Nr. 8
Zitting van donderdag 27 oktober 2011 Voorzitter: de heer P. IJssels, burgemeester. Aanwezig zijn de leden: de heren F.M.Th. Barth en H.H.W. Bax, mevrouw G.H. Biesheuvelvan Diemen, de heren R.J.J. van Breemen en H. Chaaby, de dames N. van Dalen-Eggink en E.L. Dansen, de heren F. Duijnhouwer en I. Elmaci, de dames J.A.G. Hania-van Emmerik en J.T.E. Hoogesteger, de heren A. Koçak en L.R.J. van Luijk, de dames A. Mager-Schroten, A.G. van Maaren en M.J. Molengraaf-Vullers, de heren C. Van der Roest en P.C.J. Schefferlie, de dames I.J. Stam en G.W. Soudain en de heren I. Tekir en M. Wildschut. Griffier: de heer H. Andeweg. Tevens aanwezig: de wethouders mevrouw B.J.P. van der Torren en de heren A.P. Faro, J.C. Oostrum en A.J. Rijsdijk, alsmede de heer G. Biesheuvel, waarnemend gemeentesecretaris. Afwezig de heer C.J.J. Wientjes.
* AGENDA: 1. Opening. .................................................................................................................................................................. 1 2. Vaststelling agenda. ................................................................................................................................................. 1 3. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is. .......................................................................... 2 4. Vaststelling van de notulen van de raadsvergadering van 6 september 2011. ......................................................... 2 5. Ingekomen stukken. ................................................................................................................................................. 2 6. Auditplan 2011 (aanpak accountantscontrole) (nr. 2011-696). ................................................................................ 2 7. Rekenkamerrapport Wet maatschappelijke ondersteuning (nr. 2011-715) .............................................................. 9 8. Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (nr. 2011-714) ........................................................................................... 27 9. Aanpassing verordening leerlingenvervoer gemeente Gorinchem 2012 (nr. 2011-563) ........................................ 41 10. Sluiting. .................................................................................................................................................................. 43
* 1. Opening.
De voorzitter: Ik open de vergadering en heet u van harte welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Wientjes; de heer Wildschut heeft laten weten wat later ter vergadering te zullen komen. 2. Vaststelling agenda.
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
I-1
3. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is.
Door het lot wordt aangewezen mevrouw Van Maaren. 4. Vaststelling van de notulen van de raadsvergadering van 6 september 2011.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen ongewijzigd vastgesteld. 5. Ingekomen stukken. J. Informatiebrieven van het college 1 2 3 4 5
Informatiebrief Toekomst Centrummarkt Informatiebrief Ontwikkeling locatie ‘voormalig politiebureau Smakheul’ Informatiebrief Uitspraken Raad van State inzake procedures ‘Kok Gorinchem’ Informatiebrief Voorlopige voorziening wokrestaurant Franklinweg 5 Informatiebrief Motie uitbreiding camperrecreatie
649 703 698 707 706
01.09.2011 01.09.2011 05.09.2011 06.09.2011 22.09.2011
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze brieven voor kennisgeving aangenomen. 6. Auditplan 2011 (aanpak accountantscontrole) (nr. 2011-696). 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel U stelt elk jaar conform artikel 213 van de Gemeentewet het zogeheten auditplan, de aanpak accountantscontrole vast. Het auditplan is gericht op de specifieke ontwikkelingen, aandachtspunten en risico's bezien vanuit het perspectief accountant. Dit raadsvoorstel bevat de focus op de belangrijkste risicopunten controle door de accountant voor het jaar 2011. De aanpak van de accountant wordt gekenmerkt door een gerichte risicobenadering. Wij stellen u voor om: 1. Het auditplan 2011 gemeente Gorinchem van augustus 2011, waarin de accountant de focus legt op de volgende risicovolle financiële stromen en jaarrekeningposten, onder andere: grondexploitatie, waardering deelnemingen (kredietcrisis), verbonden partijen, inkoop en aanbesteding, onderhoudsvoorzieningen, niet uit de balans blijkende verplichtingen, overlopende activa/ passiva, interne controle zoals verwoord op de pagina's 5 tot en met 7 auditplan, vast te stellen; 2. De norm voor de goedkeuringstolerantie van maximaal 1 procent van de totale lasten van de gemeente (€ 1,3 miljoen) te handhaven. De norm voor de onzekerheden in de controle bedraagt maximaal 3 procent van de totale lasten van de gemeente (€ 3,9 miljoen); 3. De norm voor de rapporteringstolerantie voor de jaarrekening als geheel te handhaven ad €100.000; 4. Met instemming kennis te nemen van het bijgevoegde normenkader rechtmatigheid 2011. 2. Fase trechter Keuzefase. 3. Inleiding /aanleiding U heeft op 23 december 2004 de controleverordening art. 213 Gemeentewet gemeente Gorinchem vastgesteld. Deze verordening richt zich vooral op de wijze waarop de raad kan controleren. Een rol daarin is weggelegd voor de accountant die door de raad zelf wordt benoemd en met wie de raad afspraken maakt over de controle. Richtlijn daarbij is vanaf 2004 het zogeheten Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten. Het besluit accountantscontrole geeft helder de taken en bevoegdheden van de raad, het college en de accountant op het terrein van de accountantscontrole aan. De accountant, die door de raad m september 2009 opnieuw is aangewezen, heeft daarom een auditplan gemeente Gorinchem 2011 opge-
I-2
steld. Het auditplan komt jaarlijks terug op de agenda van de raad omdat het uw budgetrecht en uw controlerende rol raakt. Overigens is met u een aantal afspraken gemaakt in het kader van de controlerende rol raad. In de financiële verordening art. 212 Gemeentewet zijn deze afspraken vastgelegd (raadsbesluit 16 juni 2011). Het doel van het auditplan Gemeente Gorinchem 2011 is om met de raad afspraken te maken over de aandachtspunten en risicovelden van de controle. Door in te stemmen met het auditplan accountantscontrole, geeft u de accountant de kaders mee voor de controle 2011. 4. Inhoud / Kaders Het auditplan legt het accent op een gerichte risicobenadering die blootlegt wat verbeterd kan worden. De accountant de focus legt op de volgende risicovolle financiële stromen en jaarrekeningposten zoals verwoord op de pagina's 5 tot en met 7 uit het auditplan. Het betreffen de posten: – Grondexploitatie: als gevolg van de economische crisis kan volgens de accountant de onderhanden werkpositie in de grondexploitatie oplopen, met het risico dat de gemaakte kosten niet meer worden terugverdiend bij verkoop van kavels; – Waardering deelnemingen (kredietcrisis): de economische crisis leidt volgens de accountant tot de vraag of de waardering op verkrijgingsprijs van deelnemingen nog een getrouw beeld geeft. Risico: te hoge waardering van de deelnemingen in de jaarrekening; – Verbonden partijen: financiële tekorten van verbonden partijen die volgens de accountant kunnen worden afgewenteld op de gemeenten zijn niet juist, volledig en tijdig verwerkt in de jaarrekening; – Inkoop en aanbesteding: risico dat niet wordt voldaan aan de EU-aanbestedingsregels en de voorwaarden van het inkoop- en aanbestedingsbeleid, aldus de accountant; – Onderhoudsvoorzieningen: waardering van de voorzieningen is niet of onvoldoende onderbouwd met meerjaren beheerplannen, aldus de accountant; – Niet uit de balans blijkende verplichtingen, overlopende activa/ passiva: de accountant geeft aan dat het risico bestaat dat niet uit de balans blijkende verplichtingen als gevolg van de economische ontwikkelingen worden uitgeoefend. Als gevolg van de economische crisis en verwachte bezuinigingen kan de overlopende passiva (volgens het BBV zijn overlopende passiva verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen, met uitzondering van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume) te laag en de Overlopende activa (onder overlopende activa vallen volgens het BBV de volgende posten: de van Nederlandse en Europese overheidslichamen nog te ontvangen voorschotbedragen die ontstaan door voorfinanciering op uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel. De overige nog te ontvangen bedragen en vooruitbetaalde bedragen die ten laste van volgende begrotingsjaren komen) te hoog zijn verantwoord; – Interne controle: voor het uitoefenen van een efficiënte en effectieve accountantscontrole is de kwaliteit van de interne controle volgens de accountant cruciaal. Het risico bestaat dat niet kan worden gesteund op de werkzaamheden van de interne controle. De accountant geeft aan dat zij gepaste, maar geen overbodige controlewerkzaamheden uitvoeren. Immers binnen het ambtelijke apparaat zijn afspraken gemaakt over de wijze van interne controles die in het kader van rechtmatigheid worden uitgevoerd. De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in de jaarrekening mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers wordt beïnvloed. De norm voor de goedkeuringstolerantie van maximaal 1 procent van de totale lasten van de gemeente (1% * € 130 miljoen totale lasten 2010 = € 1,3 miljoen) te handhaven. De norm voor de onzekerheden in de controle bedraagt maximaal 3 procent van de totale lasten van de gemeente (3% * € 130 miljoen totale lasten 2010 zoals blijkt uit het programmaverslag 2010 = € 3,9 miljoen).
I-3
De norm voor de rapporteringstolerantie 2011 voor de jaarrekening als geheel wordt zoals gebruikelijk gesteld op € 100.000 voor fouten en onzekerheden in de jaarrekening 2011. U heeft hier toe besloten op 23 april 2009 in de geactualiseerde raadsnotitie Financieel afwijkingenbeleid / budgetspelregels. Wij adviseren de norm van de rapporteringstolerantie te handhaven. Wij werken zoals u weet met een zogeheten bestuurdersverklaring naast de bestaande accountantsverklaring. Wij zijn van plan ook in het programmaverslag 2011 een bestuurdersverklaring op te nemen. Wij geven daarbij aan in hoeverre bij de financiële beheershandelingen de relevante regelgeving ten aanzien van de financiële aspecten is nageleefd. Het verhelderen van de verantwoordelijkheden raad, college en management staat hierbij centraal. Normenkader rechtmatigheid Het normenkader rechtmatigheid 2011 is een technisch werkdocument voor de accountant. Uw besluit betreft met instemming kennis nemen van het normenkader. Het normenkader is een verzameling van verordeningen die u al heeft vastgesteld. 5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten Controleverordening art. 213 Gemeentewet, financiële verordening art. 212 Gemeentewet en beleidskader Weerstandsvermogen. 6. Betrokkenheid derden Niet van toepassing. 7. Beoogd effect Een goedkeurende verklaring, beheersing van de bedrijfsprocessen via adequaat risicomanagement. 8. Risico's of kansen Niet van toepassing 9. Financiële consequenties Niet van toepassing 10. Vervolgproces Via een raadsinformatiebrief wordt u geïnformeerd over de uitkomsten van de interim controle 2011, te starten eind oktober 2011. U ontvangt de uitkomsten van de definitieve controle in juni 2012. 11. Communicatie Op de gebruikelijke wijze. 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst Geen aanvullingen. 13. Nadere standbepaling college Niet van toepassing. 14. Definitief voorstel raad Wij stellen u voor: 1. Het auditplan 2011 gemeente Gorinchem van augustus 2011, waarin de accountant de focus legt op de volgende risicovolle financiële stromen en jaarrekeningposten, onder andere: grondexploitatie, waardering deelnemingen (kredietcrisis), verbonden partijen, inkoop en aanbesteding, onderhoudsvoorzieningen, niet uit de balans blijkende verplichtingen, overlopende activa/ passiva, interne controle zoals verwoord op de pagina's 5 tot en met 7 auditplan, vast te stellen; 2. De norm voor de goedkeuringstolerantie van maximaal 1 procent van de totale lasten van de gemeente (€ 1,3 miljoen) te handhaven. De norm voor de onzekerheden in de controle bedraagt maximaal 3 procent van de totale lasten van de gemeente (€ 3,9 miljoen); 3. De norm voor de rapporteringstolerantie voor de jaarrekening als geheel te handhaven ad €100.000; 4. Met instemming kennis te nemen van het bijgevoegde normenkader rechtmatigheid 2011.
I-4
De heer Duijnhouwer: Mijnheer de voorzitter. Op gevaar af dat ik buiten de orde ga, moet mij om te beginnen het volgende van het hart. Vanavond las ik in de NRC: Of Mauro weg, of Cruijff weg. Hoewel ik een verwoede Ajax-fan ben, mag Cruijff wat mij betreft weg en Mauro blijven… De voorzitter: Cruijff zit al in Spanje en als hij daar blijft, is het geen probleem! De heer Duijnhouwer: Goed, ter zake. Het auditplan 2011, de accountantscontrole, is een belangrijk stuk voor de raad. De raad heeft een aantal bevoegdheden, waaronder het budgetrecht, maar ook bepaalde verplichtingen waar het betreft de controle op de gemeentelijke financiën. De accountant is daarbij een hulpje voor ons en geeft ons een aantal suggesties in overweging waarover we vanavond in een plan besluiten moeten nemen. Ik kan uitgebreid op het stuk ingaan, maar zal me beperken tot enkele belangrijke punten die de laatste maanden ter discussie staan en die betreffen onder andere de verbonden partijen, de onderhoudsvoorzieningen en, als gevolg van de kredietcrisis, of zo u wilt economische crisis, de grondexploitatie, die volgens mij dit jaar een blok aan het been zal worden voor een aantal gemeenten. Vorige week hebben we in Binnenlands Bestuur kunnen lezen dat tegen de 10% van de gemeenten behoorlijk in de problemen dreigt te komen door het opgebruiken van de reserves en het niet binnenhalen van inkomsten door de verkoop van allerlei kavels grond. In Gorinchem hebben we het momenteel redelijk in de hand, heb ik begrepen, maar het blijft een ongewisse factor in de komende jaren. Van de wethouder wil ik hierop graag een toelichting hebben, want de reserves raken op en hoe het zich de komende jaren zal ontwikkelen is zo onvoorspelbaar als het weer. Europa heeft weliswaar weer wat vertrouwen gekregen door de besluiten die vannacht zijn genomen, maar de details zijn absoluut nog niet bekend en ik heb er zo mijn twijfels bij. Ook de grondexploitatie is een onzeker financieel geheel en kan volgens Deloitte, onze accountant, gevolgen hebben voor minimaal 10% van de gemeenten in Gorinchem…. De voorzitter: Gorinchem is een gemeente en heeft geen 10% andere gemeenten in zich hoor! De heer Duijnhouwer: Oké, ik wil ook niet zeggen dat wij naar de artikel 12-status toe glijden… De voorzitter: Dat moet u ook helemaal niet zeggen, want dat blijkt nergens uit. De heer Duijnhouwer: Ik geef iedereen vanavond het voordeel van de twijfel. Wij hebben vertrouwen in de accountant die met een aantal voorstellen is gekomen en wij nemen hierin onze verantwoordelijkheid. De PvdA-fractie kan zich vinden in de voorstellen die voorliggen. Nog één opmerking wil ik tenslotte maken over het normenkader rechtmatigheid. Het verbaast mij iedere keer weer met welke verordeningen, regelingen en wetten de gemeente geconfronteerd wordt. Ik hoop echter op het regeerakkoord van dit kabinet, dat heeft aangekondigd behoorlijk te zullen gaan snoeien in alle regelingen en voorstellen richting gemeenten…
I-5
De voorzitter: Daar is dit kabinet niet uniek in. De afgelopen tien kabinetten hebben ongeveer dezelfde frase opgenomen. De heer Duijnhouwer: Ik weet dat uw geheugen u niet in de steek laat, maar ik wil me nu tot de actualiteit bepalen. Ik hoop dat er iets meer duidelijkheid zal komen in alle wetten, verordeningen en regelingen, want er komt van alles op de gemeente af. Uiteindelijk echter gaat de PvdA-fractie akkoord met de voorliggende voorstellen. De heer Barth: Mijnheer de voorzitter. De grappen en grollen hebben zojuist al de revue gepasseerd en daarom wil ik maar meteen to the point komen… De heer Duijnhouwer: Ik was toch heel serieus! De heer Barth: Ik heb ervan genoten hoor. Het is confronterend vast te stellen dat de normen voor goedkeuringstolerantie en voor onzekerheden in absolute zin zijn afgenomen. Bedroeg de goedkeuringstolerantie in de audit 2010 nog € 1,5 miljoen, voor 2011 is het € 1,3 miljoen, terwijl de norm voor onzekerheden is gedaald van € 4,5 miljoen tot € 3,9 miljoen. Een aanscherping? Nee, veroorzaakt door gedaalde gemeentelijke lasten: geen groei meer, maar krimp. In relatieve zin zijn de normen namelijk onveranderd. Hiermee is de toon voor de audit 2011 gezet. Alertheid op de risicovolle financiële stromen is noodzakelijk. De door de accountant voorgestelde zeven aandachtsgebieden spreken ons aan, waarbij wij ons realiseren dat met de accountantscontrole wordt teruggezien en getoetst op bestaande kaders. Een belangrijk door de accountant voorgesteld risicoveld vindt de fractie ChristenUnie/SGP de onderhoudsvoorzieningen. De boekhoudkundige situatie kan afwijken van de werkelijkheid. Toetsing van de meerjarenonderhoudsplanning met de praktijk kan verrassingen voorkomen. Ik noem in dat kader maar de staat van onderhoud van De Nieuwe Doelen en de risico’s waarmee we geconfronteerd zijn bij de Stichting Beheer Gemeentelijke Accommodaties. De gemeente moet zich nadrukkelijker de vraag stellen hoe dergelijke afwijkingen kunnen worden voorkomen. Wij stemmen in met de door Deloitte aangegeven aanpak zoals verwoord in het voorliggende raadsvoorstel. (De heer Wildschut komt te 19.45 uur ter vergadering.) De heer Tekir: Mijnheer de voorzitter. Zoals ieder jaar het geval is, stellen we ook dit jaar het auditplan voor het nieuwe controlejaar vast. Dit plan beschrijft in het kort de wijze waarop de accountant zijn controlewerkzaamheden voor 2011 zal uitvoeren. Belangrijk is dat de accountant daarbij probeert tot een gerichte risicobenadering te komen. Onze fractie kan zich goed vinden in deze aanpak van de accountant. Iedere gemeente kent immers haar eigen dynamiek, complexiteit en daarmee samenhangende kansen en risico’s. Het is daarom goed, en noodzakelijk, dat voor de specifieke invulling van dit plan te rade wordt gegaan bij de gemeenteraad, die tenslotte de opdrachtgever is van de accountant. Nu bevat het auditplan nog risicopunten, bezien vanuit het perspectief van de accountant zelf. Hoewel deze meer generieke risicopunten valide zijn, is het goed dat de gemeenteraad zich jaarlijks blijft afvragen welke specifieke risicopunten die ‘des Go-
I-6
rinchems’ zijn hieraan toegevoegd kunnen worden. Op deze manier kan dit instrument ten volle bijdragen aan de controlerende rol van deze gemeenteraad. Na dit pleidooi te hebben gehouden, wil ik een tweetal punten opvoeren die de fractie van GroenLinks graag wil terugzien in het auditplan 2011. Overigens zijn deze punten ook al genoemd tijdens de raadsbijeenkomst, waarop de accountant ook positief heeft gereageerd. Opvallend genoeg zien we deze punten echter niet terug in het definitieve raadsvoorstel. Onder het kopje Uitkomsten raadsbijeenkomst staat nu dat er geen aanvullingen zijn gedaan, terwijl ik mij goed kan herinneren dat met ons ook andere fracties – van wie er zojuist één aan het woord is geweest – aandachtspunten hebben meegegeven. Graag zien we daarom dat hiermee in het vervolg zorgvuldiger wordt omgegaan… De voorzitter: Kunt u wat concreter zijn? Ik weet echt niet waar u het nu over hebt. De heer Tekir: Allereerst wenst de fractie van GroenLinks graag aanvullende zekerheid over de kwaliteit van het gemeentelijk risicomanagementsysteem. Risicomanagement is een belangrijk aspect in onzekere tijden. De kwaliteit hiervan is bepalend voor de paragraaf weerstandvermogen in de begroting, waardoor eventuele gebreken in het systeem kunnen leiden tot onvoldoende weerstandsvermogen. Dat lijkt ons niet wenselijk en daarom is het goed dat de raad hierover zekerheid heeft. Ten tweede wenst GroenLinks aanvullende zekerheid over het proces rondom subsidieverstrekkingen. Het staat voor ons buiten kijf dat de beleidsdoelstellingen door middel van subsidies moeten worden gestimuleerd, maar daar moet wel een bestendige gedragslijn in zitten. Dit betekent onder andere dat gemaakte afspraken op afgesproken tijdstippen worden nagekomen en dat hieraan zo nodig consequenties worden verbonden. De accountant merkte in dit kader terecht op dat hierbij vooral gekeken wordt naar het proces binnen de gemeente en niet binnen de ontvangende partij. In die aanpak kunnen wij ons ten volle vinden. Graag zien wij de resultaten op deze en andere risicopunten uit het auditplan terug in de hierna volgende rapportages. Wij wensen de accountant daarbij veel succes. Wethouder Van der Torren: Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen zou ik de raad willen bedanken voor de instemmende reacties, maar dat hoef ik eigenlijk niet te doen, want dat doet hij zelf; de accountant adviseert immers de raad en dus kan hij zich zelf daarvoor bedanken. De heer Duijnhouwer kan ik verzekeren dat de situatie rond de grondexploitatie continu onze volle aandacht heeft. We zijn bijvoorbeeld in onderhandeling over de grondexploitatie Mollenburg en ik kan eraan toevoegen dat dat er heel positief uit ziet, al moet ik er in deze tijd misschien bij zeggen dat het relatief positief is. Binnenkort hopen we de raad daarover nader te kunnen berichten. Er zijn nog een paar andere grote grondexploitaties, die ik ook maar even wil noemen. Voor het bedrijventerrein Gorinchem-Noord hebben wij niet met de economische situatie te maken en verwachten wij prima emplooi, zij het dat daar wel de op- en afritten op de A27 een rol spelen. Wij doen er alles aan om die zo snel mogelijk gerealiseerd te krijgen. Andere grote projecten zijn de Lingewijk en Hoog-Dalem en daarover vindt bijna continu overleg plaats, vandaag zelfs nog tijdens de lunch, boterham kauwend en al, om te zien hoe we daar op de beste manier uit kunnen komen.
