10e jaargang no. l - februari 1977 - verschijnt vier keer per jaar
ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN
Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Aatroek J. Overbeeke J. Vredenberg ADMINISTRATIE: A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, Haaksbergen, Postrek. 2547699 t.n.v. Penningmeester Historische Kring Haaksbergen
„Aold Hoksebarge" wordt toegezonden aan de leden van de „Historische Kring Haaksbergen". Zij betalen voor lidmaatschap en abonnement ƒ 10,— per jaar. Echtparen betalen f 15,— per jaar. Publikatie of overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk, alleen toegestaan met schriftelijke toestemming van de auteurs.
Bestuur van de Historische Kring Haaksbergen D. Jordaan J. G. H. zn., „Bleekhuisje", Haaksbergen, tel. 1248, Voorzitter J. Overbeeke, Fazantstraat 13, Haaksbergen, tel. 1634, Secretaris A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, Haaksbergen, Postrek. 2547699, Penningmeester B. E. Asbreuk, Erve „Meyerinkbroek", Haaksbergen, tel. 05405-214 W. E. ten Asbroek, Boerhaavelaan 144, Hengelo O., tel. 05400-14576 Mej. R. Brummelhuis, Dr. Ariënsstraat 8, Haaksbergen A. Molenveld, Reggestraat 30, Enter, tel. 05478-853 J. B. A. Leusink, Nachtegaalstraat 13, Haaksbergen, tel. 2023 J. F. Overbeek, Bevertstraat 14, Haaksbergen, tel. 1564 J. Vredenberg, Weverstraat 16, Haaksbergen, tel. 2348
581 DE EERSTE LEZING VAN 1977
Een aandachtig gehoor van ruim 60 leden van onze Kring luisterde op dinsdag 18 januari j.l. in zaal Damen naar een lezing van onze secretaris, de heer J. G. L. Overbeeke. Het onderwerp van de lezing, die met enkele kaartjes geïllustreerd werd, was de historie van de marke Buurse en zijn boer derijen. Uit zijn verhaal bleek de grote deskundigheid van de heer Overbeeke. Belangstellenden verwijzen wij gaarne naar ons binnenkort verschijnende deel II van de Historie van Haaksbergen, waarin niet alleen de geschiedenis van de marke Buurse, maar ook die van de andere marken en het dorp zelf uitvoerig behandeld zal worden. NOG EENS "VERWANTSCHAP VAN PLAATSNAMEN" Tijdens onze vakantie in het Sauerland in 1976 kwam ik daar plaatsnamen tegen, die veel verwantschap hebben met die in onze streek. Vooral als ik de namen van ons nabuurplaatsje Beckum vergelijk met die bij onze Ooster buren. In het Sauerland ligt ook een Beckum (niet te verwarren met Beckum bi j Ahlen, red.), met daarbij het plaatsje en kasteel Altena. In "ons" Beckum liggen de boerderij Altena en het Altena's bos. Bij boerderij Altena moet vroeger ook een kasteel hebben gestaan. (Dit is zeer onzeker. De mening dat hier de "joffers van Beckum" gewoond zouden hebben is onjuist, red.) Verder vonden we in het Sauerland het plaatsje Ohle, bij ons Oele. Het plaatsje Stiepel vertoont een duidelijke gelijkenis met ons huidige Stepelo. Volgens de "Historie van Haaksbergen" is Stepelo van Stiepel afgeleid. Iets minder duidelijk is ginds weer de naam Asbeck (niet Asbeck tussen Schöppingen en Legden, red.). Heeft dit misschien iets te maken met As-breuk bij Beckum ? Tenslotte is vermeldenswaardig de naam van een beekje, dat langs ons va kantiehuisje stroomde; het heette de Waarbeek (en niet, zoals men daar zou verwachten "Wahrbach" of iets dergelijks, red.). Dit alles deed mij denken aan een artikel in "Aold Hoksebarge", 4e jaargang nr. 4, blz. 253, over een groep namen in Oost-Munsterland. Ik heb deze opgezocht op een toeristenkaartje en kwam daarbij nog een naam tegen, niet van een plaats, maar van een berg van 165 m. hoog. Het was de Höksberg. Gaan we deze naam vergelijken met de oudste benaming van ons dorp, n.l. Hockesberge, dan is het verschil betrekkelijk klein. Aangezien de naam Haaksbergen- moeilijk te verklaren is, mogen we misschien veronderstellen, dat deze naam met "een volksverhuizing" is meegekomen, hetzij van oost naar west of van west naar oost. Misschien is er in die streken nog wel meer vergelijkend materiaal, dat op ons ligt te wachten. B.J. Waanders
582 DE TAAL VAN HAAKSBERGEN (XXXIII) DE GEDICHTEN VAN BERGHEGE (2)
Alvorens ons verder met Bergheges gedichten bezig te houden, willen we even stilstaan bij het titelblad en het voorbericht van zijn boekje. We zien hier merkwaardigerwijs, dat titel, motto en voorbericht alle in het Neder lands zijn gesteld en niet in het Haaksbergs. Waarom heeft hij hiervoor niet de dorpstaai gebruikt? Het is toch beslist geen onvermogen geweest'. Maar om kort te gaan: de titel luidt: "Uit het land van den Tubant (Maat en rijm in Twentsch dialect)". En als motto geeft Berghege het boekje de volgende regels mee: "In Twente heeft elk plaatsje Zijn eigen dialect. Het Haaksbergsch is het taaltje, Dat mij het meeste trekt. U daarin iets te zingen - Zoo goed als ik dat kan Wilt gij mij zulks vergunnen, Welnu, zoo luistert dan." In het "Voorbericht" schrijft Berghege onder meer, dat het gebezigde dialect alleen als spreektaal voorkomt en dat er geen grammatica of spraakkunst voor bestaat. En dan zegt hij woordelijk (zo omstreeks 1900): "De korte spanne tijds, die het "plat" nog rest, om zijn armelijk bestaan voort te sle pen, maakt het waarschijnlijk, dat er wel nimmer eene grammatica het licht zal zien". Voorwaar geen optimistisch geluid, wat het voortbestaan van de streektaal betreft. En wat is er zo'n zeventig jaar nadien van deze onheilsprofetie uitgekomen? De streektaal is nog steeds een levende realiteit, voornamelijk onder brede lagen van de plattelandsbevolking, terwijl er in andere kringen steeds meer belangstelling voor ontstaat. Dan zijn er, sinds Berghe ge zijn sombere visie te boek stelde, talrijke werken verschenen op het gebied van dialectstudie. We doen maar een willekeurige greep zonder de pretentie van volledig te willen zijn: Twents-Achterhoeks Woordenboek met grammatica (Wanink); Beknopt Heerder Woordenboek met grammaticale bijlagen (Bosch); Deventer Woordenboek (Draayer); Rijssens Woordenboek (Schönfeld Wichers); Twents Woordenboek (G.H. Dijkhuis Borne, moet nog verschijnen); Winterswijks Woordenboek (Deunk). Verder zijn of worden er lijsten met woorden en uitdrukkingen'gepubliceerd over Denekamp (Dingel-dein), Olst (mevrouw Bakhuis), Terwolde-Nijbroek (Vredenberg), het bekende Twents Abc-darium (Buursink) en Haaksbergen (D. Dijkhuis, nog niet gepubliceerd). Dan zijn er nog dissertaties over de dialecten van Zelhem (Broekhuizen), Enschede (Bezoen) en Tilligte (Baader). En dan vooral niet te vergeten het kostelijke boek van Dr. Bezoen: Taal en volk van Twente.
