> VERSLAG DISCUSSIESALON MET LEERKRACHTEN ‘GEJOST VOOR BURGERSCHAP?’ Inspraakdag Vlaams Parlement Vrijdag 18 maart 2011 (namiddag)
Algemeen
Aanwezig:
Vertegenwoordiging:
Moderator: Verslag:
1
Verwelkoming
2
Vaststellingen
Ellen Van Bael, Ruben Verniest, Ruth Vereecken, Miet Brouckmans, Kevin Breyne, Ilse Massie, Samuel Meljado, Linda Reweghs, Sarah Schutyser, Reinhilde Achten, De Caluwe Majolica, Pim Van der Stappen, Andy Merckaert, Joery Tackart, Eulalie Fimmers, Marnik Mijten, Dolf Mahieu, Herman Verplancke, Koen Meirlaen, Cindy Pauwels, Vandepitte Renée, Pieter Swillen, Lut Kaethoven, Piet de Backer VTI Leuven, Sint-Janscollege Campus Visitatie, Instituut Anneessens-Funck, KAMSA Aarschot, Sint-Theresia-instituut Kortrijk, Sint-Martinusscholen Campus ASO Walfergem, Lyceum Linkeroever, Provinciale Secundaire School Diepenbeek, Technisch Instituut Heilige Harten Ninove, Instituut Mariaburcht Stevoort, KTA drie Hofsteden, Koninklijk Atheneum Koekelberg, ’t Schoolhuis, De Es, Koninklijk Atheneum Tienen, Technisch Instituut Sint-Jozef, Sint-Franciscus-Xaveriusinstituut, Leiepoort Campus Sint-Hendrik, Sint-Martinusschool Asse, KTA Ensorinstituut Oostende, KA2 Ring, Stella Maris Merksem, Sint-Gummaruscollege Lier Saskia Vandeputte Evy De Ridder (VSK)
Inleiding Onze jongeren doen het niet goed wat betreft burgerschapszin, blijkt uit een Internationaal onderzoek (ICCS). Op enkele vlakken scoren we beter dan gemiddeld, maar op heel wat doen we het minder goed. In dit discussiesalon lichten we het opzet en de resultaten van het onderzoek kort toe. Vervolgens vragen we jullie mening –als leerkrachten- over hoe de taak van de school in deze context gezien wordt. Situering In de Vlaamse ICCS (Internationaal onderzoek naar Burgerzin en burgerschapsopvoeding) werden volgende onderdelen onderzocht bij 3000 tweedejaars en 2000 vierdejaars:
Algemene kennis en burgerzin
Kennis over Europa
pagina 2 > 7
Democratische vaardigheden
Democratische houding
Burgerschapseducatie
We scoren: Gemiddeld
burgerschapskennis
vertrouwen in politieke instellingen
houding ten aanzien van gendergelijkheid
Minder dan gemiddeld
belang van fundamentele democratische rechten
rechten en kansen voor etnische groepen
belang van conventioneel en sociaal georganiseerd burgerschap
in staat zijn om deel te nemen aan burgerschapsgerelateerde activiteiten
deelname aan legale protestvormen
Slecht
Houding t.o.v. rechten van immigranten
Politieke interesse
Politiek zelfbeeld
Mate van politiek discussiëren
Verwachte politieke participatie als jongeren en volwassene
Attitude t.o.v. hun eigen land
Oorzaken die de minister ziet voor de slechte resultaten:
De korte lerarenopleiding secundair onderwijs (in ons land 3 jaar, in andere landen een Master)
De bruuske overgang van het lager naar het secundair onderwijs (in andere landen bv. 3 keer 4 jaar ipv 2 keer 6 jaar)
Onze vergevorderde moderne kennismaatschappij: in dergelijke landen is er minder behoefte om nog veel te ‘veranderen’
Aantal migranten: hoe meer migranten er zijn in een land, hoe negatiever de houding ten aanzien van hen
Versnippering van het partijlandschap: het wordt moeilijker voor leerkrachten om ons politiek landschap te vatten en te duiden aan leerlingen
Vrije schoolkeuze: in andere landen wijst de staat een school toe aan leerlingen op basis van woonplaats. In die landen zien we een betere sociale mix in scholen.
