VERGADERVERSLAG Van
: openbare vergadering commissie Burger en Bestuur
Datum
: 12 februari 2007
Aanwezig
: de heer D. van Meeuwen de heer J.P. Tanis de heer Ph.G. Mak mevrouw J.G.C. Hartkoren-de Jong de heer A. van Gameren de heer W.H. Blanken mevrouw G.J. Visser-Schlieker de heer M. Sneijder de heer G.M. van Dijk mevrouw C.E. Verschoor de heer M.C. Boeveé de heer H. van Kooten de heer R.G. van de Ven de heer J.A. Lavooi de heer A. Koenen de heer M.J. Verhoef
Afwezig
:
Verslag
: mevrouw Erna Verveer
voorzitter } } } } } } } } } burgemeester wethouder wethouder wethouder griffier gemeentesecretaris
bureau Getikt (tape)
1. OPENING De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. 2.A. SPREEKRECHT BURGERS OVER NIET-GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Er zijn geen insprekers. 2.B. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Er zijn geen insprekers. 3. VASTSTELLEN AGENDA De agenda wordt vastgesteld 4. EERSTE BESPREKING DEELNAME AAN HET SERVICE CENTRUM DRECHTSTEDEN Mevrouw Verschoor vraagt of het klopt dat Sliedrecht nooit kerntaken heeft gedefinieerd, zoals op blz. 9 wordt opgemerkt. Op blz. 11 wordt gesteld dat Zuid-Holland Zuid plaatsneemt in het Service Centrum Drechtsteden; omdat zij geen deel uitmaken van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden is er een constructie bedacht. Dat komt bij haar over alsof het Drechtstedenbestuur bij besluiten over het Service Centrum Drechtsteden toestemming moet gaan vragen aan de regio ZuidHolland Zuid; ze vraagt om een toelichting. Ze vraagt hoe zeker het is dat Alblasserdam op termijn mee gaat doen. Op blz. 22 staat dat met Papendrecht bepaalde voordelen zijn afgesproken; ze vraagt om een uitleg. Op blz. 31 is sprake van “moederorganisatie”; ze vraagt wat daar mee wordt bedoeld. Op blz. 34 wordt gesproken van “structurele extra regiekosten”. Ze vraagt wat dat precies is.
-2-
De heer Tanis vraagt naar de rol van de OR in het kader van adviesrecht danwel instemmingsrecht. Hij vraagt om een toelichting op de financiële onderbouwing; er wordt gesproken van een gemiddelde besparing van 25 – 35% Drechtstedenbreed. Hij vraagt op welke wijze het waarborgen van de kwaliteit in de toekomst handen en voeten zal krijgen en wat de rol van de raad hierin zal zijn. In het verlengde daarvan vraagt hij naar de lokale autonomie oftewel het garanderen van de eigenheid en de dienstverlening. Zijn fractie vraagt nadrukkelijk aandacht voor het belang van de ambtelijke organisatie, die te maken krijgt met een cultuuromslag. Naar aanleiding van het bestuursplan blz. 9, paragraaf 1/2 vraagt hij hoe het college “adequate sturing, kaderstelling en controle op resultaat” denkt te gaan concretiseren. Hij vraagt naar aanleiding van blz. 18 hoe het college aankijkt tegen de consequenties van zo’n krachtenbundeling. Uit de tekst op blz. 40 heeft hij begrepen dat de centrale netwerkdirectie onder andere wordt gevormd door de gemeentesecretarissen. Hij vraagt hoe in de toekomst die rol gaat lopen, dus de verantwoording van de centrale netwerkdirectie in de richting van de gemeenteraad of de Drechtraad. Blz. 64 betreft de participatieregels voor onderweg. Als er sprake is van achterstanden, is de betreffende gemeente daar zelf verantwoordelijk voor. Hij vraagt of er al zicht is op de vraag of dat in Sliedrecht het geval zou kunnen zijn. Mevrouw Hartkoren vraagt om uitleg met betrekking tot het SGB en de Belastingen; er wordt voorgesteld om die als zelfstandige eenheid onder te brengen bij de gemeenschappelijke regeling, maar niet op te nemen in het Service Centrum Drechtsteden. De heer Van Gameren merkt op dat het bekend is dat zijn fractie veel moeite heeft met de vorming van een Service Centrum Drechtsteden. Het college heeft, evenals vele andere colleges in de regio, beslist dat het er moet komen, en dat doet eigenlijk weinig recht aan een bespreekronde. Er moet straks een wijziging van de samenwerkingsovereenkomst komen, naar hij aanneemt. Er ligt wel een bestuursplan, maar de raad zal een wijziging van de samenwerkingsovereenkomst moeten vaststellen, net zoals de Drechtraad dat zal moeten doen. Hij zou graag de tekst van de wijzigingsovereenkomst willen hebben, omdat daar zaken in staan waar de raad kennis van dient te nemen. Het gaat dan om de wijze van sturen en welke rechten er nog overblijven. In het verleden heeft hij opgemerkt dat Sliedrecht wellicht zou moeten gaan sparen voor uittreding; hij vraagt wat de regels voor uittreding zijn. Hij is eveneens benieuwd naar het advies van de OR, ondanks dat er geen formeel adviesrecht is. Hij zou ook willen weten wat het college met het advies heeft gedaan. Hij mist een implementatieplan; een goede fasering en een tussentijdse evaluatie is belangrijk. Dat zou er aan het begin van het traject al moeten zijn in zijn optiek. Het SGB is tussendoor in het basispakket gekomen; dat verbaast hem. In de contourenschets was het SGB niet opgenomen, in het bestuursplan wel. Hij vraagt wanneer het Drechtstedenbestuur daar een besluit over heeft genomen. Mevrouw Visser merkt op dat het advies van de OR op de 15e februari beschikbaar komt; ze vraagt of er op voorhand al een tipje van de sluier zou kunnen worden opgelicht, omdat dit door haar fractie als zeer wezenlijk wordt beschouwd. Ze heeft zich gestoord aan het oneigenlijke argument in het raadsvoorstel, in die zin dat de bestuursopdracht al was verstrekt vóór de bestuurskrachtmeting klaar was. Haar fractie is er verbaasd over dat in het besluit in het raadsvoorstel nergens het woord basispakket wordt gebruikt, zoals B&W voorstellen. Ergens anders staat dat er in principe wordt gegaan voor een basispakket. Op blz. 2 staat dat er op termijn middelen vrij zullen worden gespeeld voor andere politieke en bestuurlijke prioriteiten en ambities; ze gaat er van uit dat dat bestuurlijke en politieke prioriteiten voor de gemeente zullen zijn, en niet voor de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden. Op blz. 3 staat “de gemeente en Zuid-Holland”; ze neemt aan dat dat Zuid-Holland Zuid moet zijn. Op dezelfde bladzijde staat dat andere gemeenten desgewenst ook diensten af kunnen nemen, te weten het pluspakket. Ze vraagt of dit gemeenten zijn binnen of buiten de gemeenschappelijke regeling. Als je kiest voor samenwerking probeer je uiteraard de kwaliteit te verbeteren; dat is logisch. Bij de Sociale Dienst Drechtsteden werd dat harmoniseren genoemd, hier gebruikt men de term standaardisatie. Ze kan zich voorstellen dat bijvoorbeeld een aanvraagformulier voor een dakkapel kan worden gestandaardiseerd, maar heffingen en belastingen is een ander verhaal. Ze vraagt wat het college zich hierbij voorstelt. Dordrecht heeft als enige gemeente een SGB; dat -2-
-3-