583
Als Berghege dat alles nog eens had mogen beleven .........Hij zou zelf de eerste zijn om te verklaren: "Wat 'n gelukke, da'k ongeliek heb ehad". Berghege hechtte veel waarde aan bestudering van het dialect, vooral voor de vergelijkende studie der Germaanse talen. In zijn tijd werd dat blijkbaar niet veel gedaan, want "men doorgroef en doorzocht wel den bodem van Twenthe tot het vinden van historische en oeconomische materialen - die niet wegloopen - maar de snel vervloeiende dialecten laat men een kalmen en zachten dood sterven". Hij meende dus, dat het te laat zou worden voor dialectstudie, maar ook deze vrees is gelukkig niet bewaarheid geworden. De mensen, die zich schamen om de streektaal te gebruiken, komen er ui teraard bij Berghege niet best af. "Er bestaan in de maatschappij menschen, die zich hunne nederige afkomst schamen en de allure van geboorte-aristocraten aannemen. Er leven in de provincie menschen, die over hunne "Moedertaal" het dialect blozen en den Hollander willen uithangen. Iedereen komt met die would-be aristocraten en nagemaakte Hollanders dagelijks in aanraking". Deze uitspraak is ook nu nog actueel; alleen met die passage over de "nederige afkomst" kunnen we niet meegaan; wij Oostnederlanders zijn beslist niet van geringere afkomst dan mensen uit andere delen van Nederland. Om ons had het woord "nederige" weggelaten mogen worden. Berghege gaat dan verder: "Wel eigenaardig is het, dat die menschen juist het tegendeel bereiken van hun hartewensch. Zij doen niets dan het contrast levendig houden tusschen schijn en wezen". Hij noemt het zogenaamde Nederlands van zulke lieden "een vernisje, waar de grondverf dikwijls doorheen gluurt". En verder: "Een met pauwenveeren opgesmukte kip zal, als ze gelegd heeft, toch kakelen". Berghege vindt, dat het dialect, dat in eenvoud geboren en opgegroeid is, zijn eerste levensbehoefte, "de eenvoud", moet ontberen. En hij gaat voort: "De meeste dokters hebben het thans zoo ernstig zieke dialect een recept voorgeschreven, maar geen apotheker is nog in staat geweest om het klaar te maken". Nadat Berghege nog een korte toelichting op zijn spelling heeft gegeven, besluit hij zijn voorbericht met de volgende dichtregels: nu in het Haaksbergs: "As "Kritikus" met groot verstand - Hee dreg ne groote brille Luk op- of an te marken hef, Hee holde zik neet stille. Al 't menschenwark hef zien gebrek, En 't netste kan nog netter. Dee maent, dat hee 't verbettren kan, Den zeg ik: "Doo ie 't better'." J. Vredenberg
584 DE LANDBOUWTENTOONSTELLING VAN 1907 Op zaterdag 24 en zondag 25 augustus 1907 organiseerde de afdeling Haaks bergen van de Overijsselsche Landbouwmaatschappij een tentoonstelling, waartoe op de ledenvergadering van 17 maart 1907 besloten was. Het was niet de eerste landbouwtentoonstelling. Deze werd reeds in 1897 gehouden. Van de expositie van 1907 zijn echter een catalogus, een reglement en een programma bewaard gebleven, die ondergetekende voor zich heeft liggen en waaruit hij graag iets wil publiceren. Het reglement vermeldde, dat de tentoonstelling plaats had op terreinen aan de grindweg naar Enschede, waar de oude fabriek der firma D. Jordaan & Zonen gestaan had (hoek Sterrenbosstraat). De tentoonstelling werd zater dags om 11 uur en zondags na de kerktijd geopend en beide dagen om 5 uur gesloten. Voor tentoongestelde paarden moest per stuk ƒ 0,50 inleggeld be taald worden, voor rundvee ƒ O, 30,voor een varken of zeug met biggen ƒ 0,15, voor konijnen of pluimvee ƒ 0,50 en voor eieren ƒ 0,25 per dozijn. Ingezon den dieren en landbouwproducten mochten te koop aangeboden worden. Als prijzen werden verguld zilveren, zilveren en bronzen medailles ter beschik king gesteld, die eventueel door geldprijzen van 10, 5 en 2i gulden vervan gen konden worden. Vreemd is de mededeling dat eieren, die tijdens de expositie gelegd werden, vernietigd zouden worden. In de catalogus kon men adverteren voor ƒ3, — per hele en ƒ 2, — per halve bladzijde. In afdeling I (paarden) werden 2 dekhengsten tentoongesteld, 1.2 merries met veulen, waarvan één merrie met veulen te koop was voor ƒ 350, -, 8 ruinen en 8 merries van l tot 3 jaar, waarvan er enkele te koop waren voor ƒ425, tot ƒ 800, -, 3 ruinen en 12 merries van 3 tot 9 jaar, gedeeltelijk te koop voor ƒ 500, - tot ƒ 600, -. Tenslotte fleurden l span werkpaarden van D. Jordaan & Zonen en 2 span luxe paarden het geheel op. In afdeling II (rundvee) werden 17 stieren tentoongesteld, waarvan 2 tweeja rigen voor ƒ 250, - te koop werden aangeboden, verder 18 melkkoeien, waarvan enkele te koop voor ƒ 250, - tot ƒ 360, -, 32 vaarzen, te koop voor ƒ130, tot ƒ 200, -, 6 fokkalveren, te koop voor ƒ 60, - tot ƒ 150, - en tenslotte nog 12 melkkoeien in de categorie "schoonste collectie". Van het tentoongestel de rundvee waren-er 37 zwartbent, 16 roodbont, 8 grijsbont, 2 blaarkop en van 22 werd de kleur niet opgegeven. In de afdeling III (varkens , schapen en geiten) werden 10 dekberen van inlands, Duits of gemengd ras opgegeven, gedeeltelijk te koop voor ƒ 30, - per stuk. Verder 10 drachtige zeugen, 9 zeugen met biggen (prijs van vijfweek-se biggen ƒ 12, - per stuk), 7 loopvarkens, 11 rammen (prijs ƒ 45, -), 18 ooien en 4 melkgevende geiten. Een geit werd aangeboden voor ƒ 15, -.
