Wo-Master of Science in Policing Politieacademie 20 december 2007 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Parkstraat 28 | Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag P.O. Box 85498 | 2508 CD The Hague | The Netherlands T +31 (0)70 312 2300 | F +31 (0)70 312 2301
[email protected] | www.nvao.net
Paneladvies
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
11 11 16 24 26 29 33
Bijlage 1: Samenstelling panel
36
Bijlage 2: Programma site visit
39
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
41
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
43
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
1 Samenvattend advies Door de Politieacademie is een aanvraag ingediend bij de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) voor toetsing van de nieuwe opleiding Master of Science in Policing. Het door de Academie aangeleverde informatiedossier voldeed - na aanlevering van een Conversietabel [van ‘CCCU validation-criteria naar faceteisen ingevolge het 1 Toetsingkader nieuwe opleidingen hoger onderwijs’ ] en van relevante extra bijlagen - aan de NVAO-eisen. Dat informatiedossier, vermeerderd met het informatiemateriaal dat het panel ter gelegenheid van het locatiebezoek nog mocht inzien, alsmede de mondelinge toelichtingen die bij die gelegenheid in de verschillende gespreksronden werden verstrekt, hebben het panel in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleidingsdoelstellingen voorzien in een duidelijke behoefte vanuit het werkveld. Aan de andere kant heeft het panel ook moeten vaststellen dat de verschillende korpsen (als beoogde afnemers) nog niet altijd adequaat ‘omgaan’ met afgestudeerden, in de zin dat zij bij het inzetten van deze masters niet zelden denken aan vervulling van operationeel-executieve functies, en nog maar weinig aan staffuncties, in adviserend-ondersteunende zin, voor welke laatste functies de opleiding toch vooral bedoeld is. De beoogde eindkwalificaties zijn ontleend aan en in samenspraak met (vertegenwoordigers van) het beroepenveld uitgewerkt. De beoogde eindkwalificaties zijn voldoende domeinspecifiek bepaald en duidelijk wo-georiënteerd. Dit laatste komt onder meer tot uitdrukking in de international oriëntatie van de opleiding en het analytisch niveau dat wordt nagestreefd. Het doel is te komen tot een wo-master die de kwalificaties reflecteert om én zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten én concrete problemen in de beroepspraktijk van een oplossing te kunnen voorzien op basis van de inzichten die in de wo-opleiding zijn verworven. De voorgestelde master kwalificeert het panel daarom samenvattend als een wetenschappelijke beroepsopleiding. De voorgestelde master behelst een ambitieus en aantrekkelijk programma. Het didactisch concept van student-centred and competence-directed learning is naar het oordeel van het panel, gelet op de eindtermen van de opleiding, een goede en doordachte keuze. De leerdoelen van de afzonderlijke courses, de werkvormen die het programma kent en de wijzen van toetsing sluiten daar goed bij aan. De instelling verdient een compliment voor de inzichtelijke wijze waarop zij de te bereiken eindkwalificaties heeft vertaald in leerdoelen van de onderdelen waaruit het programma bestaat. Het programma is inhoudelijk consistent en mede daardoor - alsook vanwege de vrij intensieve begeleiding die vanuit de Academie wordt geboden - studeerbaar. De studiebegeleiding vanuit de korpsen is niet optimaal en verdient aandacht. De voorgedragen masteropleiding voldoet aan de wettelijke minimumeis van 60 ECTS.
1
pagina 3
Hierna aan te duiden als Toetsingskader.
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Het onderwerp inzet van personeel waardeert het panel ook over de hele linie als voldoende. De kwantiteit van het in te zetten personeel is toereikend (gebleken) om de opleiding te kunnen starten en te continueren. De kwaliteit van het in te zetten docentencorps is van adequaat niveau. De voorzieningen voldoen ruimschoots aan de daarvoor geldende eisen. De instelling stelt voldoende onderwijsruimten en faciliteiten beschikbaar om de opleiding te kunnen aanbieden. De leerondersteunende voorzieningen, waaronder de algemene ICT-faciliteiten [de leeromgeving Blackboard in het bijzonder] de audiovisuele middelen en de biblio- en mediathecaire voorzieningen zijn van goede kwaliteit en zeer internationaal georiënteerd, mede dankzij de extra facilitaire voorzieningen die via het partnerschap met de CCCU beschikbaar zijn. Uit het aanvraagdossier laat zich eenduidig opmaken dat de Politieacademie beschikt over een integraal systeem van interne kwaliteitszorg, waarvan de uitgangspunten, het cyclisch proces en de streefdoelen voor een deel zelfs wettelijk verankerd zijn. Het systeem kent voldoende instrumenten om eventueel benodigde verbetermaatregelen te genereren. Het is het panel gebleken dat het bestaande stelsel in het verleden daadwerkelijk ook aanleiding heeft gegeven tot concrete verbetermaatregelen. De condities voor continuïteit zijn aanwezig, zowel wat de afstudeergarantie als wat de investeringen en de financiële voorzieningen betreft. Voor het realiseren van de opleiding zijn inmiddels al voldoende investeringen gedaan en de financiële positie van de instelling is dermate gezond dat er voldoende financiële armslag is om de opleiding duurzaam te kunnen aanbieden. Het panel gaat ervan uit dat eventuele tekorten door de instelling zelf en/of door het ministerie van BZK genoegzaam kunnen worden afdekt.
Alles overziend adviseert het panel de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding Master of Science in Policing van de Politieacademie.
Den Haag, 20 december 2007 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Master of Science in Policing van de Politieacademie,
Prof. mr. drs. J.Th. Degenkamp (voorzitter)
pagina 4
mr. dr. Th.L. Bellekom (secretaris)
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
2 Inleiding en verantwoording Bij brief van 28 maart 2007 is door de voorzitter van het College van Bestuur (CvB) van de 2 Politieacademie , mevr. J.G. Stam, bij de NVAO een aanvraag ingediend voor een toets nieuwe opleiding (Tno) ten behoeve van de Master of Science in Policing. Het voor een eventuele erkenning van de opleiding benodigde informatiedossier werd eerst met brief van 26 april aangeleverd door dhr H. Peeters, programmadirecteur van de nieuw voorgedragen opleiding. Kerndocument van dat informatiedossier vormde het ‘Programme Document’, dat in 2006 door de instelling was gebruikt om ‘validation’ te verkrijgen volgens de criteria die de 3 Canterbury Christ Church University (CCCU) daarvoor hanteert . In dat zelfde jaar heeft de Politieacademie een samenwerkingovereenkomst gesloten met de CCCU, waarin ondermeer “the terms and conditions under which the Police Academy may offer an award of the University in collaboration with the University” zijn vermeld. Aan de hand van een door de instelling opgestelde Conversietabel: CCCU- validationcriteria/ faceteisen Toetsingskader en na bestudering van extra toegezonden informatiemateriaal, is door de NVAO uiteindelijk besloten het aangeleverde informatiedossier als voldoende geschikt aan te merken om inhoudelijk te worden beoordeeld. Van de kant van de NVAO is daarna een aanvang gemaakt met de Tno-procedure door de samenstelling van een panel van deskundigen, dat belast zou worden met het - aan het bestuur van de NVAO- uitbrengen van een advies over de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding. Bij besluit van 3 juli 2007 is door het dagelijks bestuur van de NVAO goedkeuring gehecht aan de door de procescoördinator voorgestelde samenstelling van het panel. Voor de personele bezetting van het panel, alsmede een opgaaf van relevante kwalificaties van de afzonderlijke leden daarvan, zij hier verwezen naar Bijlage 1 bij dit advies
2.1
Werkwijze panel Omdat het op korte termijn lastig bleek om alle panelleden op een zelfde dag en tijdstip bijeen te brengen, is door de voorzitter van het panel besloten om eerst een oriënterend vooroverleg te beleggen tussen hemzelf, de procescoördinator van de NVAO in kwestie en de extern secretaris. Voorafgaand daaraan hebben de panelleden aangegeven welke vragen bij hen waren gerezen na eerste lezing van de ontvangen documenten. Het vooroverleg vond op 16 oktober plaats en resulteerde enerzijds in een lijst van documenten waarvan de deelnemers aan het vooroverleg het wenselijk oordeelden dat deze ter gelegenheid van het locatiebezoek ter inzage zouden liggen [zie Bijlage 3, onder II.] en anderzijds in een groslijst van vragen die bij gelegenheid van het locatiebezoek mogelijk zouden zijn te stellen. In een op 9 november gehouden zgn. conference call - waaraan alle panelleden, secretaris én procescoördinator deelnamen - is aan de hand van de eerder opgestelde groslijst van ‘mondelinge’ vragen besproken welke vragen wel en welke niet zouden worden gesteld ter gelegenheid van de site visit en is een verdeling gemaakt van de vragen over de verschillende gespreksronden op de dag van het locatiebezoek.
