Zorgplan schooljaar 2015-2016
Inhoud 1. Visie op leerlingenzorg ............................................................................................................... 2 1.1 Indicaties/contra-indicaties zorgleerlingen ........................................................................ 2 1.2 Functies binnen de leerlingenzorg .................................................................................... 3 1.3 Procedures ..................................................................................................................... 9 1.4 Zorgformatie .................................................................................................................11 2. Activiteitenplan 2015-2016 ........................................................................................................12 2.1 Verzuimbeleid ..............................................................................................................12 2.2 Handelingsplannen .......................................................................................................12 2.3 Scholing .......................................................................................................................13 Bijlage 1 Zorgkalender YnSicht schooljaar 2015 – 2016...................................................................14 Bijlage 2 Leerling-bespreking op YnSicht ........................................................................................17 Bijlage 3 Mentoraat op Ynsicht ......................................................................................................19 Bijlage 4 Taken en activiteiten pedagogisch medewerker ................................................................23 Bijlage 5 Aanmeldingsformulier Zorgadviesteam (ZAT) ...................................................................25 Bijlage 6 Verzuimprotocol .............................................................................................................27 Bijlage 7 Taalbeleid (dyslexiekalender) ..........................................................................................28 Bijlage 8 Rekenbeleid ...................................................................................................................44 Bijlage 9 Evaluatie Activiteitenplan 2014-2015 ...............................................................................87 2.1 Verzuimbeleid ..............................................................................................................87 2.2 Handelingsplannen .......................................................................................................87 2.3 Scholing .......................................................................................................................88 Bijlage 10 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling ...........................................................90 Bijlage 11 Schoolgezondheidplan ................................................................................................. 103
1
1. Visie op leerlingenzorg Op YnSicht ontwikkelen leerlingen met een vmbo advies voor basisberoepsgericht of kaderberoepsgericht (met of zonder LWOO/LGF) zich zowel op persoonlijk vlak als op het gebied van de beroepsvoorbereiding. De leerlingenzorg is erop gericht om de leerling in beide ontwikkelingen te stimuleren. In het ondersteuningsprofiel 2012-2013 (zie website) staat beschreven welke ondersteuning YnSicht kan bieden. Onderdeel van de visie op leerlingenzorg is dat zowel de leerling als de ouders ieder hun rol hierin hebben te vervullen. De school wil een veilige thuishaven zijn voor iedereen. Om dat te bereiken is o.a. nodig dat duidelijk is wie wat doet op het gebied van de leerlingenzorg en bij wie de leerling moet zijn met bepaalde vragen. Bovendien verbreed YnSicht haar deskundigheid door zogenaamde specialisten in te zetten voor zowel haar leerlingen als voor haar medewerkers, opdat de zorgcapaciteit op de werkvloer wordt vergroot. Op YnSicht zijn leerlingen die zich in het bijzonder kenmerken door:
Een advies voor basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg, Een LWOO-indicatie (leerachterstanden op de vier leergebieden in combinatie met laag IQ en/of sociaal emotionele problematiek) Internaliserende en externaliserende problematiek (een beperking in gedrag en/of op psychiatrisch gebied), leerproblemen/ cognitieve problematiek (dyslexie/dyscalculie), Auditieve beperking en/of spraaktaalproblematiek.*
*zie ook ondersteuningsprofiel 2012-2013. De zorgleerling is de leerling die zonder extra zorgbegeleiding op school niet of moeilijk mee kan komen. Bij het signaleren (en begeleiden) van zorgleerlingen worden de volgende indicatoren gebruikt. 1.1
Indicaties/contra-indicaties zorgleerlingen
Indicaties • • •
motivatie voor schoolgaan in algemene zin selectieve motivatie werkhouding / aanpakgedrag
Deze algemene termen wijzen op de wijze waarop de leerling bezig is: de instelling, de inzet, het doorzettingsvermogen, de mate van zelfstandigheid, het samenwerken e.d. en geven in eerste instantie een totaalbeeld. Ze zijn voor een deel een gevolg van de motivatie, voor een deel ook hangen ze samen met onderstaande criteria, die wellicht verklarend werken t.a.v. de meer algemene termen: • • • • • •
cognitieve mogelijkheden in perspectief kunnen denken en handelen emotionele stabiliteit sociale vaardigheden een vastgestelde leerbelemmering / diagnose milieuomstandigheden
2
Contra – indicaties De contra – indicaties hangen natuurlijk samen met de indicaties. Op dit moment kunnen belangrijke contra indicaties voor succes in het voortgezet onderwijs zijn: • • • • • • • • • •
onvoldoende motivatie voor het schoolgaan in algemene zin opvallende selectieve motivatie m.b.t. meerdere aspecten van het schoolgebeuren (te) geringe cognitieve mogelijkheden cognitieve beperkingen te weinig in perspectief denken en handelen emotionele instabiliteit opvallend in sociale situaties een vastgestelde leerbelemmering of diagnose milieuomstandigheden gezondheidsproblemen (o.a. suikerziekte, epilepsie)
Om de visie te kunnen realiseren is het nodig dat er zicht is op de zorgstructuur, die aansluit bij de specifieke behoefte van YnSicht. Voor YnSicht is het volgende functiemodel m.b.t. de leerlingenzorg van toepassing:
Mentor
inschakelen van het zorgteam [pedagogisch medewerker]
Pedagogische medewerker
Inschakelen van en contact onderhouden met interne deskundigheid Inschakelen van en contact onderhouden met externe deskundigheid
1.2
Functies binnen de leerlingenzorg
De eerste lijn Iedere medewerker (binnen en buiten klassen verband) • Stuurt op gedrag (Algemene gedragsregels) • Signaleert ‘klein en groot leed’, stimuleert de leerling dit aan te pakken en meldt dit bij de mentor. Docent De rol van de docent is gekoppeld aan het vakgebied en/of een team/afdeling. De vakdocenten zijn belast met de begeleiding van de leerling op het gebied van leren en kiezen. Zij staan direct in contact met leerlingen en daardoor zijn zij in staat tijdig problemen te signaleren. Uitgangspunt in het onderwijs is dat docenten zoveel mogelijk binnen de reguliere lessen aandacht besteden aan de individuele leerbehoeften van leerlingen. Een gevarieerde inzet van activerende didactiek speelt hierin een belangrijke rol. Doen zich problemen voor, dan overlegt de docent met de leerling en zij zoeken samen naar oplossingen. De docent overlegt met de mentor met welke leerlingen zich problemen voordoen, welke oplossingen gevonden zijn en hoe deze oplossingen uit te werken. De mentor kan een leerling inbrengen in het zorgteam als hij er zelf niet meer uit komt. (Docenten op YnSicht dienen te voldoen aan de competenties behorende bij hun LB/LC/LD-functie).
3
Mentor (onderbouw en bovenbouw) De mentor is de persoonlijke begeleider van zijn mentorleerling en is het eerste aanspreekpunt voor ouders/verzorgers en evt. derden. De mentor is de eerste verantwoordelijke in het begeleidingstraject van zijn of haar leerlingen. Daartoe geeft de school de mentor naast verantwoordelijkheden ook de bevoegdheid om via de pedagogische medewerker, die functionarissen in te schakelen die hij noodzakelijk acht voor het begeleidingstraject van de leerling. (zie overzicht 2e en 3e lijnfunctionarissen). De mentor verricht binnen het kader van het mentoraat taken, die gericht zijn op de ontwikkeling van zijn of haar leerlingen. In bijlage 3 is een volledige taakomschrijving te vinden van de mentortaak onderbouw en bovenbouw. De tweede lijn De Pedagogische medewerker De pedagogische medewerker is de schakel voor de mentor voor tweede en derdelijnszorg. De pedagogische medewerker coördineert alle zaken met betrekking tot de leerlingenzorg. Dat wil zeggen dat zij, op het gebied van leerlingenzorg, het aanspreekpunt is binnen de school en ook voor externe partijen. Zoals leerplichtambtenaar, sociaalverpleegkundige (GGD), Regiecentrum Veilig Thuis, samenwerkingsverband Fryslan Noard, en anderen. Een uitgebreide taakomschrijving van pedagogisch medewerker is te vinden in bijlage 4. Afdelingsdirecteur De afdelingsdirecteur is de eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de zorg binnen zijn deelschool. Dit komt o.a. tot uiting in de onderstaande aandachtspunten:
Is verantwoordelijk voor de uitvoering van de zorg binnen de deelschool Doet suggesties aan de portefeuillehouder Zorg voor verbetering van de leerlingenzorg Handelt verwijdering en andere calamiteiten af conform het PJ protocol Is verantwoordelijk voor de bewaking en aansturing van het absentiebeleid Is verantwoordelijk voor het bewaken en aansturen van mentorbesprekingen Is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van de handelingsplannen
Afdelingsdirecteur met portefeuille Zorg (gemandateerd) Een van de MT leden heeft de portefeuille zorg in zijn pakket. Hij draagt zorg voor de beleidsvoorbereiding en geeft als eindverantwoordelijke sturing aan het proces van uitvoering. Hij woont ook de zorgteamvergaderingen bij. Periodiek vindt een overleg met het zorgteam en de andere leden van het MT plaats om de ontwikkelingen op dit terrein te evalueren en nieuwe afspraken voor vervolgactiviteiten te maken. Directeur De directeur van de school is de eindverantwoordelijke voor de zorgstructuur en de uitvoering van de zorg op zijn school. Specialisten Voor alle specialisten geldt dat zij verantwoordelijk zijn voor het schrijven van een handelingsplan voor de leerlingen die binnen hun specialisme valt en die van hen begeleiding hebben gekregen. Bijv. De dyslexiecoach schrijft een handelingsplan voor een dyslectische leerling. Faalangstreductie trainer De faalangstreductietrainer is de specialist op het gebied van het leren omgaan met faalangst (angstgevoelens/spanningen). Het doel van de training is het omgaan met angstgevoelens en spanningen bij leerlingen die ontstaan tijdens, door of naar aanleiding van lessituaties. De training wordt gegeven door een gespecialiseerde
4
docent, die hiervoor een opleiding heeft gevolgd. De faalangstreductietrainer kan de teamleden handvatten geven m.b.t. pedagogisch/didactische aanpak van leerlingen. Sociale vaardigheidstrainer / mentor De sociale vaardigheidstrainer is een specialist op het gebied van sociabiliteit, assertiviteit en sociale zelfverzekerdheid. De leerlingen, die op genoemd gebied opvallen, zullen in aanmerking komen voor de sociale vaardigheidstraining (SOVA). In de onderbouw wordt de training gegeven door de mentor (mentoruur). De methode ‘leefstijl’ fungeert hierbij als leidraad. In de bovenbouw wordt deze training gegeven door een gespecialiseerde docent, die hiervoor een cursus heeft gevolgd. De sociaal-vaardigheidstrainer kan de teamleden handvatten geven m.b.t. pedagogisch/didactische aanpak van leerlingen. Weerbaarheidstrainer (Rots en Water) De weerbaarheidstrainer is specialist op het gebied van leren omgaan met conflicten. Leerlingen hebben extra aandacht en begeleiding nodig om te leren het overschot aan energie in goede banen te leiden. De training is een mengvorm van sport, zelfverdediging, sociale vaardigheid en weerbaarheid. Er wordt gewerkt aan zelfvertrouwen, zelfbeheersing en aan het leren nadenken over de keuzes die je hebt in je handelen. De expertise van de weerbaarheidstrainer kan ook ingezet worden ter ondersteuning van teamleden. Taalcontactpersoon Met betrekking tot specifieke taalproblemen heeft de school, per 1 augustus 2008 overeenkomstig het door Piter Jelles vastgestelde taalbeleid, een taalcontactpersoon. De taalcontactpersoon is verantwoordelijk voor het coördineren van alle zaken betreffende taal op school. De taalcontactpersoon is tevens de dyslexiecoach. Het onderdeel basisacademie (taal) valt ook onder de verantwoordelijkheid van de taalcontactpersoon. De taalcontactpersoon heeft overleg met de taaldocenten. Zij nemen de uitvoering op zich. YnSicht heeft een eigen taalbeleid (bijlage 7). Rekencoördinator Met betrekking tot het rekenbeleid heeft de school een rekencoördinator. De rekencoördinator is verantwoordelijk voor het coördineren van alle zaken betreffende rekenen op school. Leidraad voor het rekenbeleid is het rekenbeleidsplan 2014 – 2015 ( zie bijlage 8). Dit plan wordt jaarlijks bijgesteld. Het onderdeel basisacademie (rekenen) valt ook onder de verantwoordelijkheid van de rekencoördinator. De rekencoördinator heeft overleg met de rekendocenten. Zij nemen de uitvoering op zich. Dyslexiecoach De dyslexiecoach is specialist op het gebied van dyslexie. Hij is tevens de taalcontactpersoon binnen de school. Het doel is zo vroeg mogelijk te signaleren welke leerlingen dyslexie hebben, waarna de dyslexiecoach een intakegesprek doet. Vervolgens zal de dyslexiecoach de dyslectische leerlingen begeleiden op een manier, waardoor de leerling ondanks zijn dyslexie zich zo goed mogelijk kan ontplooien. Hij is de belangenbehartiger van de dyslectische leerling en heeft een ondersteunende rol naar alle vakdocenten. Dyscalculiecoach De dyscalculiecoach is een specialist op het gebied van dyscalculie. Het doel is om zo vroeg mogelijk te signaleren welke leerlingen dyscalculie hebben en binnen de school aan de hand van het opgestelde onderzoeksverslag manieren te vinden waarop de leerling zich ondanks zijn dyscalculie toch zo goed mogelijk kan ontplooien. Dat wil zeggen dat de dyscalculiecoach een intakegesprek doet met de leerling, waarna hij deze begeleidt in behoeftes. Hij is de belangbehartiger van de leerlingen met dyscalculie. Tevens zal hij zich bezig houden met het ontwikkelen van het algemeen rekenbeleid binnen de school. De dyscalculiecoach heeft een ondersteunende rol naar de vakdocenten exacte vakken.
5
Decaan De decaan begeleidt de individuele leerling in de bovenbouw op het gebied van loopbaanoriëntatie en ondersteunt de mentor in de onderbouw. Zij ondersteunt de leerling bij het maken van een studiekeuze. Deze keuze wordt door de leerling bij de overgang van klas 2 naar klas 3 gemaakt. In klas 4 ondersteunt de decaan de leerling bij het uitzoeken van een vervolgtraject (beroepskeuze) in het MBO. Tevens houdt zij overzicht van alle leerlingen, die na klas 4, een overstap maken naar het vervolgonderwijs (MBO of anders). Zij doet onderzoek naar het succes van ex-leerlingen in het vervolgonderwijs en geeft op basis hiervan adviezen aan de (deel-) school. Leerling Gebonden Financiering (LGF) - begeleider Met de komst van Passend Onderwijs vervalt de regeling voor Leerlinggebonden Financiering (LGF ook wel ‘het rugzakje’ genoemd). Voor leerlingen die voorheen Leerlinggebonden Financiering ontvingen, is schooljaar 2015-2016, net als 2014-2015, een overgangsjaar. Zij krijgen begeleiding op grond van de bestaande LGFafspraken. Voor specifieke vragen over dit onderwerp vragen kan er contact worden opgenomen met de pedagogisch medewerker op de school. Intern (vertrouwens-)contactpersoon Er zijn binnen onze school twee medewerkers die een rol vervullen van intern contactpersoon. Deze contactpersonen ondersteunen leerlingen (en medewerkers) bij behandeling van meldingen en klachten over ongewenst gedrag. De contactpersoon kan de de leerling/medewerker begeleiden bij het indienen van een melding bij de extern vertrouwenspersoon. Ieder schooljaar worden zowel de leerlingen als de medewerkers, door een van de contactpersonen geïnformeerd over de activiteiten die zij verrichten. Vertrouwenspersoon Het college van bestuur van Piter Jelles stelt een vertrouwenspersoon van buiten de school aan. De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van haar taken uitsluitend verantwoording schuldig aan het bevoegd gezag van Algemeen Maatschappelijk Werk en GGD. De vertrouwenspersoon zorgt voor bemiddeling en of verwijst door naar hulpverlening. Tevens kan de vertrouwenspersoon ondersteuning bieden bij het indienen van een klacht bij de klachtencommissie. Klachtencommissie De vertrouwenspersoon kan ondersteuning bieden bij het indienen van klachten bij de klachtencommissie. De klachtencommissie neemt de klacht in behandeling en kan nader onderzoek instellen. Ook kan de klachtencommissie het college van bestuur van Piter Jelles adviseren over wat er gedaan moet worden om machtsmisbruik te stoppen. De derde lijn In sommige gevallen zal het nodig zijn om een leerling met een probleem door te verwijzen naar hulpverlening buiten de school. De doorverwijzing zal in vele gevallen tot stand komen op basis van advies van de begeleiders (specialisten) op de eerste en/of tweede lijn. Zorgadvies team (ZAT) Ongeveer 1x per 5 weken komt het zorgadviesteam bijeen op een dinsdagmiddag. Aan dit overleg nemen interne en externe personen deel, die een rol spelen in het begeleidingsproces van leerlingen. De taak van het ZAT is het samen bespreken en verhelderen van gesignaleerde problemen van leerlingen en het kiezen van een geschikt begeleidingstraject.
6
In de praktijk kan dit ook betekenen dat een doorverwijzing plaatsvindt naar externe (speciale) instanties. Tijdens de bijeenkomst brengt de interne LGF-begeleider en/of mentor zelf de leerling in. Een leerling mag niet, zonder toestemming van de ouders, in gebracht worden. Op onze school wordt het zorgadviesteam gevormd door: de orthopedagoog (vanuit Samenwerkingsverband Fryslân Noard), de sociaal verpleegkundige, de leerplichtambtenaar, de ambulante begeleider RENN4, mentoren (als casusinbrenger), de LGF-begeleiders (afhankelijk van de casus), de jongerenwerker en de pedagogisch medewerker. De laatste fungeert als voorzitter. Indien nodig, worden andere personen incidenteel in het overleg betrokken, zoals verslavingszorg, Regiecentrum Veilig Thuis e.a. De afspraken, die voortkomen uit dit overleg, communiceert de interne LGF-begeleider of de mentor met het betreffende deelschoolteam. Sociaal verpleegkundige/ schoolarts Aan de school is een sociaalverpleegkundige/schoolarts van de GGD verbonden. Zij wordt op afspraak ingeschakeld bij voorkomende medische en psychiatrische problemen van leerlingen. Het betreft hier leerlingen die niet goed functioneren op grond van lichamelijke of psychische oorzaken. De sociaalverpleegkundige/schoolarts wordt via het ZAT-overleg of direct via de pedagogische medewerker ingeschakeld. Leerplichtambtenaar Scholen zijn verplicht aan de hand van door de overheid opgestelde regels ongeoorloofde absentie te melden bij de afdeling leerplicht van de woongemeente van een leerling. Om dit laatste te voorkomen zijn er op een aantal locaties van Piter Jelles ‘verzuimspreekuren’ georganiseerd, waarbij de leerplichtambtenaren in gesprek gaan met beginnende ‘verzuimers’. Op YnSicht wordt 6 keer per jaar een verzuimspreekuur georganiseerd. Voor de leerlingen die niet onder het beginnend verzuim vallen geldt de wettelijke procedure, zij worden via het verzuimloket digitaal aangemeld bij leerplicht. Schoolmaatschappelijk Werk De schoolmaatschappelijk werker (SMW) is sinds schooljaar 2015-2016 alleen nog beschikbaar op consultbasis. Via een aanmeldingsformulier wordt de leerling aangemeld bij het schoolmaatschappelijk werk. Dit formulier wordt ingevuld door de pedagogisch medewerker. SMW richt zich vooral op leerlingen, waar de problematiek ligt in de persoonlijke sfeer van de leerling. Sinds schooljaar 2015-2016 verwijzen wij veelal problematiek, die oorspronkelijk bij SMW kwam, door naar de wijkteams. Ambulant begeleider van LGF-leerling (REC/RENN4) De ambulante begeleider houdt zich bezig met het ondersteunen van school bij het begeleiden van leerlingen met een rugzakje (LGF). Er bestaan in totaal 4 clusters. Leerlingen met een visuele beperking vallen onder cluster 1. Wanneer een leerling doof, slechthorend en/of ernstige spraaktaalmoeilijkheden heeft, valt deze onder cluster 2. Onder cluster 3 vallen leerlingen met een lichamelijke beperking of verstandelijke beperking. Of leerlingen met epilepsie, of leerlingen die langdurig ziek zijn De leerlingen met een beperking in gedrag en/of psychiatrische gebied vallen onder cluster 4. De ambulante begeleider van Renn4 is gedurende een aantal dagdelen per week op YnSicht aanwezig. De ambulante begeleider werkt nauw samen met de interne LGF-begeleiders. Schooljaar 2015-2016 zal het laatste schooljaar zijn waarin de huidige structuur zal bestaan. . Samenwerkingsverband Fryslân Noard Scholen voor het voortgezet onderwijs zijn verplicht om deel uit te maken van een samenwerkingsverband. Piter Jelles is aangesloten bij samenwerkingsverband FryslânNoard. Er wordt samengewerkt op het gebied van leerlingenzorg met als doel: het versterken van de zorgstructuur, deskundigheidsbevordering en minder leerlingen
7
verwijzen naar het speciaal onderwijs. Het samenwerkingsverband krijgt middelen om dit te bevorderen. De belangrijkste ontwikkelingen in het SWV liggen op het gebied van:
afspraken over verwijzing en toelating van leerlingen tot het VO het uitwisselen van expertise het inrichten van een commissie leerlingenzorg op elke school voor VO het verzorgen van collegiale consultatie vanuit een consultatieteam het organiseren van scholingsbijeenkomsten. Het SWV bestaat uit een aantal relatiegroepen: De deelnemende scholen Het Besturenoverleg Het Zorgplatform De Regionale Permanente Commissie Leerlingenzorg (RPCL) Projectgroep Kwaliteit van leerlingenzorg De coördinator Leerplichtambtenaar Rebound*
Rebound Aan het Samenwerkingsverband is een Reboundvoorziening verbonden. De Rebound is bedoeld als opvang van leerlingen die vanwege probleemgedrag tijdelijk niet meer passen binnen de normale schoolsituatie. De Reboundvoorziening is een laatste kans voor de leerling om alsnog de schoolloopbaan, na een periode van intensieve begeleiding, succesvol af te sluiten. Externe instanties De school werkt samen met diverse instellingen op het gebied van de jeugdbegeleiding, zorg- en hulpverlening. Te noemen valt: Regiecentrum Veilig Thuis Het Regiecentrum Veilig Thuis draagt er zorg voor dat de cliënt (jeugdigen en hun ouders) toegang krijgt tot de brede jeugdzorg. Het belang van de jeugdige staat hierbij voorop. Zij geven aandacht waar het nodig is, steunen waar het kan en beschermen en houden toezicht waar het moet. Bij het is Regiecentrum Veilig Thuis een aantal netwerkconsulenten in dienst. Deze consulenten verzorgen de contacten met de voorliggende voorzieningen. Deze medewerkers geven advies en informatie over de werkwijze van het Bureau. Zij adviseren m.b.t. aanmelding en acceptatie in casuïstiek Geestelijke Gezondheidsdienst (GGD) De GGD is verantwoordelijk voor de jeugdgezondheidszorg. Zij richt zich op de preventie van ziekte, vroegtijdige opsporing van gezondheidsproblemen en tijdige verwijzing naar andere zorginstanties. De schoolarts en de sociaal verpleegkundige zijn verbonden aan de GGD. Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) Verslavingszorg Noord-Nederland (voorheen Kuno van Dijkstichting) biedt diverse preventieactiviteiten aan in het onderwijs. Deze activiteiten bestaan uit het leveren van lesmateriaal, het bieden van deskundigheidsbevordering voor docenten, het uitvoeren van ouderavonden en het adviseren over genotmiddelenbeleid op de school. De uitvoering van de activiteiten wordt verspreid over 3 jaar. Zij bieden jongeren en ouders (en school) informatie over genotmiddelen en vertellen over de risico’s van het gebruik. VNN neemt incidenteel plaats in het ZAT-overleg. Fier Fier is een expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Zij willen geweld in relatie voorkomen en stoppen. Zij bieden hulp en behandeling bij de gevolgen van dit geweld (huiselijk geweld, jeugdprostitutie, eerwraak). Zij proberen geweld te voorkomen met preventieve maatregelen en goede voorlichting.