585
Afdeling IV omvatte pluimvee en konijnen. Bij het pluimvee onderscheidde men de rassen witte, patrijs, zilver- en zilver pencilled Wyandottes, verder Orpingtons, zwarte Minorca's, Andalusiërs, patrijs- en witte Leghorns, zilver Braekels, zilverkleurige en goudkleurige Hamburgers en Koekoek Plymouth Rocks. Hanen werden te koop aangeboden voor ƒ 3, - tot ƒ 25, -, hennen voor ƒ 3, - tot ƒ 10, -. Onder het hoofd "niet genoemde rassen" vielen krielkoppen, zwarte kraaikoppen, zwarte Bantams en kruisingen van witte Leghorns en witte Wyandottes. Ook werden enkele paren Pekingeenden, grauwe kwakers en witte kwakers en een paar Guinea ganzen geëxposeerd. Tot ingezonden "diversen" behoorden de rassen Pauwstaart, Rode Slenkers, Witte króppers en Raadsheren bij de duiven. Bij de konijnen onderscheidde men Vlaamse en Wener reuzen, bonte papillons en Angorakonijnen. De prijzen van deze varieerden van ƒ 4, - tot ƒ 10, -. In afdeling V werden 4 gevulde bijenkorven van stro tentoongesteld, terwijl "ter opluistering" W.H. Lankwarden uit Apeldoorn honing in flacons te koop aanbood & j O, 60 per pond. Bijenstand "De Bij" uit Breukelen exposeerde een dubbelwandige bijenkorf systeem Tukker. Verder was er een stand van S. Frankenhuis Jzn. te Haaksbergen met "natuur, vaste- en mobielbouw en bijenproducten". Landbouwgewassen en ooft werden getoond in afdeling Vl. Aanwezig warende volgende soorten rogge: Inlandse, Schlanstadter, Petkuser en Boheemse. Haver: Royal Jubilee, Probsteiner, Strubeschlanstadter, Goldencluster, Leutewitzer en Kirsch Ideal. Als aardappelsoorten werden genoemd: Duitse, Baakse, Hamburger en Arnhemse roden, Deventer en Duitse gelen, Jeanne d'Or, Eigenheimers, Zandjammen, Gelderse kralen, Keulse ballen en Duitse blauwen. Bij de mangelwortels onderscheidde men Leutewitzer, Eckendorfer, Jaapjespeen en Substantia, bij de knolrapen Gele blauwkop. Ter opluis tering waren enkele nieuwe landbouwgewassen ingezonden o.a. 25 soorten zomertarwe, 44 soorten gerst, 12 soorten klaver en groene mais. In afdeling VII waren enkele bloemen, planten en zaden ingezonden o.a. door J.D. Odink, D. W. Broekhuis en D. Jordaan F.J.zn. te Haaksbergen. Afdeling VIII was gereserveerd voor de zuivel, werktuigen voor de zuivelbereiding, kunstmeststoffen en voederartikelen. Geëxposeerd werden boerenboter en fabrieksboter van de zuivelfabrieken te Boekelo, Colmschate, Haps, Heino, Holten en Lonneker. De laatste afdeling droeg nr. DC en was gereserveerd voor landbouwwerktui gen, zadelmakerswerk en hoefbeslag. Onder de eerste titel vielen wanmolens, zelfdrinkers voor veestallen en een hakselmachine. J.F. Gakink te Haaks bergen had zadelmakerswerk ingezonden en de smeden B. J. Eijsink, J. W.
586 Wildenborg, J.B. Wildenborg en Gebr. Wildenborg hoefbeslag. Een "karre tje op veren" en enkele boerenwagens kwamen van leveranciers buiten Haaksbergen. Gebr. Frankenhuis liet enkele naaimachines voor hand- en voêtbeweging zien van de merken Phoenix en Teutonia en H. van Sark touwwerk en tekeningen van boerenbehuizingen.
