ZORGPLAN Wormerwieken 2011 - 2015
Inhoudsopgave Voorwoord……………………………………………………………………………………………………………………………………………….3 Inleiding……………………………………………………………………………………………………………………………………………………5 Hoofdstuk 1: De doelstellingen…………………………………………………………………………………………………………….6 Hoofdstuk 2: Leerlingenzorg…………………………………………………………………………………………………………………7 2.1. De 1-zorgroute ......................................................................................................................... 7 2.2.
Zorgstructuur............................................................................................................................ 8
2.3.
Besprekingen ............................................................................................................................ 9
2.4.
Verantwoordelijkheden .......................................................................................................... 11
2.5.
De overdracht ......................................................................................................................... 12
2.6.
Doublure ................................................................................................................................ 12
2.7.
Afname toetsen ...................................................................................................................... 14
2.8.
Meer- en Hoogbegaafdenbeleid ............................................................................................. 14
2.9.
Dyslexiebeleid ........................................................................................................................ 18
2.10.
Kindermishandeling ............................................................................................................ 21
2.11.
Afspraken bij methodes ...................................................................................................... 22
Hoofdstuk 3: Signalering van leer/ontwikkelings- en gedragsproblemen……………………………………………25 3.1. Leer/ontwikkelings- en gedragsproblemen ............................................................................. 25 3.2.
Signalering van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ............................................... 25
Hoofdstuk 4: Het leerlingvolgsysteem Parnassys………………………………………………………………………………..27 4.2. Hoe gaan we met deze gegevens om? .................................................................................... 27 4.3.
Individueel leerlingdossier ...................................................................................................... 27
4.4.
Verslaggeving ......................................................................................................................... 28
Hoofdstuk 5: Activiteiten n.a.v. de signalering…………………………………………………………………………….……..29 5.1. Leerlingbespreking................................................................................................................. 29 5.2.
Groepsbespreking................................................................................................................... 29
5.3.
Groepsplannen ....................................................................................................................... 29
5.4.
Ontwikkelingsperspectief ....................................................................................................... 29
Hoofdstuk 6: Orthotheek……………………………………………………………………………………………………………………31 6.1. Aanvullend materiaal ............................................................................................................. 31 Hoofdstuk 7: Uitstroom naar andere scholen…………………………………………………………………………………….32 7.1. Wat gaat er mee als een kind naar een andere school gaat? ................................................... 32 7.2.
Overstap naar het voortgezet onderwijs ................................................................................ 32
Hoofdstuk 8: Taakomschrijvingen………………………………………………………………………………………………………34 8.1. Taken RT ................................................................................................................................ 34 8.2.
Taakomschrijving voor de intern begeleider ........................................................................... 34
Hoofdstuk 9:
Doelen…………………………………………………………………………………………………………………………..38 2
Voorwoord In het onderwijs zijn we volop bezig met de ontwikkeling van passend onderwijs. Ook binnen Agora wordt het passend onderwijs vormgegeven. Agora heeft een zorgplan gemaakt waarin de visie en de acties op passend onderwijs worden omschreven. Op dit moment is er een pilot met verschillende samenwerkingsverbanden: Indicatie vanuit onderwijsbehoefte. Op deze wijze wordt vanaf 2012 bekeken welke middelen er per school nodig zijn voor de meest passende onderwijsvoorziening van zorgleerlingen. Zie hiervoor het zorgplan van Agora 2010-2011. Onze visie op passend onderwijs: Wij vinden dat elk kind unieke talenten bezit die ontwikkeld kunnen worden. Die kans tot ontwikkeling willen wij bieden. We bekijken we per leerling of we de leerling passend onderwijs kunnen bieden. Als team moeten we steeds afwegen of: De voorzieningen in orde zijn; Er voldoende middelen zijn om de leerling te ondersteunen; De groep het aan kan; De leerling ontwikkelingsmogelijkheden heeft en vooruitgang laat zien in zijn ontwikkeling; Er interactie met klasgenoten mogelijk is; Andere leerlingen er niet onder lijden; Er voldoende hulp en/of begeleiding van specialisten geboden kan worden als daar behoefte aan is. Deze specialisten kunnen intern (leesonderwijs, gedrag, handelingsgericht werken, sociaal emotionele ontwikkeling) en extern geraadpleegd worden; De veiligheid voor de leerling en voor de groep is gegarandeerd; Wij als school tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van de leerling. We spreken van de grens aan onze zorg als een kind gedrag vertoont: Dat frequent storend en niet te corrigeren is; Dat een stagnerend effect binnen het leerproces in de groep heeft; Dat een gevaar is voor zichzelf en/of anderen; Een werkhouding heeft,die niet leidt tot een mate van zelfstandig werken met een eigen aangepast programma en/of met een volledig eigen programma op het eigen leerniveau; Geen ontwikkeling laat zien binnen de eigen mogelijkheden; Geen enkele mate van welbevinden op school laat zien. We denken daarbij bijvoorbeeld aan faalangst, ongemotiveerdheid, laag zelfbeeld; Er is sprake van een continue weging van een of meer criteria bij het kijken of wij nog kunnen voldoen aan de onderwijsbehoeften van het kind. Soms zal het echter om één criterium gaan als er sprake is van extremiteit. In onderstaand figuur staat onze visie weergegeven. Naam school: X
Naam bestuur: X
REC: 1, 2, 3, 4
PO specialisme leesonderwijs
IQ >130
Enkelvoudige problematiek kunnen wij hanteren. Als er sprake is van meervoudige problematiek, dan wordt de discussie gevoerd.
3
Binnen onze school hebben we een werkgroep talententrajectteam. Zij bereiden het projectplan passend onderwijs voor onze school voor. Dit gaat d.m.v. een nulmeting en het bepalen van onze visie. Er wordt gekeken welke kwaliteiten en specialisaties er al in huis zijn en hoe we deze optimaal kunnen benutten. Wij gebruiken de 1-zorgroute. De 1-zorgroute is een model waarin handelings- en opbrengstgericht werken met groepsplannen vanuit het ontwikkelperspectief van elke leerling centraal staat. Zowel op cognitief en didactisch gebied als op sociaal-emotioneel en pedagogisch niveau. Hierdoor hebben we met het team de omslag gemaakt van kindprobleem naar onderwijsleerprobleem. Om de 1-zorgroute goed gestalte te geven is het van belang dat de leerkrachten de leerlingen stimuleren tot zelfstandig werken. De tijd die hierdoor vrijkomt, wordt gebruikt om de leerlingen uit de subgroepen extra te begeleiden. De school heeft de afgelopen jaren veel ingezet op het implementeren en borgen van het zelfstandig werken en de afspraken daaromtrent. Binnen het handelingsgericht werken proberen we de onderwijsbehoeften van de leerlingen centraal te laten staan. We werken oplossingsgericht en coachend en beogen een constructieve samenwerking tussen school, ouders en leerling. We gaan uit van het positieve en betrekken ouders bij de ontwikkeling van de leerling. Wij gaan uit van de driehoek school, ouders en kind. Wij zien externe instanties als belangrijke partner om de ontwikkeling van leerlingen optimaal te stimuleren. We werken op school met de kanjertraining en proberen de leerlingen steeds meer eigenaar te laten worden van hun eigen leerproces. We zijn aan het experimenteren met Continious Improvement. In de groep worden gedragsregels gezamenlijk geformuleerd en vastgesteld. Doordat aan leerlingen gevraagd wordt welke doelen zij nasteven en hoe ze deze doelen denken te bereiken, krijgen leerlingen zicht op hun eigen onderwijsbehoeften. Leerkrachten krijgen zo steeds meer een begeleidende en coachende rol in plaats van leidend. Als intern begeleiders stimuleren wij leerkrachten om met de leerling te praten en ouders hierbij te betrekken.
4
Inleiding De zorg is een onderdeel van de gehele kwaliteitszorg binnen onze school. Binnen de kwaliteitszorg is het belangrijk om na te gaan wat de resultaten zijn van ons onderwijs: volgens het plan, do, check, act principe. Dit doen wij door structureel twee keer per jaar met het team een trendanalyse te maken. De nadruk hierbij ligt op uitbouwen van wat goed gaat en het initiëren van verbeterpunten. Het is hierbij belangrijk dat het team zich verantwoordelijk voelt voor de resultaten en dat de stappen die worden genomen om de kwaliteit te verbeteren, ook door alle betrokkenen worden gedragen. Dit zorgplan geeft een beschrijving van de zorgstructuur in het algemeen en de actiepunten voor dit jaar. Tevens beschrijven wij de lange termijn doelen van waaruit deze jaardoelen zijn afgeleid. Zo borgen we de continuïteit van de ontwikkelingen binnen de zorgstructuur en leerlingenzorg.
5
Hoofdstuk 1:
De doelstellingen
Wij volgen de vorderingen van de leerlingen, de groepen en de school op verschillende manieren, namelijk: Via observaties en gesprekken met leerlingen, waardoor zicht op het proces ontstaat. Door feedback te geven op het geleverde werk. Met methodegebonden toetsen. Met methodeonafhankelijke toetsen. Door de groepsplannen zowel product- als procesgericht te evalueren krijgen de leerkracht en de intern begeleider zicht op de ontwikkelingen van de individuele leerling en de groep als geheel. Middels trendanalyses volgen wij de resultaten van de groep gedurende de basisschoolperiode. Wij doen dit omdat wij: Opbrengstgericht werken: wij stellen ambitieuze doelen en leggen de lat ieder jaar net wat hoger. De leerkracht verzamelt informatie over de groep en de individuele leerling, gebaseerd op data. Er is veel aandacht voor instructietijd. Wij streven ernaar om op schoolniveau in te springen op trends en ontwikkelingen. Handelingsgericht werken: Wij willen aansluiten bij de actuele onderwijsbehoeften van de leerling. Wij stemmen ons onderwijs op af de onderwijsbehoeften van de (sub)groep en de leerling als individu. We verzamelen gegevens over de leeropbrengsten en integreren en interpreteren deze gegevens zodat de onderwijsbehoeften helder in beeld zijn en de leerlingen op de juiste manier geclusterd kunnen worden. Op deze manier kunnen wij vier keer per jaar de subgroepen en ons onderwijsaanbod evalueren. Dit zorgt ervoor dat wij gefundeerde beslissingen kunnen nemen bij het samenstellen van het vervolgaanbod aan de verschillende subgroepen. De leerkracht centraal stellen en begeleiden bij pro-actief handelen bij onderwijsleerproblemen. Wij werken via de 1-zorgroute omdat dit systeem opbrengstgericht werken met handelingsgricht werken op school-, groeps- en leerlingniveau combineert. Wij streven ernaar de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en de opbrengsten te vergroten.
6
Hoofdstuk 2:
Leerlingenzorg
De leerkracht is in eerste instantie verantwoordelijk voor de vorderingen en het welbevinden van de leerlingen die aan zijn of haar zorg zijn toevertrouwd. De intern begeleiders coördineren de zorg op schoolniveau en bewaken de doorgaande onderwijskundige en pedagogische lijn, op school- groeps- en individueel leerling niveau. De intern begeleiders zijn ter ondersteuning van de leerkracht.
2.1.
De 1-zorgroute
De 1-zorgroute is een model waarin handelings- en opbrengstgericht werken met groepsplannen vanuit het ontwikkelperspectief van elke leerling centraal staat, zowel op cognitief en didactisch gebied als op sociaal-emotioneel en pedagogisch niveau. Er wordt gestreefd naar optimale afstemming met en tussen alle verantwoordelijke partners in de keten van onderwijs en zorg voor elke leerling. De 1-zorgroute past helemaal in Passend Onderwijs en de Zorgplicht. De basisgroep en onderwijsbehoeften De basisgroep bestaat uit alle leerlingen in de klas. Er is echter een aantal leerlingen waarvoor de basisstof, die de basisgroep wordt aangeboden, te moeilijk of te makkelijk is. Als je deze leerlingen binnen een jaargroep clustert, vorm je een subgroep. Wij stemmen het onderwijs zoveel mogelijk af op de behoefte van onze leerlingen en daarbij is het onze taak te kijken naar de onderwijsbehoeften van leerlingen. Door te kijken naar de mogelijkheden ontstaat er zicht op de onderwijsbehoeften van een groep: wat heeft een kind de komende periode nodig en hoe gaan we dat bereiken? De verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen bundel je door subgroepen te vormen. Op basis van onderwijsbehoeften ontwerpt de leerkracht het onderwijsaanbod voor de basisgroep, de subgroepen en soms individuele leerlingen. De samenstelling van een subgroep De subgroep is een clustering van een aantal leerlingen met als doel dat het werken met meerdere niveaugroepen in de groep haalbaar blijft en leerlingen van én met elkaar kunnen leren. Groepsoverstijgend werken is hierbij een optie. De subgroepen worden in overleg met de IB-er samengesteld. De leerkracht en IB-er bespreken samen de aanpak en de organisatie van het groepsplan. In grote lijnen gaat het om leerlingen die (structureel) op het leerlingvolgsysteem een E of lage D score hebben of instructieafhankelijke leerlingen. De leerlingen die meer kunnen dan in de basisgroep wordt aangeboden, vormen de subgroep + (compacters). Wat betekent het werken met een groepsplan concreet? De meeste leerlingen in de klas vallen binnen de basisgroep. Doel is om de methodedoelen te beheersen. Voor de leerlingen uit de subgroep worden de minimumdoelen van de methode nagestreefd. De basisgroep volgt de aangeboden leerstof uit het desbetreffende leerjaar. De leerlingen uit een subgroepnemen ook deel aan de instructie van de basisgroep maar krijgen daarnaast extra instructie en begeleiding. Leerlingen uit de subgroep + nemen niet altijd deel aan de volledige instructie en verwerking. Ontwikkelingsperspectief Leerlingen waarbij het aanbod van de subgroep – niet meer past bij hun behoeften, worden op een eigen leerlijn geplaatst. We maken een ontwikkelingsperspectief waarbij we gebruik maken van het boek ‘Van kerndoel tot leerlijn’ voor het stellen van doelen en het zorgen van de doorgaande lijn op de vakgebieden: rekenen, spelling, taal, technisch en begrijpend lezen. In overleg met het GZT wordt gekozen voor een leerlijn 0.75 of 0.5. De leerlijn 0.75 houdt in dat alle basisstof wordt behandeld, maar dat er een achterstand is van anderhalf jaar aan het eind van het basisonderwijs. De leerlijn 0.5 houdt in dat alle leerstof wordt behandeld op moeilijk-leren-niveau. Er is sprake van een achterstand van gemiddeld drie jaar aan het eind van de basisschool.
