> VERSLAG INSPRAAKDAG ‘POLITIEK OP SCHOOL’ Vlaams Parlement Vrijdag 5 maart 2010 (13u15 – 15u00) < verwijder geen elementen boven deze lijn; ze bevatten sjabloon-instellingen - deze lijn wordt niet afgedrukt >
1 Inleiding Scholen willen van leerlingen verantwoordelijke, mondige burgers maken. Maar hoe kunnen ze dat best doen? Bieden ze een apart vak politieke opvoeding aan? Of smokkelen ze lesjes politiek in de andere vakken? Realiseren ze grootschalige projecten om leerlingen politiek bewust te maken? Aan dit discussiesalon namen 10 scholieren (Don Boscocollege Kortrijk, Onze-Lieve-Vrouwe College Tienen, Technisch Instituut Heilig Hart Hasselt, Atheneum Gentbrugge, Sint Hendrik Zusters Maricolen Instituut, SintLeocollege Brugge)en 9 begeleidende leerkrachten (Don Boscocollege Kortrijk, Koninklijk Atheneum Tienen, Leonardo Lyceum Antwerpen, Stedelijk Instituut voor Handel en Ambachten Antwerpen, Middelbare Steinerschool De Es Antwerpen, Sint-Niklaasinstituut Anderlecht, Sint Hendrik Zusters Maricolen Instituut) deel. De deelnemers gingen in gesprek met Patrick Pockelé, medewerker bij de educatieve dienst van BELvue. Hij leidde de discussie samen met Veerle Breemeersch, spreekbuismedewerker bij VSK. 2 Verslag Om te beginnen gooi ik een stelling in de groep waarop jullie kunnen reageren. De stelling is ‘Politiek is saai’. -
Ik vind politiek allesbehalve saai. Het is belangrijk dat we de structuren in ons land kennen. Als we dat saai vinden, is er geen toekomst voor ons land. (S) Veel leerlingen vinden het saai omdat ze er niet bewust mee bezig zijn. Nochtans zijn we er vaker mee bezig dan we denken. Maar als je aan leerlingen vraagt of ze het saai vinden, dan zullen ze de meesten dat beamen. (B)
Is het onze plicht om geïnteresseerd te zijn? - Neen, interesse kan je niet afdwingen. Maar je moet toch wel op de hoogte zijn van een aantal zaken, zoals wie onze premier is. (S) - Als je over de instellingen begint, vinden de meesten het wel saai. Maar als het over een actueel thema gaat, dan merk je wel veel interesse. Zo hebben wij op onze school een debat over de Lange Wapper georganiseerd en toen zag je dat de interesse plots wel toenam. (B) - Ik vind politiek alleen maar saai als het over een irrelevant onderwerp gaat, een onderwerp dat niet belangrijk is voor onze maatschappij. Ikzelf volg politiek vooral als het over thema’s gaat die mij interesseren, zoals milieu of landbouw. (S) - Soms slepen sommige zaken die met politiek te maken hebben zodanig lang aan dat mensen al snel de indruk krijgen dat het saai is. (S) - Ik vind politiek absoluut niet saai want ik vind het heel leuk om mensen te horen discussiëren. (S) We gaan een kleine reorganisatie doen. De scholieren vormen een aparte groep en de begeleiders ook. Jullie gaan bespreken wat de huidige situatie is rond politiek op school. Om de discussie te stofferen gaan wij af en toe steekkaarten geven met vragen die jullie in groep kunnen beantwoorden. Jullie duiden per groep ook een verslaggever en een woordvoerder aan.
pagina 2 > 6
(Discussie in twee groepen.)