Interessant zijn ook de adverteerders: W.G. van Ulsen was "minzaam aan bevelend" op het terrein aanwezig met een kraam voor appels, peren, druiven, perziken, pruimen en vis. B. ter Braak bood naaimachines aan "op wekelijkse afbetaling". De erven A.W. Ottink hadden beide dagen taartjes, botersprits en damesmoppen voorradig. D. W. Leerink, Haaksbergs agent van de Levensverzekeringsmij Haarlem, bood o.a. communieverzekeringen aan. B.G.H. Konings schilderde huizen en rijtuigen. A. Rozerna had hoeden, petten, fronts, boorden en manchetten. Scheerbaas A. J. Nijboer bood ook sigaren aan: Havana miskleur en Cubano voor 2j cent en Lucretia voor 3 cent. De gediplomeerde hoefsmeden W.R. ten Asbroek & Zonen wilden graag electrische bellen en petroleum gloeilicht aanleggen. J. Th. Wil denborg bood "ook op afbetaling" Gazelle, Cito, Westfalen, Naumann enGermania rijwielen aan en wilde eventueel gratis een "leerfiets" lenen. Van den Broek & Adolfs gaf het op vrijdag verschijnende blad uit, de Haaksberger, Eibergsche, Nieuwe Needsche en Borculosche Courant, tegen de prijs van 40 cent per halfjaar. Zij waren ook het "eenigst adres voor Ansichtkarten ". Op beide tentoonstellingsdagen werd muziek gemaakt, zaterdags 4 uur door de Burger Harmonie van Enschede en zondags 4 uur door het Muziekcorps van de voormalige Schutterij te Enschede. Op zondagmiddag 5 uur vond er een optocht van versierde vervoermiddelen plaats. Beide dagen was er van 19.30 tot 22.30 bal-champêtre, de laatste avond besloten met vuurwerk.. Zaterdagmiddag l uur kon men a ƒ 1,20 per persoon deelnemen aan een lunch in hotel "De Moriaan". Zondagavond was er om 6 uur een gemeenschappelijk diner. Wat zal men gesmuld hebben. W.E. ten Asbroek
EEN KRUIS OF HET KERKHOF
Bij de ingekomen stukken van de Haaksbergse raadsvergadering van 14 maart 1863 was een brief van "de Heer H. Wiegink, pastoor der parochie van den H. Pancratius te Haaksbergen" gedateerd 12 februari 1863. De pastoor verzocht daarbij "om op het voor de Roomsch Katholijken afgezonderde gedeelte der algemeene burgerlijke begraafplaats een kruis met Christusbeeld als mede 2 of 3.knielbankjes te mogen plaatsen". De pastoor deed daarbij een
587
beroep op een mededeling in het Staatsblad. Het verzoek werd voorlopig aangehouden, omdat het betreffende Staatsblad bij de raadsleden niet bekend was. Men zou de pastoor vragen om het blad nader aan te duiden. Op 29 april 1863 werd een brief van de pastoor d.d» 27 april voorgelezen. Burgemeester H. Verbeek achtte dé brief zodanig beledigend, dat hij uitstel van behan deling verzocht. In de raadsvergadering van 19 juni 1863 werd de brief opnieuw voorgelezen, waarna de "voorzitter"(burgemeester) het woord neemt en in den breede ontvouwt, hoe verregaand hoonend en beleedigend die stukken en vooral het antwoord van April j.l. voor hem zijn, tengevolge waarvan hij den adressant uitdaagt en sommeert van tegen hem gebezigde uitdrukkingen en aantijgingen de bewijzen te leveren, verlangend van hem (pastoor) openbare herroeping van sommige uitdrukkingen en herstel van eer, terwijl hij vermeent het uitbrengen van zijn stem als lid van deze vergadering aan dat één en ander afhankelijk te moeten stellen en gevolgelijk ook het nemen van een bepaald besluit op het gedane verzoek". De raadsleden waren het allen eens met het oordeel van de burgemeester over de inhoud van de brief, maar meenden toch met 5 tegen 3 stemmen een besluit te moeten nemen. De voorzitter bleef van mening, dat hij niet aan een beslissing kon meewerken, alvorens hij voldoening van zijn grieven verkregen had. Hij voelde zich daarom gedwongen de vergadering te verlaten. Wethouder G. J, Eijsink nam daarop de voorzittershamer over, waarna het verzoek tot het plaatsen van een kruis met 5 tegen 2 stemmen werd aangenomen. W.E. ten Asbroek DE EERSTE STRAATVERLICHTING VAN HAAKSBERGEN Op 17 mei 1832 deelde burgemeester H.A. P. Schaepman aan de gouverneur van Overijssel op diens verzoek mee, dat "aan verlichting alhier uit hoofde van de financiële omstandigheden niet kon worden gedagt". Pas op 12 oktober 1863 werd in de gemeenteraadsvergadering besproken "dat tengevolge door vele ingezetenen den wensch is geuit de dorpsstraten door lantarens worden verlicht en de noodzakelijkheid daarvan, vooral tengevolge de steeds toenemende passage sedert de daarstelling des grindwegs (Haaksbergen Neede) ook door het College van B. en W. ten volle erkent wordt, zoo doet hij (de burgemeester) uit naam van dat college het voorstel om alvorens tot de vaststelling van den staat van begroting voor 1864 over te gaan, dit be langrijk onderwerp in rijpe overweging te nemen en tot de daarstelling der straatverlichting te besluiten". Met algemene stemmen werd daarna besloten om op de begroting 1864 een post hiervoor op te nemen. Op 31 augustus 1864 deelde de voorzitter aan de raad mee, dat tegen l oktober a.s. de straatverlichting gereed zou zijn. Daarom moest voordien een lantaarnopsteker benoemd worden en zijn salaris vastgesteld. Het laatste stelde men
588