2 3
Hierna ook wel aangeduid als ‘aanvragende instelling’, of kortweg ‘instelling’. Deze criteria zijn neergelegd in de Guidance for Validation/Revalidation of Programmes van de Quality and Standards Office,
Canterbury Christ Church University, 2006/2007 edition (161 pp.)
pagina 5
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Op basis van die verdeling is door de secretaris voor elk van de gespreksronden een setje van relevante vragen samengesteld en digitaal aan de panelleden toegestuurd. Op 27 november, de dag voorafgaande aan die van het locatiebezoek, is het panel in Apeldoorn (Hotel Hampshire) bijeen gekomen om het locatiebezoek verder voor te bereiden. Bij die gelegenheid zijn met name afspraken gemaakt over de werkverdeling tijdens de site visit. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel zich in verschillende gespreksronden van nadere informatie voorzien, onder meer aan de hand van de vragen die tijdens de conference call tot dat doel waren vastgesteld. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop heeft het panel zijn bevindingen op basis van het materiaal en de uitkomsten van de verschillende gespreksronden kort besproken en vertaald naar een globaal (positief) eindoordeel. Afgesproken werd daarbij dat elk van de panelleden aan de secretaris een (digitaal) ingevuld beoordelingsformat zou doen toekomen met - per facet - concrete tekstpassages of tenminste trefwoorden, waaruit zou blijken hoe de verschillende facetten worden gewaardeerd. De secretaris van het panel heeft op basis van de aldus binnengekomen beoordelingsformats een concept paneladvies opgesteld dat, na verwerking van de daarop binnengekomen commentaren van de panelleden, is geworden tot het definitieve advies zoals dat hier voorligt. Het paneladvies is geaccordeerd door alle panelleden en definitief vastgesteld door de voorzitter op 20 december 2007.
2.2
Opbouw paneladvies Kern van het achterliggende advies vormt hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding toetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten die het Toetsingskader daarvoor aanreikt. De opbouw is daarbij zo dat het panel, per facet, onder het kopje Bevindingen eerst een samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voor zover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Na de Bevindingen volgen de Overwegingen van het panel, waarbij hetgeen aan bevindingen is gereleveerd, wordt beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende Conclusie. Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel, daarbij summier concluderend tot voldoende als ook de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin onder meer de voorgedragen opleiding (kort) wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Een samenvatting van zijn bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel, waartoe het panel is gekomen is te vinden in hoofdstuk 1. Aan het advies is een aantal bijlagen toegevoegd, met onder meer informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek en een overzicht van geraadpleegde stukken.
pagina 6
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Politieacademie MSc in Policing master wo MSc in Policing [met, waar toepasselijk, de major-aanduiding: Major in HighRisk Policing, dan wel Major in Crime Policing of Major in European Policing] Politieacademie Apeldoorn initieel en duaal Gedrag en Maatschappij
Profiel instelling 4
De Politieacademie profileert zich, blijkens haar website , als het centrum voor opleidingen en kennis van de Nederlandse politie. Naar zeggen van de instelling is zij: “een dynamische organisatie, die onderwijs en kennis biedt op hoog niveau, die anticipeert op maatschappelijke ontwikkelingen en deze kan vertalen in onderwijs-op-maat. De Politieacademie werkt daarbij samen met de politiekorpsen en andere partners op het gebied van veiligheid en onderwijs. De Politieacademie: ▪ verzorgt de landelijke werving en selectie van politiefunctionarissen. ▪ biedt geaccrediteerde politieopleidingen aan op mbo-, hbo- en wetenschappelijk niveau die in nauwe samenwerking met de korpsen en het regulier onderwijs worden ontwikkeld en uitgevoerd. ▪ biedt maatwerkopleidingen aan op het gebied van politie en veiligheid. ▪ produceert wetenschappelijk en toegepast onderzoek vanuit lectoraten en de onderzoeksgroep. ▪ maakt kennis over het politievak toegankelijk voor de korpsen. ▪ werkt intensief samen met partnerorganisaties in onder meer het Veiligheidsplatform. ▪ is een organisatie die de rol als maatschappelijk topinstituut inneemt op het gebied van nationale en internationale veiligheid. Binnen de Politieacademie werken ongeveer 1.900 medewerkers op twaalf locaties in het land samen om deze doelstellingen te realiseren.” 3.3
Profiel opleiding Beschrijving van de opleiding op hoofdlijnen/achtergrond van de opleiding Over achtergrond en hoofdlijnen van de opleiding releveert de instelling in het informatiedossier onder meer het volgende: 4
pagina 7
http://www.politieacademie.nl/politie/OverDe Politieacademie/
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
“The programme has been designed to provide (Dutch) police officers with a deep academic understanding of issues relating to strategic police functions whilst allowing students the flexibility to research, within appropriate professional and academic boundaries, upon specific policing concerns. The MSc of policing is one of the educational answers to a continually changing and pluralistic society. People nowadays regard security and quality of life as more important than ever, and the police play a crucial role in promoting and ensuring these. This obviously makes heavy demands on the professionalism of the police organisation and the competence of its officers. Both the police organisation and its officers have to respond to changes in a flexible way and to be on a continuous learning curve. The police should be increasingly prepared to deal with: (i) the pluralistic society; (ii) the increase and exacerbation in violence, not just among citizens themselves, but also directed towards the police; (iv) the growing impact of social problems; (v) the diminishing respect for the police; (vi) the fact that the police must be more accountable to society; (vii) the necessity to have a similar level of education as the partners have. As security is increasingly becoming a very complex and dynamic issue in modern society, police officers will have to adapt and become even more professional. This requires a wellstructured education and an ambitious programme of continuous learning. These demands induced the Police Academy to reform its educational system in a radical and futureoriented way. The traditional 'functional training' has been changed into a coherent system of vocational training at upper secondary, higher vocational and university level, similar to those outside police training and including the bachelor/master degrees as proclaimed in the Declaration of Bologna. The MSc in Policing is positioned in the initial category of curricula. Other master programmes belong to the post-initial category, e.g. a Master in Criminal Investigation and executive masters in tactical or strategic policing. These executive masters explicitly focus on people development. In the developmental process representatives of the Police Academy, police forces and institutions of (higher) vocational education worked closely together in order to ensure that the new training programmes would fit in with the needs of police practice and would be equivalent to more general qualification degrees. The contents of the police training courses are based on competency-oriented occupational descriptions and have been formulated in terms of 'core tasks', i.e. the central and characteristic issues and problems a professional is frequently confronted with. These tasks are to be performed within a specific organisational context that requires the professional to come with a solution and appropriate response. The courses have the form of dual pathways, i.e. learning at the Academy as well as learning on-the-job by carrying out research and practising learning assignments. [….] The added value of the MSc in Policing programme is twofold: ▪ it allows police officers to develop strategies and exchange research findings in an international language on the basis of their commitment to the police profession; ▪ it allows police support staff and law enforcement partners to advise on security and safety policies in an international language from a policing perspective. Both values will enhance comparative learning effects and network building opportunities, if syndicates of students have a multidisciplinary or international composition.
