum "onder verzoeken GS" moet in zijn geheel worden vervangen door: "verzoeken GS met nadere voorstellen te komen ten aanzien van indicatoren op het niveau van subdoelstellingen bij de Perspectiefnota 2007". Dan geef ik nu de heer Dalhuisen het woord om een stemverklaring af te leggen. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. Dat betreft allereerst amendement A1, Maak Jeugdzorg beter. Hoewel de opzet van het amendement ons wel aanspreekt, vinden wij het toch prematuur, gezien de behandeling die op 7 december is toegezegd. Ten aanzien van motie M1 over het PVVP, moeten wij zeggen dat wij het niet eens zijn met een aantal overwegingen die genoemd zijn, maar wel met het dictum. Wij zullen dus wel voor die motie stemmen. Ten aanzien van motie M6, zijn wij het eens met de reactie van het College en zullen wij dus tegenstemmen. Wij zijn uiteraard voor de voorgelezen Pakistan-motie. Ik denk dat € 50.000 uit de zak van de heer Van Dijk een heleboel geld is, maar uit de zak van de provincie misschien weer niet zo veel. De voorzitter: Ik merk dat ook anderen nog een stemverklaring willen afleggen en daartoe geef ik natuurlijk graag de gelegenheid. 40
Provinciale Staten 9 november 2005
Mevrouw Van Olphen (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met motie M10 over het bankje. Ik moet zeggen dat ik twijfelde of wij dit serieus moesten nemen. Ik heb er wat onderzoek naar gedaan binnen de Staten en ik begreep dat ik het toch wel serieus moet nemen. Ik ben gezwicht voor de charmes van de heer Harmelink en ik ben blij met de toezegging van de heer Jansen dat het bankje in noordwest Overijssel een plekje krijgt. Ik zal er dan misschien nog wel voor zorgen dat de koffie warm is. Motie M7 over vrouwen in het landelijk gebied zal ik niet steunen, omdat ik haar rolbevestigend vind. Ik wil hetzelfde signaal afgeven als bij allochtone vrouwen in de zorg. Ik citeer het dictum: "te onderzoeken welke inbreng (betaald en onbetaald) er verwacht mag worden van vrouwen in verband met werkzaamheden rondom "noaberhulp"." Mannen en vrouwen maken daar deel van uit, bij vrouwen komt dit altijd om de hoek kijken en daarom zal ik tegen deze motie stemmen. De heer Kok (VVD): Voorzitter. Ik wil even terugkomen op motie M5 waarvan het dictum is veranderd. Ik had eigenlijk nog een reactie van het College willen hebben, maar nu het dictum zo veranderd is dat het College wordt opgeroepen met een voorstel te komen, zullen wij die motie steunen. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. Over motie M7 nog een opmerking van onze kant. Het is frappant de opmerkingen te horen over rolbevestiging, want ik vind de motie zelf ook wat geforceerd in zijn algemeenheid, maar waar wij als SGP met name bezwaar tegen hebben, is de overweging betreffende het verhogen van de arbeidsparticipatie door middel van het creëren van kinderopvang. Zeker in het licht van de uitkomsten van recent wetenschappelijk onderzoek dat objectief het schadelijke van langdurige opvang van jonge kinderen aantoont, heb ik daar een verbaasd gevoel bij, zeker kijkend naar de partijen die deze motie hebben ingediend. Wij zullen haar dus zeker niet steunen.
De voorzitter: Aangezien niemand nog een stemverklaring wil afleggen, kunnen wij overgaan tot stemming. In stemming komt het gewijzigd amendement A1.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt het amendement A2.
De voorzitter: Ik herhaal nog maar eens dat dit als een motie moet worden gezien. Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. In stemming komt de gewijzigde motie M1.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt motie M2.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie is aangenomen met dezelfde stemverhouding als de vorige.
Provinciale Staten 9 november 2005
41
In stemming komt motie M3.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie is aangenomen met dezelfde stemverhouding als de vorige. In stemming komt motie M4.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van D66 tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt de gewijzigde motie M5.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PvdA tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie M7.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de SP, de LPF, alsmede een lid van de fractie van D66 tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie M8.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt motie M9.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie is aangenomen met dezelfde stemverhouding als de vorige. In stemming komt motie M10.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie is aangenomen met dezelfde stemverhouding als de vorige. In stemming komt motie M12.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie is aangenomen met dezelfde stemverhouding als de vorige. In stemming komt motie M13.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie is aangenomen met dezelfde stemverhouding als de vorige. In stemming komt motie M14.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie is aangenomen met dezelfde stemverhouding als de vorige. In stemming komt de gewijzigde motie M15.
42
Provinciale Staten 9 november 2005
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van die fracties van de ChristenUnie en de SGP tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen. In stemming komt motie M16.
De voorzitter: Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen. In stemming komt de Programmabegroting 2006.
De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP tegen hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat de Programmabegroting 2006 is aangenomen, met de kanttekening dat de fractie van de SGP aantekening wordt verleend dat zij geacht wenst te worden te hebben gestemd tegen bepaalde onderdelen van deze Programmabegroting, zoals in eerste termijn is verwoord. Hiermee hebben wij de agenda afgehandeld. Ik dank u allen voor uw komst en uw bijdragen aan de discussie en besluitvorming. Wij zien elkaar terug op 7 december aanstaande. Ik wens u allen wel thuis en sluit de vergadering. Sluiting 22.40 uur.
Provinciale Staten 9 november 2005
43