vast op ƒ 18, - per jaar en voor de functie riep men sollicitanten op. Op29 september werden hun namen bekend: Johannes Leussink, J.D. Hermans, J. Boonk, W. Klaassen, H.J. Revius, A.J. Molenkamp, J, Bouwmeesters, J.G. Becking, G. ter Bekke, H. Stegeman. De eerstgenoemde werd daarop aangesteld. Op 28 september 1865 deelde J. Leussink aan B. en W. mee, dat hij dedoor hem uitgeoefende betrekking tegen de tot nu toe genoten jaarwedde van ƒ 18, niet langer wenste waar te nemen. Omdat men over hem zeer tevreden was, verhoogde men zijn gage tot f 24,-. Blijkbaar zinde dit Leussink toch niet, want in de raadsvergadering van 10 oktober 1866 werden weer namen van sollicitanten voorgelezen: Willem Arnold Wielens, Johannes Dominicus Hermans, Gerhardus Kuipers, Gerrit Jan Wissink, Johannes Hermannus Kloos terman en Gerhardus ter Bekke. Met algemene stemmen werd W.A. Wielens benoemd, wiens salaris op 14 oktober 1868 verhoogd werd tot ƒ 30, -en op 20 december 1873 tot ƒ 40, -. Door thans onbekende oorzaak was op l oktober 1878 J. Leussink inmiddels weer lantaarnopsteker geworden. Hij was ook de klokkeluider van Haaksbergen. In 1879 was zijn inkomen als lantaarnopsteker ƒ 45, -. Op 6 oktober 1880 werd besloten de straatverlichting met ingang van 1881 ook in de maanden september en april te laten branden. Tot nu toe gebeurde dit alleen maar van oktober tot maart. In verband hiermee werd het jaar traktement verhoogd met ƒ 10, -. Op 28 juli 1883 verzocht Leussink eervol ontslag uit gemeentedienst, wat hem onder dankbetuiging verleend werd. Op 4 oktober werden weer sollicitanten-namen voorgelezen: J.D. Hermans, J.H. Ordelmans, W. J. ten Asbroek, G. Riesthuis en J.G. Oldenkotte. De eerste werd aangesteld tegen een salaris van ƒ 55, - per jaar. In verband met de aanleg van de spoorlijn van Neede naar Enschede/Hengelo en de bouw van een station te Haaksbergen werd op 25 juni 1884 besloten langs de weg van het dorp naar het station drie lantaarns te plaatsen. Daar voor werden bij de Heren B. Mohrman & Co, ijzerhandelaren te Leeuwarden, drie groen-gelakte en beglaasde blikken lantaarns, compleet met petroleum lampen gekocht. De prijs van deze was ƒ 17, - per stuk franco station Enschede. Waar de andere eerste "öllielaamp'n" gestaan hebben, is ondergetekende niet bekend. Wel werd op 10 december 1879 besloten de lantaarn, die "aan het wegje in den Dijksgaarden geplaatst is (vermoedelijk Kerksteeg, waar thans uitbreiding van gemeentehuis in aanbouw is), te verplaatsen op de in de nabijheid daarvan staande pomp in den Blankenborg, nabij het huis van A.G. Schartman in de kom Alhier (tot voor enkele jaren pand Bouwhuis, thans afgebroken)". W.E. ten Asbroek
589 WONINGEN BLANKENBORG (IX) HUIS NR. 172 Dit huis kan niet bogen op hoge ouderdom. Het is gebouwd op één van de zgn. Dijkgaardens, achtertuinen van de "deftige" huizen aan de noordzijde van de Kerkhof. Eens behoorden de ondergrond en tuinen van deze woningen ook tot de Hof van Haaksbergen, maar ze werden vermoedelijk al in de 14e en 15e eeuw door de bewoners in eigendom verworven. Op de huidige parkeerplaats naast het gemeentehuis stond van ouds het huis "Het Witte Paard", voor het laatst bewoond door de familie G.A.B. Leferink. Op 10 februari 1772 werd het Witte Paard met achterliggende tuin publiek verkocht. Koper was Jan Jordaan voor ƒ 810, -. Jan's zoon Derk Jordaan, geboren in 1781 en overleden in 1877, bouwde rond 1815 in zijn achtertuin aan de Dijk of Blanken burgerstraat huis nr. 172, dat in de loop der jaren aan verschillende per sonen verhuurd is geweest. In 1830 werd het bewoond door kleermaker Johannes Koenderink, door de in Amsterdam geboren Benjamin Hartog, die in april 1830 naar Meppel verhuisde, en door Jan Hendrik Wijlens. Koopman Jonas Frankenhuis, Gerhardus Wevers, Hendrikus Heukers en de weduwe Hermanus Wielens waren in 1850 bewoners. HUIS NR. 173 De ondergrond van huis nr. 173, dat later in tweeën gesplitst werd, was in 1716 nog eigendom van de domeinen. In 1551 werd dit terrein voor 20 stui ver per jaar gepacht door Herman Helmichs, die ook de ondergrond van huis nr. 174 gepacht had. Waarschijnlijk woonde hij in 173. In 1558 werd Wychert Leefferinck pachter en zijn naam werd tot 1606 vermeld. Herman Helmichs, waarschijnlijk een kleinzoon van de eerste Herman, werd in 1610 weer huurder. De rentmeester vermeldde van hem, dat hij twee gaardens gepacht had, één voor 10 stuiver (nr. 173) en de ander voor 20 stuiver (nr. 174). Herman Helmichs was getrouwd met Fenneke, die ver moedelijk Ten Witbroeke heette, omdat Herman en Fenneke in 1629 erfrechten in Witbroeke te Holthuizen verkochten aan hun zwager en broer Herman ten Witbroeke. Herman Helmichs overleed vóór 1634. De filiale quota (kinds delen) in huis nr. 173 werden nl. in 1634 en 1644 gekocht door schoonzoon Gerrit Morsink, die met Hermans dochter Geesken Helmichs getrouwd was. In 1668 werd Gerrit Morsink door de rentmeester als pachter vermeld "loco Herman Helmichs". Op 20 mei 1675 trouwde Gerrits zoon Jan Morsink met Berendje Mullers, dochter van Jan uit Borne. Op 8 oktober 1702 en 15 januari 1716 maakten Jan Morsink en zijn vrouw - Jan was op laatstgenoemde datum ziek - hun testament. Jan's erfgenamen waren' kinderen van ooms en tantes. Vóór de veiling van 1716 overleed Jan, pand nr. 173 werd gekocht
590 door zijn weduwe, die er ƒ 95, - voor moest betalen. De weduwe MorsinkMullers overleed vóór 1725, waarop de erfgenamen Jan Wissink te Amsterdam en Herman ten Polle te Haaksbergen het huis verkochten aan Herman Veehof en Roelof ter Beeke, zoals in het register van de 50e penning op 11 mei 1725 genoteerd werd. Door deze verkoop werd het huis in tweeën gedeeld. Herman Veehof, zoon van Berend in het dorp, was op 20 oktober 1726 getrouwd met Maria Ensink, dochter van Geert onder Wullen. Roelof ter Beeke, zoon van Stoffer uit het dorp Haaksbergen, was op 4 maart 1725 gehuwd met Geesken Veehof, dochter van Berend. Herman en Roelof waren dus zwagers. Zowel in de volkstelling van 1748 als het hoofdgeldregister van 1764 werden Herman en Roelof als bewoners van 173 vermeld. Herman Veehof, die aan de kant van de Blankenburgerstraat woonde, had een zoon Gerrit, die op 28 maart 1762 huwde met Hendrika te Langelo, dochter van Berend in Langelo. Op 22 december 