pagina 8
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
The programme structure and content is designed to provide (Dutch) police officers, or under certain entry requirements civilian employees, with both an in-depth and detailed academic understanding of the profession of Policing. [….] The courses at the Bachelor as well as the MSc stage are scheduled in a so-called 'dual' way, which stands for alternating between study at the Police Academy and in-service training, based on learning assignments connected with the subjects of the core tasks. The MSc in Policing curriculum [see table below] consists of three courses, supported by a course in advanced research methods and followed by a dissertation that link up to the courses and the research taught during the bachelor period. Courses are not chronologically connected within the MSc. During ‘on-the-job-training’ periods learning assignments have to be worked out. Course work can be assessed in any period of the study. Preparations for the dissertation (master thesis) will start at the beginning of the Masters. TITLES of courses at the Master Stage
ECTS HE 4
A strategic Approach to Interagency Policing Police & Society: Perceptions and Strategies Option 1: Evaluation of the Quality of Police Performance Option 2: Policy Development for the Reduction in Violence Option 3: Investigative Science & Criminality Strategies Option 4: Strategic Policing Models & Police Co-operation in Europe Option 5: Disorder & Danger Management Strategies Research Methods: nominal credits included in optional courses Dissertation (Master Thesis)
15 10
45 30
15
45
(5) 20
(15) 60
Total amount of ECTS
60
180
The MSc programme has been structured with due regard to the existence of pre-requisites. For example, elementary research methods are already taught at the Bachelor stage, thus before a student undertakes his/her dissertation. Supplementary research methods are offered at the beginning of the Master stage that are also supportive to (specific) research questions arising from assignments or during the writing of the dissertation (master thesis). They will be dealt with on an individual basis. […..] The courses of the MSc curriculum provide the overall framework for the teaching of particular topics within the core tasks: ▪ Police & Society: Perceptions and Strategies focuses on the international aspects of policing as well as the concept of legitimacy. ▪ A Strategic Approach to Interagency Policing discerns between a historical & good practices dimension, a multidisciplinary, cultural & network perspective and issues of crime related to community policing. ▪ Evaluation of the Quality of Police Performance specifically takes into account the environmental impact of transportation or the Dutch variant of the EFQM concept. ▪ Policy Development for the Reduction in Violence refers to the coherence between the operational, tactical and strategic level of planning interventions. ▪ Optional course, possibly leading to related major: Investigative Science & Criminality Strategies emphasises the conversion of research findings and evidential information into managerial reports re detection priorities as well as forensic and hi-tech innovations.
pagina 9
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
UK credits
▪ Optional course, possibly leading to related major: Strategic Policing Models & Police Cooperation in Europe compares different policing models and criminal justice systems in order to establish favourable prerequisites for international police co-operation. ▪ Optional course, possibly leading to related major: Disorder & Danger Management Strategies covers different ‘high-risk’ strategies as well as disorder and risk control concepts. Ter toelichting moge hier nog dienen dat het oorspronkelijk ter erkenning voorgedragen programma ‘MSc in Policing’ alleen de onder 1 en 2 in het schema weergegeven ‘Options’ kende. Later (augustus 2007) is daar een drietal optional courses - zie de in bovenstaand schema, in rode letter, aangeduide ‘Options’ 3 t/m 5 - aan toegevoegd die de instelling als 5 aparte afstudeerrichtingen aangemerkt wil zien . Met de verplichte vakken ‘Interagengy Policing’ (15 ECTS) en ‘Policy & Society’ (10 ECTS) vormen de genoemde optional courses (ieder 15 ECTS) een ‘major’ van 40 ECTS die - na afronding van de thesis in de desbetreffende richting - tot een zgn. named award leidt. De award bij afronding van Option 3 luidt: MSc in Policing, Major in High-Risk Policing; bij afronding van Option 4: MSc in Policing, Major in Crime Policing en bij afronding van Option 5: MSc in Policing, Major in European Policing. Afronding van het MSc programma in Option 1 of 2 leidt tot de generic award: MSc in Policing, zonder verdere toevoeging. Nieuwe opleiding voor Nederland De opleiding is voor Nederland net zo nieuw als voor de instelling, zie hierna. Nieuwe opleiding voor de instelling De instelling biedt de onderhavige opleiding al sinds augustus 2005 aan, maar niet eerder werd daarvoor erkenning in de zin van de WHW aangevraagd. Wel kent de opleiding sinds juni 2006 ‘validation’ volgens de eisen die de CCCU voor haar onderwijsprogramma’s hanteert. Studieomvang Het programma beslaat in beginsel één jaar en kent een belasting van 60 ECTS. De opleiding kan eventueel ook in deeltijd worden afgelegd, met een spreiding over twee jaar.
5
De instelling heeft tot dat doel bij de CCCU een zgn. ‘Proposal for a Minor Modification of an Existing Programme’ ingediend. Een
beschrijving van de drie nieuwe majors, als afstudeervarianten van het generieke programma MSc in Policing, heeft de instelling neergelegd in het document: ‘Description of minor modifications with regard to Electives/Majors’, Augustus 2007
pagina 10
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor een beschrijving van programma en de algemene doelstellingen (achtergronden) van de opleiding wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. De doelstellingen, in termen van te behalen eindkwalificaties, komen onder 4.1.1 ter sprake.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen De beoogde eindkwalificaties bestaan blijkens opgaaf van de instelling uit een totaal van algemene master-competenties die een afgestudeerde MSc in Policing wordt geacht te bezitten (‘aims’ genoemd) en van generieke politie-competenties (aangeduid als ‘generic learning outcomes). In het informatiedossier zijn die eindkwalificaties als volgt geformuleerd: “Aims In overall terms the MSc Programme in Policing develops the following M-level competencies within students: ▪ The ability to analyse strategically ▪ The ability to conduct research into societal developments relevant to policing ▪ The ability to develop long term policy perspectives ▪ The ability to assess and process the implementation of a policy ▪ The ability to contribute to the scientific development of policing ▪ The ability to maintain his/her academic-professional knowledge and skills Generic Learning Outcomes Holders of the MSc in Policing will be able to: ▪ analyse empirical quantitative and qualitative data in a scientific manner ▪ carry out comparative research into particular and (inter)national aspects of policing ▪ demonstrate an independent and methodological sound opinion on research findings ▪ critically analyse new sources of information and convert them into original proposals for a strategic approach in policing ▪ evaluate the utility and feasibility of a number of policing concepts ▪ discern relevant variables in the interaction between the police and the societal environment ▪ evaluate the impact of regulations or policies of international administrative bodies and institutions ▪ exhibit autonomy in the undertaking of extended academic writing
pagina 11
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
▪ communicate and motivate his/her deliberations, reflecting values and views of colleagues and partners” Ter nadere toelichting van een en ander en ter beantwoording van de vraag in hoeverre die eindkwalificaties aansluiten bij de eisen die vanuit de beroepspraktijk worden gesteld, tekent de instelling hierbij aan: “The aims and learning outcomes of the MSc programme apply to all students that possess (the competencies of) the preceding Dutch Bachelor Diploma, which is based on the same occupational profile, to be worked out more in breadth at the Masters stage. Programme aims are described as general competencies in an occupational profile (at level HE4) and the derived learning outcomes as contextual competencies belonging to the core tasks of the police. In the Netherlands both occupational profile and core tasks have been developed by police experts, the Netherlands Police Institute and the Institute for Administration of Justice in cooperation with academic staff from the Police Academy and universities of a professional and academic nature. These required competencies have been agreed by the Police Councils (of Regional Police Force Managers, Police Commissioners and Public Prosecutors) and have been officially decreed by the Minister of the Interior and the Minister of Justice with the approval of the Minister of Education. The concept of competence-directed learning implies an integrated approach to tackle issues and solve problems in a practical context. So competency features as knowledge and understanding (the cognitive skills), skills and experience (the professional capabilities) or attitude and personal qualities (the transferable skills) should not be learned or assessed separately but in a related way. That is why the programme aims are part of an occupational profile and why the competencies and transferable skills, as described in the course content, are formulated