bureau doet allerlei onderzoeken. Op blz. 20 van de Bestuursnota wordt hier een tekst aan gewijd. Ze vraagt zich af wat er met het SGB aan de hand is, dat Dordrecht daar zo graag van af wil. Op blz. 5, tweede alinea wordt een zeer onduidelijke uitleg gegeven van de te realiseren besparing. Voor de eerste jaren wordt weliswaar uitgegaan van het basispakket, maar als de directie van het Service Centrum Drechtsteden bijvoorbeeld bedenkt dat er wel een stadsverwarmingbedrijf kan komen, vraagt zij wat de invloed van de lokale raad is op dat moment. In bijlage 1, stap 2 staat dat als vier gemeenten aangeven bepaalde diensten af te willen nemen, deze voorlopig worden opgenomen in het basispakket. Deelprocessen waarbij slechts 1 tot 3 gemeenten aangeven deze af te willen nemen, worden voorlopig opgenomen in een pluspakket. Ze vraagt of dit filter ook in de toekomst in stand blijft. Wat het SGB betreft: dit is van Dordrecht. Als vijf gemeenten een dergelijk bureau niet hebben, hetgeen hier het geval is, lijkt het onwaarschijnlijk dat minimaal vier gemeenten dit wel willen hebben. Ze vraagt op welke momenten de raad na 6 maart nog over de rol van de raad spreekt; gebeurt dat als er bepaalde afspraken gemaakt gaan worden, of wordt er nooit meer over gesproken en gebeurt alles in de Drechtraad? Blz. 27, het takenpakket. De financiële administratie zou in het basispakket komen. Ze vraagt waar dan de auditcommissie staat en waar de accountant. In Sliedrecht is een onafhankelijke commissie Beroep en Bezwaar, bestaande uit mensen van buiten. Ze vraagt op welke wijze de juridische afdeling beroep en bezwaar binnen Drechtsteden wordt vormgegeven. In bijlage 1, onderaan blz. 2 staat beschreven welke pakketten de klantengroepen verplicht zullen afnemen. Ze vraagt hoe je als Service Centrum Drechtsteden bepaalt hoe concurrerend je bent, want volgens die tekst word je een monopolist naar de andere afdelingen toe. Op het moment dat je met elkaar een kindje met een waterhoofd hebt gecreëerd ben je immers niet meer concurerend. Wethouder Van de Ven merkt op dat de Sliedrechtse OR een positief advies heeft uitgebracht over het Service Centrum Drechtsteden, zij het dat er aandachtspunten zijn geformuleerd. Andere ondernemingsraden binnen de gemeenschappelijke regeling komen eveneens met een aantal punten waarbij gevraagd wordt om een goede begeleiding, evaluaties enzovoort. In januari 2008, 2009 en 2010 zullen tussentijdse evaluaties plaatsvinden; in januari 2011 vindt een definitieve evaluatie plaats over het gehele proces. Er wordt zoals gezegd heel veel begeleiding gevraagd door de groeperingen die straks het Service Centrum Drechtsteden gaan vormen. De OR heeft adviesrecht in deze. De heer Verhoef, directeur ambtelijke organisatie merkt op dat er geen echte kerntakendiscussie is gevoerd in de gemeente Sliedrecht; wel is in de productenbegroting een opsomming te vinden van een 160-tal producten waar de gemeente mee bezig is. Dat is in feite een omschrijving van de kerntaken. Op blz. 12 is een constructie beschreven voor Zuid-Holland Zuid. Dat is met name gedaan omdat Zuid-Holland Zuid een geheel ander takenpakket heeft dan de gemeenten. Zuid-Holland Zuid is een uitvoeringsorganisatie met bijvoorbeeld de Ambulancedienst. Er wordt minder beleid ontwikkeld en er is veel minder ondersteuning nodig in de vorm van middelenfuncties zoals die geboden worden in het Service Centrum Drechtsteden. Om die reden zijn andere percentages toegepast. Verder is minder communicatie toegerekend aan Zuid-Holland Zuid, omdat er dus minder beleid wordt toegepast. Er is sprake van een ingewikkelde constructie, maar het is niet zo dat er toestemming moet worden gevraagd aan het AB van Zuid-Holland Zuid. Het Service Centrum Drechtsteden is zelfstandig en Zuid-Holland Zuid is klant, maar ook opdrachtgever, evenals de gemeenten. Alblasserdam heeft te kennen gegeven om met ingang van 1 januari 2010 toe te willen treden. Zij dragen nu al bij aan de proceskosten; dat gaat om forse bedragen, hetgeen als voldoende zekerheid mag worden beschouwd. Papendrecht behaalt op zich geen financieel voordeel. In eerste instantie kwam de regeling negatief uit. De argumenten om toch mee te doen zijn kwaliteitswinst en garantie met betrekking tot de continuïteit. Die argumenten gelden overigens ook voor Sliedrecht. Volgens de laatste cijfers zit Papendrecht nu iets in de plus, ongeveer 70 – 80.000 euro structureel, als gevolg van een aframing van de kosten van communicatie over de gehele breedte. De norm van Dordrecht die was toegepast, was naar de mening van de overige vijf gemeenten wat al te ruim. In de cijfers die voorliggen is de gewijzigde verdeelsleutel al verwerkt. De kosten waar over gesproken wordt bij Papendrecht zijn niet structureel, maar incidenteel. Papendrecht heeft een efficiënte organisatie en het zou niet terecht zijn dat zij er geld op zouden moeten toeleggen. Op die wijze is Sliedrecht ook geholpen bij de tot -3-
-4-
standkoming van de Sociale Dienst met een tegemoetkoming van € 160.000.-. De vijf gemeenten helpen Papendrecht in deze met de incidentele proceskosten. Met “moederorganisatie” wordt de huidige organisatie bedoeld die in de afzonderlijke gemeenten achterblijft. De regiekosten betreffen een halve formatieplaats structureel, die in het financieel overzicht is opgenomen ad € 32.000 euro. Wethouder Van Kooten merkt op dat de kerntakendiscussie al bijna tien jaar loopt; het is op zich geen nieuw begrip. Met de opmerking dat de gemeenten zich meer met de uitvoering van de kerntaken kunnen bemoeien, wordt gedoeld op de diensten die de gemeente aan de burger verleent en die voor de burger direct waarneembaar zijn. Wat de positie van Zuid-Holland Zuid betreft: Zuid-Holland Zuid verleent ook diensten aan de Hoeksche Waard en de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Dat is het lastige in het verhaal. Drechtsteden wordt ontvlochten uit de gemeenschappelijke regeling ZuidHolland Zuid; ze blijven wel diensten leveren aan de Hoeksche Waard en de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, en vervolgens worden die weer geïncorporeerd in het Service Centrum Drechtsteden. Daarom moet op basis van onderling overleg tussen Zuid-Holland Zuid en Service Centrum Drechtsteden gekomen worden tot overeenstemming. Bestuurlijk wordt stevig ingezet op een eerdere toetreding van Alblasserdam, omdat nu al waarneembaar is dat medewerkers bezig zijn om eerder weg te gaan. De formatieplaatsen zijn na twee jaar natuurlijk ingevuld, dus dat is voor de medewerkers in Alblasserdam een onzeker gebeuren. De inzet is bestuurlijk om de toetreding per 1 januari 2009 te effectueren, maar dat is nog niet rond. De heer Verhoef merkt op dat de OR inderdaad adviesbevoegdheid heeft. Er ligt echter een uitspraak van de Hoge Raad van de Ondernemingskamer bij de vorming van een Shared Service Center gedaan. De Hoge Raad is van mening dat dit een politiek besluit is waar de OR geen oordeel mag vormen. De OR spreekt in haar advies dan ook met name over de implementatie. Over ja of nee heeft de OR dus geen instemmings- of adviesrecht. Wat de financiële onderbouwing betreft, op het gebied van personeel is sprake van ca. 20% besparing, en dan zijn er nog materiële besparingen waardoor je in ieder geval richting 25% komt. De inschatting is dat dit reëel is; er is in alle gemeenten gekeken naar de best practices. Dat percentage is niet het onderste uit de kan; met name schaalvergroting heeft een aantal voordelen. Hij is er van overtuigd dat het percentage zal worden gehaald. Landelijk is hetzelfde beeld te zien. De vraag hoe je de kwaliteit voor de toekomst waarborgt is politiek van aard. Terecht wordt aandacht gevraagd voor de grote impact op de ambtelijke organisatie. De mensen worden zo volledig mogelijk geïnformeerd in de vorm van informatiebijeenkomsten, tweewekelijkse informatiebulletins, regelmatige overleggen op afdelingsniveau, etcetera. Er wordt terecht veel aandacht aan besteed, en je merkt ook dat de impact groot is. Wat de adequate sturing betreft, er wordt een dienstverleningsovereenkomst afgesloten met het Service Centrum Drechtsteden waarin normen, bedragen en doorlooptijden worden vastgelegd. Het lastige is wel dat je enerzijds klant bent en anderzijds eigenaar. Op basis van nacalculatie wordt geëvalueerd. De heer Tanis vraagt op welke wijze de raad daarover wordt geïnformeerd. Dit is een politieke vraag. De heer Verhoef gaat in op de vraag over de krachtenbundeling en de consequenties daarvan. Schaalvergroting brengt natuurlijk risico’s met zich mee; één van de twee zorgen van de OR is dan ook dat er een grote bureaucratie ontstaat. Dat is een gevaar, maar zolang je je daarvan bewust bent, valt het in zijn optiek nog wel mee. Het mag geen log orgaan worden, maar daar ben je zelf bij. De heer Van Gameren en mevrouw Visser merken op dat de raad daar niet bij is; dat is het punt. De heer Verhoef merkt op dat hij doelde op de uitvoeringsorganisatie: dat is het college en de ambtelijke organisatie. Het college moet door de raad worden beoordeeld op de resultaten op straat. Over het algemeen is dit een intern gericht proces, met uitzondering van belastingen. Mevrouw Visser merkt op dat het een gemeenschappelijke regeling is; als het de spuigaten uit loopt, moet er geld bij en dan is het budgetrecht van de raad ineens weer heel relevant. -4-
