10e jaargang no. 4 - november 1977 - verschijnt 4 x keer per jaar
ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN
Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Aabroek J. Overbeeke
,....
J. Vredenberg ADMINISTRATIE: A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, Haaksbergen, Postrek. 2547699 t.n.v. Penningmeester Historische Kring Haaksbergen
,,Aold Hoksebarge" wordt toegezonden aan de leden van de „Historische Kring Haaksbergen". Zij betalen voor lidmaatschap en abonnement ƒ 10,— per jaar. Echtparen betalen ƒ 15,— per jaar. Publikatie of overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk, alleen toegestaan met schriftelijke toestemming van de auteurs.
Bestuur van de Historische Kring Haaksbergen D. Jordaan J. G. H. zn., „Bleekhuisje", Haaksbergen, tel. 1248, Voorzitter J. Overbeeke, Fazantstraat 13, Haaksbergen, tel. 1634, Secretaris A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, Haaksbergen, Postrek. 2547699, Penningmeester B. E. Asbreuk, Erve „Meyerinkbroek", Haaksbergen, tel. 05405-214 W. E. ten Asbroek, Boerhaavelaan 144, Hengelo O., tel. 05400-14576 Mej. R. Brummelhuis, Dr. Ariënsstraat 8, Haaksbergen A. Molenveld, Reggestraat 30, Enter, tel. 05478-853 J. B. A. Leusink, Nachtegaalstraat 13, Haaksbergen, tel. 2023 J. F. Overbeek, Bevertstraat 14, Haaksbergen, tel. 1564 J. Vredenberg, Weverstraat 16, Haaksbergen, tel. 2348
629 TIEN JAARGANGEN AOLD HOKSEBARGE
Met dit nummer van Aold Hoksebarge zijn tien jaargangen volgeschreven. Dit betekent dat circa 650 bladzijden zijn bedrukt met grotendeels waardevolle gegevens over de geschiedenis, de volkskunde en de taal van Haaksbergen. Hoewel gezien in de historie tien jaar slechts een zeer korte perio de is, menen wij als redactie er toch even bij stil te moeten staan. Onopgemerkt door de buitenwereld is het tienjarig bestaan van de Historische Kring voorbij gegaan. Op 22 november 1966 verscheen een advertentie in de Haaksberger Koerier, waarin belangstellenden in het verleden van onze gemeente opgeroepen werden voor een bijeenkomst in de toenmalige kantine van de firma Jordaan. Dit leidde tot de oprichting van onze vereniging, die officieel op 15 maart 1967 plaats vond. Er waren toen 87 leden. In oktober 1967 verscheen het eerste nummer van ons kwartaalorgaan, waarvan nu het veertigste nummer voor U ligt. Daarnaast publiceerde onze vereniging in 1971 een ansichtenboekje, in 1973 de Historie der Kerken, in 1975 het eer ste deel van de Historie van Haaksbergen en het afgelopen voorjaar het tweede deel.Reeds thans kunnen wij meedelen, dat vermoedelijk nog in 1978 het derde en afsluitende deel zal uitkomen. Velen van onze thans ruim 400 leden zullen zich ook de verdere activiteiten van onze kring herinneren zoals de 17 excursies en vooral de grote historische tentoonstelling van 1971, waar meer dan 4100 bezoekers kwamen. Als wij dit alles overdenken overvalt ons eerlijk gezegd een licht gevoel van voldaanheid en trots. Mogen wij ook eens aan onze menselijke zwakheid toegeven ? Maar daarnaast krijgen we een gevoel van dankbaarheid tegenover onze lezers, die tien jaar hun steun hebben gegeven aan ons werk. Z onder hun steeds weer positieve reacties hadden we het niet kunnen opbrengen. Dankbaar zijn we ook het gemeentebestuur, de kerkelijke leiders, besturen van andere historische verenigingen, de plaatselijke pers en vele anderen, die zich altijd weer in lovende zin over de Historische Kring hebben uitgelaten en dit ook metterdaad getoond hebben. Gesterkt door deze gedachten zullen wij voortgaan op de ingeslagen weg. De redactie CONTRIBUTIEVERHOGING
Door de voortdurende prijsverhogingen is het helaas niet langer mogelijk de prijs van lidmaatschap en abonnement te handhaven op ƒ 10, -Met ingang van l januari 1978 zal deze verhoogd worden tot ƒ 12,50 per jaar, waartoe in de ledenvergadering van 28 april 1977 besloten werd.
630 EXCURSIE NAAR VREDEN
Een verheugend groot aantal van 120 deelnemers maakte op zaterdagmiddag 24 september j . l . een uitstapje naar het Hamalandmuseum en het Bauernhausmuseum Früchtinghof. Begunstigd door zeer fraai herfstweer reed een stoet van meer dan 30 auto's via Oldenkott naar onze naobers te Vreden, waar het in juli heropende museum ons gastvrij ontving. Op bijzonder goede wijze werd hier een beeld gegeven van de oude streekhistorie, de natuur, het landschap en het oude huis- en handwerk van boer en ambachtsman. Onze belangstelling verdiende en kreeg ook de oude Früchtinghof, die uit Elle-wick naar het Stadtpark van Vreden is overgebracht. Als steeds was het sa menzijn onder het genot van Kaf fee mit Kuchen in hotel Hamaland uitermate gezellig. Het bestuur WONINGEN BLANKENBORG (XII)
VERVOLG HUIS NR. 179
Huis nr. 179 werd in 1675 vermeld met de bewoner Hendrik Smit. Deze was omstreeks 1650 getrouwd met Aalt je Leferink, dochter van Jan. Zoals boven gezien was Hendrik inderdaad smid, evenals zijn zoon Roelof, die op 29 oktober 1689 huwde met Fenne te Lintelo, dochter van Harmen in het dorp. Deze Roelof werd in 1682 en 1716 als bewoner opgegeven. Op 13 augustus 1719 trouwde zijn dochter Aalt je met Jan Lukassen Tusveld, zoon van Lukas Hendriksen van het Tusveld onder Borne. Op 4 januari 1720 verkocht Roelof Smit zijn huis en smederij aan zijn schoonzoon Jan Tusveld, aan wien het huis zijn naam Tusveldhuis ontleende. Jan overleed zonder kinderen na te laten, reden voor hem om zijn pand op 18 februari 1758 voor ƒ 1.000, - te verkopen aan zijn nicht Janna Tusveld. Ook deze huwde met een .smid, Jan ten Asbroek, en wel op 30 april van hetzelfde jaar. Na Janna's dood huwde Jan ten Asbroek, die ook Jan Tusveld genoemd werd, nog twee keer: op 16 december 1764 met Geesken te Lintelo uit Brammelo en op 17 juli 1774 met Geertrui Keupers uit Buurse. Uit deze huwelijken waren wel kinderen geboren, maar geen over leefde zijn vader. Daarom verkocht de weduwe Ten Asbroek-Keuper het Tusveldhuis op 5 augustus 1796 voor ƒ 700, - aan Fenna Maria van Heek, de weduwe van de Haaksbergse schoolmeester Derk Scholten. Bij de volkstelling van 1795 woonden in het huis behalve de weduwe Ten Asbroek de slachter Jonas Koopman en de dagloner Andries Reimerink, beiden met een gezin van vier personen. Op 17 september 1805 verkocht de weduwe Scholten vanHeek haar huis voor ƒ 667, - aan de koopman Izaak de Jong, die ook in 1830 eigenaar was, maar aan de overkant van de Spoorstraat woonde. Bewoners van 179 waren toen Herman Franssen, zijn vrouw Johanna Weimar en zijn zoon Herman, de schoolmeester van Boekelo. In 1850 werd het pand bewoond door Salomon Simon de Jong, zoon van Simon Izaak, een vleeshouwer, die toen ook eigenaar was. W.E. ten Asbroek - J.B.A. Leusink - J. Overbeeke
631 CORRESPONDENTIE
Naar aanleiding van ons artikel in no. 3 van de 10e jaargang (blz. 615) kregen we een telefonische mededeling van een lezeres uit Westerbork. Zij is een geboren en getogen Haaksbergse en thans 82 !jaar oud. Zij vertelde ons, dat "slooppe" (van sluipen) toch wel goed oud-Haaksbergs is. We zijn heel blij met deze opmerking van iemand, die het weten kan, en we stellen dergelijke reacties bijzonder op prijs. Ze kunnen er aan meewerken om ons orgaan boeiend en levend te houden. J. Vredenberg LANDBOUW IN 1825