1804 verkochten zij hun "halve" huis aan de zoon timmerman Gerrit Jan Veehof, die op 16 augustus 1811 trouwde met Joanna Laarveld, dochter van Berend. Dit laatste echtpaar was in 1830 eigenaar en be woner van het halve huis nr. 173. Inwonend was een ongehuwde zuster Hermina Veehof. Daarna werd dit deel eigendom van de bezitter van de andere helft van het huis, Geerling of Gerhardus Bouwmeester. Dit andere deel van 173, dat in 1725 bewoond werd door Roelof ter Beeke, lag direct \ naast de Kerksteeg. Op 15 juni 1773 verkochten Roelof en zijn schoonzoon Jan Laarveld, die gehuwd was met Catharina ter Beeke, hun halve huis voor ƒ 400* - aan Jan Winkel. Deze was twee keer gehuwd: op l januari 1754 met Hermina Horstink en op 8 maart 1767 met Catharina Pellen. Opvolger in het huis werd Jans schoonzoon Geerling alias Gerhardus Bouwmeester, die ook twee maal trouwde: op 26 oktober 1794 met Jans dochter Hendrika Winkel en op 24 juli 1806 met Mina Lankheet. In 1830 waren de metselaar Geerling Bouwmeester en zijn vrouw Mina Lankheet eigenaren en bewoners van het halve huis nr. 173. Geerling werd in 1850 nog als eigenaar opgegeven, nu van het gehele pand nr. 173, dat toen bewoond werd door de metselaar Jan Bouwmeester, de weduwe Jan Hendrik Grolle en Barend Kuipers. (wordt vervolgd)
W.E. ten Asbroek J. B.A. Leusink J. Overbeeke
591 HET ERVE WOLTERINK TE BUURSE (II)
1666, 3 september. Testament van Herman Wolterinck, krank, en zijn vrouw Jenneke Cuipers. Zij annuleren de bepalingen bij de huwelijks voorwaarden tussen Tonnis Roelvink en Eefse Wolterinck d.d. 17 juli 1646 en hun testamentaire dispositie van 11 februari 1657. Erfgenaam is nu het echtpaar Roelvink-Wolterinck. Legaten aan Hermans zes broers en zusters n.l. de weduwe van Gerdt Wolterinck, Eefse de we duwe van Engelbert Harmolle, de kinderen van Roelof Kopers, Heege Jan alias Wolterinck, Grietje Wolterinck gehuwd met de Scholte te Buurse en Borchert Wolterinck op het Laakmors, ieder ƒ 600, -. 1667, 4 februari. Hendrick Scholten gehuwd met Grietje Wolterinck, Borchert Wolterinck, de weduwe van Engelbert Harmolle en de kinde ren van wijlen Roelof Kopers doen inleiding in de nalatenschap van wij len Herman Wolterinck en Jenneke Cuipers en wel voor vijf zesde part, welke nalatenschap Tonnis Roelvink en zijn vrouw Eefse Wolterinck zich geheel aanmatigen. 1667, 25 februari. Tonnis Roelvink en vrouw doen uitleiding in de zaak betreffende de nalatenschap van zijn stiefvader wijlen Herman Wolte rink en zijn moeder Jenneke Cuipers. 1676, 12 juni. Eefse Wolterinck, weduwe van Tonnis Roelvink, ver klaart dat de Mors' hooimaat eigendom is van haar broer Rotger Wolterinck. Deze maat was op 2 februari 1652 door Tonnis Roelvink aan gekocht van de weduwe van C laas in de Mors. Met deze gegevens uit de gerichtsprotocollen over een periode, waarvan geen trouw- of doopboeken bewaard gebleven zijn, is het mogelijk tot volgend genealogisch overzicht te komen: A. N.N. Wolterink, omstreeks 1590 gehuwd met Jenneke. Na het over lijden van haar eerste man hertrouwde Jenneke met Hof Herman, die door het introuwen op het erve Wolterink ook Wolterink genoemd werd. Kinderen uit het eerste huwelijk: 1. Gerdt Wolterink, zie B. 2. Eefse Wolterink, gehuwd met Engelbert Harmolle op het erve van die naam te Buurse. Kinderen uit het tweede huwelijk: 3. Herman Wolterink, gehuwd met Jenneke Cuipers, de weduwe van
592
4. 5. 6. 7.
Johan Roelvink, bouwman op Cuiper te Buurse. Johan was afkomstig van het erve Roolver onder Alstatte aan de oude Hessenweg ten noorden van Haarmühle. Roelof Wolterink, overleden voor 1662, gehuwd met Jenneke, de weduwe Kopers op het erve Keuper te Buurse. Jan Wolterink, gehuwd met Hille (ter Heege?) op de Buurser Heege. Grietje\ Wolterinck, eerst gehuwd met Egbert Scholten en daarna hertrouwd met Hendrik ter Hofstede op Vaarwerk te Buurse. Borchert Wolterink, gehuwd met Jenneke Kaate op het Laakmors in de marke Hones.
B. Gerdt Wolterinck, in juli 1625 gehuwd met Anna Wargerinck. Als bouwman van Wolterink verscheen hjj op de markevergaderingen van Buurse in 1643, 1646 en voor het laatst op 16 mei 1659. Gerdt was kerkmeester van de Haaksbergse kerk. Op 19 juni 1643 werd in het markeboek genoteerd, dat Wolterink een volgewaard erve was en eigendom van de bewoner. Op onbekende wijze was Gerdt, of ver moedelijk al zijn vader eigenaar geworden van het Munsterse erve, waarschijnlijk in de 80-jarige oorlog, toen verschillende "Duitse" erven in handen van de bewoners overgingen. Kinderen: 1. Eefse Wolterink, in juli 1646 gehuwd met Tonnis Roelvink op Cuiper te Buurse. 2. Rotger Wolterink, zie C. 3. Lutgert Wolterink, gehuwd voor 1666 met Lambert Cagelink in Markvelde en op 11 maart 1676 hertrouwd met Jan ten Ellenveld, zoon van Jacob, Boekelo onder Haaksbergen. 4. Harmen Wolterink, gehuwd 22 augustus 1667 met Aaltje Bruininck, dochter van Weimer, Usselo. Vader Gerdt was toen over leden. 5. Jan Wolterink, gehuwd 21 augustus 1668 met Geertje Harperink, dochter van Jan onder Neede. 6. Arent Wolterink, gehuwd 27 februari 1670 met Jenneke Ernstink, dochter van kerkmeester Karst Ernstink. C. Rotger Wolterinck, in februari 1657 gehuwd met Berntke Bruininck, die vermoedelijk afkomstig was van de Hof te Bruinink in Broekheurne. Door aankoop van zijn ouders, broers en zusters werd hij in 1657 eigenaar van Wolterink. Ook hij ondervond wat oorlog beteken de. Op 3 september 1668 werd in het markeboek van Buurse geno teerd, dat Wolterink grote schade geleden had in de bisschoppelijke oorlog (Ie oorlog tegen Bernard van Galen, 1665-66). Voor het laatst verscheen Rotger op de markevergadering of holtink van 18 mei 1697.
