1
ZORGPLAN 2013-2014
Zorgplan 2013-2014
2
Inhoud 1. Voorwoord 2. Missie van College De Heemlanden 3. Visie op zorg en begeleiding 4. Bovenschoolse zorg binnen het samenwerkingsverband en Passend Onderwijs 5. Beschrijving zorgstructuur 5.1 Leerlingbegeleidingsstructuur (nieuwe opzet) 5.1.1 Pyramide 5.2 Rollen en verantwoordelijkheden binnen de leerlingbegeleiding (nieuwe opzet) 5.2.1 Docent 5.2.2 Mentor 5.2.3 Teamleider 5.2.4 Conrector 5.2.5 Zorgcoördinator 5.2.6 Leerlingbegeleider 5.2.7 Directeur-bestuurder 5.3 Overzicht leerlingbegeleiding 5.3.1 IZO (Intern Zorg Overleg) 5.3.2 Counselingsgroep 5.3.3 ZAT (Zorg Advies Team) 5.3.4 Decanaat 5.3.5 Vertrouwenspersoon 5.3.6 Remediale hulp 5.3.7 Dyslexie 5.3.7.1 Procedure bij een vermoeden van dyslexie 5.3.7.2 Afspraken en communicatie met ouders 5.3.8 Steunlessen voor onderbouwleerlingen 5.3.9 Training “omgaan met faalangst en examenvrees” 5.3.10 Krachttraining (sociale vaardigheidstraining) 5.3.11 Begeleiding van leerlingen met ASS en ADHD 5.3.12 Externe contacten 5.3.12.1 Ambulante begeleiders 5.3.12.2 PCL-CA V 5.3.12.3 Leerplicht 5.3.12.4 Jeugdarts 5.3.12.5 Schoolmaatschappelijkwerker 5.3.12.6 Bureau Jeugdzorg 5.3.12.7 Onderwijskundige 6 Leerlingvolgsysteem 7 Speerpunten van zorgbeleid, adviezen en aanbevelingen 8 Conclusies en aanbevelingen Bijlage I Het privacyprotocol Bijlage II Het pestprotocol Bijlage III Protocol Gedragslijn kindermishandeling Bijlage IV Basisles Bijlage V Toelatingsprocedure aanmelding leerling en zorgleerling Bijlage VI Taakomschrijving mentoren Bijlage VII Taakomschrijving leerlingbegeleider Bijlage VIII Taakomschrijving zorgcoördinator Bijlage IX Dyslexieprotocol Bijlage X Aanmeldingsformulier IZO Bijlage XI Aanmeldingsformulier onderzoek Faalangsttraining Bijlage XII Aanmeldingsformulier Counselingsgroep Bijlage XIII Formulier aanvraag extra faciliteiten + protocol Bijlage XIV Protocol leerlingen met rekenproblemen en dyscalculie Bijlage XV Testen
Zorgplan 2013-2014
3
1. Voorwoord De projectgroep analyse zorg heeft de opdracht gekregen om in het schooljaar 2011-2012 een aanpassing te doen in de organisatiestructuur van de zorg en begeleiding, waarbij de volgende onderdelen uitgewerkt moeten worden: Onze visie en missie op zorg en begeleiding Een beschrijving van zorg en begeleiding Doorbreken van de eilandencultuur binnen zorg en begeleiding door herziening van de structuur Formuleren van de meetbaarheid van zorg en begeleiding De gevolgen van passend onderwijs concretiseren In dit zorgplan wordt beschreven welke vormen van zorg binnen de school aanwezig zijn. De projectgroep draagt zorg voor het opstellen van het plan voor de komende vier jaar. De verantwoordelijke conrector draagt zorg voor de continuering en implementatie van het plan. Iedere groep van leerbegeleiding maakt een jaarverslag. Transparantie is nodig met het oog op de zorgplicht van 2013 in het kader van Passend onderwijs. In het zorgplan wordt duidelijk gemaakt welke functies er op het terrein van de leerlingbegeleiding aanwezig zijn (1e lijn en 2e lijn), wie erbij betrokken zijn, hoe de lijnen van begeleiding lopen en welke relaties de school op dit terrein heeft met externe deskundigen (3e lijn). Er wordt beschreven hoe de begeleiding van onze leerlingen binnen de school georganiseerd is, zodat iedereen op de juiste manier gebruik kan maken van de begeleidingsmogelijkheden voor leerlingen. 2. Missie van College De Heemlanden College De Heemlanden stelt leren centraal en stimuleert leerlingen over hun grenzen te kijken, in zichzelf en de ander te geloven en zich te ontwikkelen. In samenwerking met ouders leren we onze leerlingen verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf, de ander en de wereld om hen heen. Vaardig en met goede resultaten vervolgen onze leerlingen hun loopbaan. Bijbehorende kernwaarden zijn groei, verbondenheid en ambitie. 3. Visie op zorg en begeleiding Het gaat bij de visie op zorg eigenlijk over de visie op leerprocessen, de ontwikkeling die leerlingen doormaken (pedagogisch, sociaal en emotioneel). De visie op leerlingen en de visie op onderwijs bepalen welke ondersteuning en begeleiding leerlingen krijgen. Hoe het docententeam tijdens de lessen werkt aan de ontwikkeling van een leerling, welke aanpak mogelijk is en wat de grenzen zijn aan hulp, komt voort uit de keuzes die we maken. Op College De Heemlanden streven we er naar om alle leerlingen zich te laten thuisvoelen binnen veilige en duidelijke kaders om zo te komen tot ontplooiing en verantwoordelijkheid. Dit dient onder andere tot uiting te komen in de organisatie en uitvoering van de zorg en aandacht die er voor leerlingen (met of zonder specifieke onderwijsbehoefte) is. Iedere leerling kan begeleiding krijgen voor didactische, sociaal-emotionele en gedragsmatige problematiek. De docent is de belangrijkste persoon in het signaleren van deze problematiek. Door de juiste stappen te nemen en de juiste mensen in te schakelen, komt de informatie op de plek waar het moet zijn en kan de leerlingbegeleiding gestart worden. De mentor is de spil in de begeleiding. Iedere klas of groep heeft een mentor, die aanspreekpunt is voor de leerlingen en de ouders. De mentor begeleidt de leerlingen met resultaten, welbevinden en plek in de klas. Tevens is hij het aanspreekpunt voor de collega’s die lesgeven aan zijn klas. Daarbij geeft de mentor studievaardigheden aan zijn klas en draagt zorg voor de loopbaanoriëntatie. De mentor zorgt ervoor dat vakdocenten, indien nodig, op de hoogte zijn van langdurige ziekte of andere omstandigheden, waardoor een leerling extra aandacht nodig heeft. De opbrengsten van deze taken worden gemeten en gevolgd binnen de functioneringscyclus.