7
Voordat een kind een eigen leerlijn krijgt, is al een traject gevolgd. De leerling is onderzocht en besproken in het GZT voordat tot deze maatregel wordt overgegaan. De ouders zijn meegenomen in dit proces en weten welke gevolgen een eigen leerlijn heeft. Indien er sprake is van dyslexie, wordt een kind niet altijd besproken in het GZT voordat wordt overgegaan op een eigen leerlijn. Dit wordt in samenspraak met de leerkracht, intern begeleider, ouders en eventuele behandelaars besloten. In overleg met de intern begeleider wordt voor zorgleerlingen een ontwikkelingsperspectief opgesteld indien het leerlingen betreft die niet uitkomen op het fundamenteel niveau. De intern begeleider zorgt voor de doorgaande lijn en stelt de doelen voor de leerling op. Als bron wordt hierbij het boek ‘Van kerndoel tot leerlijn’ gebruikt. De leerkracht maakt hier vervolgens een ontwikkelingsperspectief van. Hierin worden de doelen voor de leerling specifiek opgenomen en worden afspraken vastgelegd over de afspraken en methodes die gehanteerd worden. Tevens wordt de organisatie benoemd en de beginsituatie geschetst. Het ontwikkelingsperspectief wordt vier keer per jaar met ouders besproken en geëvalueerd. Aan de hand van dit gesprek en de evaluatie wordt het ontwikkelingsperspectief, indien nodig, aangepast. Indien gewenst kan de intern begeleider ondersteuning bieden bij het voeren van het gesprek.
2.2.
Zorgstructuur
In de zorgstructuur onderscheiden we basiszorg, breedtezorg en dieptezorg. De basiszorg bieden we op niveau 1, 2 en 3 met de nadruk op het handelen van de leerkracht bij het bieden van hulp en ondersteuning aan de leerlingen. De breedtezorg wordt op niveau 4 gegeven. Dit zijn de voorzieningen waarvan we gebruik maken rondom de school. Dieptezorg wordt op niveau 5 gegeven. Dit zijn de zeer specialistische plekken voor de leerlingen die in de basis- en breedtezorg geen passend onderwijs kunnen krijgen. Niveau 1: zorg op groepsniveau Het gaat hierbij om de dagelijkse gang van zaken waarin de leerkracht de centrale rol speelt. De leerkracht reageert met zijn/haar onderwijsaanbod op de signalen in de groep. De extra begeleiding voor deze leerlingen biedt de leerkracht in de basisgroep. Drie keer per jaar wordt de voortgang van de gehele groep met de intern begeleider besproken gericht op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Leidraad hierbij is het groepsoverzicht. De vierde groepsbespreking vindt plaats tussen de huidige leerkracht en de nieuwe leerkracht bij de overgang naar de volgende groep. De intern begeleider houdt zich op een goede overdracht van zorgleerlingen. Niveau 2: extra zorg in de groep De leerkracht zorgt voor extra begeleiding voor leerlingen die dat nodig hebben. De leerlingen worden, in overleg met de intern begeleider, geplaatst in de subgroep. Het gaat hierbij om structurele hulp voor leerlingen die moeite hebben met het niveau van de groep: het niveau van de groep kan te hoog of te laag zijn voor de leerling. Het kan ook zijn dat aanpassingen nodig zijn op het gebied van organisatie en planning. Ouders worden bij zorg op niveau 1 en 2 middels de reguliere oudergesprekken op de hoogte gehouden betreffende de vorderingen van de leerling. De leerkracht nodigt ouders tussentijds uit indien hij/zij twijfels heeft over de voortgang van de leerling. Niveau 3: speciale zorg Als extra zorg genoemd onder niveau 2 onvoldoende resultaat oplevert, wordt de leerling besproken in de leerlingbespreking. Dit kan leiden tot: - Afspraken maken over een andere manier van hulp bieden in de klas. - Het nader onderzoeken van de problematiek van de leerling - Observaties in de klas. - Het aanpassen van het leerprogramma of de leertijd voor de leerling. De leerkracht informeert vooraf aan een leerlingbespreking de ouders over de aanmelding. Achteraf worden de uitkomsten ook met ouders gedeeld door de leerkracht. 8
Niveau 4: Externe betrokkenen Als bovengenoemde stappen onvoldoende resultaat opleveren wordt de leerling besproken in het Groot Zorgteam (GZT). De leerkracht vraagt aan ouders toestemming voor deze bespreking middels een standaardformulier. De leerkracht levert tijdig de gegevens aan die nodig zijn voor de leden van het GZT. De intern begeleider zorgt voor verspreiding van deze stukken. De leerkracht is aanwezig tijdens het GZT en maakt aantekeningen om hetgeen besproken is naar ouders terug te koppelen of om de onderwijsbehoeften in het groepsoverzicht aan te scherpen. Het GZT formuleert een advies, voorbeelden hiervan zijn: - Een observatie in de klas door externe deskundigen om de leerkracht handelingsadviezen te geven. - Aanvullend onderzoek om de onderwijsbehoeften te verhelderen (bijvoorbeeld een psychologisch onderzoek). - Verwijzing naar een externe instantie, bijvoorbeeld wanneer het sociaal-emotionele problematiek betreft. Indien de leerkracht ondersteuning nodig heeft bij deze gesprekken met ouders, kan hij/zij de intern begeleider ter ondersteuning vragen. Als een leerkracht een (telefonisch)gesprek voert met externe instanties over een leerling maakt hij/zij altijd een digitaal verslag van dat gesprek. Dat verslag wordt opgeslagen op de computer bij de leerling onder het kopje “info derden”. Als de leerkracht uitgenodigd wordt voor een bespreking met externen over een leerling meldt hij/zij dat altijd tijdig aan de IB'er. Bepaald wordt dan of het wenselijk is dat de intern begeleider ook bij het gesprek aanwezig is. Van alle vragenlijsten die naar externe instanties worden gestuurd, wordt een kopie gemaakt voor in het dossier van de leerling. We verstrekken gegevens op aanvraag indien er toestemming is van ouders. Het opnemen van contact dient altijd eerst overlegd te worden met de ouders. In het mapje van het GZT staat een formulier: toestemming inwinnen informatie. Dit formulier moet ondertekend zijn. Indien een kind besproken is in een GZT, dan is er al schriftelijke toestemming. Niveau 5: Externe zorg Mocht blijken dat ondanks alle inspanningen de school onvoldoende aan de onderwijsbehoeften van de leerling kan voldoen, dan wordt in samenspraak met ouders en de leden van het GZT, een kind verwezen naar een school voor speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs. Hiervoor gelden procedures waarvan de intern begeleider op de hoogte is. De intern begeleider coördineert derhalve de verwijzing.
2.3.
Besprekingen
De intern begeleider houdt met alle leerkrachten vier keer per jaar reguliere groepsbesprekingen. Hierbij komen de leerresultaten, de onderwijsbehoeften en de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerlingen aan bod. Naast deze reguliere groepsbespreking is er iedere maand een leerlingbespreking. In de jaarkalender kan de leerkracht de planning terugvinden. Leerlingbespreking (niveau 3) Indien nodig kan een kind apart besproken worden in een leerlingbespreking. Tot deze bespreking wordt overgegaan aan de hand van de groepsbespreking. Bij deze bespreking zijn beide intern begeleiders en de leerkracht aanwezig. Van te voren zorgt de leerkracht voor informatie middels het invullen van het formulier leerlingbespreking. Leerkrachten kunnen hierin de leerlingen bespreken waar zij zich zorgen over maken, of waar zij advies over willen hebben. In dit overleg worden afspraken gemaakt over de verdere begeleiding van de leerling in de klas. Aan het eind van elk schooljaar is er een doublure leerlingbespreking. Deze is gepland na de toetsweek. Alle leerlingen waarover twijfels zijn over de voortgang naar de volgende jaargroep, worden hierin besproken. 9
De leerkracht informeert ouders indien een kind wordt besproken. De zorgen zijn vanaf het moment van signalering door de leerkracht, met de ouders gedeeld. De leerkracht dient een gespreksformulier in te vullen en tijdig aan te leveren bij de intern begeleiders. Ouders worden door de leerkracht, eventueel in samenspraak met de intern begeleider op de hoogte gebracht van de uitkomst van deze bespreking. Groot Zorgteam (niveau 4) Er is voor ouders, die te maken krijgen met het GZT een brochure ontwikkeld. De brochure is bij de IB te verkrijgen en op de computer te vinden onder sjablonen/formulieren. De leerkracht geeft de brochure en het toestemmingsformulier samen, in een WormerWieken kaft, mee aan de ouders, als bespreking in het GZT voorgesteld wordt. Samenstelling Onze school heeft een Groot Zorgteam, waarin de volgende personen zitting hebben: directeur, adjunctdirecteur, de intern begeleiders, de schoolmaatschappelijk werkster, de orthopedagoog van de Schoolbegeleidingsdienst en de collegiale consultant uit het SBO. De schoolarts of jeugdverpleegkundige maakt ook deel uit van het Groot Zorgteam. Zij zijn op afroep beschikbaar. Procedure aanmelding In een leerlingbespreking wordt vastgesteld of een leerling besproken moet worden in het Groot Zorgteam. De leerkracht moet duidelijk kunnen aangeven: - wat het probleem is - wat er aan gedaan is tot nu toe - wat de hulpvraag is. De leerkracht vult een bespreekformulier in en de intern begeleider maakt een overzicht van de vorderingen. De leerkracht woont de vergaderingen van het GZT bij en maakt aantekeningen. De ouders moeten een verklaring tekenen dat zij akkoord gaan met een bespreking in het Groot Zorgteam en dat zij geen bezwaar hebben tegen het uitwisselen van gegevens met personen van buiten de school. Dit is in het kader van de wet op de privacy. Dat formulier is via de intern begeleider te verkrijgen. De leden van het zorgteam bespreken met elkaar wat er moet gebeuren. Na de vergadering van het GZT worden de ouders, binnen zeven dagen, door de leerkracht op de hoogte gesteld van de bevindingen van het zorgteam. Tijdspad Het Groot Zorgteam komt een keer per maand bij elkaar. De agenda moet ruim een week van tevoren opgestuurd worden met alle informatie over de te bespreken leerlingen. Er is tijd nodig tussen het willen bespreken en het daadwerkelijk bespreken. De data zijn in de jaarplanning opgenomen. Opbrengsten Wat kun je verwachten van een bespreking in het Groot Zorgteam? Vaak zal nader onderzoek nodig zijn. Dat kan op allerlei gebied zijn. Medisch, logopedisch, maatschappelijk, psychologisch en/of didactisch. Het Groot Zorgteam formuleert een duidelijke onderzoeksvraag aan derden of vraagt iemand van het Groot Zorgteam zelf om nader onderzoek te doen. Er kan ook verwezen worden naar andere instanties. Uiteindelijk levert dat onderzoek of die observaties een onderbouwd handelingsadvies op. Dit kan zijn een handelingsadvies voor de leerkracht, er kan hulp van buiten gevraagd worden en een kind kan verwezen worden naar het speciaal basisonderwijs. In dat geval moet de school aantonen dat er voldoende geprobeerd is om de leerling op de basisschool te helpen. Er moet dan een actueel onderwijskundigrapport naar de PCL (Permanente Commissie Leerlingenzorg) gestuurd worden. De PCL indiceert Speciaal Basisonderwijs. De ouders zoeken een school. De basisschool kan daarin bemiddelen en contact leggen. Het is de taak van de ouders hun kind aan te melden.
10
Er kan ook een verwijzing naar het Speciaal Onderwijs geadviseerd worden door het GZT. De ouders moeten dan zelf bij de Commissie van Indicatiestelling (CvI) een Leerling Gebonden Financiering (rugzakje) aanvragen. De IB ondersteunt daarbij. Continuïteit We gaan ervan uit dat een leerkracht een leerling niet zo maar aanmeldt voor het zorgteam. Een aanmelding wordt dan ook serieus genomen en adviezen van het zorgteam gelden ook voor andere collega’s. Als een leerling voor de zomervakantie wordt aangemeld kan een volgende collega de aanmelding niet ongedaan maken. Verder worden afspraken en speciale aanpakken in de volgende leerjaren gecontinueerd. Het handelingsadvies van het zorgteam blijft van kracht.
2.4.
Verantwoordelijkheden
De leerkracht: De leerkracht ziet de leerling dagelijks en beschikt daardoor over belangrijke informatie betreffende de mogelijkheden van de leerling. De leerkracht: Is directe begeleider van de leerling. Signaleert, observeert en registreert. Brengt onderwijsbehoeften van de leerling in beeld. Vertaalt de adviezen van de intern begeleider en het GZT naar acties in de klas. Is het aanspreekpunt voor ouders betreffende de zorg aan de leerling. Intern begeleiders: De intern begeleiders coördineren de zorg op schoolniveau en bewaken de doorgaande onderwijskundige en pedagogische lijn, op school- groeps- en individueel leerling niveau. De intern begeleiders zijn ter ondersteuning van de leerkracht. Taken van de interne begeleiders zijn onder meer het: Bewaken en coördineren van de leerlingenzorg. Inbrengen van deskundigheid. Helpen bij het stellen van de diagnose. Ondersteunen bij het afnemen van een pedagogisch didactisch onderzoek. Ondersteunen van de leerkracht bij de begeleiding van de leerling. De directie: De directie is verantwoordelijk voor de beleidsmatige kant van de leerlingenzorg. Zij bewaakt en ontwikkelt het onderwijskundig beleid. De directie: Bewaakt de procesmatige kant van de leerlingenzorg: Doet iedereen wat hij hoort te doen? Worden de juiste stappen op het juiste moment gezet? Zorgt voor de organisatorische kant: wie zetten we waar in? Stimuleert, en motiveert en faciliteert , waar nodig en mogelijk. Houdt ook zicht op de relatie tussen de zorg en de onderwijskundige ontwikkeling van de school. Zit de vergaderingen voor, faciliteert een efficiënt en effectief overleg en draagt zorg voor een effectief vervolg van de bijeenkomsten.