-5-
De heer Verhoef is het daar mee eens. Met betrekking tot de centrale netwerkdirectie Drechtsteden merkt hij op dat Zuid-Holland Zuid hier soms ook bij aanschuift; in dat geval staat er een plusje bij. Op dit moment functioneert de netwerkdirectie al; vorig jaar was een soort proefjaar. De netwerkdirectie bestaat uit de gemeentesecretarissen uit de deelnemende gemeenten. Er is nog geen benoeming vanuit de Drechtsteden; hij legt verantwoording af aan de interne organisatie in Sliedrecht. In Sliedrecht zijn zeker geen achterstanden. De bestuurskrachtmeting laat zien dat Sliedrecht op een aantal onderdelen bovengemiddeld presteert in de regio. Het SGB en de Belastingen is een zelfstandige eenheid die geen deel uitmaakt van Service Centrum Drechtsteden. Het SGB en de Belastingen voeren activiteiten uit die meer burgergericht en soms volledig burgergericht zijn; dan zou het niet logisch zijn om die in dezelfde organisatie onder te brengen. Het wordt als een zelfstandige poot ondergebracht. Wethouder Van Kooten vult aan dat de voorwaarde is dat als je dit apart op wilt tuigen, het wel budgettair neutraal moet zijn. Op dit moment wordt dat onderzocht. Destijds is onderzocht of van SGB en belastingen twee aparte eenheden kon worden gemaakt. Dat moest budgettair neutraal gebeuren. Daarnaast heeft Sliedrecht altijd gezegd te willen onderzoeken of een Shared Service Center meerwaarde biedt, maar dan zou vervolgens het nieuwe gemeentekantoor niet met leegstand te maken mogen krijgen. Daar was uiteindelijk wel wat begrip voor; er is gekeken of er wat eenheden separaat van de uitvoeringsorganisatie zouden kunnen worden gepositioneerd. Daar leent belastingen zich voor; die zou dan bij Sliedrecht komen. Dat speelt ook mee bij de afweging om deze twee apart te positioneren, maar het mag dus niet leiden tot meerkosten. Mevrouw Visser verwijst naar het bestuursplan, blz. 27, waar staat dat de belastingen in het basispakket zitten. Wethouder Van Kooten antwoordt dat dat klopt; het is alleen nog de vraag hoe je dit organisatorisch ophangt onder de kapstok van GR Drechtsteden. Daarbij spelen dus de eventuele meerkosten en het vermijden van leegstand van het Sliedrechtse gemeentekantoor. De heer Verhoef merkt op dat er nu nog niet wordt voorgesteld om de gemeenschappelijke regeling te wijzigen; het is de bedoeling dat die in september geheel wordt aangepast. De uittredingsregels staan nog niet op papier. Ook het college heeft gevraagd om een implementatieplan en de fasering; daar wordt in de komende maanden aan gewerkt. Er hangt een projectorganisatie onder met werkgroepen, ateliers genaamd, die daar mee aan de slag gaan. Het SGB is er inderdaad later aan toegevoegd. Nadat de opdracht is gegeven is de bestuurskrachtmeting uitgevoerd; de meerderheid was van mening dat de SGB toch in het basispakket thuishoorde, maar dat is destijds niet gebleken uit de inventarisatie onder de gemeenten. Later is gezegd: het is logisch dat het SGB en haar taken worden toegevoegd aan het basispakket. Wethouder Van Kooten vult aan dat Sliedrecht al regelmatig gebruik maakt van het SGB. De heer Verhoef merkt op dat juist het onderdeel Belastingen, met name de administratief juridische handelingen, zowel voorbereidend als uitvoerend, zich bij uitstek leent om te standaardiseren. Dat zijn echt grote aantallen. Mevrouw Visser merkt op dat de raad heeft ingestemd met de Sociale Dienst Drechtsteden, en men is begonnen met harmoniseren. Dat heeft voor het grootste deel van de inwoners van Sliedrecht die daar gebruik van maken heel goed uitgepakt. Ze heeft gevraagd of standaardiseren een ander woord is voor harmoniseren. De heer Verhoef antwoordt dat standaardiseren echt op de uitvoering slaat. De raad is volledig competent als het gaat om de tarieven, en dat zal ook niet veranderen. Hij is het eens met de opmerking over de tekst van de financiële paragraaf op blz. 5; dat is lastig leesbaar. Daar zal nog even -5-
-6-
naar worden gekeken. De accountant en de auditcommissie blijven in opdracht van de gemeenteraad rapporteren. Stel dat de financiële administratie gehuisvest wordt op de Noordendijk, dan zullen ze daar in de boeken kijken. De commissie Bezwaar en Beroep kan in zijn optiek prima op een gemeenschappelijke wijze worden georganiseerd. Op dit moment beschikt Sliedrecht over slechts één medewerker die zich daarmee bezig houdt; als die tijdelijk uitvalt is er een probleem. Hij zou het op prijs stellen in het kader van de continuïteit als dat in een wat groter verband zou worden geregeld. Uiteraard blijft de commissie onafhankelijk; dat is een voorwaarde. Er is opgemerkt dat er toch sprake is van gedwongen winkelnering, zowel voor de Sociale Dienst als het Ingenieursbureau als het Service Centrum Drechtsteden. De vraag is gesteld hoe je nu concurrerend blijft. Daar ben je zelf bij. Je kunt de markt verkennen. Sliedrecht wil voorkomen, met de OR voorop, dat het een moloch wordt met een uitvoeringsorganisatie die niet meer te hanteren is en haar eigen regels en kaders stelt. De gemeenten blijven opdrachtgever, dus je houdt zelf de zaak in de gaten naar zijn mening. Wethouder Van de Ven gaat in op de rol van de raad bij het waarborgen van de kwaliteit. Het Service Centrum Drechtsteden is ingesteld met het oogmerk om een hogere kwaliteit aan de inwoners van Drechtsteden te bieden. Er wordt elk jaar een evaluatie gedaan waarover wordt teruggerapporteerd. De dagelijkse bestuurders hebben er alle belang bij om open te communiceren richting de raden, maar ook richting de ondernemingsraden die hier een rol in spelen. Kwaliteit gaat boven tijd, wordt hier en daar gezegd. Op dit moment wordt een implementatieplan opgesteld; dat zal ook aan de ondernemingsraden worden voorgelegd. De kwaliteit wordt mede gewaarborgd via de dienstverleningsopdrachten. Wethouder Van Kooten merkt op dat de rol van de raad in het voortraject geregeld kan worden via die dienstverleningsovereenkomsten. De raad kan het gewenste kwaliteitsniveau meegeven, in overleg met het college die het met de uitvoeringsorganisatie zal moeten bespreken. Aan de hand van metingen lopende het traject, intern en extern, via bench marking, heeft de raad het primaat als het gaat om het realiseren van de gewenste kwaliteit. Lokale autonomie ziet hij wel voor de uitvoeringsorganisatie, maar dan meer in het kader van de ruimtelijke ordening, welzijn en zorg en dergelijke, maar met betrekking tot het Service Centrum heeft hij voor zichzelf niet helder wat de lokale autonomie zou zijn. De heer Tanis merkt op dat hij eigenlijk de lokale eigenheid bedoelde. Hij vraagt wanneer er concreet wordt