Zorgplan Bs. St. Servatius 2013-2014
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
1
Inleiding ............................................................................................................................... 3 1.
Visie op zorg .............................................................................................................. 3
1.1.
De cirkel van handelingsgericht werken (Ondersteuningsniveau 1-2) ..........................................................4
1.2.
De fasen van ondersteuningsniveau ..............................................................................................................6
1.3.
Groepsbesprekingen (ondersteuningsniveau 2) ............................................................................................8
1.4.
Het groepsbezoek ..........................................................................................................................................8
1.5.
De kindbespreking (Zorgniveau 3) .................................................................................................................9
1.6.
Het Zorg AdviesTeam ZAT. (Zorgniveau 4) .....................................................................................................9
1.7.
Individueel handelingsplan (Zorgniveau 4) ....................................................................................................9
1.8.
Individuele leerlijn (leerrendement / uitstroomperspectief) het Ontwikkelingsperspectief (zorgniveau 4) 9
1.9.
Verwijzing (ondersteuningsniveau 5)...........................................................................................................10
2.
Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen ..................................................... 10
2.1.
Toetsen.........................................................................................................................................................10
2.2.
Dossier..........................................................................................................................................................10
2.3.
Overdracht ...................................................................................................................................................10
3.
Communicatie .......................................................................................................... 10
3.1.
Interne communicatie ..................................................................................................................................11
3.2.
Externe communicatie .................................................................................................................................11
3.3.
Communicatie rond verantwoording en ontwikkeling zorgplan .................................................................11
4.
De rol van de leerkracht, de kwaliteitsondersteuner, de directeur, de ouder. .......... 11
4.1.
de leerkracht, de kwaliteitsondersteuner en de directeur ..........................................................................11
4.2.
de ouder(s) / verzorger(s) ............................................................................................................................13
5.
Schoolspecifieke invulling ........................................................................................ 14
5.1.
De zorgroute ................................................................................................................................................14
5.2.
Toetskalender...............................................................................................................................................16
5.3.
Aanvullende school specifieke informatie ...................................................................................................16
5.4.
Dyslexieprotocol...........................................................................................................................................19
5.5.
In en doorstroombeleid ...............................................................................................................................19
5.6.
Veiligheidsprotocol ......................................................................................................................................22
6.
Bijlagen: .................................................................................................................. 48
Bijlage A: Checklist voorbereiding groepsbespreking ...........................................................................................48 Bijlage B: Checklist voorbereiding kindbespreking ...............................................................................................49 Bijlage C: Format ondersteuningsniveaus ..............................................................................................................54 Bijlage D: HGW in schema ......................................................................................................................................55
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
2
Inleiding In de wet Primair onderwijsis opgenomen dat een zorgplan een verplicht document is. Dit document vormt de kaders voor de SKOzoKscholen waarbinnen men de zorg voor alle kinderen organiseert.De scholen zorgen voor een specifieke invulling. Het plan sluit aan bij het zorgbeleidsplan van SWV-Valkenswaard. In dit zorgplanworden de volgende zaken beschreven: - De zorgvoorzieningen: o Op de basisscholen o Op de speciaal school voor basisonderwijs o De bovenschoolse zorg Zorg Advies Team (ZAT) Centrum Jeugd en Gezin Integrale (ambulante) begeleiding Integrale begeleiding op Haagstraatplein Permanente Commissie Kinderenzorg - Jaarverslag en begroting - Planning Hierbij dient opgemerkt te worden dat het Samenwerkingsverband in 2013 opgaat in een groter samenwerkingsverband.
1.
Visie op zorg
Ieder kind op onze scholen verdient onze zorg. Vanuit Het traject afstemming werken de scholen aan deze zorg.Het handelingsgericht werken (HGW) is het kader van waaruit we de kindbegeleiding gestalte geven.Met HGW beogen wij de kwaliteit van ons onderwijs en de begeleiding van al onze kinderen te verbeteren. HGW maakt adaptief onderwijs en doeltreffende kindbegeleiding concreet, zodat ons team effectief kan omgaan met verschillen tussen kinderen. HGW is een planmatige en cyclische werkwijze waarbij we de volgende zeven uitgangspunten toepassen. 1. De onderwijsbehoeften van kinderen staan centraal: wat heeft een kind nodig om onderwijsdoelen te behalen? 2. Het gaat om afstemming en wisselwerking: het gaat niet alleen om het kind, maar om het kind en de wisselwerking met zijn omgeving. Het gaat om hetkind in deze groep, bij deze leerkracht, op deze school en van deze ouders. 3. De leerkracht doet ertoe: de leerkracht realiseert passend onderwijs en levert daarmee een cruciale bijdrage aan een positieve ontwikkeling van de kinderen. 4. Positieve aspecten zijn van groot belang: van zowel kind, leerkracht, school, de groep en ouders. Positieve factoren bieden aanknopingspunten voor het stellen van ambitieuze doelen en om een succesvol plan van aanpak te kunnen uitvoeren. 5. We werken constructief samen: samenwerking tussen leerkracht, kind, ouders interne en externe begeleiders is noodzakelijk om een effectieve aanpak te realiseren. 6. Ons handelen is doelgericht: het team formuleert korte- en lange termijndoelen voor het leren, de werkhouding en het sociaal-emotioneel functioneren van alle kinderen en evalueert deze in een cyclus van planmatig handelen. 7. De werkwijze is systematisch, in stappen en transparant: het is voor betrokkenen duidelijk hoe de school wil werken en waarom.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
3
De zeven uitgangspunten bieden een kader. We streven ernaar alle uitganspunten tot hun recht te laten komen binnen een cyclisch proces. Het werken volgens de zeven uitgangspunten kunnen een omslag in denken betekenen, zoals: Van wat een kind heeft (het probleem) naar wat een kind nodig heeft van de leerkracht: Van probleem gericht naar oplossingsgericht denken en handelen: Van een school die ouders informeert naar een school die tevens de ervaringsdeskundigheid van ouders benut in haar onderwijs. Onze scholen zitten ten tijde van het schrijven van dit plan in een implementatieproces. HGW wordt middels trainingen op onze scholen ingevoerd.
1.1.
De cirkel van handelingsgericht werken (Ondersteuningsniveau 1-2)
Realiseren
Waarnemen
Plannen
Begrijpen
In het schooljaar 2009-2010 zijn wij gestart met de implementatie van HGW op teamniveau. Hierbij is het uitgangspunt de cirkel van HGW. We onderscheiden vier verschillende fases met in totaal zeven stappen. Fase 1. Waarnemen/signaleren Stap 1: verzamelen van kindgegevens in een groepsoverzicht Stap 2: signaleren van kinderen die extra begeleiding nodig hebben Stap 2a: bepalen van de doelen voor de komende periode Fase 2. Begrijpen/analyseren Stap 3: benoemen van de onderwijsbehoeften van alle kinderen Fase 3. Plannen Stap 4: clusteren van kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften Stap 5: opstellen van een groepsplan Fase 4. Realiseren Stap 6: uitvoeren van het groepsplan De stappen 1, 2 en 3 staan in het groepsoverzicht. Dit geeft per kind een overzicht van de gegevens uit de toetsen, observaties en gesprekken en tevens de onderwijsbehoeften. De stappen 4 en 5 verwerken we in een groepsplan. Daarin staat het basisaanbod voor de hele groep en het specifieke onderwijsaanbod voor enkele sub groepjes. Het groepsoverzicht en het groepsplan zijn de kerndocumenten waarmee we de ontwikkeling van kinderen in relatie tot de gestelde doelen en het onderwijsaanbod plannen, volgen en evalueren. We streven naar een preventieve aanpak. We kijken vooruit: wat zijn de doelen voor de komende periode en wat hebben onze kinderen nodig om die doelen te bereiken? Zie ook bijlage 01.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
4
1.1.1 Fase 1: Waarnemen
Stap 1: Verzamelen van kind-gegevens in het groepsoverzicht
Gedegen informatie verzamelen vraagt om een open en onbevooroordeelde manier van kijken en luisteren. We stellen ons hierbij eerlijk en nieuwsgierig op. In de fase van het waarnemen verzamelt en ordent de leerkracht gegevens over alle kinderen en over de resultaten van het aanbod. Het gaat om gegevens uit observaties, analyses van het werk, gesprekken met kinderen en ouders, de resultaten op methodeonafhankelijke en methode gebonden toetsen en via de overdracht van vorige leerkracht.
Stap 2 en 2a: Signaleren van kinderen die iets extra’s nodig hebben
In deze stap bepalen we welke doelen we voor de komende periode met de hele groep willen bereiken. Deze doelen betreffen de speel/leerontwikkeling, de werkhouding en de sociaal emotioneel functioneren. Welke kinderen hebben extra begeleiding nodig om deze doelen te behalen? Leerkrachten signaleren deze kinderen bewust en op basis van duidelijke criteria. Bij het signaleren gaat het om alle kinderen die meer nodig hebben dan het regulier basisaanbod. We signaleren niet alleen kinderen met een D of E niveau maar ook de kinderen met een leer-of ontwikkelingsvoorsprong. Daarnaast signaleren we ook de kinderen met een opvallende werkhouding, een specifieke leerstijl of die specifieke sociaal-emotionele vaardigheden missen of juist bezitten. 1.1.2. Fase 2: Begrijpen Op basis van de eerste twee stappen zetten we stap 3 in. 3: benoemen van de onderwijsbehoeften van kinderen We formuleren doelen voor de hele groep en benoemen de onderwijsbehoefte van elkkind. We vragen ons voortdurend af “wat vraagt ditkind van ons?”. We maken hierbij gebruik van de gegevens uit ons groepsoverzicht. We gebruiken hierbij de volgende terminologieën: matchen en stretchen. Met matchen bedoelen we: ditkind leert het beste wanneer/met/door…. Voor alle kinderen beschrijven we de zgn. algemene onderwijsbehoefte. Het matchen. Er zijn kinderen die te weinighebben aan het reguliere basisaanbod. Zij hebben extra begeleiding nodig om bepaalde vaardigheden te leren. Voor deze kinderen formuleren we – voor die gebieden waarbij ze begeleiding nodig hebben- extra onderwijsbehoeften. Het stretchen. Met stretchen bedoelen we: een specifiek aanbod wat er voor moet zorgen dat een kind de beschreven doelen kan behalen. 1. Vanuit wat een kind al kan (de beginsituatie), formuleren we een of meer doelen: wat willen we bereiken? 2. Wat heeft dit kind extra nodig om dit doel te bereiken? 1.1.3.
Fase 3: Plannen
Na het in kaart brengen van de onderwijsbehoeften van de kinderen die extra begeleiding nodig hebben, zetten we de stappen 4 en 5 in de fase van plannen: Stap 4: Clusteren van kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften Nu we onze groep goed in beeld hebben gaan we kijken hoe we op een haalbare manier kunnen differentiëren. We doen dit door een aantal kinderen die hetzelfde nodig hebben samen te voegen in een of meer cluster van enkele kinderen.
Stap 5: Opstellen van het groepsplan
Nadat de kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften geclusterd zijn, beschrijven we het onderwijsaanbod voor de komende periode. We doen dit voor de hele groep, de subgroepen en Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
5
enkele individuele kinderen.Het werken en opstellen van groepsplannen is op dit moment in ontwikkeling. Het team werkt hier aan middels een intensieve training. Een groepsplan bevat schriftelijke richtlijnen voor het onderwijs aan alle kinderen in de groep. Het bevat de didactische en pedagogische doelen voor de komende periode (8 tot 12 weken) en wat de kinderen daarvoor nodig hebben. 1.1.4. Fase 4: Realiseren Stap 6: Om het groepsplan zo soepel mogelijk te laten verlopen is een goed klassenmanagement voorwaardelijk. Het groepsplan is samen met het groepsoverzicht beschikbaar in de klassenmap. Op basis van het groepsplan maken we een week- en dag planning.
1.2.
De fasen van ondersteuningsniveau
De glijdende schaal van zorg/ondersteuning in relatie tot HGW kan op de volgende manier weergegeven worden. Ondersteuningsniveau 1: Basisaanbod Basisaanbod door de leerkracht binnen de groep. Hetkind wordt gevolgd in de groep. De leerkracht is verantwoordelijk voor leerstofaanbod en begeleiding, waarbij het groepsoverzicht en groepsplan het uitgangspunt vormt. De kwaliteitsondersteuner fungeert als klankbord voor de leraar en heeft een stimulerende en bewakende taakstelling t.a.v. de groep en de individuele kinderen. Ondersteuningsniveau 2: Groepsdoelen Extra ondersteuning door de leerkracht binnen de groep. Wanneer de leerkracht signaleert dat de ontwikkeling van een kind op één of meerdere ontwikkelingsgebieden stagneert, stemt de leerkracht het onderwijsaanbod af op de specifieke onderwijsbehoeften van het kind. De specifieke onderwijsbehoeften - om de reguliere doelen te behalen van het kind worden beschreven in het groepsoverzicht. In het groepsplan beschrijft de leerkracht concreet op welke wijze (doelen, aanpak, richtinggevers voor weekplanning) het onderwijsaanbod vorm wordt gegeven.