8
1.3
Procedures
Redenen voor begeleiding In het belang van een goede voortgang van de schoolloopbaan kunnen leerlingen, die dit nodig hebben vanwege problemen, begeleiding krijgen. Deze begeleiding kan zich richten op leerproblemen en/of sociaal-emotionele problemen. Daarbij kan begeleiding plaats vinden in geval van problemen met voeding, zoals ondergewicht, overgewicht en dergelijke. Voor de herkenning van een zorgleerling is een lijst van indicaties en contra-indicaties beschikbaar, die tijdens de leerling-besprekingen gebruikt kunnen worden. Tevens bestaat er een signaleringslijst, die gebruikt kan worden voor het zorgadviesteam overleg. (zie bijlage 5) Hoe wordt gehandeld? Voor het inbrengen van een leerling in de zorgstructuur wordt door de deelscholen in overleg en langs de lijn van de effectieve leerling-bespreking (zie bijlage 2) een advies opgesteld en eventueel vastgelegd in een handelingsplan. De mentor vervult hierin een centrale rol. De leerling-besprekingen worden voorgezeten door de technische voorzitter van de desbetreffende deelschool en de pedagogische medewerker brengt op aanvraag zijn expertise in. Problemen kunnen op verschillende plaatsen gesignaleerd worden. In alle gevallen is de mentor het eerste aanspreekpunt. De mentor bespreekt met ouders en leerling welke mogelijkheden er zijn voor begeleiding. De mentor opent de weg naar de pedagogische medewerker door de hulpvraag concreet te maken en verdere relevante informatie door te spelen. Zij is de schakel voor de mentor naar tweede- en/of derdelijns zorg. De leerling wordt zo nodig ter bespreking op de agenda van het ZAT-overleg geplaatst. Hier wordt het begeleidingstraject uitgestippeld en de voortgang ervan wordt gevolgd door de inbrenger van de leerling. Dit is de mentor en/of interne LGF-begeleider. Het is wettelijk verplicht om toestemming te hebben van ouders, wanneer hun kind besproken gaat worden in het ZAT. Gaat het om problematiek die acute afhandeling vereist, dan wordt in overleg tussen de pedagogisch medewerker en mentor bepaald welke begeleiding noodzakelijk is en wordt eventueel noodzakelijke externe hulpverlening ingeschakeld. Voor aanmelding bij de Samenwerkingsverband Fryslân Noard is ook schriftelijke toestemming van de ouders nodig. De mentor koppelt het traject terug naar ouders en docententeam. Tevens zorgt de mentor voor vastlegging in het dossier. Toelaatbaarheid Voortgezet Speciaal Onderwijs Wanneer blijkt dat een leerling ondersteuning nodig heeft die niet binnen de reguliere school van Voortgezet Onderwijs kan worden geboden, maar wel in een van de scholen van Voortgezet Speciaal Onderwijs binnen of buiten Samenwerkingsverband FryslânNoard, dan moet hiervoor een toelaatbaarheidsverklaring worden afgegeven. De school waar een leerling wordt aangemeld, gaat in gesprek met de ouders over welke speciale school passend onderwijs aan de leerling kan bieden. Om tot zo’n school te worden toegelaten is een toelaatbaarheidsverklaring nodig. Een onafhankelijke commissie (PCLPAO) binnen het Samenwerkingsverband bepaalt op grond van aan te leveren informatie of de leerling toelaatbaar is tot de gevraagde vorm van speciaal onderwijs. Vervolgens kan de leerling worden aangemeld bij de school voor speciaal onderwijs. Deze school geeft vervolgens aan of de leerling kan worden toegelaten. Meer informatie over dit onderwerp kunt u vinden op de website van Samenwerkingsverband Fryslân-Noard. Hoe vindt de communicatie plaats? In deze paragraaf komen de algemeen geldende communicatielijnen bij de verschillende vormen van begeleiding in beeld.
9
Voorafgaand aan de begeleiding De mentor, die fungeert als eerste aanspreekpunt van leerling en ouders, heeft met hen contact en vraagt hen om toestemming voor aanmelding van de leerling bij het zorgteam. Bij de tweedelijnsbegeleiding Voor deze vorm van begeleiding moet voorafgaand aan ouders en leerling toestemming gevraagd worden. De mentor licht de ouders in over de aard en duur van de begeleiding zodra dit mogelijk is en vervolgens vinden definitieve afspraken plaats. Een kennismakingsgesprek tussen begeleider en ouders vindt plaats. De pedagogisch medewerker cq. specialist houdt contact met de mentor van de leerling en koppelt regelmatig de voortgang terug. De mentor onderhoudt het contact met ouders. Wordt de leerling besproken in het ZAT, dan vindt op basis van de uitkomst van dit gesprek een overleg tussen de mentor en ouders plaats, waarbij zij geïnformeerd worden over het advies van de commissie m.b.t. begeleiding en zorg. In overleg met hen worden definitieve afspraken gemaakt, waarover het gehele docententeam wordt geïnformeerd door de mentor en/of interne LGF-begeleider. Bij de derdelijnsbegeleiding Wordt er een externe hulpverlener ingeschakeld, dan vindt hierover vooraf overleg met leerling en ouders plaats. Ouders moeten schriftelijk toestemming geven. Regelmatig vindt tussentijds terugkoppeling door de hulpverlener over de voortgang plaats naar ouders, mentor en pedagogisch medewerker. In ieder geval vindt de terugkoppeling plaats in de interne besprekingen en tijdens het ZAT-overleg. Wanneer er ontwikkelingen zijn bij de leerling in de klas, worden deze door de mentor aan de pedagogisch medewerker en de betrokken hulpverlener doorgegeven. De mentor en/of interne LGFbegeleider zorgt voor terugkoppeling naar het docententeam. Een gelijkluidende werkwijze, als hierboven geschetst, wordt ook toegepast bij de andere vormen van derdelijnsbegeleiding, waarbij externe begeleiding wordt ingezet, zoals de schoolarts of de sociaal verpleegkundige o.a. Welke middelen en instrumenten zijn er? De leerlingenzorg staat enkele instrumenten ten dienste: • • • • •
De effectieve leerling-bespreking (zie bijlage 2) Het dossier en/of leerling volg(jezelf)systeem (SOM) Handelingsplan ( taal-, reken, groepshandelingsplan) Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) Informatie en signaleringsinstrumenten: a. Signaleringslijst per leerling b. Signaleringslijst hele groep c. Onderzoek naar tegenvallende resultaten d. Standaardbrieven (spijbelen, doe-normaal, etc.) en contracten Al deze instrumenten zijn te vinden bij het zorgcentrum (pluspunt). Deskundigheidsbevordering De afdelingsdirecteur bespreekt met zijn teamleden op welke deelgebieden (pedagogisch/ didactisch) de teamleden zich gaan scholen; hij/zij bewaakt daarbij tevens dat er binnen de deelschool een zo groot mogelijke variatie aan kennis en vaardigheden aanwezig is. Vanaf het schooljaar 2010 is er een actieve start gemaakt m.b.t. scholing in het kader van deskundigheidbevordering. Het scholingsplan (opgenomen in het activiteitenplan) wordt jaarlijks bijgesteld. Rekening houdend met de komst van passend onderwijs is het van belang dat de docenten van YnSicht beschikken over die specifieke vaardigheden die noodzakelijk zijn om de leerlingen die met een specifieke hulpvraag op YnSicht zitten of binnen komen adequaat te kunnen bedienen.
10
1.4
Zorgformatie
Voor de zorgformatie wordt verwezen naar de formatieve begroting die elk voorjaar vastgesteld wordt.
11
2. Activiteitenplan 2015-2016
2.1
Verzuimbeleid
Activiteit 1.
Op tijd melding maken
Ynsicht heeft de afgelopen jaren aandacht besteed aan het tijdig aanmelden van leerlingen bij de leerplichtambtenaar. Het komende schooljaar zal er wederom geïnvesteerd worden op het tijdig melden van de leerlingen bij de leerplicht. Activiteit: • • •
Mentor hanteert het nieuwe verzuimprotocol. Mentor controleert het verzuim in SOM.
Afdelingsdirecteur heeft regelmatig contact met de mentor mb.t. toezicht en uitvoering verzuimpreventie en contacten met ouders/pedagogische medewerkers-
• Pedagogische medewerkers handelen de voorlopige- en definitieve verzuimmeldingen na overleg met de mentor af • Pedagogische medewerkers volgen, in samenspraak met de mentor, de leerlingen die reeds gemeld zijn bij de leerplichtambtenaar.
2.2
Handelingsplannen
Activiteit 1. Kwaliteitsverbetering van de handelingsplannen ( incl. ontwikkelingsperspectiefplan en groepshandelingsplan) De afgelopen jaren is er veel aandacht besteed aan een kwalitatieve verbeterslag t.a.v. de inhoud van het handelingsplan reken- en taal en van het Ontwikkelings Perspectief Plan ( wat is de hulpvraag/ hoe verloopt de begeleiding/ wat is het meetbaar resultaat). Voor het waarborgen van de kwaliteitsverbetering van de handelingsplannen blijven de onderstaande activiteiten van toepassing: • De coördinerende docenten (taal-en rekenbeleid) spelen een rol in de beoordeling van de taal- en rekenhandelingsplannen. Zij geven aan, aan welke format en inhoud de handelingsplannen moeten voldoen. Gedurende het jaar wordt een aantal handelingsplannen die ontwikkeld zijn door de taal- en rekendocenten doorgenomen door de afdelingsdirecteur (i.s.m. de coördinerende taal- en rekendocent) en voorzien van een (schriftelijk) advies. Dit advies zal vervolgens besproken worden in de betreffende taal- en rekengroep en evt. met individuele docenten in aanwezigheid van de afdelingsdirecteur. Een eerste check zal plaatsvinden in de maand november 2015. Een tweede check vindt plaats in juni 2016. stap1 taal en rekendocent stelt handelingsplan op. stap2 de taal – en reken coördinatoren en afdelingsdirecteur controleren incidenteel de handelingsplannen op inhoud.
12
• De interne LGF-begeleiders (voor leerlingen met een extra zorgvraag) krijgen ondersteuning van de ambulante begeleider en orthopedagoog bij het schrijven van het Ontwikkelings Perspectief Plan (OPP) , groepshandelingsplan en bij de dagelijkse begeleiding van de leerling.
2.3
Scholing
Activiteit 1.
deskundigheidsbevordering
Deskundigheidsbevordering blijft op YnSicht een prioriteit. Deskundigheidsbevordering zal, rekening houdend met onze huidige instroom aan leerlingen en in het kader van Passend Onderwijs (de mogelijke aanwas van leerlingen met een bepaalde zorgbehoefte), een noodzaak blijven. Deels zal deze deskundigheidsbevordering een individueel karakter hebben ( de individuele scholingsvraag van de docent staat dan centraal) anderzijds zal een deel van de deskundigheidsbevordering ook een schoolbreed karakter hebben.
Scholingscomponenten: Borging scholing klassenmanagement en omgaan met verschillen • Scholing handelingsplannen/ Ontwikkelings Perspectief Plan, groepshandelingsplan schrijven • Collegiale lesbezoeken ( minimaal 2 x per jaar) onder het motto ‘’leren met en van elkaar’ ( voor degene die het collegiaal bezoek ondergaat) • Lesobservaties door de afdelingsdirecteur gericht op de didactische kwaliteiten van de docent ( passend bij de doelgroep) • Lesobservatie door School of Education (waar wenselijk) • Individuele scholingsbehoefte van docenten passend bij de zorgbehoefte van de school
13
Bijlage 1 Zorgkalender YnSicht schooljaar 2015 – 2016 Sociaal-emotionele begeleiding Begeleidingsvorm
Wanneer?
Voor wie?
Door wie?
Individuele begeleiding op gebied van sociaalemotioneel gebied
Op afspraak en/of tijdens mentoruur
Alle leerlingen
Mentor
Interne begeleiding leerlingen met een indicatie
Op afspraak
Voor alle leerlingen met indicatie (Voor heen rugzak).
Vertegenwoordiger Renn 4 + diverse mentoren/ begeleiders met deze specifieke taak voorheen rugzakbegeleiders
Alle leerlingen na melding in leerlingbespreking/zor goverleg
Mevr. A. Zuiderhof
Faalangstreductietraining (FRT)
Rots & Water (Weerbaarheidstraining )
Op afspraak
Alle leerlingen na melding in leerlingbespreking/zor goverleg
Mevr. Zuiderhof
Intern (vertrouwens)contactpersoon
Op afspraak
Alle leerlingen
Mevr. v/d Velde Mevr. v/d Linde
Sociaalverpleegkundige (GGD)
Op afspraak
Alle leerlingen na melding in zorgoverleg of bij opvallend veel ziekteverzuim
Mevr. A. Wassenaar
Schoolmaatschappelijk werk (SMW)
Op afspraak
Alle leerlingen
oproepkracht
14
Hoe kunnen leerlingen deze begeleiding krijgen? Leerlingen (en ouders/verzorgers) kunnen hiervoor zelf een afspraak maken of deze mogelijkheid wordt door de mentor aangegeven. Leerlingen die voorheen een rugzak hadden houden deze begeleiding. Ook leerlingen met een specifieke zorgtaak kunnen deze begeleiding krijgen. Het Samenwerkingsverband geeft hierin advies/ondersteuning. Vanuit dossierinformatie en/of signalen van faalangst door leerling (of informatie van ouder) wordt leerling door mentor of docent aangemeld bij de trainer. Vanuit dossierinformatie en/of signalen van beperkingen in de weerbaarheid van leerling (of informatie van ouder) wordt leerling door mentor of docent aangemeld bij de trainer. De leerlingen kunnen op eigen initiatief of op aanraden van de mentor een afspraak maken. Leerlingen met signalen zoals medische klachten, ‘slechte’ thuissituatie of veel ziekteverzuim worden door mentor aangemeld bij het zorgteam, waarop de leerling aangekaart wordt bij sociaalverpleegkundige. Leerlingen worden door mentor aangemeld bij pedagogisch medewerker. Na de aanmelding krijgt desbetreffende leerling een
Leerplichtambtenaar (LPA)
Op afroep en op het verzuimspree kuur
Verzuimprotocol YnSicht
Mevr.L van der Made Mevr. M. Gooswit Dhr. B. Kalkman
Rebound
Op afspraak
Voor leerlingen die stagneren of dreigen te stagneren.
Mevr. A. Saris
uitnodiging voor een gesprek. (Momenteel loopt er een proef om schoolmaatschappelijkwerk over te dragen aan sociale wijkteams. Mevr. van der Wal blijft op oproep nog beschikbaar. ) Leerlingen worden door mentor aangemeld bij pedagogisch medewerker. De pedagogische medewerker meldt de leerlingen bij de leerplichtambtenaar. Aanmelding vindt plaats via de pedagogische medewerker in overleg met afdelingsdirecteur en zorgteam.
Cognitieve begeleiding en beroepsgerichte begeleiding Begeleidingsvorm
Wanneer?
Voor wie?
Klassikale begeleiding voor 2f referentiekader -1 uur extra Nederlands per klas -1 uur extra rekenen per klas Dyslexiebegeleiding
Opgenomen in het lesrooster van de klas
Alle leerlingen
Op afspraak
Dyscalculie begeleiding
Op afspraak
LOB begeleiding
Op afspraak
Leerlingen met een dyslexieverklaring of waar een vermoeden bestaat van dyslexie Leerlingen met een dyscalculie verklaring of waar een vermoeden bestaat van dyscalculie Leerlingen die vragen hebben ten aanzien van de studiekeuze
Door wie? 2f docent (verschilt per klas)
Hoe kunnen leerlingen deze begeleiding ontvangen? De leerlingen krijgen in klassen/groepsverband extra taal en rekenen aangeboden (2f).
Dhr. Kloetstra Mevr. Kiestra
Leerlingen worden geselecteerd op basis van informatie vanuit de basisschool, de informatie van ouders en de indruk van de mentoren. De leerlingen ontvangen een uitnodiging voor de dyslexiebegeleiding.
Dhr. Krol Mevr. Klaaskate
Leerlingen worden geselecteerd op basis van informatie vanuit de basisschool, de informatie van ouders en de indruk van de mentoren. De leerlingen ontvangen een uitnodiging voor de dyscalculie begeleiding.
Mevr. Woudstra
Leerlingen worden tijdens individuele gesprekken begeleid.
15
Overlegvormen van Zorg Overlegvorm Leerling besprekingen binnen iedere deelschool Spreekuur ZORG Zorgadviesteam (ZAT)
Overleg alle specialisten van YnSicht (intern) DAT (Project School als Vindplaats)
Voor wie Docententeam en op afroep pedagogisch medewerker Mentor en pedagogisch medewerker Orthopedagoog, sociaalverpleegkundige, leerplicht ambtenaar, jongerenwerker, mentoren, pedagogisch medewerker (op afroep: LGFbegeleiders, bureau jeugdzorg, VNN, schoolarts, decaan e.a.) Pedagogisch medewerker, LGFbegeleiders (op afspraak), portefeuillehouder leerlingenzorg en afdelingsdirecteurs. Pedagogische medewerker, jongerenwerker, sociaalverpleegkundige, medewerker van het Buro
Data 1x per 6 weken Op afspraak Gemiddeld 1x per 5 weken op een dinsdagmiddag (8x per jaar) Tijdsduur: 14.00 – 17.00 uur
Dinsdagmorgen Tijdsduur: 9.00 – 10.00 uur 1x per 2 weken op een dinsdagmorgen Tijdsduur: 10.00 – 11.00 uur
Overzicht zorgmedewerkers INTERN Pedagogisch medewerker
Mevr. M. van der Linde Mevr. Y. van der Velde Dhr. P. Gerrits
Portefeuillehouder leerlingenzorg
EXTERN Leerplichtambtenaar
Mevr. L. v/d Made Mevr. M. Gooswit Dhr. B. Kalkman Mevr. J. v/d Wal Mevr. A. Wassenaar Mevr. Z. Plemp van Duiveland Mevr. M. Fabriek
Schoolmaatschappelijk werk Sociaalverpleegkundige Jongerenwerker Orthopedagoog
16
Eindverantwoordelijken t.a.v. de zorg
Afdelingsdirecteur De afdelingsdirecteur is de eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de zorg binnen zijn deelschool. Dit komt o.a. tot uiting in de onderstaande aandachtspunten: • • • • • • •
Is verantwoordelijk voor de uitvoering van de zorg binnen de deelschool Doet suggesties aan de portefeuillehouder Zorg voor verbetering van de leerlingenzorg Handelt verwijdering en andere calamiteiten af conform het PJ protocol Is verantwoordelijk voor de bewaking en aansturing van het absentiebeleid Is verantwoordelijk voor het bewaken en aansturen van mentorbesprekingen Is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van de handelingsplannen
Afdelingsdirecteur met portefeuille Zorg (gemandateerd) Een van de MT-leden heeft de portefeuille zorg in zijn pakket. Hij draagt zorg voor de beleidsvoorbereiding en geeft als eindverantwoordelijke sturing aan het proces van uitvoering. Hij woont ook de zorgteamvergaderingen bij. Periodiek vindt een overleg met het zorgteam en de andere leden van het MT plaats om de ontwikkelingen op dit terrein te evalueren en nieuwe afspraken voor vervolgactiviteiten te maken.
Directeur De directeur van de school is de eindverantwoordelijke voor de zorgstructuur en de uitvoering van de zorg op zijn school.
17
Bijlage 2 Leerling-bespreking op YnSicht • • •
Wordt gemiddeld 1x per 6 weken gehouden (gepland door de technische voorzitters) Wordt voorbereid door mentor Wordt bijgewoond door betrokken docenten, mentoren en -op uitnodiging- de pedagogische medewerker en/of specialisten op het vlak van leerlingenzorg.
•
Uiterlijk 2 werkdagen voor de leerling-bespreking krijgen de deelnemers van de technische voorzitter de volgende informatie: o Plaats en tijd van de bespreking o Welke leerlingen worden besproken (op initiatief van diverse betrokkenen waaronder de leerling/ouder) o Relevante informatie per leerling (ook van ouders) Welke vraag is aan de orde per leerling Resultaten (per vak?) Verslag van eerdere besprekingen Voorstel tot aanpak (Wat, Wie, Wanneer klaar) Geplande gesprekstijd
•
De voorzitter (technische voorzitter*) zorgt voor: o structuur (informatie verduidelijken, mogelijke oplossingen, aanpak kiezen) o het doorvragen bij onduidelijkheden o het samenvatten van besluiten en afspraken o initiatief tot actie en een tijdpad o het bewaken van eerder gemaakte afspraken
•
• • • • • •
De deelnemers: o praten in gedragstermen over de leerling o luisteren naar elkaar o praten kort, dragen nieuwe gezichtspunten aan en spreken in ik-termen o brengen de eigen mening naar voren o zijn bereid het eigen functioneren t.a.v. de leerling kritisch te bespreken Tijdens de leerling-bespreking bespreekt de mentor zijn eigen leerlingen Na de leerling-bespreking bespreekt de mentor de uitkomsten met de betreffende leerling(en) en eventueel hun ouders De mentor zorgt voor verspreiding van de informatie naar betrokken docenten en eventueel andere betrokkenen (bijv. faalangsttrainer) De mentor zorgt voor het bijhouden van het leerling-dossier (incl. eventueel actie- of handelingsplan) De mentor bewaakt samen met de leerling de voortgang De mentor verzorgt terugkoppeling naar het docententeam
Technische voorzitter: ieder jaar wordt er iemand vanuit de deelschool gevraagd voor deze taak. Er wordt genotuleerd en onder verantwoordelijkheid van de afdeling worden notulen bewaard in het mapje leerlingbespreking van de desbetreffende afdeling.
18
Bijlage 3 Mentoraat op Ynsicht Onderbouw Taak Gericht op leerling Bewaken van de voortgang, signaleren van knelpunten
Eerste aanspreekpunt voor leerling bij problemen
Bijhouden Leerlingendossier
Bijhouden leerlingvolgsysteem (digitaal) Gericht op de ouders Is het eerste aanspreekpunt voor ouders Houdt ouders in het geval van bijzonderheden op de hoogte
Gericht op anderen binnen de school Informeert gevraagd of ongevraagd betrokken personeel over leerling Bepaalt (evt. in overleg met de pedagogische medewerker) op een leerling-bespreking de gesprekspunten m.b.t. de
Activiteit Klas 1 en 2 minstens 2x per jaar Nodigt leerling uit voor een mentorgesprek en voert dit uit. Gespreksonderwerpen in elk geval: Cijfermatige gegevens Aanwezigheid Gedrag Onderwerpen afhankelijk van de periode Incidentele gesprekken naar noodzaak. Verwijst evt. door naar pedagogisch medewerker of decaan; deze kan verder doorverwijzen naar Cenzore Schoolmaatschappelijk werk Sociaalverpleegkundige Bemiddelt bij het oplossen van problemen, zoals problemen met andere leerlingen of met docenten. Ondersteunt bij de organisatie en uitvoering van testen gericht op RT. Leest dossier door en intakegesprek van de basisschool In het leerling-dossier worden per schooljaar alle aan de leerling gerelateerde onderwerpen genoteerd (mentorgesprekken, leerlingbesprekingen, etc.) Voor LWOO-lln. wordt een handelingsplan t.a.v. sociaal-emotionele problematiek gemaakt en bijgesteld door de mentor. Handelingsplannen t.a.v. reken- en taalproblematiek worden opgesteld door de vakdocent. Verzorgt een exitgesprek als leerling tussentijds YnSicht verlaat Einde schooljaar: Totaaloverzicht van het jaar in dossier Totaal cijfers toevoegen in dossier SOM
Is telefonisch of per e-mail bereikbaar voor ouders Voert gesprekken met ouders op mentorspreekuur of docentenspreekuur Neemt telefonisch contact op met ouders en maakt zo nodig een afspraak in het geval van: Regelmatig terugkerende absentie Problemen van de leerling met anderen Over vorderingen en prestaties
is aanspreekpunt m.b.t. de leerling Informeert in geval van bijzonderheden (langdurige of regelmatige ziekte, sterfgevallen in familie, persoonlijke problemen, etc.) Stelt op leerling-bespreking de leerling (zonodig) aan de orde en stelt vragen en maakt afspraken met collega’s Idem bij mentorenoverleg Bereidt een leerling-bespreking voor
19
leerling
Gericht op de groep Mentorleerlingen Is beschikbaar als het gaat om activiteiten die de mentor t.b.v. zijn mentorgroep kan uitvoeren (alleen klas 1 en 2): het verzorgen van de begeleidingslessen
Voert overleg in het zorgteam (vervolgoverleg na leerlingbespreking met leerlingbegeleider kan noodzakelijk zijn) Verzorgt de overdracht van de dossiers van de klas Is lid van het Zorg Advies Team, op moment dat hij een leerling van zijn klas inbrengt en dient het probleem van de leerling verder te onderbouwen
Introductieactiviteiten Uitdelen lesrooster, rapporten, foto’s, telefooncirkel Organiseren extra activiteiten (bijv. kerst)
Werken aan een goed leer/werkklimaat en sociaal gedrag: d.m.v. Leefstijl/leren leren/invullen agenda SVL afnemen Schoolregels, normen, waarden
Randvoorwaarden • • • •
De mentor heeft minimaal een halve betrekking aan de school. De mentor is docent van de klas waarvan hij mentor is. In principe is er één mentor per groep. Soms kan het noodzakelijk zijn dat er twee mentoren één klas hebben. Binnen het taakbelastingbeleid is tijd in klokuren gereserveerd voor de taak van de mentor. Verplichte cursus handelingsplannen en andere deskundigheidstrainingen.
20
Bovenbouw Uitgangspunt is dat iedere docent een mentoraat op zich kan nemen van een groep leerlingen. Om goed op de hoogte te zijn van het 'wel en wee' van zijn leerlingen is het noodzakelijk dat de mentor lesgeeft aan alle leerlingen van de mentorgroep. Er moet gestreefd worden naar continuïteit in de begeleiding van de leerling; het meegroeien van klas 3 naar klas 4. Voor een goede begeleiding is regelmatig contact tussen mentor en leerling noodzakelijk, evenals een goede samenwerking met de collega’s (alle betrokkenen binnen de deelschool). Taakomschrijving De mentor/coach bewaakt de leerling en zijn/haar ontwikkeling. Samenvattend: de mentor kent, stimuleert, stuurt en volgt zijn/haar mentorleerling. Taak Leerling kennen
Activiteit a. Op systematische wijze gesprekken organiseren met de leerling (kennismakingsgesprek, minimaal 2 vervolggesprekken en een afrondend gesprek) b. Contact met afleverende mentor en vervolgmentor c. Bijhouden leerling-dossier: 1) Jaarlijks i. Overnemen dossier van vorige mentor (warme overdracht) ii. Verzamelen relevante informatie voor de eerste leerling-bespreking (begin schooljaar) iii. Verstrekken informatie aan de vakdocenten iv. Einde schooljaar dossier opschonen en overdragen 2) Periodiek i. Aanleveren informatie voor leerlingbespreking 3) Wekelijks i. De absentie en te laat gegevens van de leerling afhandelen en verwerken (Afspraken maken met de leerling, bijv. strippenkaart hoeveel uren en wanneer afgerond. Toezien of de afspraken worden nagekomen en of dit leidt tot een verbetering van het gedrag. Signalen onderkennen en op reageren. Afspraken en afhandeling vastleggen in het dossier) ii. Verwerken meldingen per klas naar dossier per leerling
Leerling stimuleren
Leerling stimuleren om op of boven de verwachting te presteren op het gebied van competenties, resultaten, werkhouding en gedrag. Ook om qua studie- en pakketkeuze het maximale uit zichzelf te halen.