gesproken over het kwaliteitsniveau en hoe vervolgens wordt gekomen tot een normering. De heer Van Gameren vraagt of die straks ook worden gestandaardiseerd. Dat zou betekenen dat je lokaal niets hebt te vertellen. Het kan ook zijn dat er zes verschillende dienstverleningsovereenkomsten komen. Wethouder Van Kooten antwoordt dat nog niet precies bekend is wat er in de dienstverleningsovereenkomst moet komen te staan. De vraag is wel in hoeverre de raad moet inzoomen op de dienstverleningsovereenkomst. Uiteraard moet het college aanspreekbaar zijn op de diensten, zoals in het verleden ook gebeurde met bijvoorbeeld het ziekteverzuim. Hij zou de raad niet adviseren om daar heel diep op in te gaan zoomen. De heer Tanis antwoordt dat hij dat begrijpt, maar hij heeft vanavond gehoord dat er nog zal worden gesproken over de dienstverleningsovereenkomst. Wethouder Van Kooten merkt op dat de vraag was wat de rol van de raad is bij het waarborgen van de kwaliteit. Dat kan dus via de dienstverleningsovereenkomsten. De raad moet het college meegeven wat de zwaarwegende aspecten zijn; die moet je vervolgens in de dienstverleningsovereenkomsten terugzien. Je moet helder hebben wat de definitie van kwaliteit is; hij is het eens met de heer Tanis dat
-6-
-7-
daar op redelijk korte termijn over moet worden gesproken met de raad. De lokale eigenheid kan wellicht via de kwaliteitsnormering terugkomen, maar ten aanzien van de uitvoering ziet hij dat niet. De heer Van Gameren vraagt of de dienstverleningsovereenkomsten per gemeente kunnen verschillen. Wethouder Van Kooten antwoordt dat het streven moet zijn om eensluidende afspraken te maken; bij de Sociale Dienst wordt ook gezocht naar harmonisatie van het minimabeleid. Mocht de raad besluiten om als gemeente Sliedrecht af te wijken en voor een bepaalde dienst afzonderlijk te willen betalen, dan is die mogelijkheid er. Maar in het kader van efficiency moet je altijd proberen om met elkaar de grootste gemene deler te vinden. Dat is een logische voorwaarde voor samenwerking. Mevrouw Verschoor merkt op dat er plannen zijn om in elke gemeente een klanttevredenheidsonderzoek te doen en dat als een soort nulmeting te hanteren voor de uitwerking van een dienstverleningsovereenkomst. Dat betekent dat je wel uitgaat van verschillen. Het uitvoeren van zo´n klanttevredenheidsonderzoek lijkt haar overigens lastig. Wethouder Van Kooten antwoordt dat je inderdaad uit zou kunnen gaan van verschillen. Wethouder Van de Ven merkt op dat de opmerking van mevrouw Visser over de bestuurskrachtmeting terecht is; dat is inderdaad een verkeerde voorstelling van zaken. Op blz. 4 staat onderaan dat Sliedrecht van het begin af aan duidelijk is geweest in de keuze over de afname van het basispakket. Mevrouw Visser merkt op dat in het raadsbesluit niets staat over het basispakket. Je zou kunnen kiezen voor wat rust en voor bijvoorbeeld een basispakket voor de komende drie jaar, of vier jaar, of zes jaar. Met de formulering van het raadsbesluit zoals het nu voorligt zou volgend jaar al een pluspakket kunnen worden toegevoegd, want de raad heeft zich daar dan niet over uitgesproken. Alles blijft nu open. Wethouder Van de Ven is het daar mee eens. Hij zegt toe dat de formulering van het raadsbesluit in die zin zal worden aangepast. Mevrouw Visser merkt op dat er wat rust moet komen, want het gaat zo hard dat niemand het meer bij kan houden. Afgelopen week heeft er een groot artikel stuk in de krant gestaan dat Drechtsteden overweegt een warmtebedrijf te beginnen. Dat is prima, maar dat mag nooit gekoppeld zijn aan het takenpakket van de Service Centrum Drechtsteden. Wethouder Van Kooten antwoordt dat die constatering juist is. Er is onlangs over gesproken. Zo´n warmtebedrijf wordt wel los gezien van het basispakket en de pluspakketten; het is een aparte discussie. Er is gevraagd wat er gebeurt met het geld dat op termijn wordt vrijgespeeld. De raad bepaalt wat daar mee gebeurt. Voor zover hem bekend is er nog geen bestedingsdoel voor de vrijval in het Drechtstedenbestuur. Met `andere gemeenten die diensten kunnen afnemen`zoals verwoord in paragraaf 3 moet je denken aan bijvoorbeeld Hendrik Ido Ambacht. Dat wordt bedoeld met andere gemeenten. Er wordt bijvoorbeeld niet gedoeld op de gemeente Hardinxveld-Giessendam die de leerplicht inkoopt. Wellicht zal over jaren het Service Centrum aangeboden worden aan andere gemeenten, maar dan moet je ten eerste concurrerend zijn en ten tweede is de mening dat de organisatie eerst maar eens opgebouwd moet worden. Het heeft de eerste jaren in ieder geval geen prioriteit. Terecht is gezegd dat de bestuurskrachtmeting geen aanleiding is geweest. Als portefeuillehouders P&O is al jaren geleden gesproken over de manier waarop je elkaar zou kunnen helpen. Het eerste spoor was samenwerken op het gebied van beleid; dat heeft geresulteerd in het oppakken van de Wmo. Er is gekeken naar samenwerking op het gebied van ICT; dat heeft twee jaar terug geleid tot de drie euro per inwoner voor ondermeer een gezamenlijk E-loket. Het derde spoor was te komen tot een slimmere organisatie van de middelenfuncties met behoud van de medewerkers, -7-
-8-
om op die manier te proberen middelen vrij te spelen voor input in de samenleving. Ook beïnvloedt dit de continuïteit, de kwaliteit en de kwetsbaarheid. Later is pas de bestuurskrachtmeting gekomen; maar die heeft wel bijgedragen aan de versnelling van het proces. Na een korte pauze wordt de vergadering hervat. De heer Van Dijk merkt op dat de VVD inmiddels redelijk positief tegenover het voorstel staat. Belangrijkste punt zal de kwaliteitsslag zijn en de waarborging van de kwaliteit. De organisatie is op dit moment efficiënt en dat moet zo blijven. Wat de concurrentie betreft, dat is tot heden nooit onderwerp van gesprek geweest, al is het op zich goed om er naar te kijken. Mevrouw Visser merkt op dat dit te maken heeft met de “winkelplicht” die je als gemeente hebt. Er is uit oogpunt van efficiency al gekozen voor een Bureau Leerplicht. In de afgelopen jaren is er wel eens een bench mark gedaan om te kijken of je als gemeente duur of goedkoop bent, en dat zal het Service Centrum Drechtsteden ook moeten doen. Je moet met elkaar proberen om zo goedkoop mogelijk een goed kwaliteitsproduct te leveren, maar als dat niet lukt ben je met elkaar wel verantwoordelijk voor de gevolgen. Als je niet benchmarkt, heb je op zeker moment een organisatie waar je veel verder vandaan staat, en het is zo dat de raad zich op dit moment ook niet met uitvoering bezig houdt, maar diezelfde raad voteert wel jaarlijks een bedrag. De heer Van Dijk is het daar mee eens. De heer Tanis merkt op dat één van de argumenten van de wethouder was dat je als gemeente op termijn extra middelen zult moeten genereren om het voorzieningenniveau op het huidige niveau te kunnen houden. Dat betekent dat je hoe dan ook zult moeten proberen efficiënter te werken om structureel geld te genereren. Je zult dus kritischer moeten gaan kijken naar je eigen organisatie. De heer Van Dijk vraagt wat er gebeurt als er een conflict zou ontstaan met een andere gemeente, gegeven het feit dat de juridische dienst wordt ondergebracht bij het Service Centrum Drechtsteden. De heer Tanis merkt op dat zijn fractie de ervaringen elders in het land met Shared Serviceachtige omgevingen als uitvoeringsprogramma heeft genomen. Zelfs in commerciële settingen zie je dat er slachtoffers vallen, dat het soms helemaal niet lukt en dat de financiële voordelen op zich gehaald zouden kunnen worden, maar dat dat ook vaak een lang proces is. Zijn