I-7
De opmerking die de PvdA over de reserves heeft gemaakt wil ik graag ontkrachten. De stand van de algemene exploitatiereserve was in 2010 € 8,9 miljoen en bij de perspectiefnota is een plan gemaakt om die aan te vullen tot een bedrag van € 18 miljoen. Met het laatste voorstel, waarmee we een beetje pas op de plaats maken met het invullen van de bezuinigingen – reculer pour mieux sauter voor de Franskenners onder ons, oftewel: even tijd nemen om beter tot uitvoering te komen –, hebben we een kleine achteruitgang van € 0,6 miljoen op die geplande € 18 miljoen, maar we hebben alle tijd om daar weer naar te kijken. De voorzitter: Ik heb u rustig laten uitpraten, maar zoals de heer Duinhouwer eerder terecht opmerkte dat hij buiten de orde was, worden nu ook buiten de orde een aantal antwoorden gegeven op vragen die eigenlijk in het begrotingsproces thuishoren en niet zozeer bij de audit van de accountant. Het antwoord is nu gegeven, maar ik waarschuw er alvast voor dat het buiten de orde zal worden verklaard als er in tweede termijn op wordt teruggekomen. Wethouder Van der Torren: Ik dacht: dan hebben we dat alvast maar gehad en hebben we bij de behandeling van de begroting misschien wat minder te doen, maar met het schaamrood op de kaken moet ik u helemaal gelijk geven. De heer Barth heeft vastgesteld – en ik kan hem alleen maar complimenteren dat hij daarop is gekomen – dat het confronterend is dat de normen voor goedkeuringstolerantie en andere normen in absolute zin zo veranderd zijn. Het zegt inderdaad iets over deze tijd dat we van een omzet van € 150 miljoen zijn teruggegaan naar een omzet van € 130 miljoen. De onderhoudsvoorziening van de Stichting Beheer Gorinchemse Accommodaties is nu de reden geweest om dit terug te halen naar de gemeente, zodat we er dichter op zitten en beter kunnen beoordelen wat er nodig is. Met betrekking tot het risicomanagementsysteem, waarvoor GroenLinks aandacht vroeg, heeft de accountant in de audit aangegeven dat in de controle voortdurend wordt nagegaan of de processen zodanig zijn ingericht dat de risico’s goed kunnen worden ingeschat en beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de subsidieprocessen. Daarnaast zal bij de behandeling van de begroting nog een raadsopdracht worden vastgesteld…, als ik hiermee niet buiten de orde ben… De voorzitter: Nu is het juist binnen de orde! Wethouder Van der Torren: …., waarin we het subsidieproces intern gaan bekijken. De voorzitter: Het woord is in tweede termijn aan de raad. De heer Duijnhouwer: Ik heb al een gele kaart en wil niet het risico lopen van een tweede, waardoor ik de volgende wedstrijd, op 10 november, zou moeten missen. Daarom houd ik mijn mond! De voorzitter: Op zichzelf wel merkwaardig dat een PvdA’er niet het risico wil lopen rood te worden! De heer Duijnhouwer: We zijn aan het ombuigen! I-8
De heer Tekir: Mijnheer de voorzitter. Uit het antwoord van de wethouder begrijp ik dat de twee punten die door ons zijn aangevoerd standaard reeds onderdel uitmaken van de accountantscontrole, wat zou moeten betekenen dat we ze jaarlijks terug kunnen vinden in het rapport van de accountant. Dat hebben wij echter nog niet kunnen constateren, vandaar dat wij het college alsnog verzoeken deze twee punten nadrukkelijk onder de aandacht van de accountant te brengen. Wethouder Van der Torren: Mijnheer de voorzitter. Met de constatering van GroenLinks dat dit niet is terug te vinden in de rapportages kun je twee kanten op. De goede kant is dat er niets aan de hand is als je er niet iets over leest. De accountant neemt het mee in de controle en als er iets op aan te merken is, zal het gerapporteerd worden. Overigens zeg ik toe dat wij de twee door GroenLinks genoemde punten extra onder de aandacht van de accountant zullen brengen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 7. Rekenkamerrapport Wet maatschappelijke ondersteuning (nr. 2011-715) 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel De rekenkamercommissie heeft haar vijfde onderzoek naar de uitvoering Wet maatschappelijke ondersteuning afgerond. Bijgevoegd treft u onder verantwoordelijkheid van de rekenkamercommissie het onderzoeksrapport aan. Wij kiezen ervoor om op hoofdlijnen te reageren. De uitkomsten van deze discussie worden bij de uitwerking van de nota Meedoen in de Samenleving meegenomen. De aanbevelingen van de rekenkamercommissie zijn toekomstgericht en bieden handvatten voor het Wmo beleid specifiek en de wijze van rapporteren binnen de P&C cyclus in het algemeen. Wij stellen u voor: 1. Kennis te nemen van het rekenkamerrapport 'Uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), onderzoeksrapportage 2011" 2. De conclusies en aanbevelingen uit het rekenkamerrapport te betrekken bij de uitwerking van de raadsopdracht Meedoen in de samenleving. 2. Fase trechter Keuzefase 3. Inleiding / aanleiding Het college heeft met interesse kennis genomen van het rekenkamerrapport uitvoering Wmo. 4. Inhoud / Kaders De uitvoering van de Wmo is een actueel onderwerp mede in het licht van de ontwikkelingen die volgen op het rijksbeleid. Wij zien in het regeerakkoord van WD en CDA "Vrijheid en verantwoordelijkheid" een weerslag van een fundamentele herbezinning op de rol van de overheid in combinatie met forse bezuinigingen. Ook staat een groot aantal decentralisatie van taken voor de deur. De aanbevelingen uit het rekenkamerrapport luiden als volgt: 1. Vergroot de transparantie in verantwoording; 2. Maak opgave, inzet en beoogde resultaten Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden (SMART); 3. Vier je successen en geef de raad beter zicht op de uitvoering van de Wmo 4. Geef de Wmo-adviesgroep een verbindende rol. De aanbevelingen van de rekenkamercommissie zijn toekomstgericht en bieden handvatten voor het Wmo beleid specifiek en de wijze van rapporteren binnen de Planning en controlcyclus (P&C) in het al-
I-9
gemeen. Kenmerkend voor de situatie in Gorinchem is dat de komst van de Wmo voor de gemeente Gorinchem niet per definitie op alle prestatievelden tot nieuw beleid heeft geleid. Een aantal zaken was al geregeld en in eerdere beleidsnota's vastgelegd. Ten aanzien van de conclusie van de rekenkamercommissie dat het ontbreekt aan eenduidigheid in rapportages en verantwoording, merken wij op dat Gorinchem de keuze heeft gemaakt om de WMO niet als een vastomlijnd pakket te zien, maar als een veelheid aan activiteiten die met elkaar en met andere beleidsterreinen (programma's) samenhangen. Met andere woorden: de keuze is gemaakt om rapportages over de WMO niet vanuit de prestatievelden van de WMO te benaderen, maar vanuit het integrale beleid waar de WMO deel van uitmaakt. Rapportages over de WMO maken onderdeel uit van rapportages over de programma's waardoor de WMO rapportages minder als zodanig herkenbaar zijn. Door binnen de rapportages over de programma's een explicietere relatie te leggen met de prestatievelden van de WMO, denken wij dat de P&C rapportages vanuit het perspectief van de WMO aan kwaliteit winnen. Wij nemen dit mee bij de verdere uitvoering van de raadsopdracht Meedoen. 5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten Het bestaande beleid betreffen de door u vastgestelde raadsbeleidskaders Wmo en de raadsopdracht Meedoen in de samenleving. 6. Betrokkenheid derden Hieronder valt ondermeer de Wmo adviesgroep Gorinchem . 7. Beoogd effect Niet van toepassing 8. Risico's of kansen Niet van toepassing 9. Financiële consequenties Niet van toepassing. 10. Vervolgproces De uitkomsten van het Wmo - onderzoeksrapport wordt bij de uitwerking van de raadsopdracht betrokken. 11. Communicatie Op de gebruikelijke wijze. 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst Niet van toepassing 13. Nadere standbepaling college Niet van toepassing. 14. Definitief voorstel raad Wij stellen u voor: 1 Kennis te nemen van het rekenkamerrapport 'Uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), onderzoeksrapportage 2011"; 2. De conclusies en aanbevelingen uit het rekenkamerrapport te betrekken bij de uitwerking van de raadsopdracht Meedoen in de samenleving.
De voorzitter: Op de publieke tribune zijn twee leden aanwezig van de rekenkamer, de voorzitter en ons nieuwe lid, die ik van harte welkom heet. Zij kunnen beoordelen of de raad het goed begrepen heeft, maar ze mogen er niets over zeggen!
I - 10
De heer Schefferlie: Mijnheer de voorzitter. Ik weet niet of u zich mijn bijdrage nog herinnert in de raadsbijeenkomst, maar zo ja, dan zal ik me beperken tot de tweede termijn. De voorzitter: Ik neem aan dat die bijdrage een ieder nog tussen de oren zit. Mevrouw Dansen: Mijnheer de voorzitter. Zoals elk rekenkamerrapport, is ook dit rapport helder, interessant en leerzaam. De conclusies met betrekking tot de Wmo zijn gedeeltelijk hoopgevend. De gebruikers zijn net zo tevreden als in andere steden, de Wmo Adviesgroep is tevreden en het beleid wordt naar wens van de raad ruimhartig uitgevoerd. Eigenlijk gaat het beter dan de raad denkt, kun je lezen in het rapport. Een van de conclusies van de rekenkamer is dan ook dat meer transparantie jegens de raad verstandig zou zijn. Ik citeer: “Het college mist een kans voor open doel. De drieslag: wat willen we bereiken, wat hebben we daarvoor gedaan en welke middelen hebben we hiervoor ingezet, is voor de raad een black box.” Wat minder hoopgevend, in ieder geval voor de SP , is de keuze voor een Wmo Adviesgroep. De rekenkamercommissie vindt het feit dat in Gorinchem is gekozen voor een Wmo Adviesgroep en niet voor een Wmo Raad, een significant punt, omdat door deze keuze de raad buitengesloten is van communicatie met dit gremium. Mijn fractie heeft dit ervaren als een groot gemis. Zeer te spreken zijn we over de aanbevelingen voor het college die door de rekenkamer bij het rapport zijn gevoegd. Wij hopen dat ze alle vier opgevolgd zullen worden. Eindigen wil ik met een eigen aanbeveling van de SP voor dit rekenkamerrapport, maar ook voor alle volgende. Doordat dit rekenkamerrapport uitkomt in deze fase van de plan & controlcyclus, krijgt het niet de aandacht die het verdient. Ik stel dan ook voor de volgende rapportage op een rustiger moment in de raadscyclus in te plannen. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Mijnheer de voorzitter. Beginnen wil ik met een kop die boven een krantenartikel stond: Je bent beter af in Gorcum. Zo luidde het antwoord op de vraag die ik in de raadsbijeenkomst had gesteld aan de voorzitter van de rekenkamercommissie. Dit was wat mijn fractie heel graag wilde horen en dat stemt ons dus ook tot grote tevredenheid. De verdere conclusies dragen daaraan bij. Speerpunten zijn gerealiseerd, de burger is tevreden, de inkomsten en uitgaven zijn in evenwicht – in deze tijd ook wel belangrijk – de werkprocessen verlopen goed en de Wmo Adviesgroep vervult haar rol, na een moeizame start, steeds beter. U ziet: ik heb de aanbevelingen om onze successen te vieren direct maar in daden omgezet. Vanaf het moment dat de uitvoering van de Wmo naar de gemeente is toegekomen heeft Gorinchem op zijn eigen wijze invulling willen geven aan het beleid: een eigen uitvoeringsorganisatie die als winst in ieder geval snellere dienstverlening en een betere kennis van de cliënten heeft, en dus een passender aanbod, en een ruimhartig beleid ook, helemaal in lijn met de insteek van de toenmalige coalitie. Ook het uitgangspunt om de kwaliteit van de geboden zorg voorop te zetten, eerder dan de kostprijs, is een voorbeeld van die eigen invulling. Uit het rapport komt het beeld naar voren van een doe-gemeente. Nulmetingen en beschrijvingen lijken wat minder prioriteit te hebben. Op zichzelf heeft onze fractie daar
I - 11
geen moeite mee, maar, zoals het rapport ook aangeeft: dit soort gegevens zijn wel nuttig. Meteen wil ik nu maar doorgaan met de wat mindere punten die naar voren komen. De beschrijving van de maatschappelijke opgave is niet scherp genoeg. Het lijkt niet wereldschokkend, maar terecht wordt in het rapport gesteld dat deze opgave steeds verandert en dat dus actueel in beeld gebracht moet worden wat die opgave is, zodat voorkomen wordt dat we zaken aanbieden waar geen vraag naar is. De transparantie en de controlemogelijkheden van de raad worden minder positief beoordeeld. Bezie ik dan de overzichten in het rapport, bijvoorbeeld op de pagina’s 21 en 22, die speciaal zijn aangeleverd voor de commissie, dan zou ik het college willen vragen ze voortaan zo ook aan ons toe te sturen, want die zijn heel helder. Verder is wat betreft de maatschappelijke effecten, de beleidskaders, de speerpunten, de doelstellingen en de activiteiten winst te halen door scherper te formuleren en eenduidige termen te gebruiken. Dat is een continu proces, waarmee we ook op andere terreinen worstelen. De Wmo Adviesgroep wordt steeds beter betrokken bij het beleid, maar mist verbinding met de raad. Naast versterking van haar positie in de richting van de raad, moet ook de representativiteit in het oog worden gehouden. Zijn jongeren en allochtonen bijvoorbeeld voldoende vertegenwoordigd? Spreken organisaties waar veel mantelzorgers en vrijwilligers te vinden zijn, zoals kerken en moskeeën, mee? Als laatste punt van aandacht, maar niet het onbelangrijkste, is er de rol van de raad. We moeten tenslotte ook naar onszelf kijken. In het geval van de Wmo is het vertrouwen van de raad in het college terecht gebleken, maar er zit wat mij betreft ook een bijsmaak aan. In hoeverre was de ondoorzichtigheid van de materie een belemmering? De rekenkamercommissie geeft zelf aan dat het voor raadsleden eigenlijk ondoenlijk moet worden geacht de speurtocht om alle gegevens op een rijtje te zetten, aan te gaan. Daarnaast is, ironisch genoeg, het gebrek aan klachten er mede oorzaak van dat de raad vrij passief was en ervan uitging: als er geen klachten zijn, zal het wel goed zitten. Hierin zou wat ons betreft verandering moeten komen, door als raadsleden zelf informatie in te winnen, bij de Wmo Adviesgroep en andere. Alles overwegend blijft gelukkig toch het hele positieve gevoel hangen dat Gorinchem het goed doet met de Wmo. Het betrekken van de uitkomsten van dit rapport bij de raadsopdracht ‘Meedoen in de samenleving’ zal er ons inziens aan bijdragen dat de eerste conclusie ‘Je bent beter af in Gorcum’ nog versterkt zal worden. Mevrouw Mager-Schroten: Mijnheer de voorzitter. De VVD was destijds groot voorstander van de Wmo als onderwerp voor een rekenkameronderzoek en we zijn nog altijd blij met die keuze. Het rapport geeft een goede blik op de Wmo, de uitvoering en de aspecten, intern en ook richting raad. Het is een mooi uitgangspunt voor de raadsopdracht ‘Meedoen in de samenleving’ die we later gaan uitwerken. Complimenten zijn er in het rekenkamerrapport voor de uitvoering. Het is jammer dat rapportage en verantwoording hier en daar achter blijven. Ook kunnen wij kritisch zijn op onszelf, zoals mevrouw Molengraag zojuist ook zei. Ook wij kunnen ons best doen om feiten boven water te krijgen en als er geen aanleiding toe is toch zelf onze verantwoording te nemen.