Ik stel voor dat we bespreken wat er in de groepen gezegd is. Eerst gaan we kijken wat jullie nu doen op school rond politiek. -
-
Er is een verschil tussen BSO, TSO en ASO. In BSO komt politiek structureel aan bod in PAV terwijl in ASO vooral iets wordt gedaan als er verkiezingen zijn. (B) We willen meer weten over politiek via de school. Er zijn wel specifieke vakken, zoals Recht, maar dat is dan een keuzevak. We hebben meer nood aan politiek op school. (S) Ik denk dat we eerst eens naar de minister van Onderwijs moeten kijken. Het klopt dat er in een ASO-school niet heel veel rond politiek gebeurt maar het is vooral aan de minister om daar verandering in te brengen. (B) Ik zou het een goed idee vinden als leerkrachten een deel van hun les zouden afstaan om over politiek te praten. (S) Je bent als leerkracht wel beperkt in wat je rond politiek kan doen, want je bent altijd gebonden aan de eindtermen. (B) Er moet geen aparte les komen maar misschien moet het meer worden ingebouwd in bestaande lessen. (B) Themadagen zijn ook een optie. (B) Het probleem is dat veel leerlingen niet geïnteresseerd zijn in politiek. In mijn klas is de interesse heel laag. Dat is een groot probleem voor leerkrachten. (S)
Ik ga over naar de eerste steekkaart. Daarop staat: ‘Leren leerlingen op school wat het verschil tussen een minister en een parlementslid is?’ -
-
Neen. We leren veel over de geschiedenis over België maar we leren heel weinig over de huidige situatie. Als je voor het eerst moet gaan stemmen, dan ken je het verschil niet tussen een minister en een parlementslid en dat kan eigenlijk niet. (S) Wij dachten van wel. Volgens ons kenden de leerlingen het verschil wel. (B)
Hoe komt het dat hier zo’n duidelijk verschil is? -
-
-
Ik denk dat sommige zelfs de nummer van de eindtermen kunnen zeggen waar dit aan bod komt. Het zit er dus zeker in. Maar waarschijnlijk is het probleem dat dit enkel in een historische context aan bod komt en dat de link met de huidige situatie niet wordt gelegd. Het gaat verloren in het grotere geheel en het wordt heel snel vergeten. (B) De meesten kennen wel het verschil tussen de regering en het parlement, maar het echte verschil tussen wat een minister doet en wat een parlementslid doet, is bij ons nog niet aan bod gekomen. (S) Het gevaar is misschien dat zoiets voor ons evident is en we eraan voorbijgaan dat het verschil voor leerlingen niet altijd duidelijk is. Het zou gemakkelijker zijn als leerlingen ook zelf de moeite zouden kunnen opbrengen om af en toe een krant te lezen. Sommige zaken komen heel complex over maar zijn eigenlijk niet ontzettend moeilijk. Een goed voorbeeld daarvan is Brussel-HalleVilvoorde. (B)
Op de tweede steekkaart staat: ‘Kunnen leerlingen met vragen over politiek bij leerkrachten terecht?’
pagina 3 > 6
-
-
Ik denk dat dit mogelijk is maar dat leerlingen het niet snel zullen doen. Voor algemene vragen misschien wel, maar voor veel andere vragen is er nood aan een persoonlijke band, bijvoorbeeld als het over partijvoorkeuren gaat. (S) Ik denk dat leerlingen wel terecht kunnen bij leerkrachten, maar ik vraag me af hoeveel leerkrachten zelf voldoende weten over politiek. (B) Ik ga meestal naar mijn ouders want die hebben meer tijd om uitleg te geven. Maar ik vind wel dat er een mogelijkheid moet zijn om bij een leerkracht aan te kloppen met een vraag. (S)
De derde steekkaart dan. De vraag daar was of alle partijen aan bod komen op school. -
-
-