fractie kijkt derhalve vrij kritisch naar het stuk dat voorligt. Hij heeft zelf in zijn werk te maken met een organisatie die bezig is om de omslag te maken van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd, en dan zie je hoe vreselijk moeilijk zo’n proces is. Zijn fractie vindt dat de communicatie beter had gekund. Weliswaar heeft de wethouder op diverse momenten informatie overgedragen, maar er was geen inhoudelijke discussie met het gevolg dat de raad feitelijk voor een fait accompli is gesteld. Het was beter geweest om vooraf na te denken over de kaders en over de verdere route. Dan was ook de rol van de raad duidelijker geweest, want die is best wel schimmig als het gaat om de bevoegdheden. In het rapport is zichtbaar dat de samenwerkingsgedachte toch meer leidend is en niet zozeer de kwaliteitsverbetering van de dienstverlening. Zijn fractie is benieuwd hoe straks wordt omgegaan met het feit dat je als gemeente zowel eigenaar als opdrachtgever en klant bent. De nota geeft sterk de indruk van “het moet er komen” en “er is geen alternatief”. Misschien is dat ook zo, maar zijn fractie had dat graag nadrukkelijk onderbouwd gezien, zodat een keuze had kunnen worden gemaakt. Nu lijkt het wel alsof het voorliggende voorstel de enige optie is. Anderzijds is er ook begrip voor het argument dat Sliedrecht kwetsbaar is en beperkt is op het gebied van personeel en continuïteit. Privatisering cq samenwerking zit daarnaast ook in de lucht, en regionale samenwerking leidt per definitie tot verlies van een stukje gemeentelijke autonomie, maar kan ook grote voordelen hebben. Zijn fractie wil graag meer helderheid als het gaat om de gemeentelijke effecten op het gebied van financiën, personeel en middelen na de operatie. De hoofdlijnen staan weliswaar op papier, maar zijn fractie zou daar graag concreter informatie over willen hebben. Er komt volgens wethouder Van de Ven jaarlijks een -8-
-9-
evaluatie, te beginnen in januari 2008; het stuk spreekt van een evaluatie na drie jaren. Hij zou de jaarlijkse evaluatie dan graag concreet opgenomen willen zien in het te nemen raadsbesluit. Over de dienstverleningsovereenkomst is toegezegd door de wethouder dat de raad over de kaders wordt geraadpleegd, zonder dat de raad de rol van het college over zou willen nemen. Mevrouw Visser vraagt wanneer die bespreking dan plaatsvindt en of dat gebeurt in de commissie Burger en Bestuur, waarna aan het college wordt gevraagd om bepaalde kaders op te nemen in de dienstverleningsovereenkomst. Het kan ook zo zijn dat de dienstverleningsovereenkomsten ooit in de raad komen; ze vraagt wat de bedoeling is. Als er in maart een besluit wordt genomen mag de raad er volgens haar niet veel meer over zeggen, en haar fractie heeft daar ook veel moeite mee, juist omdat veel zaken nog niet geregeld zijn. Mevrouw Verschoor merkt op dat je er waarschijnlijk niet onderuit kan dat de dienstverleningsovereenkomsten eerst intern uitgezocht zullen moeten worden als het gaat om wat men van elkaar verwacht op het gebied van facilitaire zaken. De heer Tanis sluit zich daar bij aan; zijn fractie worstelt daar ook mee. De raad moet inderdaad niet in de uitvoering vervallen, maar wil daar wel bij zijn. De voorzitter stelt voor om dit vraagstuk schriftelijk door het college te laten beantwoorden. De heer Tanis kan zich daar in vinden. Mevrouw Visser merkt op dat zij ook niet op de stoel van de wethouder wil gaan zitten. Op dit moment bemoeit de raad zich immers ook niet met personeelszaken. Anderzijds vraagt ze zich af of het na de besluitvorming in maart voorbij is voor de raad wat dit onderwerp betreft. De raad moet de kaders meegeven aan het college, maar hoe doe je dat? De heer Tanis merkt op dat je dat in feite helder zou moeten hebben voor je discussieert over de inhoud van zo’n dienstverleningsovereenkomst, en niet achteraf. Hij vraagt of er inderdaad wordt gekozen voor een fasering. Op blz. 5 van het raadsvoorstel staat een tabel over kosten en besparingen; hij neemt aan dat fasering ook zijn consequenties heeft. Mevrouw Hartkoren merkt op dat het CDA eigenlijk vanaf het begin vrij positief tegenover dit voorstel staat. Sliedrecht kan als eenling niet voldoen aan alle eisen; door samenwerking speel je op termijn middelen vrij om het lokale voorzieningenniveau op peil te houden, en dat is heel belangrijk. Mevrouw Verschoor merkt op dat zij in tegenstelling tot de heer Tanis uit het stuk heeft opgemaakt dat er sterk wordt ingezet op efficiency en verbetering en niet zozeer op samenwerking op zich. De heer Tanis antwoordt dat dat iets anders is als kwaliteit, en dat is precies het punt. De kwaliteit van de dienstverlening is moeilijk meetbaar, maar als die kwaliteit door deelname aan een Service Centrum Drechtsteden zou verbeteren, dan is dat helder. Maar zo leest hij het stuk toch niet. Het wordt opgehangen aan de bestuursopdracht, maar daar is al het nodige over gezegd; aan de andere kant zie je dat Sliedrecht positief uit de meting is gekomen. Als je puur naar de kwaliteit kijkt, vervalt dat argument en zie je dat er nadrukkelijk een relatie wordt gelegd met de regionale samenwerking. De heer Van Gameren merkt op dat zijn fractie enige scepsis heeft over het Service Centrum Drechtsteden. Hij kan zich dan ook wel vinden in het betoog van de heer Tanis. Een Shared Service Center is een hype geworden; vroeger heette het schaalvergroting en verzelfstandiging. Van de 59 Shared Service Centers lopen er eigenlijk maar 3 op rolletjes; de overige 56 functioneren matig en hebben weinig toegevoegde waarde. Daar maakt zijn fractie zich zorgen om. Een Shared Service Center is een uitvloeisel van het elders neerleggen van verantwoordelijkheden; als het lastig wordt om -9-
- 10 -
een bepaalde taak uit te voeren als gemeente wordt geprobeerd het ergens te dumpen. Dan kun je als het fout gaat zeggen: we gaan er niet meer over. Dat is met de politie ook gebeurd. De voorbereiding is heel kort geweest; vandaag wordt voor het eerst in een politiek gremium over het Service Centrum Drechtsteden gesproken, twee maanden voor de raad wordt geacht daar een mening over te geven. Als de raad vraagt om een implementatieplan en om een businessplan is het antwoord dat die nog moeten worden opgesteld. Je gaat dus eerst ja zeggen tegen de structuur en dan pas komen de zaken op tafel die de efficiencyverbetering en de kwaliteitsverbetering moeten opleveren. De informatiebijeenkomsten waren meer lobbybijeenkomsten. Hij mist bij dit soort dingen altijd de menselijke maat; het moet altijd binnen korte tijd omdat er anders kritiek is dat het personeel te lang in onzekerheid wordt gelaten. Hij ziet niet in waarom er bij zo’n belangrijk punt wordt gekozen om per 1 januari 2008 operationeel te zijn. Het zou later kunnen, en wat hem betreft gefaseerd. Hij zou daarmee een zorgvuldige invoering willen bereiken, bottum up in plaats van bovenaf via de structuren. Hij had graag willen zien hoe de processen er uit zien; hij hoeft niet te weten hoe alles uitgevoerd gaat worden, maar hij zou een stuk geruster slapen als hij zou kunnen zien hoe het straks gaat plaatsvinden, met name de dienstverlening richting de raad. Voor het maken van beleid heeft de raad af en toe informatie nodig uit het Service Centrum Drechtsteden, bijvoorbeeld financiële informatie of voor het ondersteunen van het personeelsbeleid. Hij vraagt zich af of hij die ondersteuning wel in voldoende mate zal krijgen om de core business binnen Sliedrecht te kunnen blijven uitvoeren. Hij maakt zich echt zorgen over het financieel beheer en beleid. Jaren