In 1826 werd door de Commissie van Landbouw een Statistische Beschrijving van Gelderland uitgegeven met veel cijfermateriaal uit de jaren 1821 tot 1825. Hoe interessant deze cijfers op zich ook zijn, belangwekkender zijn de algemene gegevens over landbouw, veeteelt en levensomstandigheden in die tijd. Onderstaande gegevens hebben speciaal betrekking op Achterhoekse zandgrondbedrijven en gelden ongetwijfeld ook voor Twente. Gemest wordt met dierlijke mest, gemengd met heideschollen of grasplaggen, die door broei allengs verteren. De heidegrond wordt niet geheel ontbloot. Gebruikt wordt alleen de heide zelf met een zo dun mogelijke plag. Goede heidevelden zijn zodoende na 3 a 4 jaar weer geheel met heide bedekt. Mesthopen worden meestal bij de akkers aangelegd. Ook in de schaapstallen en onder de beesten en paarden in de stal gebruikt men plaggen. Deze worden door de dieren stuk getreden en na de staltijd half verteerd en gemengd met nieuwe plaggen naar de mesthopen gebracht. Als in de winter de veldarbeid door vorst moet ophouden strooit men ook wel stro, maar niet langer dan hoog nodig is, omdat stro veevoer betekent. De meeste boeren laten de gier of aalt weglopen en miskennen het nut hiervan. Als voldoende mest voorhanden is, gebruikt men per hectare 70 tot 95 voer (een lange wagen met 2 paarden bespannen) pluizen of plaggenmest. Voor zomergewassen mest men in het voorjaar en voor wintergewassen in het najaar. Na het mesten wordt het land direct omgeploegd en men verbouwt dan 2 jaar rogge en het 3e jaar boekweit zonder het land opnieuw te bemesten. Vooral in de buurt van steden verbouwt men het 3e jaar wel aardappelen. Op de beste zandgronden ook wel haver, zomergerst of zomertarwe in plaats van boekweit. Tussen de rogge en het gewas van het 3e jaar wordt vaak spurrie of knolzaad gezaaid. Zodra de boekweit van het land is, wordt het kweekgras met greep of eg zo goed mogelijk verwijderd, de mest over het land gereden en 18 cm. diep geploegd met 2 paarden. Men zaait de rogge in de frisse vore en egt daarna. Na het binnenhalen van de oogst in het Ie jaar wordt het land
632
ondiep of vloot omgeploegd om de stoppels los te maken en het onkruid te verdelgen. De akker blijft dan liggen tot de zaaitijd en dan ploegt men weer ondiep en zaait opnieuw rogge. Als deze geoogst is, zaait men vaak spurrie vermengd met enig knolzaad (het laatste voor bemesting) of knolzaad alleen. Als dit van het land is, wordt de akker ondiep geploegd en blijft hij zo lig gen. Het ploegen wordt in april herhaald, maar dan zo diep mogelijk (20 -21 cm.) met 4 paarden. In mei wordt dan boekweit gezaaid. Na rijping wordt deze geoogst, waarna de 3-jarige cyclus zich herhaalt. Op zandgrond wordt alleen bruine rogge (secale sereale) gezaaid, winter rogge van half september tot zelfs in februari, omdat men niet eerder mest heeft. Bij te vroeg zaaien bevriest in mei het bloeiende koren en bij te laat zaaien bevriezen de jonge plantjes. Zomerrogge wordt gezaaid van eind maart tot begin april, beide roggesoorten 700 tot 1000 liter per hectare. Als de rogge in het voorjaar te welig staat, laat men deze wel door schapen afvreten om het uitstoelen te bevorderen. Na het maaien wordt de rogge aan bossen of schoven gebonden, op het veld gedroogd en opgeborgen in schuren of bergen. De oogst is 6 tot 8-voudig. Het dorsen gebeurt 's winters. Witte haver (avena sativa) wordt van half april tot halfmei gezaaid, 900 tot 1200 li ter per hectare. De oogst is 8 tot 10-voudig. Het rijpe zaad valt uit de aren, men moet dus tijdig maaien. Haver put het land erg uit. Zesrijige gerst (hordeum hexastichum) wordt gezaaid van maart tot in mei, 700 tot 1000 liter per hectare. De rijpheid valt van eind juli tot begin september. Boek weit (polygonum fagopyrum) wordt in twee soorten gezaaid: ronde grijze en kleine zwarte, vaak ook gemengd. De eerste geeft zwaarder stro met een grote korrel, de tweede witter meel. De zaaitijd is tweede helft mei, vaak 17 of 18 mei en wel 250 tot 400 liter per hectare. Boekweit is erg vorstge -voelig. Sommige boeren trekken daarom bij vorst l a 2 uur voor zonsop gang met een touw over de jonge halmen om de nevel eraf te schudden, waardoor de halmen minder te lijden zouden hebben. Ook pakt men 's avonds wel stro of schollen rondom de akker en steekt deze aan de windzijde aan. De oogst valt in september, wanneer de bovenste korrels nog groen zijn. Vaak wordt na het drogen direct gedorst. De opbrengst is 10-voudig. De consumptie van de graangewassen bedraagt per hoofd en per jaar ca. 25 liter tarwe, 200 liter rogge, 12 liter gerst en 50 liter boekweit. Een paard vreet per jaar 1300 liter haver en een varken 35 liter gerst en 100 liter boekweit. De graanprijzen waren in 1824 gemiddeld per hectoliter: tarwe ƒ4,27, rogge ƒ3,05, gerst ƒ 2,46, haver ƒ l, 67 en boekweit ƒ 2,96. Van de oliehoudende gewassen is koolzaad (brassica campestris) de belangrijkste. De zaaitijd is van 10 tot 20 augustus (St.Laurens), 500tot 580liter per hectare. Het staat één winter over en wordt dan eind juni, begin juli rijp. Na het maaien blijft het gewas op het land liggen drogen. Op een groot
633
kleed wordt op het land gedorst. In het kaf wordt het zaad naar huis gereden en gewand. De oogst is 1800 tot 2400 liter per hectare. Uit 1000 liter krijgt men ca. 3 vaten olie. Aveelzaad lijkt op koolzaad, maar geeft een kleinere en hardere korrel. Het voordeel is, dat het een maand later gezaaid kan worden. De oogst hiervan is 1400 tot 1900 liter per hectare. Uit 1000 liter wordt ruim 2 vaten olie verkregen. Huttentut (miagrum sativum) wordt weinig verbouwd. Papaver, tijdens de inlijving bij Frankrijk verbouwd ter vervanging van olijfolie, ziet men thans in het geheel niet meer. In 1824 waren de prijzen van koolzaad ƒ 5, 69, raapzaad ƒ 5,41 en lijnzaad ƒ 7,10 per hectoliter. Beide laatste oliesoorten worden verkregen uit zaad van hierna ver melde gewassen. Tot de kool- en wortelgewassen behoort in de eerste plaats de aardappel (solanum tuberosum), veel verbouwd, omdat de oogst zelden of nooit geheel mislukt. Op zandgrond wordt aardappelland soms gekuild of gerioold d.w.z. men ploegt 13 cm. diep, legt op de hoge vore de aardappels, graaft de diepe vore met de spade nog één spit diep uit en bedekt daarmee de aardappelen. Als men niet kuilt, ploegt men met 4 paarden zo diep mogelijk (20 a 21 cm.), vleit mest in de diepe vore en drukt de aardappels juist boven de me st zijdelings in de hoge voren. Voor de volgende roggebouw wordt dan niet opnieuw gemest. Te veel mesten met verse mest geeft echter nauwelijks eet bare aardappels. De akker wordt geëgd zodra het loof boven de grond ge komen is. Als de planten 15 cm. hoog zijn wordt de akker met de hak bewerkt ter verdelging van onkruid en aanhoging van de pollen. Bekende aardappelsoorten zijn: witte en rode Zeeuwsen vroege en blanke Friese, stoel matters, herfstroden, gele en rode ruwschillen, zonderbleeiers, kruipers en witte en rode muisjes. Als beestenvoer verbouwt men op laaggelegen grond wilde witbloemen en Engelse aardappels of onwijzen. De poottijd is van half mei tot juli, Zeeuwse en Friese 1600 tot 1900 liter per hectare, stoelmatters 2600 liter en herfstroden en ruwschillen ca. 1500 liter. Men rooit met de greep om tevens de kweek te verwijderen, maar bij grote ak kers ook wel met de ploeg: Friezen in augustus, Zeeuwen in september en late soorten tot half november. De opbrengst is afhankelijk van de soort 120 tot 180 hectoliter per hectare. De prijs was in 1824 ƒ l, 05 voor vroege en ƒ 0,92 voor late aardappelen per hectoliter. Rapen of knollen (brassica rapa) worden verbouwd als winterknollen. Zij worden in het najaar gezaaid in de roggestoppels. Als er in zel dzame gevallen nog mest is, wordt er een weinig gemest. De knollen blijven op het land staan om als wintervoer voor melkkoeien te dienen. Gele wortelen of peen (daucus carota) en witte (pastinaca sativa) worden weinig verbouwd. De eerste dient voor consumptie, de laatste als beestenvoer. Mangelwortelen (radica rubro en albo) werden voorheen weinig verbouwd als stalvoer voor rundvee. In de Franse tijd, toen de invoer van koloniale suiker onmogelijk