in the context of a typical policing situation or core task. With regard to the MSc in Policing (applied) sciences and research notions are the underlying devices for the realisation of a competency.” De specifieke leerdoelen per course - in het informatiedossier aangeduid als ‘learning outcomes’, zonder het epitheton ‘generic’- komen hieronder bij facet 2.2. nog ter sprake. Overwegingen Zowel naar invulling (themata die in de opleiding aan bod komen, wetenschappelijke inbedding, de combinatie van het wetenschappelijk én praktijk georiënteerd profiel van de docenten) als bij het nastreven van kruisbestuiving tussen wetenschappelijke inzichten en praktijkgeoriënteerde toepassingen, beantwoordt het programma aan de kwalitatieve en kwantitatieve vereisten van een moderne politiebeleidsvoering (maatschappelijk geïntegreerd, internationaal georiënteerd op het vlak van concepten, modellen en praktijk, empirisch en theoretisch wetenschappelijk onderbouwd). Deze vaststelling wordt nog versterkt door de rijke traditie die CCCU op dit punt heeft opgebouwd met de Engelse politie. De beroepsprofielen en eindkwalificaties zijn in 2000 door de beroepsgroep gevalideerd en door de Ministers van Justitie en BiZa vastgesteld. Een proces om tot herijking te komen is in gang gezet; genoemde ministeries en de Politieonderwijsraad zijn daar nauw bij betrokken. De opleiding stoelt mede op Engelse eisen en ervaringen. In Duitsland (maar ook elders in Europa) wordt met belangstelling gekeken naar de ontwikkelingen die het
pagina 12
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Nederlandse politieonderwijs op dit punt en qua niveau doormaakt; zo is het panel 6 gebleken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende. 4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen “In terms of professional and methodical development, holders of the MSc in Policing will be able to: • select and analyse empirical and complex data systematically • develop an independent opinion concerning research findings, problem solving and alternative approaches • utilize new sources of information and convert them into recommendations • carry out comparative research into backgrounds and impact of social problems • assess the efficiency of policing interventions and strategies • deal with conflicts and apply conversation techniques • In terms of organisational and strategic capabilities, holders of the MSc in Policing will be able to: • reflect different interests and points of view • justify his/her work and agreements made with colleagues, handling them in a flexible way • mobilise partners, building and operating in (inter)national networks In terms of communicative and cultural skills, holders of the MSc in Policing will be able to: • transform diversity concepts into respectful behaviour towards people of different nature and cultural background • generate, communicate and report creative, innovative, strategic and new solutions for operational situations • communicate orally and in writing in one foreign language and only orally in another foreign language In terms of learning and shaping abilities, holders of the MSc in Policing will be able to: • evaluate his/her performance, readjust it on the basis of new understandings and possibly produce new knowledge • give and receive feed-back in a variety of situations” Deze zgn. M level competencies worden door de instelling verderop in het informatiedossier per ‘course’ van het oorspronkelijk voorgedragen programma MSc in Policing - voor de 7 optional courses 3 t/m 5 ontbreken die vooralsnog - nader uitgewerkt. 6
Het panel refereert daarbij aan een door Dr. Bernard Frevel, Docent Fachhochschule für öffentliche Verwaltung NRW, Deutschland ter
gelegenheid van het locatiebezoek afgegeven verklaring (Statement concerning NVAO Accreditation of MSc in Policing d.d. 28/11/2007) waarin deze onder meer stelt: “As far as I can see the MSc-Programme has best chances to build a core of the network on police research connecting police forces and police scientists in Europe.”
7
pagina 13
Zie het schema op p. 9.
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Overwegingen Naar kennis en inzicht worden de verworvenheden van de bachelor verder uitgediept op een wijze die de betrokkenen in staat moet stellen zelfstandig en origineel onderzoek af te leveren. In principe moet een afgestudeerde master in staat zijn om de verworven kennis en inzichten in concrete praktijkomstandigheden toe te passen. Het duaal traject dat in de master opleiding gevolgd wordt, is volledig afgestemd in functie van het toepassen van kennis en inzicht. Precies het duaal traject zal toelaten te oordelen of de master student in staat is om zich een oordeel te vormen en af te toetsen aan maatschappelijk en ethische criteria en standaarden. De master scriptie en de praktijk zijn ideale testmomenten om uit te maken of de student over de vaardigheden beschikt om op een zelfstandige wijze een academisch en wetenschappelijk product af te leveren en zijn/haar inzichten, meningen en beslissingen over te brengen aan medewerkers en collegae. Uit de diverse gespreksronden ter gelegenheid van het locatiebezoek is gebleken dat de opleiding wel degelijk de kwalificatie ‘wo- master’ verdient, ook al is er een sterke band met het professioneel referentiekader. De gerichtheid op één organisatie doet inderdaad bij eerste waarneming vermoeden dat sprake is van een hogere beroepsopleiding. De ervaringen met docenten en studenten leren echter dat dit niet het geval is. Dat blijkt in de opleiding zelf (de studenten ervaren hun master zo), maar ook uit de eisen die de docenten stellen en uit het programma. De werkstukken van de studenten, met name de theses, geven ook duidelijk het beeld van een wetenschappelijke opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende. 4.1.3
Oriëntatie wo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in wo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. – Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen 8 Bij de beschrijving van de ‘aims’ en de ‘learning outcomes’ in de ‘outlines’ van de verschillende courses (verplicht en ‘optional’) geeft de instelling hier en daar al uitdrukking aan de wo-oriëntatie van de opleiding, maar bij de beschrijving van de eindtermen en beoogde leerdoelen van de scriptie komt die wo-oriëntatie naar het oordeel van het panel het best tot haar recht: “The aim of the master thesis (dissertation) is to develop within the student the ability to research, analyse and develop long-term policing strategies related to societal demands, and construct a well reasoned argument - orally and in writing - based on his or her findings. 8
pagina 14
In Appendix 1’Course Outlines’ bij de eigenlijke validation-aanvraag
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
The culmination is the production of an individual and substantial academic piece of work that will contribute to the scientific development of the police profession. By the end of the successful completion of the master thesis (dissertation), students should be able to: ▪ demonstrate the ability to select an appropriate subject for research with consideration of the needs of the police organisation and individual professional development and with due regard to matters of confidentiality and ethics; ▪ Identify issues, questions and problems related to their chosen subject, as agreed upon by his/her police force; ▪ critically review the literature and other sources of information relating to the chosen object; ▪ formulate appropriate methods of enquiry which provide the structure for research and establish principles for the analysis, interpretation and/or evaluation of evidence; ▪ critically review work in relation to the objectives of the study and assess the implications for policing within the societal context. The content of the master thesis (dissertation) will focus on subject matter within the broad field of policing, but should also be of importance and meaning to the work of the police force in question. The subject matter may relate to topics studied on the taught courses of the programme, but need not be restricted in this way. The thesis provides the opportunity for students to undertake an extended period of selfstudy in an area chosen by them, but within certain prescribed limits. The preparation of the dissertation is supported by an academic supervisor (i.e. a Chair holder and/or a lecturer of the Police Academy), by student workshops at the Academy as well as in the particular organisation – due to the dual training system which also requires a link between the practical work and the research subject.” Overwegingen De opleidingseisen waarborgen, naar het oordeel van het panel, de wo-oriëntatie en ook de eerste ervaringen van afgestudeerden wijzen in die richting: de opleiding heeft hen onmiskenbaar nieuw analytisch gereedschap verschaft. Daar komt bij dat de CCCU garandeert dat de kwaliteits- en academische standaarden die men hanteert voor de eigen opleidingen, worden doorgetrokken in het partnerschip. Het doel is te komen tot een wo-master die de kwalificaties reflecteert om én zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten én concrete problemen in de beroepspraktijk van een oplossing te voorzien op basis van de inzichten die in de wo-opleiding zijn verworven. De verschillende gespreksronden tijdens het locatiebezoek hebben zonder onderscheid aangetoond dat de afgestudeerde masters in staat zijn om aan de gestelde vereisten te beantwoorden. De opleiding is verder zeer internationaal georiënteerd en van het analytisch niveau dat een wo-opleiding betaamt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie wo’ als voldoende.