11
2.5.
De overdracht
Overdracht binnen de school Iedere leerkracht bespreekt de leerlingen, voor de start van het schooljaar, met de vorige leerkracht. Deze overdracht gebeurt mondeling. Leidend bij de overdracht is het groepsoverzicht en het doorgeefluik. De huidige leerkracht maakt aan de ontvangende leerkracht de subgroep indeling bekend. Zo kunnen compacters en Estafettelopers direct aan het begin van het jaar starten en zo krijgen de leerlingen in de subgroep- ook meteen extra instructie en begeleide verwerking. Voorafgaand aan het wisseluur worden leerlingen met zeer specifieke onderwijsbehoeften al deels besproken. Dit gaat dan met name om sociaal-emotionele behoeftes. De leerkracht zorgt dat hij voor het begin van het nieuwe schooljaar op de hoogte is van de voorgeschiedenis van de leerling (adviezen n.a.v. onderzoeken, thuissituatie, onderwijsbehoeften). De leerkrachten van de leerlingen van groep 2 dienen, voordat de leerlingen naar groep 3 gaan, bijzonderheden door te spreken met de vakleerkracht gym en zorgen op die manier voor overdracht. Overdracht van leerlingen naar andere scholen Zie ook hoofdstuk 7.2.: Overstap naar het Voortgezet Onderwijs. -Verhuizing Leerlingen die verhuizen krijgen een verhuisrapport mee. De leerkracht vult dit in en zorgt dat het rapport op tijd bij de intern begeleider ligt. De intern begeleider zorgt, in samenwerking met de administratief medewerker, voor de verdere afhandeling. -Leerlingen die tussentijds instromen Het verhuisrapport van de leerlingen die tussentijds instromen wordt zowel door de leerkracht als door de intern begeleider gelezen. Het rapport wordt in het dossier bewaard. Indien er geen opvallende signalen naar voren komen, heeft de leerkracht binnen 6 weken na de plaatsing van de leerling een gesprek met ouders. Indien de leerling binnen de basiszorg ondersteuning nodig heeft, vindt er geen mondelinge overdracht met de oude school plaats. Indien de leerling in de breedtezorg ondersteuning nodig heeft, wordt de intern begeleider betrokken in het proces van aanmelding en plaatsing. Indien nodig wordt de aanmelding besproken in het GZT. Met de ouders van leerlingen die in groep 1 instromen wordt een intakegesprek gehouden. Van dit gesprek wordt een digitaal gesprek gemaakt. Vanaf schooljaar 2012-2013 wordt het formulier opgestuurd en dienen ouders dit in te. Indien er opvallende signalen uit naar voren komen, volgt een gesprek met ouders en intern begeleider. Dit gebeurt voordat de leerling op school komt.
2.6.
Doublure
Uitgangspunt van het hedendaagse onderwijs is dat leerlingen werken op hun eigen ontwikkelingsniveau en een ononderbroken ontwikkelingslijn volgen. Mochten leerlingen meer tijd nodig hebben om zich de basisstof eigen te maken, of zich onvoldoende ontwikkelen op meerdere vakgebieden, dan bestaat de mogelijkheid om te doubleren. Tot doublure wordt overgegaan als leerlingen geen aansluiting hebben op het aanbod het aanbod van de subgroep – in het nieuwe leerjaar op meerdere vakgebieden. Voor leerlingen die in een GZT worden besproken kan hierop een uitzondering gemaakt worden wanneer extra tijd besteden aan basisvaardigheden zinvol kan zijn. Deze beslissing wordt in het GZT genomen.Een doublure is niet alleen een zaak van de huidige leerkracht. Een doublure heeft gevolgen voor de verdere schoolloopbaan van een kind en voor de volgende leerkrachten. Een beslissing over een doublure hoort binnen de zorgstructuur van onze school en wordt in de doublure bespreking genomen. In principe kan slechts één keer besloten worden tot doublure in de hele basisschoolloopbaan van een leerling. Als er sprake is geweest van kleuterverlenging of doublure kan weer doubleren alleen door het Groot Zorgteam worden besloten. Het is mogelijk om na 8 jaar basisonderwijs door te stromen naar vervolgonderwijs. Doublure in groep 3 heeft alleen zin als een kind de letters niet kan onthouden en bepaalde structuren 12
niet kan onthouden. Anders is het beter om te besluiten tot doublure in groep 4.In groep 6/7/8 wordt in principe niet gedoubleerd, een uitzondering blijft mogelijk. Procedure Zodra er zorgen zijn over de ontwikkeling van de leerling, wordt dit met ouders besproken. In januari/februari bespreekt de leerkracht de leerling in de reguliere groepsbespreking. De zorg over de voortgang van de leerling wordt ook met ouders besproken in de gesprekronde van februari. De leerling wordt daarna, indien nodig, besproken in de leerlingbespreking. De ouders worden vooraf op de hoogte gesteld. De ouders worden, na afloop, op de hoogte gesteld van de afspraken. Bij twijfel wordt uiterlijk in de maand mei/juni de definitieve beslissing voor verlenging in de doublure bespreking genomen. Voorafgaand aan deze bespreking worden de ouders hiervan op de hoogte gesteld en wordt naar hun visie gevraagd. De ouders worden z.s.m. na de bespreking door de leerkracht ingelicht over de uitkomst. Indien gewenst is de intern begeleider hierbij ter ondersteuning aanwezig. Wettelijk gezienis het advies van de school bindend. Wanneer ouders niet instemmen met het schooladvies, worden de argumenten van de ouders en de school beoordeeld door de directeur d.m.v. de verzamelde gegevens en een gesprek met betrokkenen. De directie neemt de uiteindelijke beslissing t.a.v. doubleren na een zorgvuldige afweging van de argumenten van beide partijen. De directeur draagt de eindverantwoordelijkheid voor de beslissing en de procedure. Indien dit gesprek niet tot overeenstemming leidt, dan volgt een gesprek met de directie. Als er in het verlengingsjaar of eerder sprake is van twijfels over de continuïteit van de ontwikkeling, wordt de leerling per direct aangemeld bij het Groot Zorg Team. Als een leerling al kleuterverlenging heeft gehad of eerder heeft gedoubleerd en er is na enige tijd weer sprake van twijfel over de continuïteit van de ontwikkeling, dan wordt de leerling aangemeld bij het GZT. Overgang groep 1 naar groep 2 Leerlingen die geboren zijn in de periode van de zomervakantie tot en met 31 december worden bij binnenkomst direct in groep 1 geplaatst. Zij volgen geheel het programma van groep 1 wat betreft: beginnende geletterdheid, beginnende gecijferdheid, begrijpend luisteren en motorische oefeningen. Kleuters die langer dan 3 maanden onderwijs hebben gevolgd, doen de CITO toetsen “Taal voor kleuters” en “Rekenen voor kleuters ” , die in januari en mei worden afgenomen. In juni van het volgende jaar gaan zij door naar groep 2. Tenzij er sprake is van een algehele ontwikkelingsachterstand en/of een zorgelijke thuissituatie. Dit wordt dan ook in de doublure bespreking besloten. Criteria om te komen tot een verantwoorde en soepele overgang naar groep 3 Om een soepele en verantwoorde doorgang naar groep 3 te bewerkstelligen zouden de leerlingen aan minimaal 10 van de volgende criteria moeten voldoen. In het geval dat een leerling maar aan 7 à 9 criteria voldoet, wordt hij/zij besproken. Criteria om in groep 2 te besluiten tot overgang of verlenging: Cito toetsen Taal voor kleuters op A, Bof C niveau Rekenen voor kleuters op A, B of C niveau ABC toetsen Letterkennis minimaal 12 letters Auditieve analyse op A, B en C hoog niveau Auditieve synthese op A, B en C hoog niveau De volgende ontwikkelingslijnen in lvs “KIJK” moeten minimaal zitten op: Sociale en emotionele ontwikkeling: Zelfbeeld 1.1 op 5,6 jaar Relatie met volwassenen 1.2 op 5,6 jaar 13
Relatie met andere leerlingen Speel en werkgedrag: Spelontwikkeling Taakgerichtheid en zelfstandigheid Motoriek: Grote motoriek Kleine motoriek Tekenontwikkeling Symboolherkenning: Ontwikkeling van de beginnende geletterdheid Oriëntatie van het inzicht in cijfers en getallen Oriëntatie van het logisch denken
1.3 op 6,0 jaar 2.1 op 5,6 jaar 2.2 op 6,0 jaar 3.1 op 6,0 jaar 3.2 op 6,0 jaar 3.3 op 6,0 jaar 9.1 op 6,0 jaar 9,2 op 6,0 jaar 10 op 6,0 jaar
Inbreng leerkracht. Een positief oordeel van de leerkracht. Als een leerling naar verwachting beter zal functioneren binnen een meer gestructureerde situatie kan besloten worden de leerling , ondanks dat hij/zij niet aan het gewenst aantal criteria voldoet, toch naar groep 3 door te laten gaan. Dit wordt besproken in de leerlingbespreking. Met het oog op de “ononderbroken ontwikkeling ” is het van belang dat een kind, dat voor de tweede keer groep 2 doet , wel een aangepast programma krijgt. Dit houdt in dat de leerling beduidend meer dan de minimum doelen beheerst (bijv. volledige letterkennis heeft, gestart is met lezen, de cijfers 1 t/m 20 herkent) en daardoor een goede start in groep 3 kan maken. In het groepsplan krijgt de betreffende leerling een specifieke plaats.
2.7.
Afname toetsen
De toetskalender laat zien welke toetsen in welke jaargroepen worden afgenomen. In samenspraak met de intern begeleider kan bij leerlingen met een diagnose worden besloten om af te wijken van de reguliere procedure voor toetsafname. In het doorgeefluik wordt dit besluit vastgelegd. Per situatie wordt bekeken of de leerling gebaat is bij een aanpassing. School beschikt over het toetspakket “speciale leerlingen” voor rekenen en spelling van CITO. Dit maakt het mogelijk om leerlingen met een eigen leerlijn op maat te toetsen.
2.8.
Meer- en Hoogbegaafdenbeleid
Niveau 1: zorg op groepsniveau Signalering De leerkracht signaleert leerlingen door middel van het intakeformulier bij de kleuters (zin in school, gezelschapsspel kunnen spelen, tekenontwikkeling: poppetje kunnen tekenen, naam schrijven, plezier in het leven, houdt zich aan afspraken). Indien in de kleuterleeftijd geen ontwikkelingsvoorsprong waarneembaar is, richten wij ons verder op signalering via de volgende gegevens: (Verdere) informatie van de ouders/verzorgers; Informatie van de groepsleerkracht; Informatie van derden; Informatie over concentratie, werkhouding, motivatie, brede belangstelling, creativiteit; Gegevens uit Parnassys en methodegebondentoetsen. Het gesprek met ouders kan gevoerd worden aan de hand van de oudervragenlijst op blz 22 t/m 27 van het Si-Di protocol. Nadat de gegevens geordend zijn, komt er een conclusie uit. Indien de conclusie aangeeft dat er sprake van een ontwikkelingsvoorsprong is, wordt het aanbod aangepast en eventuele vervolgstappen ingezet. 14
In de groepsbespreking of leerlingbespreking wordt het onderwijsaanbod geëvalueerd en bijgesteld. Het groepsplan wordt hierop aangepast. Signalering bijzondere problematiek Onderpresterende leerlingen kunnen onderscheiden worden in absolute onderpresteerders, leerlingen die niet alleen beneden hun eigen niveau maar ook beneden het groepsgemiddelde presteren; en relatieve onderpresteerders, leerlingen die beneden hun eigen niveau maar wel rond het groepsgemiddelde presteren. Voor de identificatie van onderpresterende leerlingen kunnen wij incidenteel gebruik van de signaleringslijst onderpresteerders zoals deze binnen het boek ‘Een doorgaande lijn voor hoogbegaafde leerlingen’ is opgenomen. Hoogbegaafde leerlingen kunnen soms op sociaal-emotioneel gebied op een ander niveau dan hun kalenderleeftijd functioneren. Indien deze leerlingen niet adequaat worden opgevangen kan het zijn dat zij in een zogenoemde gevarenzone terecht komen. Deze leerlingen geven signalen af. De meest essentiële signalen zijn:
Extreem perfectionisme/faalangst Eenzaamheid Onderpresteren (zie bijlage) Negatief en/of niet reëel zelfbeeld Onzekerheid Hyperactiviteit Gepest worden Angsten Overgevoeligheid Clownesk gedrag Agressief gedrag
Hoogbegaafde leerlingen die gedurende langere tijd een of meerdere signalen afgeven moeten door de groepsleerkracht doorgesproken worden met de intern begeleider. Logische vervolgstap daarbij is dat er een gesprek met de ouders gevoerd wordt waarbij bekeken wordt of de leerling deze signalen ook in de thuissituatie afgeeft. Niveau 2: extra zorg in de groep Op schoolniveau wordt de leerling besproken als er aan de hand van de signalerings- en observatiegegevens van de leerkracht aanwijzingen zijn dat de leerling behoefte heeft aan verdiepingsen verrijkingsmateriaal. Doel van de bespreking is de onderwijsaanpak en het leerstofaanbod aanscherpen gericht op de onderwijsbehoefte van de leerling. Compacten is hiervoor de basis. Criteria die meewegen bij het besluit om te gaan compacten: - hoge A scores haalt; - een zelfstandige werkhouding heeft; - een werktempo heeft wat naast compacten mogelijkheid creëert voor verdiepend werk. -De leerlingen hebben een uitstekende ontwikkeling op het vakgebied waar compacten geboden wordt: te verantwoorden middels data, ondersteund door visie van de leerkracht en intern begeleider; -De leerlingen hebben een goede werkhouding: zij hebben een zelfstandige en taakgerichte werkhouding; -De leerlingen hebben tijd voor extra verdiepende activiteiten, binnen de klassenorganisatie; -De leerlingen zijn gemotiveerd; -De leerlingen pakken nieuwe leerstof snel op, blijven niet van instructie afhankelijk.