Zorgniveau 3: Drijfvermogen (HP) Extra ondersteuning in samenspraak met kwaliteitsondersteuner Wanneer een kind, na de evaluatie in het cyclisch proces, de doelen onvoldoende bereikt heeft, of de doelen onvoldoende uitdaging bieden en onduidelijk is wat de kind nodig heeft, wordt de kind besproken tijdens de groepsbespreking met de kwaliteitsondersteuner. Mocht tijdens de groepsbespreking blijken dat er meer tijd nodig is om goed in te kunnen zoomen op de onderwijsbehoeften van een kind dan wordt een afspraak gepland voor een interne kindbespreking. Er wordt afgestemd wie bij deze vervolgbespreking aanwezig zijn (denk ook aan ouders). De leerkracht bereidt deze bespreking voor middels de checklist. De bespreking onderscheidt drie fasen: overzicht, inzicht en uitzicht. De leerkracht krijgt handelingsgerichte adviezen die verwerkt worden in het groepsplan en/of een handelingsplan.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
6
Zorgniveau 4: Aangepaste doelen Extra ondersteuning in samenspraak met externen Wanneer de kind bespreking niet leidt tot overzicht, inzicht en uitzicht en er sprake blijft van handelingsverlegenheid, wordt de kind besproken bij het ZAT met als doel inzicht te krijgen in de onderwijsbehoeften van de kind. Het ZAT kent geen vaste samenstelling. Er is een ZAT op maat dus afgestemd op de ondersteuningsbehoefte van de leerkracht/school/ouders. Ouders worden nadrukkelijk betrokken bij het ZAT. In dit niveau is er geen sprake meer van aansluiting bij reguliere doelen. Dit is geconstateerd op grond van: Het eerder niet succesvol gewerkt hebben met drijfvermogen (HP) Het leerrendement is lager dan 75% De verwachte uitstroom is LWOO/PrO/SO Deze constateringen kunnen in principe gedaan worden vanaf E5/B6. Voor deze kinderen wordt een ontwikkelingsperspectief (OPP) opgesteld De leerkracht is samen met de kwaliteitsondersteuner verantwoordelijk voor het in- en/of aanvullen van het OPP. De kwaliteitsondersteuner is verantwoordelijk voor het arrangeren van het externe ZAT.
Zorgniveau 5: Plaatsing op andere voorzieining Plaatsing op een andere voorziening die past bij de ondersteuningsbehoeften van de kind De school kan geen passend onderwijsaanbod voor een kind realiseren. Er is sprake van handelingsverlegenheid van de school. De kind heeft een andere voorziening nodig die beter aansluit bij de onderwijsbehoeften van hetkind. Denk aan: andere basisschool, SBO, REC 1 - 4. Voor plaatsing op het SBO beschikt de PCL, voor plaatsing binnen een RECschool de CvI. Ouders melden aan en hebben de keuzevrijheid voor plaatsing. Leerkracht en kwaliteitsondersteuner zijn samen verantwoordelijk voor het invullen van het onderwijskundig rapport. Het is de verantwoordelijkheid van de school om in eerste instantie zelf duidelijk zicht te krijgen op de factoren die invloed hebben op de mate van ontwikkeling van de kinderen op school. Daarom gaan we er van uit, dat elke school voor elkkind een dossier opbouwt met: groepsoverzichten, groepsplannen, kindplannen (ontwikkelingsperspectieven), historisch overzicht met afspraken, uitslagen van onderzoeken etc. volgens door het bestuur vastgestelde standaarden1; de gegevens van het Cito-kindvolgsysteem met de gezamenlijk afgesproken toetsen waarbij op groepsniveau gebruik gemaakt wordt van dwarsdoorsnede entrendanalyse en op schoolniveau de aan dit systeem gekoppelde schoolzelfevaluatie; de gegevens van gestandaardiseerd onderzoek naar de sociaal-emotionele ontwikkeling; rapportage van onderzoek door externe deskundigen, die betrokken zijn bij de schoolse ontwikkeling van een kind. Begeleiding van een externe ondersteuner is niet gericht op incidentele en fragmentarische begeleiding, maar op een gemeenschappelijke teamaanpak, welke de gehele schoolloopbaan van het kind omvat. Externe ondersteuning kan verleend worden door de voorzieningen van het SWV: PCL, ambulante begeleiding, netwerken, expertisegroepen, uitwisselingsbijeenkomsten, facilitering van de coaching van nieuwe coördinatoren, scholing van Kwaliteitsondersteuner en 1Loket. 1
De standaarden zijn nog in ontwikkeling. Ontwikkelingsperspectief (OPP) is beschikbaar.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
7
Externe begeleiding kan ook verzorgd worden vanuit SO of zorginstellingen. Wie de externe ondersteuning gaat verlenen is afhankelijk van de begeleidingsvraag van de leerkracht.
1.3.
Groepsbesprekingen(ondersteuningsniveau 2)
De groepsbespreking van de leerkracht met de Kwaliteitsondersteuner heeft een centrale plaats in de HGW cyclus. Deze besprekingen zijn in de jaarplanning opgenomen. Met het bijwerken van het groepsoverzicht en het evalueren van het groepsplan, ronden we de cyclus af. Tegelijkertijd starten we de nieuwe cyclus, waarin we een nieuw groepsplan opstellen. Voorbereiding van de groepsbespreking Een grondige voorbereiding is voorwaardelijk voor het welslagen van de groepsbespreking. KO en leerkracht bereiden zich beiden voor. Voorbereiding leerkracht: - Evalueer het vorige groepsplan - Het evalueren van de opbrengsten; zijn de doelen bereikt? - Welke kinderen zullen de komende periode extra begeleiding nodig hebben? - Stel doelen en onderwijsbehoeften bij. - Cluster kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften en beschrijf de nieuwe aanpak. - Zet de bespreekpunten op een rij. - De checklist voorbereiding groepsbespreking wordt hierbij gebruikt. Zie bijlage A Voorbereiding KwaliteitsOndersteuner: De Kwaliteitsondersteuner bestudeert ter voorbereiding op de bespreking het groepsoverzicht en het groepsplan(checklist). Uitvoering van de groepsbespreking De reflectie van de leerkracht op het eigen handelen in relatie tot het groepsplan staat centraal. Het is van groot belang dat de leerkracht daarom ook aangeeft welke punten zij/hij wil bespreken. De groepsbespreking kent echter wel een aantal vaste agendapunten: Bespreekpunten en vragen van de leerkracht en de kwaliteitsondersteuner Evaluatie vorig groepsplan: zijn de doelen behaald? Aandachtspunten voor de hele groep: hoe is bv. het werkklimaat? Inzoomen op bepaaldekinderen: bij welke kind(en) heb je vragen? Realiseren van het groepsplan: heeft de leerkracht bij de uitvoering ondersteuningsbehoeften? Motivatie, zelfvertrouwen en competentie: waar heeft de leerkracht begeleidingsbehoeften? Groepsbezoek: welke observatievragen heeft de leerkracht voor de kwaliteitsondersteuner Aanmelding voor één of meerdere kinderen voor het leerlingbespreking: het betreft hier diekinderen die we diepgaander willen bespreken. De leerkracht is “eigenaar” van het groepsplan. De kwaliteitsondersteunercoacht en ondersteunt. De leerkracht verwerkt de afspraken in een (digitaal)verslag, dit wordt vastgelegd in Parnassys. De KO-er bewaakt. Ook wordt vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de acties. Een belangrijke actie is het verwerken van de kind-specifieke gegevens in het groepsplan door de groepsleerkracht. De relevante handelingen m.b.t. de zorg aan kinderen worden vastgelegd. Het groepsplan vormt een richtlijn gedurende een vooraf vastgestelde periode voor de leerkracht zelf, maar is ook belangrijk in de overgang naar de volgende groep.
1.4.
Het groepsbezoek
Een groepsbezoek is altijd goed voorbereid. De leerkracht geeft aan wat haar/zijn hulpvraag is bij de observatie, welke vragen zij/hij heeft, wanneer er geobserveerd wordt en waar de observatie zich precies op richt. Het groepsbezoek kan worden gedaan door KO, externen en leidinggevenden.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
8
1.5.
De kindbespreking(Zorgniveau 3)
We doorlopen nu de HGW-cyclus op individueel niveau: Dit betekent intern overleg leerkracht-KO en eventueel ouders. Ter voorbereiding op de kindbespreking vult de groepsleerkracht de checklist kindbespreking in (bijlage B) Ouders dienen altijd geïnformeerd te worden. (beter nog ouders voor het overleg uit te nodigen) De kindbespreking kent drie stappen: 1. Overzicht: wat gaat er goed en wat moeilijk? 2. Inzicht: hoe zou het kunnen komen dat de situatie nu zo is? 3. Uitzicht: wat betekent de analyse voor de aanpak? Van iedere bespreking worden de noodzakelijke gegevens vastgelegd.
1.6.
Het Zorg AdviesTeam ZAT. (Zorgniveau 4)
Een zorgteamoverleg is een gepland overleg tussen leerkracht en KO en andere externe deskundigen. Het is gericht op een individueelkind, met als doel het verkennen van, meer inzicht krijgen in en het beantwoorden van de ondersteuningsbehoefte van het kind, de leerkracht of ouders. Van ditoverleg wordt een verslag gemaakt. Ook dit overleg kent de drie stappen beschreven bij de kindbespreking. Ouders worden vooraf geïnformeerd en ook uitgenodigd voor dit overleg.
1.7.
Individueel handelingsplan2 (Zorgniveau 4)
Ons uitgangspunt is dat waar mogelijk in het groepsplan aan de specifieke onderwijsbehoeften van de kinderen tegemoet gekomen wordt. Het werken met een veelheid aan individuele handelingsplannen (ook ondersteuningsplannen genoemd) bleek in de praktijk niet haalbaar. Op onze scholen wordt incidenteel een individueel handelingsplan/ondersteuningsplan opgesteld. Het besluit om een individueel ondersteuningsplan op te stellen wordt in hetzorgteamoverleg genomen, bijvoorbeeld als de bijzondere aanpak van een kind onvoldoende gespecificeerd kan worden in een groepsplan. De individuele school bepaalt (in de overgangsfase naar volledig HGW werken) wanneer een individueel ondersteuningsplan wordt opgesteld. Voor kinderen met Dyslexie en LGF, of in de weg naar aanvraag LGF of Dyslexieverklaring, wordt altijd een individueel ondersteuningsplan gemaakt en geëvalueerd. In een individueel ondersteuningsplan staat aangegeven hoe de komende periode aan de specifieke onderwijsbehoeften van een kind tegemoet gekomen gaat worden. Het ondersteuningsplan is een bijlage bij het groepsplan en is erop gericht dat de kind weer gaat profiteren van het groepsplan. Het ondersteuningsplan is van tijdelijke aard en is voor dezelfde periode als het groepsplan. Het ondersteuningsplan wordt door de groepsleerkracht geëvalueerd. Bijonvoldoende resultaat of voortgang wordt de kind opnieuw besproken in de besprekingof ZAT.
1.8.
Individuele leerlijn (leerrendement / uitstroomperspectief) het Ontwikkelingsperspectief (zorgniveau 4)
Soms kan het zo zijn dat een kind na intensief begeleiden te weinig vooruitgang boekt en een groepsplan / individueel ondersteuningsplan niet meer volstaat. In het kader van passend onderwijs treffen wij dan in samenspraak met ouders voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften aparte voorzieningen en bieden wij planmatige zorg: een eigen leerlijn voor één of meerdere vakken. Bij voorkeur start een eigen leerlijn vanaf groep 6. Daarvoor wordt geprobeerd met extra hulp hetkind zo lang mogelijk bij de groep te houden middels drijfvermogen. De eigen leerlijn wordt beschreven in het opgestelde ontwikkelingsperspectief (OPP). Bij de beslissing om over te gaan tot een eigen leerlijn is er altijd overleg met deKwaliteitsondersteuner, de leerkracht(en) en ouders, aangevuld met andere deskundigen.(zie hiervoor het OPP en handleiding OPP(Zie skozokportal of klik hier.) 2
De term handelingsplan wordt op termijn, als alle scholen volledige via HGW werken, vervangen door de term ondersteuningsplan. Vooralsnog worden beide termen gebruikt. Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
9
1.9.
Verwijzing (ondersteuningsniveau 5)
Als de voorgaande stappen van de route, waaronder begeleiding door het ZAT, onvoldoende effect hebben, kan het nodig zijn eenkind te verwijzen. Het kan hierbij gaan om: Een schoolwisseling: is er een andere (speciale)basisschool nodig? Ambulante begeleiding Het aanvragen van LGF bij een REC Externe hulp, zoals begeleiding vanuit Jeugdzorg of GGZ: is behandeling van het kind en/of begeleiding van de ouders nodig? Een tijdelijke Time-Outvoorziening (is in ontwikkeling)
2. Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen Hoe gaat het met het kind… welke ontwikkelingen maakt het door? Willen we samen verantwoordelijk zijn, gericht aanbod hebben, dan dienen we het kind goed in beeld te hebben en ook te houden. Daartoe maken we gebruik van diverse instrumenten en overlegsituaties.