Zorgplan 2013-2014
4
Op College De Heemlanden zetten we onze begeleidingsmogelijkheden zo goed mogelijk in, evalueren we voortdurend en stellen zo nodig bij. Het is belangrijk dat de manier waarop transparant is voor alle docenten en mentoren. De ontwikkeling van een effectieve leerlingbespreking helpt daarbij. Gezien de ontwikkelingen rond de invoering van het Passend Onderwijs moet de docent meer aandacht hebben op het geven van adviezen, steun bieden aan leerlingen tijdens hun lessen en doorverwijzen indien noodzakelijk. Hiervoor heeft de school een netwerk waarbij diverse instanties betrokken zijn. College De Heemlanden probeert achterstanden en problemen vroegtijdig te signaleren en aan te pakken zodat de leerling de juiste begeleiding krijgt. 4. Bovenschoolse zorg in het samenwerkingsverband en passend onderwijs Doel van het samenwerkingsverband tussen de scholen is: Het bevorderen dat aan alle leerlingen in de regio, die speciale zorg behoeven, een adequaat onderwijs aanbod kan worden aangeboden. Het vergroten van de zorgbreedte op de scholen van het samenwerkingsverband en zorg dragen dat het bestaande orthopedagogische en ortho-didactische deskundigheid binnen het samenwerkingsverband behouden blijft en uitgebouwd wordt. Binnen het samenwerkingsverband wordt momenteel vorm gegeven aan Passend Onderwijs. Voorheen moesten ouders van een kind dat extra ondersteuning nodig heeft, zelf op zoek gaan naar een passende plek in het onderwijs. Met de invoering van de nieuwe plannen voor passend onderwijs wordt het een taak van de scholen om het kind een zo goed mogelijke plaats aan te bieden. Dat kan zijn in het reguliere onderwijs, maar ook nog steeds in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Want de ruimte, om zo’n 70.000 kinderen in het (voortgezet) speciaal onderwijs te plaatsen, blijft bestaan. Scholen hebben met de invoering van passend onderwijs een zorgplicht, maar dat betekent niet dat een school alle leerlingen moet aannemen. Als een school geen passende ondersteuning kan bieden, kan aan ouders een passende plek op een andere school worden voorgesteld. Dat kan een reguliere school zijn, maar ook een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Het is wel zo dat een school altijd verplicht is om te bekijken of de reguliere school waar de leerling is aangemeld de benodigde ondersteuning zelf kan bieden. Pas als dit niet het geval is, kan een passend aanbod worden gedaan voor een plaats op een andere school die dat wel kan. Binnen het samenwerkingsverband wordt een ondersteuningsplan opgesteld waarin alle samenhangende voorzieningen voor ondersteuning zijn beschreven. Binnen ons samenwerkingsverband zijn we daarmee op dit moment in de afrondende fase. Er zijn beschrijvingen van wat valt onder basiszorg en breedtezorg, er zijn contacten tussen de verschillende gemeentes over bekostiging. Wat betekent Passend Onderwijs nu voor ons als school? De verwachting is dat we door invoering van Passend Onderwijs geen wijziging krijgen in het aantal zorg- en aandachtsleerlingen bij ons op school. Wat wel verandert, is de benadering en bekostiging van de leerlingen. Leerlingen zullen veel meer dan nu in de klas begeleid worden. Dat betekent niet dat de docent voor iedere individuele zorgleerling op maat begeleiding gaat bieden. In de les wordt uitgegaan van meerdere niveaus: toppers, middenmoot en leerlingen die extra aandacht behoeven. Nog concreter betekent het dat een docent een lesplan heeft met vaste onderdelen die b.v. duidelijk maken wat het doel van de les is, aangeven wat er in de les staat te gebeuren, enzovoort. Binnen dat lesplan is ruimte voor differentiatie op maximaal drie niveaus. Op deze manier biedt de docent veel extra zorg en aandacht voor de leerlingen die dat nodig hebben. Uiteraard kan niet van een vakdocent verwacht worden dat hij expert is in de begeleiding van bijvoorbeeld dyslexie of faalangst. Daarvoor blijft er een team van leerlingbegeleiders beschikbaar dat extra begeleiding verzorgt buiten de les om. De zorg verplaatst zich voor een deel in de les. Dit is een proces van jaren, waarbij de inzet van een orthopedagoog onontbeerlijk is om docenten op weg te helpen in de nieuwe benaderingswijze. Deze ontwikkeling wordt gekoppeld een andere speerpunt: activerende didactiek. Verder zal er ook in het samenwerkingsverband op de kosten van de zorg worden bezuinigd. De ambulante begeleiders zullen misschien verdwijnen op de scholen of op “freelance basis” ingezet worden. Binnen ons samenwerkingsverband lijkt het erop dat de bezuiniging niet al te grote gevolgen zal hebben. Zowel binnen het samenwerkingsverband als onze eigen school is er behoefte aan de inzet van een orthopedagoog. De orthopedagoog zal ondersteuning gaan bieden aan het implementeren van de basisles en het gedifferentieerd werken in de lessen. Dat kan op een aantal verschillende manieren. Teams of secties gaan onder begeleiding werken aan differentiatie, de docentbegeleiders worden getraind, er zijn lesbezoeken,
Zorgplan 2013-2014
5
mogelijk met inzet van video, er komt collegiale visitatie. Een veelheid van mogelijkheden waarbij de orthopedagoog zal ondersteunen. Binnen de urenbegroting voor de zorg is daarvoor ruimte gemaakt. Binnen het samenwerkingsverband komen eveneens middelen vrij die ingezet gaan worden voor het op school aanstellen van een orthopedagoog. Daar is tevens afgesproken dat de inzet van een orthopedagoog valt onder basiszorg . Dat betekent dat alle scholen over een dergelijke functionaris in de toekomst zal beschikken. 5.1 Leerlingbegeleidingsstructuur Schema leerlingbegeleiding College De Heemlanden
Directeur Bestuurder a.
Conrector
Zorgcoӧrdinator
Teamleider
1e lijn
Leerlingbegeleiders
mentoren
Adhd/autisme Leerlingbegeleiders
2e lijn intern Remediale Hulp, dyslexie, steunlessen, training “omgaan met faalangst en examenvrees”, ondersteuning voor huiswerk en krachttraining
Sociaal-emotioneel (counselors)
3e lijn extern Schoolarts, Bureau Jeugdzorg, Leerplicht, Maatschappelijk werk, Politie, Van Houten& CO, CJG, PCL-CAV en Ambulante begeleiders
Zorgplan 2013-2014
6
5.1.1.
Piramidemodel
De inrichting van ons schoolmodel is een afgeleide van het piramidemodel van het Nederlands Jeugd Instituut.
De percentages die worden genoemd zijn momenteel nog anders. Van de ongeveer 5600 uur die worden ingezet voor zorg gaan er 4000 naar de basiszorg (71%), 1500 naar de breedtezorg (27%) en 100 uur naar de dieptezorg (2%). De verwachting is dat bij de invoering van Passend Onderwijs er een verschuiving zal plaatsvinden van breedtezorg naar basiszorg, zodat we meer in de buurt komen van de in het model aangegeven percentages. 5.2
Rollen en verantwoordelijkheden binnen de leerlingbegeleiding
De begeleiding is erop gericht Iedere leerling te ondersteunen bij didactische, sociaal-emotionele en gedragsmatige problematiek. 5.2.1 Docent De docent is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de vakinhoudelijke en didactische begeleiding van de leerling. Daarbij speelt hij een belangrijk rol bij het signaleren van leer-, sociaal-emotionele en gedragsmatige problemen. Door de juiste stappen te zetten en de juiste mensen in te schakelen, komt de informatie op de plek waar deze moet zijn en kan de leerlingbegeleiding gestart worden. 5.2.2 Mentor Iedere klas ( in de bovenbouw: groep leerlingen) heeft een mentor. De mentor is de spil van de begeleiding. Zowel op het gebied van “leren leren”, “leren kiezen” en “leren leven” begeleidt de mentor haar/zijn leerlingen en is aanspreekpunt voor leerlingen en ouders, maar ook voor collega’s die lesgeven aan de mentorleerlingen. In de onderbouw geven de mentoren studielessen waarin sociale vaardigheden en studievaardigheden aan bod komen. Vanaf leerjaar 3 komen keuzebegeleiding en loopbaanoriëntatie erbij. De mentor brengt – indien wenselijk voor een goede begeleiding - de vakdocenten op de hoogte van langdurige ziekte of andere omstandigheden, waardoor een leerling speciale aandacht nodig heeft van de mentor en het team. 5.2.3 Teamleider Een team bestaat uit 10-15 docenten die bij voorkeur lesgeven aan minimaal de helft van het aantal klassen (onderbouw) of leerlingen (bovenbouw) van het team. Het team komt regelmatig bij elkaar onder leiding van de teamleider en is verantwoordelijk voor de (sociaal-emotionele en didactische) begeleiding van de leerlingen. Het team maakt afspraken over een consequente aanpak en eenduidige regels en communiceert hierover met alle docenten die lesgeven aan de betreffende leerlingen. De teamleider ziet toe op de juiste uitvoering van de gemaakte afspraken. Vanuit het team kan een hulpvraag gesteld worden aan IZO of de
Zorgplan 2013-2014
7
leerlingbegeleidersgroep. Daar wordt besproken welke stappen er gezet moeten/kunnen worden en wie dat zou moeten doen. Vervolgens zorgt de betreffende teamleider voor het verdere traject samen met de mentor. De teamleiders zijn er samen met leden van de zorgcommissie voor verantwoordelijk dat de afspraken nagekomen worden en dat er goed gecommuniceerd wordt over de te nemen stappen. Drie teamleiders nemen deel aan de zorgcommissie (zie verder). 5.2.4 Conrector onderwijs De conrector onderwijs geeft leiding aan de teamleiders en docenten van zijn afdeling. Hij coördineert de invulling en uitvoering van het onderwijskundig en pedagogisch-didactisch beleid binnen de afdeling onder verantwoordelijkheid van de directeur bestuurder. Indien zich problemen rond leerlingen voordoen die niet meer in de 1e lijn (door mentor, docent of teamleider) opgelost kunnen worden, legt de teamleider dit signaal bij de zorgcommissie neer. De conrector onderbouw heeft leerlingbegeleiding in zijn portefeuille. Hij is verantwoordelijk voor de beleidsmatige aansturing en evaluatie. Hij onderhoudt rechtstreeks contact met de zorgcoördinator en de andere interne groepen die zich bezig houden met de leerlingbegeleiding. 5.2.5 De zorgcoördinator De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor de procedures rondom aanmelding, plaatsing en verdere begeleiding van leerlingen met een leerling gebonden financiering (LGF, het zogenaamde ‘rugzakje’) en van leerlingen waarvan vastgesteld is dat zij extra zorg/aandacht nodig hebben (aandachtsleerlingen). De zorgcoördinator adviseert bij de aanvraag van leerling gebonden financiering. LGF (leerling gebonden financiering) is een geldelijke ondersteuning voor leerlingen die door de commissie van indicatiestelling positief geïndiceerd zijn. Dit budget wordt binnen de school aan extra begeleiding besteed. De ambulante begeleiders (vanuit het speciaal onderwijs, cluster 1/2/3/4) ondersteunen mentoren, docenten en leerlingbegeleiders bij de begeleiding van leerlingen met een LGF. De LGF wordt aangevraagd door ouders. Dit kan alleen als er sprake is van een visuele (cluster 1) of auditieve (cluster 2) handicap, een stoornis in het autistisch spectrum (cluster 3) en voor leerlingen met ADHD of gedragsproblematiek (cluster 4). 5.2.6 De leerlingbegeleider De mentor kan ondersteuning vragen aan de leerlingbegeleider. De leerlingbegeleider is een collega die gespecialiseerd is in de onderstaande gebieden: -sociaal-emotionele problematiek -faalangst -het structureren en plannen van schoolwerk -de vaardigheden rekenen, lezen en spelling (remediale hulp) -dyslexie Leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben dan de mentor kan bieden kunnen worden doorverwezen naar deze leerlingbegeleiders of naar ondersteuning buiten de school. Er zal aan ouders een kleine financiële bijdrage worden gevraagd als er een intensieve training wordt geadviseerd buiten school (faalangsttraining of krachttraining). 5.2.7 Directeur- bestuurder De directeur-bestuurder is eindverantwoordelijk voor kwaliteit en resultaten van de leerlingbegeleiding. Zij stuurt de conrectoren aan en legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht. In het overleg met de conrector die verantwoordelijk is voor leerlingbegeleiding kunnen alle aspecten van de leerlingbegeleiding de revue passeren. De directeur-bestuurder is lid van het bestuur van het Samenwerkingsverband LZVO Utrecht-Zuid. De besluiten van het Samenwerkingsverband worden door haar vertaald in schoolbeleid.
