> VERSLAG INSPRAAKDAG ‘LEERLINGENBEGELEIDING’ Vlaams Parlement Vrijdag 5 maart 2010 (10u15 – 12u00) < verwijder geen elementen boven deze lijn; ze bevatten sjabloon-instellingen - deze lijn wordt niet afgedrukt >
1 Inleiding Alle scholen maken werk van leerlingenbegeleiding, maar vaak zijn leerlingen toch slecht en onvolledig ingelicht bij wie ze terecht kunnen en wat ze kunnen verwachten. Hoe krijgen ze toegang tot die informatie? En hoe krijgt leerlingenbegeleiding een beter imago dan nu vaak het geval is? Aanwezig op het discussiesalon zijn 18 leerlingen van Leonardo Lyceum Quellinstraat, Mariaburcht Hasselt, Sint-Niklaas instituut Anderlecht, VTI Sint Lucas Oudenaarde, Atheneum Gentbrugge, Stedelijk Instituut voor Handel en Ambachten (Antwerpen), Middelbare Steinerschool De Es, Sint-Ludgardisschool Merksem, SintVincentiuscollege in Ieper, Sint-Maria Instituut Antwerpen, Sint Lutgardis Mol. Ook uitgenodigd zijn twee luisteraars: Hugo Van de Veire, directeur van het VCLB regio Gent en Veerle Hubrecht, pedagogisch adviseur, CLB GO! . Het discussiesalon wordt geleid door Wim Van Rompu, kabinetsmedewerker en André Verdegem, departement onderwijs, afdeling ondersteuningsbeleid. VSK medewerker aanwezig is Ilke Jaspers. 2 Verslag De leerlingen stellen zich voor en vertellen van elkaar wat hun meest aangename schooldag was het voorbije schooljaar. Ilke: “We starten met een korte situering rond leerlingenbegeleiding door Wim Van Rompu.” Wim: “Ik start met een korte uitleg over leerlingenbegeleiding, zodat je op de hoogte bent van enkele essentiële zaken rond leerlingenbegeleiding als de discussie begint. Ik zag vanochtend een vriend die archivaris is. Hij archiveert oude documenten en was bezig met het archiveren van documenten van het atheneum van Brussel. Hij kwam tot de vaststelling dat het onderwijs wel heel veel veranderd is. Vroeger was alles heel strak georganiseerd en regelde de school alles voor de leerlingen. Dat is beginnen veranderen in de jaren 90, twintig jaar geleden. Ten eerste is alles nu minder gekoppeld aan strakke regels. Ten tweede is er meer aandacht voor het individu. Wat op school gebeurt is nu maatwerk, aangepast aan individuele behoeften. Dat was vroeger niet zo. Vanuit die geschiedenis moet je de leerlingenbegeleiding ook bekijken. Eén van de belangrijke spelers op het terrein zijn de PMS-centra, nu de CLB’s. We hebben er 72 in Vlaanderen en er werken een 3000-tal mensen; dokters, psychologen, maatschappelijk assistenten, verpleegkundigen … Ze houden zich bezig met de volgende aspecten van leerlingenbegeleiding: -
emotioneel welbevinden;
-
gezondheid;
-
onderwijsloopbaan;
pagina 2 > 10
-
leren en studeren.
Het CLB is een eerste belangrijke speler. Maar ook binnen de scholen zelf is er meer aandacht voor leerlingenbegeleiding. Vroeger had je niet zoiets als een leerlingenbegeleider op school, een groene leerkracht, een graadcoördinator, enzovoort. Je had een directeur, een provisor en een studiemeester. Voor individuele begeleiding kon je ofwel bij een leerkracht terecht, ofwel bij je ouders. Een derde belangrijke speler waar er meer aandacht voor is, zijn de leerlingen zelf. Dan gaat het over peer coaching of peer mediation. Dat zijn systemen waarbij leerlingen andere leerlingen ondersteunen en helpen, zoals een systeem met peters en meters. Niet alleen binnen de school is er een evolutie geweest. Ook buiten het onderwijs gaat er meer aandacht naar het individu. Allerlei externe organisaties zijn nu zo gestructureerd dat ze beter tegemoetkomen aan de noden van dat ene kind. Misschien is het nu zelfs zo dat er te véél aandacht gaat naar het individu. Als we over leerlingenbegeleiding spreken, kunnen we niet alles over één kam scheren. Je verhaal doen bij een vertrouwenspersoon op school is anders dan aankloppen bij het CLB. De drempel is daar hoger. Het wordt nog moeilijker als je naar een organisatie gaat buiten de school. Er zijn dus heel wat vormen van leerlingenbegeleiding, zoveel zelfs dat de leerlingen de bomen door het bos niet meer zien. De discussie van vandaag gaat erover hoe we daar meer duidelijkheid in kunnen scheppen.”