2.1.
Toetsen
Alle scholen volgen de kinderen d.m.v. LOVS toetsen van cito.Dit conform de toetskalender die centraal vastgesteld wordt (zie de Skozokportal) Naast deze toetsengebruiken we ook methodetoetsen en observaties.
2.2.
Dossier
Alles wordt vastgelegd in het digitaal dossier van het kind. Binnen SKOzoK gebruiken we daarvoor Parnassys. Parnassys is het administratie- en kindvolgsysteem. Hierin zijn, in ieder geval, de volgende gegevens opgenomen: o Historisch overzicht: Notities in Parnassys o Verslagen van gesprekken met ouders o Verslagen van gesprekken intern en met externe instanties o Individuele plannen en de evaluaties hiervan o Interne verslagen zoals kindbespreking, diagnostisch onderzoek, verslag van een observatie, enz. o De resultaten van de LOVS toetsen en ZIEN Naast het digitaal dossier worden gegevens van kinderen die niet digitaal kunnen worden aangeleverd, in het papieren dossier bewaard. Ouders hebben recht op inzage in het dossier van hun kind, op verzoek van ouders moet dit dossier binnen een termijn van 10 werkdagen ter inzage zijn.
2.3.
Overdracht
Er vinden op diverse momenten overdrachten plaats. Ouders dienen hiervan minstens op de hoogte te zijn: Peuterspeelzaal – Kinderdagverblijf en basisschool. Jaarovergang m.b.v. groepsoverzicht Collegiaal overleg (duopartner / bouwcollega´s) Overgang PO/VO Op schoolniveau zijn deze overdrachtsvormen beschreven. Nadrukkelijk dienen dit soort momenten goed vastgelegd te worden in Parnassys.
3. Communicatie Communicatie is een belangrijk instrument. We gaan ervan uit dat ouders, school en eventueel derden, partners zijn in het begeleiden van de ontwikkeling van kinderen. De leerkracht is altijd eerste aanspreekpunt. De leerkracht is verantwoordelijk voor zijn/haar groep en de toegewezen kinderen. Vanuit deze verantwoordelijkheid neemt de leerkracht vervolgstappen richting KO of directie. Op schoolniveau is een specifieke invulling gemaakt.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
10
3.1.
Interne communicatie
Dit betreft de communicatie binnen de school om de kwaliteit van onderwijs, en dus voor de zorg van alle kinderen, te verhogen. De volgende geplande situaties kennen we: De gesprekkencyclus Collegiaal overleg, Teamvergaderingen Diverse besprekingen passend binnen HGW De jaaroverdrachten (gekoppeld aan het groepsoverzicht) Evaluatiegesprekken m.b.t. de resultaten van ons onderwijs Ook de communicatie d.m.v. het maken van notities in Parnassys, kinderdagboeken etc. vallen hieronder.
3.1.1. Communicatie met ouders: -
Informatie en intake gesprek rond aanmelding Rapportage/ontwikkelingsverslaggesprekken Overleg gekoppeld aan specifieke ondersteuningsbehoefte rond een kind Gesprekken die minder gepland zijn maar wel regelmatig plaats vinden Informatieverstrekking (website, nieuwsbrief, heen-weer schriftje etc.)
3.1.2. Communicatie met kinderen -
Het ontwikkelingsgesprek Het diagnostisch/leergesprek
3.2.
Externe communicatie
Bij communicatie met derden denken we aan Het samenwerkingsverband, Centrum Jeugd en Gezin, 1 loket van het SWV, onderzoekers en behandelaars (bijv. logopedie). Het met derden in contact treden over een kind kan en mag alleen met nadrukkelijke toestemming van de ouders/verzorgers.
3.3.
Communicatie rond verantwoording en ontwikkeling zorgplan
Het zorgplan dient regelmatig geëvalueerd te worden op zowel stichting- als schoolniveau. Ook de opbrengsten van ons onderwijs vallen hieronder. Gesprekspartners in deze zijn de (Gemeenschappelijke) Medezeggenschapsraad, de inspectie van onderwijs, College van Bestuur, Samenwerkingsverband.
4. De rol van de leerkracht, de kwaliteitsondersteuner, de directeur, de ouder. 4.1.
de leerkracht, de kwaliteitsondersteuner en de directeur
In het beleidsplan “Kwaliteitsondersteuning 2011” worden de volgende taken omtrent zorg beschreven vanuit de functies leerkracht, directeur en kwaliteitsondersteuner en het SWVValkenswaard voor wat betreft: - de zorg in de klas/groep - de zorg in de school - de zorg op gemeenschappelijk niveau De zorg in de klas/groep Leerkracht Registreert en evalueert ontwikkelings- en leerprocessen van kinderen en stelt op basis daarvan groepsplannen op Signaleert (sociaal) pedagogische onderwijsbehoeften bij kinderen Begeleidt individuele kinderen aan de hand van groepsplannen Coördineert de leerlingenzorg voor de eigen groep Begeleidt kinderen op basis van zorgplan van de school Bespreekt kinderen die specifieke ondersteuning en/of begeleiding nodig hebben met seniorleraar/kwaliteitsondersteuner/directeur Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
11
Directeur Verantwoordelijk voor het initiëren en het vormgeven van HandelingsGericht Werken (HGW) op school KwaliteitsOndersteuner Begeleiden/coachen van leerkrachten bij het realiseren van algemeen en specifiek onderwijsaanbod voor alle kinderen Begeleiden/coachen van leerkrachten bij het signaleren van ontwikkelings- of gedragsstoornissen, aan de hand van belemmerende en stimulerende factoren en vaststellen van de benodigde extra zorg Ondersteuning in de groep d.m.v. groepsbezoeken, aanvullende observaties en dataanalyses. Voorzien in ondersteuningsbehoefte van leerkrachten bij HGW. SWV Legt verbinding tussen de huidige praktijk met HandelingsGericht Werken (HGW) middels het traject Afstemming (training en borging) Vraag gestuurde ondersteuning van leerkrachten in afstemming met kwaliteitsondersteuners De zorg in de school Directeur Verantwoordelijk voor de aansturing van HGW in school Stelt in overleg met kwaliteitsondersteuner(s) jaarlijks een werkplan op met daarin wederzijdse resultaatverplichtingen De directeur blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de schoolontwikkeling Kwaliteitsondersteuner Levert een essentiële bijdrage aan de realisatie van de onderwijsbehoefte van kinderen Levert een essentiële bijdrage op het gebied van informatie, scholing, deskundigheidsbevordering van teamleden Levert een essentiële bijdrage aan het vormgeven van HGW op school Coördineren van het “zorgteam” (team) op school Ondersteuning bieden bij data-analyse op schoolniveau en het leveren van een bijdrage aan de vertaalslag naar benodigde interventies Voorbereiden van aanmeldingen bij zorg- adviesteam/PCL Deelnemen aan de bespreking of de intake van het zorg- adviesteam/PCL Zorg dragen voor terugkoppeling van adviezen uit zorg- en adviesteam/PCL Zorg dragen voor de verwijzing naar SBO of REC’s SWV Ondersteuning bij borging schoolafspraken in het kader van HGW Begeleiding bij veranderingsproces (van reparatief naar proactief werken) Ondersteuning bij opstellen en onderhoud zorgprofiel Initiëren Zorg Adviesteams op schoolniveau of op niveau van groepen scholen De zorg op gemeenschappelijk niveau Directeuren Entameren van beleidsontwikkeling op stichtingsniveau met betrekking tot zorgbeleid Kwaliteitsondersteuners Analyseren van relevante gegevens waarmee het zorgbeleid kan worden verbeterd/ontwikkeld Ontwikkelen en coördineren van zorgbeleid Deelnemen aan relevante (interne en externe) netwerken Zorg dragen voor communicatie over handelingsgericht werken en onderwijskundige ontwikkelingen (intern en extern) SWV Beleid warme overdracht PO/VO Borging HGW op gemeenschappelijk niveau Formering en coördinatie Zorg Adviesteams op gemeentelijk niveau
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
12
4.2.
de ouder(s) / verzorger(s)
De ouders/verzorgers zijn degene die hun kind het beste kennen. Zij vertrouwen hun kind toe aan de school. Zij zijn ook degene die de eerste zorg voor hun kind hebben. In alle ontwikkelingen op school dienen ouders nadrukkelijk vroegtijdig betrokken te worden bij ontwikkelingen rond hun kind. In gezamenlijkheid de goede dingen doen zodat het kind zich goed kan ontwikkelen op alle gebied is daarbij uitgangspunt.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
13
5. Schoolspecifieke invulling 5.1.
De zorgroute
Zorgroute in schema: wie doet wat en wanneer Wat vindt plaats?
Welk moment?
1. Groepsbezoek en Groepsbespreking
3x per jaar
Wie neemt deel? Leerkracht KO
- november - februari - juni
Voorbereiding Formulier: Checklist voorbereiding Groepsbespreking door lkr Geactualiseerd Groepsoverzicht groepsplan
2. Gesprekken met ouders en/of kind Gesprekken met collega’s 3. Kindbespreking Het individuele kind
Wanneer nodig. Niet altijd vooraf geplande gesprekken. Vaste momenten - Na iedere groepsbespreking (3x) op aanvraag van lkr, KO, AB - Groot Overleg voor rugzaklln.
Leerkracht Soms KO
Leerkracht(en) -KO -soms ouder
Formulier: Aanmelding lln.-bespreking door lkr
Vastlegging
Wie legt vast?
Groepsnotitie in Parnassys
Leerkracht
Zorgen worden gedeeld (afstemming) mogelijkheden worden verkend en afspraken worden gemaakt.
Individuele notitie in Parnassys
Leerkracht
Het beantwoorden van de hulpvraag van de leerkracht.
Opstellen HP Er hoeft niet altijd een HP gemaakt te worden, kunnen ook afspraken zijn m.b.t. onderzoek, observatie….
HP door leerkracht
Doel stellen voorafgaand aan de ll.-bespreking.
Eventueel: - AB - Trainer SOVA - SMW - GGD -andere specialist
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
Wat wordt besproken? Aanpak hele groep Hoe lukt het de leerkracht om af te stemmen op de verschillende onderwijsbehoeften in zijn/haar groep.
Bespreking a.d.h.v. 3stappen (*Zie hieronder) Korte samenvatting: *overzicht *inzicht 14
4. Gesprekken met ouders en/of kind
Wanneer nodig. Niet altijd vooraf geplande gesprekken.
Leerkracht Soms KO
5. Aanmelding indien nodig bij: ZAT of PCL Andere instanties
Na kindbespreking binnen zorgteam en gesprek met ouders.
KO
*uitzicht Zorgen worden gedeeld (afstemming) mogelijkheden worden verkend en afspraken worden gemaakt. Externe onderwijsbehoeften. Verwijzing s(b)o?
*Kindbesprekinga.d.h.v. 3 stappen: 1. Overzicht: wat gaat goed en wat moeilijk? 2. Inzicht: hoe zou het komen dat de situatie nu zo is? 3. Uitzicht: wat betekent de analyse voor de aanpak? *Ten slotte een afronding met een terugblik op de bespreking
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
15
Individuele notitie in Parnassys
Leerkracht
Individuele notitie in ParnasSys
KO zorgt voor terugkoppeling
5.2.
Toetskalender
De toetskalender wordt jaarlijks, aan de hand van beschikbare richtlijnen, en in samenspraak met het Samenwerkingsverband opgemaakt en besproken in de werkgroep onderwijs en kwaliteit en de KO-expertisegroep. Het voorstel wordt dan voorgedragen aan het CvB dat deze kalender vaststelt. Na vaststelling wordt de toetskalender op de portal van SKOzoK geplaatst. (Zie portal SKOzoK of klik hier.)
5.3.