Leerling sturen
De leerling (bij-)sturen, waar nodig. Waar een gerichte verandering gewenst is, gebeurt dit aan de hand van een handelingsplan. Voor alle LWOO-leerlingen wordt een handelingsplan t.a.v. sociaalemotionele problematiek gemaakt en bijgesteld door de mentor.
21
Handelingsplannen t.a.v. reken- en taalproblematiek worden opgesteld door de vakdocent. Dit plan wordt samen met de leerling -en zonodig oudersopgesteld onder regie van de mentor. De mentor bewaakt de voortgang en rondt af. Indien het bijsturen niet voldoende resultaat heeft, bespreekt de mentor dit met de pedagogische medewerker. De pedagogische medewerker adviseert en verwijst waar nodig door naar een externe partij. Mogelijkheid hiervoor is ook een advies op te vragen bij het zorgadviesteam. Leerling volgen
Op systematische wijze (Hulpmiddelen: leerlingvolgsysteem; dossier, absentieregistratie, rapportlijsten, informatie uit leerlingbesprekingen) de ontwikkeling van de leerling volgen en waar nodig handelen.
Overige taken
De mentor: bereidt mede de rapportvergadering van zijn leerlingen voor. maakt problemen in de groep bespreekbaar. houdt het welzijn en veiligheid van de leden in de groep in de gaten en onderneemt adequaat actie. reikt rapporten en diploma’s uit. organiseert klassenactiviteiten. organiseert mede de diploma-uitreiking
Contact ouders
De mentor legt het contact met de ouders, veelal tijdens de introductieperiode. Hij zoekt contact naar aanleiding van bijvoorbeeld: studieresultaten, ziekte na twee dagen, storend gedrag van de leerling. De mentor is verantwoordelijke voor het verzamelen van relevante gegevens t.b.v. de contacten met de ouders. De mentor heeft regelmatig contact met de ouders.
Contact collega’s
Informeert collega's bij bijzonderheden die van invloed zijn op de studieresultaten, zoals ziekte, huiselijke omstandigheden. Hij vraagt naar studieresultaten.
Resultaatgericht werken
Conform de missie van PJ: Alle leerlingen tussen 12 en 18 jaar in Leeuwarden en omgeving passend en uitdagend onderwijs bieden, zodat zij geprikkeld worden maximaal rendement te halen uit hun talenten en opgeleid worden tot zelfstandige burgers die in de toekomst hun weg in de maatschappij goed weten te vinden.
22
Bijlage 4 Taken en activiteiten pedagogisch medewerker Uitvoerend • • • • • -
Communicatieve taken: Onderhouden contacten met aanleverende scholen en het doorspelen van hieruit voortkomende relevante informatie Overdracht verzorgen van zorgleerlingen die tussentijds veranderen van school (zowel voor het VO als voor het MBO) Contacten met ambulante begeleiders vanuit Renn 4 en andere REC’s (1, 2 en 3) Mentoren ondersteunen bij het voeren van gesprekken met ouders Doorspelen van informatie over gedrags en/of emotionele problemen naar collega’s. Inschakelen van externe instanties voor een traject met leerling (en ouders) Inschakelen van interne ‘specialisten’, zoals jongerenwerk, faalangstreductietrainer, dyslexiecoach, interne LGF-begeleider Zorgonderwerpen bespreekbaar maken binnen het MT/directie Signalerende taken: Handelen naar aanleiding van de gegevens verkregen uit de rapportvergaderingen en leerling besprekingen Administratieve taken: Dossiervorming Opvoeren van ZAT-leerlingen via het verwijsindex (zorgmonitor) Ondersteunen bij het schrijven van handelingsplannen Administratie m.b.t. het zorgteam Aanvragen centrale dienst, PCL en RMC Meldingen bij de LPA Aanmelding Schoolmaatschappelijk werk Overzichten hebben van alle zorgleerlingen Zorgtaken: Het voeren van hulpverleningsgesprekken met leerlingen en daaraan gekoppeld het geven van adviezen m.b.t. vervolgtrajecten voor deze leerlingen Functioneren als aanspreekpunt van actuele probleemsituaties Intake: (uitvoeren en voorbereiden) en testen nieuwe leerlingen Lid van de Commissie Toelating en Plaatsing Contactpersoon voor de leerlingen van het speciale basisonderwijs en ook voor speciaal voortgezet onderwijs
Coördinerend • -
Communicatieve taken: Coördinatie m.b.t. handelingplannen Begeleiden/ adviseren van mentoren en docenten Informatievoorziening naar collega’s op het gebied van gedragsproblemen en sociaal emotionele problemen
• -
Signalerende taak: Stimuleren en aansturen van collega’s
• -
Administratieve taak: Dossiervorming stimuleren
• -
Zorgtaken: Advisering m.b.t. plaatsing leerlingen
23
-
Coördinatie en voorzitten van het zorgteam intern als van het ZAT (zorgadviesteam) Coördinatie van de begeleiding van LGF-leerlingen Coördinatie van de begeleiding van voortijdige schoolverlaters Coördinatie van het maandelijkse spreekuur GGD/LPA Coördinatie en verantwoordelijk voor het aanvragen van gelden voor de LGF leerlingen Coördinatie t.a.v. de organisatie van studiedagen m.b.t. de zorg (zogenaamde zorgmiddag) Organiseren van een multidisciplinair overleg
• -
Beleid: Het jaarlijks opstellen van het zorgplan (met daarbij behorend activiteitenplan) en een zorgkalender Doelen uit activiteitenplan nastreven, evalueren en het beleid uitvoeren Het adviseren van het MT/directie m.b.t. zorg
•
De mentor is het aanspreekpunt voor de pedagogische medewerker. De pedagogische medewerker wordt ingeschakeld in overleg met de mentor.
24
Bijlage 5 Aanmeldingsformulier Zorgadviesteam (ZAT)
AANMELDINGSFORMULIER ZORGADVIESTEAM
Betreft leerling:
Klas:
Geb. datum:
Woongemeente:
Aangemeld door:
Functie:
School:
Datum aanmelding:
Testgegevens leerling ( GGZ diagnose, drempeltest, IQ test, etc.)
Schoolloopbaan leerling
Probleemstelling (ook: vanaf wanneer is het probleem ontstaan)
Vraag aan het Zorg advies team (ZAT):
25
Tot nu toe ondernomen acties (eventueel vergezeld van handelingsplan) en de resultaten daarvan:
Eventuele betrokken instanties (voor zover bekend):
Overige opmerkingen:
26
Bijlage 6 Verzuimprotocol Voorlopige melding: LPA wordt op de hoogte gebracht. Officieel melding: LPA wordt ingeschakeld via het verzuimloket. Ongeoorloofde absentie De mentor krijgt elke week een uitdraai van de onderwijsassistent. De mentor checkt elke week de absentielijst. 5-10 uur ongeoorloofd absent: Bij 5-10 uur ongeoorloofd absent, op basis van 4 aan aaneengesloten weken, neemt de mentor contact op met thuis en doet, via de pedagogisch medewerkster, een voorlopige melding richting LPA. Tevens meldt de mentor aan de ouder(s) / verzorger(s) dat er een definitieve melding zal plaatsvinden wanneer er geen verbetering te zien is. Ook legt de mentor dit alles vast in het LVS, onder Dossier Notitie. 10-15 uur ongeoorloofde absentie: Wanneer er tussen de 10 en 15 uur of meer ongeoorloofde absentie zichtbaar is, op basis van 4 aaneengesloten weken, krijgen ouders een brief( via de pedagogisch medewerkster) waarin staat dat de LPA ingeschakeld wordt. De mentor geeft aan de pedagogisch medewerkster door dat zij via het verzuimloket de LPA in moet schakelen en maakt hiervan dossier notitie in het LVS. In de brief naar de ouders moet de inlogcode SOM verzuimregistratie worden toegevoegd, zodat ouders zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen. Te laat 5-10 keer te laat: De mentor neemt contact op met thuis en vermeld dat bij geen verbetering een voorlopige melding richting LPA zal worden gemaakt. Tevens registreert de mentor dit in het LVS onder kopje 'Dossier Notitie'. 10-15 keer te laat: De mentor licht de pedagogisch medewerkster in en registreert dit in het LVS. De pedagogisch medewerkster doet een voorlopige melding richting LPA. De mentor meldt aan de ouder(s)/ verzorger(s) dat er een definitieve melding zal plaatsvinden wanneer er geen verbetering te zien is. Dit staat los van de 4 aaneengesloten weken. 15 of meer keer te laat: De mentor licht de pedagogisch medewerkster in en registreert dit in het LVS. De pedagogisch medewerkster doet een definitieve melding richting LPA en via de pedagogisch medewerkster gaat er een brief naar de ouders. Deze brief moet zowel in @VO als in het papieren dossier zichtbaar zijn. Bij ziekte. Bij opvallend, frequent ziekte verzuim neemt mentor contact op met thuis. Mentortaak. De mentor controleert elke week de verzuimstaat met de leerlingen en brengt, waar nodig, in overleg met de onderwijsassistent, veranderingen aan.
27
Bijlage 7 Taalbeleid (dyslexiekalender) TAAL- EN REKENBELEID OP PITER JELLES YNSICHT, SCHOOLJAAR 2015/2016 Het doel van het beleid
leerlingen met dyslexie betere mogelijkheden bieden, waardoor hun ontwikkelkansen groter worden, zodat de leerling zich ondanks zijn/haar dyslexie toch zo goed mogelijk kan ontplooien. leerlingen met een taalachterstand zodanig te helpen, dat de achterstand geen belemmering meer vormt voor zijn/haar ontplooiing. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat leerlingen vanaf 2014 in de eindexamenklas op referentieniveau 2F moeten zitten. leerlingen met een rekenachterstand zodanig te helpen, dat de achterstand geen belemmering meer vormt voor zijn/haar ontplooiing. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat leerlingen vanaf 2014 in de eindexamenklas op referentieniveau 2F moeten zitten.
1. DYSLEXIEBELEID Aanleiding Dyslexie is een stoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van lezen en/of spellen op woordniveau. Recente onderzoeksgegevens geven aan dat ongeveer 4% van de mensen dyslectisch is. Dyslexie gaat niet voorbij: iemand met dyslexie houdt daar een leven lang last van. Omdat dyslexie leerlingen kan belemmeren om onderwijs op eigen niveau te volgen, dienen scholen het probleem serieus te nemen. Veel kinderen hebben meer dan normale problemen bij het technisch (leren) lezen en met de automatische herkenning van het woordbeeld (spelling). Zij zijn dyslectisch en hebben er recht op dat wij op school, bijvoorbeeld bij het laten maken van proefwerken en bij het examen speciaal rekening met hen houden. Tegenwoordig wordt steeds meer al op de basisschool gesignaleerd dat een kind meer dan normale problemen heeft met lezen en/of spellen. Het kan dan uitgebreid getest worden om te kijken of er misschien sprake is van dyslexie. Wordt dit inderdaad geconstateerd dan wordt er een dyslexieverklaring uitgereikt op grond waarvan deze leerling op de basisschool en later in het voortgezet onderwijs recht heeft op voor dyslectici geldende faciliteiten. Uitgangspunten Het dyslexiebeleid binnen Piter Jelles is gebaseerd op het in 2004 landelijk geadviseerde dyslexiebeleid, geformuleerd in het Protocol dyslexie VO. Alle scholen van Piter Jelles hebben dit protocol toegestuurd gekregen. In 2013 is een herziende versie van dit protocol verschenen. 28
Leerlingen met dyslexie hebben recht op een geïntegreerde aanpak, dat wil zeggen dat begeleiding zoveel mogelijk binnen de lessen wordt gegeven en dat alle docenten op de hoogte moeten zijn. De scholen zorgen voor professionalisering van de teams in het signaleren/begeleiden van leerlingen met dyslexie. Op Piter Jelles YnSicht wordt van alle eerste klassers aan het begin van het schooljaar de spellingsvaardigheid en de leesvaardigheid ‘gescreend’ om te kijken of ze met een achterstanden op het gebied van spelling en lezen aan het voortgezet onderwijs begonnen zijn. De leerlingen die een grote achterstand blijken te hebben, krijgen extra RT (bijles), waarna ze opnieuw worden getest. Is die tweede test opnieuw onvoldoende dan wordt, na overleg met de ouders, uitgebreid getest op dyslexie. Overzicht van toetsen, RT en eventuele dyslexietest
september Van alle 1e klassers wordt de spelling getest m.b.v. de Spel Direct Begintoets. En de stilleestoets Tekenbeet wordt afgenomen.
oktober De onderdelen spelling, begrijpend lezen en rekenen worden gedurende de gehele onderbouw 1 maal in de week behandeld via het online programma Score (dit i.v.m. referentieniveaus 2F)
oktober t/m februari RT (bijles) in groepjes van ± 7 voor die lln. die SDB en/of de stilleestoets onvoldoende maakten. Deze bijles is onder schooltijd, tijdens een reguliere les van 50 min.
februari SDE= Spel Direct Eindtoets voor de 1e klassers die vanaf oktober RT hebben gevolgd. Voor de lln. die deze SDE voldoende maakten, wordt de RT beëindigd. Hun spelling doet niet meer onder voor die van hun leeftijdsgenoten. Er is geen sprake van dyslexierisico. De lln. die de SDE ook onvoldoende maakten, worden, na overleg met de ouders en na een aanvullende indicerende lees- en spellingstest aangemeld voor een dyslexieonderzoek
april lettertype Aanmeldingen voor uitgebreide dyslexietest door een orthopedagoge van Samenwerkingsverband Fryslân-Noard (duur ± 2 uur, kosten voor de ouders ongeveer € 125,--)
mei/juni Samenwerkingsverband Fryslân-Noard stelt bij gebleken dyslexie een dyslexierapport op en reikt een dyslexieverklaring uit. In de maanden april, mei en juni wordt op verzoek RT gegeven aan die leerlingen uit de onderbouw welke moeite hebben met een specifiek onderdeel van Nederlands. 29
De school: • • • •
Reikt de dyslectische leerling een dyslexiepasje uit. Verstrekt leerling en ouders de nodige informatie. Begeleidt de leerling volgens het Protocol Dyslexie bij Dyslexieverwante vragen en problemen. Bovendien biedt de school deze leerlingen het gebruik van het digitale programma Sprint Plus aan (daar waar nodig). Informeert de leerkrachten, opdat deze in hun lessen volgens ‘richtlijnen voor docenten en faciliteiten voor de leerlingen’ speciaal rekening houden met de dyslectische leerling.
2. TAAL EN REKENACHTERSTAND Aanleiding Nederland heeft een kwalitatief goed onderwijssysteem en scoort op bepaalde leergebieden relatief hoog, maar er zijn zorgen over: het beheersen van de basiskennis en basisvaardigheden voor taal en rekenen; de aansluiting van het onderwijs tijdens de leerloopbaan van leerlingen en studenten, van basisschool tot de entree in het hoger onderwijs: de ‘doorlopende leerlijnen’; het beheersen van eerder verworven kennis, vaardigheden en competenties; de prestaties van de betere leerlingen en studenten ten opzichte van hooggetalenteerden in andere landen (terwijl onze zwakke leerlingen en studenten nu juist beter presteren dan vergelijkbare leerlingen en studenten elders); het behoud en de uitbouw van de kwaliteit van ons onderwijs op termijn. Deze zorgen zijn gevoed en hebben een extra dimensie gekregen vanuit de maatschappelijke discussie over de resultaten van pabo-studenten bij taal en rekenen. De rapportages hierover zorgden voor veel aandacht van de media. Ook de prestaties van andere beroepsgroepen, bijvoorbeeld die van het verplegend personeel, werden al snel in de discussie betrokken. De recente Pisa-rapportage over 2009 heeft de discussie over de onderwijsprestaties weer doen oplaaien (zie ook website: Trends in beeld). Al met al leidde dit ertoe dat de bewindslieden van OCW de Expertgroep Doorlopende leerlingen taal en rekenen onder leiding van Heim Meijerink advies vroeg over de volgende vragen: wat zijn voor leerlingen en studenten de basiskennis en basisvaardigheden van taal en rekenen, en hoe is daarin een natuurlijke en doorlopende opbouw te maken over leeftijden en onderwijsvormen heen? Referentieniveaus Referentieniveaus bevatten relatief objectieve, dat wil zeggen breed herkenbare en gedragen inhouden voor de inrichting van het onderwijs over alle sectoren van het 30
onderwijs heen. Scholen krijgen zo zicht op de plaats die een (deel van) hun onderwijs inneemt in de gehele keten of kolom van het taal- en rekenonderwijs. De eenduidige aanpak en begripshantering vergemakkelijken dit. Lacunes in de leerstof of juist doublures, doordat verondersteld wordt dat iets al wel of niet zal zijn behandeld en geleerd, kunnen worden voorkomen. Dit komt de doorstroom van leerlingen/studenten ten goede, het verhoogt de kwaliteit van het onderwijs in taal en rekenen en het verbetert de prestaties van leerlingen in deze vakken. Het referentiekader onderscheidt vier momenten in de schoolloopbaan, elk met een fundamenteel niveau (voor het merendeel van de leerlingen haalbaar) en een streefniveau (voor leerlingen die meer aan kunnen). Niveau 2F is ook het algemeen maatschappelijk functioneel niveau, het niveau dat voor alle Nederlanders van belang is.
Bron: http://www.taalenrekenen.nl/referentiekader/ Uitgangspunten In de onderbouw van Piter Jelles YnSicht wordt vanuit het onderdeel Basisacademie het programma SCORE eenmaal in de week klassikaal gebruikt om leerlingen te helpen bij hun achterstanden op de terreinen van begrijpend lezen, spelling en rekenen. SCORE staat voor: • Speels: een intuïtief en visueel programma waar leerlingen graag mee werken. • Compatibel: op school en thuis te gebruiken • Oefenmateriaal: verbetering en onderhoud van spelling, grammatica, woordenschat, lezen en rekenen • Remediëren: geschikt om achterstanden mee weg te werken • Examenvoorbereiding: op taal- en rekenexamens Via dit online-programma dat binnen Piter Jelles gebruikt wordt, kan bij iedere leerling worden bekeken op welk niveau de leerling zit. Aan de hand van verschillende remediërende oefeningen dient het niveau van de leerling naar 2F te worden gebracht. Dit is het referentieniveau dat door het Ministerie van Onderwijs is gesteld waaraan de VMBO-leerlingen die doorstromen naar het MBO moeten voldoen. Vanaf 2014 dient dus 31
iedere eindexamenkandidaat in het VMBO dit referentieniveau te kunnen behalen. In het MBO wordt hier verder aandacht aan besteed. Er wordt een doorlopende leerlijn voor zowel rekenen als taal ontwikkeld, waarbij wordt omschreven welke domeinen en welke onderdelen vanaf leerjaar 1 t/m 4 worden behandeld. Daarnaast worden de resultaten voor rekenen en taal zichtbaar gemaakt op het rapport van klas 1 en 2. Bij klas 3 en 4 wordt dit een onderdeel van het pta voor Nederlands en economie of wiskunde. Rekenen en taal gaat in de onderbouw meetellen voor de overgangsnormering. Daarnaast maakt de school gebruik van genormeerde toetsen van Cito voor Engels, Nederlands en rekenen/wiskunde. De leerlingen van leerjaar 1 maken deze in september en in mei. In leerjaar 2 en 3 worden deze toetsen in mei afgenomen. De resultaten van deze toetsen worden zichtbaar gemaakt in SOM. Deze resultaten kunnen worden gebruikt bij de verschillende vakken die te maken hebben met deze testen. Deze Cito-toetsen vormen een meetmoment en worden (nog) niet gebruikt bij de overgangsbesprekingen van de verschillende klassen. Vanaf klas 3 tot aan het eindexamen wordt in de bovenbouw het bereikte referentieniveau 2F op peil gehouden, door hier wekelijks in de lessen Nederlands en wiskunde of economie aandacht aan te besteden. Het onderhouden van het gewenste niveau 3 (2f) vindt op de volgende wijze plaats: in de lessen Nederlands, economie of wiskunde (hangt af van de deelschool) is tijd in de les gereserveerd voor het werken aan de onderdelen rekenen en taal. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van verschillend lesmateriaal, waaronder het programma score. De leerling kan dit programma online gebruiken (dus ook in de thuissituatie). Het uiteindelijke doel hiervan is dat de leerling straks, zittend op het juiste referentieniveau, eindexamen kan doen en moeiteloos door kan stromen naar het MBO. Woordenschatdidactiek Werken aan woordenschatverwerving kan een bijdrage leveren aan de taalontwikkeling van leerlingen. Om zicht te krijgen op wat effectief onderwijs in woordenschatuitbreiding is, brengen we eerst in kaart hoe in de onderwijspraktijk ineffectief leerling- en docentgedrag sluipenderwijs tot stand kan komen. Wat leerlingen vaak met lastige taal - en dus met moeilijke woorden - doen, laat zich samenvatten in de steekwoorden: verkeerd begrijpen, vermijden, zichzelf overschatten, kopiëren, laag presteren en compenseren. Geconfronteerd met dit gedrag, kiezen docenten vaak voor een of meer van de volgende acties: de norm verlagen, uitleg herhalen, begrip veinzen en vermijden. Het spreekt voor zich dat zowel het leerlinggedrag als het docentgedrag niet effectief bijdraagt aan een gunstige taalontwikkeling. Ongewild kunnen docent en leerlingen terechtkomen in een negatieve spiraal wat betreft de taalontwikkeling. Soorten moeilijke woorden Het helpt als docenten zich bewust zijn van de verschillende kanten van woordenschatverwerving: dat behelst namelijk niet één aspect, maar beslaat een breed scala aan terreinen. Niet alleen het terrein waar woorden gebruikt worden verschilt, 32
maar ook de frequentie waarmee ze voorkomen. Uiteraard stellen niet-frequent gebruikte woorden leerlingen vaker voor een probleem dan veel voorkomende woorden. We onderscheiden: • Niet-frequente alledaagse woorden. desondanks, variatie, ranja, dramatisch, stop (van het bad), mauve, perspectief • Figuurlijk taalgebruik: van twee walletjes eten, voor het blok zetten, de boot afhouden • Schooltaalwoorden: kenmerk, aspect, oorzaak, verbinding, voordeel • Vakwoorden: reliëf, eencellige, lasnaad, leenmannen, gewest • Vakwoorden met ook nog een andere betekenis hebben: cel, stof, relatie, verbinden, mobiel • Woorden buiten de belevingswereld van de leerling: voor de een is de Mona Lisa heel bekend, voor de ander totaal niet Iemand die weinig woorden kent, heeft dus een groot nadeel: nieuwe woorden blijven moeilijker 'hangen'. Dit betekent voor onderwijs in woordenschatverwerving dat de leerstof zo wordt aangeboden dat de leerlingen veel verbindingen kunnen leggen met woorden die ze al kennen. Werken met tegenstellingen en synoniemen helpt leerlingen om woorden in een al bestaand netwerk 'op te slaan'. Fasen van een goede woordenschatdidactiek Goed woordenschatonderwijs kent vier fasen die allemaal aan bod moeten komen. De vier fasen zijn: 1. Voorkennis activeren erover praten afbeeldingen bekijken 2. Uitleggen (in de context) laten zien voordoen definiëren contextzin lezen en zelf maken synoniem geven 3. Herhalen in veel verschillende contexten en oefenvormen 4. Controleren bijvoorbeeld in een toets Goede oefeningen Goede woordenschatoefeningen zijn toegesneden op het soort kennis dat leerlingen moeten opdoen over het woord. Sommige woorden moeten ze vooral herkennen (receptieve oefeningen) en andere woorden moeten leerlingen ook kunnen gebruiken (productieve oefeningen). Receptief oefenen: • gatentekst ("Vul de gegeven woorden op de juiste plek in") 33
• • • • •
omschrijving bij het woord zoeken (“Zoek de goede zin bij het woord) rubriceren (“Welke woorden horen bij elkaar?”) zinnen bij elkaar zoeken (“Welke zin betekent ongeveer hetzelfde?”) woordparen maken (“Zet de woorden die bij elkaar horen bij elkaar”) uitzondering zoeken (“Welk woord hoort er niet bij”?)