pagina 3 > 7
3
Discussie
Nabespreking van het onderzoek Een eerste indruk: oorzaken die de groep zelf ziet/denkt te kunnen stellen
Deze leerlingen zijn kinderen van hun ouders; verzuring is in onze maatschappij opgenomen en kinderen nemen dat over: het is een grotere maatschappelijke houding die op school zichtbaar is
De politiek is een ver van m’n bed show: leerlingen zijn vooral bezig met eigen interesses
Opmerking: op onze school stijgt het laatste half jaar de politieke interesse gezien de situatie van ons land
Rechts Vlaanderen zet zich over op onze kinderen
Media spelen een rol. De media waar zij naar kijken belichten veel problematieken als ‘zwarte scholen’ terwijl die problemen veel minder voelbaar zijn in de praktijk
Migranten zelf zijn weinig politiek actief
Reacties op oorzaken die onderzoekers zien: ‘Korte lerarenopleiding Secundair Onderwijs’
Een Master weet vakinhoudelijk meer maar heeft minder praktijkervaring (minder stages e.d.)
Mensen met een Master hebben zaken als burgerschap gemist in hun opleiding. Bachelors hebben dat wel wat in de opleiding o bv. VOETen: bachelors moeten een stageopdracht doen waarbij er mensen vanuit verschillende vakken samenwerken rond VOETen.
Aanbod van bijscholingen is beperkt: het is jaarlijks hetzelfde aanbod. Bijscholing rond burgerschap zou kunnen werken.
Leerkrachten hebben zelf te weinig burgerschap geleerd als jongere. Het is niet in de opleiding dat ze dat gaan leren, het moet ergens al in hen zitten.
In de leerlingenraad hebben we natuurlijk wel vooral de leerlingen die burgerschap van thuis uit meekrijgen.
‘Vrije schoolkeuze’
In grootsteden heb je het fenomeen van concentratiescholen wel. Maar er zijn wel al allochtonen die dat beseffen en bewust een school buiten de buurt gaan zoeken. Het beleid zou hier inderdaad maatregelen moeten in nemen: grootsteden moeten vechten tegen concentratie in scholen.
Herkennen jullie de resultaten? Wat zijn jullie ervaringen?
In Lier is er momenteel een discussie over het verkeersplan, en dat stimuleert de leerlingen wel om mee te discussiëren: het moet gewoon genoeg aansluiten bij hun leefwereld
België is al ver gevorderd in mogelijkheden tot participatie, en dat geeft minder zin om ongenoegen te uiten. Het is jammer dat evolutie hierdoor stopt, maar het maakt wel duidelijk dat het een luxeprobleem is.
5e en 6e jaars: over Europa weten ze heel weinig, over hun eigen regio en land valt het wel mee.
pagina 4 > 7
Veel leerkrachten denken dat deze zaken wel aan bod komen in de derde graad bij geschiedenis, en daardoor wordt het amper behandeld in de vorige graden.
Een vergelijking met andere landen is soms niet goed, omdat die landen op andere vlakken anders georganiseerd zijn en slechter scoren.
Ook als we weten hoe het ons politiek/maatschappelijk klimaat nu is (en we tevreden zijn hierover) is het belangrijk van hen te laten ervaren hoe het komt dat we daar geraakt zijn.
In acties moeten leerlingen meer actief aan het werk gezet worden: niet alleen geld ophalen voor daklozen, maar wel zelf soep gaan geven aan die daklozen bijvoorbeeld.
Omgooien van heel onderwijssysteem in bv. 3 blokken van 4 jaar, is niet de oplossing: je moet dan alle leerkrachten herscholen naar mentaliteit en dat is moeilijker dan mensen andere kennis te geven.
De resultaten van het onderzoek stemmen overeen met wat volwassenen denken over politiek en migratie. In die zin is het onterecht dat de jongeren ‘met de vinger worden gewezen’ door dit onderzoek.