Aanvullende school specifieke informatie
Onze school werkt volgens de principes van het Groepsdynamisch onderwijs. Het geheim van groepsdynamisch onderwijs. Groepsdynamisch onderwijs (gdo) kijkt dieper in het schoolsysteem om de oorzaken van gedragsproblemen, demotivatie en bureaucratisering op te sporen en gaat met deze ontdekkingen aan de slag. Gdo heeft ontdekt dat in het huidige basisonderwijs onrechtvaardigheid de grote belemmering is om alle kinderen tot leren te brengen. Die onrechtvaardigheid ziet men terug in het dagelijks handelen van leerkrachten: bij het oplossen van ruzies bij het geven van complimenten en het ongelijk belonen van leerlingen in het onderwijs. Kenmerken van groepsdynamisch onderwijs. Een opvallend kenmerk van deze methodiek op school is meer rust. Meer motivatie en werkplezier bij kinderen en leerkrachten. Hogere opbrengsten en op de langere termijn vergroot de school op een natuurlijke manier haar zorgcapaciteit. Het kind als persoon centraal. Groepsdynamisch onderwijs zet het kind als persoon en niet als individu centraal. Dit wil zeggen dat een kind zich alleen optimaal kan ontwikkelen in nauwe relatie met de groep. Het is dus heel belangrijk om binnen groepsdynamisch onderwijs na te gaan hoe de groep het kind vormt en hoe het kind op zijn beurt positieve invloed heeft op de groep. Dit wederzijds beïnvloedend groepsproces noemen we de kern van groepsdynamisch onderwijs. Het handelen van leerkrachten. Binnen de groepsdynamische aanpak worden leerkrachten zich ervan bewust dat de kwaliteit van het onderwijs achteruitgaat als iedere leerkracht zijn eigen aanpak cultiveert en een team niet onderling afstemt. Leerkrachten nemen bij oplossingen hun eigen handelen als uitgangspunt van verbeteringen (interne attributie. Ze verschuilen zich niet achter de problemen in de buitenwereld om niet tot adequaat handelen over te gaan binnen de eigen school (externe attributie). Succesvoorbeelden van groepsdynamisch onderwijs. In een tijdsbestek van een jaar kan op een school het aantal conflicten tussen kinderen duurzaam met 80% verminderd worden; een moeilijke groep kan na een aantal begeleidingsbijeenkomsten normaal functioneren; in een klas kunnen alle kinderen tijdens het zelfstandig werken bij rekenen en taal minimaal 80% van de tijd taakgericht werken; leerkrachten leren effectief met elkaar reflecteren en echt afstemmen. Groepsdynamisch onderwijs is een integrale duurzame aanpak om kindwaardig en kwalitatief goed onderwijs te realiseren. Groepsdynamisch onderwijs biedt een gedegen kader om onderwijsontwikkelingen als bijvoorbeeld Passend Onderwijs en Opbrengstgericht Werken tot een succes te maken. Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
16
Het toepassen van inzichten uit de moderne evolutiepsychologie, neuropsychologie en sociologie in onderwijssituaties leidt tot gemotiveerde leerlingen, hogere opbrengsten en tevreden ouders en leerkrachten. Groepsdynamisch onderwijs werkt vanuit drie invalshoeken: - Sociaal Sterke Groep: socialisering van de groepen - Full Speed Leren: verhoging motivatie en zelfsturing van leerlingen - Sterk Team: afstemming tussen leerkrachten Wij zijn begonnen met het fullspeed leren als invalhoek.
“Full Speed Leren realiseert een taakgericht zelfsturend werkklimaat.” Elke leerkracht wil graag een taakgericht leerklimaat en zelfstandige leerlingen. In elke klas zitten kinderen die niet doorwerken en zich te afhankelijk opstellen. Leerkrachten doen daar veel om dit te voorkomen, maar dit lukt niet altijd. Het niet taakgericht werken is een belangrijke oorzaak van te lage opbrengsten in een groep. Groepsdynamisch onderwijs laat zien dat elk kind in de groep taakgericht kan werken! Groepsdynamisch onderwijs realiseert dit met de aanpak Full Speed Leren. Groepsdynamisch onderwijs kiest voor het woord “Full Speed Leren”, omdat taakgericht werken een belangrijke factor is om de opbrengsten op peil te houden en te kunnen verhogen. Behalve taakgericht werken is Full Speed Leren ook gericht op bevorderen van de zelfsturing, het aanleren van vaardigheden, kennis en inzichten bij taal en rekenen. Full Speed Leren doet dit met de volgende drie aanpakken: - een rechtvaardige positieve complimentenhuishouding, - het gdoklassenmanagement en - het gdo-lesmodel. De belangrijkste kenmerken van Full Speed Leren zijn: - Full Speed Leren is een duurzame aanpak om een taakgericht werkklimaat te scheppen. - Full Speed leren bevordert zelfsturing op maat bij alle kinderen. - Full Speed Leren is de voorwaarde om inhoudelijk goed onderwijs te kunnen geven. - Full Speed Leren heeft een grote zorgbreedte voor zowel de zwakkere en de meerbegaafde leerlingen. - Full Speed Leren brengt op een evenwichtige manier de 4 leerkrachtrollen: * leider-controller, * docent-acteur, * regisseur-planner en * begeleider-coach tot ontwikkeling. De leerkracht staat daardoor boven de methode. - Full Speed Leren voorkomt gedragsproblemen en onderwijsachterstanden. - Full Speed Leren is onderdeel van een integrale schoolaanpak waarbij teamontwikkeling (“Sterk Team”) en de sociaal-emotionele ontwikkeling (“Sociaal Sterke Groep”) een sterke basis leggen voor Full Speed Leren. Afstemmen op gedragsniveau met vormkracht Het bijzondere van gdo is dat het afstemt met gemeenschappelijke vormen en routines. Voorbeelden hiervan zijn: het gdo-klassenmanagement en het gdo-lesmodel. Daardoor ontstaat een doorgaande lijn in de school. Leerkrachten kunnen bovendien met behulp van de gemeenschappelijke vormen en routines veel sneller van elkaar leren (“Sterk Team”).
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
17
De Sterke Leerkracht Een Sterke Leerkracht is een leerkracht die samen met de collega’s de gemeenschappelijk vormen en routines van Full Speed Leren eigen maakt en deze versterkt met zijn of haar persoonlijke kwaliteiten. Een leerkracht kan door de gemeenschappelijke routines het gevoel hebben, zich minder vrij te voelen. Dit gevoel wordt aangeduid met “de gdo-paradox”. De praktijk leert echter dat de leerkracht op den duur veel meer keuzevrijheid krijgt. De leerkracht heeft bijvoorbeeld meer tijd voor observatie en coaching als alle kinderen taakgericht en zelfstandig werken. Full Speed Leren genereert hoge opbrengsten - alle kinderen werken minimaal 80% van de zelfstandige taaktijd bij taal en rekenen - hoge mate van zelfsturing bij alle kinderen - onderwijs op maat voor ieder kind - een rustige werksfeer op school - hoge opbrengsten bij taal en rekenen.
Begeleiding externen Op onze school vindt onder schooltijd geen hulpverlening plaats op de gebieden van dyslexie, logopedie en RT. We houden ons aan de vastgestelde wetgeving:
In principe dient het onderwijs, inclusief eventueel benodigde extra zorg, te worden verzorgd door de school waar de leerling staat ingeschreven. De leerling is ook gehouden deel te nemen aan alle voor hem/haar bestemde onderwijsactiviteiten, inclusief de nodig geachte extra zorg. Beide aspecten zijn in de wet vastgelegd. Een verzoek van ouders om een leerling remedial teaching door een derde partij te laten volgen onder schooltijd, is feitelijk in strijd met de twee hiervoor genoemde principes. Indien wij als school logopedische of andere ondersteuning noodzakelijk achten moet de directeur, in samenspraak met de ko’er beargumenteren waarom dit zo is. En dan kan er incidenteel van dit principe worden afgeweken.
5.3.2 Begeleiding leerkrachten middels video-opnamen SVIB Het doel van de school video interactie begeleiding is de begeleiding van de leerkrachten bij hun onderwijskundige taak. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn de interactie leerkracht – leerling, pedagogisch klimaat, organisatie in de klas, communicatie. Samen met de leerkracht zullen de opnamen besproken worden en onderling wordt het vervolg afgesproken. De KO-er is opgeleid tot SVIB en zal hier op een professionele manier mee omgaan. De beelden zijn dan ook alleen voor intern gebruik.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
18
5.4.
Dyslexieprotocol
Binnen de KO groep zal hier een eenduidig protocol op ontwikkeld worden. Schoolspecifieke aanvullingen kunnen hier beschreven worden.
5.5.
In en doorstroombeleid
5.5.1 De opvang van nieuwe leerlingen in de school Ouders die hun eerste kind op onze school aanmelden worden door de directie uitgenodigd voor een persoonlijk kennismakingsgesprek. Dit gebeurt bij voorkeur onder schooltijd, zodat ouders tijdens een rondgang de school “in werking” kunnen zien. Verder worden hun eventuele vragen beantwoord en een aantal schoolspecifieke zaken besproken. Aanmelding kan gedurende het hele jaar. Bij dit gesprek krijgen de ouders een informatiepakketje van de school mee. In dit pakketje zitten het aanmeldingsformulier voor de school, BSO, TSO en bibliotheek, maar ook de schoolgids en schoolkalender. Daarnaast wordt er afspraak gemaakt voor een gesprek met de juf van de groep waarin het kind geplaatst gaat worden. Het is dan de bedoeling dat ouders en leerkracht een kort informatief (kennismakings)gesprekje voeren aan de hand van een vragenlijst. Ook het kind kan dan even kennis komen maken met de juf bij wie hij/zij gaat starten. Voorafgaand aan de datum waarop het kind vier jaar wordt, mag het kind enkele dagdelen op school komen kennismaken. Dit gebeurt in overleg met de ouders. Vanaf de vierde verjaardag mag het kind hele dagen naar school. Moment van instroming door het jaar heen wordt samen met de ouders besproken. Echter kinderen die na 1 juni 4 jaar worden beginnen na de zomervakantie. Als de vakantie laat begint (bv. half/eind juli), dan wordt de grens gelegd bij 4 weken voor de zomervakantie. Maar wordt het kind tot vier weken na de zomervakantie 4 dan kan het meteen na de zomervakantie beginnen. Wanneer een kind instroomt vanaf een andere basisschool bestaat de mogelijkheid het kind een dag of dagdeel mee te laten lopen in de toekomstige klas. Voor de definitieve aanname neemt onze school contact op met de school van herkomst. 5.5.2Instroom van leerlingen: 5.5.2a: Instroom van 4-jarigen: - Alle ouders worden in de gelegenheid gesteld een afspraak met de directie te maken om informatie te verkrijgen en de school te bezichtigen. - De groepsleerkracht ontvangt van de Peuterspeelzaal het dossier. Ondanks dat de leerkracht het kind al kent vanwege de intensieve samenwerking. - De aanstaande leerling ontvangt van de groepsleerkracht een uitnodiging voor gewenningsmomenten. - Als een toekomstige leerling aangemeld wordt, wordt het tweewekelijkse informatieblaadje vanaf dat moment via de mail toegestuurd. - De directie stuurt na de eerste lesdag de gemeente een kennisgeving van inschrijving. 5.5.2b: Instroom kinderen van andere scholen voor primair onderwijs: - Ouders worden in de gelegenheid gesteld een afspraak met de directie te maken om informatie te verkrijgen en de school te bezichtigen. - Is de overstap binnen dezelfde gemeente dan informeert de directeur van de instroomschool bij de uitstroomschool naar de reden, en besluiten samen of de overstap moet geschieden. - De groepsleerkracht ontvangt van de voormalige school (meestal) een overdrachtsformulier. - In geval van specifieke zorg neemt de groepsleerkracht en/of de KO-er contact op met de gewezen leerkracht/KO-er. - De directie ontvangt van de voormalige school een kennisgeving van uitschrijving. - De directie stuurt naar de voormalige school en een kennisgeving van inschrijving.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
19
5.5.3 Doorstroom: - Er vindt zowel een mondelinge als schriftelijke overdracht plaats. Hierbij komen de volgende gegevens/bescheiden aan bod: schaduwrapport, Cito-score via LVS, groepsoverzicht, groepsplan en evt. handelingsplannen. - De overdracht vindt plaats vóór het schooljaar begint, zodat de nieuwe leerkracht meteen op de hoogte is van de onderwijsbehoeften van de kinderen. - Middels rapportagegesprekken worden de ouders op de hoogte gehouden over de doorstroom van hun kind(eren). - Afspraken i.v.m. “doorgaande lijnen” op onderwijsinhoudelijk gebied of anderzijds worden door alle groepsleerkrachten overgenomen en in de praktijk uitgevoerd. 5.5.4 Uitstroom: 5.5.4a: Uitstroom naar het Voortgezet Onderwijs: - De leerkrachten van de bovenbouw stellen in groep 8 in overleg met directeur en KO een definitief advies op m.b.t. soort van onderwijs. - De leerkracht van groep 8 (evt. ondersteund door de kwaliteitsondersteuner of directie) voert adviesgesprekken met de ouders. - Ouders ontvangen tijdig informatie over voorlichtingsbijeenkomsten V.O. - De leerlingen van groep 8 worden in de gelegenheid gesteld kennis te maken met verschillende vormen van Voortgezet Onderwijs. - Voor alle leerlingen wordt een onderwijskundig rapport opgesteld. Ouders worden hiervan op de hoogte gebracht. - Uitslag van de Cito-Eindtoets wordt naar de school waar de leerling zich heeft aangemeld gestuurd. - De school ontvangt jaarlijks rapportscores van de oud-leerlingen. - De directie stuurt een kennisgeving van uitschrijving naar de school van Voortgezet Onderwijs 5.5.4b: Tussentijdse uitstroom: a. Naar een andere school voor primair onderwijs: - Een overdrachtsformulier, aangevuld met Cito-scores LVS, rapport- en ontwikkelingsgegevens en evt. andere bescheiden uit het leerlingendossier wordt naar de ontvangende school gestuurd. - De ontvangende school ontvangt een kennisgeving van uitschrijving van de directie. - De directie ontvangt van de nieuwe school een kennisgeving van inschrijving. b. Naareen speciale school voor primair onderwijs: - Toestemmingsformulieren van ouders zijn in een eerder stadium al naar de ontvangende school en/of onderzoekscommissies gezonden. - Het onderwijskundig rapport wordt samen met het leerlingdossier naar de ontvangende school gestuurd. - Vaak heeft de klassenleerkracht en/of KO-er al in een vroeg stadium contact met de ontvangende school gehad om een en ander mondeling toe te lichten. - Een kennisgeving van uitschrijving wordt door de directie naar de ontvangende school gestuurd. De directie ontvangt van de nieuwe school een kennisgeving van inschrijving.