Productief oefenen: • een zin maken met een woord • woordpuzzels • woordveld maken rondom een thema • omgekeerde definitieoefening • taalspelletjes (“Welke dingen kun je doen met je hoofd? Is ijzer vloeibaar?) bron: http://basistaal.slo.nl/taalbeleid/
Uitgangspunten Om er voor te zorgen dat de taalontwikkeling bij de leerlingen van Piter Jelles YnSicht voldoende wordt gestimuleerd, is het noodzakelijk dat bij alle aangeboden vakken op deze locatie aandacht wordt besteed aan het onderdeel ‘woordenschatdidactiek’. Het mag duidelijk zijn dat deze verantwoordelijkheid niet alleen bij de talen Nederlands en Engels ligt, maar ook een serieus aandachtspunt en bovendien een verplichting voor de andere vakken is. De onderwijsinspectie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft ook aangegeven dat dit een vast onderdeel van haar inspecties zal zijn. Nu leert de praktijk dat leerlingen in lessituaties dikwijls niet weten wat er met de vraagstelling in de lesstof wordt bedoeld, terwijl het dan eigenlijk om een eenvoudige beheersing van de definitie van bepaalde begrippen gaat. Of het nu gaat om schooltaalwoorden of vakwoorden, leerlingen moeten snappen wat er van hun wordt gevraagd. Dit is ook de reden dat YnSicht 3 jaar geleden heeft ingezet op een schoolbrede aanpak van taalbeleid. Via een studiedag is een begin gemaakt met het verkennen van dit onderwerp binnen de school en de verschillende afdelingen. De vaksecties hebben hierbij kritisch gekeken naar de eigen lessen en hebben tegelijkertijd voor het eigen vakgebied lijsten met vaktaalwoorden aangelegd die de leerlingen zouden moeten beheersen. Welke begrippen dienen leerlingen te beheersen, maar ook hoe dit moet worden geoefend. Voor het schooljaar 2014-2015 heeft YnSicht ingezet op een uitbreiding van het taalbeleid binnen de school en een verdieping binnen de sectie Nederlands. Het doel hiervan was om er voor te zorgen dat binnen YnSicht uiteindelijk in het schooljaar 20142015 de volgende doelen werden bereikt:
34
De school heeft een taalbeleid dat als onderdeel van het schoolbeleid past bij de ontwikkelingen van de school en dat een goed dyslexiebeleid, een doorlopend programma Nederlands en schoolbrede aandacht voor taal bevat. Dit taalbeleid is daarmee ook gericht op duurzame, schoolbrede aandacht voor taal in de vakken. De taalcoördinatoren weten wat ze kunnen doen om de vakdocenten en de secties te ondersteunen bij de aandacht voor taal. De vakdocenten weten hoe ze in hun lessen aandacht kunnen besteden aan taal. De sectie Nederlands heeft een doorlopende leerlijn voor de verschillende taalvaardigheden.
Twee jaar geleden was het uitgangspunt werken aan de woordenschatverwerving, zodat deze een bijdrage kan leveren aan de taalontwikkeling van leerlingen. Het afgelopen schooljaar was het uitgangspunt verdieping van het taalbeleid, zodat dit een kwalitatieve verbetering opleverde voor zowel de leerling, de docent als de school. Het komende schooljaar zal het uitgezette beleid worden voortgezet, waarbij ieder lid van de sectie Nederlands contactpersoon is van een aantal afdelingen/secties binnen de school. Het doel hiervan is dat de docenten Nederlands gemakkelijker vakdocenten kunnen ondersteunen bij zaken omtrent taalbeleid binnen de school en de eigen lessen. De sectie Nederlands heeft in het afgelopen schooljaar een taalreader ontwikkeld, die binnen de school zal worden gebruikt om taalbeleid sterker neer te zetten binnen de gehele school. In deze reader zitten onder andere praktische voorbeelden die ingaan op lees-, spreek- en schrijfvaardigheid en het schrijven van brieven en e-mails. Gebruik van deze taalreader zorgt er voor dat overal binnen de school voor zowel leerlingen als docenten dezelfde afspraken gelden voor zaken die met taalbeleid te maken hebben. juni, 2015 Janneke Kiestra Arnold Kloetstra
35
Bijlagen De professionalisering van het dyslexiebeleid
36
Thema: C H E C K
Acties afgelopen schooljaar
De werkzaamheden van de dyslexiecoaches J. Kiestra (onderbouw) en A. Kloetstra (bovenbouw) zijn door hun beschreven in de notitie taalbeleid. Hierin staat ook omschreven wat er op YnSicht gedaan wordt met leerlingen met dyslexie.
A C T
Acties afgelopen schooljaar
P L A N
Acties huidig schooljaar Voortgezette acties
Signaleren van taalproblemen bij de eerste klas leerlingen. Extra RT bij leerlingen met gesignaleerde problemen, extra RT in de taalles. Een groep leerlingen werkt met Sprint Plus. Leerlingen worden gecoacht in het omgaan met dyslexie. Leerlingen weten waar ze terecht kunnen als er problemen zijn op het gebied van dyslexie en in relatie tot de docent. Er is een langzame opbouw van veel begeleiding in klas 1 naar een coachende begeleiding in klas 4 (gericht op meer zelfstandigheid). Ouders en leerkrachten krijgen voorlichting over het dyslexiebeleid op YnSicht.
Resultaten
Professionele opzet van het dyslexiebeleid op YnSicht. Leerlingen met dyslexie op YnSicht krijgen die steun en hulp die ze nodig hebben. Leerkrachten weten waar zij rekening mee moeten houden op het gebied van dyslexie. Leerkrachten weten bij wie zij moeten zijn, als er onduidelijkheden zijn op het gebied van dyslexie.
Borging
Al deze acties staan beschreven in de notitie taalbeleid, waarvan de dyslexiekalender een onderdeel is. Deze wordt jaarlijks opnieuw geëvalueerd en eventueel aangepast. De notitie taalbeleid is een onderdeel van het zorgplan van YnSicht.
Datum af
schooljaar 2015Leerlingen van klas 1 maken allemaal de Spel Direct test en de stilleestest Tekenbeet. Leerlingen met opvallende scores krijgen 2016 gedurende 2 maanden extra begeleiding. Daarna opnieuw Spel Direct test. Bij leerlingen met nog steeds opvallende scores wordt gekeken of verder dyslexie-onderzoek noodzakelijk is. Leerlingen die met het programma Sprint Plus willen werken, worden hiervoor in de gelegenheid gesteld. Leerlingen van klas 2 worden in de maand mei van het lopende schooljaar bijeengeroepen om de overgang van de onderbouw naar de bovenbouw te bespreken. De leerlingen wordt dan uitgelegd wat ze in de bovenbouw kunnen verwachten en waar ze rekening mee kunnen houden en hoe de weg naar het eindexamen er uit gaat zien. 37
Acties huidig schooljaar Nieuwe acties
D O
Datum af
niet van toepassing
Acties huidig schooljaar Uitvoering (tijdvak)
Uitleg over het examenprogramma voor Nederlands (welke onderdelen en opbouw normering). Uitleg over het praktijkexamen voor de praktijkvakken. Uitleg over het werken met dyslexie in de bovenbouw (extra tijd, vergrote toetsen, Sprint Plus). Uitleg over het omgaan met problemen ten aanzien van dyslexie op YnSicht (coachende werkwijze).
38
Wie
Kla en Kij
Taalbeleid op YnSicht
Thema: C H E C K
Acties afgelopen schooljaar
De vakgroep taal en de vakgroep rekenen hebben ieder apart een eigen doorlopende leerlijn ontwikkeld. Bij alle aangeboden vakken op YnSicht wordt aandacht besteed aan het onderdeel ‘woordenschat- didactiek’.
Resultaten
A C T
Acties afgelopen schooljaar
De docenten Nederlands zijn twee jaar geleden voor het eerst begonnen met het uitvoeren van het 2F-programma. De verschillende afdelingen/secties hebben onderling afspraken gemaakt over het onderdeel ‘woordenschatdidactiek’.
Borging
P L A N
Er is voor ieder leerjaar 1 t/m 4 een apart programma gemaakt, waarin de onderdelen: lezen, luisteren, schrijven, gesprekken en spreken worden beoefend en getoetst. Naast de 3 reguliere uren Nederlands is er 1 uur extra voor het onderdeel taal, waarin het referentieniveau wordt beoefend. Binnen de verschillende afdelingen is gesproken over het aanleggen van lijsten waarop staat welke woorden de leerlingen minimaal moeten beheersen.
Binnen de sectie Nederlands is er voor leerjaar 1 t/m 4 vastgelegd in welke vorm de onderdelen: lezen, luisteren, schrijven, gesprekken en spreken worden beoefend en getoetst. Deze onderdelen zijn afzonderlijk beschreven en op de t-schijf vastgelegd. Ieder onderdeel is voorzien van een duidelijk omschreven opdracht, met een daarbij behorende vaste normering. Deze onderdelen zijn in het PTA voor het vak Nederlands opgenomen. Binnen de verschillende afdelingen/secties zijn lijsten aangelegd waarop staat aan welke woordenschat aandacht wordt besteed. Voor leerjaar 3 is er een nieuwe methode (Nieuw Nederlands, editie 5), waarin de 2Fonderdelen in verwerkt zijn.
Acties huidig schooljaar Voortgezette acties
Leerlingen worden tijdens de lesuren Nederlands voorbereid voor het referentieniveau 2F. Het programma Score wordt door de docent gebruikt om het gewenste niveau bij de leerlingen te bereiken en op peil te houden. Dit gebeurt in klas 1 in eerste instantie tijdens de les, maar wordt daarna door de leerlingen buiten de lessituatie gedaan. Iedere afdeling/sectie kijkt of het voldoende aandacht besteedt aan het onderdeel ‘woordenschatdidactiek’ en wat het rendement is voor de leerling. Waar nodig, dient dit te worden 39 aangepast.
Datum af
schooljaar 20152016
Acties huidig schooljaar Nieuwe acties
D O
Datum af
De uitvoering van het programma 1 t/m 4 moet worden geëvalueerd en zo nodig aangepast. Hierbij moet gekeken worden naar de examenresultaten van schooljaar 2014-2015. De ontwikkelde taalreader wordt in de school geïmplementeerd.
Acties huidig schooljaar Uitvoering (tijdvak)
Het 2F-programma voor leerjaar 4 moet worden geschreven, waarbij ook rekening wordt gehouden met de zgn. examentraining. Op de eerste studiedag van het nieuwe schooljaar wordt de taalreader gepresenteerd. Ieder lid van de sectie Nederlands bespreekt deze reader met de afdelingen waarvan hij/zij contactpersoon is.
40
schooljaar 20152016
Wie
sectie Nederlands
Handelingsplannen rekenen en taal gekoppeld aan begeleiding in de klas Thema: C H E C K
Acties afgelopen schooljaar
Resultaten
Taal- en rekendocent schrijft handelingsplan voor taal en rekenen, aan de hand van gegevens uit Cito en Score.
De taal- en rekendocent weet wat hij/zij in de les moet doen met betrekking tot het werken aan de achterstanden bij de leerling (voor taal en rekenen).
A C T
Acties afgelopen schooljaar
Borging
Taal- en rekendocent schrijft in september van het schooljaar het handelingsplan, evalueert deze in januari en schrijft de eindevaluatie in juni.
Handelingsplannen staan in SOM.
P L A N
Acties huidig schooljaar Voortgezette acties
Handelingsplannen voor taal en rekenen worden ingevuld door de taal- en rekendocent. De taal- en rekendocent schrijven ieder een apart handelingsplan. De nulmeting van Score en de uitslagen van Cito worden gebruikt in het eerste handelingsplan van het nieuwe schooljaar. In januari van het schooljaar vult de taal- of rekendocent het eerste evaluatiemoment in. Hiervoor worden de tussentijdse uitslagen van Score gebruikt. In juni vult de taal- of rekendocent het tweede evaluatiemoment in. Hiervoor worden opnieuw de uitslagen van Score gebruikt. De taal- of rekendocent haalt de gegevens uit het dossier en uit het bestaande handelingsplan (staat in SOM), past dit aan en plaatst de ingevulde handelingsplannen in SOM. Bij iedere evaluatie worden de doelstellingen in het handelingsplan opnieuw bijgesteld en/of aangepast. Deze taak van de taal- of rekendocent is omschreven in het zorgplan. De mentor is wel degene die het handelingsplan schrijft voor de leerling die te maken heeft met sociaal-emotionele problemen. In de bovenbouw zal dit in de praktijk vaak gaan om een beperkt aantal handelingsplannen.
Acties huidig schooljaar Nieuwe acties
D O
De gesignaleerde achterstanden worden gebruikt om via een (groeps)handelingsplan specifiek in te zetten op dat onderdeel.
Acties huidig schooljaar Uitvoering (tijdvak)
De taal- of rekendocent gebruikt de uitslagen van de nulmeting en de Cito-toetsen als leidraad voor de extra begeleiding in de les. De taal- of rekendocent specificeert in het handelingsplan bij het onderdeel ‘werkwijze’ op welke achterstanden hij/zij gaat inzetten. Ook geeft de taal- of rekendocent aan op welke wijze 41
Datum af
schooljaar 20152016
Datum af
schooljaar 20152016 Wie
taal- en rekendocent
YnSicht Maand sept.
okt./nov.
hij/zij dit wil gaan doen. Het handelingsplan voor taal en rekenen voldoet aan het format zoals dat in SOM staat en zoals dat is omschreven in het zorgplan. De taal- of rekendocent kan nu gericht extra begeleiding geven op die onderdelen (domeinen) waar de leerling zwak op scoort. Voor taal: taalverzorging (ww spelling, niet-ww spelling, grammatica), leesvaardigheid en woordenschat. Voor rekenen: meten en meetkunde, verbanden, getallen, verhoudingen. De taal- of rekendocent kan gaan werken met niveaugroepjes in de klas om gericht te werken aan de achterstanden van de leerling.
DYSLEXIEKALENDER 2015-2016 actie 1. Inventarisatie dyslectische leerlingen (klas 1 t/m 4). 2. Verspreiding lijst dyslectische leerlingen. 3. Uitreiken dyslexiepasjes, gesprekken met leerlingen 4. Speldirect begintoets en Tekenbeet afnemen 1e klas en beoordelen. 5. RT voor ‘speldirectleerlingen’ opzetten. 6. Voorlichting ouders i.v.m. dyslexiebeleid, Score en Sprint-Plus. 7. Inventarisatie Sprint-Plus 8. Sprint-Plus demonstratie aan leerlingen. 9. Regelen boeken Sprint-Plus 1. Start RT voor ‘speldirectleerlingen (gaat door tot febr.) 2. februari speldirect eindtoets voor RT-groep. 3. Leerlingen die naar voren komen n.a.v. Speldirect op lijst noteren 4. Voorlichting/zorgmiddag team. 42
wie Kij/Kla Idem Idem docent Nederlands Kij Kij/Kla/ Galema Kij/Kla Kij/Kla + leerling Kla Kij Kij/Kla Kij/Kla Kij/Kla
febr.-maart april
mei/juni
5. Lijst van dyslexieleerlingen aan examencoördinator doorgeven. 1. Vermoedelijke dyslectische leerlingen verder screenen 1. Dossiers gescreende leerlingen compleet maken en versturen naar Samenwerkingsverband Fryslân-Noard 2. Basisscholen leveren bij overdracht RT.-gegevens aan i.v.m. evt. onderzoek (hp, verslagen, enz.). Basisscholen leveren naast dyslexieverklaring ook kopie dyslexieverslag aan (evt. ook voor dyscalculie)
Kla
1. Dyslexiepassen voor huidige leerlingen nieuwe schooljaar invullen. 2. Dyslexiepassen plastificeren en snijden. 3. Uitslag Samenwerkingsverband Fryslân-Noard of er een dyslexie-onderzoek plaatsvindt. 4. Bijeenroepen leerlingen van klas 2, om de overgang naar klas 3 te bespreken en uit te leggen hoe De leerlingen wordt dan uitgelegd wat ze in de bovenbouw kunnen verwachten en waar ze rekening mee kunnen houden en hoe de weg naar het eindexamen er uit gaat zien.
Kij/Kla
43
Kij/Kla Kij/Kla Galema
Oop
Kij/Kla
Bijlage 8 Rekenbeleid
Meten is weten!
Piter Jelles Systeembeheer
44
Inhoudsopgave Voorwoord 47 1. Schoolprofiel ............................................................................................................................48 1.1 Visie en missie ....................................................................................................................48
1.1.1 Visie op leerlingenzorg ........................................................................................... 49 1.2 Schoolorganisatie ...............................................................................................................49 1.3 Leerlingprofiel ....................................................................................................................49 2. Noodzaak en aanleiding ............................................................................................................51 2.1 Externe factoren .................................................................................................................51 2.2 Interne factoren .................................................................................................................51 2.3 Wat doen we al ..................................................................................................................51 2.4 De opdracht .......................................................................................................................52 3. Visie op rekenbeleid ........................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4. Analyse van de situatie .............................................................................................................54 4.1 Quickscan rekenen. ............................................................................................................54
4.1.1 Conclusie Quickscan ............................................................................................... 55 4.2 Interne analyse ..................................................................................................................56
4.2.1 conclusie interne analyse. ........................................................................................ 56 4.3 Rekentoetsen .....................................................................................................................56 4.4 Conclusies teambesprekingen ..............................................................................................56 4.5 Aandachtspunten docentenniveau .......................................................................................57
4.5.1 Conclusie aandachtspunten docentenniveau ........................................................... 57 4.6 Onderzoek CITO toetsen .....................................................................................................58
4.6.1 Conclusie onderzoek CITO toetsen......................................................................... 58 5. Doelstelling ..............................................................................................................................58 6. Voorwaarden............................................................................................................................60 6.1 Taken medewerkers. ..........................................................................................................60 6.2 Overige voorwaarden ..........................................................................................................61 7. Implementatie en communicatie ................................................................................................62 7.1 Implementatieplan ..............................................................................................................62 7.2 Communicatie ....................................................................................................................64 7.3 Moeilijke rekenaars .............................................................................................................64 7.5 Uitmuntende rekenaars .......................................................................................................65 8. Evaluatie 66 9. Financiering .............................................................................................................................67 9.1 Uitgaven ............................................................................................................................67 10. Voortgang rekenen .................................................................................................................68 10.1 Voortgang fase 1 ..............................................................................................................68
10.1.1 Activiteiten 2014-2015. ......................................................................................... 68 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1. 2. 3. 4. 5.
69 Analyse rekentoetsen .................................................................................................69 PTO onderbouw.........................................................................................................72 PTA basis en kader bovenbouw ..................................................................................76 Vier scenario’s ...........................................................................................................77 Scenario 2 en 3 uitgewerkt .........................................................................................78
45
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
6. Aandachtspunten op docentniveau. ............................................................................79 7. Ambities op docentniveau. .........................................................................................80 8. Volgkaart rekenen .....................................................................................................81 9 Cito toets 0 bb en kb ..................................................................................................83 10 Cito toets 1 bb en kb .................................................................................................84 11 CITO toets 2 bb en kb ...............................................................................................85 12 CITO toets 3 bb en kb ...............................................................................................86
46
Voorwoord De aanleiding van het schrijven van het rekenbeleid is dat in het schooljaar 2015-2016 het rekentoets meetelt met de einduitslag van het examen. Leerlingen moeten op de toets minstens een vijf behalen om te kunnen slagen. Piter Jelles YnSicht heeft daarom een rekencoördinator aangesteld die zich bezig houdt met het rekenbeleid op de school. Om een goed beleid te hebben is er dit verslag geschreven. Hierin worden de missie, visie en de doelen helder uitgelegd en hoe deze doelen behaald kunnen worden. Deze doelen moeten nageleefd worden door docenten, coördinatoren en directie. De regelgeving omtrent het rekenexamen kan veranderen doorlopend het jaar waardoor niet alle informatie nog relevant kan zijn. Hier moet rekening mee gehouden worden. Jitske Andringa
47
1. Schoolprofiel Dit rekenbeleid wordt geschreven voor Piter Jelles locatie Ynsicht aan de Prinsessenweg te Leeuwarden. Met ingang van 1 september 2010 is YnSicht een school voor vmbo basis en kader met doorlopende leerlijnen. Dit betekent dat leerlingen na de basisschool meteen bij ons op school komen en hopelijk na vier jaar onze school, met een diploma, gaan verlaten. Ynsicht heeft de deelscholen: de Starter, de Dienstverlener en de Maker. De leerling start in de onderbouw bij de Starter. Na het tweede jaar kan er gekozen worden voor Food and Care, Track, SDV of Engineering en Mobiliteit. De grootste opleiding binnen Ynsicht is Food and Care. In het derde jaar is er ook instroom van buiten YnSicht. De school heeft 544 leerlingen. De onderbouw en bovenbouw is ongeveer gelijk verdeeld. De leerlingen komen zowel uit Leeuwarden als uit de dorpen om Leeuwarden. Op de school is een zorgteam aanwezig voor de leerlingen die zonder extra zorgbegeleiding op school niet of moeilijk mee kan komen. 1.1 Visie en missie De missie van Piter Jelles luidt: Alle leerlingen tussen 12-18 jaar in Leeuwarden en omgeving passend en uitdagend onderwijs bieden, zodat zij geprikkeld worden maximaal rendement te halen uit hun talenten en opgeleid worden tot zelfstandige burgers die in de toekomst hun weg in de maatschappij goed weten te vinden. Om passend onderwijs voor heel verschillende leerlingen te realiseren, heeft Piter Jelles verschillende onderwijsconcepten in huis en biedt zij onderwijs aan op verschillende niveaus, van praktijkonderwijs tot gymnasium en verschillend van elkaar gepositioneerd. Tenslotte staat Piter Jelles open voor leerlingen en medewerkers van alle culturen, gezindten en geaardheden. De belangrijkste kernthema’s van Piter Jelles voor de periode 2013 – 2017 zijn: Kwaliteit, Samenwerking en Innovatie. Als school van Piter Jelles geeft YnSicht op de hierna volgende wijze vorm aan deze missie: YnSicht is leren door Doen, YnSicht is Samen, YnSicht is Maatwerk. Leren door doen De leerling leert in betekenisvolle praktijksituaties waarin passende eisen aan hem worden gesteld. De leerling haalt het beste uit zichzelf. Er is veel aandacht voor de praktijk en gelegenheid om te oefenen. Aan de leerlingen worden de mogelijkheden geboden om eventuele leerachterstand weg te werken. De theorie wordt gekoppeld aan de praktijk. De leerling oriënteert zich breed op het vervolgtraject en de beroepskeuze. Samen De leerling en de medewerker voelen zich thuis en identificeren zich met de school waarin men betrokken, veilig en in vertrouwen kan leren en werken. Leerlingen en medewerkers kennen elkaar, gaan met elkaar een hechte band aan en spreken elkaar aan op gemaakte afspraken. De school stelt zich beschikbaar voor de omgeving en treedt die omgeving binnen. Het onderwijs sluit aan bij maatschappelijke ontwikkelingen. 48
De school en ouders ondersteunen en stimuleren elkaar in hun opvoedende taak.
Maatwerk Leerlingen leren en werken op eigen niveau. Medewerkers spreken leerlingen aan op hun eigen kwaliteiten en verantwoordelijkheden. Medewerkers worden ingezet op basis van kennis en vakbekwaamheid. Leerlingen en omgeving spreken medewerkers aan op hun eigen kwaliteiten en verantwoordelijkheden. Motto Leren door doen 1.1.1 Visie op leerlingenzorg Op YnSicht ontwikkelen leerlingen met een vmbo advies voor basisberoepsgericht of kaderberoepsgericht (met of zonder LWOO/LGF) zich zowel op persoonlijk vlak als op het gebied van de beroepsvoorbereiding. De leerlingenzorg is erop gericht om de leerling in beide ontwikkelingen te stimuleren. Onderdeel van de visie is dat zowel de leerling als de ouders ieder hun rol hierin hebben te vervullen. De school wil een veilige thuishaven zijn voor iedereen. Om dat te bereiken is o.a. nodig dat duidelijk is wie wat doet op het gebied van de leerlingenzorg en bij wie de leerling moet zijn met bepaalde vragen. Bovendien verbreed YnSicht haar deskundigheid door zogenaamde specialisten in te zetten voor zowel haar leerlingen als voor haar medewerkers, opdat de zorgcapaciteit op de werkvloer wordt vergroot. Op YnSicht zijn leerlingen die zich in het bijzonder kenmerken door; een advies voor basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg, een LWOO-indicatie (leerachterstanden op de vier leergebieden in combinatie met IQ en/of sociaal emotionele problematiek, sociaal-emotionele problematiek (gedrag/rebound/BuroSaris), leerproblemen/ cognitieve problematiek (dyslexie/dyscalculie), een LGF- indicatie (alle leerlingen die in aanmerking komen voor REC1/2/3/4: visuele beperking, ernstige spraaktaalmoeilijkheden, lichamelijke beperking en of een beperking in gedrag en/of op psychiatrisch gebied), psychosociale problematiek (opeenstapeling van bovengenoemde problemen kan leiden tot voortijdig schoolverlaten/RMC). 1.2 Schoolorganisatie De directeur van YnSicht is op dit moment een vacature. Afdelingsdirecteuren zijn: dhr. P. Gerrits en mevr. T. Galema. De rekencoördinator schrijft het rekenbeleid, zit vergaderingen voor, implementeer het rekenbeleid en zorgt voor een goede communicatie naar docenten en directie toe. De examensecretaris verzorgt de praktische uitvoering van de rekentoets. 1.3 Leerlingprofiel De leerlingen op Ynsicht zijn doe-leerlingen. Ongeveer de helft van de vakken zijn praktische vakken. Leerlingen komen grotendeels uit Leeuwarden maar ook uit omliggende dorpen. Op YnSicht zijn leerlingen die zich in het bijzonder kenmerken door; een advies voor basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg, 49
een LWOO-indicatie (leerachterstanden op de vier leergebieden in combinatie met IQ en/of sociaal emotionele problematiek, sociaal-emotionele problematiek (gedrag/rebound/BuroSaris), leerproblemen/ cognitieve problematiek (dyslexie/dyscalculie), een LGF- indicatie (alle leerlingen die in aanmerking komen voor REC1/2/3/4: visuele beperking, ernstige spraaktaalmoeilijkheden, lichamelijke beperking en of een beperking in gedrag en/of op psychiatrisch gebied), psychosociale problematiek (opeenstapeling van bovengenoemde problemen kan leiden tot voortijdig schoolverlaten/RMC).