pagina 15
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
4.1.4
4.2
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘domeinspecifieke eisen’, ‘master’ en ‘oriëntatie wo’ heeft het panel als voldoende beoordeeld. Daarmee krijgt het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als geheel een positieve beoordeling.
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen wo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een woopleiding: – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. – Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. – Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Bevindingen/Overwegingen Een specifieke passage waarin expliciet wordt stilgestaan bij het onderhavige facet kent het informatiedossier niet. Dat heeft te maken met het feit dat voor de inrichting van de ‘validation-aanvraag’ naar Engels recht geen vergelijkbare beoordelingscriteria gelden als die welke het Toetsingskader terzake kent. Niettemin heeft het panel zich op dit punt toch wel een oordeel weten te vormen: Het beantwoorden van de door het onderhavige facet opgeworpen vragen gebeurt het best op basis van een analyse van de specialismen en het CV van de docenten die de diverse opleidingsonderdelen verzorgen en begeleiden. Uiteindelijk moeten zij borg staan voor een invulling die zowel de meest recente ontwikkelingen binnen elke wetenschappelijke discipline reflecteert als waarborgen biedt voor de ontwikkeling van de vereiste vaardigheden. Zowel de keuze van de diverse cursussen als de betrokken docenten, bieden in dit verband de nodige waarborgen. De studenten worden voorbereid op een brede en gediversifieerde waaier van problematische situaties die zich kunnen stellen in de politiepraktijk en krijgen daar, althans voortgaande op de beschrijving van de themata die aan bod komen, een solide wetenschappelijke onderbouw voor. Het wetenschappelijk profiel van de docenten staat daar borg voor. De interactie met CCCU maar ook met de VU – waar de Politieacademie een leerstoel heeft gevestigd - en andere universitaire centra vormen even zo vele wetenschappelijke ‘aders’ die een wetenschappelijk onderwijs en onderzoek waarborgen. Door het instellen van lectoraten en een kenniskring per kennisdomein is de verbinding gelegd voor een coherente positie van de Politieacademie als kenniscentrum naast onderwijscentrum. Van belang is daarbij naar het oordeel van het panel wel dat het bestaande, tot de Academie behorende, docentencorps op niveau wordt gehouden, terwijl het daarnaast van belang is de band met de CCCU (en/of andere universiteiten) te behouden en te verbreden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen wo’ als voldoende.
pagina 16
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen De vraag of en de mate waarin het onderwijs(programma), didactisch concept en werkvormen een weerspiegeling vormen van de beoogde eindkwalificaties beantwoordt de instelling als volgt: “A variety of learning and teaching strategies will be employed, but the overall emphasis will be on student-centred learning with formal lectures assuming less importance than in undergraduate academic programmes. It is recognised that, as a postgraduate programme, the study undertaken should be more intellectually and individually demanding than at undergraduate level and the teaching and learning methods are designed to reflect this. Student-centred learning and a competency approach also requires a shift in the roles for teachers, of which the most important are: ▪ devising the educational framework (core tasks, proficiency tests, learning assignments, activities and learning material) ▪ coaching students (during the process of learning and in different learning environments) ▪ assessing progress and results (in a formative and summative way) ▪ being an expert (in the field of the occupational group involved, which also demands a thorough knowledge of current developments). Further, the teaching and learning strategies employed will take into account four particular aspects of the programme: ▪ a varied range of academic qualifications and practical experiences which the police officers, police support staff or partners bring to the programme; ▪ the need for a flexible approach because of the nature of police work; ▪ the dual setting of the programme, i.e. in-service training and study at the Police Academy; ▪ modern IT-facilities like BlackBoard, video-conferencing etc. Learning and teaching strategies will seek to: (i) involve members as active participants in the learning process; (ii) encourage self-evaluation and reflection on personal experience as a valuable part of the programme; (iii) provide opportunities for students to study both collectively and individually; (iv) encourage an open interchange of ideas, experiences and opinions; (v) develop a critical approach to current practice in policing (the academic perspectives as well as the 'good or bad practices'). Learning and teaching techniques will include lectures, seminars (such as student-led seminars), problem solving exercises, observatory exercises, video, CD-ROM's and the Internet (including e-learning assignments to be carried out individually, in syndicates or during the police service period). Furthermore, guided study, student presentations, tutorials (including feedback on essays, data handling, job assignments, portfolio maintenance, the dissertation proposal) and other instruments (verwezen wordt hier naar de beschrijvingen in de ‘course outlines’, panel).
pagina 17
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Lecturers will be expected to manage the learning process to encourage autonomous learning.[….] The teachers' role-shift to coaching students more than 'delivering knowledge' will stimulate more autonomous learning by students and will be an incentive for self-evaluation and reflection on personal experience. The more the self-steering abilities of the student increase, as can be expected during the Master’s programme, the less teaching time will be necessary.” Ten aanzien van wijze(n) van toetsing merkt de instelling in dit verband nog op: “The purpose of the assessments is, firstly, to provide formative information about students’ development and progress by means of a portfolio to be maintained by the student and supervised by a learning process supervisor – a lecturer of the Academy - and a route supervisor of the Police Service. This kind of diagnostic testing enables them to take appropriate action, if needed. Secondly, the assessments provide summative information by indicating the students’ level of competencies. Whereas all assignments (more than one per course) contribute to summative assessment, each course will have particular formative value to students. Lecturers’ written comments will point out areas of strength and where development is required. The assessment methods reflect the (academic) policing context as much as possible. In principle, they vary from a work sample test (an assignment under normal working conditions) to a simulation or an authentic task, such as participation or observation in a police setting, an essay, a literature review, a research report, a case study, individual oral presentations, data handling and an extended dissertation (thesis). The methods selected will be appropriate to measuring successful attainment of the learning outcomes. [….]” [Van het aantal, de soort en de omvang (schriftelijk vs. mondeling) van de verschillende assessments die het programma telt, verstrekte de instelling in het informatiedossier bovenstaand overzicht.]
pagina 18
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
This Table prvides an Overview of assessments
Coursework No. of words
A Strategic Approach to
3 assignments, each 3000 words:
Interagency Policing
(i) professional research report
(15 ECTS)
(ii) case study
Seminar presentations %
No. of pres.