5.5.5 Het beleid t.a.v. de zgn OND kinderen is. Wat zegt de Inspectie van het Onderwijs hierover? Het percentage kleutergroepverlenging is te hoog wanneer het boven de 12% ligt. In het (inspectie) rapport wordt dan vermeld dat de school afwijkt van het landelijke beeld. Het percentage wordt berekend door de groep late leerlingen in groep 3 te delen door het aantal leerlingen in groep 3, exclusief de zittenblijvers van groep 3. Een te hoog percentage kleutergroepverlenging is des te relevanter als de school geen beleid voert ten aanzien van de doorstroming van groep 1 naar 2 en groep 2 naar 3. In dat geval spreekt de inspectie de school erop aan dat beleid ontbreekt. In het (inspectie) rapport kunnen de bevindingen van het Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
20
gesprek worden opgenomen. Van scholen mag worden verwacht dat zij argumenten hebben wanneer zij leerlingen in de leerjaren 1 en 2 een verlengde kleuterperiode geven”(pagina B-42 van “Analyse en waarderingen van opbrengsten” augustus 2011). Hoe gaan we hiermee om? 1. Niet de leeftijd, maar het ontwikkelingsniveau en het ontwikkelingsverloop bepalen de schoolloopbaan van een kind. De inspectie verwacht een duidelijke beargumentering en onderbouwing van de school bij kleuterverlenging. Dit geldt uiteraard ook voor een versnelde doorstroming Zorg dat de school beschikt over een goed kleutervolgsysteem. 2. Niet de sociaal-emotionele ontwikkeling is doorslaggevend, maar het totaalbeeld van een kind. Sociaal-emotionele aspecten alléén zijn onvoldoende aanleiding om een verlenging te onderbouwen. 3. Niet het doubleren is zinvol, maar de functionele leertijdverlenging. Als je de beginsituatie van het kind hebt beschreven moet je aan de hand van de leerlijnen een passend aanbod voor een kind uitzetten. Als je het kind “gewoon” mee laat doen met de groep, verspil je ontwikkelingstijd. 4. Bij aanmelding informeert de directie de ouders van OND/herfstkinderen over het beleid. Maak inzichtelijk naar ouders hoe de schoolloopbaan van een kind kán verlopen, dat verlengen van de kleuterperiode dus tot de mogelijkheden behoort, maar eerder uitzondering moet zijn dan regel. Het advies van de school is bindend. Streef wel naar een goede verstandhouding met ouders. Geef bij een verlenging duidelijk aan hoe de school de ontwikkeling van het kind verder gaat stimuleren. 5. Alle OND-kinderen in groep 2 worden in februari, na de Cito M2, expliciet door de leerkracht samen met de KO-er, bekeken op hun totale ontwikkeling. 6. Herfstkinderen die regulier doorstromen vragen extra aandacht. Ze moeten immers in minder dan twee leerjaren voldoende ontwikkeling doormaken om de leerlijnen te kunnen volgen. Criteria die een rol spelen bij doorstroming van OND-kinderen naar groep 3: a) De elementaire lees- en rekenvoorwaarden dienen aanwezig te zijn. b) Het kind dient voldoende in staat te zijn tot zelfstandig werken en kunnen omgaan met uitgestelde aandacht. c) Het kind moet zich sociaal-emotioneel voldoende hebben ontwikkeld. d) De motorisch vaardigheden dienen voldoende ontwikkeld te zijn. Om bovenstaande punten goed in beeld te krijgen is het dus belangrijk om een kleutervolgsysteem te gebruiken in de groepen 1 en 2. Daarnaast worden de kleutertoetsen afgenomen voor het objectief meten van de cognitieve ontwikkeling. De sociaal-emotionele ontwikkeling wordt (ook) in kaart gebracht via “Zien” (indien al in gebruik op school). Twijfel over doorstroming van een OND-kind naar groep 3 en wat te doen? Door het goed inzetten van het kleutervolgsysteem is vanaf binnenkomst in groep 1 al de ontwikkeling van een kind te volgen en vast te leggen. Signalen over die ontwikkeling, of het achterblijven daarvan, zijn daarom al in een vroeg stadium zichtbaar en dienen dan ook te allen tijde met de ouders besproken te worden. “Harde”, dus meetbare gegevens, die twijfel over doorstroming naar groep 3 nader onderbouwen, vinden we in de kleutertoetsen. Wanneer een kind bij de M2-toetsen een C, D, of E-score behaalt, dan dient het aanbod en de begeleiding te worden aangepast. Het doel hiervan is om het kind zoveel mogelijk te ondersteunen bij het behalen van de doelen van groep 2. Deze stap wordt gezet in overleg tussen de leerkracht en de KO’er. De ouders worden hierover geïnformeerd. Blijkt bij de E2toetsen dat deze extra inzet onvoldoende resultaat heeft opgeleverd, dan wordt in overleg met KO’er en ouders een beslissing genomen, over het al dan niet verlengen van de kleutertijd. - Zie hiervoor de portal van SKOzoK
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
21
5.6. Veiligheidsprotocol Zie hiervoor de documenten op de portal van SKOzoK. Of klik hier. 5.6.1 Protocol Kindermishandeling Als ze als kind Als ze als kind niet altijd zo stil had hoeven zijn had ze vandaag misschien het hoogste lied gezongen als ze als kind niet altijd zo alleen had hoeven zijn had ze vandaag misschien al lang iemand gevonden. Als ze als kind niet altijd zo bang had hoeven zijn had ze vandaag misschien van iemand durven houden als ze als kind niet altijd zo'n puinhoop had gezien had ze vandaag misschien kastelen kunnen bouwen. Als ze als kind de warmte van de zomer had gekend was ze die warmte in haar winter nooit verloren als ze als kind de warmte van een nest had gekend had het haar hele leven lang niet zo gevroren. Als ze als kind niet al zo oud had hoeven zijn had ze vandaag nog een kinderlied gezongen als ze als kind gewoon een kind had kunnen zijn was ze vandaag als een kind opnieuw begonnen. Liselore Gerritsen (Uit: Oktoberkind, 1984)
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
22
Inhoudsopgave 1. Doel van deze meldcode
3
2. Wat verstaan we onder kindermishandeling en huiselijk geweld?
4
3. Stappenplan bij vermoeden van kindermishandeling
6
Fase 1 Vermoeden
Fase 2 Overleg
Fase 3 Uitvoeren plan van aanpak
7 8 9 10 11
Fase 4 Beslissen
Fase 5 Evaluatie
Fase 6 Nazorg
12
4. Aanbevelingen bij het gebruik van het stappenplan bij vermoeden Kindermishandeling
13
Bijlagen Bijlage 1 Signalenlijst kindermishandeling
16 19
Bijlage 2 Richtlijnen voor gesprekken met kinderen en ouders
Bijlage 3 Informatie over de omgang met privacy
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
20
23
1. Doel van dit protocol Kinderen zijn helaas veel te vaak het slachtoffer van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Vanuit vele organisaties is er continue aandacht voor dit probleem nodig. Dat geldt zeker ook voor scholen want dit zijn bij uitstek plaatsen waar (een vermoeden) van kindermishandeling gesignaleerd kan worden. Leerkrachten brengen veel tijd met kinderen door, hebben een vertrouwensrelatie met hen opgebouwd en kunnen een belangrijke signaalfunctie vervullen. In de praktijk blijkt dat het omgaan met signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld niet gemakkelijk is. Wat zijn goede stappen om te nemen? Bij wie moet ik dit melden? Hoe bespreek ik dit met ouders? Dit zijn allemaal vragen die ontstaan wanneer er signalen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld worden waargenomen. Dit protocol geeft richtlijnen voor het signaleren en handelen bij een vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. We hopen dat dit protocol houvast biedt bij het nemen van dappere vervolgstappen zodat kindermishandeling en/of huiselijk geweld in ons samenwerkingsverband in een zeer vroeg stadium gesignaleerd en gestopt kan worden om ernstige schade bij kinderen zoveel mogelijk te beperken.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
24
2. Wat verstaan we onder kindermishandeling en huiselijk geweld? Kindermishandeling is: elke vorm van, voor de minderjarige, bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard,
die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief, opdringen,
waardoor ernstige schade wordt of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychische letsel. Hieronder vallen ook verwaarlozing en onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs. (Wetsontwerp Wet op de jeugdzorg 2004)
Huiselijk Geweld is: geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Geweld betekent in dit verband aantasting van de persoonlijke integriteit. Onderscheid wordt gemaakt tussen geestelijk en lichamelijk geweld (waaronder seksueel geweld)'. Bron: Nota Privé Geweld – Publieke Zaak. Een nota over de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld. 2002 Vormen van mishandeling: Lichamelijke mishandeling Onder kindermishandeling vallen alle vormen van lichamelijk geweld tegen het kind, zoals slaan, schoppen, bijten, knijpen, krabben, het toebrengen van brandwonden of het kind laten vallen. Bij betrekkelijk “lichte” vormen van lichamelijk geweld is er sprake van kindermishandeling als ze zich regelmatig voordoen.
Psychische mishandeling Van psychische of emotionele mishandeling is sprake wanneer ouders of andere opvoeders met hun houding en hun gedrag afwijzing en vijandigheid uitstralen tegenover het kind. Psychische of emotionele mishandeling kan bestaan uit schelden, aangeven dat het kind niet gewenst is, bang maken en denigrerende uitspraken over het kind doen.
Seksuele mishandeling Het kind wordt gedwongen seksuele handelingen te ondergaan, seksuele handelingen uit te voeren, getuige te zijn van seksuele handelingen van anderen of wordt gedwongen te kijken naar pornografisch materiaal. Door lichamelijk of relationeel overwicht, emotionele druk of geweld van de volwassene kan het kind de seksuele handelingen niet weigeren.
Lichamelijke verwaarlozing Dit is een passieve vorm van kindermishandeling. Het kind krijgt niet de zorg en de verzorging die het nodig heeft. Het kind wordt noodzakelijke lichamelijke verzorging onthouden in de vorm van voedsel, kleding, huisvesting, hygiëne en medische verzorging.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
25
Psychische verwaarlozing Bij deze vorm van kindermishandeling schieten de ouders of opvoeders doorlopend tekort in het geven van positieve aandacht aan hun kind. Daarmee negeren ze structureel de basale behoeften van het kind aan liefde, warmte en steun.
Getuige van huiselijk geweld Het kind is getuige van geweld dat binnen de huiselijke kring wordt gepleegd. Dit kan geestelijk, lichamelijk en seksueel geweld zijn.
Vaak komen verschillende vormen van mishandeling tegelijkertijd voor.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
26
3. Stappenplan bij vermoeden van kindermishandeling
Fase 1 Vermoeden
Fase 1: Vermoeden Observeer Leg alle signalen vast Deel met een collega Bespreek (samen met IB) de signalen met ouders Vermoeden ongegrond fase 6 Vermoeden gegrond fase 2 Twijfel fase 1 max. 2 maanden voortzetten Fase 2: Overleg Overleg met zorgteam van de school Consulteren SMW, AMK of jeugdarts GGD Stel een plan van aanpak op Vermoeden ongegrond fase 6 Vermoeden gegrond fase3
Fase 2 Overleg
Fase 3 Uitvoeren plan van aanpak
Fase 3: Het uitvoeren van het gemaakte plan Bespreken vermoedens met ouders Praat met het kind Onderzoek jeugdarts Inzet SMW hulpverlening Terugkoppeling van de resultaten in zorgteam Zorg voor jeugd Vermoeden ongegrond fase 6 Vermoeden gegrond fase 4
Fase 4 Beslissen
Fase 4: Beslissen Hulp op gang brengen Melden bij AMK (in crisissituaties bij politie of raad van kinderbescherming melden) Informeer ouders over de beslissingen die genomen zijn Ga verder naar fase 5 en 6
Fase 5 Evaluatie
Fase 5: Evaluatie Het zorgteam evalueert de procedure en stelt zo nodig bij
Fase 6: Nazorg Blijf het kind volgen Blijf signalen vastleggen Wanneer situatie niet verbetert fase 2
Fase 6 Nazorg Fase 1 Vermoeden
De bron van het vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld kan zijn: Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
27
De leerkracht heeft zelf een vermoeden. Iemand (bijvoorbeeld een ander kind of andere ouder) vertelt de leerkracht een zorgwekkend verhaal over een kind. Een kind neemt de leerkracht in vertrouwen over de eigen situatie. Als de leerkracht een vermoeden heeft, of een ander vertelt de leerkracht een zorgwekkend verhaal over een kind uit zijn/haar klas, dan: Observeert de leerkracht het kind gedurende een aantal dagen heel goed. Hierbij wordt op opvallend gedrag of opmerkelijke lichamelijke signalen gelet. Ook wordt gekeken naar de ouder-kind relatie. Er wordt gebruik gemaakt van de signalenlijsten kindermishandeling.