I - 12
In het rapport is een kleine benchmark weergegeven en daarin is Gorinchem de kleinste gemeente. Wel heeft ze in vergelijking grote uitgaven in de Wmo. Hieruit blijkt dan ook het ruimhartige beleid waardoor uitgaven inkomsten overstijgen. Met de komende structurele bezuinigingen zal ook de Wmo iets van z’n Gorinchemse glans moeten gaan verliezen, vrezen wij. Mevrouw Van Maaren: Mijnheer de voorzitter. Het CDA is zeer tevreden met het resultaat van het onderzoek van de rekenkamercommissie naar de Wmo. Het biedt duidelijk inzicht in de vraag waar we nu staan in Gorinchem, goed dus, en dat aan de vooravond van grote veranderingen op dit beleidsterrein. Het citaat uit het huidige regeerakkoord is leuk, maar volgens ons niet gebruikelijk en geeft iets kleuring aan wat een neutraal kader zou behoren te zijn. De herbezinning van de rol van de overheid in het kader van de komende bezuinigingen is niet uit luxe geboren, maar een noodzakelijke ingreep om ook jongere generaties perspectief te kunnen bieden in moeilijke situaties, waarvoor de Wmo bedoeld is. Geld begint een schaars goed te worden, internationaal, landelijk en ook lokaal, maar met elkaar moeten we ervoor zorgen dat zorg niet een schaars goed gaat worden. Vier je successen, dat zouden we zeker meer mogen doen als lokaal bestuur, maar dat zit helaas niet in onze calvinistische aard. Maar de vraag is ook: deel mogelijke tegenslagen voor een volledig inzicht. Dit wordt door het college steeds vaker en in een eerder stadium gedaan, waardoor we flexibeler zijn in het bijstellen van beleid en/of budgetteringen. Zeker bij nieuwe wetgeving is het af te leggen pad voor de gemeente en/of regio vaak nog zanderig en kun je je er eenvoudig in verzwikken. Daarom is het CDA voor transparantie. Het niet rapporteren vanuit de prestatievelden van de Wmo heeft in Gorinchem niet geleid tot een onvolledig beleid, maar juist tot een goed beleid. Het CDA lokaal en landelijk stimuleert deze benaderingswijze van het Wmo-beleid. Nu, met de komst van nieuwe wetgeving, verzoeken wij het college om vanuit de huidige werkwijze een model te bedenken dat het de raad mogelijk maakt in zijn controlerende functie ook de nieuwe prestaties in relatie tot de Wmo te beoordelen, waardoor het voor ons ook wat duidelijker wordt in hoeverre de nieuwe wetgeving passend is bij wat wij moeten doen. Nogmaals: wij waarderen de rekenkamer voor haar inzet en kijken uit naar het volgende onderzoek. De heer Tekir: Mijnheer de voorzitter. Met dank aan de rekenkamercommissie – de heren zijn vanavond aanwezig… De voorzitter: Mevrouw en meneer! De heer Tekir: Sorry; we hebben inderdaad met een nieuwe ledensamenstelling te maken. De commissie wil ik namens de fractie van GroenLinks bedanken en onze waardering uitspreken voor het onderzoek dat is gedaan en de inzichten die daardoor zijn geboden. Weer blijkt maar eens dat een rekenkamercommissie voor de nodige diepgang kan zorgen en daarmee een bijdrage levert aan het debat in de raad. Nog mooier is dat uit dit onderzoek blijkt dat het gemeentebestuur goed werk heeft geleverd. Niet voor niets
I - 13
zeggen de onderzoekers dat op alle prestatievelden resultaten zijn geboekt en dat de meeste van de voorgenomen speerpunten zijn gerealiseerd, bijvoorbeeld het opzetten van een systeem van hulp bij het huishouden. Daar mogen we best trots op zijn. Tegelijkertijd moeten we ons bewust zijn van de kanttekeningen die dezelfde onderzoekers maken. We kunnen niet doen alsof alles rozengeur en maneschijn is. Daarmee zouden we het onderzoek tekort doen, maar nog belangrijker vindt GroenLinks dat de gelden die hier tegenover staan dan niet ten volle worden benut. Daarom is het goed dat deze discussie hier plaatsvindt en dat wij elkaar scherp houden. Een goed proces en wederhoor zal de kwaliteit van de discussie in de raad ten goede komen. Hoor en wederhoor van onderzoeksresultaten vindt naar onze mening nog niet scherp genoeg plaats. Keer op keer is de collegereactie niet meer dan een reactie op hoofdlijnen en wordt te snel volstaan met de mededeling dat het college met belangstelling kennis heeft genomen van de resultaten. Dat is voor de raad geen goede voedingsbodem om de discussie hier scherp te voeren. Graag zien we daarom een puntsgewijze reactie op de aanbevelingen die de onderzoekers doen, waarbij het heel goed mogelijk is dat het college op onderdelen gemotiveerd wil afwijken van het advies. Voor de raad is het in die gevallen belangrijk te weten waarom er wordt afgeweken en of die motivering overtuigend is. In dit kader willen we ook een oproep doen aan de leden van de rekenkamercommissie: waak ervoor dat hoor en wederhoor degradeert tot een soort rituele dans. Dit gezegd hebbende, wil ik graag doorgaan in de geest van het elkaar scherp houden. Het rapport doet een viertal verbeteradviezen die in volgorde van opsomming betrekking hebben op het vergroten van de transparantie en verantwoording, het smart’ maken van opgaven, inzet en beoogde resultaten, de raad beter zicht geven op de uitvoering en tot slot het geven van een verbindende rol aan de Wmo Adviesgroep. Uit de collegereactie maken wij op dat het college iets zegt over twee van deze adviezen, namelijk het eerste en het tweede. Over het vergroten van transparantie zegt u toe om in planning & controlrapportages een expliciete relatie te leggen met de prestatievelden van de Wmo. Dit lijkt ons een hele goede eerste stap. Over het ‘smart’ maken zegt u dat dit eigenlijk niet nodig is, omdat het Wmo-beleid zo dynamisch. Hier kunnen wij ons niet in vinden. Beleid is per definitie dynamisch, wat niet mag betekenen dat we doelstellingen dan maar vaag moeten houden. Over een mogelijk verbindende rol aan de Wmo Adviesgroep en het geven van beter zicht aan de raad zegt u vervolgens niets. Dat roept bij ons alsnog de vraag op hoe u tegen deze twee adviezen aankijkt. Ook als u deze adviezen mogelijk wilt meenemen in de raadsopdracht ‘Meedoen’, zijn wij alsnog benieuwd naar uw reactie, temeer omdat het nu aan de orde is en het nu ook nog actueel is. Tot slot is er nog iets dat ons opvalt, en dat willen wij graag met u delen aan de hand van een paar uitspraken die de rekenkamercommissie doet. De eerste uitspraak luidt als volgt: “Het is niet duidelijk wat de informatiebehoefte van de raad inhoudt. Het is wel duidelijk dat de raad van mening is onvoldoende op de hoogte te zijn. Het college informeert de raad conform het Gorinchems model op hoofdlijnen, maar dat stemt blijkbaar niet tot tevredenheid. Er is sprake van een verwachtingskloof.” Een andere uitspraak: “Informatiepositie en vertrouwen hangen nauw met elkaar samen. Als de informatiepositie als achtergesteld wordt ervaren, kan dat onnodig leiden tot een gebrek aan vertrouwen. Dat bevordert niet de samenwerking tussen col-
I - 14
lege en raad. De informatiepositie van de raad is nu onvoldoende sterk om de kaderstellende en controlerende rol goed te vervullen.” Weer een andere uitspraak: “De doelen en speerpunten zijn vrij goed beschreven in termen van specifiek en tijdgebonden, maar zijn beperkt meetbaar. Cijfers ontbreken, of bieden geen informatie over de mate waarin het beoogde resultaat al dan niet zal worden behaald. Bovendien zijn niet aan alle speerpunten specifieke budgetten gekoppeld. Hierdoor is het voor de gemeenteraad niet goed mogelijk de vraag te beantwoorden of het beleid effectief en efficiënt is.” De volgende uitspraak: “Wij kregen het beeld dat het college bepaalt waarvoor het verantwoordelijk is en vervolgens de raad op afstand houdt met een beroep op het vertrouwensprincipe. Goed bestuur gaat uit van een andere houding: maximale informatie van het college, opdat de raad zijn rol kan waarmaken. Het zou onjuist zijn om verantwoorden en controleren als tegenpolen van vertrouwen te beschouwen.” Ik zal het niet te lang maken, vandaar nu de laatste uitspraak….. De voorzitter: Nou, ik kan het ook niet kort noemen! De heer Tekir: De laatste uitspraak die de rekenkamercommissie doet luidt als volgt: “Waar het gaat om de Wmo wordt het dualisme in Gorinchem gekenmerkt door een groot vertrouwen van de raad in het college. Dat heeft deels te maken met de heersende bestuurscultuur en deels met de ondoorzichtigheid van de Wmo en van de informatie daarover.” U zult zich afvragen waarom ik deze uitspraken heb voorgelezen. De vraag die ik u met deze uitspraken wil voorleggen is: wat valt u op als ik zeg dat ze allemaal afkomstig zijn uit vijf verschillende rapporten van onze rekenkamer, en wel uit vijf verschillende jaren? Het kan volgens mij niet anders dan dat u net als ik tot de conclusie komt dat het eigenlijk iedere keer om dezelfde constatering gaat. Het enige verschil is dat het de ene keer betrekking heeft op stedelijke vernieuwing en de andere keer op het onderwijsachterstandenbeleid, zoals het dit jaar betrekking heeft op de Wmo. Kortom, los van de materie blijft de rekenkamer constateren dat de informatiepositie van de raad is achtergesteld, en dat is niet iets om onder het tapijt te vegen wat GroenLinks betreft. De reden die de rekenkamer hiervoor geeft is het zogenaamde Gorinchems model. De fractie van GroenLinks vindt het bij iedere moderne organisatie passen om besturingsmodellen in het licht van de tijdgeest ter discussie te stellen, zo ook het Gorinchems model. Wat tien jaar geleden wellicht prima aansloot bij de wensen die toen leefden kan vandaag de dag toch aan een evaluatie en eventueel herziening toe zijn. De samenleving verandert continu en ook voor de gemeente Gorinchem is het noodzakelijk mee te gaan met die veranderende omgeving. Wij leven meer en meer in een informatiesamenleving, die als gevolg van ontwikkeling op het gebied van ICT dwingt na te denken over de roep om transparantie, afhankelijkheid van netwerken, plaatsonafhankelijkheid van activiteiten, onvoorspelbaarheid van toekomstige ontwikkelingen – de heer Duijnhouwer noemde het ook al… De voorzitter: Maar die was buiten de orde! De heer Tekir: …., en niet te vergeten de kwetsbaarheid door de toegenomen invloed van ICT. Natuurlijk moeten we dit geheel bezien vanuit de mogelijkheden in het Gorin-
I - 15
chemse, en de onmogelijkheden uiteraard, maar dat de stap naar een andere overheidsrol begint…. De voorzitter: Wilt u nu weer terugkeren tot dit rapport? De heer Tekir: Dat zal ik doen… De heer Bax: Volgens u zou het college onvoldoende informatie geven. U wijst in het algemeen erg sterk naar het college, maar ik vind – dat heb ik bij de behandeling van een eerder rapport ook al gezegd – dat de raad ook de hand in eigen boezem moet steken. Ik heb nog steeds de indruk dat wij een antwoord krijgen als we een vraag stellen. U moet dan ook niet eenzijdig alleen naar het college wijzen, maar misschien heb ik uw woorden verkeerd begrepen. De heer Tekir: Ik wil beslist niet eenzijdig zijn. De ervaring die u noemt kan per raadslid verschillen. Ik herhaal eigenlijk alleen wat de rekenkamer zegt… De voorzitter: U haalt verschillende onderzoeken aan waaraan al rapporten en conclusies zijn verbonden en waaraan ook al uitvoering is gegeven. Ik moet dan ook constateren dat u op dat punt buiten de orde bent. De heer Tekir: Ik zal nu maar afronden, want volgens mij is het punt wel duidelijk geworden. Wat wij willen zeggen is dat een besturingsmodel ook moet aansluiten bij de veranderende omgeving. Het lijkt ons daarom goed en wenselijk dat deze discussie op enig moment wordt gevoerd. Wij zijn benieuwd of het college hierin wil meedenken. Hiermee sluit ik af, in de hoop dat dit nog even stof tot nadenken geeft. De heer Van der Roest: Mijnheer de voorzitter. Het college stelt de raad voor kennis te nemen van het rekenkamerrapport en de conclusies en aanbevelingen te betrekken bij de uitwerking van de raadsopdracht ‘Meedoen in de samenleving’. Met dat voorstel zijn wij het van harte eens. We zouden dus kunnen zeggen: nou, dat doen we dan, en overgaan tot de orde van de dag. Wij vinden echter dat we daarmee niet voldoende recht doen aan het rapport en aan het belangrijke beleidsterrein van de Wmo. Het is goed te lezen dat we als gemeente heel veel dingen goed doen op dit gebied, ook al zette de heer Schefferlie een paar weken geleden al vraagtekens bij de mogelijkheden voor de toekomst. Ook wij weten niet wat die toekomst brengen zal, maar ik hoop en vertrouw dat we er in deze raad met z’n allen de schouders onder zullen zetten om met het menselijke beleid voort te gaan. Binnenkort, bij de uitwerking van de raadsopdracht, zullen we er verder over praten, maar één punt wil ik toch even aanstippen. Wij hebben in onze gemeente wat startproblemen gekend met het Wmo Platform/Raad/Adviesgroep. We hebben het gevoel dat het inmiddels wel goed gaat, maar als raad hebben we daar weinig zicht op. De suggestie van de rekenkamer om tegemoet te komen aan de wens van raadsleden om meer betrokken te worden bij het werk van de adviesgroep zou naar mijn mening nu al door het college overgenomen kunnen worden. Hoe de adviesgroep heet, maakt niet zoveel uit, maar functioneel zou het een Wmo Raad zijn. Onze fractie is blij met het rapport van de rekenkamer en zal graag een positieve bijdrage leveren aan de verdere uitwerking van de conclusies en aanbevelingen.