André: “Dan starten we nu met de discussie. We hebben zes stellingen opgesteld, waar we elk tien minuten voor uittrekken.”
Stelling 1: Leerlingenbegeleiding op school. Is dat eigenlijk allemaal wel nodig? Ik zal wel op andere plaatsen antwoorden vinden op mijn vragen als ik er heb! “Ik heb nog nooit problemen gehad en ben er nog nooit naartoe geweest. Maar als ik problemen had, zou ik niet gaan. Die mensen ken ik niet en ik zou ze ook nooit vertrouwen. “ “Je kan buiten de school ook info vragen maar eer je die info vindt… Het is gemakkelijker om het op school te vragen.”
André: “Je kan die mensen niet vertrouwen, zegt iemand. Vertrouw je je leerkrachten?”
pagina 3 > 10
“Bepaalde leerkrachten wel, want daar heb ik al jaren les van. Maar CLB’s, psychologen en leerkrachten die al een tijdje met leerlingenbegeleiding bezig zijn, die ken ik niet en daar zou ik ook niet bij gaan. Mocht je daar leerkrachten zetten, zou ik die wel vertrouwen.”
André: “Zijn er leerlingen die daar anders over denken?”
“Je hebt wel gelijk dat het moeilijk is om vertrouwen te winnen maar CLB’s hebben wel meer kennis dan leerkrachten want ze zijn meer gespecialiseerd. Dat is belangrijk.” “Veel problemen kan je buiten de school oplossen maar een probleem zoals pesten moet je op de school oplossen. Ik vind het logisch dat ik naar een leerlingenbegeleider ga want die kent de collega’s en kan ervoor zorgen dat ze de gepeste aanspreken.” “Dat klopt als het over pesten gaat. Maar andere zaken, zoals tienerzwangerschap, kan je toch niet binnen de school bespreken. “ “Ja, daar heb je wel gelijk in. Maar bij wie kan je dan terecht? “ “Je moet er toch met mensen over kunnen praten, eventueel op school of met je ouders.” “Dan speelt het CLB toch zeker een rol. Ze kunnen je bijvoorbeeld helpen zoeken naar een ziekenhuis. Je ouders kunnen daar niet zo goed bij helpen..”
André: “Dus je kan het CLB vertrouwen?” “Soms.” “Soms kan het CLB je wel op de verkeerde weg helpen en meer problemen creëren.”
André: “Moet leerlingenbegeleiding meer rekening houden met jullie?” “Op onze school houden ze wel rekening met ons. Ik denk ook niet dat ze onze ouders zouden aanspreken. Het zit goed in elkaar bij ons.” “Ik vind het belangrijk dat je een persoonlijk gesprek kan hebben met een CLB-medewerker.”
pagina 4 > 10
André: “We schaffen leerlingenbegeleiding af. Is dat een oplossing? “Ik denk dat er heel wat leerlingen zijn die dan de weg kwijt geraken.”
André: “Is het belangrijk dat leerlingenbegeleiding gratis is?” “Ja.”
Stelling 2: De medische onderzoeken zijn verouderd, niet meer aangepast aan deze tijd. Ze moeten meer rekening houden met de jongeren! Wat mag weg en wat moet blijven? Of moeten we het gewoon helemaal afschaffen? En is het echt nodig dat we met z’n allen zoveel keer moeten gaan? “Voor mij mag dat wel blijven. We gaan daar naartoe, bekijken een dvd’tje … Het is best wel leuk.” “Maar ik denk dat veel mensen zich daar zoals in een fabriek voelen. Je wordt weinig persoonlijk behandeld. Het gebeurt precies automatisch.”
André: “Waarvoor dienen die medische onderzoeken eigenlijk?” “Ik heb een vermoeden dat ze controleren hoe je lichaam groeit tijdens de puberteit, zodat ze kunnen ingrijpen als er iets niet goed gaat. Ik vind dit ook niet al te aangenaam. Het klopt dat het op fabriekswerk lijkt. Je zit in je ondergoed in een ijskoud kamertje te wachten. Het zou een stuk comfortabeler kunnen zijn, en er zou ook meer aandacht naar persoonlijk contact moeten gaan.” “Het wachten duurt zo lang. Ik denk dat we zeker een uur staan wachten. Als je de laatste bent, duurt dat echt lang.” “Ik vind de blik waarmee ze je bekijken niet aangenaam. Je kan niet inschatten of er iets niet goed is. Het is zo’n onderzoekende, neutrale blik. Pas vier weken later krijg je een brief, en die is dan nog aan je ouders gericht. Je mag die zelf niet eens openen.” “Ik vind dat ze toch al kunnen laten weten of alles in orde is. Dat kan je al geruststellen.”