634
was, werden ze veel verbouwd om deze te vervangen. Na 1813 werd het product gehandhaafd, omdat men het had leren kennen als stal voer. De rode, van binnen wit, wordt het meest verbouwd, maar geeft de minste suiker. Zaaitijd maart en april, planttijd half mei tot half juni op afstanden van 30 bij 30 cm. Het oogsten gebeurt begin oktober. Het groen en de rode knollen zijn'veevoer, de witte knollen gaan naar de suikerfabrieken. De overgebleven pulp komt als veevoer terug bij de boeren. Deze kuilen de pulp in met iets zout tussen de lagen. De opbrengst is ca. 5000 kg. per hectare, de prijs ƒ 5, 50 a ƒ 6, 00 per 1000 kg. Van de koolsoorten verbouwt men witte of Savooise kool, kabuiskool, rode kool en boerenkool, maar op zandgrond meest boerenkool in 2 soorten: de blauwe en de groene met gekrulde bladeren. Zaaitijd maart/april, planttijd mei/juni. Voor de koolteelt wordt de akker in het voorjaar diep omgespit, gemest en weer omgespit. Na het planl-e ten wordt het land 4 a 5 weken met de hak bewerkt en worden de planten aangeaard. De planten staan 50 cm. uit elkaar, blijven op het land staan en worden naar behoefte geoogst. De overgebleven stronken lopen in het voorjaar weer uit en geven voor de tweede keer een goede spijs. Boerenkool wordt ook wel als beestenvoer gebruikt, het geeft een aangename vette melk en goede boter. Inlandse en Amerikaanse tabak wordt op zandgronden practisch niet meer verbouwd. Vroeger werd het land gemest met schapenmest en straatvuil. In Nijkerk nam men in 1825 proeven met bemesting door panharing, toen de vangst overvloedig was, maar de tabak smaakte naar haring. Ook 12 hectare weiland werd daar gemest met 65000 kg. panharing, waardoor het aantal geweide koeien van 14 tot 24 opgevoerd kon worden. Bonen verbouwt men alleen voor eigen gebruik en wel grote of blauwe bonen, klim- of snijbonen en pol-, sla- of herenbonen. Erwten op zandgrond n.omen practisch niet voor. Men kent grauwe, groene en gele erwten. Van de voedergewassen komt klaver op zandgrond niet voor, omdat dit gewas te veel bemesting vraagt. Spurrie wordt niet bemest. Direct nadat de rogge van het land gereden is, zaait men spurrie. Vanaf eind september wordt de spurrie door het rundvee op de akker gegeten. Het vee wordt hiertoe gevuurd d. i. aan palen gezet en als de plek kaal gevreten is, verplaatst. Dit duurt ca. 3 maand. Soms wordt de spurrie ook uitgeplukt of afgeharkt en aan het vee op stal gegeven. Vlas (linum usilatisimum) wordt meest alleen voor eigen gebruik geteeld. Men zaait 2 a 3 jaar lang inlands zaad en dan l jaar Riga's of tonzaad om de soort in stand te houden. Zaaitijd eind april of begin mei, 1200 liter per hectare. Na het zaaien wordt het land herhaaldelijk geëgd en met een rol of blok toegerold. Wieden gebeurt tot halve wasdom. Het vlas is eind augustus
635
rijp. Het wordt dan met een handvol tegelijk uitgeplukt, kruislings over elkaar gelegd, opgebonden, opgericht en te drogen gezet. Dan doet men het zaad eraf. Door sommigen worden de halmen dan gerot d.i. 8 a 10 dagen in water gelegd, dun uitgespreid op hooi-, stoppel- of bij voorkeur heideland en weer gedroogd tot de houtachtige delen beginnen te breken en het lint zich van de stokken begint af te scheiden. Daarna wordt er gebraakt en gezwingeld, wat ook gebeurt zonder voorafgaande rotting. Eén hectare geeft 600 tot 700 kg. lint. Van de beste soort weeft men linnen en pellengoed, de tweede soort geeft grof linnen en de derde soort (nop of werk) wordt samen met hennep verwerkt tot zeildoek en touw. Vlaszaad dient door de fabricage van lijnolie. Hop, gebruikt in de bierbrouwerij, groeit hier alleen als onkruid in de heggen. De zgn. tuingewassen of hofgroenten worden alleen op de hofgronden vai> de landbouwers en in de tuinen van de dorpelingen verbouwd. Naast de reeds genoemde kool- en bonensoorten teelt men Haagse of Hoornse wortelen, tuinerwten, allerlei soorten salade, andijvie, spinazie, zuring, peterselie, selderij, rode beetwortel of kroot, look, prei en radijs. Voor de tafel van de betergesitueerden verbouwt men porselein, schorseneren, asperges, artisjokken, meloenen, komkommers, augurken, (tuin-) kers, kervel en dragon. Meloenen en sommige andere soorten worden in broeibakken gekweekt. Ananassen worden alleen in de stookkassen in de tuinen van de aanzienlijken gevonden. Zonder veeteelt was er geen landbouw mogelijk. De mest wordt gereserveerd voor de akkers. Maar zelden worden graslanden met mest verbeterd, daardoor zijn de weiden meest zeer slecht. Het vee wordt eind april/begin mei weer naar de weiden gebracht, 's Avonds en soms ook nog tussen de middag gaat het vee weer op stal om twee redenen: mestwinning en bij voeding. Het meeste vee wordt op de onverdeelde markegronden gedreven, maar vanaf augustus ook op het etgroen of de naweide van het hooiland, dat niet alleen voor de beesten, maar ook voor het land nuttig wordt geacht. Vee van de minstvermogende landbouwers en dagloners wordt vaak langs de wegen rondgeleid en 's nachts op stal gehouden. Per koe of os heeft men ca. 8500 m^ weide nodig. Hooigras wordt in de 2e helft van juli of begin augustus gemaaid. Na het maaien wordt het hooi steeds gekeerd, tot het droog is, en dan in mijten of op de deelzolder opgeborgen. De meeste paarden zijn verbasterde Friezen met plomper hoofd, langere en verder uiteen staande oren, minder brede borst, gestrekter lijf en minder rondgespleten kruis. Zij lijken op de Duitse paarden. De meeste paarden worden op markten gekocht. De zelf gefokte zijn vaak minder volkomen, omdat men te jonge of te oude merries bij de hengst brengt. Sinds 1817 is er een
636