Zorgplan 2013-2014
8
5.3
Overzicht leerlingbegeleiding
5.3.1 IZO De zorgcommissie draagt zorg voor de verwijzing naar de tweedelijns functionarissen en heeft wekelijks overleg; zij vervult een centrale plaats binnen de leerlingbegeleidingsstructuur. De mentor moet een leerling met een hulpvraag inbrengen aan de hand van een aanmeldingsformulier. De zorgcommissie brengt handelingsadviezen uit over de begeleiding van deze leerlingen en ondersteunt verder in het schrijven van handelingsplannen. De commissie bestaat uit de zorgcoördinator, een leerlingbegeleider vanuit de lbg en drie teamleiders uit de verschillende afdelingen. De commissie borgt deskundigheid en specifieke expertise. 5.3.2 Counselingsgroep De counselingsgroep is een team van leerlingbegeleiders die zich geschoold hebben in diverse sociaalemotionele problemen (eetstoornissen, rouwverwerking, lhbt, mediation, depressiviteit etc.). Ze worden ondersteund door de school maatschappelijk werker. Het doel van de Counselingsgroep is advies geven en steun bieden aan leerlingen met sociaal-emotionele problemen, daar waar de problematiek voor de mentor te zwaar is. De leerling heeft een aantal gesprekken met een leerlingbegeleider. Als de problematiek van de leerling de expertise van de school overstijgt, wordt er doorverwezen naar professionele (externe) hulpverlening. Tevens geeft counselingsgroep advies aan mentoren en docenten. Ze hebben ook contacten met externe hulpverleners en ze kunnen advies vragen aan het ZAT of het CJG. Bij doorverwijzing naar externe instanties kan gedacht worden aan: Schoolarts Bureau Jeugdzorg Algemeen Maatschappelijk Werk Leerplichtambtenaar Pedagogisch adviesbureau (Bureau voor opvoedingsvraagstukken) Psychotherapeut Algemeen Meldpunt Kindermishandeling CJG-Houten (Centrum voor Jeugd en Gezin, Houten) Aanmelding voor de Counselingsgroep kan door iedereen die zich zorgen maakt over een leerling, worden gedaan. Vaak gaat aanmelding via de mentor, de teamleider of de ouders van betreffende leerling. De ouders van de leerling worden geïnformeerd over de aanmelding bij de counselingsgroep. Aanmelding kan via het daarvoor bestemde aanmeldingsformulier (bakjes in de docentenwerkruimte of op de website) dat ingeleverd moet worden bij de voorzitter van de counselingsgroep. 5.3.3 ZAT (Zorg Advies Team) Het ZAT is een multidisciplinair team met verschillende functionarissen, dat zes keer per jaar bij elkaar komt. Het team bestaat uit: conrector verantwoordelijk voor zorg, zorgcoördinator, schoolarts, leerplicht, school maatschappelijk werk, politie, van Houten & CO en jeugdzorg. Het ZAT adviseert in de hulpvragen van leerlingen met emotionele, gedrags-, ontwikkelings- en/of schoolleerproblemen die door het IZO en de counselingsgroep worden ingebracht. 5.3.4 Decanaat De decanen sturen vanuit de 2e lijn de keuzebegeleiding voor het profiel/vakkenpakket of het vervolgonderwijs aan. Het keuzeproces komt tot stand in overleg met leerlingen, mentoren, ouders/verzorgers en docenten. De mentoren vervullen de eerstelijns begeleiding. Zij geven o.a. de begeleidingslessen, waarbij de decanen ondersteunen en coördineren. Decanen zijn verantwoordelijk voor de algemene voorlichting aan docenten, mentoren, ouders en leerlingen. Er is een loopbaanoriëntatie gedeelte in het OLC, de LOB-Corner, waar de leerlingen (en ouders) terecht kunnen voor informatie over doorstroming, aansluiting van studierichtingen en beroepsmogelijkheden. Actuele literatuur over toelatingseisen, open dagen, aanmeldingen, plaatsen en lotingen zijn daar ook te vinden. Verder zijn er activiteiten mogelijk en worden er activiteiten georganiseerd die het keuzeproces ondersteunen, bijvoorbeeld voorlichtingslessen voor de tweede klassen, oriëntaties in MBO, HBO en WO, in bedrijf of instelling, opleidingenmarkt, beroepenavond en proefstuderen.
Zorgplan 2013-2014
9
Op het vakkenweb heeft het decanaat een eigen click-icoon, waarop actuele informatie te vinden is en vanwaar formulieren zijn te downloaden. Voor elke leerling geldt dat hij/zij van de diensten van de decanen en van de LOB-Corner gebruik kan maken. 5.3.5 Vertrouwenscontactpersonen Elke school heeft een klachtenregeling. Deze garandeert een zorgvuldige behandeling van klachten. Zowel leerlingen en hun ouders als personeelsleden kunnen een klacht indienen over bijvoorbeeld gedragingen van het personeel en medeleerlingen. Als het een specifieke klacht is over seksueel misbruik, seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, richt de klager zich tot een van de vertrouwenscontactpersonen, die indien nodig doorverwijst naar een externe vertrouwenspersoon. 5.3.6 Remediale hulp In het eerste leerjaar worden alle leerlingen getest (cito) op het gebied van spelling, begrijpend lezen, woordenschat en rekenen om eventuele “leerachterstanden” te kunnen constateren. Als blijkt dat er inderdaad leerachterstanden zijn, worden de betreffende leerlingen opgeroepen voor remediale hulp. Voor deze hulp is een apart lesuur ingeroosterd; na een periode van begeleiding wordt onderzocht of de vaardigheid voldoende beheerst wordt, zodat de remediale hulp beëindigd kan worden. 5.3.7 Dyslexie Leerlingen die beschikken over een officiële dyslexieverklaring krijgen gedurende het eerste en tweede leerjaar per rapportperiode vier begeleidingslessen. Vanaf de 3e klas hebben de leerlingen de mogelijkheid te kiezen voor een vorm van begeleiding. Deze begeleiding is op vrijwillige basis. Elke woensdagochtend hebben leerlingen de mogelijkheid op afspraak van deze begeleiding gebruik te maken. Alle dyslectische leerlingen krijgen een dyslexiekaart waarop de afspraken met hun docenten voor het betreffende schooljaar genoteerd kunnen worden. 5.3.7.1 Procedure bij een vermoeden van dyslexie Indien er een vermoeden van dyslexie bij een leerling bestaat, moeten de volgende stappen gezet worden: 1. De docent meldt zijn vermoeden bij de mentor; 2. De mentor zoekt informatie betreffende: a. adviezen basisschool b. uitslag CITO-/NISO-toets c. opmerkingen gemaakt over spelling en/of lezen door de basisschool; 3. Als het om een leerling uit leerjaar 2 of hoger gaat, gaat de mentor na of er tijdens rapportvergaderingen in vorige leerjaren opmerkingen gemaakt zijn over spellen, lezen en schrijven; 4. Als het een allochtone leerling betreft, is het belangrijk te weten hoe lang deze leerling in Nederland woont; 5. De mentor geeft de vakdocenten een brief met de vraag om informatie wat betreft spelling, handschrift, concentratie, leestempo, leerresultaten en inzet in combinatie met resultaat; 6. De mentor verzamelt deze informatie en bespreekt dit tijdens de eerstvolgende rapportvergadering; 7. De mentor maakt een verslag van alle verzamelde informatie en geeft dit aan de werkgroep remediale hulp; 8. De werkgroep remediale hulp bespreekt de leerling, doet indien nodig nog nader onderzoek en komt met een advies. 5.3.7.2 Afspraken en communicatie met ouders Leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar worden tweewekelijks begeleid. Leerlingen uit de bovenbouw kunnen op vrijwillige basis kiezen voor begeleiding. Het dyslectisch zijn van de leerling wordt bekend gemaakt bij de lesgevende docenten. Bij toetsen krijgt de leerling 20 % extra toetstijd. Bij toetsen wordt spelling alleen beoordeeld als het ook om de beoordeling van spelling gaat, bijvoorbeeld bij de talen. 6. Ieder jaar worden de ouders geïnformeerd over de regelingen die er zijn voor hun kind. 7. Elke dyslectische leerling heeft een ‘dyslexiekaart’. Op deze kaart worden de afspraken, die de leerling heeft gemaakt met de vakdocenten genoteerd. Deze kaart moet altijd getoond kunnen worden als er onduidelijkheid bestaat over de afspraken. 1. 2. 3. 4. 5.
Zorgplan 2013-2014
10
8. 9.