André: “Vindt de rest dat ook?” “Ik vind dat ook. De sfeer is te onpersoonlijk. Ze vragen of je rookt of drinkt en of er nog andere zaken zijn die je wil vertellen. Dan wil je niet meteen je hart uitstaorten omdat je zo lief behandeld wordt …”
pagina 5 > 10
“Het wachten op het onderzoek kan een stuk gezelliger. Ze doen te weinig moeite om het aangenaam te maken.”
André: “Hoe kunnen ze het aangenamer maken?” “Ik ga veel liever naar mijn huisarts dan naar het CLB. Mijn huisarts heeft ook veel patiënten en kent ook niet iedereen maar toch is het er veel gezelliger. In principe kan dat dus bij het CLB. Als ze erin slagen je het gevoel te geven dat ze écht geïnteresseerd zijn, heb je ook meer de neiging om erge en serieuze dingen te vertellen, dingen die belangrijk zijn.“ “Twee jaar geleden ging ik naar het CLB en de dokter zei: “Doe je broek af en blaas eens op je hand”. Hij had toch eerst iets anders kunnen zeggen, zodat het wat meer persoonlijk werd?” “Vorig jaar hadden wij twee vrouwelijke medewerkers. De eerste was onpersoonlijk. De tweede sprak echt met jou en dat ging sneller voorbij, dat was aangenamer.” “Wij zijn twee jaar geleden naar een nieuw ingericht CLB-kantoor gegaan. Daar was het een stuk aangenamer. De kamers waren verwarmd en op de muren hingen er tekeningen. Je kon ook aflezen hoeveel je woog op de weegschaal, dat kon vroeger niet. Je kreeg ook veel meer informatie.”
André: “Alle scholieren moeten naar het CLB. Er is niet enorm veel tijd en het personeel is beperkt. Hoe pakken we dat best aan? Moeten we het medisch onderzoek anders organiseren? Moeten we minder vaak naar het medisch onderzoek gaan? Vergeet niet dat het CLB ook een preventieve rol heeft en moet voorkomen dat er problemen ontstaan.” “Misschien moeten ze het niet langer verplichten maar de keuze geven om te gaan. Zo kunnen jongeren uit gezinnen waar ze het minder breed hebben, toch nog gratis op consultatie.” “In dat geval is het moeilijk om te gaan als de helft van de klas niet gaat, denk ik.” “Dat vind ik ook. Om de twee jaar gaan is goed. Er kan op twee jaar tijd veel veranderen.”
André: “Ik ga deze stelling afronden met de conclusie: we willen het medisch onderzoek behouden maar het moet leerlingvriendelijker georganiseerd worden.”
Stelling 3:
pagina 6 > 10
De bomen maken een bos. Leerlingbegeleiders, groene leerkrachten, CLB-medewerker, externe hulp … Help! Wie zijn ze, waar kan ik ze vinden, en wanneer? “Bij ons is dat goed geregeld. Wij hebben een CLB-medewerker en een leerlingenbegeleider. We hebben ook een folder gekregen met alle info en nuttige telefoonnummers, zoals de zelfmoordlijn.”
André: “Hoe geraak je bij het CLB?” “Je kan er terecht in lokalen op school. Daar zitten ze dan enkele middagen tussen bepaalde uren.”