15
Mocht het aanbod niet passend zijn, dan kan gestopt worden met het aanbod. Bij de groepsbesprekingen in januari/februari en juni wordt bekeken of een kind nog aan de criteria voldoet. Richtlijnen compacten/verrijken Compacten rekenen Onder compacten verstaan we het indikken van de leerstof. Er wordt gewerkt met de (aangepaste) routeboekjes van het SLO. Dit schema hebben de leerlingen in eigen beheer. Dit betekent dat de leerling steeds doorwerkt tot de eerstvolgende instructieles, die de leerling altijd meedoet (soms deels). Als het werk klaar is gaat de leerling verrijken/verdiepen middels de hieronder genoemde materialen. De leerling heeft verder een vaste dag in de week voor. Aan de verrijking worden duidelijke eisen gesteld qua hoeveelheid, tempo en werkverzorging. Door eisen aan het extra werk te stellen, maken we duidelijk dat we een inspanning van de leerling verwachten. Voor de ontwikkeling van een goed zelfbeeld is deze inspanning, met bijbehorende succes en faalervaringen van wezenlijk belang. In het compactprogramma voor hoogbegaafde leerlingen wordt altijd eerst de oefenstof aangeboden en wordt pas daarna getoetst. Het is voor hen ook belangrijk om 10 minuten automatiseringsoefeningen per week te doen. Verrijken op taalgebied Er is op taalgebied geen compactprogramma opgezet aangezien de taalmethode voldoende differentiatie biedt. De leerlingen die in de s+ groep zitten gaan na de instructie de verrijkingsopdracht uit het taalboek extra maken. Na de toets gaan zij aan de slag met werkboek taal. Er is ook de mogelijkheid om een internetopdracht te doen. Leerlingen die in de S+ groep voor spelling zitten maken de opdrachten uit het werkboek spelling en kunnen daarna in het werkboek taal aan de slag. Criteria Engels in groep 4, 5 en 6 en Spaans in groep 7 en 8 De leerlingen hebben een uitstekende taalontwikkeling: te verantwoorden middels data, ondersteund door visie van de leerkracht en Intern begeleider. De leerlingen hebben een goede werkhouding: zelfstandig en taakgericht. De leerlingen hebben tijd voor extra verdiepende activiteiten, binnen de klassenorganisatie. De leerlingen zijn gemotiveerd om Engels/Spaans te leren. De leerlingen pakken nieuwe leerstof snel op, blijven niet van instructie afhankelijk. De leerlingen zitten in geen enkele subgroep –. Mocht het aanbod niet passend zijn, dan kan gestopt worden met het aanbod. Bij de groepsbesprekingen in januari/februari en juni wordt bekeken of een kind nog aan de criteria voldoet. Criteria voor verlenging Engels en Spaans - Aan bovenstaande criteria wordt nog steeds voldaan. - Kinderen pakken de taal op; doel is wel voldoendes te halen. - Kinderen pakken tonen zich gemotiveerd tijdens de lessen. - De kinderen maken hun weektaak van Engels die is opgenomen in hun weektaak in de groep.
Verdiepings- en verrijkingsstof Het doel hiervan is aansluiten bij de leerbehoeften van de leerling. Groep 1/2: - Suggesties uit het boek “Compact&rijk “ Dit zijn groepsactiviteiten. - Differentiatie in knijperwerkjes : complexe opdrachten: bestaand materiaal gebruiken - Rijke leeromgeving: ontwikkelingsmateriaal - Opdrachten met letters en cijfers/leren lezen - Opdrachten uit de techniektorens
16
Groep 3: Rekenen: compacten middels routeboekjes SLO, haalbaar vanaf januari, daarnaast Rekentijger, strategiespelen, plustaak, Bolleboos. Lezen/Taal: Methode Veilig Leren Lezen: zonprogramma vanaf dag één, feestneus, mini-informatie, tutorlezen, slimme taal (downloaden via website SLO), activiteitenlijst leesboeken, werkboekjes Slimme taal, plustaak. Spelling: feestneus, ringboekje VLL, Wereldoriëntatie/begrijpend lezen: techniektorens, verdiepende thema-activiteiten Groep 4: Rekenen: Compacten volgens SLO schema. Rekentijgers deel A en B groep 4, Bolleboos. Lezen: Methode Estafette: aanpak 3 Estafettelopers, activiteitenlijst leesboeken biedt suggesties voor verwerkingsstof, Mini-informatie, Villa Alfabet. Spelling: Na basisstof: opdrachten uit Taalboekextra gecombineerd met de kasteelkaarten. Taal: Na de instructie wordt de basisstof vervangen door de verrijkingsopdracht. Na de toets worden de bij het blok horende lessen van Taalboekextra gemaakt, werkboekjes Slimme taal. Wereldoriëntatie/begrijpend lezen: Opdrachten uit de techniektorens, Deel A en B Detective Denkwerk. Groep 5: Rekenen: Compacten volgens SLO schema. Rekentijgers deel A en B groep 5, Bolleboos. Lezen: Methode Estafette: aanpak 3 Estafettelopers, activiteitenlijst leesboeken, Mini-informatie, Villa Alfabet . Spelling: Na basisstof: opdrachten uit Taalboekextra gecombineerd met de kasteelkaarten. Taal: Na de instructie wordt de basisstof vervangen door de verrijkingsopdracht. Na de toets worden de bij het blok horende lessen van Taalboekextra gemaakt, werkboekjes Slimme taal. Wereldoriëntatie/begrijpend lezen: Deel 1 en 2 Detective Denkwerk, Opdrachten uit de techniektorens, Topklassers, Plustaak Wereldoriëntatie. Groep 6: Rekenen: Compacten volgens SLO schema. Rekentijgers deel A en B groep 6, Bolleboos. Lezen: Methode Estafette: aanpak 3 Estafettelopers, activiteitenlijst leesboeken, Mini-informatie, Villa Alfabet. Spelling: Na basisstof: opdrachten uit Taalboekextra gecombineerd met de kasteelkaarten. Taal: Na de instructie wordt de basisstof vervangen door de verrijkingsopdracht. Na de toets worden de bij het blok horende lessen van Taalboekextra gemaakt, werkboekjes Slimme taal Wereldoriëntatie/begrijpend lezen: Deel 1 en 3 Super Detective Denkwerk, Slimme uilen, Opdrachten uit de techniektorens, Topklassers, Plustaak Wereldoriëntatie. Groep 7: Rekenen: Compacten volgens SLO schema. Rekentijgers deel A en B groep 7. Lezen: Methode Estafette: aanpak 3 Estafettelopers, activiteitenlijst leesboeken, Mini-informatie. Spelling: Na basisstof: opdrachten uit Taalboekextra gecombineerd met de kasteelkaarten, Ajodact Spelling. Taal: Na de instructie wordt de basisstof vervangen door de verrijkingsopdracht. Na de toets worden de bij het blok horende lessen van Taalboekextra gemaakt, werkboekjes Slimme taal Wereldoriëntatie/begrijpend lezen: Deel 3 en 4 Detective Denkwerk, Slimme uilen, Opdrachten uit de techniektorens, Topklassers, Plustaak Wereldoriëntatie. Groep 8: Rekenen: Compacten volgens SLO schema. Rekentijgers deel A en B groep 8 , Bolleboos, Topklassers Wiskunde. Lezen: Methode Estafette: aanpak 3 Estafettelopers, activiteitenlijst leesboeken, Mini-informatie. Spelling: Na basisstof: opdrachten uit Taalboekextra gecombineerd met de kasteelkaarten, Ajodact Spelling. 17
Taal: Na de instructie wordt de basisstof vervangen door de verrijkingsopdracht. Na de toets worden de bij het blok horende lessen van Taalboekextra gemaakt, werkboekjes Slimme taal Wereldoriëntatie/begrijpend lezen: Deel 2 en 4 Super Detective Denkwerk, Slimme uilen, Opdrachten uit de techniektorens, divers Plustaak Wereldoriëntatie, Topklassers. Niveau 3 speciale zorg Als extra zorg genoemd onder niveau 2 onvoldoende is. Volgt een bespreking in het GZT. Het gaat dan om leerlingen waarbij het welbevinden in het geding is en waarbij handelingsverlegenheid van de school is bij het afstemmen op de onderwijsbehoeften. In het GZT kan besloten worden tot het invullen van het Digitaal Handelingsprotocol door de leerling, de ouders en de leerkracht. Als vervolgstap is onderzoek via Blink-uit! een optie. Aan de hand van alle verzamelde gegevens worden adviezen geformuleerd.
2.9.
Dyslexiebeleid
Algemeen Met goed lees- en spellingonderwijs kunnen bij een groot deel van de leerlingen lees- en spellingproblemen voorkomen worden. Bij het realiseren van goed onderwijs zijn een aantal aspecten van belang. De leerkracht: -Biedt een stimulerende leeromgeving; -Werkt in een doorgaande lijn; -Gebruikt het directe instructiemodel; -Is doelgericht, maakt het doel concreet en heeft hoge, realistische verwachtingen; -Kent de methode en heeft inzicht in leerstoflijnen en ontwikkelingslijnen van leerlingen; -Maakt effectief gebruik van de methode en roostert voldoende leertijd in; -Kan omgaan met verschillen tussen leerlingen en differentieert met subgroepen; -Werkt doelgericht vanuit dagelijkse observaties, signaleringen en analyses: laat deze van invloed zijn op didactisch handelen en onderwijsactiviteiten. -Interpreteert toetsgegevens en trekt daaruit conclusies voor het volgende groepsplan. -Bewaakt het proces van eigen didactisch handelen: wat ga ik vandaag doen? Wat is het doel? Wat wil ik bereiken (met de subgroep)? Heb ik gedaan wat ik van plan was? Heb ik mijn doelen bereikt? Waardoor kwam dat? - Heeft inzicht in kindkenmerken en omgevingskenmerken die lees- en spellingontwikkeling van een leerling beïnvloeden en kan zo aan meer specifieke onderwijsbehoeften tegemoet komen Er wordt gewerkt met vier groepsplannen per jaar. Dit helpt de leerkrachten het onderwijs doel- en opbrengstgericht vorm te geven voor de basisgroep, subgroep – en subgroep + (niveaugroepen). Het groepsplan bevat voor deze driedeling: doelen gekoppeld aan inhoud, organisatieaspecten, structuren en routines en een evaluatie. Daarnaast is een aparte leerlijn mogelijk. In iedere jaargroep wordt met dezelfde groepsplannen gewerkt. Er vindt leerkrachtoverleg plaats op inhoud- en organisatieniveau; expertise en ervaringen worden gedeeld. De intern begeleider bewaakt de doorgaande lijn, de afspraken over zorg in de groep en bespreekt de resultaten vier keer per jaar in de groepsbespreking met de leerkracht. Door deze differentiatie in drie niveaugroepen kan de leerkracht de lees- en spellingontwikkeling van de zwakkere leerlingen versnellen en er zo voor zorgen dat de leerlingen van één groep zoveel mogelijk bij elkaar worden gehouden. Dit biedt de leerkracht gelegenheid om extra tijd te maken voor de begeleiding van de leerlingen die moeite hebben met lezen (zorgniveau 2 en zorgniveau 3) en voor leerlingen die juist sneller leren. De intern begeleider heeft bij het realiseren van een passend onderwijsaanbod een coachende rol. Voor leerlingen die een eigen leerlijn volgen (zorgniveau 3) wordt, in samenspraak met de intern begeleider, bekeken welk onderwijsaanbod voor deze leerlingen het meest passend is. De leescoördinator speelt een rol bij het naleven van schoolafspraken omtrent lezen. 18
Op school gebruiken wij de methodes Veilig Leren Lezen in groep 3 en Estafette voor de groepen 4 t/m 8. In de toetskalender staan adaptieve signaleringsmomenten opgenomen, overgenomen uit het Protocol ‘’Leesproblemen en Dyslexie’’, aangevuld met methodetoetsen. Tutorlezen is effectief bij het maken van leeskilometers en de sociaal emotionele ontwikkeling van tutor en tutee. De stimulerende leeromgeving uit zich in de schoolbibliotheek en de boekpromotie activiteiten die in de klas gestalte krijgen. Leesmotivatie is belangrijk voor een goede technische leesvaardigheid. Ouders weten in welke niveaugroep hun kind is ingedeeld. Op de informatieavond worden de doelen van het betreffende schooljaar aangegeven. De leerkracht houdt de ouders via de oudergesprekken op de hoogte. Samen worden de onderwijsbehoeften van de leerling in kaart gebracht en wordt bekeken wie wat op zich neemt. Ouders hebben bij ons dus ook een belangrijke rol als het gaat om het bevorderen van lees- en spellingsontwikkeling. Niveau 1: zorg op groepsniveau De leerkracht signaleert in groep 1/2 aan de hand van de tussendoelen beginnende geletterdheid. Vanaf groep 3 vertellen observaties en toetsresultaten iets over de onderwijsbehoeften van de leerling. De leerkracht reageert met zijn/haar onderwijsaanbod op deze observaties en toetsresultaten. Hij/zij formuleert van hieruit onderwijsbehoeften voor de basisgroep. De onderwijsbehoeften zijn niet specifiek. De leerlingen volgen een normale leesontwikkeling. Niveau 2: zorg op subgroepniveau De leerkracht signaleert problemen in de leesontwikkeling van de leerling die door deskundige begeleiding binnen de school oplosbaar zijn. Er is sprake van specifieke onderwijsbehoeften die vragen om het intensiveren van de leertijd. In overleg met de intern begeleider wordt de leerling geplaatst in de subgroep. Er worden concrete doelen geformuleerd aan de hand van onderwijsbehoeften van de leerling. Indien nodig wordt intern aanvullend onderzoek gedaan door de intern begeleider. De subgroep krijgt structurele hulp geboden door de leerkracht. In de organisatie is 4 keer 15 minuten per week extra instructie en begeleide verwerking ingebed. Dit is de landelijke norm om de hardnekkigheid van lees en/of spellingproblematiek te kunnen aantonen. In onze toetskalender zijn extra meetmomenten (herfst- en lentesignalering) opgenomen om de ontwikkeling van de leerling te volgen. Ouders worden van de plaatsing in de subgroep op de hoogte gesteld. Samen met de ouders worden de onderwijsbehoeften aangescherpt. Van ouders wordt ook betrokkenheid verwacht bij het intensiveren van de leertijd. De leerling kan aangemeld worden voor Ralfilezen indien het niveau van tekstlezen ernstig achterblijft. In de groepen 3 wordt gewerkt met Connect bij leerlingen die moeite hebben met het automatiseren van de klank-tekenkoppeling en de woordherkenning. Niveau 3: Speciale zorg Wanneer zich ernstige en hardnekkige lees- en spellingproblemen voordoen, die in principe te begeleiden zijn binnen de school, is mogelijk externe ondersteuning gewenst. De specifieke onderwijsbehoeften op het gebied van lezen zijn structureel en de extra zorg zoals genoemd bij niveau 2 levert onvoldoende resultaat op. De leerling wordt dan besproken in de leerlingbespreking. De leerkracht en de intern begeleiders richten zich op de cognitieve- en sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling. Leerkracht en IB-er bepalen samen de vervolgstappen. Het gaat hierbij om leerlingen die hardnekkige problemen blijven ervaren met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau. Tevens hebben zij en een vaardigheidsniveau dat significant ligt onder hetgeen gevraagd wordt van de leerling, gegeven zijn/haar leeftijd en intelligentie. Mogelijke vervolgstappen zijn: -In overleg met de ouders neemt school initiatief voor een extern onderzoek. De basisschool vervult de rol van poortwachter in het kader van de regeling ‘’In zake vergoede diagnostiek en behandeling voor leerlingen met ernstige, enkelvoudige dyslexie in het primair onderwijs’’. Deze regeling verloopt via de zorgverzekering van de ouders. Dossiervorming vindt plaats door de intern begeleider in samenwerking met de leerkracht. 19