593 Kinderen: 1. Jan Wolterink, gehuwd 8 september 1689 met Jenneke Assink, dochter van Jurriën in Langelo, weduwe van Jan ter Harmolle. Na Jennekes overlijden hertrouwde Jan Wolterink, die bouwman op Harmolle was, op 23 juni 1694 met Marie Nijenhuis, dochter van Gerrit te Beltrum. 2. Geert Wolterink, zie D. 3. Arent Wolterink, gehuwd 4 oktober 1696 met Enneke, weduwe van Lubbert ten Holthuis, onder Ahaus. 4. Grietje Wolterink, gehuwd 15 november 1696 met Jan Hollink, zoon van Jan, Boekelo onder Enschede. 5. Jenneke Wolterink, gehuwd 3 februari 1704 met Hendrik ten Bre teler, zoon van Dries, Boekelo onder Haaksbergen. Vader Rotger was toen overleden. 6. Willem Wolterink, gehuwd 14 januari 1705 met Fenne ten Rahe, Lunten. D. Geert Wolterink, gehuwd 3 mei 1691 met Jenneke Nijenhuis, doch ter van Jan, onder Neede. Als bouwman op Wolterink verscheen Geert op de markevergadering van 25 september 1710. Uit aanteke ningen bij de huwelijken van zijn kinderen blijkt, dat hij overleden is tussen 20 februari 1729 en 10 september 1730. Kinderen: 1. Gerrit Wolterink, gehuwd 7 februari 1723 met Henrica Buursink, dochter van Jan, erfdochter op Groot Buursink te Buurse. Na haar overlijden hertrouwde Gerrit op 23 juli 1730 met Anna Ko pers, dochter van Roelof, Buurse. Gerrit was bouwman op Buur sink en werd daarom Gerrit Buursink genoemd. 2. Janna Wolterink, gehuwd in december 1728 met Jan Kopers, zoon van Roelof, Buurse. 3. Anna Wolterink, gehuwd 20 februari 1729 met Hendrik ten Oos tendorp, zoon van Jan, Langelo. 4. Jan Wolterink, zie E. E. Jan Wolterink, gehuwd 10 november 1730 met Sara Margaretha Lan sink. Jan was landbouwer op Wolterink. Na zijn overlijden hertrouw de Sara Margaretha op 11 juli 1739 met Albert ten Oostendorp, Lan gelo, maar overleed kort daarna, waarop Albert hertrouwde op 11 december 1740 met Maria Assink uit Langelo. Ook Albert was land bouwer op Wolterink en werd daarom Albert Wolterink genoemd. Jan Wolterink verscheen voor het laatst op de markevergadering van 25 oktober 1738 en Albert op die van 11 mei 1770. Sara Margaretha was een dochter van Jan Lansink en de Ottenstein -
594
se burgemeestersdochter Margaretha de Wolf. Haar broer was Theodorus Lansink, pastoor van Haaksbergen, die toen Sara in 1739 hertrouwde in zijn trouwboek schreef: "Dominus benedicat" of "de Heer zij geprezen". Haar tante was Catharina Hartoch-Lansink, de schenkster van het bekende avondmaal- en doopzilver in de N.H. kerk van Haaksbergen. Voor het jonge paar Wolterink-Lansink werd in 1730 een nieuw huis gebouwd, de thans nog bestaande boerderij met voorhuis, al is de deel sindsdien wel verbouwd. Theodo-rus Lansink schonk het paar de nog aanwezige gedenksteen met een cartouche, waarin volgend gedicht: D'Heer Genaadig wil U geven Veele jaren te Beleeven In gesondheit en Weivaaren Heil en Zegen zamen paren Trouw en Liefde sij oprecht In den aangetreeden Echt. 't Is d'Hartewensch van een Vrind Die Uw tederlijk Bemint. De cartouche is bekroond door een reliëf, voorstellende een peli kaan met haar jongen, geflankeerd door wapens. Aan de bovenzijde is in Romeinse cijfers het jaartal 1730 gebeiteld. Op 10 juni 1740 meldde Albert ten Oostendorp alias Wolterink, dat zijn vrouw Sara Margaretha Lansink overleden was, zoals in het Register op de 50e penning genoteerd werd. Daardoor waren op hem de helft van een huis en de helft van een nieuw getimmerte vererfd. Er werden geen kinderen als erfgenamen vermeld, niet uit het eerste huwelijk van Sara Margaretha en ook niet uit het tweede. Daarmee was Wolterink volledig in vreemde handen gekomen. Dit zinde Gerrit Wolterink op Groot Buursink niet en hij eiste verdeling van het erve onder de kinderen van Geert Wolterink en Jenneke Nijenhuis. Behalve de vier hierboven genoemde waren er blijkbaar nog twee ongehuwde kinderen, in totaal zes, want op 17 juli 1747 werd één zesde deel Wolterink aan Gerrit Buursink gecedeerd. Op 8 juli 1748 werden vijf zesde delen gerichtelijk verkocht aan Albert ten Oostendorp. Het oude en nieuwe huis op Wolterink staan beide nog aangegeven op de kadasterkaart van ca. 1825. Zoals gezegd is het nieuwe huis de thans nog aanwezige boerderij, echter zonder de de beide ernaast aangebouwde schuren. Het oude huis stond naast het huidige midden op de tegenwoordige Broekheurnerweg. Bij het oude huis, dat een "onderschoer" had, stond direct vooraan op de speelplaats van de R. K. barsisschool een schaapskot.