André: “Mag je tijdens de les ook naar de CLB-medewerker of interne leerlingenbegeleider gaan? “Als je problemen hebt, worden die met de klastitularis en ouders besproken. Bij leerproblemen wordt er een moment tijdens de lesuren gekozen om met een begeleider mee te gaan.” “Bij ons hebben ze enveloppes waar je briefjes insteekt, dan komen ze ons uit de klas halen.” “Wij hebben een CLB-gebouw naast onze school, waar ook andere scholen terechtkunnen. Ik vind het geen goed idee om leerlingen uit de les te halen want vaak willen die niet dat iedereen dit weet. Ik denk dat dit veel mensen tegenhoudt om naar het CLB te gaan. Bij ons kan je tijdens de les gaan maar ook erna en tijdens de middag. Wij hebben wel maar één leerlingenbegeleider. Als die je niet ligt, heb je een probleem. Daarom vind ik dat er meerdere moeten zijn.” “Begeleiding door een leerkracht kan soms moeilijk zijn. Die leerkracht moet je daarna nog punten geven …” “Ik denk dat je dan als leerling best even vergeet dat je met een leerkracht aan het praten bent.” André: “Het is vervelend om uit de klas te gaan omdat iedereen dan weet dat je een probleem hebt. Is het eigenlijk normaal dat de school toestaat dat leerlingen tijdens de les naar het CLB gaan? Kan daar eigenlijk geen misbruik van gemaakt worden? Moet een school hier regels opleggen?” “Ik vind wel dat de leerkracht op voorhand ingelicht moet worden om problemen te vermijden.’ “Wij hebben op school een boksbal voor leerlingen die zich willen afreageren. Daar is een LO-leerkracht bij die weet hoe hij agressieve jongeren moet aanpakken.’
André: “Is het altijd nodig dat de school weet waarvoor je naar het CLB of leerlingenbegeleider gaat?” “Ze zouden moeten weten hoe belangrijk het is dat je gaat, maar niet waarom je precies gaat.”
pagina 7 > 10
André: “Hoe kijkt de klas naar de leerlingen die er naartoe gaan?” “Wij hebben een kleine school dus we hebben vaak dezelfde klas en klastitularis doorheen al onze jaren. Bij ons is er geen probleem omdat we zo hecht zijn.” “Leerlingen die regelmatig naar de leerlingenbegeleider gaan, hebben wel een reputatie. Het mag er eigenlijk wel wat discreter aan toegaan.“
Stelling 4: Leerlingbegeleiders, groene leerkrachten, CLB-medewerkers … Help! Wie moet wat doen als we ze gevonden hebben? Zit er een verschil in wat de school moet aanbieden en wat er daarbuiten aangeboden moet worden? “Voor elk probleem moet er gespecialiseerde hulp zijn zoals thuisproblemen, financiële problemen, pesterijen enovoort. Het zou helpen als er gespecialiseerde mensen zijn.
André: “Moeten die mensen in de school zitten of mag dat het CLB zijn?” “Ik denk dat je in het begin toch naar je leerlingenbegeleiders gaat in de school. En als ze merken dat ze je niet kunnen helpen, kunnen ze je doorverwijzen naar anderen die meer gespecialiseerd zijn.”
André: “Leerlingenbegeleiding in de school moet dus laagdrempelig zijn, maar moet op tijd kunnen doorverwijzen naar iemand die meer gespecialiseerd is?” “Dat lijkt mij een goed systeem.”
André: “Stel, je bent een drugsdealer, je hebt een verslaving, je verkoopt op school maar je wil wel van je verslaving afgeraken. Je stapt naar de leerlingenbegeleider, en je vraagt om hulp. Mag die leerkracht/leerlingenbegeleider dat aan de directeur zeggen?” “Ik vind het dom om zoiets te zeggen. Ze zijn verplicht om dat door te zeggen.” “Ik denk dat ze gebonden zijn aan het beroepsgeheim.” “Leerkrachten hebben bij ons op school geen zwijgplicht. Het is wel erg als je dat op voorhand niet weet en dan ineens vaststelt dat al je leerkrachten je probleem kennen.”
pagina 8 > 10
“Als ik drugs zou dealen, zou ik zeker niet naar een leerlingenbegeleider op school gaan. Leerkrachten staan er nu eenmaal om bekend dat ze roddelen.”
André: “Als je andere leerlingen in gevaar brengt, zoals bij het dealen, dan is iedereen verplicht om de directeur op de hoogte te brengen. Dan is er geen verschil tussen de schoolexterne en de schoolinterne leerlingenbegeleiders. Schoolinterne begeleiders zijn nooit gebonden aan beroepsgeheim. Ze moeten wel discreet omgaan met informatie. Roddelen mag dus niet. Het gaat hier om het principe Need tot know, not nice to know. “Dat een leerkracht geen zwijgplicht heeft, dat is toch iets dat iedereen moet weten. Het zal onze kijk op leerlingenbgeleiding veranderen. Je gaat er altijd vanuit dat iemand persoonlijke informatie voor zichzelf houdt …”
André: “Leerkrachten mogen het wel niet zomaar aan iedereen doorvertellen, alleen maar aan de noodzakelijke personen. Daar moet je van uitgaan. Ik wil deze stelling afronden met deze conclusie: er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over wie wat mag vertellen aan wie en wat daarna met die informatie gebeurt. Klopt dat? “Ja”.