Criteria bij bovengenoemde vergoedingsregeling: -De leeftijd van de leerling is bepalend voor de vergoeding (2011 aanvraag voor de leeftijd van 7 t/m 10 jaar, 2012 aanvraag voor de leeftijd vanaf 7 t/m 11 jaar, 2013 vanaf 7 jaar) -De ernst van het probleem: de leerling hoort bij de 10% zwakste lezers of 10% zwakste spellers en 16% zwakste lezers. -De hardnekkigheid aan kunnen tonen. Uit de evaluaties van het groepsplan (proces/product) blijkt extra instructie en begeleide verwerking aantoonbaar weinig effect te hebben over een periode van 3 genormeerde toetsmomenten. -Geen sprake van comorbiditeit. Het aanwezig zijn van een andere stoornis (bijvoorbeeld ADHD) is een contra-indicatie voor de aanvraag tenzij er een verklaring van uitbehandeling is gegeven. -Er zijn leerlingen bij wie onderzoek en/of behandeling wel wenselijk is, maar die niet voldoen aan de voorwaarden van bovengenoemde regeling. Er zijn dan drie mogelijkheden: Leerlingen hebben hardnekkige spelling en leesproblemen, maar voldoen niet aan de eisen voor vergoede diagnostiek. School heeft echter sterk het vermoeden dat er sprake zou kunnen zijn van dyslexie. We spreken dan van kenmerken van dyslexie. Deze leerlingen blijven begeleid worden volgens stap 1 en 2. Leerkracht en IB-er bepalen samen welke aanpassingen, die we ook doen voor dyslectische leerlingen, toegepast worden op deze leerlingen. Bij twijfel wordt de leerling ingebracht in het GZT, waar vervolgens alsnog een besluit genomen wordt over de aanpassingen. Nadat de aanpassingen gedaan zijn, blijven we in de gaten houden of de leerling in een later stadium alsnog in aanmerking komt voor vergoede diagnostiek en/of behandeling. Er is sprake van sociaal-emotionele problematiek en/of handelingsverlegenheid vanuit school. Dit houdt in dat de school moeite heeft om tegemoet te komen aan de specifieke instructie- en onderwijsbehoeften van de leerling wat blijkt uit stagnatie of terugval van de resultaten. De leerling wordt in overleg met de ouders ingebracht in het GZT. Aan de hand van verzamelde gegevens van de zorg op niveau 2 kan besloten worden tot nader onderzoek door de orthopedagoog. Er wordt gekeken of onderzoek handvatten zou kunnen bieden om tegemoet te komen aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van de leerling. Het initiatief, en daarmee de kosten, tot het overgaan tot onderzoek ligt dan bij de school. Indien het initiatief bij de ouders ligt om over te gegaan op een dyslexieonderzoek en school de zorgen en de noodzaak onderschrijft, dan wordt deze betaald via de 50/50 regeling; ouders en school betalen allebei de helft. Aan het einde van de basisschoolperiode worden na de afname van de NIO bekeken of er een discrepantie tussen de capaciteiten en de vorderingen op technisch lezen en/of spelling is. De uitslag hiervan kan aanleiding vormen om alsnog dyslexieonderzoek te laten doen. Het belang van het onderzoek is hierbij gericht op de overstap naar het (voortgezet onderwijs) VO. Indien dit het geval is, of wanneer leerlingen gedurende hun schoolloopbaan al als leerling met lees- en/of spellingsmoeilijkheden behandeld zijn, worden deze leerlingen door de IB-er met de Onderwijsbegeleidingsdienst besproken. Doel is om te kijken of deze leerlingen in aanmerking komen voor verder onderzoek inzake dyslexie. Als een kind met een HAVO/VWO advies een discrepantie laat zien tussen capaciteiten en vorderingen op technisch lezen en spelling, dan worden deze leerlingen doorgaans niet onderzocht. Dit heeft te maken met het feit dat er bij deze leerlingen doorgaans geen interventies zijn geweest omdat zij compensatiemogelijkheden hebben. Als er geen interventies zijn geweest kan de hardnekkigheid niet worden aangetoond. Het voortgezet onderwijs kan dan eventueel een verklaring afgeven. Indien de leerling na de NIO of eerder in zijn schoolcarrière niet in aanmerking komt voor vergoeding vanuit de regeling ’’In zake vergoede diagnostiek en behandeling voor leerlingen met ernstige, enkelvoudige dyslexie in het primair onderwijs’’ dan worden de kosten van het dyslexieonderzoek door school en de ouders gedeeld: school en ouders betalen ieder 50% van de kosten. Hiertoe wordt overgegaan als de leerling aan de volgende criteria voldoet: er is sprake van handelingsverlegenheid vanuit school of onduidelijkheid omtrent onderwijsbehoeften en de leerling is gedurende (een deel van) zijn schoolcarrière als kind met lees- en/of spellingsmoeilijkheden behandeld. School beoordeelt of een onderzoek nodig is. Ouders kunnen ervoor kiezen om het onderzoek nu of in het voortgezet onderwijs te laten plaatsvinden. 20
NIO afname Leerlingen waarbij de leerresultaten dyslexie doen vermoeden en waarbij ernstige lees- en/of spellingsproblemen te zien zijn, krijgen de mogelijkheid om bij de NIO afname gebruik te maken van een vergrote versie. Deze keuze wordt door de leerkracht van te voren besproken met ouders en leerling. De vergrote versie wordt wel alvast aangevraagd bij het bureau wat de NIO afneemt. De leerling krijgt zelf de keus of hij/zij het fijn vindt om met een vergrote versie te werken. De leerling heeft bedenktijd tot een dag voor de NIO. De leerkracht vraagt dan een “officieel” antwoord aan de leerling. Leerkracht zorgt dat dit op de dag van de NIO bekend wordt gemaakt bij degene van het afname bureau die de NIO afneemt om verwarring op de toetsdag te voorkomen. Dyslexie en dan…. Leerlingen bij wie dyslexie is vastgesteld komen in aanmerking voor specifieke begeleiding en/of faciliteiten. Dit houdt in dat: -de signaleringsmomenten en de interventieperiodes uit het Protocol ‘’Leesproblemen en Dyslexie’’ worden gehanteerd; -dat leerlingen met ernstige lees- en/of spellingsproblemen begeleiding blijven krijgen, zowel voor als na de eventuele diagnose dyslexie; -dat in de bovenbouw zonodig compensatie geboden wordt: extra tijd bij toetsen, vergrote versies, gebruik maken van Kurzweil, tekstverwerken met spellingscorrectie (Word), spellingspiekschrift, leeshulp van een maatje; -Indien de leerling behandeling voor dyslexie buiten de school krijgt, verloopt het contact in eerste instantie om privacyredenen via de ouders. Indien ouders toestemming geven kan contact ontstaan tussen de behandelaar en de leerkracht. Doel is hierbij het zoveel mogelijk afstemmen van de begeleiding en behandeling. Steeds weer wordt bekeken wat in de schoolsituatie qua begeleiding haalbaar is. Evaluaties met behandelaars en ouders kunnen om organisatorische redenen alleen op school plaatsvinden; -In het groepsplan lezen en/of het groepsplan spelling wordt de specifieke begeleiding vermeld passend bij de onderwijsbehoeften die in het groepsoverzicht worden bijgehouden. In het doorgeefluik en in het groepsoverzicht worden diagnoses genoteerd. Deze documenten zijn leidend bij de overdracht naar de volgende leerkracht. Bij leerlingen met ernstige lees- en/of spellingsproblemen wordt expliciet in de onderwijsbehoeften benoemd welke hulp en aanpassingen er gelden; -Aan het begin van ieder schooljaar worden de ouders van dyslectische leerlingen en ouders van leerlingen met ernstige lees- en/of spellingsproblemen betreffende de organisatie, aanpassingen en de doelen met betrekking tot hun kind op de hoogte gebracht. In gesprek met ouders worden de aanpassingen en afspraken geëvalueerd en indien nodig aangepast. Dit zal in de reguliere oudergesprekken gedurende de rest van het jaar eveneens onderwerp van gesprek zijn. Indien er tussentijds vragen of zorgen over de ontwikkeling van de leerling zijn, kunnen ouders een afspraak maken met de leerkracht. Het initiatief hiervoor kan ook bij de leerkracht liggen. (Bron: Protocol Leesproblemen en Dyslexie, uitgave 2011, Convenant Dyslexie PO-VO Zaanstad, 2010 en Masterplan Dyslexie, website 2011)
2.10. Kindermishandeling We volgen het Protocol Kindermishandeling. Dit document is aanwezig in het kantoor van de IB-ers. Het stappenplan ‘’huiselijk geweld en kindermishandeling’’ is in iedere klas aanwezig. Teamleden zijn door de intern begeleiders op de hoogte gebracht van het stappenplan en de afspraken die hierover gelden. Indien een teamlid (leerkracht, OOP, gymleerkracht, conciërge, administratief medewerker) een vermoeden van mishandeling heeft neemt deze contact op met IB-er. Stagiaires vallen onder de verantwoordelijkheid van de leerkracht. De leerkracht neemt het signaleren (en het eventuele melden) over. Als de melding over een gezin gaat waarbij meerdere leerlingen betrokken zijn en ook meerdere Intern Begeleiders, zal de keuze gemaakt worden welke IB-er het traject gaat begeleiden. 21
Stap 1A: Signalen in kaart brengen: Alle signalen worden op papier gezet door de leerkracht (ook informatie van gymleerkracht, OOP wordt daarin verwerkt). Benoem concrete, feitelijke signalen. Gebruik daarbij de lijst met aandachtspunten (blz. 14 t/m 19) uit het ”Protocol kindermishandeling”. In het mapje aantekeningen bij de leerling maak je een submap: werkaantekeningen. Hierin neem je een document op waarin je de signalen vermeldt voorzien van datum. Ouders hebben geen recht op inzage in werkaantekeningen. Stap 1B: De Intern Begeleider kijkt samen met leerkracht naar verzamelde informatie en bekijkt of er verdere stappen ondernomen moeten worden. Gesprek eventueel voeren met ouders over signalen die gezien zijn. Leerkracht doet dit gesprek samen met de Intern Begeleider. Indien dit gesprek niets oplevert, wordt overgegaan tot stap 2. Stap 2: Vraag advies aan deskundige collega De Intern Begeleider neemt contact op met SMW (Schoolmaatschappelijk werker). De SMW-er kan namens de school, eventueel, advies vragen bij AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) of SHG (Steunpunt Huiselijk Geweld) over het gesprek met ouders en/of kind. Stap 3: Praat met ouders en/of de leerling. SMW voert een gesprek met ouders. De keus wordt gemaakt of de Intern Begeleider of de leerkracht namens school bij dit gesprek aanwezig is. Het eventuele gesprek met de leerling wordt in principe gevoerd door de leerkracht. De ondersteuning van de Intern Begeleider is hierbij mogelijk. Indien de leerkracht deze ondersteuning wenst, neemt deze hiervoor zelf het initiatief. Beloof nooit vertrouwelijkheid aan de leerling. Vertel eerlijk dat je de leerling wilt helpen, maar dat je sommige dingen niet kan en mag verzwijgen. De leerkracht houdt de Intern Begeleider op de hoogte van de inhoud van de gesprekken. De Intern Begeleider informeert de directie over de bevindingen. Bij de stappen die hierna genomen worden, heeft de directie een sturende en beslissende rol. Stap 4: Weeg aard, ernst van en risico op kindermishandeling en huiselijk geweld. Advies inwinnen bij het GZT. In het GZT wordt een mogelijke Matchpoint melding besproken. Als ouders meewerken, volgt eventueel een uitnodiging om aanwezig te zijn bij het GZT om hulpverlening in gang te stellen in overleg met ouders. Indien dit niet mogelijk is, wordt in het GZT een hulpverleningstraject uitgezet. Dit bespreekt de SMW-er met de ouders na afloop van het GZT. De Intern Begeleider is hierbij aanwezig. Als ouders niet meewerken, volgt een bespreking in het GZT met als doel vervolgstappen vast te stellen. Dit wordt een anonieme casusbespreking. Stap 5: Beslissen of hulp ingeschakeld gaat worden of melding gedaan wordt bij AMK/SHG. De beslissing of er een melding gedaan moet worden, wordt gemaakt in het GZT. De directeur geeft, namens het GZT, de opdracht aan de SMW-er om de melding te doen. Contact met AMK: dit handelt de SMW-er af. De SMW-er vraagt informatie op bij Intern Begeleider en voert het gesprek met AMK. Aan het AMK wordt een schriftelijk gespreksverslag gevraagd om te controleren of feitelijke informatie gegeven wordt. Aanspreekpunt op school: De intern begeleiders zijn het aanspreekpunt voor alle groepen. Zij verbreden verder. De SMW-er (Mevr. G. Steinfeld) is de melder voor Matchpoint.