Noteert de leerkracht wat hij/zij aan signalen bij de leerling opmerkt.
Overlegt de leerkracht met een collega de signalen en het vermoeden. Heeft deze collega dezelfde signalen gezien?
Blijft de leerkracht aan de vertrouwensrelatie met het kind bouwen.
Zo mogelijk legt de leerkracht (evt. samen met een collega) de signalen maar niet het vermoeden voor aan het kind en/of de ouders. Mogelijk leidt het bespreken van de signalen ertoe dat er een verklaring volgt die het vermoeden kan wegnemen.
Gebruik maximaal 1 maand voor het onderzoek van het vermoeden.
Als een kind de leerkracht in vertrouwen neemt, dan Luistert de leerkracht rustig naar hetgeen het kind te vertellen heeft en reageert niet al te emotioneel of paniekerig. De leerkracht neemt het kind serieus en spreekt zijn/haar zorgen uit.
Noteert de leerkracht wat het kind verteld heeft.
Houdt de leerkracht contact met het kind en vraagt ook wat het kind zelf zou willen.
Aan het einde van deze fase wordt het volgende besluit genomen: Het vermoeden is ongegrond/onterecht Er is een andere reden voor het gesignaleerde gedrag. Ga verder naar fase 6. Het vermoeden is gegrond/blijft bestaan Fase 2 wordt opgestart. Er is twijfel over het vermoeden De leerkracht blijft het kind zoals in fase 1 observeren. Alle signalen worden genoteerd en zo mogelijk met kind en/of ouders besproken. Na max. 2 maanden wordt besloten of het vermoeden ongegrond of gegrond is
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
28
Fase 2: Overleg Het vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld wordt besproken tijdens een zorgteamoverleg (leerlingbespreking). De leerkracht neemt het initiatief om het vermoeden op de agenda van de bespreking te plaatsen. De samenstelling van een zorgteam is wisselend. Voor deze situatie kan gedacht worden aan: o de schoolleiding o
de intern begeleider
o
de JGZ-medewerker (jeugdverpleegkundige of jeugdarts)
o
de schoolmaatschappelijk werker (SMW)
o
de betreffende leerkrachten
Eén persoon is verantwoordelijk voor de coördinatie en de voortgang; bij voorkeur is dit niet de leerkracht, maar de intern begeleider of de directeur (mede in verband met melding bij Zorg voor Jeugd en AMK). Indien nodig wordt advies gevraagd bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), JGZ of SMW. Bij het AMK kan anoniem advies gevraagd worden. Het zorgteam bekijkt welke gegevens over dit kind beschikbaar zijn; deze worden vastgelegd. Maak hierbij onderscheid tussen objectieve en subjectieve gegevens. Wees zorgvuldig met informatie van derden. De coördinator let ook op de tijd en stelt een tijdslimiet voor deze fase.
Aan het einde van deze fase wordt het volgende besluit genomen: Het vermoeden is ongegrond/onterecht Er is een andere reden voor het gesignaleerde gedrag. Ga verder naar fase 6. Het vermoeden is gegrond/blijft bestaan Fase 3 wordt opgestart.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
29
Fase 3: De uitvoering van het plan van aanpak Het vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld blijft bestaan. Er wordt een plan van aanpak opgesteld. Mogelijke stappen zijn: Een consultatie bij het AMK Iemand van het zorgteam (IB of directie) heeft contact met het AMK.
Deze geeft advies over de verdere stappen die genomen kunnen worden.
Overleg na afloop van het gesprek met het zorgteam over verdere stappen.
Een gesprek met de ouders Er wordt binnen het zorgteam overlegt welke persoon het beste met de ouders in gesprek kan gaan. Voer dit gesprek bij voorkeur nooit alleen.
Voorafgaand aan het gesprek wordt het doel van het gesprek bepaald. Bespreek niet de vermoedens, maar de zorgen/signalen. Vaak is zorg delen met de ouders de beste ingang.
Overleg na afloop van het gesprek met het zorgteam over verdere stappen.
De jeugdarts roept het kind op voor onderzoek De jeugdarts kan een kind oproepen voor onderzoek, nadat de school de zorgen heeft besproken met de ouders.
De jeugdarts onderzoekt de leerling en spreekt met de ouders;
De resultaten worden in het zorgteam besproken voor zover ze betrekking hebben op het vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld, rekening houdend met de privacy van het kind.
Inzet SMW hulpverlening De schoolmaatschappelijk werker kan in gesprek gaan met het gezin en/of op huisbezoek gaan om verdere hulpverlening op gang te brengen. Dit kan pas nadat de school de zorg met ouders heeft besproken en ouders in gesprek willen met SMW.
Fase 1,2 en 3 leveren samen de volgende informatie op: Analyse van de waarnemingen
Verzameling van feitelijke informatie
Beeld van de verzorgingssituatie van het kind
Beeld van de draaglast/draagkracht van de ouders
Een beoordeling van de gegevens uit fase 1,2 en 3 zal tot een beslissing moeten leiden: Er is geen sprake van kindermishandeling en/of huiselijk geweld: Er vindt geen verdere actie plaats. Ga verder naar fase 6. Eventueel benodigde andere ondersteuning van het kind en/of het gezin vindt plaats. Er bestaat twijfel over (het vermoeden van) kindermishandeling en huiselijk geweld: Er volgt een periode van extra observatie. Ga verder met fase 6. Er wordt Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
30
afgesproken hoe lang de observatieperiode duurt. Zorg voor Jeugd activeren.
Er bestaat een gegrond vermoeden of zekerheid over kindermishandeling: Ga verder naar fase 4. Zorg voor jeugd activeren.
Fase 4 Beslissen
Hulp aan ouders Als ouders het probleem onderkennen en mee willen werken aan verandering van hun situatie, kan het zorgteam adviezen geven en doorverwijzen naar instanties voor hulpverlening.
Melding bij Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Als het vermoeden gegrond is en de zorg over het kind blijft bestaan, dan is de enige mogelijkheid een melding te doen bij het AMK, ook voor registratiedoeleinden en dossiervorming. Dat kan de directeur, de leerkracht, de intern begeleider, de jeugdarts of de jeugdverpleegkundige van de JGZ doen. Bespreek in het zorgteam wie gaat melden. Na de melding ligt de verantwoordelijkheid voor het op gang brengen van hulpverlening mede bij het AMK. De melder wordt op de hoogte gesteld van stappen die gezet worden met inachtneming van de privacy van het gezin. Het gaat hier om vrijwillige hulpverlening. Als dat niet lukt, terwijl de situatie ernstig blijft, dan zal het AMK de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen.
Ga verder naar fase 5 en 6.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
31
Fase 5 Evaluatie Het zorgteam evalueert het plan van aanpak en de samenwerking. Er wordt gecontroleerd of de besluiten en acties vastgelegd zijn in het dossier van het Kind. Wanneer nodig wordt de zaak ook geëvalueerd met andere betrokkenen. Mogelijke verbeteringen in afspraken en/of procedures worden aangebracht.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
32
Fase 6 Nazorg De leerkracht blijft na evaluatie het gedrag van het kind nauwkeurig volgen. De leerkracht blijft het kind steunen. Wanneer de situatie niet verbetert, meldt de leerkracht het kind opnieuw aan voor het zorgteam ( zie fase 2). De zorgen rondom een kind kunnen bij de leerkracht/leden zorgteam allerlei twijfels en gevoelens losgemaakt hebben. Het is van belang dat er ook nazorg voor hen beschikbaar is.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
33
4. Aanbevelingen bij het gebruik van het stappenplan bij vermoeden Kindermishandeling Ga na of er broer(s) of zus(sen) in het gezin aanwezig zijn en hoe het daar mee gaat.
Vertrouw op uw intuïtie en houd die niet voor uzelf; praat erover. U heeft tenslotte niet voor niets een “niet-pluis gevoel”.
Ga niet overhaast te werk. Wie iets wil bereiken moet zorgvuldig handelen. Betrek anderen tijdig en niet pas dan, wanneer het voor u ‘zo niet langer kan’: dan bent u te lang zelf bezig geweest en geeft u anderen niet de tijd aan het werk te gaan. Accepteer kindermishandeling als één van de vele mogelijke oorzaken van onverklaarbaar/opvallend gedrag van een kind. Probeer in deze fase het beeld completer te krijgen. Speel geen politieagent: het is niet de taak van de leerkracht om speurwerk naar de dader te doen. Ga uit van een patroon aan signalen, uitgezonden door het kind of door een derde. Blijf (het gedrag van) het kind aandachtig volgen, dat wil zeggen observeren en noteren wat u ziet en hoort, maar voorkom een uitzonderingspositie van het kind. Ga zorgvuldig om met de privacy van het kind en van de ouders. In gesprek met ouders Deel uw zorgen altijd met de ouder(s) tenzij het een onveilige situatie betreft. Het vertrekpunt van uw inzet blijft de zorg die u, met de ouders, voor het kind hebt. Bepaal voordat u het gesprek gaat voeren met ouders, wat het doel van uw gesprek is. Het doel van het gesprek kan bijvoorbeeld zijn om na te gaan of de ouders uw zorg herkennen. Vaak is uw zorg delen met de ouders de beste ingang: blijf bij welk concreet gedrag u ziet bij het kind, herkennen de ouders de signalen van hun kind ook in de thuissituatie? Bespreek niet uw vermoedens, maar uw zorgen en geef aan dat u hierbij allebei een verantwoordelijkheid in heeft. Stel open vragen en zeg dat u op zoek bent naar de oorzaak/aanleiding van het voor het kind ongewone gedrag. Spreek af welke vervolgacties worden ondernomen. Praten met de ouders kan veel helder maken en oplossen. Zo kan door een gesprek een deel van de vermoedens onterecht blijken. Ook voelen sommige ouders zich al geholpen als u hun zorg ook blijkt te delen en de problemen bespreekbaar hebt gemaakt. Maar uw vermoeden kan ook worden versterkt. Onderbouwing van uw vermoeden en het delen van uw zorgen met collega’s zijn dan de volgende stappen. Wanneer u zich afvraagt hoe u het beste een gesprek met de ouders kan voeren, kunt u dit bespreken met uw intern begeleider. Ook de schoolmaatschappelijk werkster en/of JGZmedewerker kunnen het gesprek met u voorbereiden.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
34
In gesprek met het kind Indien een kind u in vertrouwen neemt, luistert u rustig naar wat het kind u vertelt en reageert u niet al te emotioneel en paniekerig. U neemt het kind serieus en spreekt uw zorg uit. Beloof nooit aan een kind absolute geheimhouding. Beloof dat u geen volgende stap zult nemen zonder deze met het kind besproken te hebben. Steun het kind in het feit dat het zijn geheim verteld heeft. U kunt in dit gesprek doorvragen of het kind zich veilig voelt. Maak eventueel met het kind een veiligheidsplan. Daarin is opgenomen hoe het kind zich het beste in veiligheid kan brengen (bijvoorbeeld naar kamer gaan, naar vriendje enz.) Huisbezoeken bieden goede mogelijkheden om het samenspel tussen ouders en kinderen te observeren. Vanzelfsprekend heeft het betreffende kind behoefte aan steun en hulp. Bekijk wie het kind de beste ondersteuning kan bieden.