Stelling 5: Kiezen en studeren. Er zijn nogal veel leerlingen die blijven zitten, het is beter om een test te doen voor je een richting kiest, die je zegt in welke richting je past! : “Ik ga niet akkoord want een test geeft geen perfect beeld. Je moet je vooral thuis voelen in een richting.” “Ik ga daar wel en niet akkoord mee. Het moet niet per se een test zijn. Een gesprek met een leerkracht is ook goed. Kiezen voor een bepaalde richting omdat je vrienden daar zitten, gebeurt nog te vaak.” “Ik zou geen test organiseren, maar een soort salon waar je meer info krijgt over de verschillende studierichtingen. Zo kan het watervaleffect beperkt worden.” “Je leert een richting toch vooral kennen door ze te volgen? Ik zie het nut van zo’n test echt niet in.”
André: “Maar het is wel een feit dat we met een watervaleffect zitten en dat er een heleboel mensen zijn die niet goed kiezen. Hoe moeten we dat oplossen?”
pagina 9 > 10
“Veel mensen kiezen ook gewoon te hoog omdat hun ouders heel hard pushen. Een test is ook niet altijd betrouwbaar, het gevaar bestaat dat leerlingen dat niet serieus nemen. Een sit-in lijkt me beter.” “De school zelf durft ook te pushen. Als je heel goed bent in wiskunde maar eigenlijk interesseert je dat weinig, gaan ze je toch een wiskunderichting aanraden. Het is belangrijker dat je iets graag doet dan dat je er goed in bent.”
André: “Is dat de mening van iedereen?” “Mijn ouders hebben mij ook gepusht om Latijn te doen. Eigenlijk was dat wel goed want nu doe ik het heel graag en anders was ik daar niet gestart, want Latijn interesseerde me echt niet. In de meeste gevallen zijn de leerlingen hun ouders wel dankbaar. Ik denk ook wel dat de meeste ouders inzien wanneer het te zwaar wordt.” “Ouders zouden toch meer aandacht moeten hebben voor wat hun kind aan kan en wat niet.” “De situatie thuis speelt ook een rol. Als je ouders aan het scheiden zijn, kan dat een invloed hebben op je schoolprestaties.”
Stelling 6: Informatie. Op school en in het CLB weten ze veel over de leerlingen, praten ze ook over leerlingen en schrijven ze dingen op. Maar ik lig daar niet echt wakker van. Die mensen zullen wel weten wat het beste is voor ons!: “Ik zit in de schoolraad en ben daar te weten gekomen dat je je dossier kan opvragen als je dat wil. Je mag het inzien maar je mag er niets aan wijzigen.” “Ik zou toch willen weten wat er in mijn dossier staat, wat er gezegd wordt op de klassenraad. Ik vraag me af welke leerkracht wat zegt.” “Ik denk ook wel dat je het wat kan afleiden door je eigen gedrag.”
André: “Als je niet naar een CLB gaat, dan zal er natuurlijk ook niet zoveel in jouw dossier staan.” “Ja, ik ben twee keer bij de directeur geweest voor vandalisme maar dat was niet echt mijn fout. Ik vraag me dan af, welke versie ze dan in het dossier zetten.”
André: “Dat zal je moeten vragen aan je directeur.”
pagina 10 > 10
“We krijgen ook nooit info over waar je met vragen terecht kan. Het is dan wel een grote stap om ineens te zeggen: ‘Ik wil dat inkijken’.”
3 Conclusies - Leerlingenbegeleiding heeft zeker een meerwaarde. -
Er is onduidelijkheid rond het medisch onderzoek. Waarvoor dient dit onderzoek? Wat gebeurt er met de informatie? Er is nood aan meer en duidelijkere info. Medisch onderzoek moet leerlingenvriendelijker georganiseerd worden.
-
Leerlingen willen mee betrokken worden in de zaken die hen aangaan.
-
De ene leerkracht / CLB medewerker wekt vertrouwen, de andere niet. Vertrouwen kunnen wekken en duidelijker maken waarvoor bepaalde zaken onderzocht worden is belangrijk.
-
Leerlingen vragen meer feedback over hun onderzoeken aan CLB-medewerkers!
-
Er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over wie wat mag vertellen aan wie en wat daarna met die informatie gebeurt.
-
Ouders kiezen wel vaker de richting van BAO naar SO, en niet de leerlingen zelf.
-
Een test die naar interesses peilt en je helpt kiezen is interessant. Vaak wordt er niet altijd rekening gehouden met de interesses, maar meer met de vaardigheden.