2.11. Afspraken bij methodes Taal 1 blok taal bestaat uit drie weken les. De derde week is een week voor Remediëring en Verrijking. De methode kent 10 blokken. Dit zijn 30 weken. Daarnaast zijn er 10 parkeerweken. Dit biedt ruimte om de taallessen op een andere manier in te plannen. 22
Afspraken: We geven iedere dag 1 taalles. Hierdoor worden de lessen (inclusief toets) verspreid over 3 weken. Na de toets wordt standaard een parkeerkweek ingepland voor Remediëring en Verrijking. Taalbeschouwing: alle lessen taalbeschouwing worden gedaan (eventueel aangepast aan het thema). Stellen: (minimaal) 1x per week. Uit het boek of aangepast aan het thema. Woordenschat: Themawoorden uit de methode, en zelf bij het thema een lijst woorden maken. Woordenlijst en woordweb zichtbaar ophangen gedurende het thema. ankerverhaal: Tijdens een thema van 6 weken worden de taallessen van 2 blokken taal-actief behandeld. Per thema van 6 weken komt dus 4x een ankerverhaal aan bod (2x startverhaal en 2x vervolgverhaal) . Ankerverhalen worden altijd aangeboden. Ook de ankerverhalen die niet passen bij het de inhoud van het thema worden toch aangeboden, omdat je op deze manier een breder aanbod aan woordenschat aanbiedt. Ook van deze woorden wordt een woordenlijst of woordweb zichtbaar ophangen. thema’s van 6 weken waar beide blokken van taal-actief geen aansluiting hebben met de inhoud van het thema: er wordt (gezamenlijk) een eigen ankerverhaal gezocht passend bij het thema en daarbij wordt een woordenschatlijst samengesteld. Daarnaast uit de methode: van 1 blok het ankerverhaal behandelen en de themawoorden bespreken. In tussenweken(herhaling, remediëring , verrijking) wanneer er geen thema is: woordenschatlijst gezamenlijk met de groepen 4 afspreken, passend bij de periode van het jaar (kerst, Sint, lente, Pasen, ….) Spreken / luisteren / gesprek: niet verplicht uit de methode, maar aangepast aan gesprekken rondom het thema. Differentiëren is mogelijk door de groep in te delen in drie groepen, overeenkomstig met subgroep – (zwak), basisgroep (gemiddeld) en subgroep + (sterk). Basislessen: Zwak: gaat na de instructie de remediëringsopdracht doen. Gemiddeld: gaat na de instructie de basisles doen. Sterk: gaat na de instructie de verrijkingsopdracht doen. Na de afname van de toets: Zwak gaat de basisles doen Gemiddeld gaat R of V doen. Sterk gaat werkboek taal doen Spelling De methode gaat er vanuit dat leerlingen categorieën leren door zelf goed na te denken over de regel die bij een woord hoort. Er worden daarom geen woordpakketten aangeboden die ingeoefend moeten worden. Leerlingen leren hierbij een aantal woorden goed schrijven, maar leren niet zelf een regel toe te passen. Flitsen wordt afgeraden. Als je toch wil flitsen, dan alleen met zwakke leerlingen vanaf groep 6. Beter is het om activiteiten aan te bieden waarbij leerlingen moeten nadenken over de juiste schrijfwijze (zie tips onderaan). Afspraken: We geven iedere dag 1 spellingles.: 3 methodelessen en 2 keer een eigen inoefening. Na drie weken wordt standaard een parkeerweek ingepland, waardoor taal en spelling gelijk blijven lopen. Het dictee kan op de computer worden afgenomen. De goede spellers kunnen verder met opdrachten uit het extra werkboek taal en met de kasteelkaarten. Voor de andere leerlingen zijn er: les 5 en les 6, bakkaarten, 4 extra printbladen per thema (zie op de server / lesmaterialen). 23
Naar aanleiding van de trendanalyse heeft het team, in samenspraak met de Intern begeleiders, afspraken en verbeterpunten op papier gezet voor het spellingonderwijs. Lezen We gebruiken de methode Estafette en volgen de handleiding. Aan de hand van de Leestempotoets, AVI toetsen, DMT, Vloeiend en Vlot toetsen, werkhouding van de leerling en de eigen observaties deel je de leerlingen in in de juiste niveaugroep. Je kunt de beslisschema’s gebruiken die Estafette hanteert. Rekenen We gebruiken de methode Pluspunt en werken met groepsplannen waarin cruciale leermomenten, structuren en routines beschreven staan. De onder- en middenbouw gebruiken de spellen uit de methode Met sprongen vooruit. Voorafgaand aan elke instructieles wordt tien minuten automatiseringsoefeningen ingepland. Kanjertraining We volgen de handleiding van de Kanjertraining. Daarnaast worden regelmatig groepsvormende activiteiten gedaan.
24
Hoofdstuk 3: 3.1.
Signalering van leer/ontwikkelings- en gedragsproblemen
Leer/ontwikkelings- en gedragsproblemen
Aanname beleid Indien er leerlingen met een zeer specifieke onderwijsbehoeften worden aangemeld, volgt een bespreking in het GZT. Daar wordt met elkaar bepaald of wij als school afdoende tegemoet kunnen komen aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van de leerling, zonder dat de veiligheid en het perspectief van de groep in het geding komt. Tevens wordt een afweging gemaakt of de leerkrachten voldoende specifieke pedagogische en didactische vaardigheden bezitten om de leerling en de groep voldoende tot ontplooiing te brengen. Bij het signaleren van leerlingen met belemmeringen in de ontwikkeling denken we aan: 1. leerlingen met leer - en/of ontwikkelingsproblemen 2. leerlingen met gedragsproblemen 3. leerlingen met uitzonderlijke capaciteiten 4. leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften 1: Het vroegtijdig signaleren van leerlingen met een leer - en/of ontwikkelingsprobleem is noodzakelijk om direct en efficiënt aan te kunnen sluiten bij de onderwijsbehoeften van de leerling. Signalering vindt plaats via dagelijkse observatie en met de signaleringsinstrumenten van Kijk!, CITO, methodetoetsen, signaleringslijst (hoog)begaafden en het dyslexieprotocol. 2: Pro-actief formuleren leerkrachten met de hele groep gedragsafspraken. Leerlingen worden gestimuleerd eigen verantwoordelijkheid te nemen en anderen aan te spreken op de gezamenlijke afspraken. Indien een leerling structureel zich niet kan houden aan de gedragsafspraken, maakt de leerkracht individuele afspraken, waarbij de ouders betrokken worden. We proberen de oorzaak van dit gedrag te achterhalen, tevens krijgt de leerling ondersteuning om zijn gedrag te reguleren. Eventuele vervolgstappen staan beschreven in het gedragsprotocol van de school. Tijdens de groepsbespreking tussen IB en leerkracht worden deze leerlingen structureel besproken. Tevens wordt de mogelijkheid tot coaching aangeboden. 3: Ook aan meerbegaafde leerlingen besteden we aandacht. In de groepsplannen werken de leerkrachten structureel met drie niveaugroepen. We proberen de leerlingen werk op niveau te bieden. Het compacten van de methode rekenen en lezen heeft een structurele plaats binnen de school. Bij leerlingen die hier niet voldoende aan hebben proberen we op een specifiekere manier aansluiting te vinden bij de onderwijsbehoeften. Uitgangspunt is de driehoek leerling, ouders en school. Tevens beschikt de school over veel verschillende, verdiepende materialen die ingezet kunnen worden, zoals de techniektorens en Topklassers. Engels wordt in de groepen 4, 5 en 6 als extra verdieping aangeboden. In de groepen 7 en 8 geldt ditzelfde voor Spaans. 4: Als een kind specifieke onderwijsbehoeften heeft, bijvoorbeeld op het medische vlak, vindt er in overleg plaats binnen de school met de groepsleerkracht,de ouders en externe deskundigen om een zo passend mogelijke begeleiding gegeven. Het gaat om onderwijsbehoeften waarmee alle teamledenkunnen omgaan.
3.2.
Signalering van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
Leerlingen: waarvan met behulp van het leerlingvolgsysteem, methodegebonden toetsen en observaties een probleem in de ontwikkeling is geconstateerd; waarvan de leerkracht de indruk heeft dat er een structureel probleem aanwezig is;
25
die een enkelvoudig of meervoudig probleem heeft op cognitief en/of sociaal-emotioneel en/of motorisch gebied; waarbij sprake is van een vertraagde of versnelde ontwikkeling op één of meerdere vormingsgebieden; die dientengevolge extra zorg verdient bij het werken aan de belemmeringen in de ontwikkeling die belemmerd wordt in zijn ontwikkeling of die geen sluitende ondersteuning krijgt vanuit de thuissituatie. Aangezien de leerkracht het meeste zicht heeft op de ontwikkeling van de leerling individueel, binnen de groep en in de thuissituatie, is de leerkracht primair verantwoordelijk voor het signaleren van leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte. Daartoe staan hem/haar de volgende middelen tot beschikking: de methodegebonden toetsen vanuit de gebruikte methoden (na elke leerstofeenheid) de methodeonafhankelijke toetsen vanuit het leerlingvolgsysteem (volgens toetskalender) andere methode onafhankelijke toetsen, zoals het signaleringsformulier m.b.t. de sociaalemotionele ontwikkeling Kijk!, Viseon en Saqi; analyse van het door de leerling dagelijks gemaakte werk; observaties van de leerling; de kennis en expertise van de collega’s. In de groepsbesprekingen is ruimte om gesignaleerde leerlingen te bespreken en samen wordt gekeken hoe de leerkracht met zijn/haar onderwijsaanbod kan zorgen voor optimale afstemming. Aansluitend is er mogelijkheid voor coaching in de groep.
26
Hoofdstuk 4:
Het leerlingvolgsysteem Parnassys
Doel van het leerlingvolgsysteem is de ontwikkeling van de leerling in kaart te brengen en te volgen via objectieve criteria van landelijk genormeerde toetsen. De toetsgegevens worden gebruikt als basis voor de groepsbesprekingen die drie maal per jaar plaatsvinden en voor de trendanalyse die tweemaal per jaar plaatsvindt. 4.1.
Toetskalender
De toetsen worden afgenomen aan de hand van de toetskalender, die elk jaar geactualiseerd wordt aan de hand van nieuwe toetsen of vernieuwde inzichten, zoals de protocollen dyslexie en dyscalculie. Aan het begin van het schooljaar krijgen alle leerkrachten een exemplaar voor in de klassenmap. Als aanvulling op de toetskalender kunnen diagnostische gesprekken plaatsvinden om aanvullende informatie te verzamelen. We gebruiken hiervoor voor rekenen de diagnostische gesprekken van Maatwerk en het PDO rekenen van Eduforce. Voor lezen maken wij gebruik van de toetsen van Struiksma en van der Ley.
4.2.
Hoe gaan we met deze gegevens om?
Als de toetsen zijn afgenomen dan worden de uitslagen ingevoerd in Parnassys. De gegevens worden gebruikt tijdens de groepsbespreking tussen IB en leerkracht die drie maal per jaar plaatsvindt en tijdens de twee teamvergaderingen om schoolbreed te evalueren en trends te signaleren. De leerkracht gebruikt deze gegevens om het gegeven onderwijs te evalueren, de ontwikkeling van de leerlingen te volgen, trends voor de groep te achterhalen, de indeling in subgroepen te maken en vervolgaanbod te bepalen. De intern begeleider bewaakt de doorgaande lijn met betrekking tot leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte.
4.3.