50
2. Noodzaak en aanleiding De aanleiding voor het opstellen van dit rapport is dat de leerlingen in schooljaar 2015-2016 ten minste een vijf moeten halen tijdens de rekentoets. Halen ze dat niet dan krijgen ze geen VMBO examen. 2.1 Externe factoren Leerlingen moeten in 2016 examen doen voor rekenen in het VMBO. Ze moeten een vijf of hoger halen. Als ze een vijf halen voor rekenen moet daar een zes tegenover staan voor Nederlands. Dit is ook omgekeerd. Uit de resultaten uit eerdere jaren blijkt dat landelijk kader en basis zeer slecht scoren op de rekentoets. Wij zijn een school voor basis en kader leerlingen. Ook moet er rekening gehouden worden met het vervolg onderwijs waar ze weer een examen moeten doen voor rekenen. 2.2 Interne factoren De resultaten van de rekentoets zijn tot nu toe slecht uitgevallen. YnSicht behoort daardoor tot de dertig procent scholen die de toets niet tot behoren heeft gemaakt. Uit analyse blijkt dat van de 146 leerlingen er vierenzestig leerlingen een vijf en twintig leerlingen een zes hebben behaald. Een interne prikkel is het verhogen van het niveau van rekenen. Uit de Cito scores en de instaptoets van Basisacademie blijkt dat leerlingen niet op het gewenste 1F niveau zitten wanneer ze van de basisschool af komen. Leerlingen hebben ongeveer groep zes of groep zeven niveau. Daarbij zitten een aantal uitschieters zowel aan de onderkant als aan de bovenkant. 2.3 Wat doen we al De volgende activiteiten zijn afgelopen jaar ingevoerd. De eerste en tweede klas is op YnSicht de onderbouw. Op het rooster staan twee uren voor rekenen en twee uur voor wiskunde. Voor rekenen is de methode Getal en ruimte aangeschaft en voor wiskunde wordt gebruik gemaakt van Moderne wiskunde. Alle twee de methodes zijn van Noordhoff uitgeverij. Wiskunde en rekenen wordt door dezelfde docent gegeven. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van Basisacademie. Er is gekozen voor Getal en ruimte omdat er context sommen en automatiseringssommen in staan. Hierdoor past het boek zich aan de leerling aan. De derde en vierde klas is op YnSicht de bovenbouw. Op het rooster staat in de derde en vierde klas één uur rekenen. Er wordt voor rekenen gebruik gemaakt van de methode NU Rekenen 2F van Noordhoff Uitgeverij. Bij techniek staan 3 uren wiskunde en 1 uur rekenen op het rooster. Bij TRACK en Food and Care hebben leerlingen in de derde klas 2 uren economie gecombineerd met 1 uur rekenen. In klas 4 hebben ze 4 uren economie. Dit wordt gegeven door dezelfde docent die ook rekenen geeft. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het programma Score van Basisacademie. Dit wordt niet intensief gebruikt in de bovenbouw.
Elk jaar maken alle leerlingen een Cito score en deze worden in het leerlingvolgsysteem vastgelegd. Het leerlingvolgsysteem van de basisschool wordt meegenomen op Ynsicht. Daarnaast worden er drempeltesten afgenomen bij leerlingen waarvan er een twijfel is over de intelligentie en worden er LWOO testen afgenomen. Voor elke LWOO leerling wordt een handelingsplan geschreven door de vakdocent. De scores van basisacademie worden meegenomen in het handelingsplan. Het handelingsplan wordt 2 keer per jaar geëvalueerd. 51
De cijfers voor de vakken Nederlands en rekenen moeten voldoende zijn en gelden als overgangsnorm. Onvoldoende is niet naar het volgende leerjaar. 2.4 De opdracht De reden dat er nu wordt gekozen voor een rekenbeleidsplan is om helder te krijgen wat de school al doet en wat er nog gedaan kan worden om uiteindelijk de doelen na te streven. De opdracht is om het niveau van de leerlingen te verhogen en uiteindelijk het slagen voor het 2F examen.
52
3. Visie op rekenbeleid Integreren van rekenen. Uit onderzoeken blijkt dat het niveau van rekenen omhoog gaat wanneer er meer geïntegreerd wordt. In elk vak komt rekenen voor. Elke docent vindt rekenen belangrijk. Elke docent is op de hoogte van de rekendidactiek die wordt aangeleerd op de basisschool. Daarnaast zijn de docenten op de hoogte welke rekenaspecten voor komen in zijn of haar vak. Door te integreren krijgen de leerlingen gedurende de week een aantal keren rekenen. Waarbij ze bewust worden gemaakt dat er in hun leven veel rekenen is. In elk vak wordt rekenen besproken als dat zich voordoet. Leerstrategie. Tijdens de rekenlessen wordt er rekening gehouden met hoe de leerlingen van Piter Jelles YnSicht leren. Deze leerlingen leren door te doen. De lessen zijn praktisch, veel voorbeelden uit hun eigen leefomgeving en worden toegepast in andere situaties. Moeilijke rekenaars. Leerlingen die moeite hebben met rekenen krijgen extra begeleiding. Deze extra begeleiding komt voort uit maatwerk of eventuele bijlessen. Tijdens de bijlessen wordt door de docent de volgkaart voor het betreffende leerjaar ingevuld. Hiermee wordt de voortgang van de leerling bijgehouden. Daarmee kan eventueel aangetoond worden dat de leerling in aanmerking kan komen voor de aangepaste rekentoets. Om een leerling voor de aangepaste rekentoets in aanmerking te laten komen moet deze eerst besproken worden met de examencoordinator, rekencoordinator, leerling en ouders. De volgkaart wordt aan het einde van het leerjaar geëvalueerd en in som geplaatst. De geschreven volgkaart komt in het leerlingdossier. Handelingsplan. Voor elke LWOO leerling wordt een handelingsplan geschreven door de rekendocent. In het handelingsplan komen zowel de scores van CITO als de nulmeting van het digitale programma Score verdeeld in de 4 onderdelen van het rekenen. De rekendocent maakt een plan om ervoor te zorgen dat de leerling voortgang maakt op het gebied van rekenen. Het handelingsplan wordt in februari met de leerling en eventueel ouders geëvalueerd en bijgesteld. In juni is er weer een moment van evaluatie en bijstelling. Eind 2e jaar 2F niveau. De onderbouw levert de leerlingen op 2F niveau af aan de bovenbouw. In de bovenbouw wordt gewerkt op 2F niveau waarbij het doel is om de leerlingen klaar te stomen voor de rekentoets. Er wordt gewerkt aan het onderhouden van de rekenstrategieën en aan verdieping.
53
4. Analyse van de situatie Om een goed beeld te creëren waar nog winst te behalen is zijn er diverse methodes gebruikt om te analyseren. 4.1 Quickscan rekenen. Op de website www.fontys.nl is een quickscan van de huidige situatie rekenen gedaan. Hieronder is de uitslag van deze quickscan rekenen. Visie Een heldere visie op rekenonderwijs is mede bepalend voor goed rekenonderwijs. Een gemeenschappelijke basis met voldoende draagvlak helpt u als school om gericht te werken aan goed rekenwiskundeonderwijs. Als kaders en doelen bekend zijn, kunt u effectief en resultaatgericht werken. Het is van belang dat uw visie op rekenen niet op zichzelf staat, maar past bij de algehele visie van uw school, de leerling-populatie en de (te ontwikkelen) competenties binnen uw team. Daarnaast is het essentieel dat uw visie gevoerd wordt door recente ontwikkelingen op het gebied van rekenonderwijs. Het is belangrijk dat binnen een school meerdere personen specifiek belast zijn met het beleid op rekengebied en de uitvoering hiervan. Alle leerkrachten houden zich dagelijks bezig met het geven van rekenonderwijs. Om het rekenonderwijs steeds verder te optimaliseren is het van belang dat iemand binnen de school de ontwikkelingen volgt. Daarnaast dient bekeken te worden of de gemaakte afspraken in de school over methodegebruik, het automatiseren en memoriseren, het voeren van diagnostische gesprekken en over het rekenen voor de zwakke rekenaars nog gevolgd worden. Dit kan bijvoorbeeld een verantwoordelijkheid zijn van een IB-er, directielid of een rekencoördinator die tevens het team betrekt bij de vertaalslag naar de groepssituatie. Visie en beleidsplan Uit de Quickscan komt naar voren dat uw visie op rekenonderwijs beter bepaald en vastgelegd kan worden. Het ontwikkelen en vastleggen van visie is een intensief proces. Het is aan te bevelen om hierbij het hele team of meerdere mensen uit het team met verschillende functies te betrekken. Hiermee wordt de kans vergroot dat de visie door het hele team gedragen wordt (mentale modellen van de leraren achterhalen, afstemming van begrippen, open gesprek aangaan over inzichten en werkwijzen, gezamenlijk beeld over de toekomst vormen). Vanwege het belang van continuïteit en afstemming tussen leraren is het belangrijk dat de visie door ieder teamlid wordt gedragen en dat er ook daadwerkelijk volgens deze visie gewerkt wordt. Omdat het omzetten van een visie naar de praktijk niet altijd even eenvoudig is, kan gewerkt worden met een rekenbeleidsplan en een rekencoördinator kan dit proces binnen de school mede vormgeven. Rekencoördinator en scholing leerkrachten Uit de Quickscan komt naar voren dat er in uw school mogelijk te weinig mensen zijn die rekenen en wiskunde als specifieke verantwoordelijkheid in hun pakket hebben of dat te weinig leerkrachten zich bewust zijn van een scholingsbehoefte. Het is belangrijk dat binnen een school meerdere personen specifiek belast zijn met het beleid op rekengebied en de uitvoering hiervan. Alle leerkrachten houden zich dagelijks bezig met het geven van rekenwiskunde onderwijs. Om het rekenonderwijs steeds te kunnen verbeteren is het van belang dat er iemand anders dan de leerkrachten in de school zich regelmatig afvraagt wat de nieuwe ontwikkelingen zijn op het gebied van het rekenen, of de gemaakt afspraken in de school over methodegebruik, het automatiseren en memoriseren, het voeren van diagnostische gesprekken en over het rekenen voor de zwakke rekenaars nog gevolgd worden. 54
Daarnaast is het belangrijk dat de leerkrachten gebruik maken van de mogelijkheden die de school biedt om de kennis en kunde met betrekking tot het rekenonderwijs op peil te houden. Hierbij kan gedacht worden aan een bijeenkomst waarin de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van het realistisch rekenonderwijs, op het gebied van het oefenen of de wiskunde in groep 1en 2 besproken en bediscussieerd wordt. Het is van belang dat deze update van informatie niet alleen plaatsvindt in het jaar waarin de nieuwe methode wordt ingevoerd, maar ook gedurende de jaren van gebruik. Regelmatig de nieuwste ontwikkelingen verkennen zorgt ook voor een borging van het enthousiasme voor het rekenwiskunde onderwijs. (Bron: Fontys Fydes, www.fontys.nl) 4.1.1 Conclusie Quickscan Plan In de visie van de school moet duidelijk het rekenen naar voren komen. Waarbij rekening wordt gehouden met de nieuwste ontwikkelingen. Hierbij moet het gehele team betrokken worden. Primair proces Docenten maken te weinig gebruik van scholingsmogelijkheden om de kennis en kunde omtrent het rekenonderwijs op peil te houden. Hier zou een rekencoordinator een stimulans zijn. Klimaat Gehele team enthousiast houden voor het rekenonderwijs. Draagvlak vanuit de schoolleiding. Draagvlak vanuit alle docenten. Betrokkenen Er zijn te weinig mensen betrokken bij het rekenen of die rekenen als een specifieke verantwoordelijk hebben. Er moet iemand in de school de nieuwste ontwikkelingen volgen omtrent het rekenonderwijs en dit doorgeven aan de docenten en schoolleiding. Structurele bijeenkomsten omtrent het rekenen. Regelmatig de nieuwste ontwikkelingen verkennen zorgt voor enthousiasme in het rekenonderwijs.
55
4.2 Interne analyse Intern
Gunstig Sterktes: Enthousiast team rekenen Methode rekenen bovenbouw
Ongunstig Zwaktes: Niet voldoende digi-borden in lokalen Geen beschikking tot computers Veel LWOO leerlingen Hulp zwakke leerlingen Draagvlak basisacademie Leesvaardigheid leerlingen
Kansen: Rekencoördinator Ondersteuning steunpunt Visie school Rekenen integreren Betrokkenheid schoolleiding
Bedreigingen: Rekenen belangrijk in alle vakken Scholing alle docenten Ynsicht Draagvlak school Niveau binnenkomst nieuwe leerlingen
4.2.1 conclusie interne analyse. Een gunstig sterke punt is het enthousiaste team. Deze docenten zijn fanatiek en gedreven bezig om het rekenen op Ynsicht vorm te geven. Gunstige kansen zijn de rekencoördinator en de ondersteuning van het steunpunt. Hierdoor kan er specifiek gecoacht worden en kan er een goed plan opgezet worden. Ongunstige zwaktes is het niveau waarmee de leerlingen binnenkomen en veel LWOO leerlingen. Hierbij moet zeker rekening gehouden worden in het beleidsplan. Daarnaast is het van belang dat de ICT voorzieningen aangepakt worden zodat de docenten optimaal kunnen lesgeven. Er is bijna tot geen draagvlak voor basisacademie score. Er is een contract tot 2016. Hoe kan er meer draagvlak gecreëerd worden voor basisacademie. Een grote bedreiging is hoe krijgt de school alle docenten aan het rekenen. Rekenen moet in alle vakken belangrijk worden. Hoe krijgen we alle docenten enthousiast. 4.3 Rekentoetsen In het PTO van de onderbouw zijn alle toetsen vastgelegd. In het PTA zijn alle toetsen voor de bovenbouw vastgelegd. Het PTO en PTA zijn te vinden in bijlage 2 en 3. De CITO toetsen die in mei worden afgenomen wordt ook wiskunde en rekenen getoetst. De CITO toetsen en PTO of PTA worden ook meegenomen in de overgang naar het volgende leerjaar. 4.4 Conclusies teambesprekingen Onderbouw Op dit moment zijn de docenten redelijk tevreden over de methode getal en ruimte. Met deze methode willen ze nog een jaar werken. Daarna wordt bekeken of er overgestapt wordt naar een andere methode. Belangrijk punt wat naar voren komt is de zwakke leerlingen. Welke aanpak is hiervoor. Hoe zorgen de docenten ervoor dat deze ook op niveau komt. Basisacademie wordt redelijk gebruikt. Docenten zijn tevreden. In de onderbouw staan 2 uren wiskunde en 2 uren rekenen op het rooster. De docenten vinden dit voldoende. Bovenbouw De bovenbouw docenten zijn zeer tevreden over de methode Nu rekenen 2F. Het is erg examengericht. Wel is er weinig tijd voor uitleg. Momenteel staat er 1 uur per week op het 56
rooster. Dit wordt als zeer weinig beschouwd. Basisacademie wordt weinig gebruik van gemaakt. Er is geen mogelijk om specifiek te oefenen met een onderdeel. 4.5 Aandachtspunten docentenniveau Op docentenniveau zijn een aantal aandachtspunten naar voren gekomen. Voor meer informatie zie bijlage 6 aandachtspunten docentenniveau en bijlage 7 ambities docentenniveau. (bron: Grijp de rekenkansen – Brandt en Kaskens – CPS – 2012 –blz 44 en...) De uitkomst van bijlage 6 en 7 is verkregen door in gesprek te gaan met rekendocenten en vergaderingen. De volgende aandachtspunten komen naar voren: Monitoren en feedback geven Kennis en gebruik rekendidactiek van de basisschool Rol rekenen in het team Rol rekenen in de sectie/vakgroep Toetsen die bruikbare informartie op leveren Omgaan met zwakke rekenaars Omgaan met sterke rekenaars Wegwerken van hiaten bij leerlingen Tijd De docenten hebben voldoende ambities. 4.5.1 Conclusie aandachtspunten docentenniveau Uit het onderzoek komen 9 aandachtspunten. Deze 9 aandachtpunten moeten terug komen in het implementatie onderzoek. Een belangrijke factor is tijd. In de onderbouw zijn er voldoende uren. In de bovenbouw staat er 1 uur op de lessentabel. Dit is te weinig om de leerlingen klaar te stomen voor het examen. Hoe vaker de leerlingen bewust in aanraking komen met rekenen, hoe meer ze oppikken. Belangrijk is om het rekenen te integreren in andere vakken. Omdat er de afgelopen jaren meerdere strategieën zijn aangeleerd bij onze leerlingen is het van belang dat elke docent hier kennis van heeft. Deze kennis kan verworven worden door een scholing. Het is van belang dat in het team en secties rekenen een speerpunt wordt. In de vakwerkplannen moet rekenen naar voren komen. Dit kan op verschillende manieren. Door de toetsen te analyseren komt er een goed beeld van wat de leerlingen kunnen en waar nog aan gewerkt moet worden. Een groot deel van de leerlingen heeft een LWOO indicatie waardoor veel leer- en/of rekenproblemen zijn. De zwakke rekenaar heeft extra aandacht nodig om ook te kunnen slagen voor het examen. Dit kan door extra bijlessen maar ook door het geïntegreerd aanbieden van rekenen in andere vakken. Door dit toe te passen werk je ook hiaten bij leerlingen weg. Het is van belang dat er een goed volgsysteem komt van de leerling. Dit kan verwerkt worden in het handelingsplan of door een volgkaart. Er zullen ook leerlingen zijn die zeer goed zijn in rekenen. Deze leerlingen moet ook uitgedaagd worden. Deze kunnen eventueel examen doen op 3F. Of gaan werken in basisacademie op 2S of 3F. De docenten hebben voldoende ambities, enthousiasme en kennis om hier aan te kunnen werken. Van belang is dat er ook de mogelijkheid is om hier aan te werken. 57
4.6 Onderzoek CITO toetsen Uit onderzoek van de CITO toetsen is gebleken dat de leerlingen niet binnenkomen in de eerste klas met 1F niveau. De bb leerlingen scoren behoorlijk laag. Daar zit 3% op 1F niveau en de rest onder 1F niveau. Van de kb leerlingen scoren 30% op 1F niveau. Dit ligt volgens CITO boven het landelijk gemiddelde van de CITO toets. Hierbij zijn de gegevens genomen van leerjaar 2013-2014. Toch stromen er nog 65% van de leerlingen beneden 1F niveau binnen. Zie bijlage 9 CITO toets 0 bb en kb. Aan het einde van leerjaar één scoort de bb leerlingen 3% op 1F niveau en zit 97% onder 1F niveau. De scores zijn genomen van leerjaar 2013-2014. Niveau kb scoort 22% op 1F. Dit is een berekening van toets 1. Aan het einde van leerjaar twee in schooljaar 2013-2014 scoort de bb leerling 34% op 1F en 61% onder 1F. De kb leerling scoort 47% op 1F niveau en 23 % onder 1F niveau. 28% van de leerlingen scoren het gewenste 2F niveau. Dit is een berekening van toets 2 van CITO. Aan het einde van jaar drie van schooljaar 2013-2014 scoort de bb leerling op toets 3 38% op 1F niveau en zit 58% onder 1F niveau. 4% zit op 2F niveau. De kb leerling scoort 40% op het gewenste 2F niveau en zit 9% nog onder het 1F niveau. In bijlage 9,10,11 en 12 zijn de scores van de CITO toetsen te vinden. 4.6.1 Conclusie onderzoek CITO toetsen Uit het onderzoek blijkt dat de leerlingen steeds beter worden. Klas twee scoort beter op de CITO dan klas 3. Toch zitten de leerlingen nog steeds onder het landelijke gemiddelde. Er zit een heel duidelijk verschil tussen de bb leerlingen en kb leerlingen. Zorgelijk is de leerlingen die wij in het eerste jaar binnen krijgen. Daarvan zitten bij kb maar 30% op het 1F niveau en bij bb 3%. De bovenbouw docenten krijgen de leerlingen niet op 2F aangeleverd. Dit zou wel het geval moeten zijn. Om een betere conclusie te trekken is het noodzakelijk om de gegevens van leerjaar 20122013 en leerjaar 2011-2012 erbij te nemen. Hierdoor kan een beter overzicht worden verkregen van de inspanning die gedaan zijn in klas 1,2 en 3. 5. Doelstelling Algemeen doel: Leerling haalt een voldoende of hoger voor het 2F of 3F examen rekenen. Een voldoende wordt gerekend op een 5. Daarbij rekening houdend dat hij voor Nederlands een 6 haalt. Om dit doel te behalen zijn er een aantal subdoelen gesteld om het algemene doel te bereiken. Subdoel 1 Eind 2014 staat in de visie van YnSicht een duidelijke visie omtrent het rekenonderwijs gerealiseerd door Andringa en Molter.
Er wordt rekening gehouden met de leerstrategieën van de leerling van Piter Jelles YnSicht.
Subdoel 2 Eind 2015 gebruiken alle docenten van YnSicht voor hun vakken de juiste didactiek van het rekenen en maken dit belangrijk bij de leerlingen.
Elke studiedag wordt er aandacht besteed aan rekenen voor alle medewerkers van YnSicht. Docenten zijn op de hoogte van de rekenstrategieën die de leerlingen op de basisschool zijn aangeleerd doormiddel van een cursus. Docenten zijn op de hoogte van de rekenactiviteiten binnen hun vak en besteden aandacht aan het vak rekenen binnen de lessen en gebruiken de rekenstrategieën.
58
Rekenen wordt geintegreerd aangeboden en er worden specifieke rekenlessen, die op de lessentabel staan, gegeven door een rekendocent. Dit slaat op senario 2 en 3 uit het boek: Grijp de rekenkansen. In bijlage 4 en 5 is dit beschreven. (Bron: Grijp de rekenkansen – Ria Brandt- Bosman en Jarise Kaskens – blz. 35,36,37)
Subdoel 3 Eind 2015 hebben de rekendocenten zich via een opleiding/cursus gespecialiseerd in het vak rekenen.
Docenten die rekenen geven volgen een cursus of opleiding om rekenspecialist te worden.
Subdoel 4 Docenten worden voorzien van de nieuwste informatie omtrent de ontwikkelingen in het rekenonderwijs door de rekencoördinator het gehele jaar door.
De rekencoördinator doet dit in de vorm van een mail of mededelingen tijdens de vergadering.
Subdoel 5 Er is extra aandacht voor de zwakke rekenaars Zwakke rekenaars krijgen extra begeleiding van een rekendocent Voortgang wordt bijgehouden met een volgkaart rekenen en een handelingsplan Integratie toepassen in andere vakken
59
6. Voorwaarden Programmatische aanpassingen. In het lesrooster vinden geen aanpassingen plaats. De onderbouw houdt 2 uren rekenen en de bovenbouw 1 uur. De boeken blijven voor schooljaar 2014-2015 hetzelfde. Tijdens elke les op Ynsicht wordt rekenen belangrijk gemaakt. Er wordt gebruik gemaakt van de leerstrategiën die leerlingen op de basisschool geleerd hebben. 6.1 Taken medewerkers. Docent: Heeft kennis en kan toepassen van de rekenstrategieën. Verwerkt in de les rekenopdrachten. Maakt opdrachten waarin rekenopdrachten zijn verwerkt. Verwerkt in elke toets een rekenvraag. Schrijft in zijn of haar vakwerkplan een specifiek onderdeel over rekenen. Rekendocent: Heeft kennis en kan toepassen van de reken strategieën die een leerling verwerft heeft op de basisschool. Geeft rekenlessen en volgt het PTO en/of PTA. Kan de verschillende referentieniveaus toepassen in de les. Ontwikkeld lessen waarbij rekening wordt gehouden met de visie op rekenen. Bereid lessen voor waarbij rekening wordt gehouden met onderwijskundige visie. Evalueert zijn lessen, gedrag en cijfers van leerlingen en brengt verslag uit aan leerlingen, docenten, ouders, rekencoordinator en directie. Neemt deel aan vergaderingen en werkoverleg voor het vak rekenen. Houdt zich op de hoogte van ontwikkelingen in het vakgebied, bijv. door het lezen van actuele literatuur, te praten met collega's en deel te nemen aan professionele conferenties. Ontwikkelt lesmateriaal die aansluit bij de doelgroep, referentieniveau en visie. Reflecteert, evalueert en analyseert examens, toetsen en lesmateriaal. Schrijf en evalueert de handelingsplannen. Rekencoördinator: Schrijft, reflecteert en evalueert het rekenbeleid. Houdt zich op de hoogte van ontwikkelingen in het vakgebied, bijv. door het lezen van actuele literatuur, te praten met collega's en deel te nemen aan professionele conferenties. Reflecteert, evalueert en analyseert examens, toetsen en lesmateriaal. Ontwikkelt lesmateriaal die aansluit bij de doelgroep, referentieniveau en visie. Aansturen van veranderingen Begeleiden en coachen van docenten Verspreiden van actuele kennis en informatie in de school. Bewaken en bevorderen van de kwaliteit en de opbrengsten. Bereidt voor en leidt werkoverleggen en vergaderingen. 60
Bespreekt vorderingen met team en schooldirectie.