Ouders kunnen in overleg met de teamleider en de dyslexiebegeleiding afzien van de begeleiding van hun zoon/dochter. Ouders kunnen op de www.heemlanden.nl het dyslexieprotocol van onze school lezen.
5.3.8 Steunlessen voor onderbouwleerlingen College De Heemlanden biedt in samenwerking met Leren in de Bibliotheek steunlessen aan voor onderbouwleerlingen die gemotiveerd zijn en hun best doen voor een vak, maar daarbij niet de gewenste resultaten behalen. Een groep enthousiaste bovenbouwleerlingen biedt dan individuele hulp in een informele sfeer. De steunlessen worden één op één gegeven gedurende een cyclus van 3 weken en vinden plaats op dinsdagmiddag van 15.30 uur tot 16.30 uur. Voor de 3 steunlessen wordt een vergoeding van €15,- gevraagd van de ouders. De steunlessen kunnen op verzoek herhaald of verlengd worden, mits er genoeg plaats is. In een toetsweek van de bovenbouw (de laatste week van een periode) worden geen steunlessen gegeven. Aanmelding voor de steunlessen kan door het team, de mentor of de (ouders van de) leerling plaatsvinden, via het aanmeldingsformulier. Voor ieder vak kunnen steunlessen aangevraagd worden, maar ook voor algemene hulp bij het helpen van plannen, het maken van samenvattingen, het leren leren. 5.3.9 Training “Omgaan met faalangst en examenvrees” Het doel van deze training is te leren omgaan met spanning die in bepaalde situaties het normale functioneren belemmert. Er wordt in kleine groepen getraind en gewerkt aan een positief zelfbeeld, het eigen maken van een andere manier van denken en het vergroten van mondelinge uitdrukkingsvaardigheid. De training “omgaan met faalangst” is voornamelijk bedoeld voor leerlingen in klas 1. Er is toestemming van de ouders nodig om de training te kunnen volgen, ook zal er een financiële bijdrage worden gevraagd aan ouders. De mentor heeft hierover contact met de ouders. De mentor zal een intake gesprek houden met de leerling en na advies met de faalangsttraining de leerling de digitale test laten maken. De faalangsttrainer zal de test lezen en indien nodig een gesprek hebben met de leerling en eventueel uitnodigen voor de training. De training “omgaan met examenvrees” is voor alle bovenbouwleerlingen die te maken hebben met toetsweken en/of examens. Signalen kunnen uit diverse bronnen komen: de basisschool de ouders de School Vragen Lijst de docent/mentor de leerling zelf Een voorwaarde om deel te nemen aan de training is, dat de leerling een en ander zelf als probleem ervaart en hierin verandering wil aanbrengen. De ouders worden over de training geïnformeerd. De leerling kan worden aangemeld door: de zorgcommissie de mentor n.a.v bijvoorbeeld teamvergadering teamleider n.a.v. bijvoorbeeld rapportvergadering de leerling zelf de ouders Toelating vindt plaats na een gesprek met de trainer en na afname van een test. De bijeenkomsten worden op verschillende dagen en/of tijden aan de leerlingen wordt aangeboden. 5.3.10 Krachttraining In schooljaar 2013-2014 wordt de krachttraining verzorgd door onze schoolmaatschappelijk werker en een docent die daartoe is toegerust. Met van Houten & Co zijn er contacten om deze organisatie een actieve rol te laten spelen binnen de training. De training zoals die tot op dit moment wordt aangeboden is een training voor leerlingen uit onderbouw en bovenbouw. De training is bedoeld voor leerlingen die opvallen in hun gedrag ten opzichte van leeftijdsgenoten en volwassenen. Zij missen bepaalde vaardigheden of durven deze niet te gebruiken. Hierdoor dreigen zij steeds in moeilijkheden te raken in het contact met anderen. We onderscheiden twee typen minder vaardige leerlingen:
Zorgplan 2013-2014
11
Geremde jongeren Zij zijn vaak teruggetrokken, angstig, alleen, verlegen, worden snel gepest en kunnen moeilijk contact maken. Ongeremde jongeren Zij hebben snel ruzie, zijn brutaal, pesten anderen, overschreeuwen zichzelf, doen bazig en vragen veel aandacht. Andere kenmerken kunnen zijn dat leerlingen sociaal onhandig zijn, een slechte timing hebben, niet goed zijn in het inschatten van wat er leeft, niet goed om kunnen gaan met kritiek en een irreëel beeld hebben van eigen functioneren en/ of dat van anderen. De krachttraining heeft als doel versterken van zelfvertrouwen bijstellen van verwachtingen van eigen kunnen vergroten van sociaal inzicht, leren zich te verplaatsen in een ander vergroten van probleemoplossend vermogen uitbreiden van het aanwezige gedragsrepertoire In het kernteam wordt besproken welke leerlingen in aanmerking komen voor de krachttraining. Voorwaarde voor deelname aan de training is dat de leerling gemotiveerd is en een of meerdere leerdoelen heeft. De leerlingen kunnen aangemeld worden middels het aanmeldingsformulier dat in de bakjes in de docentenwerkruimte ligt. Voordat het aanmeldingsformulier ingevuld en ingeleverd wordt, bespreekt de docent (die aanmeldt) deze aanmelding en de reden daarvan met de leerling. De docent neemt ook contact op met de ouder(s)/ verzorger(s). Daarná wordt het aanmeldingsformulier ingeleverd bij een van onderstaande docenten. Na aanmelding volgt een voorselectie en vinden er gesprekken plaats met de leerlingen en hun ouders. Op grond van de uitkomst van de gesprekken, wordt een groep geselecteerd en start de training. Aanmelding is geen garantie voor deelname! 5.3.11 Begeleiding leerlingen met ASS en AD(H)D De meeste leerlingen met ASS (een stoornis in het autistisch spectrum) en leerlingen met ADHD worden extra begeleid. Zij hebben naast hun klassenmentor ook een persoonlijke mentor (leerlingbegeleider), die de leerlingen helpt met de organisatie van hun werk (planning, huiswerk, etc.). De leerlingen houden deze vaste begeleider tot aan hun examen. De leerlingbegeleider en de mentor hebben korte lijnen.
Zorgplan 2013-2014
12
5.3.13 Externe contacten en begeleiding (derde lijns) Het inschakelen van de ambulante begeleider in de vorm van een PAB (Preventieve Ambulante Begeleiding) gaat altijd via de zorgcoordinator. 5.3.13.1 Ambulant begeleiders Ambulant begeleiders zijn externe begeleiders uit het speciaal voortgezet onderwijs -de regionale expertise centra REC)- die de begeleiders (docenten of een heel team) van leerlingen met een visuele, auditieve, communicatieve (aan autisme verwante contact stoornissen en adhd), lichamelijke of een meervoudige beperking, ondersteunen; zij worden bekostigd vanuit de leerling gebonden financiering. De ambulant begeleider is ook betrokken bij het opstellen van het handelingsplan en maakt het begeleidingsplan. Ouders worden hierin geraadpleegd. 5.3.13.2 PCL-CAV Leerlingen met een achterstand op de gebieden rekenen, begrijpend lezen en spelling in combinatie met sociaal-emotionele problematiek kunnen met ondersteuning in een leerweg een diploma halen in het VMBO. College De Heemlanden kan geen lwoo-leerlingen meer aannemen, omdat wij geen vmbo aanbieden. De PCL-CAV (permanente commissie leerlingzorg-commissie advies en verwijzing) bepaalt ook welke leerlingen geplaats worden op de Reboundvoorziening en bespreekt de leerlingen die van het speciaal basisonderwijs een overstap maken naar het regulier onderwijs. De zorgcoördinator neemt deze aanvragen van onze school mee naar de PCL-CAV. 5.3.13.3 Leerplichtambtenaar De leerplichtambtenaar ziet erop toe dat leerlingen die leerplichtig zijn ook werkelijk naar school gaan. De gemeente Houten heeft drie leerplichtambtenaren, zij worden ingeschakeld als (het vermoeden bestaat dat) leerlingen ongeoorloofd afwezig zijn. Dit ongeoorloofd verzuim betreft maar in een heel enkel geval problemen met ongeoorloofde vakanties. In de meeste gevallen betreft het ongeoorloofd verzuim door problemen met betrekking tot motivatie en gedrag. Vaak ligt hieraan nog verdere problematiek ten grondslag. Dit is één van de redenen dat de leerplichtambtenaar ook deelneemt aan het ZAT. In het algemeen wordt in goed overleg met de leerplichtambtenaar afgesproken wat de beste handelwijze is. Dit betekent echter niet dat hiermee de problemen altijd opgelost kunnen worden. Melden van verzuim gebeurt sinds 1 september 2009 via de ‘verzuimloket’, een digitale ingang bij Cfi. Ook heeft de leerplichtambtenaar een spreekuur op school. 5.3.13.4 Jeugdarts Het jeugdgezondheidszorgteam bestaat uit de jeugdarts, de jeugdverpleegkundige en de doktersassistente. Bij leerlingen die vaak of langdurig school verzuimen met ziekte als reden, kunnen de oorzaken gecompliceerd liggen. De jeugdarts beschikt over een eigen instrumentarium en deskundigheid, zoals: - Inzicht in de ontwikkelingsgegevens en ziektegeschiedenis van de leerling van jongs af aan. - Specifieke kennis van de fysieke en emotionele ontwikkeling van kinderen - Inzicht in de sociale kaart - Contacten met deskundigen, b.v. huisarts, kinderarts, kinderpsychiater - Kan een vraagbaak zijn en oplossingen aandragen voor problemen die te maken hebben met ziekte en gezondheid. De jeugdarts mag met toestemming van ouders ingeschakeld worden. Tijdens een gesprek kan de jeugdarts na een probleeminventarisatie de leerling/ouders advies geven, hen begeleiden en verwijzen en zo nodig bemiddelen. 5.3.13.5 Schoolmaatschappelijk werker Onze schoolmaatschappelijk werker ondersteunt de counselingsgroep en is lid van het ZAT. Zij signaleert, geeft informatie, advies en consultatie. Ze biedt ook hulp via een vraaggerichte benadering in de vorm van kortdurende hulpverleningstrajecten met leerlingen die vastlopen. Indien noodzakelijk verwijst de schoolmaatschappelijk werker naar gespecialiseerde hulpverlening. Via preventieve en hulpverlenende activiteiten stimuleert de schoolmaatschappelijk werker de sociaal-emotionele ontwikkeling en het zelfstandig functioneren van leerlingen. Het schoolmaatschappelijk werk ondersteunt het onderwijs bij de begeleiding van leerlingen door een brugfunctie te vervullen tussen leerling, ouders, school en (jeugd)zorginstellingen. Wanneer hulp van andere
Zorgplan 2013-2014
13
(jeugd)zorginstellingen nodig is, beschikt de schoolmaatschappelijk werker over kennis van de sociale kaart, hulpverlenings(on)mogelijkheden en aanmeldingsprocedures. 5.3.13.6 Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg richt zich op ernstige opvoed- en opgroeiproblematiek en draagt zorg dat de veiligheid van in hun ontwikkeling bedreigde kinderen geborgd wordt. Bureau Jeugdzorg is de toegangspoort voor de geïndiceerde jeugdzorg en fungeert als het advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK), de Jeugdbescherming (voogdij en gezinsvoogdij) en de Jeugdreclassering. Bij het Bureau Jeugdzorg bepaalt men of een cliënt zorg nodig heeft in verband met opgroei-, opvoedings- of psychiatrische problemen en verwijst men door naar deze zorg. 5.3.13.7 Onderwijskundige De school heeft een onderwijskundige ingeschakeld om ons goed voor te bereiden op Passend Onderwijs. De onderwijskundige ondersteunt docenten en mentoren bij het differentiëren in de klas. Ze is betrokken bij de opzet van de leerpleinen en effectieve leerlingbesprekingen. 6.