Individueel leerlingdossier
Iedere leerling heeft een eigen dossier: zowel op papier als digitaal. De ouders/verzorgers hebben recht dit in te zien. School heeft twee weken de tijd om de informatie voor de ouders te bundelen en eventueel te anonimiseren. De inhoud van het papieren dossier: - Het inschrijvingsformulier - Het formulier intakegesprek. - Informatie verstrekt aan externen: gedragsvragenlijsten, observaties. (indien van toepassing) - Verslagen/ rapporten van hulpverlenende instanties en/of personen. (indien van toepassing) - Toestemming aanmelding zorgteam(indien van toepassing) - Verslag SBZW (indien van toepassing) - Aanmelding PCL(indien van toepassing) - Ondertekende ontwikkelingsperspectieven(indien van toepassing) - Eventueel verslagen van gesprekken met ouders met handtekening van beide partijen. (indien van toepassing) Een deel van de leerling-gegevens wordt digitaal bewaard. Het gaat dan om: - Groepsplannen - Verslagen van kindbesprekingen vanuit de groepsbespreking - Protectieve factoren, belemmerende factoren en de onderwijsbehoeften - Oudergesprekken - Doorgeefluik - Rapporten - Aantekeningen - Actiejournaal (indien van toepassing) - Info derden (indien van toepassing) 27
- extra toetsen (indien van toepassing) - Leerlingbesprekingen (indien van toepassing) -Verslagen van het GZT(indien van toepassing) - Parnassys De inhoud van de zorgmap in de klas: - Lopende groepsplannen per vakgebied - Leerlingbesprekingformulieren - Groepsbesprekingsformulieren - Het ontwikkelingsperspectief van individuele leerlingen - CITO toetsuitslagen van de groep (dit kan ook in een aparte toetsmap) - Uitslagen van methodetoetsen (dit kan ook in een aparte toetsmap) De inhoud van de klassenmap: - De namenlijst en noodnummerlijst - De plattegrond van het lokaal - De regels (schoolregels/klassenregels) - Roosters (weekrooster, verdeelrooster, buitenspeelrooster, gymrooster) - Brandrij - Jaarplanning - Abonnementen: schoolmelk etc. - Medische gegevens: medisch protocol, allergielijst - Toetskalender - Overzicht subgroepen
4.4.
Verslaggeving
Schriftelijk verslag over de ontwikkelingen en vorderingen van de leerlingen wordt gedaan middels rapporten die 2 maal per jaar aan de leerlingen meegegeven worden. Naar aanleiding van het eerste rapport wordt een verplicht oudergesprek gevoerd. Na het laatste rapport vindt het gesprek indien de leerkracht of de ouders daaraan behoefte hebben. Ouders wordt gevraagd naar de verwachtingen van hun kind waarmee een streven naar een dialoog waarbij de informatie gedeeld wordt tussen de leerkracht en de ouders over de leerling. Ieder wordt gerespecteerd in zijn/haar expertise rondom de leerling. Mondelinge verslaglegging wordt gedaan aan: De ouders, 3 x per jaar op de oudergesprekken (2 x verplicht en 1 x n.a.v. de rapporten en 1 keer aan het begin van het schooljaar) Aan de intern begeleider bij de groepsbesprekingen of leerlingbespreking Collega leerkrachten bij de groepsoverdracht aan de hand van het groepsoverzicht Het Groot Zorgteam (na toestemming van de ouders) Collegiaal Consulent Schoolarts, schoolverpleegkundige, schoollogopediste (na toestemming van de ouders) Na overleg met de ouders: met andere hulpverleners
28
Hoofdstuk 5: 5.1.
Activiteiten n.a.v. de signalering
Leerlingbespreking
Indien nodig kan een kind apart besproken worden in een leerlingbespreking. Tot deze bespreking wordt overgegaan aan de hand van de groepsbespreking. Bij deze bespreking zijn beide intern begeleiders en de leerkracht aanwezig. Leerkrachten kunnen hierin de leerlingen bespreken waar zij zich zorgen over maken, of waar zij advies over willen hebben. In dit overleg worden afspraken gemaakt over de verdere begeleiding van de leerling in de klas. Aan het eind van elk schooljaar is er een doublure leerlingbespreking met leerkracht, intern begeleider en Collegiaal Consulent. Deze is gepland na de toetsweek. Alle leerlingen waarover twijfels zijn over de voortgang naar de volgende jaargroep, worden hierin besproken. De leerkracht informeert ouders indien een kind wordt besproken. De zorgen zijn vanaf het moment van signalering door de leerkracht, met de ouders gedeeld. De leerkracht dient een gespreksformulier in te vullen en tijdig aan te leveren bij de intern begeleiders. Ouders worden door de leerkracht, eventueel in samenspraak met de intern begeleider op de hoogte gebracht van de uitkomst van deze bespreking.
5.2.
Groepsbespreking
Aan het begin van het jaar brengt de leerkracht alle leerlingen schriftelijk in beeld. Dit gebeurt door het maken van een groepsoverzicht met daarin protectieve factoren, belemmerende factoren en de onderwijsbehoeften van de leerling. Dit document wordt, samen met de groepsplannen, gebruikt als leidraad bij de groepsbespreking met de intern begeleider. Verslaglegging van de groepsbespreking wordt gedaan door de intern begeleider. Daarna wordt dit ter controle aan de leerkracht gegeven en opgeslagen in de digitale groepsmap ‘Groepsbesprekingen’. Voorafgaand aan elke groepsbespreking wordt het groepsoverzicht aangescherpt. Drie maal per jaar wordt een groepsbespreking gevoerd waarbij de onderwijsbehoeften van de leerlingen, de groepsplannen en de professionalisering van de leerkrachten centraal staat.
5.3.
Groepsplannen
Voor de vakken spelling, lezen ( technisch en/of begrijpend lezen) en rekenen zijn formats voor groepsplannen gemaakt. Daarin zijn de doelen voor de basisgroep, de subgroep – en de subgroep + opgenomen. De groepsplannen zijn leidend voor het onderwijsaanbod in de groep. Na elke periode worden de groepsplannen geëvalueerd en wordt in beeld gebracht in welke subgroep de leerlingen de volgende periode het lesaanbod krijgen.
5.4.
Ontwikkelingsperspectief
Als een op drie opeenvolgende toetsmomenten een leerrendement minder dan 75% behaalt kind , wordt bekeken of het aanbod van de groep nog passend is voor de leerling. Indien dit niet het geval is, wordt eventueel in samenspraak met het GZT, een Ontwikkelingsperspectief (OPP) opgesteld. In het ontwikkelingsperspectief wordt onderbouwd waarom tot hiertoe wordt overgegaan. In principe besluiten wij pas vanaf groep 5 om over te gaan tot het loslaten van leerlijn 1.0 tenzij een PSO eerder heeft uitgewezen dat de mogelijkheden van een kind dit niet toelaten. Ouders worden ten alle tijden betrokken bij de besluitvorming in dit proces. Tevens worden zij ieder kwartaal op de hoogte gebracht van de vorderingen van hun kind en de ondersteuning die thuis eventueel geboden kan worden. Ouders krijgen een kopie van het OPP mee. In het papieren leerlingdossier wordt een ondertekende versie bewaard. Het OPP wordt gemaakt voor een periode van een half jaar. De groepsleerkracht is samen met de intern begeleider verantwoordelijk voor het maken van het OPP. De intern begeleider is daarbij 29
verantwoordelijk voor de doorgaande lijn en de doelen. Bij het samenstellen van de doelen wordt gebruik gemaakt van het boek ‘Van kerndoel tot leerlijn’ en de gegevens uit Parnassys. Hiermee wordt aangesloten bij de leerlijn 0.5 of 0.75. Deze doelen worden concreet benoemd in het OPP. De leerkracht is verantwoordelijk voor het gedeelte binnen het OPP van de organisatie, de onderwijsbehoeften en de evaluatie. De communicatie richting ouders wordt in principe door de leerkracht gedaan. De ingevulde ontwikkelingsperspectieven worden in de zorgmap van de groep bewaard en in het digitale dossier van de leerling. In de betreffende groepsplannen wordt benoemd dat de leerling een eigen leerlijn heeft. Ieder kwartaal volgt een evaluatie van de doelen waarbij wordt bepaald of bijstelling van de doelen en het leerstofaanbod nodig is.
30
Hoofdstuk 6: 6.1.
Orthotheek
Aanvullend materiaal
We gebruiken aanvullend materiaal (voor herhaling en remediering) voor leerlingen uit de subgroep -, voor leerlingen met een OPP en bij leerstof die extra oefening vereist wat niet in de methode afdoende is opgenomen. Deze materialen en de materialen zoals genoemd in hoofdstuk 2.8. ‘Meer- en hoogbegaafdenbeleid’, zijn te vinden in de orthotheek. Tevens staan de handleidingen van de CITO toetsen in deze ruimte. In de personeelsbibliotheek zijn boeken te leen ter bevordering van de deskundigheidsbevordering. Voorbeelden van beschikbare materialen: Zelfstandig Spellen Spelling in de lift Maatwerk rekenen Alles telt Hulpboeken van het CITO Somplextra ABCDE…. Ik begrijp het Schrijven leer je zo! Woordbouw Werkmap begrijpend lezen. Tevens beschikt de school over computerprogramma’s die ingezet kunnen worden. Te denken valt hierbij aan: Ambrasoft Taalactief Maatwerk Rekentuin Bas gaat digitaal Kurzweil Woordenstart Kijken en kiezen Zwijsen (Veilig Leren Lezen, Woordenschat) Tevens is de orthotheek en de bibliotheek voorzien van uitgaven die leerkrachten kunnen gebruiken ter professionalisering en als achtergrond informatie. Te denken valt hierbij aan de protocollen dyslexie en dyscalculie, de mappen van de kanjertraining, boeken rondom het stimuleren van gewenst gedrag en de sociaal emotionele ontwikkeling. Tevens hebben wij spellen in de bibliotheek waarmee de sociaal emotinele ontwikkeling gestimuleerd kan worden. Te denken valt hierbij aan Kikker be Cool, het kinderkwaliteitenspel, coachingskaarten, openhartig, babbelspel.
31
Hoofdstuk 7: 7.1.
Uitstroom naar andere scholen
Wat gaat er mee als een kind naar een andere school gaat? Het onderwijskundig rapport bij verhuizing. Een uitdraai van Parnassys / DOD. NIO en Saqi uitslag.
7.2.
Overstap naar het voortgezet onderwijs
Ouders worden via twee informatieavonden aan het begin van groep 8 op de hoogte gesteld betreffende de overstap naar het Voortgezet Onderwijs (VO). Daarnaast zijn er de oudergespreksrondes en brochures vanuit POVO. Eind groep 7 (periode april/mei) maken de leerlingen de CITO entreetoets. De uitslag van deze toets geeft een beeld over de stand van zaken m.b.t. de leervorderingen van de leerling. We gebruiken deze toets vooral om naast de indruk van de leerkracht een objectieve meting te hebben. Eind groep 7 is er de mogelijkheid voor ouders om een nadere toelichting te vragen m.b.t. het resultaat van de entreetoets tijdens de laatste oudergespreksronde. Begin groep 8 (oktober) maken de leerlingen de E7 toetsen. Deze gegevens worden met de ouders besproken in de eerste oudergespreksronde en daarin wordt ook het voorlopig advies voor het VO gegeven. De toelatingseisen voor het VO worden op de POVO-avond aan de basisscholen medegedeeld. Het voorlopig advies wordt opgesteld door de leerkracht en de IB-er: dit maakt het voorlopig advies officieel en gedragen. In december verzorgen de scholen voor voortgezet onderwijs hun voorlichting aan leerkrachten en ouders van kinderen uit groep 8. Informatie hierover en inschrijfkaarten wordt geleverd door het POVO aan de basisscholen die het meegegeven met de kinderen. In de maand december wordt het NIO (Nederlands Intelligentie Onderzoek) afgenomen. De ouders van de deelnemende leerlingen aan het NIO dienen schriftelijk toestemming te geven dat de test bij hun kind wordt afgenomen. Voor leerlingen met een dyslexieverklaring en ernstig leeszwakke leerlingen kan een vergrote versie worden aangevraagd. De uitslagen worden door de leerkracht en de IB-er besproken om te bekijken of de leerlingen naar verwachting hebben gescoord. Eventueel kan er een hertest aangevraagd worden als er een grote discrepantie is tussen de leerresultaten en de NIO en er tijdens de afname aantoonbare emotionele problematiek is geconstateerd. Mocht de uitslag van de NIO niet overeenkomen met het voorlopig advies, worden ouders zo snel mogelijk geïnformeerd: dit in verband met het meenemen van ouders in het proces en het bezoeken van de open dagen van schooltypes van het voortgezet onderwijs. Daarnaast vullen de leerlingen de School Vragen Lijst (SAQI) in dat een beeld geeft van de motivatie en leerhouding van de leerling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze wordt afgenomen eind november/begin december door de basisschool. Verder worden er in januari CITO-toetsen afgenomen op het gebied van technisch - en begrijpend lezen, spelling en rekenen. De resultaten van deze toetsen, de mening van de school, de NIO en de SAQI vormen het advies voor het voortgezet onderwijs. De resultaten worden allereerst besproken met bureau AOB-Compaz. Na deze bespreking worden ouders ingelicht en ontvangen zij een inschrijfformulier. Het is dan februari/maart. Als ouders het niet eens zijn met het definitieve advies dan kunnen zij: -op eigen kosten een second opinion aanvragen; -een gesprek met het bestuur aangaan; -een klacht indienen. 32
In de tussentijd is het wel belangrijk dat de leerling conform het advies van de school op het voortgezet onderwijs ingeschreven wordt voor het sluiten van de deadline. In januari/februari bestaat de mogelijkheid om verschillende vormen van voortgezet onderwijs te bezoeken en er zijn open dagen voor ouders en kinderen. Na het definitieve adviesgesprek krijgen ouders het aanmeldingsformulier voor de ontvangende VO school mee. Na het plaatsen van de handtekening(en) wordt de aanmelding verder in werking gezet. De formulieren dienen voor 15 maart ingeleverd te zijn door de basisschool bij het VO. De leerkrachten vullen het POVO-onderwijskundig eindrapport in, wat nodig is voor de aanmelding bij de ontvangende school. De IB-er zorgt voor eventuele aanvulling uit het schooldossier. In samenwerking met de IB-er verzorgt de leerkracht de aanmeldingen voor het OPDC, vragenlijst leergeschiedenis bij dyslexie en motivaties voor aanname. Er vinden vanuit de leerkrachten gesprekken met VO scholen plaats over de mogelijke aanname van leerlingen die net op de grens zitten van (HAVO) aanname. (Zie POVO-brochure over stappenplan) Eind april vindt de officiële bekendmaking van aanname op het VO via de post gericht aan het huisadres plaats. Midden juni worden de leerlingen dan uitgenodigd voor een”wen”-ochtend door de school waar ze aangenomen zijn. Met een aantal scholen volgt na opgave van de leerlingen nog een toelichtend gesprek tussen de groepsleerkracht en de brugklascoördinator. (Voor eisen en procedures voor aanmelding en aannamebeleid VO zie POVO-brochure.)