Schooldirectie: In functioneringsgesprekken rekenen aan bod laten komen bij alle docenten. Betrokken zijn bij het rekenonderwijs. Docenten stimuleren om rekenen uit te voeren binnen alle vakken Er is een duidelijke visie op het rekenen Scholing aanbieden aan docenten en rekendocenten. Begeleiden en coachen van docenten. Vorderingen en afspraken bespreken met rekencoördinator. 6.2 Overige voorwaarden Overleg en afspraken De rekencoördinator schrijft het beleidsplan. Er is regelmatig overleg tussen directie en rekencoordinator. De vergaderingen voor het rekenteam zijn opgenomen in de jaaragenda. De notulen komen op de t-schijf. Scholing Elke docent heeft een budget om te besteden aan scholing. In overleg met afdelingsdirecteur kan dit worden ingezet voor rekenen. Daarnaast worden er op de studiedagen scholing gegeven aan alle docenten op Ynsicht. Toets- en meetinstrumenten In de onderbouw en bovenbouw worden de volgende toets- en meetinstrumenten gebruikt: Cito, Basisacademie en toetsen rekenen. In de bovenbouw worden er examens van voorgaande jaren geoefend. Het is wel van belang dat de toets- en meetinstrumenten gereflecteerd, evalueert en verbeterd worden. Voor de LWOO leerlingen worden handelingsplannen geschreven. Deze worden in september geschreven en in februari en juni gereflecteerd met leerling en ouders. De handelingsplannen worden geschreven door de rekendocent. Voor de moeilijke rekenaars wordt er door de rekendocent een volgkaart rekenen bijgehouden. Deze kan ook weer gebruikt worden bij het handelingsplan. ICT Rekendocenten hebben altijd de toegang tot internet, beamer, laptop/ipad en een computerlokaal. Er wordt mede gewerkt met een digitaal rekenprogramma en hier moet in het rooster rekening mee gehouden worden. Materialen Er is voldoende visueel materiaal aanwezig om te werken aan begrip. Draagvlak Het beleidsplan en doelstellingen worden gedragen door de medewerkers van YnSicht. Er zijn voldoende materialen beschikbaar om het beleidsplan uit te kunnen voeren. In de vakwerkplannen van de verschillende vakken komt rekenen aan bod. Tijd en tijdpad Het rekenbeleidsplan is in september 2014 klaar. Daarbij wordt rekening gehouden met de visie van de school die eind 2014 klaar is. Het implementeren van het beleidsplan duurt 3 jaar. Jaarlijks wordt het beleidsplan geëvalueerd met rekendocenten, rekencoördinator en directie. De punten die uit de evaluatie komen worden verwerkt in een beleidsplan voor 2015-2016. Om het geheel te implementeren wordt een periode van 3 jaar gerekend.
61
7. Implementatie en communicatie Het implementatie traject duurt 3 jaar. Over drie jaar moeten de doelen nagestreefd zijn en is de visie omtrent het rekenen helder bij alle docenten, rekendocenten en direct. 7.1 Implementatieplan Tijd Fase 1 (aug 2014 t/m mei 2015)
Wat - Docenten enthousiast krijgen. - Draagvlak creëren - scholing docenten en rekendocenten - rekenen op studiedag - starten rekenbeleid - starten integreren rekenen in andere vakken - nulmetingen score inzetten - cito scores inzetten - tussenevaluatie beleidsplan - visie rekenen implementeren - Werken met de volgkaart rekenen voor moeilijke rekenaars. - Niveau leerlingen 1e klas in kaart brengen + analyse - Handelingsplan schrijven - Handelingsplan evalueren (jan)
Hoe - Studiedagen - scholing - inzicht verwerven integreren rekenen in andere vakken - Vergaderingen - analyses maken
Wie Rekendocenten Docenten Rekencoördinator Directie
Fase 2 (Mei 2015 t/m juli 2015 )
- Reflecteren en evalueren beleidsplan - Analyseren examens - Rekenbeleid aanpassen - Reflecteren en evalueren integreren rekenen - vakwerkplan onderdeel rekenen - reflecteren, evalueren en aanpassen toetsen -Evaluatie en besluit basisacademie - Reflecteren volgkaart rekenen - Evalueren handelingsplan - Reflecteren en aanpassen PTA en PTO - Scholing (nieuwe) docenten - Verdieping rekendocenten - rekenen op studiedag - Evaluatiepunten rekenbeleidsplan invoeren - Verbeterpunten integreren 62
- Resultaten examens. - Overleg - analyses maken - voorlichting
Docenten Rekendocenten Rekencoördinator Directie
- Studiedagen - scholing - inzicht verwerven integreren rekenen in andere vakken - Vergaderingen
Rekendocenten Docenten Rekencoordinator Directie
Fase 3 (aug 2015 t/m mei 2016)
Fase 4 (mei 2016 t/m juli 2016)
Fase 5 (aug 2016 t/m mei 2017)
Fase 6 ( mei 2017 t/m juli 2017)
rekenen in andere vakken toepassen - nulmetingen score inzetten - cito scores inzetten - tussenevaluatie beleidsplan - Analyses examens conclusies invoeren - uitvoeren vakwerkplannen - toetsen met een rekenvraag - Rekenopdracht in stage opdracht - Handelingsplan schrijven - Handelingsplan evalueren (jan) + aanpassen - Niveau leerlingen 1e klas in kaart brengen + analyse
- analyses maken - voorlichting
- Reflecteren en evalueren beleidsplan - Analyseren examens - Rekenbeleid aanpassen - Reflecteren, evalueren en aanpassen toetsen - Handelingsplan evalueren - PTA + PTO reflecteren en aanpassen - Scholing (nieuwe) docenten - Verdieping rekendocenten - rekenen op studiedag - Evaluatiepunten rekenbeleidsplan invoeren - Verbeterpunten integreren rekenen in andere vakken toepassen - nulmeting score inzetten - cito score inzetten - tussenevaluatie beleidsplan - Analyses examens conclusies invoeren - Rekenopdracht in stage opdracht - Handelingsplan schrijven - Handelingsplan evalueren (jan) - Niveau leerlingen 1e klas in kaart brengen + analyse - Reflecteren en evalueren beleidsplan - Analyseren examens - Rekenbeleid aanpassen - Handelingsplan evalueren 63
- Resultaten examens. - Overleg - analyses maken
Docenten Rekendocenten Rekencoordinator Directie
- Studiedagen - scholing - inzicht verwerven integreren rekenen in andere vakken - Vergaderingen - analyses maken
Rekendocenten Docenten reken coördinator Directie
- Resultaten examens. - Overleg - analyses maken
Docenten Rekendocenten Reken coördinator Directie
- PTA + PTO evalueren + aanpassen 7.2 Communicatie Piter Jelles YnSicht krijgt advies van Steunpunt Taal en Rekenen. De communicatie gaat over het voortzetten en verbeteren van het rekenbeleid van YnSicht. Er zijn een drietal gesprekken. Het eerste gesprek heeft in april 2014 plaats gevonden. Het tweede gesprek is gepland op 24 september 2014 om 9:30 uur. Daarbij zullen aanwezig zijn: Dhr. Bangma, mevr. Galema, mevr. Klaaskate (of dhr. Zantema) en mevr. Andringa. Voor het derde gesprek volgt nog een afspraak in 2015. De school gaat communiceren over het rekenbeleidsplan met ouders, docenten, andere scholen, basisscholen, Steunpunt Taal en Rekenen en inspectie. De wijze van communicatie kan op diverse manieren. Het algemene doel moet altijd nagestreven worden. Op schoolniveau komt het rekenteam 6 keer per jaar samen. Als er meer behoefte is kan er een extra vergadering afgesproken worden. De datums zijn vastgesteld in de jaarplanning. Van de vergadering worden notulen gemaakt en deze worden rondgemaild en komen op de tschijf. Docenten van het rekenteam hebben op de t-schijf een ruimte waar ze veel informatie, toetsen, extra leerstof, notulen terug kunnen vinden. De rekencoördinator houdt het rekenteam op de hoogte via de email. Docenten geven voor elke vergadering hun voortgang van de lessen door aan de rekencoördinator. 7.3 Moeilijke rekenaars Voor de leerlingen die veel moeite hebben met rekenen is de volgkaart rekenen ontwikkeld. Elke leerjaar heeft zijn eigen kleur. In bijlage 8 is een voorbeeld te vinden van de volgkaart rekenen. Klas 1 = geel Klas 2 = licht blauw Klas 3 = licht groen Klas 4 = oranje Belangrijk om te vermelden op de volgkaart rekenen is het niveau van de leerling. Zowel cito scores (mits aanwezig) en basisacademie scores worden vermeld op de kaart. Daarnaast is het van belang dat de voortgang van de inspanning in kaart wordt gebracht. Daarbij moeten ouders betrokken worden. Leerling moet ook zijn eigen inspanningen laten zien. Als er echt geen voortgang uit dit traject komt is het de mogelijkheid om de leerling aan te melden voor de aangepaste rekentoets. Hier zitten wel een aantal nadelen aan. Er is momenteel nog te veel ontwikkelingen rond de aangepaste rekentoets waardoor hier niet relevante informatie kan worden weergegeven. Iemand aanmelden voor de aangepaste rekentoets moet eerst in gesprek met examencoordinator, rekencoordinator, ouders, leerling en rekendocent. Voor de moeilijke rekenaars zijn speciale bijlesuren. Hierin krijgen ze begeleiding van een rekendocent. Hiervoor wordt een handelingsplan geschreven en de volgkaart wordt bijgehouden. Dit wordt geevalueerd met de ouders, leerling en rekendocent. Van belang is dat de overige docent ook op de de hoogte is van de leerling zijn rekencapaciteiten. Waardoor winst uit de integratie gehaald kan worden. Er is voor het schooljaar 2014-2015 extra geld vrij gemaakt voor de afdeling Food and Care om achterstanden van de leerlingen in te halen. Over de inzet van maximaal 0,2 FTE moet nog worden overlegd. 64
7.5 Uitmuntende rekenaars Deze leerlingen kunnen basisacademie op 2S of 3F niveau maken. Eventueel is de mogelijkheid om de rekentoets op 3F niveau te maken.
65
8. Evaluatie Het is van belang dat er regelmatig een evaluatie plaats vindt. Rekenbeleid Het rekenbeleid wordt 2 keer per jaar geevalueerd. Dit gebeurt in januari en in juni. De geevalueerde punten worden verwerkt en toegepast in het rekenbeleidsplan. Deze worden daarna doorgevoerd. Het rekenbeleidsplan wordt geevalueerd met de rekensectie, directie en rekencoordinator. In het rekenbeleidsplan komt onder hoofdstuk 8 een kopje met evaluatie met datum. De punten die voortkomen uit de evaluatie worden kenbaar gemaakt aan het team en directie. Examens Na elk examen worden de scores geanalyseerd. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met het niveau van andere scholen in Nederland en met voortgaande examens. Deze analyse wordt kenbaar gemaakt naar directie, rekendocenten en andere docenten. Na de analyse wordt gekeken wat er in de lessen en/of materialen veranderd moet worden om het niveau van de leerling te verhogen. Analyse niveau binnenkomst Voor de docenten is het van belang om te weten wat het niveau van de eerste jaars leerlingen is. Bij binnenkomst maken alle eerste jaars leerlingen een 1F referentietoets. Hiervan wordt een analyse gemaakt en wordt vergeleken, indien mogelijk, met voorgaande jaren. Dit gebeurt in september of oktober. De resultaten worden meegenomen in het PTO en eventueel in het PTA. Boeken, toetsen en basisacademie In juni wordt gekeken of de boeken, toetsen en basisacademie nog voldoen aan de wensen en niveau van de leerlingen en rekendocenten. Dit wordt besproken in een vergadering en de punten worden genoteerd. Daar worden ook beslissingen genomen. De eventuele aanpassingen komen in het rekenbeleid en worden uitgevoerd met uitzondering van basisacademie. De notulen van de vergadering komen op de t-schijf.
66
9. Financiering Scholing. Om het niveau van de leerlingen te verhogen is het van belang dat de rekendocenten specialist worden. Hiervoor is een scholing nodig. Daarnaast is het van belang om alle andere docenten ook een scholing aan te bieden om rekenen te kunnen integreren. Rekenkast Op elke verdieping (4) komt een rekenkast. De leerlingen zijn visueel ingesteld en daarom is het van belang dat er visuele materialen zijn. 9.1 Uitgaven Inkomsten Wat
Uitgaven bedrag
aantal
totaal
Wat Scholing rekenspecialist scholing overige docenten tijdens studiedag Rekenkasten Totaal
67
bedrag aantal € 1.095,00 € 500,00 € 500,00
totaal
8 € 8.760,00 5 € 2.500,00 4 € 2.000,00 € 13.260,00
10. Voortgang rekenen 10.1 Voortgang fase 1 Beschrijving van de voortgang van september 2014 tot en met maart 2015. In het implementatieplan wordt dit beschreven als fase 1. 10.1.1 Activiteiten 2014-2015. Aanschaf kasten met materialen: lesstof beeldend kunnen uitleggen. Leerlingen kunnen veel meer doen. Examens uitprinten voor de examentrainingen Rekenscholing voor alle docenten RT-3e klas Rekenkaart: bijhouden extra hulp voor leerlingen Toetsen beoordeeld op kwaliteit Start gemaakt met integratie van rekenen in andere vakken 3e klas food and care 1 lesuur extra rekenen. Strategie oplossen van sommen. Gesprekken met Steunpunt Taal en Rekenen
68
Bijlage Bijlage 1. Analyse rekentoetsen 1. Analyse eerste pilot rekentoets De eerste analyse gaat over de eerste pilot rekentoets die is afgenomen in maart 2013. Hierbij hebben toen alle derde jaars leerlingen aan mee gedaan.
1.1 Analyse gehele toets Datum: maart 2013. Totaal aantal leerlingen: 146 Basis: 66 Kader: 80 4 afdelingen: SDV, Techniek, Food and Care, Track. 23 dyslectische leerlingen. Basis: 66 leerlingen. 5 of hoger: 28 leerlingen 6 of hoger: 7 leerlingen Kader: 80 leerlingen 5 of hoger: 34 Leerlingen 6 of hoger: 13 leerlingen
1.1.1 Analyse SDV Totaal aantal leerlingen: 31 leerlingen 5 of hoger: 16 leerlingen 6 of hoger: 7 leerlingen Basis: 15 leerlingen (totaal 1 dyslexie) 5 of hoger: 9 (1 dyslexie) 6 of hoger: 2 (0 dyslexie) Kader: 15 leerlingen (totaal 4 dyslexie) 5 of hoger: 7 (3 dyslexie) 6 of hoger: 5 (2 dyslexie)
1.1.2 Analyse Techniek Totaal aantal leerlingen: 40 leerlingen 5 of hoger:23 leerlingen 6 of hoger:8 leerlingen Basis: 19 (totaal 7 dyslexie) 5 of hoger: 11 (4 dyslexie) 6 of hoger: 3 (2 dyslexie) Kader: 21 (totaal 4 dyslexie) 5 of hoger:12 (3 dyslexie) 6 of hoger: 5 (2 dyslexie)
1.1.3 Analyse Food and Care
69
Totaal aantal leerlingen: 46 leerlingen ( totaal 4 dyslexie) 5 of hoger:8 6 of hoger:1 Basis: 23 leerlingen(1 dyslexie) 5 of hoger:3 (0 dyslexie) 6 of hoger: 1 (0 dyslexie) Kader:23 leerlingen ( 3 dyslexie) 5 of hoger: 5 ( 1 dyslexie) 6 of hoger: 0
1.1.4 Analyse Track en Handel Totaal aantal leerlingen: 27 (totaal 3 dyslexie) 5 of hoger: 15 6 of hoger: 4 Basis:10 leerlingen (0 dyslexie) 5 of hoger:5 6 of hoger:1 Kader: 17 leerlingen (1 dyslexie) 5 of hoger: 10 (1 dyslexie) 6 of hoger: 3
1.1.5 Analyse 2 leerlingen speciaal traject 5 of hoger: 0
2. Analyse tweede rekentoets De tweede rekentoets is gegeven in mei 2013. Hierbij hebben in totaal 14 leerlingen uit de derde klas aan meegedaan.
2.1 analyse school Totaal aantal leerlingen: 140 leerlingen. Basis: 66 leerlingen Kader: 65 leerlingen 4 afdelingen: SDV, Techniek, Food and Care, Track. Basis: 66 leerlingen. 5 of hoger: 25 leerlingen 6 of hoger: 10 leerlingen Kader: 65 leerlingen 5 of hoger: 20 Leerlingen 6 of hoger: 5 leerlingen
2.1.1 SDV Totaal aantal leerlingen: 29 leerlingen 5 of hoger: 13 leerlingen 6 of hoger: 5 leerlingen Basis: leerlingen 16 (totaal 0 dyslexie)
70
5 of hoger: 9 ( dyslexie) 6 of hoger: 4 ( dyslexie) Kader: 13 leerlingen (totaal 3 dyslexie) 5 of hoger: 4 dyslexie) 6 of hoger: 1 ( dyslexie)
2.1.2 Techniek Totaal aantal leerlingen:36 leerlingen 5 of hoger:16 leerlingen 6 of hoger:5 leerlingen Basis: 17 (totaal 7 dyslexie) 5 of hoger: 9 (4 dyslexie) 6 of hoger: 2 ( 2 dyslexie) Kader: 19 (totaal 2 dyslexie) 5 of hoger: 7 (0 dyslexie) 6 of hoger: 3 (0 dyslexie)
2.1.3 Food and Care Totaal aantal leerlingen: 42 leerlingen ( totaal dyslexie) 5 of hoger: 8 leerlingen 6 of hoger: 0 leerlingen Basis: 22 leerlingen( 1 dyslexie) 5 of hoger:2 ( 0 dyslexie) 6 of hoger: 0 ( dyslexie) Kader:20 leerlingen ( 3 dyslexie) 5 of hoger: 6 ( 1 dyslexie) 6 of hoger: 0
2.1.4 Track en Handel Totaal aantal leerlingen:24 (totaal dyslexie) 5 of hoger: 8 6 of hoger: 3 Basis:11 leerlingen ( 1dyslexie) 5 of hoger:5 6 of hoger: 2 Kader: 13 leerlingen (1 dyslexie) 5 of hoger: 3 ( 1 dyslexie) 6 of hoger: 1 ( 1 dyslexie)
71
Bijlage 2. PTO onderbouw PTO Klas 1 Basis PLT Periode
1
2
3
4
Wiskunde type
Omschrijving
Basis klas 1 wijze van toetsing
Herkansing
Beoordeling
Rapport
Weging
cijfer
1
2
cijfer
1
2
Toets
Hoofdstuk 1: Lijnen en cirkels
schriftelijk
Toets
Hoofdstuk 3: Plaatsbepalen
schriftelijk
Rek. T
Blok 1
schriftelijk
cijfer
1
2
Rek. T
Blok 2
schriftelijk
cijfer
1
2
Toets
Hoofdstuk 5: Grafieken
schriftelijk
cijfer
2
2
Toets
Hoofdstuk 6: Ruimtefiguren
schriftelijk
cijfer
2
2
Rek. T
Blok 3
schriftelijk
cijfer
2
2
Rek. T
Blok 4
schriftelijk
cijfer
2
2
Toets
Hoofdstuk 7: Regels ontdekken
schriftelijk
cijfer
3
2
Toets
Hoofdstuk 9: Negatieve getallen
schriftelijk
cijfer
3
2
Rek. T
Blok 5
schriftelijk
cijfer
3
2
Rek. T
Blok 6
schriftelijk
cijfer
3
2
Toets
Hoofdstuk 11: Formules
schriftelijk
cijfer
4
2
Toets
Hoofdstuk 12: Hoeken
schriftelijk
cijfer
4
2
Rek. T
Blok 7
schriftelijk
cijfer
4
2
Rek. T
Blok 8
schriftelijk
cijfer
4
2
72
1 toets per periode
1 toets per periode
1 toets per periode
1 toets per periode
PTO Klas 1 Kader PLT Periode
1
2
3
4
Wiskunde type
Omschrijving
Kader klas 1 wijze van toetsing
Herkansing
Beoordeling
Rapport
Weging
cijfer
1
2
cijfer
1
2
Toets
Hoofdstuk 1: Lijnen en cirkels
schriftelijk
Toets
Hoofdstuk 3: Plaatsbepalen
schriftelijk
Rek. T
Blok 1
schriftelijk
cijfer
1
2
Rek. T
Blok 2
schriftelijk
cijfer
1
2
Toets
Hoofdstuk 6: Grafieken
schriftelijk
cijfer
2
2
Toets
Hoofdstuk 7: Ruimtefiguren
schriftelijk
cijfer
2
2
Rek. T
Blok 3
schriftelijk
cijfer
2
2
Rek. T
Blok 4
schriftelijk
cijfer
2
2
Toets
Hoofdstuk 8: Rekenpijl
schriftelijk
cijfer
3
2
Toets
Hoofdstuk 11: Formules
schriftelijk
cijfer
3
2
Rek. T
Blok 5
schriftelijk
cijfer
3
2
Rek. T
Blok 6
schriftelijk
cijfer
3
2
Toets
Hoofdstuk 12: Hoeken
schriftelijk
cijfer
4
2
Toets
Hoofdstuk 13: Vlakke figuren
schriftelijk
cijfer
4
2
Rek. T
Blok 7
schriftelijk
cijfer
4
2
Rek. T
Blok 8
schriftelijk
cijfer
4
2
73
1 toets per periode
1 toets per periode
1 toets per periode
1 toets per periode
PTO klas 2 Basis PLT
Wiskunde
Periode
type
Beoordeling
Rapport
Weging
1
Toets Toets Toets Toets
Hoofdstuk 1: Getallen Hoofdstuk 2: Grafieken en Formules Hoofdstuk 4: Statistiek Blok 1: Rekenen
cijfer cijfer cijfer cijfer
1 1 1 1
2 2 2 2
Toets
Blok 2: Rekenen
Toets
Blok 3: Rekenen
schriftelijk
cijfer
1
2
schriftelijk
cijfer
1
Toets Toets Toets Toets
2
Hoofdstuk 5: Procenten Hoofdstuk 6: Oppervlaktes Hoofdstuk 7: Formules en vergelijkingen Blok 4: Rekenen
schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk
cijfer cijfer cijfer cijfer
2 2 2 2
2 2 2 2
Toets
Blok 5: Rekenen
schriftelijk
cijfer
2
2
Toets
Blok 6: Rekenen
schriftelijk
cijfer
2
2
3
Toets Toets Toets Toets
Hoofdstuk 8: Verhoudingstabel Hoofdstuk 9: Lineaire Grafieken Blok 7: Rekenen Blok 8: Rekenen
schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk
cijfer cijfer cijfer cijfer
3 3 3 3
2 2 2 2
4
Toets Toets Toets Toets
Hoofdstuk 11: Lineaire Formules Hoofdstuk 12: Inhoud Blok 9: Rekenen Blok 10: Rekenen
schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk
cijfer cijfer cijfer cijfer
4 4 4 4
2 2 2 2
2
Omschrijving
Basis klas 2 wijze van toetsing schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk
74
Herkansing
1 toets per periode
1 toets per periode
1 toets per periode
1 toets per periode
PTO klas 2 Kader PLT Periode
type Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets Toets
Wiskunde Omschrijving
Hoofdstuk 1: Getallen Hoofdstuk 2: Formules Hoofdstuk 3: Omtrek en oppervlakte Blok 1 Rekenen Blok 2 Rekenen Blok 3 Rekenen Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Blok 4 Rekenen Blok 5 Rekenen Blok 6 Rekenen Hoofdstuk 7: Regels Ontdekken Hoofdstuk 9: Lineaire Formules Blok 7 Rekenen Blok 8 Rekenen Hoofdstuk 10: Inhoud Hoofdstuk 11: Vergelijkingen Blok 9 Rekenen Blok 10 Rekenen
Kader klas 2 wijze van toetsing schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk
75
Herkansing 1 toets per periode
1 toets per periode
1 toets per periode
1 toets per periode
Beoordeling
Rapport
Weging
cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer cijfer
1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 4 4 4 4
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
Bijlage 3. PTA basis en kader bovenbouw PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING S=Schriftelijk
Vak: Rekenen
M=Mondeling P=Praktisch
Sector:
Alle
Klas 3
Leerweg: Kaderberoeps Periode 3.1
Stofomschrijving / module
Herkansing Opmerkingen Cijfer
Bewerkingen
Getallen
S
1
ja*
Alle
I
1
nee
Getallen
S
1
ja*
Verhoudingen
S
1
ja*
Meten
S
1
ja*
Verbanden
S
1
ja*
Alle
I
1
nee
Getallen
S
1
ja*
Meten
S
1
ja*
Alle
S
1
ja*
Getallen
S
1
ja*
Verhoudingen
S
1
ja*
Alle
I
1
nee
Verbanden
S
1
ja*
Meten
S
1
ja*
Alle
S
1
nee
Decimale getallen Verhoudingen Grafieken
Meten in het vlak Eindtoets Praktisch rekenen Procenten Basisacademie Statistiek en formules
4.2
Weging
1
Breuken
4.1
Toetsvorm Prakt.opdr. Hand. Deel
S
Basisacademie 3.4
Domein
D=Dossier
Getallen
Meten 3.3
2013-2015
I=ICT
Structuur van getallen Basisacademie
3.2
Klas 4
Meten in de ruimte Examentraining
76
ja* Nulmeting
Bijlage 4. Vier scenario’s
Bron: Grijp de rekenkansen – Brandt en Kaskens – blz.43.