Leerlingvolgsysteem
Iedere leerling die bij ons binnenkomt heeft een eigen dossier met daarin: -onderwijskundig rapport van de basisschool en evt. volgsysteem, onderzoeksresultaten uit diezelfde periode. -basisuittreksel persoonsgegevens. -scoreformulier cito/Nio -Kopie van evt. dyslexieverklaring en andere diagnosticerende gegevens (met betrekking tot gedrag, sociaal- emotioneel en/of lichamelijk) -Kopie van LGF-indicatie. -Rapporten en evt. Handelingsplannen Mentoren houden in Magister de didactische en sociaal-emotionele voortgang bij van hun mentorleerlingen. Alle gegevens over het gehele schooljaar worden hierin verwerkt, daarbij valt te denken aan remediale hulp, mentorgesprekken, oudergesprekken, rapportverslagen, handelingsplannen e.a. Bij de overdracht van deze gegevens naar de volgende mentor worden de leerling-gegevens via Magister direct zichtbaar. De school streeft daarbij ook nog een warme overdracht na zodat mentoren wel geïnformeerd zijn over de leerlingen in zijn of haar klas. 7
Speerpunten van zorgbeleid 1. Handelingsgericht werken moet een uitgangspunt zijn in het opstellen van handelingsplannen. De mentor stelt de handelingsplannen op samen met leerling en ouders. Leraren, leerling, ouders en begeleiders werken constructief samen. Constructieve samenwerking tussen leraren, leerling, ouders, interne (mentor, leerlingbegeleider, zorgcoördinator, e.a.) en externe begeleiders is belangrijk. Samen analyseren zij de situatie, formuleren ze doelen en onderwijsbehoeften en zoeken en concretiseren ze oplossingen. De samenwerking begint al bij de start, vanaf het begin participeert iedereen in het proces. Het is belangrijk om ieders vragen, zorgen en verwachtingen serieus te nemen. De leraar wordt gezien als onderwijsprofessional, de leerling als hoofdbetrokkene en de ouders als ervaringsdeskundigen. De zorgcoördinator ondersteunt. De docent doet er toe, hij/zij kan het onderwijs passend maken (HGW). Deskundigheidsbevordering van docenten en mentoren gericht op het versterken van specialismen in de eerstelijns zorg. Waarbij vooral aandacht is voor signalering en begeleiding van leerlingen die speciale onderwijsbehoeften nodig hebben. Handelingsgericht werken is een relatief nieuwe manier van werken binnen het onderwijs. Het biedt richtlijnen om tot een goede samenwerking te komen tussen ouders en school, met als doel de kwaliteit van het onderwijs en de begeleiding voor alle kinderen te verbeteren. HGW hanteert zeven uitgangspunten die te samen voor een duidelijk kader zorgen. Deze zeven uitgangspunten zijn ontleend aan handelingsgerichte diagnostiek (HGD) voor orthopedagogen/ schoolpsychologen en aan HGW voor interne begeleiders. Hieronder staan de zeven uitgangspunten van HGW.
Zorgplan 2013-2014
14
2.
3. 4. 5. 6. 7. 8.
1. Onderwijsbehoeften staan centraal: wat heeft deze leerling nodig om een bepaald doel te kunnen behalen? 2. Het gaat om het kind in wisselwerking met zijn omgeving; dit kind in deze groep van deze leerkracht op deze school en van deze ouders. 3. De leerkracht doet er toe, zij kan het onderwijs passend maken, maar wat heeft ze daarvoor nodig? 4. Positieve aspecten van kind, leerkracht, groep, school en ouder zijn van groot belang. 5. Samenwerking tussen school, ouders en kind is cruciaal. 6. Doelgericht werken; waar werken we samen naartoe? 7. De werkwijze is systematisch, in stappen en transparant. Deskundigheidsbevordering van docenten en mentoren gericht op het versterken van specialismen in de eerstelijns zorg en het ontwikkelen van professionaliseringsbeleid voor docenten. Waarbij vooral aandacht is voor signalering en begeleiding van leerlingen die speciale onderwijsbehoeften nodig hebben. Het voeren van goed klassenmanagement met een gedifferentieerde basisles is daarvoor nodig. De docent doet ertoe. Hij/zij kan het onderwijs passend maken. Dat er snel hulp geboden wordt. Docenten zijn er aan gewend om zelf te observeren en te onderzoeken of de leerlingen de lesstof aan kunnen. De hulp aan leerlingen is meer geïntegreerd in het onderwijs. Signalering en actie ondernemen is een taak van alle docenten. Er wordt kwalitatief goed onderwijs gegeven. Er is meer aandacht voor de mate waarin het onderwijs aansluit bij de leerlingen. Ze worden meer bij de les gehouden door gedifferentieerd aanbod tijdens de lessen. Elke docent is deskundig en flexibel inzetbaar. Er is meer aandacht voor de mate waarin het onderwijs aansluit bij de leerlingen. Verbeteren van de geïntegreerde leerlingenzorg, onder meer middels een goed leerlingvolgsysteem en leerling-besprekingen, waarbij de mentor als spil wordt gezien. Verbeteren van de interne communicatie met betrekking tot de leerlingenzorg. Dat in kaart is gebracht welke leerling welke begeleiding krijgt en dat dit ook onderling is afgestemd. Invoeren van een structureel overleg tussen de verschillende zorgspecialismen en de zorgcoördinator. In het kader van passend onderwijs is het van belang dat er een duidelijke afbakening is welke taken behoren tot basis, diepte en breedte zorg. Invoeren van een systeem van kwaliteitsmeting met betrekking tot de leerlingenzorg. Vernieuwen van taken en ontwikkelen van taakomschrijvingen voor de tweedelijns leerlingbegeleider.