landelijke reglement op de paardenfokkerij, maar slechts weinig hengsten kunnen aan de goedkeuringseisen voldoen (in Gelderland ca. 50 per jaar). Merries worden in het algemeen gedekt van haar 5e tot 12e jaar. De dragende merrie werkt tot de werptijd mee en wordt l & 2 dagen later al weer aangespannen, echter de eerste 4 a 6 weken niet voor zwaar werk. Aan eenklein halster draaft het veulen mee, wat het in een uur heeft aangeleerd. Het blijft 5 ei 6 maand bij de moeder. Dan is het 2 a 3 jaar 's zomers in de weide en 's winters op stal. Vanaf het 2e a 3e jaar spant men de paarden voor de ploeg en 2 jaar later voor de wagens en in de rosmolens. Paarden krijgen slecht gras, weinig hooi, maar in hoofdzaak het gehele jaar door gehakt stro of garvenkort van haver, boekweit en soms rogge, die ongedorst wordt kortgesneden. Sinds 25 ei 30 jaar f zijn trekpaarden hier en daar vervangen door trekossen, soms ziet men ook een span van l paard en l os. De oorzaak hiervan waren de steeds vereiste spandiensten in de jaren 1794 en 1795, de vele paard en vorderingen en de hoge prijs van paarden. Men vindt thans ongeveer l os tegen 25 paarden. Onder rundvee komen vreselijke ziektes voor als runderpest (slechts l op 20 beesten herstelt hiervan), rotkoorts en gelligheid, de laatste vooral bij nat weer. In de winterdag voert men het rundvee zoveel mogelijk hooi en voert bij met aardappels, knollen, wortelen, soms ook raap- of lijnoliekoeken en zemelen. Een en ander wordt in de sopketel gekookt, over kort gesneden stro gegoten en het vee als wettering of slobbering voorgezet. Haksel alleen wordt ook droog gegeven. Vaak is er geen hooi, omdat dit gereserveerd moet blijven voor de schapen. Ossen worden zowel voor de ploeg als de kar gebruikt. Men laat ze trekken met de schoft d. m. v. een gebogen juk, dat met drie stukken hout als een raam om de hals sluit. De wagen wordt met kettingen hieraan vastgemaakt. Ossen worden in tegenstelling met paarden niet beslagen. Ze trekken van hun 3e tot lle jaar, maar worden meestal 5 a" 6 jaar oud aan vetweiders verkocht. Een goede melkkoe geeft per dag 9 a" 13 liter melk, echter op broekgronden minder. De hoeveelheid boter bedraagt per koe en per jaar maximaal 75 kg. Bij de zandboeren wordt de boter vaak niet voor het eigen gezin gebruikt, maar naar de markt gebracht. De karnemelk is voor het gezin en de varkens. Kaas wordt er niet gemaakt. Als schapen worden op de hogere zandgronden in hoofdzaak de zgn. Heideschnucken gehouden als op de Lünenburger heide, een klein soort vergeleken met de Veluwse schapen. Ze wegen 12 tot 20 kg. en leveren maar 1,5 a 2 kg. slechte wol. Ze worden dan ook in hoofdzaak gehouden voor de mest. De wol blijft in de streek en wordt gemengd met linnen gebruikt voor woldoek en grove kousen. Bij de schapen komen ziektes voor als gelligheid of ongans en pokken, waartegen ze ingeënt worden. De schapen weiden 's zomers op de gemeenschappelijke heide- en broekgronden, langs wegen en straten, 's Winters verblijven ze in bedompte lage schaapschotten, waarin de mest zo
637 lang blijft liggen als de hoogte het toelaat. Bij de varkens onderscheidt men 3 rassen: de lob-oren of Drenten, het grootste soort tot 200 kg. met brede lange neerhangende oren, de platruggen, een kleiner soort met minder stroeve borstels over de ruggegraat en evenals de eerste soort van gele, vuilwitte kleur, en itenslot te de schrammen, scherpruggen of Hannoverse varkens, ook steil-oren genaamd wegens hun opstaande kleine oren. Deze zijn vaak bontgevlekt. Het spek van de schrammen is hard en duurzaam. Jonge varkens worden gevoerd met karnemelk en afval van groenten, daarna met aardappels en de laatste weken voor de slacht met grutten of boekweitmeel. Eikenbossen om er varkens in te drijven zijn niet meer toereikend aanwezig. Wel voert men eikels, wat een bijzonder goed spek geeft. De varkens komen meest uit eigen fok. Grotere boeren slachten er drie voor eigen gebruik, dagloners één. Geiten ziet men nergens in kudden. Hier en daar wordt een enkele gehouden, meer uit vermaak of bij dagloners om de melk. Als pluimvee vindt men overal hoenders. Eieren worden veel uitgevoerd naar Holland. De gemeenschappelijke weiden wemelen 's zomers verder van ganzen. Men houdt deze dieren zowel voor dewinning van veren als voor de vetmesterij. Eenden worden gehouden om de eieren, maar verslinden veel vis. Duiven, thans veel minder dan vroeger in tillen gehouden, verslinden meer voedsel dan ze opbrengen. Zwanen en kalkoenen komen op de zandgrond niet voor. Bijen worden gehouden als nevenbedrijf. Meestal is er genoeg voedsel voor deze op de koolzaad- en boekweitakkers en de heide. Tijdens de bloeitijd van de laatste worden ze ook wel naar de Veluwe gebracht. Per korf krijgt men maximaal 30 kg. honing, maar helaas is de bijenteelt zeer weergevoelig. Vruchtbomen vindt men alleen op de hoven van de boeren en in de tuinen van de dorpelingen. De bekendste kersensoorten zijn de meikers en de Jan de Bie-kers, die de bagijnen of Spaanse kersen vervangen hebben. Appelsoorten zijn de paradijsappel, de grauwe ribbeling, de bellefleur, de koningsap pel, de binderzoet en de beugelzoet. De meest gekweekte peersoorten zijn de suikerpeer, de vijgpeer, de dirkjespeer en de juttepeer. Bij de meeste boerenwoningen bevindt de bandeur (niendeur) zich aan de westkant. De huizen aijn meestal door een middenmuur verdeeld in een woonhuis en een achterhuis. In het midden van het woonhuis is een ruim vertrek, keuken genaamd en vaak met tegels of estrikken bevloerd. Tegen de middenmuur bevindt zich een wijdgeboezemde schoorsteen met aan weerskanten bedsteden. Bij grote woningen bevinden zich aan weerszijden van de keuken
638
ook vertrekken: aan de noordkant de was- en melkkamer ook wel goot of snuiver geheten met daarnaast een kelder met opkamer, waar slaapplaats is. Aan de zuidzijde is een vertrek met schoorsteen en bedsteden als woonka mer ingericht of ter opberging van voorraad en gereedschappen, soms ook beide door een schot verdeeld. Het woongedeelte is vaak gereserveerd voor de oude boer en boerin; soms is het woongedeelte ook uitgebouwd aan de voorgevel. Het heeft in beide gevallen een aparte buitendeur. Langzame rhand wordt het gewoonte tussen de keuken en de woonkamer een gang te maken'met daarin de buitendeur en de deur naar het achterhuis. Het achterhuis is even breed als het woonhuis en 10 tot 20 meter lang, maar bij arbeiders woningen slechts de helft hiervan. In het midden bevindt zich ter breedte van 7 m of minder de deel of dors vloer, meest van leem maar soms met keitjes gemengd. Ter weerszijden van de deel zijn stallingen voor paarden en hoorn vee en een gedeelte is meestal ingericht als varkenshok. Bij grotere boeren is het varkenschot echter buitenshuis. De ruimte boven de stallingen noemt men hilden. Boven de deel liggen van balk tot balk de zgn. slieten met daar op het ongedorste graan, stro en hooi. Grote boerenhuizen zijn meest geheel van steen gebouwd, bij kleinere is het achterhuis van planken op een gemetselde voet. Bij de oudste boerenhuizen is het vierkante werk van stijlen en balken, zelfs de kap met hoekkepers, sporen en latten van eikenhout. Thans gebruikt men voor het kapwerk dennenhout. Men ziet steeds meer steen, waar voorheen slechts lemen wanden waren. Stenen worden vaak zelf in klei ne veldovens bij het erf gebakken om de hoge vervoerskosten te voorkomen. De achterhuizen zijn meest met riet of stro gedekt en de voorhuizen met > pannen. Pannendaken zijn goedkoper dan riet- of strodaken. In plaats van vorstpannen gebruikt men brede taaie graszoden. Kleine schuurtjes worden vaak geheel met zoden gedekt. Vooral in Twente zijn nog enkele boerenhui zen zonder schoorsteen en afgeschoten keuken (los hoes). De haardstede bevindt zich ongeveer in het midden van het woongedeelte. De rook trekt weg tussen het overspringende dak en de plaat, de uilen- of vorstgaten inde nok en door reten van deuren en vensters. Om de rooklast te verminderen heeft men boven de haardstede ook wel een vierkante houten pijp tot boven de nok. Een voordeel van zo'n huis is, dat de boerin in één oogopslag woon -en veegedeelte kan overzien. Tot de nevengebouwen van een boerderij behoren een schuur, soms nog een tweede kleinere, l a 3 bergen en soms een bakhuis, maar altijd een oven. De schuren dienen voor berging van wagens, karren, ploegen en ander bouwgereedschap en brandstoffen. Boerderijen aan de heikant hebben vaak l Ét 3 schaapschotten. Op de zandgronden is weinig hooi en zijn dus ook geen hooibergen, wel zaad- of korenbergen van 4 tot 6 roeden. Ook vindt men steltbergen, waar de roeden op ruim 2 m. hoogte door balken verbonden zijn, waarover .slieten liggen, die het koren dragen. De benedenste ruimte wordt dan gebruikt als schuurtje of schoppe. Hier en daar ziet men sinds enige tijd