Voor elke zaak rondom een vermoeden van kindermishandeling kan advies of consult worden gevraagd bij het AMK zonder de naam van het kind en/of ouder te noemen. Het is van belang om ook tussentijds te evalueren, zodat het gezin in beeld blijft. Het belang van het bieden van ondersteuning aan het kind moet niet onderschat worden. Veel mensen die in hun jeugd mishandeldof misbruikt zijn, hebben het gered doordat andere volwassenen zich om hen bekommerden. Sta open voor ondersteuning om uw eigen machteloosheid en teleurstellingen te hanteren wanneer onverhoopt toch blijkt dat de hulpverlening anders verloopt dan u had gedacht.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
35
Bijlagen
Bijlage 1 Signalenlijst kindermishandeling
Bijlage 2 Richtlijnen voor gesprekken met kinderen en ouders
Bijlage 3 Informatie over de omgang met privacy
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
36
Bijlage 1 Signalenlijst kindermishandeling Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling. Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het ‘bewijs’ te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen. Signalen van kindermishandeling Lichamelijk welzijn - blauwe plekken, brandwonden, botbreuken, snij-, krab- en bijtwonden -
groeiachterstand
-
slecht onderhouden gebit
-
kind stinkt, heeft regelmatig smerige kleren aan
-
oververmoeid
-
vaak ziek
-
ziektes herstellen slecht
-
kind is hongerig
-
achterblijvende motoriek
-
niet zindelijk op leeftijd dat het hoort
Specifiek voor 0 – 4-jarigen: - voedingsproblemen -
ernstige luieruitslag
Specifiek voor 4 -12-jarigen: - te dik -
eetstoornissen
Gedrag van het kind - weinig spontaan -
passief, lusteloos, weinig interesse in spel
-
apathisch, toont geen gevoelens of pijn
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
37
-
in zichzelf gekeerd, leeft in fantasiewereld
-
labiel
-
erg nerveus
-
hyperactief
-
negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, faalangst
-
negatief lichaamsbeeld
-
agressie, vernielzucht
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
38
Specifiek voor 4 -12-jarigen: - timide, depressief -
overmatige masturbatie
Tegenover andere kinderen: - agressief -
speelt weinig met andere kinderen
-
wantrouwend
-
niet geliefd bij andere kinderen
Tegenover ouders: - angstig, schrikachtig, waakzaam -
meegaand, volgzaam
-
gedraagt zich in bijzijn van ouders anders dan zonder ouders
Tegenover andere volwassenen: - angst om zich uit te kleden -
angst voor lichamelijk onderzoek
-
verstijft bij lichamelijk onderzoek
-
angstig, schrikachtig, waakzaam
-
meegaand, volgzaam
-
agressief
-
overdreven aanhankelijk
-
wantrouwend
-
vermijdt oogcontact
Overig: - plotselinge gedragsverandering -
gedraagt zich niet naar zijn leeftijd
-
taal- en spraakstoornissen
Specifiek voor 4 -12-jarigen: - rondhangen na school Gedrag van de ouder - onverschillig over het welzijn van het kind -
laat zich regelmatig negatief uit over het kind Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
39
-
troost het kind niet
-
geeft aan het niet meer aan te kunnen
-
kleedt het kind te warm of te koud
-
zegt regelmatig afspraken af
-
vergeet preventieve inentingen
-
houdt het kind vaak thuis van school
-
heeft irreële verwachtingen van het kind
-
zet het kind onder druk om te presteren
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
40
Situatie van de ouder - is verslaafd -
is ernstig (psychisch) ziek
Gezinssituatie - samengaan van stressvolle omstandigheden, zoals slechte huisvesting, financiële problemen en relatieproblemen -
sociaal isolement
-
alleenstaande ouder
-
partnermishandeling
-
gezin verhuist regelmatig
-
slechte algehele hygiëne
Signalen die specifiek zijn voor seksueel misbruik Lichamelijk welzijn - verwondingen aan geslachtsorganen -
vaginale infecties en afscheiding
-
jeuk bij vagina of anus
-
pijn in bovenbenen
-
pijn bij lopen of zitten
-
problemen bij plassen
-
urineweginfecties
-
seksueel overdraagbare aandoeningen
Gedrag van het kind - drukt benen tegen elkaar bij lopen of oppakken -
afkeer van lichamelijk contact
-
maakt afwezige indruk bij lichamelijk onderzoek
-
extreem seksueel gekleurd gedrag en taalgebruik
Specifiek voor 4 -12-jarigen: - zoekt seksuele toenadering tot volwassenen Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld - agressie; kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige jongeren/kinderen, m.n. jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan), agressie naar medeleerlingen, leeftijdgenoten, agressie en wreedheid naar dieren. Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
41
-
alcohol- of drugsgebruik
-
opstandigheid, angst, depressie
-
negatief zelfbeeld
-
passiviteit en teruggetrokkenheid, verlegenheid
-
gebrek aan energie voor schoolactiviteiten
-
zichzelf beschuldigen
-
suïcidaliteit
-
sociaal isolement; proberen thuissituatie geheim te houden en ondertussen aansluiting te vinden met leeftijdgenootjes (zonder ze mee naar huis te nemen)
-
gebrek aan sociale vaardigheden
-
vaak wordt de verkeerde diagnose bijvoorbeeld ADHD gesteld
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
42
Bijlage 2 Richtlijnen voor gesprekken met kinderen en ouders Richtlijnen voor gesprekken met kinderen Kies een rustig moment en neem de tijd. Benoem wat je ziet. Vraag het kind te reageren en wat het er zelf van vindt. Stel open vragen. Leg het kind geen woorden in de mond. Steun het kind en stel het op zijn gemak. Sluit aan bij het tempo van het kind. Niet alles hoeft in één gesprek besproken te worden. Vraag niet door, wanneer het kind niets wil of kan vertellen. Laat het kind niet merken als je van het verhaal schrikt. Val de ouders, of andere belangrijke personen voor het kind, niet af. Beloof niet dat je alles geheim kunt houden wat het kind vertelt. Leg uit dat je met anderen gaat bespreken hoe je hem/haar het beste kunt helpen. Geef het kind complimenten over het vertellen. Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is. Richtlijnen voor gesprekken met ouders Laat het ouders weten indien er meerdere mensen bij het gesprek aanwezig zullen zijn. Maak gebruik van een tolk als de taal een barrière is en laat ouders dat weten. Maak het doel van het gesprek duidelijk. Vertel de ouders wat er feitelijk is opgevallen aan het kind. Praat vanuit jezelf en wees eerlijk en open. Stel het kind centraal. Toon je betrokkenheid bij het kind. Vraag aan de ouders of ze de zorg herkennen en geef ze de gelegenheid hier op te reageren. Vraag hoe zij de huidige situatie beleven. Biedt aan dat je samen met hen de zorg wilt delen en samen naar een oplossing wilt zoeken. Spreek de ouders op een rustige manier aan op hun verantwoordelijkheid als opvoeder. Maakt duidelijke afspraken met de ouders en schrijf deze op. Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
43
Voorbeelden van inleidende zinnen: “Ik wil met u praten over de verandering in het gedrag van uw kind” “Ik wil mijn zorg over uw kind met u als ouders delen” “Mijn zorg om het kind gaat over......” Voorbeelden van benoemen van de feiten: “Mij valt op dat.....” “Uw kind is de laatste tijd wat stiller (drukker, verdrietig, boos, etc.) en daar maak ik me zorgen over. Herkent u dit gedrag?” “Uw kind is de laatste tijd aanhankelijk en vraagt veel aandacht. Hoe ervaart u dat zelf? Weet u misschien wat de oorzaak hiervan kan zijn?” Valkuilen: Gebruik het woord ‘kindermishandeling’ niet. Stel jezelf niet op als een meerdere die komt vertellen hoe het moet.Wees er alert op dat je niet de advocaat van het ‘slachtoffer’ aanneemt, blijf openstaan voor de inbreng van ouders.
Bijlage 3 Informatie over de omgang met privacy Verplichte meldcode Alle instellingen in de jeugdzorg zijn verplicht om een meldcode kindermishandeling te hebben en te gebruiken. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling De Wet op de jeugdzorg geeft iedere beroepskracht met een geheimhoudingsplicht of een andere zwijgplicht uitdrukkelijk de mogelijkheid om, in het belang van het kind, een redelijk vermoeden van kindermishandeling te melden bij het AMK, ook zonder toestemming van ouders. Op basis van dezelfde wettelijke regeling mag je als beroepskracht, eveneens zo nodig zonder toestemming, informatie over het kind geven als het AMK daar in het kader van een onderzoek naar kindermishandeling om vraagt. De informatie kan ook worden gegeven als je zelf geen vermoedens van kindermishandeling hebt. Ieder die een vermoeden heeft van kindermishandeling kan een melding doen bij het AMK. Deze mogelijkheid staat ook open voor beroepskrachten met een geheimhoudingsplicht. Opmerking Er is geen meldplicht bij het AMK. Het AMK kan geen informatie afdwingen, je behoudt jouw professionele verantwoordelijkheid en beslist zelf of je bij een vermoeden van kindermishandeling een melding doet en of je desgevraagd informatie verstrekt. Meldplicht De beroepskracht die werkzaam is binnen de school en die over aanwijzingen beschikt dat een collega binnen dezelfde school zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan kindermishandeling, stelt de directie daarvan meteen in kennis. Onderwijs en geheimhouding Als het om persoonlijke informatie over een kind gaat, ben je verplicht deze informatie geheim te houden. De geheimhoudingsplicht komt voort uit het grondwettelijk recht op privacy dat aan een ieder de plicht op legt vertrouwelijk om te gaan met persoonlijke informatie van het gezin. Bovendien bevat de rechtspositieregeling van beroepskrachten vaak een geheimhoudingsplicht en geldt op de meeste instellingen een privacyreglement, waarin een vertrouwelijke omgang met gegevens van kinderen wordt gegarandeerd. Al deze regelingen komen erop neer dat je zonder toestemming van de ouders geen vertrouwelijke gegevens aan derden mag verstrekken. Als uitzondering hierop geldt, wat hierboven beschreven is bij Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Gegevens over de gezondheid
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
44
Voor gegevens over de gezondheid van het kind geldt een bijzondere regeling. De Wetbescherming persoonsgegevens (Wbp) bepaalt dat het basisonderwijs dit soort gegevens alleen vast mag leggen, als dit noodzakelijk is voor de speciale begeleiding van het kind of voor het treffen van speciale voorzieningen voor hem/haar en geeft algemene regels voor een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. Persoonsgegevens zijn alle gegevens die direct of indirect zijn terug te voeren tot een bepaalde persoon, bijvoorbeeld: naam, adres, aantekeningen over een gesprek, of over de schoolopleiding. Voor deze gegevens legt de Wbp nadrukkelijk een geheimhoudingsplicht op voor beroepskrachten.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
45
Toestemming De hoofdregel (van de zwijgplicht art. 7: 457 Burgerlijk Wetboek) is dat er zonder toestemming van de verantwoordelijke persoon/personen geen informatie aan derden wordt gegeven, uitzonderingen zijn rechtstreeks betrokkenen/medebehandelaars en wettelijk vertegenwoordigers van kinderen tot 16 jaar. Met toestemming van de ouders, kun je aan met name genoemde personen, waarvoor zij toestemming geven, persoonlijke gegevens van het kind verstrekken. Deze toestemming moet schriftelijk zijn vastgelegd en mag niet zomaar worden verondersteld. Het is informatief om in een gids te vermelden aan welke vormen van zorgoverleg wordt deelgenomen en welke andere instellingen daarin vertegenwoordigd zijn. Alleen is met deze informatie nog geen toestemming gevraagd en gegeven. Wordt het kind in een overleg besproken waaraan deelgenomen wordt door een niet direct betrokken beroepskracht of hulpverlener, moet er dus expliciet toestemming gevraagd worden. Positie ouders Op grond van de Wbp moeten de ouders/vertegenwoordigers, die het gezag uitoefenen, toestemming geven voor de informatieverstrekking als het kind nog geen 16 jaar oud is. Het is denkbaar dat je in een uitzonderlijke situatie, met name indien de belangen van ouders en kind botsen, besluit de wensen van het kind op het punt van gegevensverstrekking te volgen, ook als je daarmee tegen de wensen van de ouders in gaat. Er wordt wel melding aan de ouders/vertegenwoordigers gedaan over de gegevensverstrekking of melding. Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind verplicht een ieder om de belangen van kinderen zeer zwaar te laten wegen. Beroep op overmacht In ernstige situaties kun je binnen de school besluiten om kindgegevens aan externe beroepskrachten en/of hulpverleners te geven, ook al wordt er geen toestemming gegeven of is het niet mogelijk om toestemming te vragen. In dat geval doe je een beroep op overmacht. Je kunt als beroepskracht met een geheimhoudingsplicht in een situatie terechtkomen waarin geheimhoudingsplicht en zorg voor het kind met elkaar botsen. Het gaat om gevallen waarin je volgens de regels van geheimhoudingsplicht niet met anderen over het kind mag spreken, terwijl zware belangen van het kind alleen gediend kunnen worden door wel te spreken. Je zit dan als beroepskracht in een dergelijke situatie in de knel: als je spreekt breek je jouw zwijgplicht, als je zwijgt verleen je niet die zorg die je zou moeten verlenen. Daarom spreekt men van een ‘conflict van plichten’. In dit soort klemmende gevallen kun je een beroep doen op overmacht. Je zegt dan in feite: alleen door te spreken kan ik gevaar voor het kind voorkomen. Aan een beroep op overmacht worden nogal wat eisen gesteld. Het moet echt gaan om een uitzonderlijke situatie waardoor je in gewetensnood komt. Of het echt om een overmachtsituatie gaat, kun je vaststellen aan de hand van de volgende vijf vragen: 1. Welk gerechtvaardigd doel wil ik bereiken met het geven van informatie? 2. Kan dit doel ook worden bereikt zonder dat ik die informatie aan een ander verstrek? 3. Is het mogelijk en verantwoord om toestemming van het kind en/of zijn ouders te vragen voor de gegevensverstrekking en zo ja, heb ik alles gedaan om toestemming te krijgen? 4. Is het gevaar dat ik voor het kind wil voorkomen zo zwaar dat dit opweegt tegen het belang dat het kind heeft bij geheimhouding? 5. Als ik besluit om te spreken, welke informatie heeft de beroepskracht of hulpverlener waaraan ik informatie verstrek echt nodig om gevaren voor het kind te voorkomen? Opmerkingen Een beroep op overmacht is in principe gericht op de belangen van het kind. Gaat het om de belangen van een ander dan het kind, dan is een beroep op overmacht alleen mogelijk als er concreet levensgevaar dreigt voor die ander. Vanwege de afhankelijke positie waarin kinderen zich vaak bevinden, zul je als beroepskracht in een voorkomende situatie eerder een beroep op overmacht moeten doen om de belangen van kinderen te behartigen dan wanneer je als beroepskracht zou werken met volwassenen. Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
46
Wanneer je overweegt een beroep te doen op overmacht, moet je de zaak eerst goed doorspreken binnen het zorgteam van de school. Als wordt besloten om ondanks het ontbreken van toestemming toch persoonlijke gegevens van een kind met een externe beroepskracht of hulpverlener te bespreken, dient er afgesproken te worden wie de gegevens bespreekt en wie, indien de situatie dit toelaat, de ouders op de hoogte stelt van de gegevensverstrekking. Geheimhouding ten opzichte van de ouders Als een kind vertrouwelijk met je spreekt, komt de vraag op hoe je ten opzichte van de ouders om moet gaan met deze informatie. Om te beginnen is er het vertrouwen dat het kind aan jou schenkt door met je te spreken. Dat vertrouwen mag niet geschonden worden door, zonder medeweten van het kind, de ouders te informeren. In principe moet het kind vrijuit kunnen spreken, alleen mag je het kind geen geheimhouding beloven. Daar tegenover staat dat de ouders er op mogen vertrouwen dat ze geïnformeerd worden over belangrijke zaken die te maken hebben met hun kind. Persoonlijke werkaantekeningen en dossier Persoonlijke werkaantekeningen behoren niet tot het dossier en worden gescheiden daarvan bewaard. Ze kunnen niet worden ingezien door de ouders. In persoonlijke werkaantekeningen beschrijf je bij wijze van geheugensteun jouw persoonlijke (en veelal voorlopige) waarnemingen en overwegingen. De werkaantekeningen zijn uitsluitend voor eigen gebruik. Verstrek je schriftelijk of mondeling informatie uit jouw werkaantekeningen aan een collega of aan een ander, dan behoren ze daarmee tot het dossier, worden ze daarin vastgelegd en zijn ze ook ter inzage van de ouders/vertegenwoordigers. Krijgen jouw persoonlijke gegevens een definitieve vorm, dan vat je jouw persoonlijke werkaantekeningen samen en voegt ze toe aan het dossier. Er mag dus niet een “schaduwdossier” ontstaan of bewust aangelegd worden, om daarmee de informatieplicht aan de ouders/vertegenwoordigers of het inzagerecht van hen te omzeilen.