%
100
/
/
100
/
/
(iii) literature review
Police & Society:
2 assignments, each 3000 words:
Perceptions and Strategies
(i) international essay
(10 ECTS)
(ii) legitimacy essay
Any optional course
1 assignment: 9000 words
(zie schema p. 9))
a research report (project plan,
(15 ECTS)
scenario, evaluation etc.)
1 70
presentation
30
Research methods They are taught separately, but assessed in the context of preferably one of the optional courses or the dissertation (master thesis)
Dissertation (master thesis)
18000 words
90
1 viva
(20 ECTS) Voor de verschillende assessments en de beoordeling van de thesis hanteert de instelling een zgn. ‘grid’ van beoordelingscriteria, die periodiek wordt bijgesteld aan de hand van opgedane ervaringen. De grid kent op een schaal van 100 punten vijf waarderingen voor werkstukken, t.w. Fail met een puntentotaal tussen 0-39; Fail met een puntentotaal van 40-49; Pass met een puntentotaal van 50-59; Good Pass met een puntentotaal van 60-69 en ‘Distinction’ met een puntentotaal van 70-100. De grid kent voor elk van de vijf waarderingen een set van waarderingsfactoren, met een in aantal en graad van honorering oplopende reeks van waarderingsfactoren. Overwegingen De onderwijs en leerstrategieën zijn bijzonder student georiënteerd. Dit vereist een grote inspanning van de docenten met o.a. het coachen in verschillende leeromgevingen, het instaan voor het assessment, het verdelen onder elkaar van de basistaken enz. De wijze waarop de opleiding is georganiseerd met o.a. het duaal traject en vooral het maximaal benutten van de politiewerkomgeving, biedt op dit punt heel wat mogelijkheden. Er wordt bovendien vertrokken van leerdoelstellingen die erop gericht zijn om de deelnemers aan de opleiding aan te moedigen tot interactieve betrokkenheid bij het leerproces, tot zelfevaluatie en tot een kritische benadering van de gangbare politiepraktijk. Het assessment door zowel een leerproces-‘supervisor’ als door een ‘supervisor’ uit de politieorganisatie is een sterke ondersteuning om de vooropgestelde eindkwalificaties van de opleiding te behalen. De bijdragen en praktische oefeningen, de projectvoorstellingen en de master thesis bieden dan weer voldoende mogelijkheden om zich een onderbouwd oordeel te vormen over de kwalificaties van de student. Naar het oordeel van studenten en afgestudeerden was de relatie tussen doelstellingen en programma een duidelijk gegeven. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
pagina 19
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
10
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen/Overwegingen Een specifieke passage waarin expliciet wordt stilgestaan bij het onderhavige facet kent het informatiedossier niet. Dat heeft (net als bij facet 2.1 moest worden vastgesteld) te maken met het feit dat voor de inrichting van de ‘validation-aanvraag’ naar Engels recht op dit punt geen vergelijkbare beoordelingscriterium geldt als wat het Toetsingskader in deze kent. Niettemin is het panel van oordeel dat het door de instelling voorgelegde programma inhoudelijk samenhangend is. Het Master curriculum vertoont een logische samenhang, o.a. voortbouwend op het bachelorprogramma. De opbouw verloopt in vier kwartielen. In het eerste kwartiel, dat doorgaat aan de politieacademie, krijgen de studenten les over onderzoeksmethodes – aan te vullen met optievakken – en komt de cursus ‘Police and Society’, met één van de opties, aan bod. Het tweede kwartiel bestaat uit leeropdrachten die aansluiten bij de kennis opgedaan in het eerste kwartiel en gestalte krijgen op de werkvloer aan de hand van concrete oefeningen en opdrachten. In het derde kwartiel wordt de cursus ‘Interagency policing’ uitgewerkt aan de Academie waarna voor de Master thesis terug wordt gekeerd naar het terrein waar de kennis inzake onderzoeksmethoden en de theoretische kennis en het kritisch analytisch vermogen worden afgetoetst en verrijkt met praktijkervaringen en empirie. Deze opbouw is coherent en zeer logisch. Men bouwt steeds verder op opgedane kennis en know-how en alles culmineert in de master thesis. De vier ‘core tasks’ reflecteren de kern van het politiewerk op conceptueel, analytisch en kritisch reflectief master-niveau. De master thesis laat toe om aan te tonen en af te toetsen dat men een concrete thematiek op niveau kan analyseren en, afgetoetst aan de praktijk, op een coherente wijze kan verwerken en voorstellen. Conceptueel vertoont het programma een grote samenhang. De concrete toetsing in de diverse gespreksronden van het locatiebezoek heeft het panel geleerd dat de concrete invulling op een aantal onderdelen - operationeel - voor verbetering vatbaar is. Onder meer de coaching in de korpsen laat in de praktijk te wensen over, zo bleek in de gespreksronden met studenten en afgestudeerden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen De instelling voert voor de studeerbaarheid van de opleiding met name argumenten aan in de sfeer van begeleiding en monitoring van de kant van docenten, ondersteunend beheerpersoneel en job coaches:
pagina 20
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
“Ongoing support is provided by the administration office and the Programme Director, learning process supervisors and academic supervisors from the Academy as well as route supervisors and on-the-job coaches of the Police Force. A learning process supervisor monitors the whole learning process of a student on behalf of the Police Academy. An academic supervisor sees to the quality of the academic content of course work, presentations and dissertations. A route supervisor monitors the progress of and the conditions for on on-the-job-training on behalf of the force. A job coach is a police professional who supports the student with learning assignments in the force. Important support for the students also comes from library staff, that not only guide them through the processes of electronic searches related to text, journals, newspapers and data in the Policing field of study, but also provide students with a course in information skills and assistance in analysing learning assignments. The way of support varies with the (increasing) autonomous learning capacities of the students and the responsibility of the student for progress in learning processes and achievements. Therefore the Library of the Police Academy has been set up as an Open Learning Centre (OLC). [….] Students on the programme who are also employees of one of the 26 Dutch police forces receive additional support from their employer: ▪ the arrangement of a learning workplace in the force, facilitating the learning assignments provided by the Police Academy; ▪ the provision of a route supervisor monitoring the quality of the facilities, the progress of on-the-job training during the programme and the contacts between student and Police Academy ▪ the provision of an on-the-job coach who supports the student in acquiring the competencies described in the core tasks. [….] The academic staff of CCCU's Department of Crime & Policing Studies are also substantially involved in lecturing, tuition and assessments. Currently four of them belong to the Department of Crime & Policing studies, including the Head of the Department. Another one is the former Deputy Director of the Business School. In terms of teaching time they cover 20% of the MSc Programme. Dutch students that register for the MSc in Policing will have access to the Library and ITfacilities of the University. Support for those students undertaking the dissertation is provided in two ways: ▪ methodological advice by a lecturer of the Police Academy; ▪ content support by an academic supervisor; The meeting of the responsibilities of supervisors of students undertaking a dissertation and the obligations of the students themselves are important aspects in ensuring a successful outcome to the programme. De instelling wijst er verder op dat een aantal van deze studeerbaarheid bevorderende factoren ten dele ook zijn geformaliseerd in aanspraken voor studenten, die verankerd zijn in bepalingen van het Onderwijs- en Examenreglement (OER) van de Academie. Het gaat daarbij in het bijzonder om het uitgangspunt van het ‘dual learning system’ als zodanig (art. 4 OER) en de daarmee samenhangende aanspraken op resp. ‘supervision at the Police Academy’ (art. 5) en ‘supervision during on-the-job training’ (art. 6).