Bij ons gaat het heel zelden over partijstandpunten. Bovendien is onpartijdigheid belangrijk. Ik denk niet dat leerkrachten mogen zeggen voor welke partij ze stemmen. Toch vind ik het belangrijk dat de standpunten van de verschillende partijen aan bod komen op school. (S) Bij ons op school wordt er stilgestaan bij alle partijstandpunten. We organiseren zelfs verkiezingen waarbij leerlingen echt een stem moeten uitbrengen voor een van de bestaande partijen. (B) Vorig jaar hadden wij een overkoepelend debat met verschillende scholen. De PVDA was daar oorspronkelijk niet op uitgenodigd en heeft ons daarop gewezen. Toen werden ze wel uitgenodigd. (B) Voor leerkrachten is het misschien moeilijk om open over de standpunten van het Vlaams Belang te praten. (S) In het zesde jaar komt actualiteit aan bod en wordt er als dat een verkiezingsjaar is, wel ingegaan op de verschillende partijstandpunten. Misschien zijn jullie gewoon een beetje te ongeduldig. (B) Maar het zesde jaar is wel laat. Je wordt er tenslotte elke dag mee geconfronteerd en je hebt ook wel een aantal vragen. (S) Ik ga akkoord. In sommige vakken is het perfect mogelijk om politiek aan bod te laten komen, zoals bijvoorbeeld voor boekbesprekingen in Nederlands. Je kan ook boeken over politiek op de lijst zetten. (S)
Waarom komt dit vaak pas in het zesde jaar aan bod? -
-
-
Misschien omdat je meestal pas in of na het zesde jaar moet gaan stemmen en ook omdat politiek niet altijd even eenvoudig in elkaar zit. In het zesde heb je normaal voldoende bagage om het te doorgronden. (S) Ik zit nu in het zesde jaar en dit jaar zijn er geen verkiezingen. Ik zit toch met een heleboel vragen. (S) Het is een cliché maar het klopt helaas: je bent gebonden aan je aantal lesuren en er blijft zelden tijd over om uit te wijden over bepaalde onderwerpen. Ik ben ook soms gefrustreerd dat er niet meer tijd en ruimte voor is. (B) Ik vind dat dit vooral op schoolniveau moet worden aangepakt en niet klassikaal. Het is belangrijk dat er een positief klimaat rond politiek is. Er moet ook iemand trekker zijn op school. (B) Ik vraag me af waarom er niets in het leerplan wordt opgenomen zodat alle leerlingen er even veel over weten. Nu hangt het heel sterk van school tot school af. (S)
Op de volgende steekkaart staat: ‘Leren leerlingen kritisch denken over de partijstandpunten op school?’
pagina 4 > 6
-
-
-
-
-
-
-
De partijstandpunten zijn onvoldoende gekend, dus is het onmogelijk om er kritisch over te leren denken. (S) Het hangt af van school tot school. Kritisch denken kan wel in verschillende vakken aan bod komen, zoals Nederlands. Politiek gaat niet enkel over dingen weten, het gaat ook over leren debatteren; praten en luisteren naar elkaar. En dat komt op dit moment zeker aan bod. (B) Dat klopt. Je mening geven en de mening van een ander kritisch leren beoordelen komt inderdaad al aan bod op dit moment. (S) Ik vind wel dat je soms kan merken hoe leerkrachten over de partijstandpunten denken en wat hun voorkeur is voor een partij. (S) Voor een deel kan je ook niet anders. Onderwijs geven bestaat ook uit het doorgeven van bepaalde waarden. Je kan niet zomaar alles zeggen op school. Als ik morgen zou zeggen dat niet alle mensen gelijk zijn, lig ik snel buiten. (B) Je kan er volgens mij wel voor zorgen dat leerlingen kritisch leren denken over de partijstandpunten, via workshops bijvoorbeeld. Dat heeft meer kans op slagen dan af en toe eens in de les over de standpunten van de verschillende partijen praten. (S) Het probleem is dat we tientallen onderwerpen kunnen verzinnen waarvan het zinvol is dat ze op school behandeld worden. Maar als we de som maken, dan merken we dat het onmogelijk is om dat allemaal in het lesprogramma in te bouwen. Ik denk bijvoorbeeld aan seksualiteit, het milieu, ethische thema’s in de wetenschap, kunst, enzovoort. Dat gaat niet. (B) Ik denk dat er bij ons op school veel meer aan politiek wordt gedaan dan dat erover wordt gepraat. Er wordt regelmatig gedebatteerd over actuele onderwerpen. Je kan bijvoorbeeld discussiëren