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
47
6. Bijlagen: Bijlage A: Checklist voorbereiding groepsbespreking Tijdens een groepsbespreking staan het groepsoverzicht en het groepsplan centraal. Doel hiervan is dat de leerkracht gemotiveerd is om het groepsplan te realiseren. Het is daarom van groot belang dat de leerkracht zelf aangeeft welke vragen zij heeft. Deze checklist is bedoeld als middel om dit helder te krijgen.Je hoeft dus niet alle vakjes in te vullen. Groepsbespreking groep:
d.d.
ingevuld door:
Welke bespreekpunten heb je als je denkt aan: Organisatie, sfeer en communicatie: - de sfeer, groepsvorming en werkklimaat - samenwerking tussen de kinderen en met jou - klassenmanagement en zelfstandig werken - contacten en gesprekken met ouders Het basisaanbod: - de doelen en resultaten - manier van werken - inzet van werkvormen en materialen - opbouw en organisatie van de lessen Bepaalde kinderen: - begrijpen en beschrijven van hun onderwijsbehoeften - vertalen van de onderwijsbehoeften naar het handelen in de groep - mogelijke aanmelding voor kindbespreking of zorgteam; Met welke vraag? Het groepsplan: - de doelen en het aanbod voor de verschillende groepjes kinderen; ambitieus en realistisch? - vertaling naar de dagelijkse praktijk in weeken dagplanningen; duidelijk en haalbaar? - evaluatie van de doelen; wanneer en hoe? Jezelf: - motivatie en (zelf)vertrouwen - kennis en vaardigheden - samenwerking met collega’s - behoefte aan ondersteuning, begeleiding of feedback - aandachtspunten voor het groepsbezoek
Mijn‘parels en puzzels’:
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
48
Bijlage BChecklist voorbereiding kindbespreking Door de leerkracht in te vullen, voorafgaand aan de kindbespreking of het zorgteam. Checklist voorbereiding kindbespreking Tijdens een Zorgteambespreking staan de onderwijsbehoeften van een kind en de daarbij horende ondersteuningsbehoeften van een leerkracht centraal. Het is van groot belang dat de leerkracht zelf aangeeft welke vragen zij heeft. Deze checklist is bedoeld als middel om dit helder te krijgen. Je hoeft dus niet alle vakjes in te vullen. Datum: Kind: Ingevuld door: Reden van (juist nu) deze aanmelding: Relevante informatie uit de voorgeschiedenis: Deskundigen die erbij zijn betrokken (zoals een logopedist, kinderfysiotherapeut, schoolmaatschappelijk werker, jeugdzorg, iemand uit de naaste omgeving van de ouders):
Ik heb vragen op het gebied van … (maak deze keuze) gedrag/sociaal-emotioneel
werkhouding/ concentratie/motivatie
ontwikkeling / leren
Gedrag/sociaal-emotioneel Welke bespreekpunten heb je als je denkt aan:
Mijn “parels en puzzels”:
Omschrijf concreet het gedrag dat aandacht vraagt.
Wat gaat juist goed of beter?
Wat vind je leuk en/of positief bij dit kind?
Wat vinden kinderen over het algemeen leuk en/of positief van jou?
Hoe ontstaat, volgens jou dit gedrag van het kind? Welke factoren zijn van invloed?
Wat zijn de interesses en sterke kanten van het kind?
Welke ideeën hebben de ouders over waarom het kind zich zo gedraagt? o
Hoe gedraagt het kind zich thuis?
o
Hoe handelen de ouders thuis?
o
Welke ideeën hebben ouders om tot een oplossing te komen?
Wat vertelt het kind zelf, als je het kind het volgende vraagt: o
Wil je eens vertellen wat jij graag doet op school?
o
Met wie speel of werk je graag samen?
o
Wat vind je goed of fijn gaan?’
o
Hoe komt het dat het dan goed gaat?
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
49
o
Wat vind je minder goed gaan?
o
Hoe komt het dat het dan minder goed gaat?‘
o
Welke ideeën heb jij om ervoor te zorgen dat het beter gaat?
Hoe reageer je op het gedrag van het kind? o
Welke maatregelen heb je al genomen met welk effect?
Op welk van deze reacties reageert het kind (enigszins) positief?
Wat kan je nog vertellen over de werkhouding/concentratie/ motivatie van het kind?
Hoe verloopt de ontwikkeling/het leren van het kind? o
Welke relatie zie jij met het gedrag van dit kind? Werkhouding/concentratie/motivatie
Welke bespreekpunten heb je als je denkt aan:
Mijn “parels en puzzels”:
Omschrijf de werkhouding, concentratie, motivatie in concreet waarneembare gedragingen.
Wat gaat juist goed of beter?
Wat vind je leuk en/of positief bij dit kind?
Wat zijn jouw kwaliteiten als het gaat om motiveren en stimuleren van kinderen?
Hoe ontstaat, volgens jou, deze werkhouding, concentratie, motivatie? Welke factoren zijn van invloed?
Wat zijn de interesses en sterke kanten van het kind?
Wat vertelt het kind zelf, als je het kind het volgende vraagt: o
Ik zou heel graag willen weten, wat jij leuk vindt om te doen op school, vertel eens?’
o
Hoe komt het dat je dat zo leuk vindt?
o
Ik ben heel benieuwd wat je niet zo leuk vindt om te doen op school, vertel eens?
o
Hoe komt het dat je dat niet zo leuk vindt om te doen?
o
Wanneer vind je van jezelf dat je goed aan het werk bent? Hoe gaat dat dan?
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
50
o
Wanneer vind je van jezelf dat je niet zo goed aan het werk bent?’
o
Waardoor komt het dat je dan niet zo goed kan werken?
o
Wat zou je zelf anders kunnen doen?
o
Welke ideeën heb jij om ervoor te zorgen dat je het naar je zin hebt op school en dat je goed kan werken? ‘
Welke ideeën hebben de ouders over waarom het kind zo werkt op school en wat zien zij als mogelijke oplossingen? Hoe gaan zij hier thuis mee om?
Hoe stimuleer je het kind om mee te doen en wat zijn de effecten?
Hoe gaat het samen werken en leren met andere kinderen?
Wat kun je van de volgende aspecten vermelden: o
Betekenisgeving: in hoeverre hebben de activiteiten betekenis voor het kind? Hoe beleeft het kind de activiteiten?
o
Relatie: in hoeverre ervaart het kind dat het erbij hoort, meetelt? merkt het kind dat anderen (de leerkracht en de groep) op het kind gesteld zijn en zijn/haar inbreng waarderen? doet de inbreng en het aandeel van het kind er toe?
o
Competentie: in hoeverre merkt/beleeft het kind dat het iets kan, dat het werk lukt? In hoeverre gelooft het kind in zichzelf ? Heeft het zelfvertrouwen? Is het trots op zijn eigen vaardigheden en resultaten?
o
Autonomie: welke inbreng heeft het kind? welke gelegenheid krijgt het kind om een eigen inbreng te hebben? Welke keuzes kan en mag het kind maken? In hoeverre kan en mag het zijn eigen handelen reguleren?
Wat kan je nog vertellen over het gedrag/de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind?
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
51
Hoe verloopt de ontwikkeling/het leren van het kind? o
Welke relatie zie jij met de werkhouding van dit kind? Ontwikkeling/leren
Welke bespreekpunten heb je als je denkt aan:
Mijn “parels en puzzels”:
Omschrijf de leerontwikkeling zo concreet mogelijk. W o
Wat heeft het kind geleerd?
o
Welke vaardigheden en kennis beheerst het kind wel?
o
Wat vindt het kind moeilijk om te leren.
Omschrijf de aanpak van het kind. o o
Hoe en waarmee leert het kind? Welke oplossingsstrategieën gebruikt het kind?
Wat gaat juist goed of beter?
Welke kwaliteiten, vaardigheden en leuke kanten heeft dit kind?
Wat zijn jouw kwaliteiten, vaardigheden en leuke kanten als leerkracht?
Waardoor wordt, naar jouw idee, de ontwikkeling en/of het leerproces belemmerd? o
Welke factoren zijn van invloed?
Wat vertelt het kind, als je het kind het volgende vraagt: o
Waar ben jij goed in, wat kan jij goed?
o
Hoe komt het dat jij daar zo goed in bent, dat jij dat goed kan?
o
Waar ben jij niet zo goed in, wat kan jij niet zo goed?
o
Hoe komt het dat jij daar niet zo goed in bent, dat jij dat niet zo goed kunt?
o
Wat vind jij moeilijk, laat eens zien en leg het me eens uit?
o
Wat zou jij willen leren?
o
Welke ideeën heb jezelf, waardoor jij beter kunt leren?
o
Wat zou ik kunnen doen, zodat jij het beter leert?
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
52
o
Hoe zouden de andere kinderen en je vader en moeder je kunnen helpen?
Omschrijf jouw begeleiding en de effecten tot nu toe.
Omschrijf de ondersteuning van anderen (collega’s, ouders, remedial teacher, andere kinderen enz) en de effecten tot nu toe:
Welke ideeën hebben de ouders over waarom het kind moeite heeft met leren en wat zien zij als mogelijke oplossingen? Hoe gaan zij thuis hiermee om?
Wat kan je nog vertellen over het gedrag/de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind?
Wat kan je nog vertellen over de speelwerkhouding, concentratie en motivatie van het kind? o
Welke invloed heeft dat op het leerproces van het kind?
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
53
Bijlage C Format ondersteuningsniveaus
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
54
Bijlage DHGW in schema
Zorgplan SKOzoK 14 mei 2012
55