Opdracht: breng een volgorde van belang aan in de 5 aspecten van burgerschap, zijnde:
Algemene kennis & burgerzin
Kennis over Europa
Democratische vaardigheden
Democratische houding
Burgerschapseducatie
Moeilijkheden bij deze opdracht:
Ze overlappen elkaar uiteindelijk allemaal, hebben veel te maken met elkaar. Als je één aspect aansnijdt, moeten de anderen ook ter sprake komen.
Houding en vaardigheden vonden we belangrijker dan de kennis.
Als je geen algemene kennis hebt, wordt het verkrijgen van vaardigheden wel moeilijker: je hebt een basiskennis nodig. Kennis leidt tot inzicht.
Het is een wisselwerking tussen actie (iets doen) en kennis: een actie wekt interesse op, en zo kan je dan kennis gaan opzoeken die terug naar actie kan gekoppeld worden.
Het is enorm verschillend waar je les geeft: BuSO geeft andere kijk op volgorde, omdat in BuSO de leerlingen vooral klaargestoomd worden om in de maatschappij te functioneren. Hier wordt constant gewerkt aan sociale vaardigheden en burgerschap. Het is er geen vak apart.
Het is niet omdat je iets doet dat je meteen het gewenste resultaat gaat halen. Bv. Je kan zeggen dat je een leerlingenraad wil verkiezen via democratische verkiezingen, maar dat heeft misschien minder participatie tot gevolgd.
Stellingen ‘Elke leerkracht heeft evenveel de opdracht om van onze leerlingen (goede) burgers te maken Overwegend ‘eens’
pagina 5 > 7
Reacties:
Wat zijn goede burgers? Een leerkracht kan vakdidactisch perfect zijn, maar niet buiten dat kader komen. Dus dat mag niet opgedrongen worden.
Het gaat ook over de deur open houden voor elkaar.
Wat is ‘opdracht’? In sommige lessen is het gewoon makkelijker te implementeren, en dus kan niet elke leerkracht hetzelfde aandeel hierin hebben.
Elke leerkracht heeft in dezelfde mate de opdracht, maar met andere accenten. Als taalleerkracht kan je dat in veel facetten aan bod brengen, maar kan evengoed bij wiskunde. Allemaal samen moeten er evenveel accenten gelegd worden.
Behulpzaam zijn bv. kan bij elke leerkracht aan bod komen, of pestgedrag tegengaan. Dat zijn ook sociale vaardigheden natuurlijk.
Een wiskundeleerkracht heeft minder instrumenten om brede maatschappelijke vaardigheden aan te brengen
Wie zich onveilig voelt bij bepaalde VOETen, moeten hiertoe niet gedwongen worden. Volgens eigen aanvoelen ook.
Als leerkracht godsdient en wiskunde ervaar ik dat het merkbaar makkelijker om dit in godsdienst aan bod te brengen.
De leerkracht wiskunde is meer dan alleen lesgever, hij is ook een voorbeeld bij acties op school. Of kan zich achter projecten zetten.
We willen dat ALLE leerlingen democratische vaardigheden hebben, dus moet elke leerkracht daar zijn steentje toe bijdragen op zijn manier.
‘Burgerschapseducatie moet apart vak zijn’ Vooral ‘oneens’, beetje ‘eens’ Reacties:
We hebben allemaal voor het onderwijs gekozen, maar dat is niet enkel ons vak geven. Dat is ook leerlingen opvoeden als goede burger: elk probeert op zijn manier de leerlingen te laten vormen
Sommige leerkrachten voelen zich minder de persoon om burgerzin bij te brengen, en dan kan het wel een voordeel zijn dat er leerkrachten zijn die dit vak aandacht geven
VOET’en zijn te vaag en te vrijblijvend: worden niet geëvalueerd, en lijken dus minder belangrijk daardoor. Er is inspanningsplicht voor VOET maar geen resultaat aan gekoppeld.
Sommige landen hebben apart vak voor burgerschap.
Er zijn voorstanders om alle levensbeschouwelijke vakken samen te gooien.