geleden is besloten om dit van drie aparte afdelingen samen te voegen tot één afdeling. Als je niet aan het pluspakket meedoet, worden ze weer uit elkaar gehaald. Hij is van mening dat het financieel beleid in Sliedrecht moet blijven en dat er dus een stuk ontvlechting moet gaan plaatsvinden. Hij heeft er grote twijfels over of dat zo snel gerealiseerd kan worden. In het stuk wordt gerept van gedeconcentreerd werken; mensen in dienst van het Service Centrum Drechtsteden zouden hier neergezet kunnen worden. Dat is een goede werkwijze, maar dan zou zeker in de eerste jaren de gemeente invloed moeten hebben op de keuze van die mensen en de wijze waarop zij werken, zonder het Service Centrum Drechtsteden te passeren. Mevrouw Visser vraagt om verheldering. De heer Van Gameren merkt op dat de mensen niet worden gedetacheerd; ze komen in dienst van het Service Centrum Drechtsteden, met hun werkplek in Sliedrecht. Zeker de eerste jaren is het prettig om mensen te hebben die hier goed bekend zijn; dat kan bijvoorbeeld een argument zijn. daar zou je als gemeente invloed op moeten hebben. Fasering van keuzes had de voorkeur van zijn fractie, maar dat is onmogelijk gebleken. In verschillende informatiebijeenkomsten in de regio is wel toegezegd dat er zou kunnen worden gefaseerd in de uitvoering. Je zou met de ICT kunnen beginnen en na een maand of zes het volgende onderdeel, bijvoorbeeld de salarisadministratie aanpakken. Zo’n stapsgewijze opbouw zou zijn voorkeur hebben, al was het alleen maar om de zaak op menselijke maat te kunnen afregelen, maar ook om de mensen bij de les te houden. Als je alles tegelijk doet, levert dat ook heel veel bureaucratie op. Hij denkt aan in totaal anderhalf jaar voor alle onderdelen van het basispakket in plaats van op 1 januari 2008 alles tegelijk. Dat biedt ook de mogelijkheid van tussentijds evalueren en eventueel bijsturen. Alles ineens doen lijkt hem sowieso onmogelijk. Hij deelt de vrees voor een toenemende bureaucratie, die extra kosten kan opleveren. Als de gegevens op basis waarvan het financieel beleid gemaakt moet worden niet op tijd door de Service Centrum Drechtsteden organisatie kunnen worden aangeleverd aan de achterblijvende organisaties, bestaat het risico dat diensten hun eigen schaduwadministratie gaan optuigen. Dat is bij verschillende Shared Service Centers schering en inslag, en dat is niet de bedoeling. Hij zou graag willen zien hoe de organisatie er straks uitziet wanneer het Service Centrum Drechtsteden heeft plaatsgevonden. Hij weet nu nog niet hoe de structuur en de achterblijvende taken er uit gaan zien. De hoofdprocessen en deelprocessen uit het basispakket kan hij niet terugvertalen naar de Sliedrechtse productencatalogus, en dat zou op zijn minst aangeduid moeten worden. Mevrouw Visser leest het raadsbesluit voor. Ze vraagt bij onderdeel 3 of dit wijzigingsvoorstel van de gemeenschappelijke regeling in de raad terugkomt of in de Drechtraad. Bij het volgende punt is de - 10 -
- 11 -
kaderstelling weer aan de orde; ze worstelt daar zoals gezegd nog mee. Ze vraagt of de 134.000 euro al in de begroting is opgenomen. Dat is niet het geval. In het raadsbesluit zal worden opgenomen dat Sliedrecht kiest voor het basispakket gedurende een bepaalde tijd om daarmee wat rust te creëren. Ze vraagt, de discussie van vanavond horend, of de opstellers van het stuk ook naar de Shared Service Centers in Nederland hebben gekeken die veel minder goed hebben gepresteerd. In alle berekeningen is uitgegaan van staand beleid van de regering, maar er is inmiddels een nieuw regeerakkoord. Ze vraagt of dit invloed heeft op het ambtelijk apparaat. Dat is niet het geval; het gaat puur om rijksambtenaren. Het advies van de OR zal positief zijn, met enige mitsen en maren. Met de komst van de Sociale Dienst Drechtsteden is gewerkt aan een sociaal statuut dat ook hier van toepassing zal zijn. PRO Sliedrecht benadrukt dat mensen méér zijn dan een sociaal statuut. Uitvoering is uiteraard aan het college, maar ze verwacht wel van het college dat die het maximaal haalbare zal proberen te realiseren om de betreffende medewerkers op een passende plek te krijgen. Met betrekking tot blz. 27 merkt zij op dat zij in het basispakket het SGB niet meer kan vinden. Ze verzoekt het bestuur om aan te geven of het basispakket gelijk is aan hetgeen Sliedrecht wilde hebben, of dat er zaken in zijn opgenomen die Sliedrecht heeft moeten accepteren. Wethouder Van de Ven merkt op naar aanleiding van de vragen over de concurrentiepositie van een Shared Service Center dat er al jaren voortdurend aan kwaliteitsvergelijking wordt gedaan, mede op aandringen van de accountant. De raad is daar regelmatig over geïnformeerd. Met de Shared Service Centers in Nederland zal wel degelijk een prijs / kwaliteit vergelijking worden gehouden. Een juridische dienst behoort altijd onafhankelijk te zijn, ook als er een geschil is tussen twee gemeenten dat aan een regionale juridische dienst wordt voorgelegd. In geval van complexe situaties wordt eerst geprobeerd om er onderling uit te komen; daarna zal moeten worden bekeken wat de beste weg is. Het proces om te komen tot een Shared Service Center is soms moeizaam en vaak langdurig. Drechtsteden heeft een gerenommeerd bedrijf ingehuurd voor de begeleiding van dit proces en er is zorgvuldig gekeken naar alle vormen van samenwerkingsverbanden die in Nederland voorkomen, met name naar de fouten waar je in Drechtstedenverband weer van kunt leren. Wat beter had gekund, is het proces tot nu toe. Er is door vrijwel alle fracties gesteld dat de raad graag eerder betrokken had willen worden. Hij vindt dat de raad daar gelijk in heeft; het had anders gekund. In de voorliggende periode is er meerdere keren over gesproken in de commissie Burger en bestuur. Op dat moment was het enig mogelijke antwoord dat de zaken in voorbereiding waren en dat het college de raad geen nietvoldragen plan kon voorleggen. De vraag is wat je wel had kunnen doen. Hij is van mening dat daar intern in het portefeuillehoudersoverleg P&O en regio nog eens goed naar moet worden gekeken, en dat er verslag moet worden gedaan van het verloop van het proces om verbeterpunten te vinden. Het feit dat je als gemeente eigenaar, opdrachtgever en klant tegelijk bent is op zich een bijzondere situatie, maar in wezen is de gemeente dat nu ook. Er wordt getoetst in hoeverre je concurrerend bent en hoe het met de kwaliteit staat. Het voorstel dat voorligt is in zijn optiek de enige optie; het is het resultaat van wat in Drechtstedenverband in de loop der jaren bereikt is. Het gaat ook om een vorm van vertrouwen en van elkaar goed leren kennen. De netwerkdirectie Drechtsteden heeft ook onder hun verantwoording meegedacht; het is een degelijk en weloverwogen traject dat niet zo maar op wat aannames gebaseerd is. De heer Tanis merkt op dat zijn fractie een proces had geprefereerd waarbij de raad als het ware aan de hand was meegenomen en waarin antwoord zou zijn gegeven op de vragen; dan was er veel ruis weggenomen. Dat wil niet zeggen dat er dan een ander voorstel had gelegen, maar een stuk uitleg en communicatie had veel verschil gemaakt. Wethouder Van de Ven is het met hem eens. Er zal, zoals aangegeven, jaarlijks worden geëvalueerd; dat is ook een wens van het overlegorgaan OR (OOR). Het stuk dat daarover handelt zal hij aan de raad doen toekomen ter informatie. Er worden 19 aanbevelingen gedaan die van harte worden overgenomen; deze hebben ook betrekking op de procesvorming die dit jaar zal volgen. Dit geldt voor alle deelnemende gemeenten.