Zorgplan 2013-2014
15
Tijdpad speerpunten Speerpunt Handelingsgericht werken
Deskundigheidsbevordering
Geintegreerde leerlingenzorg
Interne communicatie leerlingenzorg Structureel zorgoverleg Passend onderwijs Kwaliteitsmeting Taakomschrijving 2e lijn
Tijdpad Format opstellen sep/okt Werken volgens format vanaf nov Zoeken orthopedagoog sep/okt Maken plan nov/dec Start scholing jan Format leerlingbespreking sep/okt Integreren in Magister nov/dec Format maken sep Mee werken vanaf okt Inplannen jun Zie deskundigheidsbevordering Verder vormgeven in SWV Opzetten feb/mrt Mee werken volgend schooljaar Format maken okt Begeleiders vullen in nov Bijgestelde omschrijvingen dec
Opbrengst einde schooljaar Alle partijen voelen zich samen verantwoordelijk
Wie Vrh/ortho doc
Alle lesgevenden zijn inmiddels aan de slag, ortho heeft plaats in de school Leerlingbespeking is geinstitutionaliseerd
Vrh/Sls ortho ortho Zorg cie
Verbeterde communicatie
Goo Vrh
Structureel overleg
Vrh Vrh/Sls
Vrh/Sls Vrh/Sls beg Vrh
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
De zorgcoördinator heeft overzicht over alle leerlingen die buiten de les extra ondersteuning krijgen. De mentor meldt zijn mentorleerling rechtstreeks aan bij de leerlingbegeleider en brengt de zorgcoördinator op de hoogte. De zorgcoördinator zorgt voor afstemming binnen de verschillende leerling-begeleidingsgroepen. Dit dient verder geconcretiseerd te worden Leerlingen krijgen de juiste hulp en begeleiding. Elke docent/mentor is deskundig om leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te begeleiden, anders vragen ze ondersteuning. Leerlingen vallen minder vaak uit door bijvoorbeeld op een lager niveau uit te stromen. Het is voor docenten en mentoren duidelijk bij wie ze moeten zijn voor ondersteuning. Er is in kaart gebracht welke leerling welke begeleiding krijgt en dat dit ook onderling is afgestemd. Alle leerlingen vinden in het kader van passend onderwijs hun plek op College De Heemlanden. Er wordt sneller en adequater hulp en ondersteuning geboden. De leerling is in beeld en er is in kaart gebracht welke zorg en begeleiding er geboden wordt. Deskundigheidsbevordering van docenten en mentoren gericht op het versterken van specialismen in de eerstelijns zorg. Waarbij vooral aandacht is voor signalering en begeleiding van leerlingen die speciale onderwijsbehoeften hebben. Het voeren van goed klassenmanagement is daarvoor een noodzaak. De docent doet ertoe. Hij/zij kan het onderwijs passend maken. Er wordt snel hulp geboden. Docenten zijn er aan gewend om zelf te observeren en te onderzoeken of de leerlingen de lesstof aan kunnen. De hulp aan leerlingen is meer geïntegreerd in het onderwijs. Signalering en actie ondernemen is een taak van alle docenten. Er wordt kwalitatief goed onderwijs gegeven. Er is meer aandacht voor de mate waarin het onderwijs aansluit bij de leerlingen. Ze worden meer bij de les gehouden door gedifferentieerd aanbod tijdens de lessen. Elke docent is deskundig en flexibel inzetbaar. Er is meer aandacht voor de mate waarin het onderwijs aansluit bij de leerlingen.
Zorgplan 2013-2014
16
Bijlage I: Het privacy protocol Hoe gaat de school om met privacy gegevens van de leerlingen? Om de privacy van leerlingen te garanderen is het nodig af te spreken op welke wijze we met leerlinggegevens omgaan. We moeten ons daarnaast houden aan de wet van persoonsregistratie. Dat houdt in: 1. Dat de betrokkene recht heeft op inzage in de gegevens die over hem worden bewaard. 2. Gegevens aan derden kunnen worden verstrekt vanwege wettelijk voorschrift (bv. aan de overheid.) 3. Gegevens aan derden kunnen worden verstrekt ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, maar dan wel onder voorwaarde dat dit anoniem en onherkenbaar gebeurt. 4. Gegevens aan derden kunnen worden verstrekt op grond van dringende en gewichtige redenen, maar dan wel onder voorwaarde dat de persoonlijke levenssfeer van betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Gedragslijn privacy protocol Om ons zo goed mogelijk te houden aan het privacyprotocol is de volgende gedragslijn afgesproken: De leerling dient de gelegenheid te krijgen, problemen bij de mentor of het SOT bespreekbaar te maken. Krijgt een docent vertrouwelijke informatie van een leerling dan dient hij de leerling te motiveren dit probleem bij de mentor of een SOT-lid bespreekbaar te maken. De docent mag nooit beloven de informatie voor zichzelf te houden. De mentor of iemand van het SOT dient de leerling altijd te motiveren het probleem bij de ouders bespreekbaar te maken. De leerling kan dit gesprek voeren met hulp van de mentor of een SOT-lid. De mentor/docent dient de informatie altijd kort te sluiten met iemand van het SOT en de betreffende afdelingsleider. De school dient de leerling de gelegenheid te bieden om een arts of hulpverlenende instantie te raadplegen.
Zorgplan 2013-2014
17
Bijlage II Pestprotocol Het pestprotocol is een onderdeel van ons pestbeleidsplan. Pesten op school is het herhaaldelijk of systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een leerling of een groep leerlingen van één of meer medeleerlingen die niet (meer) in staat zijn zichzelf te verdedigen Voorbeelden: Duwen, stompen, slaan Vervelende trucs uithalen zoals etui leeg gooien, tas verstoppen, andermans spullen vernielen Signalen afgeven door blikken en houding Door je gedrag laten weten dat iets aan de ander je niet bevalt Bedreigen Uitlokking Opmerkingen maken Schelden Afpakken van dingen Negeren Digitaal pesten Als ongewenst gedrag, zoals hierboven beschreven staat, één keer voor komt, kunnen we dat beschouwen als een incident. Bij incidenten spreken we niet van pesten. Het is dus belangrijk elk incident te melden en te registreren. Stappen die ondernomen worden: Bij pesten: volgt er een gesprek met mentor en gepeste volgt er een gesprek met mentor, pester en met gepeste worden er afspraken gemaakt wordt een melding gedaan van het pesten in het leerlingvolgsysteem wordt waar mogelijk mediation door daarvoor getrainde leerlingen ingezet . Bij niet nakomen van de afspraken: volgt er een gesprek met pester en diens ouders/verzorgers, de teamleider en/of mentor wordt in dit gesprek afgesproken dat bij herhaling een forse sanctie, b.v. een interne- of externe schorsing volgt Bij herhaling van pestgedrag: volgt er een gesprek met de teamleider, worden ouders geïnformeerd en volgt er een schorsing
Zorgplan 2013-2014
18
Bijlage III Gedragslijn kindermishandeling protocol Er is een protocol kindermishandeling. Bij vermoeden en/of signalen van mishandeling neemt een personeelslid direct contact op met de zorgcoördinator, de vertrouwenscontactpersonen of de leerlingbegeleiders. Genoemde collega’s zijn in het bezit van het protocol en zullen eventuele acties coördineren. Het is niet gewenst dat personeelsleden zelfstandig acties ondernemen.
Zorgplan 2013-2014
19
Bijlage IV
De basisles; toepassing van het directe instructiemodel
Basisonderdelen 1. Start van de les
2. Instructie
3. Begeleid oefenen en verlengde instructie (risicoleerlingen)
4. Zelfstandig of in duo’s (werkvormen samenwerkend leren: SCL) toepassen
5. Reflectie en afronding
Invulling Terugblik op vorige les (= context) Lesdoelen (taal en vakinhoud) aangeven: op bord en bespreken; Planning op het bord en bespreken; Voorkennis actualiseren: o Gericht context aanbrengen (kort) Aandacht voor woordenschat (=taalsteun) o 2 kernwoorden op het bord en vooraf bespreken (uit lesstof) Onderwijs in kleine stappen ‘Model leren’ inzetten(denkproces hardop: voordoen in ik-vorm (= taalsteun)) bij: o Voorspellen van de tekst: waar zal het over gaan en wat weten we er al van? o Aanpak opgave: Wat moet je doen en hoe pak je het aan? o Grafiek lezen o Figuur zagen, etc. Context bieden, visualiseren) Tekst of opgave gezamenlijk lezen (moeilijke woorden direct kort duiden/verbeteren = taalsteun) Begeleid oefenen als alle leerlingen de instructie hebben begrepen, maar het nog niet goed kunnen toepassen (= taalsteun)en als controle na instructie en voordoen; Verlengde instructie (= taalsteun) als groepje leerlingen de instructie niet begrepen hebben en de andere leerlingen wel aan het werk kunnen (stel groepje samen op basis van groepsplan!); Activerend: we doen het samen of je werkt samen (= interactie); Bij zelfstandig werken: zorg voor voldoende taalsteun (o.a stappenplan of werkblad) Op bord: wat moeten alle leerlingen af hebben, wat is extra voor snelle leerling en tijd. Gemiddelde en goede leerling gaat geheel zelfstandig (samen) aan het werk (geef eventueel taalsteun); Risicoleerling werkt meer onder begeleiding (volgens groepsplan); Docent maakt een rondje op prestatie (controle) en taalsteun (feedback); Docent geeft leerlingen feedback op doelen, inhoud en gedrag;interactie Docent rond klassikaal de les af
Lesvoorbereidingsformulier: De ideale les 1. Start van de les
Zorgplan 2013-2014
20
2. Instructie
3. Begeleid oefenen en verlengde instructie (risicoleerlingen)
4. Zelfstandig of in duo’s (werkvormen samenwerkend leren toepassen)
5. Reflectie en afronding
Zorgplan 2013-2014
21
Bijlage V
Toelatingsprocedure aanmelding leerling en zorgleerling
Stap 1 : Advies: De basisschool geeft zijn advies. Dit advies gaat uit van de mogelijkheden van de leerling en is gebaseerd op het leerlingvolgsysteem van de school. Het is verstandig om dit advies zo vroeg mogelijk van het laatste jaar te formuleren. -Ouders melden hun kind aan bij een school voor voortgezet onderwijs, volgens het advies van de school voor (speciaal) basisonderwijs. Stap 2: Aanmelding: Op verzoek van de school van aanmelding vult de basisschool een onderwijskundig rapport in. Dit dient gebaseerd te zijn op het leerlingvolgsysteem van de basisschool. Indien aanwezig worden ook scoreformulieren van reeds verricht onderzoek bijgevoegd. Dit onderwijskundig rapport moet z.s.m. worden teruggezonden, want op basis van dit rapport wordt bepaald of verder onderzoek nodig is. Stap 3: Plaatsing: De commissie van aanmelding en toelating bepaalt, op basis van het onderwijskundig rapport, het advies van de basisschool en de Cito of Nio score of de leerling toelaatbaar is. (score noemen) Toelatingsprocedure aanmelding leerling zorgleerling De toelating voor geïndiceerde leerlingen (leerlingen met een leerling gebonden financiering/het rugzakje) verloopt anders. Na aanmelding zal de zorgcoördinator samen met ouders een groot handelingsplan opstellen waarin de kaders beschreven worden van de ondersteuning die de leerling nodig heeft. Door het opstellen van het handelingsplan onderzoekt de zorgcoördinator of de school de ondersteuning kan bieden aan de leerling. De zorgcoördinator neemt hierin het advies van de basisschool op en raadpleegt het dossier met de volgende documenten: positief besluit van het CVI, diagnose, handelingsplan basisschool + evaluaties, begeleidingsplan en verslagen ambulante begeleiding. De zorgcoördinator gaat in gesprek met de basisschool en de ambulante begeleider. Na het vaststellen van het groot handelingsplan zal de zorgcoördinator een advies geven aan de commissie van aanmelding en toelating (conrector en teamleiders onderbouw) om wel of niet over te gaan tot plaatsing.