I - 16
Mevrouw Hoogesteger: Mijnheer de voorzitter. Met de heer Van der Roest zijn wij het eens dat alleen kennis nemen van het rapport geen recht doet aan dat rapport. Wij hebben waardering voor het heldere en goed leesbare rapport, dat het hele speelveld van de Wmo goed in kaart heeft gebracht, met alle dilemma’s die erbij horen. Het rapport geeft zeker ook voldoende stof tot nadenken, vooral over de toekomst van de Wmo. Zojuist is wel gezegd dat we niet weten wat er op ons afkomt, maar daarmee ben ik het niet eens. We weten wel degelijk wat er op ons afkomt. Ik citeer uit de Volkskrant van afgelopen maandag: “Gemeenten wacht immens nieuwe zorgtaak. Ruim 200.000 gehandicapte PGB-houders wisselen zorgrecht in voor voorziening.” In het rapport kunnen we lezen dat het door de bank genomen goed gaat in Gorinchem. De lijnen zijn kort, de klanttevredenheid is goed en voor zover wij weten zijn er geen noemenswaardige zaken die nopen tot acuut handelen of actie. Of deze werkwijze ook voldoende is voor datgene wat op de gemeente afkomt is voor de fractie van D66 echter zeer de vraag. Dat er veel op ons af zal komen, dat er nieuwe doelgroepen binnen het Wmo-veld zullen komen en dat hierin veel partners een rol van betekenis vervullen, is evident. Wat ons betreft heeft de raad hierin niet alleen een controlerende, maar ook een richtinggevende, medeverantwoordelijke en kaderstellende rol. Het beleid in Gorinchem is ruimhartig. Wij zouden liever zien dat het menselijk is en passend bij wat mensen nodig hebben, maar het is altijd moeilijk om daaraan een prijskaartje te hangen. Wij menen dat vooral heel individueel zal moeten worden nagegaan wat voor een persoon nodig is om te kunnen meedoen in de samenleving in deze stad. Heel benieuwd ben ik of het college al ideeën heeft over de manier waarop het Wmobeleidsveld toekomstbestendig kan worden gemaakt. Het lijkt weliswaar nog ver weg, maar volgens mij hebben we nog een goed jaar om er met elkaar voor te zorgen dat de transitie van WABZ naar Wmo goed verloopt, zonder dat met name de gebruikers en de zorgvragers er last van ondervinden. De heer Duijnhouwer: Het is wel landelijk beleid dat bij ons over de schutting wordt gedropt en waarvoor de gemeente verantwoordelijk wordt. Het wordt ons dus opgelegd. Mevrouw Hoogesteger: Het wordt ons zeker opgelegd, maar dat ontslaat ons niet van de plicht daarop te anticiperen. In het rekenkamerrapport komt dat duidelijk naar voren en de heer Schefferlie was er overigens twee geleden al heel proactief op aan het anticiperen. Wethouder Oostrum: Mijnheer de voorzitter. De raad zeg ik dank voor de soms verhuld verpakte complimenten, niet alleen voor het rekenkamerrapport, maar met name ook voor de uitvoering, en die wil ik graag meteen doorgeleiden naar onze uitvoerende mensen, die de contacten met de klanten onderhouden en dat, blijkens dit rapport en ook andere tevredenheidsbetuigingen, uitermate goed doen. Dat is, laat ik zeggen, het begin om met elkaar de successen te vieren. Die gesprekken met de cliënten leiden overigens tot veel meer inzicht dan alleen in de vraag wat ze vandaag nodig hebben. We krijgen zo ook een beter beeld van wat ze in de toekomst nodig hebben en inmiddels ook van de mantelzorgers die erbij zijn betrokken, want – dat is nog een achtergebleven vraag van de heer Schefferlie – ook daaraan besteden we steeds meer aandacht, omdat die mantel-
I - 17
zorgers niet vanzelf naar voren komen. Ook de mantelzorger wordt nu bij de gesprekken in beeld gebracht en daaraan zullen we actief verder ondersteuning bieden. Maatwerk is het devies en dat hoeft niet per definitie meer te kosten, maar het levert wel ontzettend veel op, namelijk tevreden cliënten. Met de Wmo die op ons af kwam, kwam ook een zwart gat op de gemeente af, want er kwam heel weinig mee waaruit we konden afleiden wat er nu precies van ons werd verwacht en wat we moesten gaan doen. Wij hadden maar één zorg: laat de cliënt niet in dat zwarte gat vallen. Daarom hebben wij er vanaf het begin voor gezorgd dat de uitvoering goed georganiseerd werd. Het klopt dus wel dat Gorinchem een doe-gemeente is. Die uitvoering hebben we goed georganiseerd en werkendeweg zijn we beter gaan invullen wat dat nu eigenlijk betekent en welke wensen we hebben. De belangrijkste wens aan het begin was dat wij geen gezeur wilden over die zorg: laat het ons op afkomen, laten we het goed oppakken en laten we zorgen dat de cliënt niet in een zwart gat valt, maar dat wij dat voor hem oplossen, en dat is gelukt. Begonnen zijn we met een vrij eenvoudige verordening, waarin staat dat de cliënt kan komen met vragen over huishoudelijke hulp en dat wij ervoor moeten zorgen dat die huishoudelijke hulp er is en goéd is. Daarmee zijn wij als doe-gemeente vooral bezig geweest en ik ben blij dat het rapport aangeeft dat we daarin geslaagd zijn. Dat het misschien iets meer dan gemiddeld heeft gekost, is een uitvloeisel van het feit dat wij veel meer dan andere gemeenten zelf in beeld hebben wie onze cliënten zijn wat de behoeften zijn. Daarom durf ik op de laatste vraag van mevrouw Hoogesteger ook te antwoorden dat wij in staat zullen zijn deze immense uitdaging op te pakken. We zijn daarop ook aan het voorsorteren door te proberen in beeld te brengen wie op ons afkomst en met welke vraag. Ook hiervoor geldt dat het rijk het ons oplegt, maar dat het nog heel grijs blijft wat er ons op afkomt. We kunnen het heel moeilijk ‘smart’ maken, maar we proberen het in ieder geval, en dat doen we overigens niet alleen, maar in het samenwerkingsverband Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en in de gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid voor wat betreft de jeugdzorg, die ook ons op afkomt. We kijken goed naar de behoeften en proberen daaraan zo goed mogelijk tegemoet te komen voor zover wij het zinvol vinden en een cliënt er recht op heeft. Een andere constatering in het rapport is dat het voor de raad lastig te achterhalen is hoe een en ander gebeurt. Een van de belangrijkste verklaringen daarvoor is dat het beleid moest worden ingevoegd in bestaand beleid en dat de programmabegroting niet was ingericht op de Wmo. Onderdelen van de Wmo komen weliswaar in verschillende programma’s terug, maar niet expliciet gekoppeld aan het prestatieveld van de Wmo. Aan dat verbeterpunt zal zeker aandacht worden besteed en dat past heel mooi in de discussie over de raadsopdracht ‘Meedoen in de samenleving’, omdat ook daarin weer de vraag aan de orde komt welke maatschappelijke ondersteuning wij willen bieden aan mensen die dat nodig hebben, en dat gaat veel breder dan huishoudelijke hulp of individuele voorzieningen. Daarbij zal ook de vraag beantwoord moeten worden hoe van tevoren kan worden aangegeven wat we willen bereiken en hoe achteraf kan worden gemeten of dat ook daadwerkelijk is bereikt. Bij de Wmo Adviesgroep was inderdaad sprake van een lastige start. De WmoAdviesgroep bestaat uit een twintigtal mensen uit verschillende geledingen van de samenleving die alle hun eigen wensen hebben. In het begin is er heel veel in geïnvesteerd
I - 18
om daarvan één groep te maken die een gezamenlijke mening kan uitdragen naar de gemeente waarmee de gemeente ook iets kan. Het heeft wat langer geduurd dan we wilden, maar inmiddels ontvangen we heel goede en zorgvuldige adviezen van de Wmo Adviesgroep. Ik verwijs even naar een bezuinigingsopdracht van € 200.000,- die wij in overleg met de Wmo Adviesgroep zodanig vorm hebben kunnen geven dat zij erachter kon staan en nu geëffectueerd kan worden. Ik heb er alle vertrouwen dat wij er ook bij de komende begrotingsbehandeling in overleg met de Wmo Adviesgroep en het Gehandicaptenplatform weer uit kunnen komen. De adviezen van de Wmo Adviesgroep zullen wij de raad kenbaar maken en de verslagen van de vergaderingen zullen voor de raad ter inzage worden gelegd. Daarmee hopen wij een bijdrage te leveren aan de gewenste transparantie. Overigens hebben wij de Wmo Adviesgroep, die zelf ook mensen activeert om haar te laten weten wat zij vinden van onder andere het Wmo-gebeuren, aangegeven dat zij voor hun bijeenkomsten rustig uitnodigingen in de krant mogen zetten en dat wij dat ook kunnen faciliteren. Openheid alom, zou ik zeggen. De voorzitter: Dames en heren. In zijn algemeenheid wil ik nog een reactie geven op de bijdrage van de heer Tekir. Naar mijn mening heeft hij ten onrechte uitspraken uit rapporten gehaald en aan elkaar geknoopt, zonder daarbij te betrekken dat de raad die rapporten heeft behandeld. Met andere woorden: alles wat het college heeft uitgevoerd is gebeurd naar aanleiding van rekenkamerrapporten die de rekenkamercommissie ons heeft doen toekomen. Gemakshalve heeft de heer Tekir ook geciteerd uit een rapport over stedelijke vernieuwing waarop de raad ernstige kritiek heeft uitgeoefend en dat dus niet zomaar in het verlengde van andere uitspraken kan worden gebracht. Het is overigens niet erg dat de raad daarop ernstige kritiek heeft gehad, want daarover zijn wij uitvoerig in discussie gegaan met de rekenkamercommissie, waarbij wij hebben geconstateerd dat de methode van onderzoek een experimentele was en dat we daarin met elkaar stappen verder konden zetten. Verder heeft de heer Tekir geciteerd uit een onderzoek over grondzaken, waarvan wij hebben geconstateerd dat daarin onderbelicht is gebleven dat de raad aanvankelijk nooit een actieve grondpolitiek heeft gevoerd en dat het meetmoment pas is gekomen op het moment dat een actieve grondpolitiek noodzakelijk werd en de raad, en dus ook het college, daarin ook stappen heeft gezet. Al die uitspraken kunnen dus niet zonder meer aan elkaar worden gekoppeld. De uitspraken ten aanzien van verbonden partijen zijn door de raad allemaal uitgevoerd en daarvan is vastgesteld dat het naar tevredenheid is gebeurd. Ik heb er bezwaar tegen dat uitspraken uit rapporten los van de raadsbehandelingen ter zake worden beschouwd, om het dan te presenteren als een zootje. Ik had de indruk dat ik eerder de controller van de gemeente Utrecht aan het woord hoorde dan het raadslid van de gemeente Gorinchem. De heer Tekir: Is dat niet buiten de orde? De voorzitter: Het college zal altijd naar eer en geweten de zaken uitvoeren zoals ze voorliggen, maar wij hebben er bezwaar tegen dat u citeert uit rapporten, los van de reacties van het college en de uitvoeringslijnen die daarop zijn gezet. De heer Schefferlie: Mijnheer de voorzitter. Nu ik tussen de voorzitter en de heer Tekir in sta, wil ik meteen maar proberen een brug te slaan, want volgens mij was het verhaal
I - 19
van de heer Tekir niet zo slecht bedoeld als door de voorzitter werd opgevangen. De boodschap was dat in het rekenkamerrapport valt te lezen dat het hartstikke goed gaat, dat de mensen tevreden zijn, dat gekeken wordt naar wat men wil bereiken en niet zozeer naar het geld, maar ook dat de manier waarop inzichtelijk wordt gemaakt wat u erin stopt, hoe dat eruit komt en hoe u precies met de inspraak omgaat misschien wat minder goed is ontwikkeld. Het is haast een karakterschets van deze gemeente, het ging ons om het effect en hoe we het doen, maar er breken nieuwe tijden aan en dat brengt ons tot het besef dat we het nu anders moeten gaan doen. Volgens mij is dat de boodschap van de heer Tekir: laten we, nu de tijd gewijzigd is, nagaan hoe we het karakter van deze gemeente wat aan die tijd kunnen aanpassen. Met de extra gelden die straks in de Wmo gaan vanuit de nieuwe taken wordt het extra belangrijk de transparantie te verbeteren, om te weten te komen of het allemaal wel efficiënt gaat. Het is niet zo gemakkelijk om daar achter te komen, want zelfs de rekenkamercommissie heeft na onderzoek geconstateerd dat het proces best wel goed gaat, maar dat zij ook niet weet of u het goedkoop doet of niet. Het valt dus kennelijk niet mee om dat goed in beeld te krijgen. Eerlijk gezegd heb ik de afgelopen jaren geen enkel gebrek ervaren aan informatie over dit punt en ik heb evenmin het idee gehad dat we met de Wmo als een blind paard door de stad gingen, want als er één thema is waarvan je in de stad zeker gehoord zou hebben wanneer het niet goed liep, was het wel dit, want het raakt de mensen direct. Wij hebben echter een tegengesteld geluid gehoord en dat sluit ook aan bij de resultaten van het onderzoek. In Gorinchem is men op dit moment nog tevreden over de uitvoering van de Wmo, maar dat ontslaat ons niet van de verplichting goed in de gaten te blijven houden hoe we het doen. In de werkwijze ten aanzien van de Wmo Adviesgroep heb ik alle vertrouwen. Als het college met deze adviesgroep van gedachten wisselt en wij van de uitkomsten daarvan op de hoogte worden gesteld, zal bij niemand een verkeerde indruk worden gewekt en zal iedereen goed op de hoogte zijn. Tenslotte nog iets over de mantelzorg. Wij leven in een bijzondere tijd, waarin we te maken hebben met een wat kille regering, die allerlei beleid saneert dat we eigenlijk de mensen wel gunnen. We proberen er lokaal het beste van te maken, maar we kunnen niet om de regelgeving heen en het gevolg daarvan is dat we meer moeten doen met minder, waarbij we in het bijzonder de mantelzorgers nodig hebben. Een van de adviezen in het rekenkamerrapport is ‘smart’ te maken wat we precies doen. Twee weken geleden, als het ware in mijn eerste termijn, heb ik gevraagd of niet een verschuiving te realiseren valt om de mantelzorgers beter te kunnen inzetten. Het antwoord dat ik daarop heb gekregen was weliswaar veelbelovend, maar niet concreet, terwijl in het rekenkamerrapport juist was aanbevolen ‘smart’ te maken hoe we dat precies gaan doen. Wat mij betreft geven we het college daarvoor nog even de tijd, in ieder geval tot 10 november. Mevrouw Dansen: Mijnheer de voorzitter. Het was goed van GroenLinks iets te horen wat de SP al langer roept. De reactie van de voorzitter vond ik een tikje overtrokken, omdat in vorige rekenkamerrapporten ook al was gevraagd om meer openheid en transparantie, en die mag op die gebieden nu wel groter zijn geworden, maar er bestaat nog steeds behoefte aan meer transparantie, en nu in het kader van de Wmo. Als het op deze manier opgenomen zou worden, zou ik daar blij mee zijn.
I - 20
De vrees die de VVD uitsprak dat er bezuinigd zal worden op de Wmo klonk ons een beetje in de oren alsof dat iets is wat buiten ons om gebeurt. Bezuinigen op de Wmo is mijns inziens echter een keuze. Eveneens door de VVD is opgemerkt dat de raad meer naar zichzelf zou moeten kijken bij het verkrijgen van informatie. Als lid van een fractie die vaak en veel op zoek is geweest naar informatie, kan ik met haar delen dat dat best lastig is en moeilijk te vinden. Ook al doe je je best, dan kan het toch nog wel eens tegenvallen De heer Bax: Ik heb niet gevoel dat u hiermee iets met ons deelt. Ik bespeur eerder een lichte tegenspraak. Zelf heb ik het gevoel dat ik al mijn informatie wel krijg. Mevrouw Dansen: Ik heb dat gevoel niet. De heer Bax: Precies, vandaar de tegenspraak die ik bespeurde. Mevrouw Dansen: De VVD zei ook dat we het ook bij onszelf moeten zoeken en in dit geval trek ik de schoen aan, omdat onze fractie altijd wel veel moeite heeft gedaan en daarbij een hoop moeilijkheden heeft ondervonden. Het ligt er dus niet aan dat we niet op zoek zijn geweest. De voorzitter: U hebt geen passende schoen gevonden, zo te horen. Mevrouw Dansen: Tenslotte wil ik nog een korte reactie geven op het antwoord van de wethouder. Hij kan er inderdaad prat op gaan dat in Gorinchem goed gekeken wordt naar de behoeften van de gebruikers van de Wmo. Het zou echter ook fijn zijn wanneer wat meer gekeken werd naar de behoefte van de raad aan transparantie met betrekking tot de Wmo. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Mijnheer de voorzitter. Als ik de bijdragen een beetje op een rijtje zet en naast het rapport leg, meen ik te kunnen concluderen dat daarin verschillende lijnen naar voren komen. Aan de ene kant hebben we het over de Wmouitvoering, maar aan de andere kant ook steeds over onze bestuurscultuur, en die beide hebben alles met elkaar te maken. Het is niet voor niets dat we de laatste tijd veel meer bezig zijn met onze bestuurscultuur. Het is goed om wat dat betreft te vernieuwen en steeds na te gaan of deze bestuursjas ons nog wel past. De bestuurscultuur die we tot nu toe hadden ontslaat het college natuurlijk niet van de verplichting gevraagd en ongevraagd heldere en bruikbare informatie aan te leveren. Daarmee zijn we op meer onderwerpen bezig en ook bij dit onderwerp komt dat weer naar voren. Ik heb er overigens wel vertrouwen in dat in de lerende organisatie die wij zijn die dingen steeds meer vorm krijgen. Bij de raadsopdracht kunnen we het daar wellicht ook nog over hebben, zij het wellicht niet zozeer bij de raadsopdracht ‘Meedoen’ als wel bij andere raadsopdrachten die meer over de bestuurscultuur gaan. Het is goed dat de wethouder heeft toegezegd – zo heb ik het althans begrepen, maar hij mag dat best nog een keer bevestigen – dat in de raadsopdracht scherper zal worden gekeken naar de manier waarop dingen worden geformuleerd, wat ons startpunt is en waar we willen eindigen. Blij zijn wij ook met zijn toezegging dat wij de verslagen van de adviesgroep zullen ontvangen en met de open-
I - 21
heid die hij aankondigde, totdat de burgemeester stiekem fluisterde dat hij wel mocht stoppen, of iets dergelijks... De voorzitter: Nee: het moet niet te gek worden! Mevrouw Molengraaf-Vullers: O ja, dat was het! Een vraag die ik bij veel fracties heb gehoord is of we deze manier van het invullen van de Wmo wel kunnen volhouden, gezien de financiële ruimte. Mijn fractie heeft daar wel vertrouwen in. We zijn op de goede weg en we moeten ons hiervoor blijven inzetten, ook als het financiële middelen vraagt om op die weg door te gaan. We kunnen het misschien pragmatischer en efficiënter doen, maar zorg mag geen schaars goed worden, zoals mevrouw Van Maaren terecht opmerkte. Deze uitdaging moeten we ook aangaan in regionaal verband. Gorinchem kan zijn voordeel doen met de gemeenschappelijke regelingen die we hebben in AV-verband, om daarin die taken op te pakken. Mevrouw Hoogesteger wekte in haar betoog een beetje de indruk dat zij onder ruimhartig beleid het schieten met een kanon op een mug verstaat. Volgens mij stelt dit rapport echter juist vast dat we in Gorinchem niet alleen een ruimhartig beleid voeren, maar door onze organisatie en eigen invulling ook goed maatwerk leveren met passende adviezen, en dan is een ruimhartig beleid helemaal prima. Mevrouw Mager-Schroten: Mijnheer de voorzitter. Het is mooi te zien dat de diversiteit van de Wmo, die vele facetten heeft en biedt, ook wordt weerspiegeld in alle bijdragen van de leden van de raad. De VVD kijkt dan ook met verlangen uit naar de raadsopdracht ‘Meedoen in de samenleving’. Mevrouw Dansen nodig ik graag uit eens samen met mij op stap te gaan, omdat onze ervaringen zo verschillen. Mevrouw Van Maaren: Mijnheer de voorzitter. De ervaring met informatievoorziening is mijns inziens altijd wel enigszins subjectief. Is het te veel, of is het te weinig? Vaak zijn het de resultaten achteraf die bepalend zijn voor de vraag of de informatie wel of niet goed is geweest. Overigens heb ik hiermee tot nu toe geen problemen gehad. Maatwerk en betaalbaar klinkt het CDA goed in de oren. Wij hebben er vertrouwen in dat de wijze waarop het huidige bestuur erin staat een goede basis biedt voor de toekomst. Dat neemt echter niet weg dat de uitdaging wederom zeer groot zal worden. Hopelijk zullen wij met z’n allen een passend resultaat kunnen blijven bieden in de zorg voor een ieder die daaraan dringend behoefte heeft en zal dit geen schaars goed worden binnen Gorinchem. De heer Tekir: Mijnheer de voorzitter. Daar sta je dan, net 26 geworden en een voorzitter die boos op je is… De voorzitter: Nee, dan hebt u het toch verkeerd begrepen! Ik hou er wel van dat zaken in een goed verband worden neergezet. De heer Tekir: Daar hou ik ook van. Toch wil ik graag het een en ander rechtzetten, want ik heb begrepen dat mijn woorden van zojuist niet helemaal zijn overgekomen op de manier waarop ik ze bedoelde. Om te beginnen wil ik even vaststellen dat ik hier niet sta als controller van de gemeente Utrecht. In eerste termijn heb ik inderdaad een aantal