pagina 21
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Overwegingen Het duaal leersysteem is inhoudelijk bijzonder rijk maar het is zonder meer een intens programma dat permanent grote inspanningen van de student vereist. Dit wordt nog versterkt door de dubbele supervisie. Daar tegenover staat dat het systeem zorgt voor een permanente feedback die toch een belangrijke steun en hulp vormt bij groeiproces naar de vereiste kwalificaties. Samengevat - en dit wordt ook bevestigd in de gespreksronden met de studenten en de afgestudeerden - mag men stellen dat de werkdruk alsook de tijdsdruk hoog ligt [studenten zeggen vaak ‘op hun tenen te moeten lopen’] maar dat de ondersteuning en het uitdagend karakter van bepaalde opleidingsonderdelen, voldoende stimulans opleveren. Ook in dit verband werd overiges door studenten en afgestudeerden gemeld dat de begeleiding vanuit en in de korpsen meer aandacht verdient. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: wo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Over de vereisten voor instroom en de daarbij te hanteren selectieprocedure meldt het informatiedossier het volgende: “Applicants for the programme should possess one of the following first or second class degrees or equivalent: ▪ a Dutch Bachelor of Policing Diploma or former equivalent at qualification level HE4 ▪ an award of any Dutch university or University of Applied Sciences, where the award demonstrates the ability to apply basic research methods ▪ a UK bachelor’s degree with Honours or Graduate Certificate plus Graduate Diploma ▪ an equivalent (foreign) award, including research methods ▪ equivalent experience, including the application of research methods. The relevant entry requirement is the Dutch Bachelor of Policing at level HE4 that precedes the MSc in Policing. This bachelor programme contains 180 ECTS credits (equivalent to 540 UK credits). As a rule it will take three years of a full-time study. It might be a year longer if someone accomplishes the Dutch Bachelor of Policing at level HE3 with an HE4 minor preparing for the masters. As a consequence of the ‘Declaration of Bologna’ objective to recognise each other Undergraduate and Postgraduate awards and because of the authorised diploma-equivalence of theDutch policing programmes to similar programmes of higher education, the entry requirements do also apply to equivalent awards. 9
Consideration to those holding non-graduate qualifications will be given by the EVC Bureau of the Police Academy, if these applicants are able to demonstrate that they possess the relevant M-level competencies of a Bachelor of Policing or an equivalent award through prior experience, including basic knowledge of research methods. They have to produce a portfolio that meets the required criteria to qualify. In case of a positive EVC assessment, these applicants will be admitted to the MSc programme. 9
pagina 22
EVC staat voor: ‘Eerder (ook wel: elders) verworven competenties.
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
In addition to the entry requirements there are specific selection procedures for Dutch police officers. For Dutch police officers access to the Dutch system of Police Training also depends on two other criteria: One of the police forces selects and employs a student by judging his or her personal disposition in terms of capability and suitability. The Police Academy admits this student to a specific programme, if he or she possesses the relevant level of qualification, based on an award or equivalent professional experience. In the case of the MSc in Policing the entry requirement has to be the appropriate Bachelor of Policing Diploma , the former equivalent, or the equivalent proven experience. Over honorering van EVC’s (Eerder verworven competenties) meldt het informatiedossier nog : 10 “In line with University guidelines on APL credit exemptions for the MSc in Policing course are conceivable - up to a maximum of 50% of the credits - on the basis of an equivalent 'advanced standing' qualification or experience background in the past 5 years, if the EVC Bureau of the Police Academy honours such an individual request. The final decision is up to the Board of Examiners of the University and the Police Academy of the Netherlands.” Overwegingen De instroomeisen voor de opleiding zijn vrij algemeen gesteld. Dat betekent dat vanuit een breed scala van opleidingen mensen kunnen instromen. Dat kan ertoe leiden dat mensen instromen die in hun vooropleiding geen of weinig ervaring hebben opgedaan met onderwerpen, zoals het recht , die voor de politiewetenschappen toch van grote betekenis zijn. Met name voor instromers in de MSc in Policing, die niet tevens de Bachelor in Policing (met een behoorlijke portie recht, zowel straf- en strafprocesrecht als staats- en bestuursrecht en arbeidsrecht), hebben doorgemaakt, kan dat onder omstandigheden problematisch zijn. Voor de Academie zou dit een aandachtspunt dienen te zijn. Voor het overige vindt het panel de instroomeisen accuraat en voldoende selectief. Het is het panel niet geheel duidelijk geworden hoe de instelling precies omgaat met zgn. EVC’s. Volgens opgaaf van de instelling kan tot 50% van de ‘credits’ vrijstelling worden gegeven o.g.v. eerder verworven competenties, maar de honorering van EVC’s zal eerder uitzondering dan regel zijn, zo is het panel van de kant van de programmaverantwoordelijken te verstaan gegeven. In een enkel geval is tot nu toe van de APL-mogelijkheid gebruik gemaakt. Studenten en afgestudeerden bevestigden die lezing. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
10
pagina 23
APL staat voor: Accreditation for Prior Learning
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: wo-master met minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding Bevindingen Voor de duur van het programma, uitgedrukt in ECTS, en de verdeling daarvan over de courses en thesis die het programma telt, zij hier verwezen naar het schema zoals weergegeven op p. 18. Overwegingen Het voorgestelde programma voldoet met de berekende studiebelasting van 60 ECTS [ = 180 UK credits] aan de minimumeis die door de WHW qua duur aan een masteropleiding wordt gesteld. Het panel heeft geen reden om aan te nemen dat de opleiding in significante zin meer of minder belasting zou behelzen dan de 60 ECTS die de aanvragende instelling als belasting aangeeft. Het panel acht die opgave ook realistisch, gelet op de door de instelling gehanteerde verdeling van ECTS over de onderscheiden courses. Door studenten en afgestudeerde werd beaamd dat de begrote studiebelasting voor de verschillende studieonderdelen de reële belasting goed weergeeft. Ook de roosters van de onderwijsweken in de kwartielen 1 en 3 (die op de Academie worden doorgebracht) laten een belasting zien die sporen met de voor de betreffende vakken begrote studiebelasting. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
4.3 4.3.1
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma De facetten ‘eisen wo’, ‘relatie tussen doelstellingen en programma’, ‘samenhang programma’, ‘studielast’, ‘instroom’, en ‘duur’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 2 ‘Programma’ als geheel een positieve beoordeling.