- 11 -
- 12 -
De heer Tanis vraagt of de jaarlijkse evaluatie dan wordt vastgelegd in het besluit. Wethouder Van de Ven oppert om het stuk met de aanbevelingen toe te voegen aan het raadsbesluit. De voorzitter merkt op dat het natuurlijk de bedoeling is dat alle gemeenten dit gegarandeerd overnemen; daar zal nog over moeten worden gecommuniceerd. Wethouder Van de Ven merkt op dat de huidige dienstverlening aan de inwoners goed loopt, en dat mag zeker niet minder worden. De bedoeling is dat het zelfs verbetert; dat is de opzet van de kwaliteitsimpuls. Een implementatieplan en fasering daarvan zijn ook genoemd door de OR. Hun credo luidt: kwaliteit gaat boven tijd. Het implementatieplan wordt opgesteld en zal binnen enkele maanden beschikbaar zijn. Dat wordt ook met het OOR besproken. Wat het betrekken van alle medewerkers betreft bij het proces: ze zitten er zelf bij. Het gemeentebestuur adviseert het OOR ook om vooral kritische mensen aan te wijzen die weten hoe te handelen om ervoor te zorgen dat het Service Centrum Drechtsteden straks goed gaat werken. Het proces dat dit jaar volgt, moet zorgvuldig gebeuren. Er is een datum genoemd, te weten 1 januari 2008. Maar als je zegt dat kwaliteit boven tijd gaat, dan mag de raad daar uit afleiden dat het college geen zaken zal forceren. Dit proces zal zorgvuldig en naar de menselijke maat worden ingezet. Als het zo is dat er iets niet lukt voor die datum, dan zul je aan moeten geven hoe je dat dan op een moment daarna invult. Dat behoort zeker tot de mogelijkheden. Van de voortgang van het proces vanaf nu zal het college de raad met genoegen verslag doen in de commissie. Vanuit het Service Centrum Drechtsteden zullen mensen ook gedeconcentreerd gaan werken. Mensen zoals de receptiemedewerkers, de bodes en mensen van facilitaire zaken zullen voor zover nodig uiteraard weer in Sliedrecht aan de slag gaan. Uiteraard kies je dan voor de mensen die hier bekend zijn. Er is vrees uitgesproken voor bureaucratie. Over vrees is over het algemeen moeilijk iets te zeggen, maar wat de organisatie in Sliedrecht betreft is hij van mening dat die al jarenlang goed en optimaal draait. Dingen zullen altijd beter kunnen, en je zult altijd moeten blijven waken dat je niet eindigt met een te grote organisatie waar je niets van gedaan krijgt. In de dienstverleningsovereenkomst wordt een en ander vastgelegd. Het college zal de raad vóór de zomervakantie informeren over wat er met de achterblijvende organisatie gebeurt en daar over spreken. Mevrouw Visser vraagt wanneer dat precies is; voor eind maart dient de raad een besluit te nemen. Ze vraagt of dit in globale zin op een eerder tijdstip is aan te geven. Wethouder Van de Ven antwoordt dat het college daar uiteraard volop mee bezig is. Mevrouw Visser dringt er op aan proactief te zijn. De raad heeft vanavond aangegeven dat zij al die tijd achteraan in het proces heeft gestaan. De heer Van Gameren merkt op dat dit ook voor de fasering geldt. Eerst moet alles op papier worden gezet, maar er is altijd eerst een concept, zoals dat het geval was met de Contourennota en het Bestuursplan. Er zou enig zicht gegeven moeten kunnen worden op hoe de fasering in elkaar steekt en wat de belangrijkste punten uit de dienstverleningsovereenkomst zullen zijn. Als dat op 19 maart niet bekend is, zeg je als raad alleen ja tegen iets wat nog moet komen. Wethouder Van de Ven antwoordt dat de werkgroepen nog moeten starten. De heer Van Gameren merkt op dat het MT in Dordrecht met de opzet van een Shared Service Center inmiddels ongeveer drie jaar bezig is. Hij neemt aan dat er in die tijd wel eens over de opzet is gesproken.
- 12 -
- 13 -
Wethouder Van de Ven merkt op richting mevrouw Visser dat het college zich optimaal zal inspannen om iedereen een plaatsje te geven. De gemeenschappelijke regeling wordt nog voor de zomervakantie in de gemeenteraad behandeld; in september komt dit in de Drechtraad. Wethouder Van Kooten merkt op richting de heer Tanis dat conform het sociaal statuut er een baangarantie is. Er zullen geen ontslagen vallen en er zijn dus geen slachtoffers. De heer Tanis merkt op dat hij doelde op processen in den lande en niet op Sliedrecht. Hij gaat er van uit dat het college de belangen van de medewerkers optimaal zal behartigen. Wethouder Van Kooten geeft de commissie in overweging om alvast eens na te denken in fractieverband over de inzet van de middelen die als gevolg van de verwachte besparingen zullen worden gerealiseerd, dit ter voorbereiding op de Zomernota. Te denken valt aan Manden Maken 2. Hij ondersteunt de opmerking van wethouder Van de Ven dat de communicatie beter had gekund en ook beter had gemoeten. Hij trekt zich dat ook persoonlijk aan en is voornemens om in het portefeuillehoudersoverleg na te gaan waar een verkeerd pad is ingeslagen en waar de raden eerder hadden moeten worden geconsulteerd. Ook de vraag over mogelijke alternatieven zal in de evaluatie aan de orde moeten komen. Richting de heer Van Gameren, die heeft geopperd dat gemeenten lastige zaken nogal eens over de schutting plegen te gooien, merkt hij op dat hij achteraf gezien vanuit financieel oogpunt heel blij is met de samenvoeging van de Sociale Dienst. De budgetten voor Sliedrecht zijn in neerwaartse zin bijgesteld, en dat zou hebben betekend dat er een half miljoen uit de algemene reserve had moeten worden gehaald. Je bent soms wel genoodzaakt om zaken samen te doen, ook al functioneert de dienst in Sliedrecht heel goed. Anders kun je dat niveau op de lange termijn niet waarmaken. Met de vakbonden is afgesproken dat wanneer mensen onverhoopt niet te plaatsen zijn, er de plicht is om ze binnen de regio of extern aan het werk te helpen. Hoe dan ook worden de mensen aan werk geholpen. Er is zeker ook gekeken naar minder geslaagde Shared Service Centers in Nederland. De heer Van Gameren vraagt of de extra middelen niet al voor een deel zijn opgenomen in het meerjarenbeleid. Wethouder Van Kooten antwoordt ontkennend; de voordelen van een Shared Service Center zitten er niet in, evenmin als eventuele bijdragen aan Manden Maken 2. De voorzitter geeft gelegenheid voor een derde termijn. De heer Tanis merkt op dat zijn fractie heeft gevraagd wat de impact is op de ambtelijke organisatie van de keuze die is gemaakt. Hij betreurt het dat daar geen duidelijkheid over gegeven kan worden; hij kan zich niet voorstellen dat daarover geen globaal idee is, rekening houdend met het basispakket. Met betrekking tot het stellen van de kaders wordt door iedereen naar de route gezocht; hij stelt voor daar nog eens over na te denken en er in maart op terug te komen. Hij merkt op dat het heel belangrijk is om te streven naar rust in de tent, zoals mevrouw Visser ook heeft gesteld. Als het gaat over eventuele besparingen is een discussie over Manden Maken 2 alleszins begrijpelijk; zijn fractie stelt weer voor om breder naar de plannen te kijken die er liggen en naar de middelen die daar voor nodig zijn. Hij zou de plannen die in de ambtelijke organisatie worden onderzocht, ook mee willen nemen om straks niet te worden overvallen door plannen à la Baanhoek West. Mevrouw Visser is het eens met die suggestie. De heer Van Gameren merkt op geruststellende woorden te hebben gehoord, maar die nemen de scepsis nog niet weg. Hij had lever gezien dat de antwoorden al door het Drechtstedenbestuur op papier waren gezet, zoals de fasering. Nu is nog niet eens bekend of het Drechtstedenbestuur wel overneemt wat daarover in het stuk staat. - 13 -
- 14 -