I - 22
uitspraken aangehaald uit rapporten die eerder al in de raad zijn behandeld, maar daarmee heb ik absoluut niet de suggestie willen wekken dat met die rapporten niets is gedaan, of dat het een zootje zou zijn, integendeel: er is heel veel gedaan met die rapporten en daarom lezen we ook heel veel goede berichten en bevindingen van de rekenkamer, zoals ook weer in het voorliggende rapport. Mijn betoog ben ik dan ook begonnen met het releveren van die positieve punten en het maken van complimenten. Wat wel jammer zou zijn, is dat constateringen die in eerdere rapporten zijn gedaan in volgende rapporten weer zouden terugkomen… De heer Schefferlie: Dat is nu juist niét erg. Als het namelijk over perioden gaat waarin we nog niet hebben besloten het anders te doen, is het gewoon een weergave van wat we tot dan toe met z’n allen hebben gewild. Nu gaat het erom of we wel of niet met elkaar vaststellen hoe we het in de toekomst gaan doen. De heer Tekir: Juist, en die vraag wilde ik ook aanwakkeren: of het misschien goed is om, gelet op de veranderende omgeving, enz. – die kenmerken heb ik eerder al genoemd – eens na te denken over de manier waarop wij willen omgaan met onze wijze van besturen en of wij daarmee op de goede weg zijn. De conclusie kan zijn dat we het heel goed doen en dat we vooral zo moeten doorgaan, maar het is mijns inziens goed om daarop alert te zijn en er positief-kritisch naar te kijken. De heer Schefferlie heeft de moraal van mijn verhaal heel goed samengevat en ook bij andere fracties heb ik dat beluisterd. Afsluitend spreek ik de hoop uit dat deze avond gezelliger zal worden dan een kwartier geleden! De heer Van der Roest: Mijnheer de voorzitter. In tweede termijn wil ik een paar onderwerpen aansnijden: karakter, openheid en ruimhartigheid. Met het eerste wil ik aansluiten bij een opmerking van de heer Schefferlie, die het had over een soort karakterschets. In de afgelopen periode is een aantal rapporten verschenen, en ik vrees dat er nog een aantal kan komen, waarin dezelfde opmerkingen staan. Ik merk dat de voorzitter het met mij eens is! Ik hoop dat hij het ook met mij eens is dat we daaraan vervolgens iets moeten doen, maar nog belangrijker vind ik het te constateren dat de hele gemeenteraad het mij eens is. Het lijkt mij namelijk niet goed dat het karakter van ons openbaar bestuur zodanig is, dat we voortdurend opmerkingen krijgen over Transparantie. transparantie is weliswaar niet alleenzaligmakend, maar het is wel belangrijk dat mensen begrijpen waarmee we bezig zijn, waarom we het doen en hoe we het doen. Ik zou nog iets over grondpolitiek kunnen zeggen, maar dat zout ik liever even op tot de begrotingsbehandeling, anders krijg ik het verwijt dat ik buiten de orde ben… Wethouder Van der Torren: U kent de antwoorden al! De heer Van der Roest: Daar begin ik dus maar niet aan, want ik wil net als de heer Tekir proberen het een beetje gezellig te houden. Het tweede onderwerp is openheid. Inmiddels heb ik begrepen dat wij in het vervolg de verslagen van de Wmo Adviesgroep toegestuurd zullen krijgen, zoals dat ook het geval is met de verslagen van de klankbordgroep. Ik neem aan dat we dan ook de adviezen te zien zullen krijgen, want die zullen wel in die verslagen staan. Ik kan me ook voorstellen – maar misschien gebeurt dat al; ik ben niet zo brutaal geweest om dat te vragen – I - 23
dat de vergaderingen van die adviesgroep openbaar zijn. Zo ja, dan zou het voor de mensen die zich in de gemeente met de Wmo bezighouden, en dat zijn er nogal wat, heel nuttig kunnen zijn om zo’n vergadering nu en dan bij te wonen. Tenslotte kom ik bij het onderwerp ruimhartigheid. Ik denk dat wij een ruimhartig beleid voeren, maar het zou erop kunnen lijken dat wij met geld strooien en dingen doen die we niet hoeven te doen. Als dát ermee wordt bedoeld, zou het verkeerd zijn. Wij zullen er uitdrukkelijk van moeten constateren dat wat wij hier doen een rechtvaardig en menselijk beleid is. Mevrouw Hoogesteger: Mijnheer de voorzitter. In eerste termijn heb ik inderdaad iets over ruimhartigheid gezegd, en wat ik daarmee bedoelde is dat niet ruimhartigheid de norm behoort te zijn, maar zorg op maat. Wat ik nu zie gebeuren – en dat is een klein voorbeeld uit de praktijk –, is dat er indicaties worden afgegeven tot 2026. Dat is wel zeer ruimhartig, maar eigenlijk betekent het dat je tot de betrokken persoon zegt: u verandert tot die tijd in ieder geval niet meer en dit is de zorg die u krijgt tot 2026. Dat is wat ik bedoel met zorg op maat: mensen zijn in beweging en daarom moet continu worden afgestemd op vragen die zich voordoen. Dat daaruit kan komen dat het als ruimhartig wordt ervaren, prima, maar het primaat moet liggen bij passendheid bij het individu, nodig om te kunnen meedoen in de samenleving… De voorzitter: Ook dat kan betekenen tot 2026. Als iemand bijvoorbeeld één been heeft, kun je niet verwachten dat dat in 2026 weer is aangegroeid! Mevrouw Hoogesteger: Zeker… De heer Wildschut: Maar misschien heeft hij er in 2026 wel geen één meer! De voorzitter: Maar dán kom je wel, althans…. Mevrouw Hoogesteger: Ik neem aan dat u de essentie begrijpt. Mogelijk heb ik de wethouder niet helemaal goed begrepen, maar in onze optiek weten we wel degelijk wat er op ons afkomt. Wat we niét weten, is of we daarvoor genoeg geld hebben. We weten dat de jeugdzorg op ons afkomt, de AWBZ, een stuk van de ouderendagbesteding, de Wet werken naar vermogen, enz., en mijn vraag is welke ideeën bij het college leven om daarover met alle spelers in het veld van gedachten te wisselen. Wethouder Oostrum: Mijnheer de voorzitter. De term ‘transparantie’ is heel vaak gebruikt. In eerste termijn heb ik gezegd, en ook in het rapport staat het zo, dat die transparantie aandacht verdient, omdat in onze documenten in het kader van de planning & controlcyclus niet is ingespeeld op de Wmo. Wij hebben de Wmo op een andere manier ingevoegd dan dat we het echt helder konden maken en daarvoor zullen we een middel moeten zoeken. Het college is nog in gesprek met de raad om de planning & controlcyclus hier en daar wat bij te stellen en dit lijkt me typisch een onderwerp waarbij we met elkaar zullen moeten nagaan hoe de transparantie zó kan worden geregeld dat de raad de informatie eruit kan halen op het niveau waarop de uitvoering van de Wmo ook te beoordelen is, met name op vragen als:wat is het beleid, wat is het doel en wat zijn de resultaten?
I - 24
Hebben we het over transparantie ten aanzien van de adviesgroep, dan moeten we bedenken dat de adviesgroep zich voornamelijk richt op uitvoeringsmiddelen en op de kwaliteit van de dienstverlening en veel minder op het beleid. Natuurlijk wordt ze aan de voorkant ook bij het beleid betrokken, maar daarin wil ze veel minder inbreng hebben dan in de kwaliteit van de uitvoering. Het is zaak dat het college de adviezen van de Wmo Adviesgroep vermeldt, en dat hebben we tot nu toe ook steeds gedaan, in de stukken die we de raad voorleggen. Eerder heb ik al toegezegd dat de raad ook de verslagen van de adviesgroep zal krijgen. De heer Van der Roest moet ik zeggen dat de vergaderingen van de adviesgroep met mij niet openbaar zijn. Het college praat daarin gewoon met de adviesgroep over de zaken waarover zij een mening heeft, waar zij eventueel klachten over heeft en waarover ze wil adviseren, en dat gebeurt drie keer per jaar. De adviezen worden echter altijd zichtbaar voor de raad…. De heer Van der Roest: Maar… De voorzitter: Op de openbaarheid kom ik direct nog even terug, meneer Van der Roest. Wethouder Oostrum: Als mevrouw Dansen zegt dat ze op zoek is gegaan naar informatie, maar niet heeft gevonden, bedoelt ze waarschijnlijk dat ze die informatie niet heeft kunnen vinden op de plek waar ze heeft gezocht. Mevrouw Dansen: Ik heb niet gezegd dat ik de informatie niet kon vinden, maar dat het veel moeite kostte. Wethouder Oostrum: Goed, maar u mag er ook gewoon om vragen en dan krijgt u antwoord van de mensen die het zó kunnen vinden. Mevrouw Dansen: Dat heb ik ook gedaan, zelfs een keer aan u! De voorzitter: Dat is de verkeerde man om informatie aan te vragen! Het is veel verstandiger die informatie te vragen aan het desbetreffende hoofd van de afdeling, want die heeft er verstand van. Wethouder Oostrum: En als u het dan nog niet weet, vraagt u het aan de voorzitter! De heer Tekir: Het wordt nu wel gezelliger! Wethouder Oostrum: Ja, ik ben weer terug. De heer Schefferlie heeft, sprekend over de mantelzorg, aangedrongen op meer concreetheid. Eén ding kan ik concreet maken: wij hebben het voornemen een extra formatieplaats in te zetten op de mantelzorgondersteuning. In de bedrijfsvoering is dat al afgestemd. Wij hebben de intentie meer aan mantelzorgondersteuning te doen en we hebben meer mantelzorgers in beeld, waardoor we ook meer weten wat de vraag is, maar wat die vragen concreet zijn, kan ik op dit moment helaas niet vertellen. Ik zou haast zeggen dat men dat maar aan een deskundige moet vragen!
I - 25
Zoals de voorzitter inmiddels aan het adres van mevrouw Hoogesteger al heeft opgemerkt, kan zorg op maat tot 2026 in bepaalde gevallen inderdaad gewoon zorg op maat zijn. Als iemand een been breekt, krijgt hij huishoudelijke hulp voor zes weken en als iemand thuis bezocht wordt en het vooruitzicht bestaat dat het tot 2026 niet beter wordt, vind ik dat we vandaag ook kunnen bepalen dat de zorg tot 2026 wordt verstrekt, en dat tussentijds ook niet hoeft te worden gemeld dat het beter met hem gaat, als we met elkaar verwachten dat dat niet zo zal zijn. Dat de jeugdzorg, de Wet werken naar vermogen, de AWBZ-begeleiding. en nog veel meer, op ons afkomen, weten wij. Wij proberen dat te kwantificeren, zeg maar: ‘smart’ te maken, en dat doen we niet alleen, maar samen met de gemeenten in ZHZ-verband en met de instellingen. Morgenmiddag heb ik een werkbezoek bij TriviumLindenhof, volgende week bij jeugdzorg en zo proberen we via allerlei werkbezoeken ook van de instellingen zelf informatie te krijgen. Wat wij echter via het ministerie, via het zorgkantoor en via CIZ niét krijgen, is informatie over de aantallen waarom het gaat, welke specifieke zorgbehoefte die mensen hebben en wat de gemeente eraan kan doen om de juiste contracten op tijd te sluiten, terwijl we dát nu zo graag willen weten, omdat we ook willen weten wat we moeten gaan doen. Mevrouw Molengraaf-Vullers: Waarom krijgen wij die informatie niet? Wethouder Oostrum: Daarbij wordt volstrekt ten onrechte geschermd met privacybescherming. De voorzitter: Soms is die informatie er ook gewoon niet, althans niet op de maat van de gemeente. Dat was het grote euvel bij de Wmo. Aan het adres van de heer Van der Roest, die de hoop uitsprak dat in de toekomst geen opmerkingen meer zullen worden aangetroffen over onvoldoende transparantie, enz., merk ik op dat ze geheid weer aangetroffen zullen worden, en wel omdat wij niet alleen op het taakveld Wmo, maar op alle taakvelden, de klant voorop stellen en wij vaak allerhande wetgeving ter uitvoering over de schutting geworpen krijgen zonder dat we zelf een behoorlijk basisbegrip hebben van waaruit we moeten gaan uitvoeren. De Wmo is daarvan een schoolvoorbeeld geweest. In maart kregen we te horen dat de Wmo per 1 januari ingevoerd zou worden, we wisten alleen nog niet wát. In juni wist de Tweede Kamer nog allerhande amendementen in te voeren die een transparante uitvoering van de Wmo beleidsmatig absoluut verhinderden. Met dat probleem hebben we nu te maken en het is nu al te voorspellen dat dat op het gebied van de jeugdzorg en van de AWBZ opnieuw het geval zal zijn. Wij willen een doe-gemeente blijven die zich richt op de klant. Ik durf te stellen dat bij die klant in ieder geval transparantie bestaat over wat hij heeft op het gebied van de Wmo, en hopelijk straks ook op het gebied van de jeugdzorg. De transparantie voor de klant gaat even vóór de ontwikkeling van transparantie voor de raad, maar de raad mag er wel op rekenen dat die transparantie zal komen. Als we de raad in dit opzicht voorrang zouden verlenen, zou de klant daaronder lijden en dán zou ons terecht verweten kunnen worden dat het een zootje is in de stad, dat de mensen ontevreden zijn, enz. Wij scoren hoog in tevredenheid en dat zit ‘m in dit element. Met de heer Tekir ben ik het geheel eens dat aan de gewenste openheid gewerkt zal moeten worden. De kritiek dat we dat niet zouden willen, werp ik verre van mij. Er is
I - 26
echter wel sprake van een prioriteitsverlegging, en die heb ik zojuist getracht aan te geven. In de cultuur die we hebben, en die we nog nimmer beschaamd hebben, is het doen belangrijk en vanuit dat doen ontwikkelen we lijnen die ten faveure van de raad zijn. Of dat in de ogen van de raad in het juiste tempo gebeurt, en of het wel de juiste lijnen zijn, is natuurlijk altijd de vraag, maar in de conferenties met de raad heb ik tot op heden niet kunnen merken dat we dat niet netjes zouden proberen uit te voeren. Tenslotte kom ik nog even terug op de door de heer Van der Roest bepleite openbaarheid van de vergaderingen van de Wmo Adviesgroep. Ik ontraad u om tijdens vergaderingen van adviesgroepen, waarin mensen gevraagd wordt het achterste van hun tong te laten zien en met ons mee te denken over uitvoering, een hijgend publiek op de tribune te laten zitten. Veel mensen kunnen daar absoluut niet tegen en ik ben ervan overtuigd dat we dan geen goede discussie en geen goede adviezen krijgen. De verslagen van de vergaderingen worden openbaar en staan ook ter beschikking van de raad. Heel veel mensen kunnen zich in het openbaar echter niet uiten op de manier die nodig is om op een juiste manier te kunnen inschatten wat er gebeurt. Dwing hen daarom niet om dat in het openbaar te doen. De raad vergadert in het openbaar en moet er ook tegen kunnen, want hij wordt daarvoor gekozen. Deze mensen zijn daar niet voor gekozen, wij proberen hen te activeren om met ons over uitvoering van beleid te spreken en plaag hen daarbij niet met een hijgende achterban. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 8. Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (nr. 2011-714) 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel raadsbijeenkomst Het nu voorliggende Integraal Huisvestingsplan Onderwijs kent twee onderdelen, te weten: Een strategisch deel, waarin met name het beleidskader wordt geschetst, gericht op sturing en regie; Een operationeel deel, met name gericht op uitvoering; Uw raad wordt voorgesteld om: A. Voor het strategisch deel van het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs: In te stemmen met de volgende aanvullende strategische kaders/uitgangspunten: 1. De gemeentelijke Verordening Onderwijshuisvesting is leidend; 2. Optimalisering gebruik bestaande ruimten in de brede zin van het woord; 3. De gemeente is juridisch en economisch verantwoordelijk voor brede scholen en multifunctionele accommodaties in het algemeen 4. Schoolbesturen zijn juridisch verantwoordelijk voor monofunctionele accommodaties en accommodaties met een beperkt aantal functies. B. Voor het operationeel deel van het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs: 1. In te stemmen met de volgende scenario's: a. Nieuwbouw (uitbreiding) Koelmanschool: investering € 1.110.000 b. Tamboerijn, uitbreiding huidige locatie: investering € 290.000 c. Brede school Lingeplein, school en gymzaal: investering € 2.185.000 d. Brede school Hoog Dalem: investering € 10.950.000 e. Visie/masterplan voortgezet en beroepsonderwijs: investering € 3.500.000 f. Lyceum Oudehoven (uitbreiding): investering € 3.344.000 g. SBO de Rotonde en SO Yulius, Dr. Hiemstra/Dr. Bauerstraat: investering € 2.003.180 h. Huisvesting Yulius Merwedekanaal 8a (VSO): investering € 200.000
I - 27
i. Renoveren gymlokaal Traverse: investering € 275.000 j. Renoveren gymlokaal Heerenlaantje: investering € 103610 k. Renoveren gymlokaal Dr. Hiemstralaan: investering € 250.000 l. Renoveren gymlokaal Elzenhof. investering € 100.000 m. Brede school Schuttersplein opvangvoorzieningen plus gymzaal al besloten: financiën worden betrokken bij financiële paragraaf van het IHP investering € 2.270.000 n. Verhogen van de exploitatie onderhoudskosten schoolgebouwen (op basis van meerjaren onderhoudsplannen) met jaarlijks € 100.000 2. In te stemmen met de twee huisvestingsscenario's voor Gomarus en de definitieve keuze met het financiële kader (nu wel meegenomen voor een investeringsbedrag van €4.655.000) te zijner tijd vaststellen. 3. De definitieve IHP-lasten te dekken uit de al in de begroting opgenomen kredieten voor Onderwijshuisvesting, de reserve structuurverbetering onderwijs, de bijdragen van derden (investeringshuur of een eenmalige bijdrage in de investering) en vanaf 2017 uit een deel van het exploitatiebudget IHP (Perspectiefnota € 425.000,-) 4. In te stemmen met het toevoegen en onttrekken aan de reserve structuurverbetering onderwijs van de voor- en nadelen die voortvloeien uit het voorliggende IHP en de eventuele fasering hiervan voor een periode van 10 jaar (2012-2022) 2. Fase trechter Keuzefase 3. Inleiding / aanleiding In het kader van een planmatige aansturing en beheersing van onderwijshuisvesting is het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (IHP-Onderwijs) opgesteld. Het opstellen van een jaarlijks programma onderwijshuisvesting is een verplichting voor gemeenten, die volgt uit de onderwijsregelgeving. Conform de verantwoordelijkheden en de afspraken met de raad is een nieuw IHP Onderwijs opgesteld. In februari 2010 heeft de Raad de definitieve locatiekeuzen van diverse scholen gekoppeld aan het vaststellen van het IHP-Onderwijs. In juni 2011 is uw raad, door middel van een raadsinformatiebrief, geïnformeerd over de voortgang van het opstellen van het IHP-Onderwijs, waarbij is aangegeven dat in oktober 2011 het IHPOnderwijs ter besluitvorming aan uw raad wordt voorgelegd. Aangezien een IHP wordt opgesteld voor een (beleids)periode van 4 jaar, zal als werktitel "IHP Onderwijs 2011-2015" worden aangehouden. Er wordt tevens een doorkijk gegeven naar de komende 10 tot 15 jaar. 4. Inhoud / Kaders Uw raad heeft, in relatie tot het IHP Onderwijs, in november 2010 de opdracht geformuleerd betreffende de ontwikkeling van brede scholen, mede in relatie tot de toekomst van kinderopvang en de ontwikkeling van een Centrum voor Jeugd en Gezin. De raadsopdracht formuleert het volgende: "Er wordt een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (IHP) ontwikkeld dat een meerjarige planning geeft van de ontwikkelingen en investeringsbehoeften op het gebied van onderwijshuisvesting, kinderopvang, inloopfuncties voor het Centrum voor Jeugd en Gezin en aanpalende voorzieningen." Deze raadsopdracht heeft een sterke inhoudelijke relatie met het brede scholenbeleid. Via een separaat traject is het brede schoolbeleid uitgewerkt en als zodanig ook vastgesteld door uw raad in mei 2011. De koppeling tussen inhoud en de huisvestingsconsequenties zijn in dit IHP meegenomen. Het IHP Onderwijs is opgebouwd van strategisch naar operationeel. – Strategisch: beschrijving en vaststelling van het beleidskader op basis van maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen en flankerend beleid. Dit onderdeel is met name op sturing en regie gericht. – Operationeel IHP: praktische, beheersmatige en financiële uitwerking en programmering van de onderwijshuisvesting. Het operationeel IHP richt zich op de uitvoering.