Afschaffen van levensbeschouwelijke vakken is geen goeie zaak: het doel ook is om leerlingen vanuit levensbeschouwing over maatschappelijke problemen te spreken en te informeren over hun levensbeschouwing. Men leert veel makkelijker zaken als democratie te appreciëren vanuit levensbeschouwing: zo wordt het herkenbaarder. Mensen moeten lesgeven met kennis van zaken, en dus zijn aparte levensbeschouwelijke godsdiensten nodig.
In extra klasuur probeert men aan zulke zaken te werken. Maar de leerlingen vragen dan ‘moeten we dat eindelijk kennen?’. Het is nu inderdaad te vrijblijvend.
pagina 6 > 7
Er is heel veel ongelijkheid. In cultuurwetenschappen komt burgerschap veel aan bod, in andere richtingen komt het amper aan bod: dat zou gelijker verdeeld moeten zijn en dus een apart vak mogen worden.
Keuzes/diversifiëring in studie is juist sterkte, en dat mag niet wegvallen.
Democratische vaardigheden is zo belangrijk voor iedereen: dat mag niet afhankelijk van studiekeuze zijn.
Hoe meer kennis je hebt, hoe sterker iemand zich voelt om te participeren. Nu staan sommigen sterker omwille van meer kennis.
‘Ouders zijn belangrijker dan leerkrachten in burgerschapsvorming’ Bijna allemaal ‘eens’
In theorie zou dat moeten zijn, maar met al m’n ervaring twijfel ik daar wel aan. Thuis leren ze blijkbaar bepaalde dingen niet. Leerkrachten moesten vroeger alleen lesgeven, nu moet er zoveel extra gegeven worden dat er minder tijd overblijft om kennis over te geven.
Als leerkracht kreeg ik al te horen dat kinderen ons als ma en pa zien, de leerlingen krijgen ons meer te zien dan hun eigen ouders.
We willen niet ‘oneens’ zeggen, want die taak van ouders is zo belangrijk. Ouders zijn soms echt niet sterk bezig, maar toch is het hun taak om op te voeden.
Ouders tonen ons op het oudercontact vaak impliciet een verklaring voor het gedrag van hun zoon/dochter: je merkt plots hoe het komt dat een leerling zich zus of zo gedraagt.
Door je achtergrond heb je nu meer kans tot actief burgerschap of niet. Wanneer de school dat meer opneemt, hangt het minder af van je achtergrond en zijn de kansen gelijker.
Belang van de leerkracht is heel groot, maar het zijn de ouders die continuïteit moeten geven: als leerling heb je steeds andere leerkrachten en die doen het allemaal op hun manier.
Ook leerlingen met een goede opvoeding kunnen foute dingen doen.
Tekortkomingen van ouders mogen niet doorgeschoven worden naar leerkrachten. VOETen nastreven, opvoeden … het wordt soms wat te veel!
De minister moet …
Hier zijn
Meer financiën ter beschikking stellen om kleinere klassen te maken
Dichter bij de praktijk gaan staan: de minister zegt veel zonder veel besef te hebben van de praktijk. Hij moet vaker meelopen op school (minstens een maand wordt gesuggereerd). Dan kan hij zelf ervaren hoe burgerschap kan aangepakt worden in de praktijk.
Spijbelen harder aanpakken.
Meer geld voor scholen geven in het algemeen. Er is te weinig geld voor projecten.
Een school moet een sociaal vangnet kunnen zijn en hier de middelen toe kunnen krijgen.
De GOK-uren zijn soms echt geldverspilling. Dat zou anders moeten aangepakt worden, veel pragmatischer. Dat zou al veel frustraties verhelpen.
pagina 7 > 7
De minister moet vooral overleggen met collega’s van sociale zaken: migratieprobleem overlapt.
De ouders meer betrekken bij de school. Leerkrachten moeten met de leerlingen bezig zijn. Andere mensen zijn beter in administratie, en die kunnen al dat werk voor hun rekening nemen.
OKAN aanpakken: is slechts 1 jaar nu en dat is veel te weinig.