77
Bijlage 5. Scenario 2 en 3 uitgewerkt Scenario 2 In dit scenario zijn rekendocenten verantwoordelijk voor het aanleren en onderhouden van de rekenvaardigheden. Deze vakdocenten verzorgt ook de toetsing en beoordeling. In deze versie wordt het curriculum aangepast met rekenen als apart vak op de lessentabel. De extra tijd wordt bijvoorbeeld ingezet voor instructie, diagnose, remediëring of het bieden van extra uitdaging. De leerstof in het aparte rekencurriculum is gericht op de beheersingsdoelen van het volgende referentieniveaus. Teaching to the test ligt hierbij op de loer, terwijl functionele gecijferheid juist de bedoeling van de referentieniveaus is. Scenario 3 Een school kan kiezen voor scenario 3 als ze vindt dat taal en rekenvaardigheden de basis vormen van alle andere kennis en vaardigheden. In dit scenario is de verantwoordelijkheid voor de uitvoering gekoppeld aan teams of afdelingen (onder aanvoering van taal- en rekencoordinatoren) of is de coördinatie in handen van de stuurgroep of rekenwerkgroep. Binnen dit scenario draagt elk vak bij aan de rekenvaardigheden van leerlingen. Het trainen en toepassen van rekenvaardigheden staat deels apart van de vaklessen. Docenten in het team ontwikkelen vanuit persoonlijke interesse en bekwaamheden een rekencurriculum waarin alle domeinen van de referentieniveaus verwerkt zijn. Rekenen vindt naast de bestaande vakkenstructuur plaats, bijvoorbeeld in aparte modules, projecten en arrangementen. Denk aan rekenmiddagen, in projectweken, op leerpleinen, in keuzewerktijd en met behulp van (ict-)oefenprogramma’s. Er is bewuste aandacht voor rekenopdrachten in contexten vanuit de vakken. Voor der rekentijd op het rooster is ook formatie gereserveerd. De schoolleiding bepaalt hoe de tijd en inzet van vakdocenten wordt opgenomen in de totale formatie. Op de scholen die voor dit scenario kiezen, spelen rekencoordinatoren, rekencoaches of rekenwerkgroepen vaak een actieve rol bij de ontwikkeling en vormgeving van het rekenbeleid.
(bron: Grijp de rekenkansen - Ria Brandt-Bosman en Jarise Kaskens – blz. 35,36,37)
78
Bijlage 6. Aandachtspunten op docentniveau. In welke mate is er op docentenniveau aandacht voor:
Helemaal niet
Meer niet dan wel
Meer wel dan niet
Zeker wel
Instructie
X
Interactie tijdens de les
X
Differentiatievaardigheden
Actie gewenst
X
Voortdurend monitoren en feedback geven Alledaagse en vakspecifieke voorkennis Kennis en gebruik van de rekendidactiek van de basisschool Voldoende rekenkennis bij alle docenten Leren van elkaar
X
X X
X
X X X
Docentgedrag
X
De rol van rekenen in het team
X
X
De rol van rekenen in de sectie/vakgroep Toetsen die bruikbare informatie leveren Opstellen van groepsplannen
X
X X
X
Omgaan met zwakke rekenaars
X
X
Uitdagingen voor sterke rekenaars
X
X
X
X X
Wegwerken van hiaten bij leerlingen Tijd
X
X
(Bron: Grijp de rekenkansen – Brandt en Kaskens – CPS – 2012 –blz 44)
79
Bijlage 7. Ambities op docentniveau.
In Welke mate wilt u op docentenniveau aandacht voor:
Helemaal niet
Meer niet dan wel
Meer wel dan niet
Zeker wel
Instructie
X
Interactie tijdens de les
X
Differentiatievaardigheden
X
Voortdurend monitoren en feedback geven Alledaagse en vakspecifieke voorkennis Kennis en gebruik van de rekendidactiek van de basisschool Voldoende rekenkennis bij alle docenten Leren van elkaar
X
Docentgedrag
X
X X X
De rol van rekenen in het team
X
De rol van rekenen in de sectie/vakgroep Toetsen die bruikbare informatie leveren Opstellen van groepsplannen
X X X
Omgaan met zwakke rekenaars
X
Uitdagingen voor sterke rekenaars
X
Wegwerken van hiaten bij leerlingen Tijd
X X
(Bron: Grijp de rekenkansen – Brandt en Kaskens – CPS – 2012 –blz ..)
80
Actie gewenst
Bijlage 8. Volgkaart rekenen
Volgkaart rekenen YnSicht – Klas 1 Naam Geb. datum Schooljaar
Klas Niveau
Dyscalculie verklaring: ja / nee
LWOO: ja / nee
Basisschool
Rekenachterstand eind groep 8 : Eigen leerlijn rekenen : ja / nee Score rekentest groep 8 (nieuw) :
Voortgezet Onderwijs
Digitaal rekenprogramma Basisacademie rekenen (Score) 1 les per week. Niveau Score les 1 % ……F
Score les 20
Score les 21
%
Niveau ……F
%
Niveau ……F
Cito volgsysteem rekenen/wiskunde Toets 0 Begin schooljaar Meten en meetkunde Verbanden Getallen Verhoudingen
Rekenmethode Getal & Ruimte VMBO –BK 1 en 2 2 uren per week gedurende hele schooljaar Cijfer boek 1 Cijfer boek 2
Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Inspanning leerling
Inspanning ouder(s) 81
Toets 1 Einde schooljaar
Bijles rekenen Datum
Onderwerp
Vorderingen
82
Bijlage 9 Cito toets 0 bb en kb
83
Bijlage 10 Cito toets 1 bb en kb
84
Bijlage 11 CITO toets 2 bb en kb
85
Bijlage 12 CITO toets 3 bb en kb
86
Bijlage 9 Evaluatie Activiteitenplan 2014-2015 2.1
Verzuimbeleid
Activiteit 1.
Op tijd melding maken
Ynsicht heeft de afgelopen jaren aandacht besteed aan het tijdig aanmelden van leerlingen bij de leerplichtambtenaar. Het komende schooljaar zal er wederom geïnvesteerd worden op het tijdig melden van de leerlingen bij de leerplicht. Activiteit: •
Mentor hanteert het nieuwe verzuimprotocol.
•
Mentor controleert het verzuim in SOM.
•
Afdelingsdirecteur heeft periodiek (5x per jaar) contact met de mentor mb.t. toezicht en uitvoering verzuimpreventie en contacten met ouders/pedagogische medewerkers
•
Pedagogische medewerkers handelen de voorlopige- en definitieve verzuimmeldingen na overleg met de mentor af
•
Pedagogische medewerkers volgen, in samenspraak met de mentor, de leerlingen die reeds gemeld zijn bij de leerplichtambtenaar.
Evaluatie: Gedurende het schooljaar 2014-2015 heeft de mentor gewerkt met het Piter Jelles verzuimprotocol. De mentor en de afdelingsdirecteur hebben periodiek overleg gevoerd over verzuimpreventie en het melden van leerlingen bij de leerplichtambtenaar. De mentor heeft daartoe van de onderwijsassistent de verzuimstaat gekregen (wekelijks en maandelijks). De mentoren hebben conform het verzuimprotocol leerlingen aangemeld bij de pedagogische medewerkers. Uit de evaluatie van het verzuimspreekuur en het melden van verzuim in het algemeen (2014-2015) is geconstateerd dat: - het aantal leerlingen dat gemeld is bij de leerplichtambtenaar afgenomen is. (gedurende het schooljaar 2013- 2014 was er een inhaalslag gemaakt met als gevolg een stijging aan meldingen bij de lpa) - er een stijgende lijn waarneembaar is ten aanzien van het op tijd signaleren en melden van verzuim van leerlingen. - de leerplichtambtenaar geconstateerd heeft (binnen het regulier overleg) dat de verzuimmelding van leerlingen door de school adequaat uitgevoerd wordt.
2.2
Handelingsplannen
Activiteit 1.
Kwaliteitsverbetering van de handelingsplannen
De afgelopen jaren is er veel aandacht besteed aan een kwalitatieve verbeterslag t.a.v. de inhoud van het handelingsplan ( wat is de hulpvraag/ hoe verloopt de begeleiding/ wat is het meetbaar resultaat). Voor het waarborgen van de kwaliteitsverbetering van de handelingsplannen blijven de onderstaande activiteiten van toepassing:
87
•
De pedagogische medewerker/docent ontwikkelaar (taalbeleid) speelt een rol in de beoordeling van de handelingsplannen. Dat wil zeggen dat alle handelingsplannen die ontwikkeld zijn door mentor en/of specialist doorgenomen worden en voorzien zijn van een (schriftelijk) advies. Dit advies zal doorgenomen worden door mentor en betrokken pm-er/aber/doco. Een eerste check zal plaatsvinden in de maand november 2014. Een tweede check vindt plaats in juni 2015.
De interne LGF-begeleiders krijgen ondersteuning van de ambulante begeleider bij het schrijven van handelingsplannen (OPP) voor de LGF-leerlingen. Evaluatie: De externe beoordeling van het handelingsplan heeft niet structureel plaats gevonden. De docenten taalbeleid en rekenbeleid hebben aan het begin van het schooljaar uitleg gegeven over vorm en inhoud (SMART) van het handelingsplan aan de betreffende reken- en taaldocenten. De afdelingsdirecteur en docent taalbeleid hebben per klas een aantal handelingsplannen gecontroleerd op inhoud. Waar nodig zijn verbeteringen t.a.v. de kwaliteit doorgevoerd. De handelingsplannen zijn in de loop van het jaar door de reken- en taaldocenten bijgesteld.De Ambulant begeleider heeft ondersteuning verleend bij het opstellen van LGF-handelingsplannen (OPP). Zij heeft daartoe een format ontwikkeld ( samenwerkingsverband), die zij met de LGFbegeleiders heeft doorgenomen. Geconstateerd is dat de opgestelde LGF-handelingsplannen (OPP) voldoen aan de gestelde norm van de AB-er en het samenwerkingsverband.
2.3
Scholing
Activiteit 1.
deskundigheidsbevordering
Deskundigheidsbevordering blijft op YnSicht een prioriteit. Deskundigheidsbevordering zal, rekening houdend met onze huidige instroom aan leerlingen en in het kader van Passend Onderwijs (de mogelijke aanwas van leerlingen met een bepaalde zorgbehoefte), een noodzaak blijven. Deels zal deze deskundigheidsbevordering een individueel karakter hebben ( de individuele scholingsvraag van de docent staat dan centraal) anderzijds zal een deel van de deskundigheidsbevordering ook een schoolbreed verplicht karakter hebben. Scholingscomponenten:
Scholing klassenmanagement en omgaan met verschillen
•
Scholing handelingsplannen schrijven en plaatsen in SOM (1 x per jaar)
•
Collegiale lesbezoeken ( minimaal 2 x per jaar) onder het motto ‘’leren met en van elkaar’
•
Lesobservaties door de afdelingsdirecteur gericht op de didactische kwaliteiten van de docent ( passend bij de doelgroep)
•
Lesobservatie door School of Education (waar wenselijk)
•
Individuele scholingsbehoefte van docenten passend bij de zorgbehoefte van de school
88
Evaluatie: -
In het schooljaar 2014-2015 hebben alle docenten van YnSicht een scholingstraject gevolgd van het ECNO. ( klassenmanagement/omgaan met verschillen)
-
Uitleg over de vorm en inhoud van de handelingsplannen heeft plaatsgevonden door de taal- en rekencoördinator binnen de betreffende reken- en taaldocenten.
-
Collegiale lesbezoeken hebben dit jaar niet structureel plaatsgevonden.
-
Lesobservaties door de afdelingsdirecteur hebben plaatsgevonden in het kader van de functionerings- en beoordelingstrajecten.
-
De schoolopleider (school of Education) heeft een aantal lessen geobserveerd van de nieuwe docenten. ( dit in het kader van het Piter Jelles schoolopleiders beleid)
-
Een aantal docenten heeft op eigen verzoek een scholing/cursus gevolgd ter verdieping van hun eigen professionele bekwaamheden op het gebied van de zorg.
89
Bijlage 10 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Meldcode osg Piter Jelles Huiselijk geweld en kindermishandeling Basismodel voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
90
INHOUDSOPGAVE Pagina 1 INLEIDING……………………………………………………………………………………………….…….3 1.1 Aanleiding voor de meldcode…………………………………………………………….……..3 1.2 Opbouw van de meldcode………………………………………………………………...……..3 2
MELDCODE……………………………..............................................................................................4 2.1 Wat is kindermishandeling?..............................................................................................4 2.2 Signalen……………………………………………………………………………………………...5 2.3 Gevolgen……………………………………………………………………………………..……… 5 2.4 Rol van collega’s…………………………………………………………………………...………7
3
UITLEG STAPPENPLAN…………………………………………………………………………………….8 3.1 Inleiding………….…………………………………………………………………………………..8 3.2 Stappen…………………………………………………………………….………………………...8 3.3 Volgorde van stappen………………………………………………………..……………………8
4
NAWOORD………………………………………………………………..……………………..…………..11 4.1 Gegevens externe instanties………..……………………………………………………..……11
5
STROOMSCHEMA…………………………………………………………………………………………12
91
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding voor de meldcode. Een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is bedoeld voor professionals (zoals leerkrachten, huisartsen en hulpverleners). Het is een stappenplan dat zij kunnen gebruiken als ze vermoedens van mishandeling hebben. Onderzoek wijst uit dat hulp- en zorgverleners en leraren die met een meldcode werken 3 keer zo vaak ingrijpen als collega's die zo'n code niet voorhanden hebben. Professionals moeten daarom verplicht met een meldcode gaan werken als zij een signaal krijgen van huiselijk geweld. De ministerraad heeft ingestemd met het wetsvoorstel dat dit regelt. Het wetsvoorstel is op 27 oktober 2011 aangeboden aan de Tweede Kamer. De verplichte wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gaat naar verwachting begin 2012 van kracht. In een aantal gebieden in Nederland is met meldcodes geëxperimenteerd. Naar aanleiding daarvan heeft de rijksoverheid een basismodel meldcode vastgesteld. Voor Friesland is daarvan een “Friese Meldcode” gemaakt. Deze laatste heeft als leidraad gediend bij het opstellen voor een meldcode voor osg Piter Jelles. 1.2 Opbouw van de meldcode. Wat is kindermishandeling? Gevolgen Signalen Rol van collega’s Uitleg stappenplan Nawoord
92
3 2. MELDCODE 2.1 Wat is kindermishandeling? In het basismodel is voor het begrip kindermishandeling aansluiting gezocht bij de begripsomschrijving in de Wet op de jeugdzorg. We wijzen er daarbij op dat onder kindermishandeling ook wordt verstaan het als kind getuige zijn van huiselijk geweld tussen andere huisgenoten. Omdat het begrip huiselijk geweld (nog) niet wettelijk wordt omschreven is daarvoor aansluiting gezocht bij de omschrijving die de overheid al een aantal jaren hanteert. De leerling zal niet altijd het slachtoffer zijn van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De leerling kan ook als vermoedelijk pleger of als getuige bij het huiselijk geweld of de kindermishandeling betrokken zijn. Voor alle duidelijkheid worden seksueel geweld, genitale verminking, eer-gerelateerd geweld en ouderenmishandeling specifiek genoemd bij de omschrijving, om duidelijk te maken dat ook deze vormen van geweld onder huiselijk geweld of kindermishandeling vallen. Overigens vragen deze specifieke vormen van geweld ook specifieke kennis en vaardigheden. 2.2 Gevolgen. Kindermishandeling kan ernstige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het kind. Een kind is voor zijn ontwikkeling zowel geestelijk als lichamelijk afhankelijk van de zorg van zijn ouders en/of andere volwassenen. Deze afhankelijkheid is des te groter naarmate het kind jonger is. Hoe ouder het kind wordt hoe meer de omgeving ook een invloed heeft. Hoe beter de lichamelijke en emotionele zorg van de ouder voor het kind, des te groter de kans tot een evenwichtige ontwikkeling. Het kind ontwikkelt daardoor een basisvertrouwen in zichzelf alsook in de ander. Kindermishandeling kan dit basisvertrouwen aantasten. De buitenwereld wordt daardoor als vijandig ervaren en dit verstoort de sociale omgang met anderen. Niet elk kind lijdt evenveel onder de gevolgen van kindermishandeling. De ernst van de gevolgen zijn onder meer afhankelijk van: •de leeftijd waarop de mishandeling begint: hoe jonger het kind des te afhankelijker het is en des te minder het beschikt over eigen geestelijke en lichamelijke mogelijkheden om zich te verdedigen. •de ernst van de feiten •de betekenis die deze feiten voor het kind gekregen hebben •de duur van de mishandeling •de plicht op geheimhouding •de impact op de hechting van het kind •de graad van verwantschap en de emotionele band met de pleger
93
4 2.3 Signalen. Hieronder een opsomming van mogelijke signalen van kindermishandeling. De lijstjes met signalen wijzen u de weg bij het in kaart brengen ervan. Ze zijn niet meer en niet minder dan een hulpmiddel. Lichamelijk ● Onverklaarbare blauwe plekken, schaafwonden, kneuzingen, botbreuken ● Krab-, bijt- of brandwonden ● Littekens ● Slechte verzorging wat betreft kleding, hygiëne, voeding ● Slecht onderhouden gebit ● Achter in ontwikkeling (motoriek, spraak, taal, emotioneel, cognitief) ● Psychosomatische klachten: buikpijn, hoofdpijn, misselijk etc. ● Vermoeidheid, lusteloosheid ● Genitale of anale verwondingen ● Jeuk of infectie bij vagina of anus ● Opvallend vermageren of dikker worden ● Terugkerende urineweginfecties of problemen bij het plassen ● Niet zindelijk (vanaf 4 jaar) ● Afwijkende groei- of gewichtscurve ● Houterige manier van bewegen (benen, bekken ‘op slot’) ● Pijn bij lopen en/of zitten ● Overdraagbare aandoening ● Slaapproblemen ● Voeding/eetproblemen Sociaal-emotioneel ● Extreem zenuwachtig, gespannen, angstig of boos ● Teruggetrokken gedrag ● In zichzelf gekeerd, depressief ● Passief, meegaand, apathisch, lusteloos ● Kind is bang voor de ouder(s) ● Plotselinge verandering in gedrag ● Veel aandacht vragen op een vreemde manier ● Niet bij de leeftijd passende kennis, gedrag of omgang met seksualiteit ● Vastklampen of veel afstand houden ● Angst of schrikreacties bij onverwacht lichamelijk contact ● Zelf verwondend gedrag ● Overijverig ● Jong of ouwelijk gedrag ● Stelen, brandstichting, vandalisme ● Altijd waakzaam ● (Angst voor) zwangerschap ● Lichaam stijf houden bij optillen ● Bovengemiddeld schoolverzuim ● Extreem verantwoordelijkheidsgevoel 94
● Niet spelen met andere kinderen (vanaf 3 jaar) ● Afwijkend spel (ongebruikelijke thema’s die kunnen wijzen op kindermishandeling) 5 ● Snel straf verwachten ● Gebruik van alcohol of drugs ● Agressieve reacties naar andere kinderen ● Geen interesse in speelgoed/spel ● Suïcidaal gedrag ● Anorexia ● Boulimia ● Weglopen van huis ● Crimineel gedrag ● Verslaafd aan alcohol of drugs ● Promiscuïteit/prostitutie ● Relationeel geweld Signalen bij het gezin • Onveilige behuizing • Onhygiënische leefruimte • Sociaal geïsoleerd • Gesloten gezin dat hulp vermijdt • Kind gedraagt zich anders als de ouders in de buurt zijn • Gezin verhuist vaak • Gezin wisselt vaak van huisarts, specialist of ziekenhuis • Relatieproblemen van ouders • Lichamelijk of geestelijk straffen is normaal in het gezin • Gezin kampt met diverse problemen • Regelmatig wisselende samenstelling van gezin • Sociaaleconomische problemen: werkloosheid, uitkering, migratie • Veel ziekte in het gezin • Geweld tussen gezinsleden • Andere kinderen zijn uit huis geplaatst • Gezin maakt onverzorgde, verwaarloosde indruk Signalen van ouder(s) • Ouder schreeuwt naar het kind of scheldt het kind uit • Ouder troost het kind niet bij huilen • Ouder reageert niet of nauwelijks op het kind • Ouder komt afspraken niet na • Ouder heeft irreële verwachtingen van het kind • Ouder heeft zelf ervaring met geweld in het verleden • Ouder staat er alleen voor en heeft weinig steun uit de omgeving • Ouder weigert benodigde medische of geestelijke hulp voor kind • Ouder heeft psychiatrische of psychische problemen • Ouder gedraagt zichzelf nog als kind • Ouder heeft cognitieve beperkingen • Ouder vertoont negatief en dwingend gedrag • Ouder is voor een ander kind uit de ouderlijke macht ontzet 95
• Ouder belast kind met volwassen zorgen of problemen • Ouder heeft andere kinderen mishandeld, verwaarloosd of misbruikt. 6 2.4 Rol van de collega’s. Vooral de signalerende rol van docenten en onderwijsondersteunend personeel is erg belangrijk. In hoofdstuk 2.3 is een lijst gegeven van mogelijke signalen van kindermishandeling. Voor de collega’s is dit een leidraad om de signalerende rol zo goed mogelijk uit te kunnen voeren. De mentor van een leerling is in principe het eerste aanspreekpunt. Wanneer er sprake is van signalen van kindermishandeling en je bent niet de mentor van de leerling, meldt dit dan direct bij de desbetreffende mentor. De mentor gaat hierna in overleg met de pedagogisch medewerker/zorgfunctionaris (*) van jouw school. Daarna treedt het Stappenplan in werking. De pedagogisch medewerker voert hierbij de regie. Op de volgende pagina’s wordt het Stappenplan nader uitgewerkt. (*): Bij Piter Jelles worden beide namen gebruikt, afhankelijk van de locatie; In het vervolg van de meldcode gebruiken we de benaming pedagogisch medewerker, hierbij wordt dan tevens de zorgfunctionaris bedoeld.