I - 28
Strategisch deel IHP – De vertaling van het brede scholenbeleid naar huisvesting. – Wensen/criteria vanuit vastgoedbeleid over multifunctionaliteit, flexibiliteit en inzetbaarheid van gebouwen. Dit in relatie tot eventuele leegstand, afbakening van verantwoordelijkheden, eigendom en beheer, beheersbaarheid van de exploitatie, kwaliteit onderwijsgebouwen, duurzaamheid en verhuur(financieel)beleid; – Consequenties van onderwijsontwikkelingen (visie Voortgezet Onderwijs en zorgstructuur Speciaal Onderwijs) in relatie tot de rol van de gemeente Gorinchem. – Terugloop op termijn van het aantal leerlingen en daarmee ook de ruimtebehoefte (flexibiliteit in tijd) – De gewijzigde programmering onderwijshuisvesting in relatie tot de gebiedsontwikkeling in Hoog Dalem. Voor meer informatie wordt verwezen naar de bijgevoegde notitie IHP waarbij in paragraaf 2.13 een samenvatting staat van het strategisch onderdeel. Het gaat voornamelijk om het formaliseren van de bestaande uitvoeringspraktijk waarvoor al eerder diverse verordeningen door uw raad zijn vastgesteld. Nieuw is vooral het beleid rondom beheer, onderhoud en exploitatie. Operationeel deel IHP In het operationele deel van het IHP wordt een aantal schoollocaties genoemd waar de komende jaren ontwikkelingen zijn. De voorkeuren vanuit het college gaan uit naar de onderstaande scenario's. In dit schema zijn de projecten met daarbij de planning en de investeringsbedragen opgenomen. Bij renovatie wordt uitgegaan van een afschrijving in 20 jaar en bij nieuwbouw van 50 jaar. Onderwerp
1. Nieuwbouw (uitbreiding) Koelmanschool, 2. Tamboerijn, uitbreiding huidige locatie 3. Brede school Lingeplein, school en gymzaal 4. Brede school Hoog Dalem 5. Visie/masterplan voortgezet en beroepsonderwijs 6. Locaties de Hoven (VO) lyceum
Financieel in € planning Investering Dekking uit huren of bijdrage schoolbestuur 2012-2013 1.110.000 2012-2013 290.000 2012-2014 2.185.000 1 .000.000 10.950.000 2014-2018 4.000.000 3.500.000 3.344.000
2014-2015
1.500.000
2013-2015
Max. bedrag 1.755.000 2.900.000
2013-2015
2.003.180
2013-2015
200.000
2015
10. Gemeentelijk gymnastieklokaal Traverse
275.000
2012
11. Gemeentelijk gymnastieklokaal Heerenlaantje
103.610
2013
12. Gemeentelijk gymnastieklokaal Dr. Hiemstralaan 13. Gemeentelijk gymnastieklokaal Elzenhof
250.000
2012-2013
7. Herhuisvesting Gomarus* Aankoop Wellant en renovatie of uitbreiding van Gomarus aan de Hoefslag 8. SBO de Rotonde en SO Yulius, Dr. Hiemstra/Dr. Bauerstraat 9. Huisvesting Yulius Merwedekanaal 8a (VSO)
14. Brede school Schuttersplein kinderopvang/ peuterspeelzaal 15. Brede school Schuttersplein gymzaal 16. Exploitatie onderhoudskosten schoolgebouwen (op basis van mops) Totaal
100.000
2012
2.270.000
1.920.000
2011-2013
952.000
17.500
2011-2013
100.000 32.287.790
vanaf 2012 8.437.500
* Gomarus Scholengemeenschap: Er zijn twee scenario's mogelijk, namelijk uitbreiding van de Gomarus aan de Hoefslag of renovatie van het pand van het Wellantcollege. In principe is er een mondelinge over-
I - 29
eenkomst met het Wellantcollege over de aankoop van het gebouw met de gronden. In dat licht worden de beide scenario's in de komende periode uitgewerkt. Visie Voortgezet Onderwijs en eventuele doordecentralisatie Door de scholen voor voortgezet onderwijs en het MBO (da Vinci college en het Wellantcollege) is een gezamenlijke VO-visie ontwikkeld. Op termijn willen de schoolbesturen zich verbinden aan de opdracht om gezamenlijk te zorgen voor een rijk palet aan onderwijsrichtingen, de doorlopende leerlijnen te bewaken, te zorgen voor het ontwikkelen van nieuwe initiatieven, een sterke ICT structuur, het optimaal ruimtegebruik, het voorkomen van voortijdig schoolverlaten en het zorgen voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt. Op zichzelf zijn schoolbesturen individueel verantwoordelijk voor de genoemde taken. Echter de verwachting is dat er vanuit de gezamenlijkheid meer bereikt kan worden. Men vindt dat het onderwijs daarbij ook zelf verantwoordelijk moet kunnen zijn voor (gezamenlijke) huisvesting. In deze optiek hoort daar dan ook (een gedeelte van) het budget bij dat de gemeente krijgt via de rijksoverheid, de zogenaamde doordecentralisatie. Het gemeentelijk uitgangspunt is dat doordecentralisatie geen doel op zich is, maar een efficiënt en effectief middel kan zijn om andere (inhoudelijke) doelen, zoals bijvoorbeeld een verbetering van de aansluiting tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven, beter te kunnen realiseren en faciliteren. Aangezien de Gorinchemse schoolbesturen met de gemeente willen praten over een eventuele doordecentralisatie, wordt door deskundigen op dit vlak een financiële doorrekening gemaakt. Op basis van de resultaten hiervan worden de mogelijkheden van (een gedeeltelijke) doordecentralisatie bezien. De huidige gemiddelde technische levensduur van de gebouwen voor Voortgezet Onderwijs bedraagt 37 jaar, waarbij er sprake is ven een aantal gebouwen waarvan de technische levensduur van 50 jaar is verstreken. Als gemeente hebben we een plicht om te zorgen vervangende nieuwbouw. Het is goed om als gemeente te kunnen anticiperen op een ontwikkeling die niet alleen aanspreekt op de zorgplicht voor onderwijs, maar ook betrekking heeft op de rol in de regio en het bedrijfsleven. Om geven aan de gemeentelijke rol en verantwoordelijkheid, wordt rekening gehouden met een opwaardering van de technische levensduur van het huidige onderwijsbestand voor Voortgezet Onderwijs. Hierbij wordt met het onderwijsveld en het bedrijfsleven een overzicht gemaakt van deze opwaardering en ieders rol hierbij. Het bedrijfsleven kan haar input geven op basis van praktijkruimten en het onderwijsveld kan invulling geven aan het optimaliseren van de door haar gewenste onderwijskundige omgeving. In het kader van de gemeentelijke zorgplicht voor adequate huisvesting wordt mede in het kader van de invulling van de visieontwikkeling voor voortgezet onderwijs uitgegaan van een opwaardering van 20% van de huidige gebouwkwaliteit van de huisvesting van het Voortgezet Onderwijs in de komende 15 jaar. Hiermee is een projectbedrag van € 3,5 miljoen gemoeid. Het IHP Onderwijs geeft een doorkijk over 15 jaar, maar wordt vastgesteld voor een periode van vier jaar. Hiermee liggen de kaders vast. Een regelmatige actualisering, in overleg met uw raad, is vanwege het inspelen op actuele maatschappelijke ontwikkelingen of nieuwe omstandigheden noodzakelijk. Vrijkomende locaties Als de projecten vanuit het IHP zijn uitgevoerd dan zullen de volgende herontwikkelingslocaties ontstaan: • Stalkaarsen 3 (sloop Samen Onderweg) • Kennelweg 8 (verwijderen noodlokalen voor de Cirkel) • Lange Slagenstraat en van Neercasselstraat (sloop dependance van Gomarus) • Eventueel de locatie van de gymzaal Johan van Egmondstraat Voor bovengenoemde locaties zijn nog geen plannen gemaakt voor herontwikkeling en hebben we mogelijke opbrengsten nog niet in het financieel kader verwerkt. Dit is een kans. 5. Betrokkenheid derden Met alle schoolbesturen is, zowel in werkgroepverband als in het centrale overleg met de besturen, diverse keren gesproken over het IHP. Bij alle schoolbesturen is er draagvlak voor de genoemde scenario's.
I - 30
Naast de schoolbesturen is er ook gesproken met andere partners die betrokken zijn of gaar worden bij de diverse (brede) scholen. De inbreng - zowel beleidsmatig als financieel - en wensen van deze partijen zijn daar waar relevant en mogelijk overgenomen. Het IHP is in goed overleg met alle partijen tot stand gekomen. De klankbordgroep heeft op 5 september kennisgenomen van de voorstellen. De klankbordgroepen hebben aandacht gevraagd voor het parkeren en de verkeersafwikkeling op diverse locaties, renovatie van de gymzaal aan de Dr.Hiemstralaan en aandacht voor de inzet van lokale (bouw) ondernemingen. 6. Beoogd effect Adequate schoolgebouwen, voorkomen van leegstand en optimaal gebruik van de ruimte. Gebouwen die goed zijn toegerust op de toekomst en waarbij daar waar dat mogelijk en wenselijk is multifunctioneel gebruik wordt gestimuleerd. Dat wil zeggen: voldoende capaciteit, goed onderhoudsniveau, rekeninghoudend met veiligheid en functionaliteit. 7. Risico's of kansen Kansen: •
Adequate schoolonderwijshuisvesting: voldoende capaciteit, optimaal gebruik van gebouwen, goed onderhoudsniveau, rekeninghoudend met veiligheid, functionaliteit en met de maatschappelijke ontwikkelingen.
•
De opbrengst van de herontwikkeling van vrijkomende kavels is in de financiële berekening nog niet meegenomen.
Risico's: •
Er is uitgegaan van ramingen voor de nieuwbouw en of renovatie van schoolgebouwen, waarbij er zoveel mogelijk rekening is gehouden met de specifieke projecten. Nadere uitwerking en uitvoering kunnen altijd een risico tot overschrijding van het budget inhouden.
8. Financiële consequenties Dekking voor de in het IHP voorgestelde investeringsprojecten tot een investeringsbedrag van € 32 miljoen wordt gevonden in de al in de begroting opgenomen kredieten voor onderwijshuisvesting, de reserve structuurverbetering onderwijs, de bijdragen van schoolbesturen (investeringshuur of investeringsbijdrage in één keer) en vanaf 2017 een deel van het via de perspectiefnota beschikbaar gestelde budget van € 425.000,- op jaarbasis. 9. Vervolgproces Na uw besluit zullen de diverse projecten worden uitgevoerd. De uitvoering zal conform planning enige jaren in beslag nemen. Over eventuele afwijkingen zult u geïnformeerd worden. 10. Communicatie Alle betrokken organisaties zullen geïnformeerd worden over het besluit van uw raad. Door middel van een algemeen persbericht worden de bewoners geïnformeerd. Bij de uitvoering van de diverse projecten zullen de omwonenden ook op een passende wijze geïnformeerd worden. Tussentijds wordt uw raad via de planning en control cyclus geïnformeerd over de uitvoering van de diverse projecten. 11. Uitkomsten raadsbijeenkomst Na informatieve vragen en beantwoording daarvan kunnen alle fracties instemmen met agendering van het voorstel voor de komende raadsvergadering. 12. Nadere standbepaling college 13. Definitief voorstel raad Uw raad wordt voorgesteld om: A. Voor het strategisch deel van het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs: In te stemmen met de volgende aanvullende strategische kaders/uitgangspunten:
I - 31
1. De gemeentelijke Verordening Onderwijshuisvesting is leidend; 2. Optimalisering gebruik bestaande ruimten in de brede zin van het woord; 3. De gemeente is juridisch en economisch verantwoordelijk voor brede scholen en multifunctionele accommodaties in het algemeen 4. Schoolbesturen zijn juridisch verantwoordelijk voor monofunctionele accommodaties en accommodaties met een beperkt aantal functies. B. Voor het operationeel deel van het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs: 5. In te stemmen met de volgende scenario's: a. Nieuwbouw (uitbreiding) Koelmanschool: investering € 1.110.000 b. Tamboerijn, uitbreiding huidige locatie: investering € 290.000 c. Brede school Lingeplein, school en gymzaal: investering € 2.185.000 d. Brede school Hoog Dalem: investering € 10.950.000 e. Visie/masterplan voortgezet en beroepsonderwijs: investering € 3.500.000 f. Lyceum Oudehoven (uitbreiding): investering € 3.344.000 g. SBO de Rotonde en SO Yulius, Dr. Hiemstra/Dr. Bauerstraat: investering € 2.003.180 h. Huisvesting Yulius Merwedekanaal 8a (VSO): investering € 200.000 i. Renoveren gymlokaal Traverse: investering € 275.000 j. Renoveren gymlokaal Heerenlaantje: investering € 103610 k. Renoveren gymlokaal Dr. Hiemstralaan: investering € 250.000 l. Renoveren gymlokaal Elzenhof: investering € 100.000 m. Brede school Schuttersplein opvangvoorzieningen plus gymzaal al besloten: financiën worden betrokken bij financiële paragraaf van het IHP investering € 2.270.000 n. Verhogen van de exploitatie onderhoudskosten schoolgebouwen (op basis van meerjaren onderhoudsplannen) met jaarlijks € 100.000 6. In te stemmen met de twee huisvestingsscenario's voor Gomarus en de definitieve keuze met het financiële kader (nu wel meegenomen voor een investeringsbedrag van €4.655.000) te zijner tijd vaststellen 7. De definitieve IHP-lasten te dekken uit de al in de begroting opgenomen kredieten voor Onderwijshuisvesting, de reserve structuurverbetering onderwijs, de bijdragen van derden (investeringshuur of een eenmalige bijdrage in de investering) en vanaf 2017 uit een deel van het exploitatiebudget IHP (Perspectiefnota € 425.000,-) 8. In te stemmen met het toevoegen en onttrekken aan de reserve structuurverbetering onderwijs van de voor- en nadelen die voortvloeien uit het voorliggende IHP en de eventuele fasering hiervan voor een periode van 10 jaar (2012-2022).
De heer Koçak: Mijnheer de voorzitter. Over een gezellige avond gesproken: ik ben ervan overtuigd dat deze agendering de avond gezelliger zal maken. Aan de orde is het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs, het IHP. Deze afkorting wil ik graag gebruiken, omdat ze makkelijk en simpel is en ook vrolijk klinkt. Om een doelgericht en samenhangend beleid op het gebied van de onderwijshuisvesting te kunnen voeren, is het noodzakelijk dat ook onze gemeente over een IHP beschikt, zeker in deze bizarre tijden. Het IHP is tot stand gekomen dankzij een enorme puzzel van verschillende bestaande beleidsstukken en diverse andere stukken die zijn uitgebracht. De totstandkoming ervan is een zorgvuldig proces geweest. Wat een inspanning en inzet van het college en zeker ook van het ambtelijk apparaat! Ik wil daarvoor wel complimenten uitdelen, maar hoge woorden schieten te kort om dit plan te beschrijven.