639
ook bergen met één roede. De bakhuizen bij grotere boerenwoningen hebben een oven met schoorsteen. Bij kleinere erven vindt men alleen een openlucht oven. Bakhuizen dienen overdag ook voor verblijf van het hele gezin of tot eetvertrek van dienstboden en daghuurders. Arbeiders of dagloners verblijven deels onder eigen dak met enig eigendommelijk land, deels in gepachte kamers van boerenwoningen, waarbij ze vaak een stukje hof grond voor aardappels en tuinvruchten mogen gebruiken. Helaas wonen velen nog in hutten. Het is verwonderlijk hoeveel mensen daar althans 's nachts verblijven. Soms zijn de hutten van voren nog gedeeltelijk van steen, maar meest geheel van hout. Bij hutten worden de stenen nog met klei i.p.v. kalk gemetseld, waarbij het voegen vaak wordt nagelaten. Dagloners verdienen 's winters 30 a 40 cent per dag, 's zomers 50 a 60 cent. Voor kost en tabak wordt meest 10 cent afgetrokken. De arbeidstijd is van 5 a 6 uur tot 18 a 19 uur. Door de achteruitgang van de boerenstand hebben de landbouwers nu zo min mogelijk arbeiders. Ook schamen de boerenzonen zich minder dan vroeger zelf met zicht en dorsvlegel om te gaan. Dagloners zijn daardoor steeds armer geworden. Velen proberen 's zomers werk te vinden in de hooilanden van de Overijsselse zeekust en Friesland of in de akkerlanden van Noord Holland en Zeeland. De tarieven bedragen daar voor het maaien ƒ 2, 50 tot ƒ 3, - per hectare en voor het dorsen ƒ 0,30 per vim(ca. 100 garven) wat neerkomt op ƒ 0, 60 a ƒ 0,80 per dag. Door de hoge graanprijzen in de Franse tijd is de consumptie van aardappels steeds meer gestegen. Maar ook roggebrood van goede kwaliteit wordt nog altijd veel gegeten. Wittebrood gebruikt men alleen op feestdagen. Dagelijks eet men ook dikke koeken van grof boekweitmeel met spek in de pan gebakken en boekweitpap. Het bierverbruik is afgenomen en komt dagelijks alleen nog voor bij welgestelde boeren. De gewone drank is karnemelk en water. De kleding van de mannen bestaat uit een ronde hoed, een wambuis van zwart linnen, pij of serge (laken alleen bij welgestelden) en een broek van zwart linnen, bombazijn of manchester. De kielen met en zonder mouwen zijn van Brabants linnen. Bij welgestelden heeft men i.p. v. het wambuis een rok van laken, waaronder een zwart of bont kamizool gedragen wordt. De kousen zijn van zwart, gekleurd of wit linnen. Schoenen heeft men met gespen a la Hen-ri IV of met riemen. Laarzen komen alleen voor bij vermogende boeren. Landlieden lopen algemeen ook op klompen behalve op zondag. De loshangende jakjes, die vroeger de schoongevormde leesten van jeugdige boerinnen niet onbevallig tekenden, worden tegenwoordig verdrongen door jakken van nieuw model. Vroeger waren de jakken van bruine serge, nu veelal van laken, katoen of sits. Welgestelde boerinnen vervangen de laatste ja ren de jakjes, door jassen, waarbij vooral de bejaarden het aantal rokken
640
van wolstreep en andere stof op zon- en feestdagen niet verminderd hebben. Soms lopen vrouwen op werkdagen blootshoofds, maar meestal hebben ze mutsen op van meer of minder kostbare stof en daarbij strohoeden, die de laatste tijd aanzienlijk kleiner geworden zijn. Verder draagt men mantels of regenkleden van zwarte saai. De boerinnen hebben veel linnen in de kast. Zelfs de dienstboden hebben meer linnen dan de dames in de steden, die zich meer op de uiterlijke pronk toeleggen. Het verdwenen zijn van puntige schoenen met hoge spitse hakken is een belangrijke vooruitgang. W.E. ten Asbroek
TIEN JAARGANGEN AOLD HOKSEBARGE 1967-1977 AANVULLINGEN EN VERBETERINGEN VAN GEPUBLICEERDE ARTIKELEN Nr. 1-2 DE OPGRAVING TE RIETMOLEN
De namen Ravenhorst en Swickersborg zijn inderdaad twee verschillende namen voor dezelfde havezathe, zoals blijkt uit volgende notities in de protocollen van het landgericht Borculo: 1643, 22 maart. Als erfgenaam van zijn overleden vader jonker Casper de Swicker doet jonker Hansz Henrick de Swicker inleiding in de goederen Swickersborch, Traman en Flierhaar in Brammelo. 1643, 6 april. Jonker Diederich van Bulo protesteert tegen de inleiding van Hans Henrick de Swicker in de goederen "borch Ravenshorst so toe onrechte Swickersborch genommt wordt sampt de goederen Traman en Flierhaar". Nr. III-3 DE KERK OP DE HOFBRAAK
In de plattegrond zijn beide afdaken aan de noordzijde getekend. Uit nadere
641
onderzoekingen en uit de kadasterkaart van ca. 1825 blijkt, dat het linker af dak tegen de zuidgevel aangebouwd was. Zie ook de Historie der Kerken van Haaksbergen. In het voorjaar 1786 richtte het kerkbestuur een verzoek aan Ridderschap en Steden om een orgel in de kerk te mogen plaatsen. Dit verzoek werd toegestaan, waarop in 1786 een contract werd gesloten met de orgelbouwer Friedrich Brilman te Vreden tot levering van een orgel voor de prijs van ƒ 790, -Dit orgel werd in 1810 naar de Pancratiuskerk overgebracht. Nr.. III-3 HET ERVE BRAOK IN BRAMMELO
Uit oude papieren in het bezit van de familie De Witte aan de Veenhutsweg te Rietmolen blijkt, dat Braok in 1661 wel als half gewaard erve vermeld werd. Daardoor wordt het zeer onwaarschijnlijk, dat Braok een afsplitsing is van het Hoopen of Hoemolle, die beide in 1661 volgewaard waren. Het ligt daarom voor de hand, dat Braok een half waar van Gorkink gekregen had en dus een afsplitsing van dit erve was. In 1563 waren Gorkink en Schulte Laing goedsheren van Gorkink. Vermoedelijk was Schulte Laing toen al eigenaar van de afsplitsing Braok. Nr. III-4 HET ERVE ASSINK
De vermelding, dat het erve Assink tot 1898 bewoond werd door rechtstreekse mannelijke nazaten van Johan Assink en Hendrikje Gorkink, die in 1580 op het erve woonden, is fout. Uit de gerichtsprotocollen van 24 september 1633 blijkt, dat Johan en Hendrikje een zoon Jan Assink Jr. hadden, die toen erfopvolger en in 1634 gezworene van de marke Langelo was. In dezelfde hoedanigheden werden in 1663 Jurriën Assink en in 1686 Roelof Assink vermeld. In de protocollen werden genoteerd: in 1645 Hendrik Assink, in 1647 bouwman op Assink, in 1654 de weduwe Hendrik Assink, in 1655 Trine weduwe Assink, schoonzuster van Trine Volmerink en in 1664 Jurriën Assink. In 1669 besprak Jurriën Assink Werner Hibben voor 100 daalder, waarbij Assinks vrouw Trine met een eed wilde bevestigen, dat Hibben dat geld van haar wijlen man geleend had. Werner Hibben sloot daarop een afbetalings-accoord met Jurriën en Roelof Assink. Op 13 maart 1671 tenslotte zegden de kinderen van Hendrik Volmerink op Assink een lening op aan Hendrik Kleins -man. De terugbetaling hiervan werd op 15 januari 1672 gequiteerd door Jurriën Assink en vrouw. Uit bovenstaande moet men concluderen, dat Jan Assink Jr. de bouwman van 1633, een dochter Trine had, die vóór 1645 huwde met Hendrik Volmerink. Deze werd daardoor bouwman op Assink. Na diens overlijden (voor 1654) hertrouwde zijn weduwe Trine met Jurriën N.N. die sindsdien Assink heette en in 1663 gezworene was. Opvolger op het erve Assink werd Roelof Assink, zoon van Hendrik Volmerink en Trine Assink. Deze trouwde op 23 augustus 1684 met Aaltje Kleinsman, dochter van Hendrik. Hun mannelijke afstamme-