over de vraag of kinderen vandaag de dag materialistischer zijn dan vroeger of niet. Voor mij is dat ook aan politiek doen. (S) Misschien is er ook een mogelijkheid voor de leerlingenraad om het thema aan bod te laten komen. (S) Bij ons op school gebeurt dat een beetje. Wij hebben The hearings, dat is een systeem waarbij één verantwoordelijke per klas nagaat wat mogelijke verbeterpunten voor de school zijn. Die verantwoordelijken komen samen en doen aan overleg. Met de conclusies van dat overleg gaan ze dan naar de directie. Dat is een eigenlijk een politiek systeem. (S) Het systeem van de leerlingenraad is eigenlijk een politiek systeem bij uitstek. (B)
We moeten verder met de volgende steekkaart. Kennen de leerlingen de politieke voorkeur van de leerkrachten? -
-
Bij ons waren de meningen verdeeld. De meesten vinden dat leerkrachten neutraal moeten blijven en dat ook doen, maar op sommige scholen zijn de politieke voorkeuren toch bekend. Het is belangrijk dat leerlingen niet beïnvloed worden door de politieke voorkeur van hun leerkrachten. (S) Een leerkracht moet inderdaad neutraal blijven. (B) In principe moeten we neutraal zijn. In de praktijk moeten we soms een anti-kleur bekennen. Daar heeft niemand echt problemen mee. Ik vind wel dat ik het recht heb om mijn politieke voorkeur te tonen. Daarom ben ik nog niet demagogisch bezig en probeer ik mijn leerlingen te overtuigen. De lijn is misschien wel dun, maar als leerlingen vragen wat ik belangrijk vind in het leven, ga ik niet aarzelen om een antwoord te geven. In een niet-schoolse context, als ik bijvoorbeeld met mijn leerlingen de trein neem, vind ik dat zoiets moet kunnen. (B)
pagina 5 > 6
-
-
-
-
-
-
Ik vind dat zoiets tot het privéleven van een leerkracht behoort. Leerkrachten krijgen al snel een stempel als ze tonen welke partijvoorkeur ze hebben en dat is niet goed. (S) Misschien moeten we een onderscheid maken tussen jonge leerlingen en al wat oudere leerlingen. Een leerling uit de eerste graad zal sneller opkijken naar een leerkracht en aanvaarden wat die zegt dan iemand uit de derde graad. Die staan kritischer tegenover hun leerkrachten en kunnen zelf oordelen. (B) Ik persoonlijk zou zoiets niet doen maar leerkrachten zijn daar vrij in. Ieder heeft zijn eigen stijl. (B) Volgens mij hangt het er toch sterk vanaf over welke partij het gaat. Ik ken leerkrachten die gemeenteraadslid zijn voor een partij die kort geleden van naam veranderd is. Ze moesten in het begin van het schooljaar beloven het daar niet over te hebben in de les. (B) Volgens mij geldt dat ook voor de linkerkant. Ik denk dat leerkrachten die voor de PVDA werken ook wel op kritiek mogen rekenen van de directie, de inrichtende macht of de collega’s. (B) Stel dat je op de trein zit en de ene leerkracht zegt dat hij voor CD&V of Groen! stemt en de andere zegt dat hij voor het Belang stemt. Ga je dan die ene op het matje roepen en de andere niet? Ik vind zoiets gevaarlijk. Ik vind niet dat een hogere instantie een leerkracht mag berispen omwille van een persoonlijke keuze. Welk signaal geef je dan aan leerlingen van wie de ouders of grootouders ook op het Belang stemmen? (B) Bij ons zitten er meer dan 50% allochtone leerlingen. Veel van die leerlingen klagen over racistische neigingen bij leerkrachten. Ik weet zeker dat die leerkrachten geen racisten zijn. Maar stel dat er ineens iemand van hen zegt voor het Belang te stemmen. Heb je als directeur dan geen groot probleem? (B) Wat als je als leerkracht opkomt bij de gemeenteraadsverkiezingen en je leerlingen zien je rondlopen met een plakkaat voor het Vlaams Belang? Dan weten ze het ook. Mag dat dan niet meer? Het is moeilijk om daar een duidelijke lijn in te trekken. (S) Ik vind dat leerkrachten gerust mogen zeggen dat ze voor het Belang stemmen. In theorie zijn ze mooi, al die antiracismecampagnes op school. Maar de realiteit is dat racisme bestaat. Eigenlijk is het een prima leerschool voor de leerlingen als ze ook op school in contact komen met Vlaams Belangers. Discussies met die leerkrachten kunnen ook zinvol zijn. (B)