I - 32
En nu de inhoud. Met dit IHP is de eerste stap gezet naar een huisvestingsbeleid op het gebied van onderwijs in onze gemeente. Het plan voorziet niet alleen in de ruimtebehoefte van de scholen, maar creëert ook ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen die nauw samenhangen met het onderwijsveld. Zo is ook de aanzet gegeven voor de ontwikkeling van een brede school. Denk aan de brede school Gildenwijk die onlangs in gebruik is genomen. Een fantastisch voorbeeld van meer met minder doen. Ook is een begin gemaakt met het creëren van ruimte bij de scholen voor zorg, opvang en welzijnsactiviteiten. Het plan leidt ook tot een kwalitatieve huisvesting, tot tevreden schoolbesturen en ruimte voor invulling van brede scholen. Het allerbelangrijkste, want daar gaat het uiteindelijk om, is dat deze goede huisvesting bijdraagt aan een goed ontwikkelingsklimaat voor de scholieren. Alles begint immers bij het kind. Was ik ook maar een kind! De voorzitter: Ik zou bijna wat zeggen! De heer Koçak: Hunkert u niet naar die adolescentiejaren? In het IHP komen ook leerlingenprognoses, en daaraan gekoppelde ruimtebehoeften op basis van een nieuwe verordening, en een meerjarenonderhoudsplan aan de orde. Om ervoor te zorgen dat het IHP en het meerjarenonderhoudsplan actueel blijven, is het van belang op basis van bepaalde perioden de bijgestelde prognoses te toetsen. In het voorstel staat dat het plan regelmatig geactualiseerd zal worden. Hoe wil het college dat concreet doen? Op deze wijze wordt voor de langere termijn een kader geschetst waarbinnen invulling wordt gegeven aan het oplossen van knelpunten. Het feit dat dit plan tot stand is gekomen in samenwerking met schoolbesturen betekent dat er sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Over gezamenlijke verantwoordelijkheid gesproken: de PvdA vindt het prima dat het college in dit kader met schoolbesturen wil praten over een eventuele doordecentralisatie. Ik neem aan dat iedereen weet wat daaronder wordt verstaan; zo niet, dan hoor ik het graag. Wij zijn heel benieuwd naar de financiële doorrekening en de uitkomst van dit onderzoek. Van het IHP houden we jaarlijks gemiddeld – ik benadruk: gemiddeld – € 260.000,- over ten opzichte van het in de perspectiefnota opgenomen extra bedrag van € 425.000,-. Dit voordeel blijft dan ook beschikbaar in de algemene middelen, in de eerste vier jaar zelfs € 425.000,- omdat de lasten van het IHP kunnen worden gedekt uit de reserve onderwijshuisvesting en kredieten. Na doorrekening blijkt dan dat wij pas in 2017 gemiddeld € 225.000,- nodig hebben voor de lasten. Dankzij dit goede puzzelwerk komen we financieel goed uit en dat kunnen we goed gebruiken na alle tegenvallers die we hebben gekend met gebouwen. Het IHP is gelukkig geen statisch plan. Het onderwijsveld is constant in beweging en daarom biedt dit plan volgens de PvdA perspectief en slagvaardig verbinden. In deze bizarre tijden mogen we met z’n allen trots zijn op dit rapport. Eigenlijk moeten we ook met z’n allen vol vertrouwen naar de toekomst kijken en na de begrotingsbehandeling zullen we dat volgens mij ook kunnen doen. De voorzitter: Op 5 december zeggen we: vol vertrouwen klopt ons hart! Mevrouw Molengraaf-Vullers: En ook dat is een heel gezellig avondje! De heer Tekir: Ik dank de heer Koçak voor zijn bijdrage aan de gezelligheid! I - 33
Mevrouw Van Dalen-Eggink: Mijnheer de voorzitter. Allereerst onze dank voor de fijne gang van zaken rond het IHP. De aanloop naar het voorliggende voorstel is ons erg goed bevallen met de gesprekken met het werkveld en de duidelijke informatie. Onze complimenten daarvoor. Het IHP geeft een duidelijke visie voor de komende jaren op waar wij heen willen met de scholen. Belangrijk is, en zal blijven, dat vanuit de gemeente wordt ingezet op de regie. Een brede school, of brede-schoolgedachte, staat of valt met partners die samenwerken en aangezien de belangen van de partners wel eens kunnen verschillen, is het goed dat tijdens het traject, maar ook na de realisatie, door de gemeente een oogje wordt gehouden op de inhoud van het gebouw en de inhoud van de samenwerking. Wat ons betreft zal de gemeente daarin actief, en soms proactief, moeten optreden. Over de verschillende gebouwen zullen we op dit moment weinig zeggen. Met bijvoorbeeld afnemende kinderaantallen in peuterspeelzalen, of tegen die tijd misschien wel toenemende aantallen, zullen wij rekening moeten houden op het moment dat de plannen verder worden ingevuld. Er zijn nog meer factoren die nu nog niet vaststaan, maar met de denkrichting van nu kunnen we wel instemmen. Hoewel het fijn is dat we op dit moment menen een gedeelte van het gereserveerde geld niet te hoeven gebruiken in de komende jaren, blijft de inhoud voor ons voorop staan, en dat kan betekenen dat we dit geld – het gedeelte van de € 425.000,- – wél zullen moeten besteden aan zaken die de inhoud van een brede school beter tot hun recht doen komen. Je (ver)bouwt een school, een gebouw, tenslotte voor de toekomst. Wij stellen dan ook voor een gedeelte van dit eventuele overschot te oormerken voor onderwijsbestemming, zodat we het in de toekomst kunnen gebruiken als dat nodig mocht blijken. De heer Barth: Mijnheer de voorzitter. Het voorliggende integraal huisvestingsplan geeft invulling aan onze verwachtingen voor wat betreft de samenhang in huisvestingsbeleid voor onderwijs in onze gemeente, met een doorkijk van zo'n 15 jaar. Wij hebben er wat langer op moeten wachten, maar het is een gedegen stuk geworden, goed onderbouwd en zeer toegankelijk en biedt inzicht in de huisvestingsbehoeften van vandaag en op lange termijn. Onze fractie maakt het college en de betrokken ambtenaren een compliment voor het uitermate goede en gedegen werk, maar ook voor de inspanningen om de raad bij dit proces te betrekken. Het resultaat bleef bovendien ruim binnen de financiële kaders, zoals gesteld in de perspectiefnota. Bij dit compliment betrek ik ook de resultaten van onze motie ‘regierol brede scholen’, die de fractie ChristenUnie/SGP samen met de fractie van D66 heeft ingediend. Ook hiermee heeft de afdeling onderwijs aangetoond goed werk te leveren. Deze regierol zal vanaf 2012 worden geëffectueerd met onder andere een gerichtere benadering van de doelgroep uit het onderwijsachterstandenbeleid en een besparing opleveren van circa € 50.000,-. Een typisch geval van low hanging fruit, meer voor minder, en nu in de juiste volgorde. Spreiding van onderwijsvoorzieningen is gewenst en structurele leegstand op termijn van zo'n 25 tot 30 jaar moet zoveel mogelijk worden voorkomen, ook met leerlingenprognoses van -8% in het voortgezet onderwijs op de lange termijn. Aan de andere kant van het spanningsveld hebben we kosten en investeringen voor nieuwbouw, renovatie en onderhoud en last but not least het draagvlak voor het IHP bij de schoolbesturen van primair, voortgezet en speciaal onderwijs. Inhoudelijk wil onze fractie wel aandacht
I - 34
vragen voor strikte handhaving van de planning voor de scholen met een fors ruimtegebrek, zoals lyceum De Nieuwe Hoven met 13 tijdelijke lokalen en vier locaties, de Koelmanschool en De Tamboerijn. Op de Koelmanschool neemt het aantal leerlingen toe met 75 leerlingen die op hetzelfde schoolplein zullen moeten spelen. Het scenario waarbij lokalen op de begane grond zullen worden gebouwd, geeft dan een dubbele verdichting van de leerlingen op het schoolplein. Dat is ongewenst. Onze fractie bepleit dan ook hoogbouw als beste scenario. Vandaag meldden de dagbladen dat vier op de vijf scholen in Nederland de kankerverwekkende stof asbest bevatten. Staatssecretaris Atsma van Milieu heeft vandaag op een congres in Utrecht opgeroepen daarop alert te zijn bij verbouwing of renovatie van schoolgebouwen. Kan het college ons vertellen of rekening moet worden gehouden met ruiming van asbest bij scholen die verbouwd worden en of dit in het IHP al is voorzien? Zoals eerder aangegeven: bij het IHP tellen de financiën ook mee. De gereserveerde extra kapitaallast voor uitvoering van dit IHP ad € 425.000,- blijkt te ruim bemeten te zijn, doordat een gedeelte bekostigd kan worden vanuit de bestaande budgetten. Samen met de vier vrijkomende locaties die herontwikkeld kunnen worden zijn dit meevallers die conform het afwijkingenbeleid ten gunste zullen komen van de algemene middelen. Zeker in deze tijden, door de heer Koçak bizar genoemd, zijn wij van mening dat extra inkomsten naar die algemene middelen moeten vloeien, zodat er capaciteit is om tegenvallers op te vangen. De fractie ChristenUnie/SGP is ervan overtuigd dat de uitvoering van dit IHP een flinke impuls zal geven aan de kwaliteit van het onderwijs in Gorinchem. Mevrouw Stam: Mijnheer de voorzitter. De VVD vindt goed onderwijs natuurlijk ook belangrijk. Het is de basis van een gezonde samenleving en een voorwaarde om mee te doen. Bij goed onderwijs hoort ook goede huisvesting, maar dat hoef ik verder niet toe te lichten. Enige zorgen hebben wij ons gemaakt over de kosten. Zouden de kosten in deze ‘bizarre’ tijden waarin de bomen maar tot halverwege de hemel groeien, niet te hoog worden? Niet omdat het onderwijs en de kinderen dat niet verdienen, absoluut niet, maar simpelweg omdat het financieel even lastig is. Ook wij hadden graag gezien dat iedere wijk een fonkelnieuwe brede school zou krijgen. Het Gildeplein is daarvan een prachtig voorbeeld, multifunctioneel en veel ruimte voor onderwijs. Maar nogmaals: in deze tijden is dat niet echt haalbaar. Het idee van een brede school is wel blijven bestaan: een netwerk van voorzieningen voor kinderen, ouders en de buurt met de school als centraal middelpunt. Dat juichen wij alleen maar toe. Samenwerken en ontschotten is niet alleen goed voor de portemonnee van de gemeente, maar bovenal voor het kind. Kortom, wij zijn blij met het IHP, dat goed doordacht en vooral realistisch is. De heer Van Breemen: Mijnheer de voorzitter. Met de afronding van dit integraal huisvestingsplan voor het onderwijs komt een eind aan een traject van voorbereiding, oriëntatie, overleg en samenwerking tussen de gemeente en de betrokken partijen. Dit proces, en dus de totstandkoming van dit plan, is wat GroenLinks betreft een erg goed voorbeeld van de manier waarop in de toekomst naar dit soort veelomvattende onderwerpen gekeken moet worden. Hierbij valt bijvoorbeeld ook te denken aan cultuur, aan sport en zelfs misschien wel aan verkeer: een integrale aanpak, met directe input van de
I - 35
betrokkenen uit het veld. Een compliment voor het college en de organisatie voor deze aanpak en natuurlijk ook voor de scholen. Het stemt GroenLinks tevreden dat de onderwijshuisvesting nu eindelijk integraal bekeken is. Alle schoolgebouwen en gymzalen zijn bekeken en alle opties zijn afgewogen, waardoor nu goed in beeld is wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Voorheen kwam het nog wel eens voor dat op deze plaats schooldirecteuren stonden om hun nood te klagen over de slechte staat van hun gebouw, en een hele generatie leerlingen van Mariëngaarde weet niet anders dan dat er noodlokalen gebruikt moeten worden. Dit soort excessen komt nu, door de integrale kijk naar en aanpak van de onderwijshuisvesting, als het goed is niet meer voor. Het IHP valt uiteen in twee onderdelen: een strategisch deel en een operationeel deel. Belangrijkste punten uit het strategische deel zijn voor onze fractie de afspraken rondom leegstand, en het oplossen daarvan, en de eigendomssituatie. Door demografische ontwikkelingen en onverwachte groei, of krimp, kan het voorkomen dat scholen te kampen krijgen met ondercapaciteit of leegstand. De afspraken die nu gemaakt zijn in het IHP zorgen ervoor dat eerst naar een redelijke oplossing binnen het gebouw, binnen de scholengemeenschap, of binnen de wijk, gezocht wordt voordat overgegaan wordt tot noodlokalen of zelfs bijbouw. Optimaliseren van het gebruik, wordt dit genoemd. Voor ons is dat een logische aanpak. Een risico dat hier in de toekomst wel op de loer ligt is het voor ons onwenselijke scenario dat klassen kinderen met bussen door de stad vervoerd worden omdat elders een aantal lokalen leeg staat. In de nabije toekomst is dit niet te verwachten, omdat we nu een actueel IHP hebben, maar het is wel een punt dat blijvend aandacht verdient. In het strategisch deel wordt ook de doordecentralisatie genoemd. Op zichzelf lijkt dit een eerlijk principe, en de gezamenlijke initiatieven van de scholen voor voortgezet onderwijs zijn natuurlijk zeer aan te moedigen, maar het is volgens mij ook iets dat enige nadere studie behoeft. Zo wordt het ook omschreven in het voorstel en daarin kunnen wij ons geheel vinden. Het principe is in ieder geval interessant genoeg om niet uit het oog te verliezen. Bij het beheer van de brede scholen komt de eigendomsverantwoordelijkheid bij de gemeente te liggen. Dit heeft sterk onze voorkeur, omdat de gemeente zo primair de regie kan voeren over de invulling van het gebouw en dit door middel van huur- en gebruiksovereenkomsten ook kan beheersen. Over het operationele deel kan ik alleen maar opmerken dat het hier uitgewerkte varianten betreft die in nauw overleg met het onderwijsveld tot stand zijn gekomen. Het is dan ook niet zo zinnig om hierop per locatie in te gaan. Een vraag die hierover nog wel gerezen is bij onze fractie betreft de opmerking die in het raadsvoorstel onder ‘Betrokkenheid derden’ staat. Hier wordt een aantal opmerkingen van de klankbordgroep genoemd, en dat is op zichzelf goed, maar gebeurt er ook wat mee en, zo ja, wat dan? Voor de Gomarus Scholengemeenschap blijven nog twee opties uit te werken over. Het hangt af van een aantal factoren en die knoop wordt dus waarschijnlijk binnenkort doorgehakt. Wel zetten wij hier alvast de kosten vast op een bedrag van ongeveer € 4,7 miljoen. Wij hebben gezien dat een aantal schoolbesturen een toch wel fikse bijdrage leveren aan de nieuwbouw of renovatie van hun gebouwen. GroenLinks vindt het zeer te prijzen dat deze schoolbesturen mee willen investeren in de toekomst van hun school.