642
lingen op Assink waren achtereenvolgens: 1. Hendrik Assink, zoon van Roelof, gehuwd 25 juli 1706 met Gesina Nijenhuis, dochter van Jan, Neede. 2. Johannes Assink, zoon van Hendrik, gehuwd 17 februari 1743 met Trine Kerkemeijer uit Langelo. 3. Roelof Assink, zoon van Johannes, gehuwd 9 augustus 1772 met Jenneke ten Breteler uit Boekelo. Volgens een brouwersboek werd Roelof op 25 februari 1775 begraven, waarop zijn weduwe op 15 april 1778 hertrouwde met Jan ten Rietmole. Met haar tweede man vertrok zij naar het erve Lönneker te Rietmolen. Opvolger op Assink werd Roelofs broer Arnoldus: 4. Arnoldus Assink, zoon van Johannes, overleden 1823, gehuwd 21 novem ber 1790 met Joanna ter Haar, dochter van Gerrit, Brammelo. 5. Jannes Assink, zoon van Arnoldus, overleden 1853, gehuwd 31 januari 1829 met Hendrica Havink, overleden op 26 december 1897. 6. Geen van de zoons van het laatste echtpaar kwam tot een huwelijk. De zoon Johannes Antonius overleed in 1894 en de zoon Arnoldus in 1898. Met de laatste was het geslacht Assink op Assinkbos uitgestorven. Nr. IV-2 HET ERVE DE GROBBE TE BUURSE
Inmiddels is gebleken dat Gerdt Grubbinck, die omstreeks 1620 met Berndt ken Harmolen, de weduwe van Jan Grubbinck trouwt, Weyenborch heette. Dit blijkt uit volgende akte: 1634, 17 februari. Gerdt Grubbinck genaamd Weyenborch bespreekt Jan Ernstinck voor l mud boekweit. Nr. IV-4 DE WATERMOLEN BIJ HAAKSBERGEN
In dit artikel werd gesteld, dat de molen bij de Vedder in 1544 niet verplaatst werd naar de huidige plaats van de Oostendorper molen. Zoals reeds in deel I van de Historie van Haaksbergen vermeld, hebben verdere onderzoekingen het duidelijk gemaakt, dat het advies van timmerman Jan van Tibbergen wel opgevolgd werd. De tegenwoordige Oostendorper molen stamt dan inderdaad uit 1544, al werd hij in 1634 dan wel geheel herbouwd. Nr. VI-2 DE BURGEMEESTERS VAN HAAKSBERGEN
H. A. P. Schaepman vertrok in januari 1844 wel naar Tubbergen, maar werd daar geen burgemeester. Deze functie bekleedde zijn zoon Th.E. J. Schaep man, vader van de bekende staatsman Herman Schaepman. Gerrit ten Cate werd geboren te Stad Delden en bij K.B. van 19 december 1863 benoemd tot burgemeester van Haaksbergen. F.W. van Beek werd op l oktober 1919 burgemeester van Boxtel. H. J.W. J. von Heijden werd bij K.B. van 25 november 1919 tot burgemeester van Haaksbergen benoemd. Nr. VI-3 HET ERVE GROOT BUURSINK TE BUURSE
Door het vinden van oudere; gegevens is het mogelijk de genealogie van Groot
643
Buursink iets eerder te beginnen. In het artikel werd een Weimer Buursink vermeld, van wie al vóór 1565 sprake was. Deze Weimer is zeer waarschijn lijk identiek met de Willem Buersken, die in 1554 en 1558 genoteerd werd in de rentmeestersrekeningen van het drostambt Haaksbergen, omdat Herman Wolterdinck, Wolter up de Rijt en Johan ten Nienhuys hem "keurbare" wonden hadden toegebracht. De boeten, waartoe deze drie heren veroordeeld werden, werden door de rentmeester als ontvangsten geboekt. Welmers zoon Johan Buersinck werd vermeld in een akte van 15 juni 1579 gepasseerd voor richter Engelbert Nijkercke: Johan Buersinck en zijn vrouw Ges e bekennen verkocht te hebben aan Evert .. . en vrouw Mette een stuk land in Buersinck Rewerth, schietende aan de Olde Becke naar Ruerinck Esch met het einde aan de Nijen Brinck langs dat Baerstukke. Het is nu duidelijk waarom de omstreeks 1600 getrouwde Weimer Buursink en Berndtken Gleisz twee zonen Jan hadden. De ene was genoemd naar grootvader Buursink, de ander naar grootvader Gleisz. Duidelijk is inmiddels ook, waarom er van 1654 tot 1675 een proces gevoerd werd tussen Buursinks en Wargerinks over tienden uit het erve de Ham, het latere Klein Buursink. Op 10 februari 1609 verkochten richter Rosier van Bronckhorst en zijn vrouw Christina (Nijkercke), hun onmondige kinderen Femma en Engelbert en de grootmoeder van de kinderen Aalcken Wessels, weduwe van richter Engelbert Nijkercke, hun erve en goed "dat Ham", zo als van hun ouders aangeërfd en hun bij magescheiding toegedeeld, aan Wei mer Buirsinck en zijn vrouw Berndtken en aan Gerdt Wargerinck en zijn vrouw Gertien. Buursink en Wargerink hadden de Ham dus samen gekocht. Nr. EX-3 DE LINTELER BOEREN IN BRAMMELO
De onder 7E en 8 vermelde Egbert te Lintelo was genealogisch gezien wel een stamvader van Kerkenlintel in Brammelo, maar hij was er geen bouwman. Egbert was pachter van het erve de Braam in Buurse. Uit de gerichts protocbllen van 25 juli 1797 blijkt, dat de minderjarige kinderen Jan en Janna van wijlen Egbert te Lintelo en Janna Leferink nog pacht schuldig waren aan de eigenaar van de Braam. Het kind Janna woonde volgens de volkstelling van l januari 1830 als 39-jarige huishoudster op Kerkenlintel, samen met haar 3jarig zoontje Egbert en haar neven, de 44-jarige Herman en de 42-jarige Hendrik, ongehuwde zonen van Jan te Lintelo en Janna ten Kotte, in leven bouwlieden op Kotte te Buurse. Nr. X-l HET ERVE WOLTERINK TE BUURSE
Nadere onderzoekingen hebben aangetoond, dat Herman Wolterink, gehuwd met Jenneke Cuipers, uit het eerste huwelijk van N.N. Wolterink en JennekeN.N. geboren werd. W.E. ten Asbroek J.G. L. Overbeeke
644 DE TAAL VAN HAAKSBERGEN XXXVI DE GEDICHTEN VAN BERGHEGE 5
Een van de bekendste en meest aansprekende gedichten van Berghege is wel "De watermölle bie Hoksebarge". Misschien komt dit, omdat de watermolen een van de weinige objecten in en om Haaksbergen is, die nog zo ongeveer in de oude staat verkeren. Wel is de molen een paar keer gerestaureerd en heeft ook de omgeving enigszins de invloed van de nieuwe tijd ondergaan, maar de entourage is toch nog altijd zo, dat men zich er in de tijd van vroeger kan wanen. Het is en blijft een van de mooiste molencomplexen, die we kennen in Oost-Nederland en West-Duitsland. Velen zullen ook nu nog evenals Berghege onder de indruk komen van dit oude cultuurmonument en zijn omgeving, en meevoelen, wat hij zo treffend in zijn gedicht heeft vastgelegd. We laten het hier in zijn geheel volgen: "Nog heurt mien oor dat staörig zoezen, Nog zut mien ooge 't draeiend rad, Waor 't wit van schoem kwamp aoverbroezen, Et röstloos water, 't frisse nat. In 't dreuge welzand ston alleene Nen weependoorn in vollen bleui, Daor zat ik geern met bloote beene As kind, in 't heete zunn'gegleui. Et worden mie j zo vrömd en wonder, As ik daor nao dee mölle keek, Waor 't water, met zo'n wild gedonder, Deur de donkre stöwwe streek. 't Was of dee greun-gêl-grieze steene Van lang vervlaogen tien wat zaen, Was 't bliedschop mangs, was 't will' alleene, Of traonen, waor z'an denken deen? O as ik dan dat water heuren, Dat brullend deur de stöwwe sprong, En as in doezend fladden scheuren, Dan kreeg ik angst. Mer wieter drong, 't Zik kalm weer, net as of 't wol vriejen Met al de bleumkes langs de wal, Ten kanten op, met röstig vliejen, 'k Vertrouwen 't miej dan nummedal.