Zorgplan 2013-2014
22
Bijlage VI Taakomschrijving Mentoraat De uitkomsten van de enquête en van de discussies tijdens de eerste studiedag laten zien dat veel mensen de mentor vooral beschouwen als coach. Hij heeft aandacht voor alle leerlingen, zorgt voor vertrouwen en veiligheid en weet ouders te betrekken. Hij begeleidt de leerling bij zijn schoolprestaties door hem te laten reflecteren, verantwoordelijk te maken, te motiveren, structuur te bieden en aandacht te hebben voor planning en leerstrategieën. In de onderbouw is er daarnaast aandacht voor groepsvorming, in de bovenbouw voor het begeleiden van leerlingen bij profiel- en studiekeuze. Onze kernwaarden ‘Gericht op groei’, ‘Aandacht’ en ‘Samen’ sluiten hier goed bij aan. Met bovenstaande als basis is ervoor gekozen om de inhoud van de 7 standaarden om te werken tot: uitgangspunten, doelen en rollen. 1 Uitgangspunt mentoraat De mentor beschouwt de leerling als een uniek persoon die zich ontwikkelt en steeds zelfstandiger wordt. 2 Doel mentoraat Als spil in de begeleiding geeft de mentor vorm aan de missie van onze school, die als volgt is verwoord: “College De Heemlanden biedt een veilige en uitdagende leeromgeving waar leerlingen hun talenten ontplooien, zich als mens ontwikkelen en uitstekende onderwijsresultaten behalen”. De mentor doet dit door de leerlingen structureel te begeleiden op de volgende drie aandachtsgebieden: het leren, het leven en kiezen op school. 2.1 Leren: De mentor leert leerstrategieën en planningsvaardigheden aan. Hij reflecteert, coacht en sluit aan bij de zelfstandigheid van de leerling. Afhankelijk van die zelfstandigheid ligt de nadruk op ondersteunen of sturen. De mentor begeleidt de leerling bij zijn leerproces. Hij motiveert de leerling in zijn talentontwikkeling en ondersteunt hem bij leerproblemen; zo nodig weet hij hierbij hulp in te schakelen. De mentor leert leerlingen samen te reflecteren op leerresultaten en elkaar feedback te geven. 2.2 Leven: De mentor biedt structureel aandacht aan de persoonlijke ontwikkeling van de leerling De mentor heeft regelmatig gesprekken met de leerling. Hij is betrokken en geeft vertrouwen De mentor in de onderbouw geeft veel aandacht aan veiligheid en vertrouwen door te werken aan groepsvorming. In de bovenbouw richt de mentor zich meer op het individu.
Zorgplan 2013-2014
23
2.3 Kiezen: De mentor start vanuit de persoonlijke doelen van de leerling: wat wil ik, wat kan ik en hoe bereik ik mijn doelen. De mentor weet daarbij gebruik te maken van de mogelijkheden van de lob-gerichte informatie en het decanaat. De mentor begeleidt de leerling in zijn keuzeproces voor profiel en vervolgstudie. Hij draagt ideeën aan en ondersteunt initiatieven van de leerling om buiten de school te kijken bij bedrijven, instanties en vervolgopleidingen. De mentor voert gesprekken met (groepen) leerlingen over hun toekomstperspectief. Leerlingen volgen samen activiteiten gericht op profiel- en studiekeuze.
3 Rol van de mentor: De mentor is de spil in de begeleiding. Hij communiceert en werkt samen met ouders en medewerkers. De mentor zorgt voor veiligheid in en buiten de klas. De mentor is coach en pedagoog. Hij begeleidt en ondersteunt leerlingen en weet ook duidelijke grenzen aan te geven, bij te sturen en op te voeden.
Ontwikkeling en scholing De mentor neemt zijn ontwikkeling op het gebied van het mentoraat mee in zijn ontwikkelingsplan. Binnen het team wordt jaarlijks aandacht besteed aan de ontwikkeling van het mentoraat en de persoonlijke ontwikkeling van de teamleden. Daarbij leren de mentoren van elkaar.
Bijlage XIII Functieomschrijving Zorgcoördinator I. Algemene typering De zorgcoördinator heeft een taak die vorm krijgt in het kader van leerlingenzorg. Hij/zij coördineert de zorg op school in procedurele en inhoudelijke zin. Op dat gebied is het de initiator en de vraagbaak. Hij/zij is het aanspreekpunt voor de tweede en derde lijnsfunctionarissen en stuurt deze aan. Daarnaast is hij/zij vertegenwoordiger van de school in het Samenwerkingsverband. Het betreft een docentfunctie met LC waardering. II. Kennis en kunde Van de zorgcoördinator wordt verwacht dat hij/zij:
Zorgplan 2013-2014
24
-
Grote affiniteit heeft met de leerling die om wat voor reden dan ook zorg behoeft op sociaalemotioneel en/of cognitieve gronden. Bekend is met de specifieke aanpak van deze leerlingen en die daarvoor de nodige deskundigheid heeft opgebouwd door nascholing. Enthousiasme en professionaliteit uitstraalt naar leerlingen, personeel en ouders. Beschikt over goede communicatieve eigenschappen (geldt voor alle categorieen; leerlingen, ouders/verzorgers, mentoren, docenten, toeleverende scholen en met andere externe instanties) In staat is leden van de zorgcommissie en de leerlingbegeleiding op positieve wijze te laten samen werken in een hecht, geïntegreerd team. Flexibel en stressbestendig is. Bereid is buiten schooluren te werken.
III. Taken 1. Ontwikkelt het schoolzorgplan en heeft het toezicht op de juiste naleving daarvan. 2. Is voorzitter van de zorgcommissie 3. Is vraagbaak op het zorggebied (zowel inhoudelijk als procedureel) voor mentoren, docenten en andere specifieke functionarissen leerlingenzorg (remediale hulp, cumi, autisme/adhd). 4. Is op de hoogte van procedures, testen, handelingsplannen e.d. binnen het Samenwerkingsverband. 5. Houdt toezicht op het adequaat ondernemen van actie t.a.v. leerlingen met leer-en/of gedragsproblemen die in de zorgcommissie besproken worden. 6. Stelt samen met de 1e en 2e lijnsfunctionarissen handelingsplannen en begeleidingsplannen op. 7. Vult samen met de 1e en 2e lijnsfunctionarissen onderwijskundige rapporten in voor aanvraag persoonsgebonden financiering. 8. Ziet toe dat de extra zorg ook daadwerkelijk gegeven wordt. 9. Zorg voor de juiste afwikkeling van onderwijskundige rapporten naar PCL/RVC. 10. Onderhoudt contacten met tweede en derde lijnsfunctionarissen en stuurt deze aan. 11. Bewaakt de procedure van aanmeldingen m.b.t. zorgleerlingen in samenspraak met de toelatingscommissie van de school. 12. Bewaakt de procedure bij de zij-,in- en uitstroom van zorgleerlingen. 13. Bewaakt de procedure bij verwijzing naar 2e en 3e lijnsfunctionarissen. IV. Hiërarchische positie De zorgcoördinator heeft de functie van een middenmanager met een duidelijke facilitering in geld, tijd en middelen om aansturing van het ontwikkelingsproces m.b.t. zorgverbreding in de school en personen die bij de zorgverbreding betrokken zijn te kunnen realiseren. Hij/zij legt verantwoording af aan 1 van de leden van het managementteam.
Zorgplan 2013-2014
25
Bijlage X Aanmeldingsformulier IZO Naam leerling Klas Mentor Kernteam
De leerling is wel/niet* besproken in het kernteam.
Reden
Hulpvraag
Welke begeleiding is ingezet door de mentor?
Mentor:
Welke afspraken zijn er gemaakt in het kernteam?
Kernteam:
Zijn er andere contacten geweest?