Als ik deze ronde kort mag afsluiten met een conclusie, dan zou ik zeggen dat er bij de leerlingen nood is aan een aantal veranderingen voor wat politiek op school betreft. De leerkrachten geven aan dat ze vaak de tijd en ruimte missen om daar echt iets aan te doen. Dan gaan we over tot ons tweede deel. De centrale vraag daar is hoe politiek op school ideaal georganiseerd kan worden. We gaan telkens een stelling projecteren en delen ons op in een groep die voor en een groep die tegen de stelling is. De eerste stelling is: ‘Politiek is enkel voor de middelbare school’. (Iedereen gaat aan de kant niet akkoord staan.) - Het hoort niet enkel thuis op de middelbare school, ook in de lagere school moet het op het programma staan. Je moet zoiets geleidelijk opbouwen. (S) Als er zo weinig meningsverschil is, dan gaan we niet discussiëren. Over naar de tweede stelling: ‘Leerkrachten die hun politieke voorkeur tonen, zijn slechte leerkrachten’.
pagina 6 > 6
(De meesten gaan aan de kant niet akkoord staan.) - Het verbaast mij dat we met zo weinig zijn die niet akkoord gaan terwijl er daarnet werd gezegd dat een leerkracht neutraal moest blijven. Ik vind de stelling wel cru geformuleerd, maar ik sta toch aan deze kant omdat ik het geen goed idee vind dat leerkrachten hun voorkeur tonen. Ik vind dat het vertrouwen dat leerlingen in leerkrachten hebben voor een groot stuk bepaald wordt door objectiviteit en neutraliteit. (B) - Ik vind het wenselijk dat een leerkracht neutraal blijft maar daarom is hij nog geen slechte leerkracht. (S) - Een leerkracht mag gerust een politieke voorkeur hebben en daarvoor uitkomen, maar hij mag er niet naar handelen. Een Vlaams Belanger mag bijvoorbeeld geen allochtone leerlingen viseren. (S) - Er is ook een groot verschil tussen het eens terloops ter sprake en leerlingen indoctrineren. (S) Over naar de volgende stelling. Leerkrachten moeten tijdens hun opleiding een onderdeel politieke vorming krijgen. (De meningen zijn verdeeld. De twee groepen zijn ongeveer even groot en één iemand onthoudt zich.) - Ik vind niet dat je leerkrachten kan verplichten om zoiets te doen. Elke leerkracht moet voor zichzelf uitmaken of hij daar nood aan heeft. (S) - Je kan van leerlingen moeilijk verwachten dat ze het politieke systeem begrijpen als je er als leerkracht zelf niets van afweet. Daarom is het belangrijk dat je goed voorbereid wordt. (S) - Kennis is wel belangrijk maar ik vind een apart onderdeel tijdens de opleiding overdreven. Dat is nu ook weer niet nodig. (S) - Volgens mij volgen mensen die leerkracht willen worden automatisch toch een minimum aan politiek? (S) - Ik denk dat dit voor leerkrachten van theoretische vakken wel een goed idee is, maar je kan het moeilijk verplichten voor leerkrachten van praktijkvakken, denk ik. (B) - Als je dat voor alle studenten van de lerarenopleiding verplicht gaat maken, dan wek je de indruk dat dit het belangrijkste deel van de lerarenopleiding is, en dat is zo niet. Er zijn andere onderdelen die een stuk belangrijker zijn dan politiek. (B)
3 Conclusies -
Op dit moment hebben leerlingen meer behoefte aan politiek op school. Leerkrachten missen soms richtlijnen en tijd om politiek aan bod te laten komen. De meningen zijn verdeeld als het gaat om het tonen van de politieke voorkeur van leerkrachten. Leerlingen vinden vaker dan leerkrachten dat leerkrachten een onderdeel politiek moeten krijgen tijdens de lerarenopleiding.