645
En doezend half gezeene dinge, Vertelsels nooit neet oetverteld, Een lokkend en een vrömd gezinge, 't Was miej as in een spreukskeswelt'. Bij enkele woorden en uitdrukkingen willen we nog even stilstaan: Staörig (regel 1) = gestadig, zonder ophouden, onafgebroken. Weependoorn (regel 6) = lange uitloper van het wilde roosje of hondsroosje, Rosa Canina, in het Duits Heckenröslein. De weependoorns werden wel gebruikt als ent-stammen voor gekweekte rozen. Stöwwe (regel 12) = meervoud van stouw = stuw. Wille (regel 15) = plezier, genoegen. Nooit neet (regel 26) = Weer een voorbeeld van dubbele ontkenning, zoals dat in onze spraoke vaker voorkomt. Bijvoorbeeld: Ik hebbe niks gien geld meer. Daor kump hier nooit gieneene. Ik mag ok nooit niks. Spreukskeswelt (regel 28) •*= sprookjeswereld. Een gedicht, dat ook nauw verweven is met de historie van Haaksbergen, is "De Marklinde". Ofschoonniet helemaal van de kwaliteit van "De Watermölle", spreekt het door zijn weemoedige ondertoon en zijn romantische kleur toch nog steeds aan. Het bezingt de vroegere lindeboom op de markt, die, zoals we vroeger al eens schreven, letterlijk en figuurlijk in het midden van de dorpsgemeenschap stond. Toen de boom is verdwenen of moest verdwijnen, heeft Berghege dit gedicht gemaakt, en hij was zeker wel een der eer sten, die waarschuwend zijn vinger ophief tegen het onverantwoord en vaak onnodig kappen van bomen. Zijn jeugdherinneringen in en om het dorp hebben hem ongetwijfeld beïnvloed, toen hij deze regels neerschreef. Let ook weer op het ritmische van de versbouw en op het regelmatige kruisrijm, die nog eens weer zijn uitstekende verstechniek en taalbeheersing verraden:
"Op 'n Karkhof ston ne linde Met takke wied en breed. Waor 'k zeuke, och ik vinde Nog ziensgelieke neet. Der ston ne aolde banke Rondumme zienen stam, Van stevige eékne planken. Ne tweede banke kwam Weer boeten um dee eene, An stutten eekenhaolt. Zo ston op negen beene Dee linde, groot en aold.
646
En scheen luk straf de zunne, Got 't water oet de loch, Mien leevetied, dan bunne Wie daor wal vaak genog Gaon schuulen of goan spöllen. 't Was ons een g'röstig dak, Woo dat de wind ok göllen, 't Gaf ons gin ongemak. En 's aovonds in den duustern Dan zatte wie der ok, Te praoten en te fluustern Van weerwolf, hekse en spook, Van alle slimme dinge, Vertelsels weet ik hoo'. Of 't was een blie gezinge, Mër vreulik gink 't der too. Wat hew' der vake ezêtten, 't Is vaste zuver waor, Et zal miej nooit vergêtten, Al word ik honderd jaor. Now is den boom evallen, Now 's Hoksebarge um kwiet, Den leefsten boom van allen Van vrog- of later tied. Uit het woord karkhof in regel l kunnen we afleiden, dat in Bergheges jeugd de Markt nog Kerkhof werd genoemd, wat het tot plm. 1830 ook werkelijk geweest was, n.l. de begraafplaats rondom het kerkgebouw. De aanzienlijke ingezetenen werden vaak in de kerk begraven en de "mindere man" rondom de kerk. De later aangelegde begraafplaatsen buiten de toenmalige bebouwde kom worden in de volksmond nog steeds kerkhof genoemd, maar het zijn geen kerkhoven in de letterlijke zin van het woord. Over "weerwolf, hekse en spook" hebben we bij Bergheges volkskundigewerk al gesproken. Blijkbaar zat dat geloof er bij de meesten van toen nog diep in. "Slimme dingen" waren erge dingen; het woord slim heeft in het Nedersaksisch een heel andere betekenis dan in 't Nederlands. "Et zal miej nooit vergêtten" is weer zo'n typisch Nedersaksische zinswending. In het Nederlands zegt men: "Ik zal het nooit vergeten". Zie voor dit gedicht en ook voor verdere historische bijzonderheden over bomen op de Markt "Aold Hoksebarge" 9e jaargang nr. 4 op bladzijde 573/574. J. Vredenberg
647
GERUBRICEERDE INHOUDSOPGAVE VAN DE JAARGANGEN VI - X VAN AOLD HOKSEBARGE
De cijfers voor de artikelen verwijzen naar jaargang, tijdschriftnummer en bladzijde. BELASTINGEN
VII IX IX
4 - 446 W.E. ten Asbroek, Verdwenen tollen te Haaksbergen 2 - 544 W.E. ten Asbroek, Belasting op alkoholische dranken 4 - 569 W.E. ten Asbroek, Hand- en spandiensten
BOEKENNIEUWS IX l - 531 J. Vredenberg, Boeken van de Heimatverein Vreden BUURSERBEEK EN SCHIPBEEK
IX 2 - 534 W. E. ten Asbroek, Is de Klaashuisweg de loop van de oude beek door het dorp ? DIALECT EN DIALECTSTUDIE VI l- 325 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (17) VI 2 - 344 E.H. van Heek, 'n Waor verhaal VI 2 - 349 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (18) VI 2 - 356 E.H. van Heek, Nog 'n Peerdeverhaal VI 3 - 358 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (19) VI 4 - 379 H. Odink, Met 'n sik op trad VI 4 - 385 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (20) VII l - 400 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (21) VII 2 - 415 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (22) VII 3 - 428 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (23) VII 3 -436 H. Berghege, Tevree V u 4 - 440 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (24) Vin l - 458 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (25) VIII 2 - 473 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (26) VIII 3 - 485 J. Vredenberg, Reactie op een reactie VIII 3 - 489 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (27) VIII 4 - 502 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (28) IX l - 517 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (29) IX l - 519 J. Vredenberg, Nog meer reacties IX 2 - 540 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (30) IX 2 - 543 J. Vredenberg, Een paar stukjes "Aold Hoksebarge" van Cato Elderink (1) IX 3 - 554 J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (31) IX 3 - 559 J. Vredenberg, Een paar stukjes "Aold Hoksebarge" van Cato Elderink (2)
648
IX X X X X X
4 l 2 3 4 4
-
571 582 597 615 631 644
J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen J. Vredenberg, Correspondentie J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen
(32) (33) (34) (35) (36)
DIVERSEN VI 2 - 342 W.E. ten Asbroek/J. Overbeeke, Het doop- huwelijks- en overlijdensregister van Neede 1672 - 1674 VI 2 - 352 B. E. Asbreuk, Een oud Waterloo-strijder VII 3 - 427 B.E. Asbreuk, Tragische sterfgevallen VII 4 - 443 J. Vredenberg, Aanvrage van een doopbewijs in 1886 VII 4 - 451 H. J. Feenstra, Zwemmen in de Schipbeek VIII 3 -487 B.E. Asbreuk, Monumenten te St. Isidorushoeve VIII 3 - 487 H. J. Feenstra, Spelen op de schans IX 3 - 549 W.E. ten Asbroek, Milieubescherming voor 50 jaar IX 3 - 564 W.E. ten Asbroek, IJken van gewichten in 1715 IX 4 - 573 W.E. ten Asbroek, Bomen op het oude kerkhof X 2-599 W.E. ten Asbroek, Heckesberg in het jaar 1000? X 2 - 601 W.E. ten Asbroek, Een reactie op de tentoonstelling X 3 - 613 W.E. ten Asbroek, Inbinden van Aold Hoksebarge X 3 - 613 W.E. ten Asbroek, Oranje en Haaksbergen X 3 - 617 W.E. ten Asbroek, Is de jeugd wel baldadiger dan de ouders waren ? X 3 - 623 W. E. ten Asbroek, Ambtelijk werken ook vroeger soms al duur X 4 -640 W. E. ten Asbroek/J. G. L. Overbeeke, Aanvullingen en verbeteringen op gepubliceerde artikelen in tien jaargangen Aold Hoksebarge ERVEN EN BOERDERIJEN VI 3 - 361 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Het erve Groot Buursink te Buurse VI 4 -374 W. E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, De erven Hilderink te Buurse VII l - 390 W. E. ten Asbroek, Het erve Asbroek te Beckum VII 2 - 409 W. E. ten Asbroek/J. Overbeeke, De Rode Braak te St. Isidorushoeve VII 3 - 421 W.E. ten Asbroek/J. Overbeeke, De erven Ottink in Stepelo VIII l - 460 W.E. ten Asbroek, De hof te Langelo VIII 2 - 479 W.E. ten Asbroek, De Meijerink-erven te St. Isidorushoeve (1) VIII 3 - 493 W. E. ten Asbroek, De Meijerink-ervente St. Isidorushoeve (2)