I - 36
Een compliment daarvoor. Ongeacht welk scenario voor de Gomarus gekozen zal worden, het zal waarschijnlijk een duur scenario worden. De vraag rijst dan ook of ook van de Gomarus Scholengemeenschap een bijdrage verwacht kan worden, of is dat om wat voor reden dan ook uitgesloten? Met deze financiële vraag kom ik tot een afronding. We hebben een goed, integraal aangepakt huisvestingsplan, waarmee, voor zover ik van de betrokkenen heb gehoord, iedereen erg tevreden is. We hebben dat bovendien ook nog eens gedaan met een gedegen financiële onderbouwing, die goedkoper uitpakt dan van tevoren werd verwacht, en dat is ook niet verkeerd in deze tijden. Kortom, een plan waar Gorinchem trots op kan zijn en dat hopelijk als voorbeeld zal dienen op meerdere beleidsterreinen. De heer Elmaci: Mijnheer de voorzitter. Om nog even in de feeststemming te blijven: Gorinchem Solidair bevindt zich in haar adolescententijd, zoals de heer Koçak het uitdrukte, want wij mogen nu onze naam gebruiken en daar zijn we wel een beetje blij om… De voorzitter: Het is wel buiten de orde! De heer Elmaci: Over naar het IHP dan, want daar hebben we het nu over. Na lang en succesvol voorbereidingswerk ligt u een plan voor dat goed onderbouwd en uitgewerkt is. Het is bovendien in samenspraak met alle betrokken partijen tot stand gekomen, zodat er ook draagvlak voor is. Wij maken u, maar uiteraard ook de onderwijsinstellingen, hiervoor een compliment, want er is echt hard aan gewerkt. Alles wat door de voorgaande sprekers is gezegd ga ik niet meer herhalen. Ik wil alleen nog aandacht vragen voor de coördinatie- en regierol met betrekking tot de brede scholen. De nog aan te stellen functionaris gaat een belangrijke taak vervullen, die onder andere inhoudt het bij elkaar brengen en goed met elkaar laten functioneren van alle deelnemende partijen. Daarnaast is het belangrijk dat hij of zij goed betrokken wordt bij de woon- en leefomgeving van de brede school, zodat hij of zij de bewoners kan betrekken bij allerlei activiteiten die bij een brede school plaatsvinden. Mevrouw Van Maaren: Mijnheer de voorzitter. Het integraal huisvestingsplan is al intensief besproken in verschillende overlegorganen. Het CDA is blij met de voorliggende resultaten, en wel om de volgende redenen. Waar bij de vorige wethouder volgens zeggen schijnbaar weinig ruimte was voor gezamenlijk overleg tussen de onderwijsbesturen en de gemeente voor een goed IHP, is het tij nu gelukkig geheel gekeerd, wat heeft geleid tot een goed plan, met een flinke beheersing van de kosten, met behoud van voornamelijk unielocaties en verbetering van de diverse gebouwen en/of nieuwbouw…. De heer Van Breemen: Ik neem aan dat mevrouw Van Maaren het vorige college bedoelt. De voorzitter: Ik ben heel blij dat u mij corrigeert! Mevrouw Van Maaren: Daar zaten we ook al niet in, en dan krijg je dat! Zoals ik zei, heeft het geleid tot een goed plan, met een flinke beheersing van de kosten, met behoud van voornamelijk unielocaties en verbetering van de diverse gebouwen
I - 37
en/of nieuwbouw, wat ten goede komt aan de docent, de leerling en het studieresultaat. Super gedaan door alle betrokkenen. Goed voorbeeld doet goed volgen bij andere plannen die lopen, bijvoorbeeld het Cultuurplan, hopen wij. Twijfels blijft het CDA houden bij de grote eigen bijdrage van de Oudehoven. De uitleg is heel duidelijk geweest, maar gegeven de verwachte groei van leerlingen op de locatie Windroos en onze wens als bestuur om te streven naar unielocaties, hadden wij graag een lagere eigen bijdrage gezien en eventueel een soepeler opstelling, mede gelet op de eerder al geleverde financiële investeringen in huisvesting. Tevens wil het CDA u hierbij vragen of de wens van sommigen naar een lokale technica nog haalbaar is in de huidige tijd en of dit eventueel uit de reserve van € 3,5 miljoen bekostigd zou moeten worden. Tenslotte verzoekt het CDA u met de financiële voordelen die uit dit plan volgen voorzichtig om te gaan en concreet een gedeelte voor het onderwijs gereserveerd te houden, met het oog op de onzekerheden waarmee wij in de toekomst eventueel geconfronteerd zullen worden. Bij de uitvoering van alle nieuwbouw, renovatie etc. wensen wij de betrokken organisaties heel veel succes. De heer Wildschut: Mijnheer de voorzitter. Voor de laatste spreker in de rij is het moeilijk nog iets toe te voegen, maar ik ga toch een poging wagen. Om te beginnen wil ik u graag meenemen naar het Nederland van 150 jaar geleden… De heer Schefferlie: Dat laten we normaal gesproken aan Gorinchem Solidair over! De heer Wildschut: Het heeft zin in dit geval. Thorbecke ontnam rond 1860 de koning van Oranje via de Grondwet veel van zijn macht en legde in een andere wet vast dat de regering heel veel belastinggeld moest besteden aan onderwijs, met veel wis- en natuurkunde en talen. Dat klinkt redelijk actueel! Als gevolg daarvan werd de Hogere Burgerschool (HBS) opgericht in 1863, waardoor er meer goed opgeleide mensen kwamen. Als direct gevolg daarvan behoorde Nederland niet lang daarna tot de drie grootste kennislanden ter wereld, met Nobelprijswinnaars als Lorentz, Zeeman, Van der Waals en Kamerlingh Onnes, allemaal HBS…. De heer Schefferlie: En allemaal al stiekem D66-lid, denk ik! De heer Wildschut: Kortom, goed onderwijs heeft bewezen positieve effecten op welvaart, individuele ontplooiing en integratie. Als we in een veilige en sociale samenleving willen leven, waarin iedereen tot zijn of haar recht kan komen, iedereen de kans krijgt het beste uit zichzelf te halen en betrokkenheid en samenhang voorop staan, is goed primair en voortgezet onderwijs essentieel in onze ogen. Als gemeente hebben we nauwelijks of geen invloed op de inhoudelijke kant van het onderwijs. Onze bijdrage en verantwoordelijkheid beperkt zich voornamelijk tot de huisvesting. D66 ziet die huisvesting echter wel als zeer belangrijke randvoorwaarde om overdracht van kennis en vaardigheden zo goed mogelijk te kunnen laten plaatsvinden. De schoolgebouwen dienen dan ook adequaat te zijn toegerust voor deze taak. In het licht van dit alles is D66 bijzonder verheugd met de voortgang die is gemaakt binnen de raadsopdracht ‘Brede scholen’ en het onderdeel integraal huisvestingsplan. Het IHP en het bijbehorende raadsvoorstel zien er robuust en goed onderbouwd uit. Compliment I - 38
voor alle ambtenaren, schoolbesturen, anderen die eraan hebben meegewerkt en, niet in de laatste plaats, voor de regie en betrokkenheid van het college. Waardering ook voor het instrument ‘themabijeenkomst’, dat gebruikt is bij de totstandkoming van dit IHP. Het IHP voorziet ons nu van een kijkje in de nabije en iets verder weg gelegen toekomst en fungeert daarmee ook als wegwijzer voor toekomstige besluitvorming. Als we het bijbehorende financiële plaatje afzetten tegen de beoogde doelstellingen, constateren we dat zeer ruim binnen de bij de perspectiefnota ingeschatte extra kosten gebleven wordt. Daarnaast is ondertussen de nieuwe brede school Gildeplein opgeleverd en zal binnenkort met de bouw van het Schuttersplein aangevangen worden. In het IHP zien we dat op een praktische wijze gebruik wordt gemaakt van bestaande voorzieningen, samen in een mix met renovatie en nieuwbouw. Ook de invulling van bijvoorbeeld het project Schuttersplein laat een zelfde pragmatische aanpak zien, met oog voor doelstellingen en kosten. D66 kan dan ook niet anders concluderen dan dat het hier vooralsnog om een succesnummer gaat. Het hebben en nastreven van ambities op het gebied van onderwijs en onderwijshuisvesting is in onze ogen uitermate belangrijk, niet alleen in economische hoogtijdagen, maar juist in tijden van economische krapte, waarin veel waarden onder druk komen te staan. Als D66 zijn we dan ook bereid om constructief mee te denken daar waar het IHP in de toekomst, als een zich dynamisch ontwikkelend plan, additionele invulling op beleids- of financieel terrein nodig zal hebben. En wat zou het mooi zijn als er ooit een Nobelprijswinnaar uit het Gorinchemse onderwijssysteem zou komen! Wethouder Faro: Mijnheer de voorzitter. Voor u staat een vrolijk wethouder, zoals u zult begrijpen! Voor ons ligt thans het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs 2011-2015, met een doorkijk naar het jaar 2026. De gemeente Gorinchem ontwikkelt haar beleid en plannen nog meer dan voorheen integraal en met participatie van betrokken partijen. Vanavond is al herhaaldelijk over transparantie gesproken en zonder mezelf op de borst te willen slaan – dat doe ik liever voor de ambtenaren – kan ik wel zeggen dat hier enorm veel transparantie is toegepast… De voorzitter: Als u op uw borst slaat, slaat u ook op onze borst, en dat vind ik minder… Mevrouw Molengraaf-Vullers: Ik ben er altijd erg vóór dat iedereen op zijn eigen borst slaat! Wethouder Faro: Het is niet mijn eerste neiging, maar bij deze wil ik het toch maar even doen. Het plan is een mooi voorbeeld van een collegeproduct, dat op een voor de gemeente Gorinchem vernieuwende manier tot stand is gekomen. Ik ben daar trots op en daarom wil ik beginnen met een compliment aan alle partijen die hebben samengewerkt aan het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs. Mijn complimenten gaan uit naar alle schoolbesturen en de andere betrokken organisaties, maar ook naar de gemeenteraad. Het IHP volgt op de vernieuwing van de visie op de brede-scholenontwikkeling, die in mei 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Een samenhangend huisvestingsplan onderwijs is nieuw voor onze gemeente. Het integraal werken aan dit document heeft ertoe
I - 39
geleid dat oplossingen en scenario’s zijn uitgewerkt die we voorheen niet hadden voorzien. Dit plan is het resultaat van een intensief proces van inventariseren, doorrekenen, overleggen en brainstormen met in- en externe betrokken partijen, in het bijzonder met onderwijsinstellingen in Gorinchem. Het efficiënt omgaan met onderwijsgebouwen, om leegstand zoveel mogelijk te voorkomen, is het uitgangspunt van dit IHP. Daarbij is uitdrukkelijk rekening gehouden met de leerlingenprognoses voor de komende jaren. Het IHP is een dynamisch en levend document, dat van tijd tot geactualiseerd wordt op basis van nieuwe inzichten. Wat mij betreft een prachtig dossier, dat wellicht meer tijd kostte dan vooraf was verwacht, maar dan heb je ook wat. Derhalve is er ook alle reden om in de toekomst van dit document gebruik te blijven maken. Via de planning & controlcyclus zal de raad de komende jaren worden geïnformeerd over de voortgang van de projecten. Ik noem het een succesvol project. Los van de goedkeuring dan wel instemming van de raad is het eindproduct en de weg daar naartoe een succes, omdat een integraal proces tot stand is gebracht, waarbij nauwe samenwerking en afstemming binnen de verschillende betrokken afdelingen van de gemeente centraal heeft gestaan en er een goede samenwerking en afstemming tussen alle betrokken partijen is geweest, omdat de raad op een plezierige manier, door middel van themabijeenkomsten, tussentijds is geïnformeerd, waardoor inhoudelijke bijdragen en opmerkingen gedurende het proces meegenomen konden worden. Het is daardoor nog meer óns plan geworden. Het plan geeft inzicht, overzicht, transparantie en daarmee duidelijkheid over de onderwijshuisvesting binnen de gemeente Gorinchem. Het pan is een spoorboekje voor de komende jaren en kan tevens als overdrachtsdossier dienst doen in de toekomst. Daarnaast heeft deze wijze van werken mij een stoomcursus plaatselijke gesteldheid opgeleverd en inzicht gegeven in onderwijsvraagstukken, participatie en communicatie, waarvoor dank. Mijn complimenten aan iedereen die aan dit collegeproduct een bijdrage heeft geleverd. De PvdA heeft een opmerking gemaakt over doordecentralisatie. Momenteel wordt een grondig onderzoek gedaan naar doordecentralisatie. In eerste instantie was dat bedoeld voor het voortgezet onderwijs, maar wij zijn zo vrij geweest om ook het primair onderwijs erbij te betrekken. Eind dit jaar verwachten wij de resultaten daarvan, waarna daarover nader kan worden gecommuniceerd. In antwoord op de vraag die de SP heeft gesteld over het overschot, kan ik mededelen dat het budget dat niet wordt gebruikt uit de perspectiefnota betrokken zal worden in de discussie die nog volgt. Daarover zullen dus nog afspraken moeten worden gemaakt wat mij betreft. De handhaving van de planning zal zeker goed in het oog worden gehouden. Het plan zelf geeft ook aan dat het de bedoeling is met z’n allen te controleren of de planning wordt gehaald. De heer Barth kan ik verzekeren dat daar waar nodig rekening zal worden gehouden met de asbestproblematiek. Uit de vraag van GroenLinks blijkt wel dat we een lerende organisatie zijn. In het vorige stuk ging het over transparantie, hier ontdek ik dat we in de nieuwe aanzet kennelijk leren, want dit lijkt me een redelijk transparant verhaal. Kortom, wij willen dus wel als college.
I - 40
Over de klankbordgroep hoef ik niet veel meer te zeggen, anders dan dat dit meegenomen zal worden in de lijn waarin het hele plan is meegenomen, namelijk luisteren naar alle betrokkenen en daarmee ook wat doen. De bijdragen van de scholen lijken weliswaar groot, maar hebben alles te maken met het feit dat de scholen meer willen uitbreiden dan waarop ze recht hebben. Dientengevolge is het mijns inziens niet meer dan redelijk dat daarvoor een eigen bijdrage wordt gevraagd. De heer Van Breemen: Is die bijdrage gevraagd, of hebben de scholen het aangeboden? Wethouder Faro: Dat is een goeie vraag. Ik denk dat het in een soort vraag- en antwoordspel gestalte heeft gekregen. De voorzitter: Volgens mij gaat het allebei op. In discussie is het tot dit plan gekomen en daarin worden vraag en aanbod altijd samen ontwikkeld. Wethouder Faro: Precies. Last but not least is nog geïnformeerd naar de regierol. Daarmee zullen wij op een zorgvuldige mannier omgaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 9. Aanpassing verordening leerlingenvervoer gemeente Gorinchem 2012 (nr. 2011-563) 1. Korte samenvatting van de inhoud en voorstel De gemeenteraad heeft 30 juni 2011 ingestemd met de lijst van bezuinigingsmaatregelen waar (ruime) politieke overeenstemming over bestond. Onderdeel van deze lijst betrof ook het aanpassen van de kilometergrens leerlingenvervoer, zodat ouders met kinderen minder snel aanspraak kunnen maken op een vervoersvergoeding. De verwachting is dat dit leidt tot een kostenbesparing. Voor het aanpassen van de kilometergrens is een wijziging van de verordening leerlingenvervoer nodig. Doel is ook een betere aansluiting te krijgen bij de VNG verordening die uitgaat van een 6kilometergrens. Is de afstand van huis tot school minder dan 6 kilometer, dan kunnen ouders geen aanspraak meer maken op leerlingenvervoer, tenzij er sprake is van een handicap van het kind. Dit is met name bedoeld voor kinderen die schoolgaan op het (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Het voorstel is over te gaan tot het vaststellen van de (gewijzigde) Verordening Leerlingenvervoer gemeente Gorinchem 2012 met ingang van 1 januari 2012. 2. Fase trechter Uw raad stelt de kaders vast voor het vervoer van leerlingen uit Gorinchem door middel van het vaststellen van de verordening Leerlingenvervoer. Het is nu gebleken dat een wijziging en aanpassing van deze verordening Leerlingenvervoer noodzakelijk is. In deze keuzefase vragen wij van u om betreffende beleidswijzigingen vast te leggen in de verordening Leerlingenvervoer, dat ons het handvat biedt bij het verstrekken van vervoersvoorzieningen met ingang van het kalenderjaar 2012. 3. Inleiding /aanleiding Ervaringen van de afgelopen jaren, de bezuinigingstaakstelling, een aantal geconstateerde oneffenheden in de verordening maken het noodzakelijk de verordening Leerlingenvervoer op een aantal punten aan te passen.
I - 41
4. Inhoud / Kaders Bij het aanpassen van de verordening Leerlingenvervoer gaat het concreet om het volgende: •
tekstuele aanpassingen;
•
het actualiseren, toevoegen en verduidelijken van enkele begrippen en maatregelen (OV, advies, stagevervoer, afstand, wangedrag, regionale verwijzingscommissies)',
•
het rechtzetten van enkele omissies en tegenstrijdigheden (met name titel 2);
•
alle aanvragen om aangepast vervoer laten voorzien van een onafhankelijk (medisch) advies;
•
het invoegen van een kilometergrens voor niet gehandicapte leerlingen;
•
betere aansluiting bij de tekst van de VNG modelverordening.
In de bijgevoede verordening zijn de wijzigingen met de kleuren geel (toevoeging) en rood (verwijdering) aangegeven. 5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten Het bestaand beleid wordt gevormd door verordening Leerlingenvervoer gemeente Gorinchem 2011 die de gemeenteraad d.d. 16 december 2010 heeft vastgesteld. 6. Betrokkenheid derden. n.v.t. 7. Beoogd effect In de modelverordening leerlingenvervoer van de VNG is voor het primair onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs als afstandscriterium zes kilometer gehanteerd. Deze kilometergrens is voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs als bovengrens in de wet vastgelegd (artikel 4, lid 7 WPO). Met de nieuwe verordening is bepaald dat als de afstand van huis tot school minder dan 6 kilometer is, ouders geen aanspraak meer kunnen maken op vervoer, tenzij er sprake is van een handicap van het kind (Titel 6). Voornoemde maatregel, in combinatie met andere activiteiten, zal het effect hebben dat het leerlingenvolume zal dalen waarbij de verwachting is dat met name SBO leerlingen niet meer in aanmerking komen voor vervoer. Daar staat tegenover dat de kosten van het leerlingenvervoer het meest beïnvloed worden door leerlingen die vanwege hun handicap aanspraak kunnen maken op leerlingenvervoer ver buiten de Gorinchemse grenzen. Met andere woorden, het leerlingenvervoer is niet budgetgebonden maar een zogenaamde open einde regeling. 8. Risico's of kansen Het invoeren van een 6 kilometergrens doet nog steeds recht aan het ruimhartige beleid dat de gemeente voert. De landelijke norm is immers ook 6 kilometer. Daarnaast is al eerder een traject in gang gezet om samen met ouders te zoeken naar alternatieve vervoersvormen (fiets, OV, combinatievervoer, kilometervergoeding, begeleiding) en leerlingen minder snel gebruik te laten maken van het relatief dure aangepaste vervoer. 9. Financiële consequenties De bezuinigingstaakstelling en kostenreductie ziet er als volgt uit: Begrotingspost 2010
€ 680.000,00
(oorspronkelijk)
Begrotingspost 2010
€ 640.000,00
(1e wijziging verlaagd met €40.000,00)
Begrotingspost 2010
€ 540.000,00
(2e wijziging verlaagd met € 100.000,00)
Begrotingspost 2011
€ 540.000,00
Begrotingspost 2012
€ 500.000,00
Begrotingspost 2013
€ 440.000,00
(3e wijziging verlaagd met €40.000,00)
10. Vervolgproces Na vaststelling van de gewijzigde verordening Leerlingenvervoer volgt openbare bekendmaking en vervolgens uitvoering met ingang van 1 januari 2012. Ouders zijn reeds geïnformeerd over de voorgenomen wijziging van de verordening leerlingenvervoer.
I - 42
11. Communicatie Gebruikelijke bekendmaking van de wijziging van de verordening Leerlingenvervoer gemeente Gorinchem in lokale media. 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst Alle fracties kunnen instemmen met agendering van het voorstel voor de komende raadsvergadering. 13. Nadere standpuntbepaling college Akkoord met de voorgestelde aanpassingen van de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Gorinchem 2011. 14. Definitief voorstel raad Voorgesteld wordt: •
de Verordening Leerlingenvervoer van de gemeente Gorinchem in te trekken, zoals die bij besluit van 16 december 2010 is vastgesteld;
•
de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Gorinchem 2012 vast te stellen met ingang van 1 januari 2012. "
Mevrouw Dansen: Mijnheer de voorzitter. De SP vindt dat elk kind moet kunnen deelnemen aan onderwijs, ook als het gehandicapt is. Wij vinden het daarom belangrijk dat er in Gorinchem een goede regeling is voor leerlingenvervoer. Tegelijkertijd vinden wij ook dat, hoewel iedereen in Nederland mag kiezen voor welk soort onderwijs dan ook, het leerlingenvervoer bedoeld moet zijn voor kinderen die gebruik moeten maken van bijzonder onderwijs, omdat ze met een handicap moeten leven. Als ouders kiezen voor een bepaald onderwijssysteem, of voor een school met een bepaalde signatuur, zijn zij naar onze mening zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind daarheen. Gesubsidieerd leerlingenvervoer moet wat ons betreft primair bedoeld zijn voor kinderen die door hun handicap geen keuze hebben. De voorzitter: Ik neem aan dat ik dit mag opvatten als een opvatting. Het simpele antwoord is namelijk dat de wet niet in uw wens voorziet. Mevrouw Dansen: U mag het opvatten als een opvatting. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Sluiting.
De voorzitter sluit de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Gorinchem op donderdag 24 november 2011. De griffier,
De voorzitter,
I - 43