96
7 3 UITLEG STAPPENPLAN 3.1 Inleiding Dit tweede deel van het basismodel beschrijft de stappen die school van de collega’s (onder regie van de pedagogisch medewerker) vraagt als er kindermishandeling of huiselijk geweld wordt gesignaleerd.. 3.2 De stappen. De stappen gaan in op het proces vanaf het moment dat er signalen zijn. Het signaleren zelf heeft in het model een andere plaats gekregen. Signaleren wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de beroepshouding van collega’s die binnen de school werkzaam zijn. Vanuit dit oogpunt is signalering geen stap in het stappenplan, maar een grondhouding die in ieder contact met leerlingen wordt verondersteld. De stappen wijzen je als collega de weg als er signalen zijn van huiselijk geweld of van kindermishandeling. 3.3 Volgorde van de stappen De stappen die hieronder worden beschreven zijn in een bepaalde volgorde gerangschikt. Maar deze volgorde is niet dwingend. Waar het om gaat, is dat op enig moment in het proces alle stappen zijn doorlopen voordat er wordt besloten om wel of niet een officiële melding van kindermishandeling te doen. Specifieke vormen van huiselijk geweld of kindermishandeling Het stappenplan schetst in algemene zin de stappen die in geval van signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling dienen te worden gezet. Bij specifieke vormen van dit geweld moeten de stappen soms nader worden ingekleurd. Bijvoorbeeld in geval van signalen van seksueel geweld of van vrouwelijke genitale verminking wordt er op aangedrongen altijd gebruik te maken van de expertise van AMK of andere instellingen. Ook deze stap gaat altijd via de pedagogisch medewerker van school. Stap 1: Vermoedens in kaart brengen Als je als collega signalen opvangt van huiselijk geweld of kindermishandeling, wordt van je gevraagd om deze signalen in kaart te brengen. Je legt deze signalen objectief vast, evenals (de uitkomsten van) de gesprekken die je over de signalen voert, de stappen die je zet en de besluiten die je neemt. Ook de gegevens die de signalen weerspreken worden vastgelegd. Bij het in kaart brengen van signalen volg je als docent de protocollen en aanwijzingen van de school. De gegevens over de signalen en over de stappen die worden gezet worden in het dossier vastgelegd. Ook wordt het team van dit alles op de hoogte gesteld. Tip: trek niet te snel conclusies en ga niet interpreteren. Beschrijf concrete, feitelijke signalen. Schrijf bijvoorbeeld: “Stefan is bleek, heeft wallen onder de ogen” in plaats van “Stefan ziet er slecht uit”. Signalen in verband met de gezinsleden van een leerling Als docent kan je ook zorgen hebben over andere gezinsleden van de leerling met wie je zelf geen contact hebt. Ook al kan je als docent geen uitspraak doen over de feitelijke situatie waarin de gezinsleden zich bevinden omdat je geen contact met hen hebt, er is in dergelijke gevallen wel aanleiding voor nader onderzoek naar de omstandigheden waarin de gezinsleden verkeren. 97
8 Stap 2: Advies inwinnen De tweede stap is het overleg over de signalen. Om de signalen die in kaart zijn gebracht goed te kunnen duiden, is overleg met een deskundige collega (pedagogisch medewerkster) noodzakelijk. Zo kan op basis van anonieme leerlingengegevens (daarnaast) ook het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling of het Algemeen Steunpunt Huiselijk Geweld worden geraadpleegd. Vermoedt het AMK of het ASHG eermotieven achter het (dreigende) geweld dan laten zij zich over de veiligheidsrisico’s adviseren door de regionale deskundige van de Friese politie die weer in nauw contact staat met het Landelijk Centrum Eer Gerelateerd Geweld. Stap 3: Signalen bespreken/benoemen (met/door de pedagogisch medewerker) Na het collegiaal overleg en eventueel het adviesgesprek met het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld volgt een gesprek met de leerling. Omdat openheid een belangrijke grondhouding is in de verschillende vormen van dienstverlening aan de leerling, wordt in het stappenplan zo snel mogelijk contact gezocht met de leerling (of met zijn ouders) om de signalen te bespreken. Soms zal het vermoeden door het gesprek worden weggenomen, dan zijn de volgende stappen van het stappenplan niet nodig. Worden de zorgen over de signalen door het gesprek niet weggenomen, dan worden ook de volgende stappen gezet. In het gesprek met de leerling gaat het er om dat: 1. Het doel van het gesprek wordt uitgelegd. 2. De signalen, dit wil zeggen de feiten die zijn vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan, worden besproken. 3. De leerling wordt uitgenodigd om daarop te reageren. 4. Er pas na deze reactie een interpretatie wordt gemaakt van wat er is gezien en gehoord en wat er in reactie daarop is verteld. Gesprek met de ouders/verzorgers. Normaal gesproken zal er, als het om een minderjarige leerling gaat, ook een gesprek over de signalen worden gevoerd met de ouders/verzorgers. Dit is niet alleen van belang als de ouders mogelijkerwijs betrokken zijn bij het huiselijk geweld of de mishandeling, maar ook als dit niet aan de orde is. Want de ouders behoren, zeker als zij het gezag uitoefenen, als regel te worden geïnformeerd over wat er bij hun kind speelt. Bij dit gesprek dient altijd een lid van het managementteam aanwezig te zijn. NB: Een gesprek met (een van) de ouders kan achterwege blijven in verband met de veiligheid van het kind of die van anderen. Bijvoorbeeld als je als docent redenen hebt om aan te nemen dat je het kind dan uit het oog zal verliezen omdat de ouders het kind van school zullen halen of dat het eergerelateerd geweld zal escaleren. Dit alles weer in overleg met de pedagogisch medewerker. Wanneer voer je geen gesprek met de leerling? Het gaat om situaties waarin door het voeren van het gesprek de veiligheid van een van de betrokkenen in het geding zou kunnen komen. Zo is het denkbaar dat wordt besloten om vermoedens van seksueel misbruik of eer-gerelateerd geweld nog niet met de dader te bespreken omdat het risico aanwezig wordt geacht dat de dader zich, na dit gesprek, op het slachtoffer af zal reageren. Ook kan worden afgezien van een gesprek als er goede redenen zijn om aan te nemen dat de leerling daardoor de contacten met de collega zal verbreken waardoor de leerling uit het zicht raakt. 98
9 Stap 4: Inschatting risico, aard en ernst van de zaak. Na de eerste drie stappen beschik je al over redelijk veel informatie: de beschrijving van de signalen die zijn vastgelegd, de uitkomsten van het gesprek met de leerling en het advies van deskundigen. In stap 4 komt het er op aan dat deze informatie wordt gewogen. Deze stap vraagt dat het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling wordt inschat, evenals de aard en de ernst van dit geweld. Wanneer deze situatie zich voordoet wordt hiervoor advies gevraagd bij de Centrale Toegang van BJZ. Tel: 058-2333777. Stap 5: Bij risico: melding doen. Na de weging van stap 4 wordt er een besluit genomen: zelf hulp organiseren of een melding doen. Waar het bij deze afweging om gaat is dat je als school beoordeelt of je zelf, gelet op competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, in voldoende mate effectieve hulp kan bieden of kan organiseren. In alle gevallen waarin je meent dat dit niet of maar gedeeltelijk het geval is, wordt er een melding gedaan door de pedagogisch medewerker. Hulp organiseren en effecten volgen Meent men dat de school de leerling voldoende kan beschermen tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling, dan wordt de hulp die daarvoor nodig is georganiseerd of aangeboden. De effecten van deze hulp worden gevolgd. Er wordt alsnog een melding gedaan als het geweld niet blijkt te stoppen of opnieuw oplaait. Melden Meen je dat je met de school niet in staat bent om de leerling voldoende te beschermen tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling, dan wordt er een melding gedaan door de pedagogisch medewerker zodat de signalen nader kunnen worden onderzocht en acties in gang kunnen worden gezet die de leerling en zijn gezinsleden voldoende beschermen. Het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling doet na een melding onderzoek naar de signalen. Dit wil zeggen dat de medewerkers in gesprek gaan met de ouders en met de docenten die met het kind te maken hebben. Op basis van de resultaten van dit onderzoek besluit men wat er moet gebeuren. Vaak zal vrijwillige hulp in gang worden gezet, maar het Advies-en Meldpunt kan ook beslissen om een melding te doen bij de Raad voor de Kinderbescherming en/of om aangifte van mishandeling te doen bij de politie. Het Steunpunt zal na een melding contact zoeken met de leerling om te beoordelen welke hulp noodzakelijk is, om vervolgens deze hulp voor het slachtoffer en de pleger (in het kader van Wet tijdelijk huisverbod) te organiseren en hen daarvoor zo nodig te motiveren..
99
10 4 NAWOORD Een melding is geen eindpunt. Als je een melding doet, geeft het stappenplan daarom aan dat je in het contact met het Steunpunt Huiselijk Geweld of het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling ook bespreekt wat je zelf, na de melding, binnen de grenzen van je gebruikelijke taakuitoefening-kan doen om de leerling of zijn gezinsleden te beschermen en te ondersteunen. Dit is uitdrukkelijk in stap 5 bij de melding opgenomen om duidelijk te maken dat de betrokkenheid van de docent de leerling na de melding niet ophoudt. Van jou wordt verwacht dat je, naar de mate van je mogelijkheden, de leerling blijft ondersteunen en beschermen. Uiteraard gebeurt dit in overleg met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld. Het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld houden melders op de hoogte van de uitkomsten van het onderzoek en van de acties die in gang worden gezet. GEGEVENS EXTERNE INSTANTIES Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat uw leerling of zijn gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, kunt u meteen advies vragen aan het Advies - en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of aan het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG). Komt men daar op basis van de signalen tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kunt u zo nodig in hetzelfde gesprek een melding doen. Zo kunnen op korte termijn de noodzakelijke acties in gang worden gezet. Let op: Acuut gevaar: 112 Politie: 0900 - 8844 AMK: 0900 - 123 123 0 ASHG: 0900 - 567 567 8 Voor meer informatie over de Friese Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling kunt u terecht op www.friesemeldcode.nl Hier vindt u tips, verhalen uit de praktijk, protocollen, downloads en het laatste nieuws.
100
11 5 STROOMSCHEMA STAPPENPLAN
101
STAP 1 Vermoedens in kaart brengen
Ga in overleg met de pedagogisch medewerker Vastleggen objectieve signalen in dossier. Ook de stappen die je zet en de besluiten die je neemt. Informeer het team hierover. Altijd de pedagogisch medewerker om advies
STAP 2 Advies inwinnen
Vraag advies aan AMK via de pedagogisch medewerker.
STAP 3 Ga het gesprek aan met de l.l. en ouders
Openheid is een belangrijke grondhouding, daarom is het noodzakelijk om de signalen te benoemen en zo snel mogelijk te bespreken. ( met/door de pedagogisch medewerker) In overleg met p.m. ouders inlichten Zorgen niet weg? Ga naar stap 4 & 5
STAP 4 Inschatting risico, aard en ernst van de zaak.
Je maakt samen met de pedagogisch medewerker en in overleg met het AMK/BJZ een inschatting van de risico’s.
STAP 5 Bij risico: Melding doen.
Bij deze stap ga je altijd in overleg met de pedagogisch medewerker voor het vervolg. Ouders moeten worden ingelicht.
102
Bijlage 11 Schoolgezondheidplan Schoolgezondheidsplan Piter Jelles Ynsicht Versie: 23 juni 2015
Gezonde School Algemeen Aanleiding Piter Jelles Ynsicht heeft in september 2014 aangegeven structureel aan gezondheid en veiligheid op school te willen werken. GGD Fryslân zal de school 4 jaar ondersteunen en adviseren in het ontwikkelen en implementeren van een structureel gezondheids- en veiligheidsbeleid. Sport Fryslân en bv SPORT uit Leeuwarden zijn betrokken bij de implementatie van de methode Do-it. Doel Piter Jelles Ynsicht wordt een gezonde en veilige school: Gezondheid, veiligheid en welbevinden van de leerlingen en het schoolpersoneel wordt via structureel gezondheidsbeleid bevorderd. Hiervoor is draagvlak bij alle geledingen van de school: Directie, leerkrachten, leerlingen, ouders, ondersteunend personeel. Randvoorwaarden Om de Gezonde School werkwijze te kunnen uitvoeren zijn een aantal randvoorwaarden noodzakelijk. 1.
Een goede communicatiestructuur tussen GGD en school.
2.
Contactpersonen bij de GGD zijn Annemarie Bosma (gezondheidsbevorderaar) en Anna Wassenaar (verpleegkundige). Na het eerste jaar is Anna Wassenaar als verpleegkundige van de jeugdgezondheidszorg de eerste contactpersoon.
3.
Vanuit de school is Willem den Hartogh contactpersoon voor de ‘gezonde school’.
4.
Er is een werkgroep “gezonde school” door de school samengesteld.
5.
Binnen het MT van Ynsicht is Perry Gerrits contactpersoon voor de “gezonde school”.
6.
Er moet voldoende tijd worden ingeruimd om de gewenste activiteiten voor te kunnen bereiden en uit te kunnen voeren. Er staan nu 20 taakuren per werkgroeplid.
7.
De ondersteuning vanuit de GGD is gratis voor de school en wordt betaald door de gemeente. Voor de gezonde schoolkantine is er een subsidie vanuit jeugdimpuls Voor het Doit programma is er ondersteuning vanuit Sport Fryslân.
8.
De werkwijze is vraaggericht en afgestemd op de behoefte van de school.
103
9.
De activiteiten die de school gaat uitvoeren kunnen kosten met zich mee brengen. Denk bijvoorbeeld aan aanschaf materialen, methode, training enz.
10.
Elk half jaar dit schoolgezondheidsplan evalueren, aanvullen en bijstellen waar nodig en vervolgens schoolbreed kenbaar maken.
104
Genomen stappen tot nu toe Wat Verdieping en start uitwerking beleidsplan gezonde school. Aanvraag ondersteuningsaanbod Gezonde School VO DoIt en Advies gezonde schoolkantine brigade (Hans en Willem) Digitale enquête MT, docenten en leerlingen. (SGM) Toekenning ondersteuningsaanbod Doit en bezoek gezonde schoolkantine brigade. Presentatie concept beleidsplan docenten onderbouw en docenten bovenbouw inclusief feedback formulier en gezonde lunch. (SGM) Bezoek en advies gezonde schoolkantine brigade. Overleg GGD en Willem den Hartogh Presentatie MT en personeelsleden (SGM). Beleidsplan goedgekeurd. Eerste vergadering met geïnteresseerden voor de werkgroep Gezonde School. Presentatie gezonde school en gezonde schoolkantine (Perry Gerrits) en prioriteitenworkshop voor docententeam (Annemarie) op een ontwikkeldag. Werkgroep vergadering (2): Vaststellen en kennismaken werkgroep. Keuze voor thema’s gemaakt op basis van workshop. Gesprek Riemke Schiphof (Sport Fryslân) m.b.t. implementatie DoIt (Jelmer, Anneke, Willem). Sido de Schiffart vanuit bv SPORT was ook aanwezig. Werkgroep vergadering (3): Taken verdeeld en subgroepen gemaakt: educatie, omgeving/kantine, regels en beleid, zorg en signalering Werkgroep vergadering (4). Bespreken resultaten subgroepen. Veel leden afwezig en een aantal afvallers. Gesprek Johan Okkinga van groothandel Foox (Hans en Willem) over de drank- en snoepautomaten. Start actie ‘Tegengif’ in de onderbouw o.l.v. Jelmer Bruinsma Gesprek met de rayon manager van Coca Cola (Willem). De drankautomaat voldoet aan de eisen van het voedingscentrum. Uitwerken school gezondheidsplan (Anneke en Willem). Presentatie schoolgezondheidsplan voor het personeel op een ontwikkeldag (Willem) + introductie mindfulness (Minkie Brandsma) In goed overleg met leverancier besloten om de snoep en drankautomaten voor de zomer weg te halen. Op deze manier kunnen we zelf het aanbod reguleren. Werkgroep vergadering 4 Aanvraag subsidie ‘vergoeding taakuren’ Voorstel ‘werkweek’ Food and Care aangeboden aan de afdeling. Voorstel ‘rookbeleid’ en ‘energiedrank’ aangeboden aan de raad van Ynsicht. Werkgroep vergadering 5 Contact Dockinga over beleid energiedrank 105
Periode Sept. 2013 Nov. 2013 Dec. 2013 Jan. 2014 Feb. 2014 Maart 2014 Vanaf april 2014 Mei 2014 Juni 2014 Aug. 2014
Aug. 2014 Sept. 2014
Sept. 2014
Nov. 2014 Nov. 2014 Nov. 2014 Dec. 2014 Dec. 2014 Jan. 2015
Januari 2015
Feb. 2015 Maart 2015 Maart 2015 Maart 2015 Maart 2015 Maart 2015
Voorbereiding ontwikkeldag Annemarie en Willem Presentatie en workshop ontwikkeldag Voortgang gesprek Annemarie Bosma Start DoIt programma o.l.v. Anneke, Trudy en Jelmer Gesprek afdeling Food and Care – Werkweek leerlingen t.b.v. de gezonde schoolkantine Pitch uitwerkingen door de werkgroep Lancering enquête les- en pauzetijden Ynsicht 'Bijzondere' werkgroep vergadering met alle geledingen over een besluit voor de regelgeving m.b.t. energydrank en roken. Bezoek Campusdag Assen i.v.m. catering en promotie gezonde schoolkantine. Afspraak gemaakt voor het programma ‘breakpoint’. Bezoek Friesland College Leeuwarden i.v.m. oriëntatie en inspiratie manier van werken gezonde schoolkantine. Voorstel vernieuwde schoolregels MT Voorstel nieuwe lessentabel m.b.t. les- en pauzetijden Projectdagen gehouden voor klas 3 Pilot gedraaid voor werkweek ‘food and care’ voor de gezonde schoolkantine. Voorstel les- en pauzetijden afgekeurd door de raad van Ynsicht ( 2 vs 2). Afgeketst vanwege geen lange pauze. Voorstel schoolregels (verbod energiedrank, verbod roken en toestemming water drinken in de klas) goedgekeurd door de raad van Ynsicht (4 vs 1). Schoolgezondheidsplan als bijlage toegevoegd aan het zorgplan. Evaluatie afgelopen jaar en plannen nieuwe jaar besproken met Annemarie Bosma Voorbereidend gesprek met Gonnie Niemeijer (trainster en adviseur ECNO) en Adriana Herfst over een plan om het schoolklimaat (school- en leefregels) van Ynsicht te verbeteren (evaluatie ECNO en inspectie). Opstart gesprek met de Sligro om ‘Break Point’ te starten m.b.t. de gezonde schoolkantine Afrondend gesprek met Johan Okkinga van groothandel Foox m.b.t. de automaten op school. Presentatie en evaluatie gezonde school MT
106
Maart 2015 April 2015 April 2015 Mei 2015 Mei 2015 Mei 2015 Mei 2015 Mei 2015 Juni 2015 Juni 2015 Juni 2015 Juni 2015 Juni 2015 Juni 2015 Juni 2015 Juni 2015
Juni 2015 Juni 2015 Juni 2015
Juni 2015 Juni 2015 September 2015
Definitieve prioriteiten 1. De school heeft gekozen om de volgende prioriteiten de komende drie jaar voorrang te geven. Voeding (en bewegen) = gezond gewicht (eerste jaar voeding en de gezonde schoolkantine). 2. Nog nader te bepalen. Opties zijn: roken, omgaan met elkaar (zie: prioriteitenworkshop docenten, leerlingen vragenlijst etc.). Aanbevolen interventies Voor het 1e jaar is het thema ‘voeding’ en ‘sport en bewegen’ gekozen. De school zal in het 1e jaar activiteiten kiezen die daar invulling aan geven. Uit onderzoek blijkt dat gezondheidsbevordering het meeste effect heeft als de activiteiten voor een bepaald gezondheidsthema op meerdere niveaus worden aangeboden en inspelen op verschillende doelgroepen. Daarom wordt er bij de werkwijze “gezonde school” uitgegaan van een integrale aanpak. Activiteiten op vier niveaus. 1. Signalering Signalering betekent in dit verband: vroegtijdige signalering van problemen bij individuele kinderen en de individuele zorg die daarop volgt. Op Ynsicht: kinderen die te zwaar zijn, anorexia verschijnselen hebben, niet ontbijten etc. 2. Gezondheidseducatie . Dat is het aanbieden van informatie en voorlichting over gezondheid, klassikaal. Dat kan via lessen, projecten of met een methode. Dit valt onder de collectieve preventie. Op Ynsicht betekent dit: het implementeren van de methode DoIt voor eerste en tweede jaars. Het invoeren van een projectweek “voeding”. 3. Schoolomgeving De schoolomgeving is gezond als de fysieke en sociale omgeving optimaal is voor kinderen en personeel. Omgeving: ouders, supermarkt, schoolplein, schoolkantine etc. 4. Schoolbeleid en regelgeving rondom voeding Hieronder worden afspraken, regels en protocollen en handhaving daarvan verstaan. Opname van gezondheid in het schoolbeleid draagt bij aan de structurele en blijvende aandacht voor een gezondheidsprobleem. Planning activiteiten Thema Voeding
Pijlers Signalering
Interventies Signalering gewichtsproblematiek, slecht eten. Welke stappen kunnen docenten nemen en welke aanpak volgt er? Er is een toevoeging voor het zorgplan geschreven. Het schoolgezondheidsplan is als bijlage toegevoegd aan het zorgplan. De uitwerking en de te volgen stappen voor docent en mentor zullen tijdens een ontwikkeldag in het nieuwe jaar worden 107
Wie Yt Anna i.s.m. Yfke
Anna,
Datum April 2015
Educatie
Omgeving
toegelicht. School als vindplaats duidelijk neerzetten. Structuur medicatie (paracetamol) ophelderen. DoIt programma onderbouw. Een programma gericht op voeding én bewegen. Het programma zal aan het begin van het nieuwe schooljaar starten met daaraan een ouderavond gekoppeld. Het programma betreft dan klas 1 én klas 2. Een kick-off organiseren om leerlingen en ouders te informeren en te betrekken bij de nieuwe regels en de activiteiten die worden uitgevoerd op Ynsicht m.b.t. de gezonde school. Dit zal een combinatie zijn met de DoIt activiteiten uit klas 1 en 2 en de verslavingszorg. Projectdagen klas 3 gericht op het thema voeding en bewegen. De week moet volgend schooljaar plaatsvinden aan het einde van het schooljaar na de herkansingsperiode van het CSE. Digitaal programma ‘weet wat je eet’ analyseren of het past bij klas 3 of klas 4. Voorbereiden keuzedeel ‘gezonde leefstijl’ (ISP) bovenbouw. We gaan zoeken naar een ‘bewezen efficiënt’ programma voor deze doelgroep. Zie: loket gezond leven Uitvoering keuzedeel ‘gezonde leefstijl’ Een kort en krachtig programma gericht op voeding en bewegen voor klas 4 ter aanvulling op de examentraining. Deze zal plaats moeten vinden voor de kerst. Nieuwsthema per periode. Verwerken in mentorlessen en zichtbaar promoten (posters, activiteiten). Snoep en drankautomaten aanpassen aan de richtlijnen van het Voedingscentrum. In goed overleg is besloten om de automaten weg te doen aan het einde van het schooljaar 2014-2015. Zo kunnen we ons eigen aanbod bepalen.
108
Yfke
Anneke Jelmer Sita
2015-2016
Anna Sept/okt. Trudy 2015-2016 Anneke Jelmer Annemarie
Jelle Anneke Willem
15,16,17 juni 2015
Annemarie 2015-2016
2015 2016
Annem.
2016 2017
2015-2016
Hans Willem
Mrt. 2015
Ontwikkeling van een werkweek (het gehele jaar) voor de leerlingen (4 per week) Food and Care waarbij ze onder begeleiding: 1. Het aanbod in de kantine voor leerlingen en docenten voorbereiden en verkopen. 2. Gezonde lunch en diner verzorgen op ontwikkeldagen en ouderavonden. 3. Ontbijtmogelijkheid creëren voor leerlingen en docenten. Bezoek Friesland College voor info en inspiratie. Er is een pilot gedraaid tijdens de projectdagen van de gezonde school. (Matthias en Frederiek)
Matthias Frederiek Lonneke Jikkie Willem
2014-2015
Frederiek Willem
2015-2016
Frederique Willem
Okt 2016
Start 2015-2016
Actieplan verder uitwerken. Begeleiding voor de leerlingen regelen. Subsidie gezonde school (€ 2000,-) hiervoor inzetten.
Waterpunten realiseren. Bedrijf Eden | Hard plastic flesjes voor alle leerlingen.. Water met smaakje (fruit en groente erin) in elk lokaal en in de kantine. Leerlingen van Food and Care (werkweek) komen het verversen.
Promotie gezonde school(kantine). Zie communicatieplan. Kick-off regelen. Officiële zaken door directeur. Nieuwsbrief, ouderavond, bordjes, schermen, tegels, stickers verboden, ludieke actie (flesjes bijv.). In combinatie met DoIt en verslavingszorg. Actie schoolfruit www.euschoolfruit.nl Beleid en Huidige schoolregels filteren en ze in regelgeving een nieuw (positiever) jasje steken. Het voorstel om vanaf het nieuwe schooljaar te starten met een verbod op energiedrank, een verbod op roken en toestemming voor water drinken in de les, is goedgekeurd door de raad van Ynsicht. 109
Annemarie Adriana Juni 2015 Wouter
Tijdens de eerste ontwikkeldagen in het nieuwe schooljaar worden de school- en leefregels en de handhaving daarvan een vast bespreekpunt. Enquête les- en pauzetijden Ynsicht. Enquête onder leerlingen, ouders en docenten. Het voorstel voor is door de raad afgewezen. De les- en pauzetijden zullen gelijk blijven.
110
Thiadmer Willem (Folkert)
Mei 2015
Thema Sport en bewegen
Pijlers Signalering Educatie
Omgeving
Interventies Extra bewegingslessen op Ynsicht. In de onderbouw draaien de leerlingen 5 lesuren bewegingsonderwijs. Het sportoriëntatie en keuze programma is hier onderdeel van. In de bovenbouw draaien de leerlingen bij Food and Care het programma Sport en Gezondheid. Hier wordt theorie en praktijk gericht op voeding en bewegen aan elkaar gekoppeld. Dit is bovenop de twee reguliere LO lessen. In de bovenbouw draaien de leerlingen bij SDV 8 sportlessen. Twee regulieren LO lessen, 2 uren sportoriëntatie, 2 uren i.s.m. het CIOS (vervolgopleiding) en 2 uren bij de cursus LSR. Er is een mindfulness programma gedraaid voor het personeel. Er wordt gekeken of er in het komende jaar nog een ronde zal draaien voor docenten en mogelijk ook voor leerlingen. Voorbereiden keuzedeel ‘sport en bewegen’ (ISP) bovenbouw. We gaan zoeken naar een ‘bewezen efficiënt’ programma voor deze doelgroep. Zie: loket gezond leven Uitvoering keuzedeel ‘sport en bewegen’ Voorbereiding aanpassingen schoolplein. Ontwikkeling pannaveld, basketbalveld, tafeltennistafel. Jelle heeft het plan met Hans besproken en is goedgekeurd. De uitvoering zal medio zomer 2015 starten.
Beleid en regelgeving
111
Wie
Schooljaar
Minkie
Feb. 2015
2015 2016
2016 2017
Jelle (Hans)
Aug. 2015
Lopende zaken en mogelijkheden bij andere thema’s. Thema Thema roken, alcohol en drugspreventie
Pijlers Signalering Educatie Omgeving Beleid en regelgeving
Interventies
Wie
Schooljaar
Actie tegengif.
Jelmer
2014-2015
Interventies
Wie
Schooljaar
Voorlichting seksualiteit door ontmoetingscentrum jonge ouders (OJO)
Wilma
Geen alcohol op schoolfeesten of schoolreizen. Een rookvrije school. Bordjes en tegels met verbod op roken.
Thema Pijlers Thema Signalering relaties en Educatie seksualiteit
Omgeving Beleid en regelgeving Thema Thema binnenmilieu
Pijlers Signalering Educatie Omgeving
Interventies
Wie
Klimaatbeheersing. Ventilatie, geluid etc.
Hans
Schooljaar
Beleid en regelgeving Thema Pijlers Thema Signalering psychosociaal Educatie welbevinden
Thema Thema media wijsheid
Interventies Zorgprotocollen
Wie
Astrid Astrid
Omgeving
Faalangst Rots en Water Voorlichting pesten, discriminatie .
Beleid en regelgeving
Schoolklimaat. Handhaving leef- en schoolregels.
Pijlers Signalering Educatie Omgeving Beleid en regelgeving
Interventies
Wie
.
112
Schooljaar
Schooljaar
Thema Pijlers Thema Signalering veiligheid Educatie Omgeving
Interventies
Wie
Project verkeersveiligheid (onderbouw + SDV) Schoolwacht leerlingen Pleinwacht docenten
Beleid en regelgeving
113
Schooljaar