649
VIII IX IX IX IX IX X X
4 - 508 W.E. ten Asbroek, De Meijerink-erventeSt. Isidorushoeve(3) l - 520 W.E. ten Asbroek, Het erve Meier te Buurse 2 - 546 W.E. ten Asbroek, De Linteier boeren in Brammelo (1) 3 - 560 W.E. ten Asbroek, De Linteier boeren in Brammelo (2) 4 - 574 W.E. ten Asbroek, Het erve Wolterink te Buurse (1) 4 - 578 W.E. ten Asbroek, De Linteier boeren in Brammelo (3) l - 591 W.E. ten Asbroek, Het erve Wolterink te Buurse (2) 2 - 607 W.E. ten Asbroek/J.G. L. Overbeeke, De hof te Weein k
GEMEENTE EN GEMEENTEHUISHOUDING
VI l - 328 D. Jordaan, De gemeentehuishouding van Haaksbergen in 1811 VI 2 - 347 J.M. Scaf/D. Jordaan, De burgemeesters van Haaksbergen VI 2 - 351 W.E. ten Asbroek, Reglement op het houden van wachten VI 4 - 382 W.E. ten Asbroek, In 1777 kreeg Haaksbergen nieuwe straten VIII l - 459 J. Vredenberg, Een burgemeestershuwelijk in 1878 IX l - 519 J. Vredenberg, Aanvulling en verbetering op "Een burgemeestershuwelijk in 1878" X l - 587 W.E. ten Asbroek, De eerste straatverlichting van Haaksbergen GEZONDHEIDSZORG
VI 2 - 353 W.E. ten Asbroek, Instructies voor de Haaksbergse arts X 3 - 618 W.E. ten Asbroek, Een waarschuwing tegen onbezonnen emigratie HISTORISCHE VERHALEN VI 2 - 355 W. E. ten Asbroek, Heren, knechten en boeren vierden feest VI 3 - 372 B.E. Asbreuk, Een vreemde fiets VII 2 - 406 W.E. ten Asbroek, Het richterambt lucratief VII 2 - 412 W.E. ten Asbroek, Met grote heren is het kwaad kersen eten VII 2 - 416 W.E. ten Asbroek, Het debiteurenboek van H. Waanders in de Dom VII 3 - 433 W.E. ten Asbroek, Generaal Chassé VII 3 -434 W.E. ten Asbroek, Huwelijksperikelen VII 4 - 437 W.E. ten Asbroek, Benoeming van een schoolhoofd in 1827 VII 4 - 444 W.E. ten Asbroek, Papa Chassé - Twente Boven VII 4 - 452 J. Vredenberg, Generaal Chassé, citadel-poëzie VIII 2 - 470 J. Overbeeke, Het testament van tante Cost VIII 4 - 503 B. E. Asbreuk, Een ongeluk bij de aanleg van de grindweg naar Enschede IX l - 528 W.E. ten Asbroek, De belangrijkste munten in Overijssel van 1200 tot 1800 IX l - 531 B.E. Asbreuk, Leefgewoonten in 1861
650
IX X X
3 - 550 D. Jordaan, Aanvulling op de beschrijving van Haaksbergen uit 1844 2 - 604 W.E. ten Asbroek/J.G.L. Overbeeke, De Haaksbergse schut terij 3 -618 W.E. ten Asbroek, Een waarschuwing tegen onbezonnen emigratie
IN MEMORIAM IX
2 - 533 In memoriam Dinant Dijkhuis
KERKGESCHIEDENIS VII l - 398 W.E. ten Asbroek, Pastoor Christophorus Broeckhuysen IX l - 532 W.E. ten Asbroek, Godsdienststrijd in de 17e eeuw IX 2 - 533 J. Leusink, Restauratie Pancratiuskerk X l -586 W.E. ten Asbroek, Een kruis op het kerkhof LAND BOUWHISTORIE
VI VII VII K K X X
3 - 372 B. E. Asbreuk, Export van ganzen l - 398 J. Vredenberg, Biddag voor het gewas 2 - 405 B.E. Asbreuk, Grasmaaiers voor Holland 2 - 541 W.E. ten Asbroek, Boomplantdagen in 1548 4 - 577 W.E. ten Asbroek, Landbouw en veeteelt in 1780 l - 584 W.E. ten Asbroek, De landbouwtentoonstelling van 1907 4 - 631 W.E. ten Asbroek, Landbouw in 1825
NAMEN EN NAAMSVERKLARINGEN
VI 4 - 384 W. E. ten Asbroek/J. Overbeeke, Wat betekenen Porik en Gleis VII 4 - 513 W.E. ten Asbroek, De families Wielens, Wijlens en Wilens te Haaksbergen X l - 581 B. J. Waanders, Nog eens "Verwantschap van plaatsnamen" X 3 - 624 W.E. ten Asbroek, Oude familienamen te Goor NIJVERHEID EN INDUSTRIE VI l - 332 W. E. ten Asbroek, N. V. Weverij de Eendracht VERENIGINGSACTIVITEITEN VI l - 325 Verslag lezing L. Schulze Spüntrup over "Denkmaler in der Landschaft des Kreises Ahaus" VI 2 - 341 Verslag lezing D. Jordaan/A. J. Temmink over "Aold Hoksebarge VI 2 - 341 Verslag lezing Mr. H. J. Steenbergen over de "Geschiedenis van de Heerlijkheid Borculo". VI 3 - 357 Uitreiking van "Historie der Kerken" aan burgemeester en pastores van Haaksbergen
651 VI 3-358 Excursie naar Groenlo VI 4 - 373 Excursie naar Losser VII l - 389 Verslag lezing D. J. F. Wilmink over "Aold Hengel" VII 2 - 405 Verslag lezing A. J. Temmink over "De natuur rond Haaks bergen " VII 2 - 405 Verslag lezing W. Elling over "Pottenbakkerij in Stadtlohn en Vreden" VII 4 - 452 Excursie naar Delden VIII l - 453 Verslag lezing R. Stamkot en G. Kuschy over de Museum Buurt Spoorweg Vul l - 453 Tentoonstelling "Hoo meister Vredenberg Hoksebarge zag" VIII 2 - 469 Verslag lezing J. Hosmar over "Leven en werken van de Vriezenveense Rusluie" VIII 2 - 469 Verslag lezing W.E. ten Asbroek over "De marke Langelo en zijn gewaarde erven" VIII 2 - 469 Tentoonstelling "Landelijke Bouwkunst in en om Haaksbergen" VIII 3-485 Excursie naar Eibergen en Rekken VIII 4 - 501 Excursie naar Enschede IX 1 - 517 Uitreiking van Historie van Haaksbergen, deel I, aan B. en W. van Haaksbergen IX l - 517 Verslag lezing mevrouw H. van den Berg-Vanhouten over "Kreta" IX l - 517 Tentoonstelling "850 jaar Pancratiuskerk" IX 2 - 533 Verslag lezing B.H.A. te Lintelo over "Reformatie en ContraReformatie in Twente" IX 3 - 549 Verslag van de filmvoorstelling "Twente een gouden stukje Nederland" van G. J. ter Welle IX 4 - 565 Excursie naar Goor en excursie naar Tubbergen X l - 581 Verslag lezing J. G. L. Overbeeke over "De marke Buurse en zijn boerderijen" X 2 - 597 Tentoonstelling "Groeten uit Haaksbergen" X 2 - 597 Uitreiking van Historie van Haaksbergen, deel II aan B. en W. van Haaksbergen' X 3 - 613 Verslag lezing J. Vredenberg met tekeningen van spreker van verdwenen objecten in Twente en Munsterland. X 3 - 613 Excursie naar Rijssen X 4-629 Tien jaar Aold Hoksebarge X 4 - 629 Contributieverhoging X 4-630 Excursie naar Vreden WONINGEN IN HET DORP
VI l - 334 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Assinkkamp (3) VI 2 -345 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Assinkkamp (4) VI 3 - 369 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Assinkkamp (5)
652
VI
4 - 373 J. Overbeeke, Ingezonden mededeling betreffende de Assinkkamp VI 4 -387 W.E. teu Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Assinkkamp (6) VII l - 402 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Assinkkamp (7) VII 2 -419 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Assinkkamp (8) VII 3 -431 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Assinkkamp (9) VIII l -454 W.E. Ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (1) VIII 2 -475 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (2) VIII 3 -490 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (3) VIII 4 -504 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (4) IX l - 525 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (5) IX 2 -536 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (6) IX 3 -555 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (7) IX 4 -565 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankebborg (8) X l -589 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (9) X 2 - 602 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (10) X 3 - 626 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (11) X 4 - 630 W.E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Woningen Blankenborg (12)