595
Op 30 september 1773 maakte Albert ten Oostendorp alias Wolterink een testament. Hij bepaalde dat zoon Johannes Gerhardus vijf zesde Wolterink en de brouwketel zou erven. Er was dus toen al een tapperij. De kinderen van Albert Wolterink en Maria Assink waren: 1. Johannes Gerhardus Wolterink, gedoopt 21 juni 1742, zie F. 2. Sara Margaretha Wolterink, gedoopt 10 november 1743, gehuwd op 25 februari 1769 met Jan Harmen Grobbink. 3. Berendina Wolterink, gedoopt 15 februari 1746, gehuwd 28 juli 1765 met Jannes ten Brummelhuis, landbouwer op Groot Brummelhuis (thans Fluttert) in Boekelo onder Haaksbergen. 4. Johanna Wolterink, gedoopt 27 december 1747. 5. Jan Hendrik Wolterink, gedoopt 24 mei 1750, gehuwd 7 juni 1777 met Anneke Mollers uit Lichtenvoorde. 6. Aleijda Wolterink, gedoopt 26 maart 1752, gehuwd 3 juli 1774 met Harmen Gleis uit Buurse, die na haar overlijden op 6 febru ari 1780 hertrouwde met Harmina Volmerink, de weduwe van Jan ten Kattendam in Holthuizen. 7. Jan Wolterink, gedoopt 19 september 1753, gehuwd 23 januari 1780 met Fenneke ten Middelhuis onder Neede. 8. Gerrit Wolterink, gedoopt 31 december 1755. 9. Gusovinus (Goosen) Wolterink, gedoopt 7 maart 1758. 10. Henricus Wolterink, gedoopt 24 november 1762. F. Johannes Gerhardus Wolterink, gehuwd 24 september 1775 met An na Tjeenk uit Meddo bij Winterswijk. Op 22 februari 1790 kocht hij één zesde deel Wolterink, als door hem bewoond werd, van de kin deren van Gerrit Buursink. Daarmee werd Wolterink weer bezit van één eigenaar. Johannes Gerhardus Wolterink was aanwezig op de markevergaderingen van 20 september 1780 en 29 oktober 1798. Kinderen: 1. Albertus Wolterink, gedoopt l oktober 1776. 2. Johanna Wolterink, gedoopt 23 januari 1778. 3. Gerhardus Hermanus Wolterink, gedoopt 28 januari 1781, zie G. G. Gerhardus Hermanus Wolterink huwde drie keer: a. 11 juni 1807 met Susanna Brandhof uit Noord Deurningen bij Denekamp. Dit huwelijk werd te Haaksbergen gesloten door een En schedese kapelaan Wolterink, een onbekend familielid, misschien broer Albert. Susanna Brandhof overleed 28 augustus 1811. b. 26 mei 1812 met de 30 jaar oudere Jacomina Havink, dochtervan Derk in Brammelerbroek, weduwe van Johannes Keupers (+1803) en van Johannes ter Huurne (+ 1811). Jacomina Havink overleed op 4 januari 1839.
596
c. 4 mei 1843 met Hendrica Klein Rot. Uit het eerste huwelijk werden twee kinderen gedoopt, Albertus Gerhardus op 29 april 1809 en Maria Alberta op 14 december 1810, maar beiden zijn vermoedelijk jong gestorven, want bij de volkstelling van 1830 werden op Wolterink alleen Gerhardus Hermanus Wol-ter ink en zijn vrouw Jacomina Havink vermeld. Wel woonde er ook de 24jarige zoon Albertus Wolterink van Gerhardus Hermanus' zuster Johanna Wolterink. Albertus trouwde op 11 juni 1836 met Aleida te Lintelo, maar hij werd geen erfopvolger. Gerhardus Hermanus Wolterink werd op 22 november 1838 door de markevergadering benoemd in de commissie, die de markeverdeling moest voorbereiden. Deze verdeling, waardoor het erve Wolterink belangrijk vergroot werd, kreeg op 13 januari 1859 zijn beslag, al bleven enkele markegronden nog onverdeeld tot 1920. Op 4 juni 1853 werd door Jan Dinant Jordaan, markerichter van Buurse en notaris van Haaksbergen namens het R. K. kerkbestuur vanBuurse in café Wolterink aanbesteed: de bouw van een kerk en pastorie te Buurse. De ondergrond hiervoor werd geschonken door G.H. Wolterink. Op 22 november 1854 werd de kerk in gebruik genomen. Op 21 juli 1853 overleed Gerhardus Hermanus. Volgens testamentaire beschikking liet hij de boerderij na aan het R. K. kerkbestuur van Buurse. Deze verpachtte de boerderij en landerijen aan de op 20 mei 1823 geboren Jan Berend Klein Rot, broer van de derde vrouw Hendrica Klein Rot. Volgens het Bevolkingsregister van Haaksbergen woonde deze reeds in 185;als landbouwer en tapper op Wolterink. In 1863 wilde Jan Berend zijn café opheffen. Het kerkbestuur liet toen een kostershuis annex winkel en café bouwen aan de overzijde van de straat, dat voor ƒ 110, - per jaar verhuurd werd aan de organist G. J. Wienk, die uit Zenderen afkomstig was. Deze trouwde in 1869 met Catharina ter Huurne van het erve De Meijer te Buurse. Hun dochter trouwde met Herman Winkelman, vader van de huidige caféhouder Hendrik Winkelman. De Winkelmannen kochten in 1908 hun opstallen van de kerk en in 1950 ook de ondergrond . Het erve Wolterink bleef verpacht aan Klein Rot's, eerst aan Jan Berends op 15 september 1866 geboren zoon Jan Hendrik en daarna tot september 1975,aan diens zoon Bernard Klein Rot. Op l oktober 1975 verkocht het R. K. kerkbestuur de boerderij met een gedeelte van de landerijen aan de in de aanhef genoemde Enschedese tandarts. W. E. ten Asbroek J. Overbeeke