33
Hoofdstuk 8:
Taakomschrijvingen
De directie is in eerste instantie verantwoordelijk voor het onderwijskundig beleid, is de initiator voor het meerjarenbeleid, ontwerpt het veranderingsplan, zorgt voor faciliteiten e.d. De IB-er organiseert de zorgverbreding, onder mandaat van de directie en in samenwerking met groepsleerkrachten en Remedial Teaching (RT). De groepsleerkracht is de feitelijke regisseur van de ontwikkeling van de leerling en begeleidt dit primaire proces individueel, in de groep, eventueel in samenspraak met de zorgcoördinator en volgens de lijnen die in het onderwijskundig beleid zijn vastgelegd.
8.1.
Taken RT
Op onze school is in schooljaar 2011-2012 een leerkracht voor RT taken vrijgeroosterd. Tevens zijn er twee onderwijsassistenten die RT werkzaamheden verrichten. De IB-er maakt een rooster waarin de leerlingen met een LGF-indicatie worden opgenomen. Indien er tijd is worden leerlingen met een OPP en leeszwakke- of dyslectische leerlingen ook ingeroosterd. De IBer begeleidt en ondersteunt de RT-er bij de algemene professionalisering om taken te kunnen uitvoeren. Het gaat dan bijvoorbeeld om instructie voor het Ralfi-lezen of het omgaan met leerlingen met ASS problematiek. Een aantal leerkrachten verricht RT taken terwijl hun groep gymles krijgt van de vakleerkracht. In het groepsplan of het OPP wordt de hulp die leerlingen krijgen in de vorm van doelen en organisatie genoteerd. De leerkracht coördineert de ondersteuning die geboden wordt en is eindverantwoordelijke. De RT-er is verantwoordelijk voor de overdracht van observaties en resultaten van de leerlingen aan de leerkracht. Incidenteel en in overleg met de leerkracht/IB-er wordt de RT-er ingezet bij het afnemen van individuelele toetsen. Ouders worden in overleg ingezet voor extra inoefening, niet primair voor het geven van instructie. Per schooljaar wordt opnieuw bekeken hoeveel uren er uit de fomatie vrijgemaakt kunnen worden voor RT taken.
8.2.
Taakomschrijving voor de intern begeleider
We zijn als team verantwoordelijk voor goed onderwijs en hanteren de uitgangspunten passend bij de school als lerende organisatie: we maken gebruik van de aanwezige kennis en kwaliteiten binnen het team en leren van elkaar. Uitgangspunt voor de zorg: leerkracht is eindverantwoordelijk voor de zorg betreffende de leerlingen in zijn of haar groep. IB-er heeft coachende en dus ondersteunende en begeleidende rol. De intern begeleider bevindt zich in de stafpositie. Dit betekent dat de intern begeleider door de leerkrachten, de directie en het onderwijsondersteunend personeel ter ondersteuning gevraagd kan worden. De intern begeleider kan ter ondersteuning gevraagd worden met als doel het overdragen van expertise die de leerkracht in staat stelt om zelf tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van de leerling of de leerlingen. De intern begeleider houdt zicht op de organisatorische-, pedagogische- en didactische vaardigheden van de leerkracht die nodig zijn om een effectief onderwijsaanbod te realiseren. De intern begeleider bewaakt de doorgaande lijn betreffende de zorg aan de leerlingen en ontwikkelt zorgaanbod binnen de school. Dit gebeurt op school-, groeps-, en leerlingniveau. De intern begeleider is op de hoogte van hoe de samenwerking in de regio geregeld is. De intern begeleider is betrokken bij het realiseren van samenwerking om te komen tot een passend onderwijsaanbod voor leerlingen die niet op de eigen school kunnen worden opgevangen. De intern begeleider heeft zicht op interne en externe trends. Op basis van deze trends ontwikkelt de interne begeleider, in samenwerking met de directie, onderwijskundig beleid. Dit beleid wordt regelmatig geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. 34
Dit document is geen statisch document. Jaarlijks wordt, door de IB-ers in samenwerking met de directie, in de periode rondom de evaluatievergadering dit document geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. Functieprofiel 1. Begeleidende en coachende taken. Begeleiden van leerkrachten bij hun didactisch en pedagogisch handelen gerelateerd aan schoolbeleid; Geeft leiding aan groepsbesprekingen met de leerkrachten; Observeren van leerlingen in klassensituaties, bespreken van de observatie met de leerkracht en/of ouders, adviseren ten aanzien van vervolgstappen/onderwijsbehoeften; Begeleiden van de leerkracht bij het opstellen van eigen leerlijnen en groepsplannen van leerlingen; Collegiale consultatie verlenen, waarbij de leerkracht de verantwoordelijkheid houdt; Leerkrachten ondersteunen bij het zoeken van remediërend materiaal; Systematisch klassenbezoeken afleggen en leerkrachten begeleiden ten aanzien van het klassenmanagement en instructievaardigheden, wanneer daar behoefte aan is; Leerkrachten ondersteunen bij gesprekken met ouders van zorgleerlingen; Neemt initiatief tot overleg met leerkrachten over speciale toetsafnames; Biedt de leerkracht ondersteuning bij de verslaglegging van contacten met externen. 2. Taken ten aanzien van onderzoek. Bepalen of extra onderzoek, intern of extern, geïndiceerd is en dit onderzoek op schoolniveau organiseren en coördineren; Interpreteren van onderzoek door externen, eventueel in samenwerking met leden van het Groot Zorgteam; Samen met de leerkracht, ouders, directie en eventueel ingeschakelde instantie onderzoeken of aanmelding bij het speciaal (basis)onderwijs wenselijk, dan wel noodzakelijk is; Bekijken van de toetsgegevens en/of groepsoverzichten en deze analyseren en advies geven omtrent het beleid; Data geschikt maken voor trendanalyse door het team; Structureel inplannen en mogelijkheid realiseren tot bespreken van de resultaten op jaargroep-, bouw- en schoolniveau. De zorgverbreding binnen de school als organisatie evalueren; In beeld brengen van de didactische leerlijnen binnen de school en samen met het team tot mogelijkheden tot verbetering hiervan onderzoeken; Initiatief nemen bij het opstellen van een zorgplan. 3. Beheersmatige taken. Ontwerpen van werkbare zorgdocumenten, passend bij onze school en deze actueel houden; Zorg dragen voor de opzet van de orthotheek en het bijhouden hiervan; Zorg dragen voor de aanwezigheid van recent toetsmateriaal; 4. Organisatorische taken. Coördineren van de leerlingenzorg op schoolniveau en het opstellen van procedures, protocollen, regels en afspraken; Bewaken van procedures en toezien op het naleven van de afspraken; Opstellen van een toetskalender en zorg dragen voor de naleving hiervan; Bewaken van het opstellen van begeleidings- en handelingsplannen; Coördineren van de verwijzing van een leerling voor externe zorg; 35
Is verantwoordelijk voor de overdracht van het zorgdossier van tussentijdse uitstromers en schoolverlaters richting het VO. Organiseren overleg tussen ouders, groepsleerkrachten en in-, en externe behandelaars; Zorg dragen voor samenwerking en afstemming tussen school en externe partijen;
5. Innoverende taken. Zich richten op de onderwijskundige inhouden, zoals: protocollen, regels, methodieken, beleidscyclus, adaptieve ruimte, onderwijsinhouden en –vormen, didactiek en pedagogiek; Het team op de hoogte stellen van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van zorgverbreding, materialen, methodes, orthodidactische middelen; Meedenken bij het schoolplan en het meerjarenbeleidsplan en deze uitwerking per jaar plannen; Zorgen voor kennisoverdracht bij inhoudelijke vergaderingen; Leerkrachten handvaten geven om te komen tot verbetering van didactisch en sociaalemotioneel functioneren van de leerlingen binnen de school. Ondersteunend beschikbaar bij de keus voor nieuwe methoden en deze mede implementeren en daarmee een bijdrage leveren aan de vernieuwing van het onderwijsaanbod; Implementeren van nieuwe onderwijsontwikkelingen door beleid uit te zetten en leerkrachten naar behoefte te scholen; Deelnemen aan de vergaderingen van het managementteam betreffende zorgaangelegenheden en adviseren en meedenken ten aanzien van het (onderwijskundig)beleid van de school; Voorstellen doen ten aanzien van de nascholing van het team met betrekking tot de didactische aanpak en pedagogische lijn; 6. Taken ten aanzien van het samenwerken met externen. Toezien op educatief partnerschap tussen ouders en school als basis voor een goede samenwerking; Overleggen met ouders/verzorgers en leerkracht over hun kinderen en over zaken die de zorg en het onderwijs betreffen om optimale afstemming en gedeelde verantwoordelijkheid mogelijk te maken; IB-er bewaakt de externe contacten en is eerste aanspreekpunt. In overleg met de leerkracht wordt bepaald wie het contact heeft met de externen. Met ouders/verzorgers en leerkracht de aanmelding bij externe hulpverlenende instanties/personen bespreken; Afstemmen van de interne hulpvraag met externe hulpverlenende instanties/personen van onderzoekende, begeleidende of verwijzende aard; De aanvraag van een leerlinggebonden financiering en leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) bij de Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) of de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) begeleiden, waaronder het (laten) invullen van het onderwijskundig rapport; Het proces van plaatsing op het speciaal (basis)onderwijs, praktijkonderwijs of voorgezet speciaal onderwijs bij de CvI of de PCL coördineren en afstemmen; Participeren in externe netwerken, zoals het Groot Zorgteam, IB-netwerk en het Samenwerkingsverband; Informatie uitwisselen met (bovenschoolse) onderwijsinstellingen/personen met betrekking tot de leerling; Mede het schooltoezicht voorbereiden en deelnemen aan de dialoog met onderwijsinspectie; Ervoor zorgen dat leerkrachten weten met welke instellingen de school contacten onderhoudt; In de schoolgids de paragrafen opstellen en actueel houden ten aanzien van de zorg voor leerlingen; 36
7. Taken ten aanzien van zelfreflectie en ontwikkeling. De ontwikkeling van de eigen bekwaamheid afstemmen op het beleid van de school; Vormgeven aan haar functie van intern begeleider en deze ontwikkelen binnen de context van de schoolorganisatie; Op een planmatige manier aan haar verdere ontwikkeling werken; Zich op de hoogte stellen van nationale en internationale ontwikkelingen in het onderwijs en speciaal op het vakgebied.
37
Hoofdstuk 9:
Doelen
De komende jaren zal de nadruk vooral liggen op de invoering van Passend Onderwijs en de daarmee samenhangende professionalisering van het team en het verhogen van de opbrengsten op groeps- en leerlingniveau. De doelen die zijn geformuleerd vormen hiervan een afspiegeling. Dit onderdeel van het zorgplan is geen statisch geheel, maar een leidraad bij de schoolontwikkeling. Uiteraard willen wij blijven inspelen op nieuwe trends en ontwikkelingen zowel binnen als buiten de school. Het kan derhalve voorkomen dat er tussentijds doelen worden toegevoegd of aangescherpt. Indien doelen eerder behaald zijn dan gepland, worden de doelen ook vervangen en geactualiseerd. 2011-2015 Verdere implementatie en uitbreiding van de 1- zorgroute. In schooljaar 2011-2012 gaat de kleuterbouw gaat zich richten op groepsplannen m.b.t. motoriek en de groepen 3 t/m 8 op spelling. Borging van het gebruik van het IGDI-model en het model Taakgerichte werksfeer bij de verschillende vakgebieden. Verbeteren van de ouderbetrokkenheid en het verder vormgeven van educatief partnerschap, passend bij de gestelde missie en visie van de school. Opbrengsten van spelling en begrijpend lezen verbeteren. In schooljaar 2010-2011 signaleerden wij zorgsignalen aan de hand van de trendanalyse. Met het team zijn schoolafspraken gemaakt die de komende jaren vragen om evaluatie en indien nodig bijstelling en borging. Passend onderwijs verder ontwikkelen aan de hand van landelijke en regionale ontwikkelingen. Agora stuurt in deze aan. Opbrengst gericht werken integreren in de 1-zorgroute. Vanaf schooljaar 2011-2012 experimenteren wij schoolbreed met uitgangspunten van Continuous Improvement (CI). Aan het eind van dit schooljaar wordt geëvalueerd of deze werkwijze bij ons past. Doel is het meer betrekken van leerlingen bij hun eigen leerproces en leerontwikkeling. Tevens vindt er steeds meer een verschuiving plaats van het analyseren van de resultaten, zowel op groeps- als op schoolniveau. De leerkrachten krijgen zelf steeds meer verantwoordelijkheid voor het analyseren van het leerstofaanbod en het formuleren van actiepunten. De IB-er heeft hierbij een coachende rol en houdt zicht op de vorderingen en de (schoolbreed) gestelde doelen. Beleidsvorming: In schooljaar 2011-2012 werken de IB-ers aan de afronding van het beleidsplan voor meerbegaafden/hoogbegaafden en het beleidsplan dyslexie. Doormiddel van de cyclus PDCA streven wij ernaar om gedragenheid in het team te creëren. De plannen worden aan de MR voorgelegd. Het streven is om in schooljaar 2012-2013 alle ouders op de hoogte te stellen. Het integreren van de referentieniveaus in het leerstofaanbod binnen de school. Leerkrachten dienen op de hoogte te zijn van de niveaus en hiernaar kunnen handelen. Deze niveaus zijn te herkennen in de groepsplannen.
38