De heer Tanis merkt op dat hij van mening is dat dat uitvoering is. Als men de kwaliteit kan garanderen, zal de invoerdatum hem verder niet uitmaken. De heer Van Gameren is het daar niet mee eens. Hij blijft erbij dat je niet alles ineens zou moeten invoeren. Gelet op de menselijke maat zou je het Drechtstedenbestuur zo ver moeten krijgen dat er een fasering komt en evaluatiemomenten, zodanig dat je kunt bijstellen. De heer Van Dijk merkt op dat dat een goed advies aan het bestuur kan zijn, maar het betreft uitvoering en dat is niet aan de raad. De heer Van Gameren is het eens met de insteek om niet weer nieuwe initiatieven te gaan starten, maar eerst het Service Centrum Drechtsteden in gang te zetten en dan in 2010 te bekijken hoe de zaken er voor staan. Binnen de Drechtsteden hoor je alweer geluiden dat er andere zaken kunnen worden binnengehaald, zoals ROM-D. Hij voelt er weinig voor om in 2009 en 2010 weer met zo’n zelfde circus lastig gevallen te worden, met name niet als het op dezelfde wijze gaat als met het Shared Service Center waarbij je alleen nog maar kan toestemmen. Hij pleit voor rust. Als het zo goed werkt als wordt gezegd, kan er altijd nog wat nieuws bij. In zijn algemene beschouwingen bij de begroting 2007 heeft hij gezegd dat als Sliedrecht zelfstandig wil blijven, je dit wellicht moet verankeren in een vehikel als het Shared Service Center. Dan zou je ook eens moeten kijken naar de legitimatie van zo’n Shared Service Center. Straks is er alleen nog ruimte om de kwaliteit ter discussie te stellen in de Drechtraad, en dan moet je maar afwachten of je nog iets kunt uitrichten. Het zou prettig zijn als er nog eens kan worden gekeken naar de legitimatie en hoe je dat kunt veranderen. Zijn fractie heeft destijds gezegd dat je meer zou moeten vergaderen binnen de Drechtraad, en bestuurlijke commissies; er zijn verschillende mogelijkheden. Diverse onderdelen lenen zich hier best voor, zoals de ICT functie, de P&O functie en de belastingen. Bij Financiën heeft hij al twijfels. Hij wil het college niet opzadelen met een mission impossible om vóór 19 maart nog allerlei dingen te moeten regelen. Maar als het college zijn fractie toch nog voor het Shared Service Center zou willen winnen, dan is er meer nodig dan geruststellende woorden. Hij wil zaken zwart op wit zien, en bij voorkeur toegezegd door het Drechtstedenbestuur. Hij zou enig zicht willen hebben op de fasering, duidelijke afspraken over de bevoegdheden van de lokale gemeenten bij het gedecentraliseerd werken en een betere uitwerking van de financiële ontvlechting. Hij hoopt maar dat hij straks op financieel gebied dezelfde service krijgt van de ambtenaren als nu het geval is. De antwoorden op deze drie vragen krijgt hij bij voorkeur op schrift, vóór 19 maart. De heer Tanis vraagt of hij goed begrepen heeft dat het ja of nee op dit voorstel afhangt van de beantwoording van deze drie vragen. De heer Van Gameren antwoordt ontkennend. Hij heeft al gezegd dat het misschien een ja of ja is. Hij weet nog niet in welke mate de antwoorden het standpunt van zijn fractie zullen beïnvloeden. De heer Verhoef merkt op dat de start van het Shared Service Center inmiddels al met een jaar is uitgesteld, zoals bekend. Er wordt nog steeds uitgegaan van de datum 1 januari 2008, uitgezonderd ICT en P&O. Die afdelingen worden beschouwd als een soort kwartiermakers en gaan eerder aan de slag. In die zin wordt gefaseerd gestart. Verder is voorgesteld dat er niet per gemeente, maar per afdeling wordt toegetreden. In die zin is de datum 1 januari flexibel. Je kunt bijvoorbeeld starten met de afdelingen Financiën van alle gemeenten. Sliedrecht heeft daarover een expliciete vraag gesteld aan de projectleider; die vraag staat nog uit. Het antwoord wordt vóór 20 februari verwacht, zijnde de datum waarop het college een besluit neemt op grond van het advies van de raad en van de OR. Als de datum 1 januari 2008 niet wordt gehaald heeft dat uiteraard consequenties voor de financiën. Als je twee jaar doorschuift in de tijd, zoals de heer Van Gameren voorstelt, schuift het financiële plaatje eveneens twee jaar door.
- 14 -
- 15 -
De heer Van Gameren geeft aan dat hij heel graag wordt geïnformeerd als het antwoord van de projectleider is ontvangen, met name over de fasering. De heer Tanis vult aan dat zijn fractie graag hoort wat er in Sliedrecht achterblijft aan taken, op hoofdlijnen. De heer Verhoef antwoordt dat er al een beetje is nagedacht over de personele impact op de achterblijvende moederorganisatie. Aan de andere kant zijn de regionale werkgroepen nog maar net opgetuigd. Zij geven exact aan wat je wel en niet onderbrengt in een Service Centrum Drechtsteden. Er zal intern een ontvlechting plaatsvinden; er zitten dubbelfuncties in. Er is een regiegroep vanuit het MT die ook pas één keer bij elkaar is geweest. Grosso modo betreft het ongeveer 35 formatieplaatsen, zijnde ongeveer 20% van de huidige formatie. Het gaat om ongeveer 40 medewerkers van drie of vier afdelingen. Op dit moment zijn er 9 afdelingen. Dat is wat er nu bekend is. Dit zal op verzoek van de heer Van Gameren op papier worden gezet. Wethouder Van Kooten merkt op dat hij het jammer vindt dat de heer Van Gameren het beeld oproept, althans bij hem, dat hij wel eens wil weten wat het Drechtstedenbestuur nu eigenlijk met dit plan beoogt. De heer Van Gameren stelde dat de fasering wel in het rapport staat, maar dat hij zich afvraagt wat het Drechtstedenbestuur nu doet. Het antwoord op die vraag is dat het Drechtstedenbestuur het rapport gewoon overneemt. Er wordt gestart met P&O; daar is door Sliedrecht ook een pleidooi voor gehouden. Destijds bij de Sociale Dienst konden alle medewerkers van Sliedrecht geplaatst worden, maar dat gold niet voor alle gemeenten. Het portefeuillehoudersoverleg vindt dat daar een taak ligt. Het sociaal statuut is dus inderdaad een basis, maar de mensen zijn méér van een sociaal statuut. Daar moet je mee beginnen. Vervolgens moet de infrastructuur helder zijn; dat is ICT, dat is de volgende afdeling waar mee gestart wordt. Daarna komen de andere aspecten. In het rapport is dit volgens de heer Van Gameren goed verwoord; het Drechtstedenbestuur neemt dat rapport dus over. Natuurlijk komt in de Drechtraad hetzelfde stuk ter vaststelling. Hij vindt het jammer dat er een beeld wordt opgeroepen als zou de Drechtraad een gewijzigd stuk voorgeschoteld krijgen. De heer Van Gameren merkt op dat zijn opmerking is ingegeven door onduidelijkheid over welk stuk nu in de Drechtraad ter vaststelling komt: het bestuursplan zoals het nu voorligt, of het stuk met op- en aanmerkingen. De positie van het Drechtstedenbestuur daarin is in zoverre al dan niet cruciaal, die doen het voorstel aan de Drechtraad. Wethouder Van Kooten merkt op dat het Drechtstedenbestuur vraagt of de Drechtraad genegen is om de uitvoering van het Service Centrum Drechtsteden onder de gemeenschappelijke regeling te hangen; dat is de vraag. Die vraag is via een opmerking zijnerzijds eigelijk al gesteld in de vorige Drechtraad en daar is niet negatief op gereageerd. Uiteraard wordt de bespreking binnen de raden afgewacht, maar als dat positief is, hoopt hij dat de Drechtraad ervoor zal kiezen om dit onder de gemeenschappelijke regeling te hangen. Ook het college heeft aandacht gevraagd voor de ontvlechting bij Financiën, en dat zal heel goed moeten worden gemonitord. Die zorg heeft het college ook geuit; het lijkt hem terecht dat het college de raad in kennis stelt over de vorderingen daaromtrent. Wat de opmerking van de heer Tanis over Manden Maken 2 betreft, het lijkt hem een goede zaak om bij de zomernota inzichtelijk te maken wat de besparingen zijn die Sliedrecht denkt te realiseren, wat de vraagstukken zijn die er aankomen vanuit het uitvoeringsprogramma en eventueel vanuit Manden Maken, en dan is de keus aan de raad. Mevrouw Visser merkt op dat het volgens haar zo is dat er pas vanaf 2009 geld wordt overgehouden; ze vraagt waarom ze er dan al bij de zomernota over na moet denken. Bij de Zomernota 2008 wordt het pas echt interessant. De voorzitter concludeert dat er vóór de commissie van 1 maart een aangepast raadsvoorstel en raadsbesluit komt. Hij dankt een ieder voor de behandeling van dit voorstel. - 15 -
- 16 -
5. RONDVRAAG Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. 6. SLUITING De vergadering wordt gesloten.
Vastgesteld in de commissie burger en bestuur van 1 maart 2007 De voorzitter,
De griffier,
D. van Meeuwen
A. Koenen
- 16 -