Overige opmerkingen BIJLAGE: KWADRANT TOEVOEGEN UIT MAGISTER Dit aanmeldingsformulier digitaal versturen naar Arianne Verhaar (
[email protected]) *omcirkelen
Zorgplan 2013-2014
26
Bijlage XI Aanmelding onderzoek faalangsttraining Naam:……………………………………………..……Klas…………………………………………….Mentor………………. S.V.L. LG CK HA PS SA RL UV ZP SV
SW
Resultaten tot nu toe: Vakken waar het goed mee gaat: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Vakken waar het niet goed mee gaat: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Neemt deel aan: (heeft deelgenomen aan) Huiswerkklas Remediale hulp: Nederlands Remediale hulp: rekenen Dyslexiebegeleiding Gesprekken met LBG (voorheen SOT) Krachttraining Info van de mentor (ouders en info van de basisschool): …………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Handvatten voor het mentorgesprek: Hoeveel tijd besteedt de leerling aan het huiswerk? Kan de leerling goed plannen? Voor welke vakken heeft de leerling meer spanning? Hoe denkt de leerling dat dit komt? Wat is er volgens de leerling op de basisschool aan gedaan? Wanneer heeft de leerling het meeste last van faalangst (toetsen, presentaties, mondelinge beurten, etc)? Wat gebeurt er met de leerling tijdens zon moment? ……………………………………………………………………………………
Inleveren? Faalangsttraining bij HSG en Examenvreestraining bij MNN
Zorgplan 2013-2014
27
Bijlage XII Aanmeldingsformulier Counselingsgroep Naam leerling Mailadres leerling Klas Aanmelder Reden
Contact mentor Indien ja, wat heeft de mentor al gedaan?
Mentor: Datum
Ja / nee
Andere contacten Is de leerling op de hoogte van de aanmelding, en hoe staat die er tegenover? Overige opmerkingen
Dit aanmeldingsformulier inleveren in postvak Hsg (F.M. Holtslag) Voorzitter Lbg Digitale versie is te vinden op de personeelssite na invullen mailen naar
[email protected] of
[email protected]
Zorgplan 2013-2014
28
Bijlage XIII Protocol aanvraag extra faciliteiten (toetsen onderbouw, bovenbouw, SE EN CE) Algemeen Leerlingen kunnen in aanmerking komen voor een extra faciliteit. Hieronder wordt beschreven welke procedure gevolgd wordt voor het toekennen van een faciliteit. Welke leerlingen? Categorie leerlingen die in aanmerking komt voor een faciliteit: 1. Leerlingen met een lgf-indicatie. 2. Leerlingen met dyslexie of een andere leerstoornis. 3. Leerlingen met een medische problematiek. 4. Leerlingen met overige problematiek. Besluitvoering -De mentor bespreekt de aanvraag van de faciliteit in zijn/haar team o.l.v. de teamleider. -De mentor vult het formulier “aanvraag faciliteiten” in en stuurt dit naar de zorgcommissie samen met de diagnose en een motivering van ouders. -Ten aanzien van categorie 1, 3 en 4 brengt de zorgcommissie advies uit aan de conrector, die in samenspraak met de examencommissie het besluit neemt t.a.v. de faciliteit. -Ten aanzien van categorie 2 brengen de leerlingbegeleiders dyslexie een advies uit aan de conrector, die in samenspraak met de examencommissie het besluit nemen t.a.v. de faciliteit. -De faciliteit zal van de overstap onderbouw naar bovenbouw geëvalueerd worden. -De faciliteit zal komen te vervallen als de leerling tijdens SCE hier geen gebruik van heeft gemaakt. Communicatie -De zorgcoördinator meldt bij de mentor of de faciliteit is goedgekeurd. -De zorgcoördinator legt de faciliteit vast in Magister. -De zorgcoördinator zorgt voor een faciliteitenkaart. Deze kaart wordt jaarlijks opnieuw aan de leerling uitgedeeld. -De mentor communiceert de faciliteit naar alle lesgevende docenten, leerling en ouders. -De mentor communiceert de faciliteit in de overdracht. -Brief ouders? -De zorgcoordinator verzamelt alle gegevens en communiceert het integrale overzicht naar alle betrokkenen: -conrectoren -roostermakers -secretaris examens -administratie -Tenslotte publiceert de zorgcoördinator per periode het overzicht van leerlingen met een faciliteit in de Inheems en op de personeelsite. -Bijlage:- formulier aanvraag extra faciliteit. - faciliteitenkaart
Aanvraag extra faciliteiten Datum Naam leerling Klas Mentor
Zorgplan 2013-2014
29
Kernteam Vraag van het kernteam
Welke faciliteiten/ hulpmiddelen (tijd, laptop, vergroot exemplaar etc.) Voor welke vakken
Motivering van aanvraag
Inleveren bij zorgcoördinator voorzien van: 1. Erkend onderzoeksrapport 2. Schriftelijke ondertekening en motivatie ouders (wat is er geconstateerd, wat is nodig, waarom, hoe lang. Voorzien van handtekening. Gericht aan zorgcommissie/Arianne Verhaar
[email protected])
Bijlage XIV Protocol rondom leerlingen met rekenproblemen / dyscalculie Leerlingen die problemen hebben met rekenen worden door de rekendocenten begeleid (in reguliere vaklessen). Dit zijn alle docenten die rekenvaardigheden in hun vaklessen benutten. Zij hebben affiniteit met rekenen en weten hoe ze de leerlingen cruciale leermomenten kan laten ervaren. Ze bieden de leerlingen zo nodig meer dan alleen de standaardinstructie en sluiten aan op de rekenstrategieën van de leerlingen (differentiëren). Leerlingen die onvoldoende scoren op het onderdeel rekenen/wiskunde van het VAS (Cito) krijgen remediale hulp gedurende één periode op school. Dit geldt voor de gehele onderbouw. Specifieke begeleiding bij ernstige reken/wiskunde-problemen en dyscalculie zal door een externe rekenspecialist 1 gedaan moeten worden. De rekencoördinator (aanwezig op CdH) onderhoudt contact met de externe rekenspecialist over individuele begeleidingsadviezen en geeft deze door aan de vakdocenten.
Zorgplan 2013-2014
30
Bij vermoeden van dyscalculie (als intensieve begeleiding door een externe rekenspecialist onvoldoende vorderingen oplevert) kan de externe rekenspecialist adviseren om extern een psychodiagnostisch onderzoek te laten doen. In het verslag van dat onderzoek zal komen te staan wat de vakspecifieke en vakoverstijgende onderwijsbehoeften van de leerling zijn op het gebied van rekenen en worden er adviezen gegeven op het gebied van de begeleiding. In het algemeen geldt dat leerlingen met ernstige reken/wiskunde-problemen gebaat zijn bij veel extra oefening en herhaling; aandacht voor emotionele ondersteuning (positieve feedback/zelfvertrouwen); eenduidige instructie; pre-teaching en extra faciliteiten. De rekencoördinator overlegt samen met de mentor en ouders welke begeleiding we als school kunnen bieden en communiceert dit naar de vakdocenten (extra faciliteiten en onderwijsbehoeften). Als na een half jaar nog steeds onvoldoende vooruitgang wordt geboekt kan er sprake zijn van dyscalculie: hardnekkige achterstand en grote discrepantie tussen de algemene ontwikkeling van de leerling en zijn rekenontwikkeling. Leerlingen met een officiële dyscalculieverklaring kunnen extra faciliteiten aanvragen. Dit wordt gedaan volgens het “protocol aanvraag extra faciliteiten” (categorie 2). Faciliteiten die standaard worden geboden zijn gebruik rekenmachine en verlengde toetstijd bij rekenvakken. Andere faciliteiten kunnen zijn: gebruik rekenkaarten en/of opzoekboekjes. Overige aandachtspunten: - Indien een leerling met dyscalculie extern wordt begeleid kan aan vrijstelling worden gedacht van de rhbegeleiding op school. - Bij het examen rekenen en wiskunde (en andere rekenvakken?) mag alleen gebruik worden gemaakt van verlengde tijd (en waar toegestaan rekenmachine en/of een rustige werkplek). Hier zal de begeleiding dus op moet worden afgestemd. - In het OKR van de leerlingen die van de basisschool komen kunnen de brugklasmentoren zien welke leerlingen (grote) achterstanden hebben op rekenen. Wenselijk is dat deze gegevens worden gebruikt in combinatie met de resultaten van het VAS/TOETS 0 en dat rekendocenten worden geïnformeerd. Dyscalculie wordt voornamelijk op het basisonderwijs geconstateerd. Het onderzoek wordt gedaan door particuliere instellingen of Dyscalculie Expertise Centrum (stuk goedkoper?) Uitzoeken en een lijstje met mogelijke instanties maken.1
Regelgeving (school)examens. Een leerling met dyscalculie kan op grond van artikel 55 van het Eindexamenbesluit in aanmerking komen voor 30 minuten extra tijd bij de eindexamens. De leerling moet hiervoor in het bezig zijn van een deskundigenverklaring, opgesteld door een orthopedagoog of psycholoog. Bij de deskundigenverklaring wordt vaak ook een dyscalculieverklaring afgegeven, waarin staat welke hulp en voorzieningen de deskundige adviseert. De dyscalculieverklaring kan een leerling recht geven op extra faciliteiten bij het maken van toetsen en schoolexamens. De school bepaalt hierbij zèlf welke voorzieningen zijn toegestaan.
1
Externe rekenspecialist = een orthopedagoog-generalist of een gz-psycholoog, die na hun master een extra traject hebben gevolgd om dyscalculie te kunnen vaststellen.
Zorgplan 2013-2014
31
Zorgplan 2013-2014