Inzet personeel Eisen wo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een woopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Bevindingen Ter onderbouwing van het voldaan zijn aan dit toetsingscriterium wijst de instelling onder meer op het feit dat: “The Knowledge Network is a Department of the Police Academy that is responsible for the developing of the knowledge function of the Dutch police sector as a whole. The Knowledge Network is not only in charge of the digital environment of the Police Knowledge Net (PKN), the European Police Learning Net (EPLN) and the International Police Expertise Net (IPEP),
pagina 24
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
but also of Centres of Expertise, a Research Group, Libraries (OLC's) and Chairs of the Police Academy, that are assisted by so-called Knowledge Circles. At the moment five Chairs are in operation: Integrated Security, Police Leadership, Crime Control, Traffic and Environment, Public Order Policing. Since 2007 also Chairs of Crisis management and the Learning Police Organisation have ben installed. Other Chairs are in preparation (e.g. with regard to diversity and forensics). Apart from research tasks the majority of the lecturers of the Chairs of the Police Academy also have a role in the MSc in Policing. They bear the academic responsibility for the content of the MSc Programme, especially for the quality of the dissertations. They lecture on several areas of the curriculum. They are also involved in supervising and assessing dissertations or bear the academic responsibility for supervisors of dissertations. One of the chair holders is currently a visiting professor at the University of Liverpool and the Swedish National Police Academy of Sweden. Two other lecturers as well as a member of the Executive Board are professors at Dutch universities (Tilburg and Delft). In addition to that a professor of the Police Academy, holding a Chair of Internationalisation of the Police Function at the "Vrije Universiteit" of Amsterdam, also participates in the MSc Programme. Professors of Social Risks & Safety Studies from the "Universiteit Twente" will participate in the MSc programme on the basis of a permanent arrangement. They will lecture on Interagency Policing.” De instelling verwijst in dit verband verder naar de in Appendix 2 bij de aanvraag opgenomen curricula vitae van twaalf van haar kant in te zetten docenten en van negen door de CCCU voor het programma aangewezen docenten [in totaal 103 pp. beslaand]. Overwegingen Veel docenten zijn nauw betrokken bij (inter)nationale ontwikkelingen op het betrokken vakgebied. Voor de meesten van hen geldt ook dat zij door onderzoek en publicaties een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Van de docenten met een universitaire aanstelling kan dat zeker gezegd worden. De lijst van wetenschappelijke publicaties, presentaties en overige activiteiten van de beoogde docenten getuigen van voldoende wo-kwaliteit om aan te nemen dat ook de door hen te verzorgen MSc in Policing van toereikend wo-niveau zal zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen wo’ als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen/ Overwegingen Volgens opgaaf van de instelling wordt 20% van de docentbelasting in het programma door de CCC-university voor haar rekening genomen. Het gaat daarbij om 60 van de begrote 300 begeleidings- en coachinguren die in totaal van de in te zetten docenten wordt verlangd. Uit nadere opgave die door de instelling - op verzoek van de secretaris - is verstrekt blijkt dat de nieuwe opleiding op dit moment een staf-student ratio van 1: 12,8 kent. De instelling onderkent dat dat een luxe-positie is die op den duur waarschijnlijk niet houdbaar zal blijken,
pagina 25
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
gelet op de vanaf 2010 begrote (relatief geringe) tekorten die de instelling over het geheel van haar opleidingen zal gaan lijden. De intensiteit van begeleiding en coaching in de diverse opleidingen zal dan waarschijnlijk naast andere bezuinigingsmaatregelen - ‘wisselgeld’ gaan worden om de exploitatie sluitend te krijgen. De instelling heeft de verzekering gegeven dat in dat geval voor haar de streefnorm van 1:18 de ultieme staf-student ratio zal zijn. Het panel acht dat een alleszins acceptabele ‘score’. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen De instelling verwijst voor de kwaliteiten van de in te zetten docenten in hoofdzaak naar de rubrieken ‘Academic qualifications’, ‘Teaching experience’ en ‘Research/Publications/Presentations’ in de afzonderlijke cv’s van de docenten, zoals opgenomen in Appendix 2 bij de aanvraag. Overwegingen De cv’s van de docenten bieden alle waarborg op een kwalitatief hoogstaande opleiding. De interacties met meerdere universitaire instellingen waarborgen een permanente instroom van wetenschappelijk hoogstaand gedachtegoed. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4
4.4 4.4.1
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel De facetten ‘eisen wo’, ‘kwantiteit personeel’ en ‘kwaliteit personeel’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 3 ‘Inzet personeel’ als geheel een positieve beoordeling.
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen In het informatiedossier gaat de instelling ten aanzien het onderhavige facet eigenlijk alleen in op de materiële voorzieningen in de sfeer van de biblio- en mediathecaire voorzieningen [in Canterbury en Apeldoorn] en de digitale leeromgeving die de studenten ter beschikking staat. Over de huisvesting, de leermiddelen en de computerfaciliteiten is de instelling in het informatiedossier tamelijk impliciet. In het ‘Collaborative Provision Endorsement Form’ -
pagina 26
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
waarmee de instelling richting de CCCUniversity diende aan te geven welke bijdragen/voorzieningen zij van de CCCU verwacht in het kader van de samenwerking, binnen de gezamenlijk te verzorgen MSc - worden huisvesting, leermiddelen en computerfaciliteiten wel als te realiseren specifieke cursusvoorwaarden genoemd, maar tegelijk ook als ‘not applicable’ aangemerkt. De instelling voert daarvoor als reden aan dat 11 het: “Programme will run at the Police Academy of the Netherlands” Maar de instelling doet geen opgaaf van de voorzieningen die zij in Apeldoorn heeft getroffen voor de nieuwe opleiding. Over de biblio- en mediathecaire voorzieningen en de leeromgeving die de Politieacademie de nieuwe opleiding te bieden heeft, meldt de instelling in het informatiedossier: “The Open Learning Centre (OLC) of the Police Academy possesses a voluminous amount of journals that are relevant for policing matters. Out of more than 250 journals more than 40 are American, English, German, French or Belgian publications. The updates of the OLC 12 collection of journals and books are also based on international information from Centrex and the largest police library from Belgium, amongst others. The full text of a great number of articles of these journals is available in electronic form through 'Tipbase' or PKN (the electronic network of the Police Academy). The website of the Police Academy http://mediatheken.politieacademie.nl provides links to two types of national and international sources for both students and lecturers: ■ Full-text access ▪ Direct access to the catalogue of the OLC ▪ Availability of streaming video, licensed audio-visual recordings via 'Surfnet' ▪ Free access to a selection of relevant websites through Internet ■ References to titles ▪ The catalogue of Bramshill/Centrex, which enables the Police Academy to lend the required journals and books through IBL ("Interbibliothecair Leenverkeer") a co-operation of 400 Dutch libraries. ▪ The linking website contains approximately 900 references to national and international websites, supported by a query device and the thesaurus of the Academy. ▪ A selection of relevant websites comprising data-banks and catalogues of documentation centres and libraries ▪ On-line connections to a file of books, journals and a list of new acquisitions of books, brochures, dissertations and reports from all major Dutch libraries (through 'Picarta'). With regard to the selection and ordering of books, inter-library loans and website assistance, visitors of the multimedia Library / OLC are supported by: (i) an assistantlibrarian for general questions; (ii) a senior librarian, competent in a specific domain with regard to special questions. The Police Academy utilises the same Virtual Learning Environment (VLE) as the Department of Studies in Crime and Policing of the University, namely "Blackboard", including information on summative assessments. In addition to the learning and teaching environment, the Knowledge Network Department of the Police Academy offers the opportunity to consult police experts or to engage in 11
Met uitzondering van het ‘aanschuif’-onderwijs dat door de CCCU in Canterbury voor een beperkt deel wordt verzorgd, zo zou het
panel daaraan willen toevoegen.
12
Centrex (police training agency) is de ‘populaire’ naam waarmee men in het UK gebruikelijk is de Central Police Training and
Development Authority aan te duiden.
pagina 27
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
discussions on policing matters through national and international networks (PKN, respectively EPLN and IPEP).” Va een weergave van de opgaaf die de instelling nog doet van de journals, de websites en de ‘on line’ learning evironments die de MSc-studenten aanvullend ter beschikking staan vanwege het partnerschap met Canterbury wil het panel hier afzien. Gemeld zij wel dat die aanvulling er is en waardevol is te noemen. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de instelling voldoende onderwijsruimten en faciliteiten beschikbaar stelt om de opleiding te kunnen aanbieden. De leerondersteunende voorzieningen, waaronder de algemene ICT-faciliteiten [in het bijzonder de leeromgeving Blackboard], de audiovisuele middelen en de mediathecaire voorzieningen zijn van goede kwaliteit. Van de kant van studenten werd bij gelegenheid van het locatiebezoek desgevraagd bevestigd dat de bestaande voorzieningen toereikend tot goed zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Voor de verschillende vormen van studiebegeleiding zij hier verwezen naar wat daarover te berde werd gebracht bij de Bevindingen onder facet 2.4. Over de personele capaciteit die beschikbaar wordt gesteld voor de studiebegeleiding bevat het informatiedossier geen precieze opgave. Datzelfde geldt voor de personele capaciteit voor de informatievoorziening richting studenten. Over de informatievoorziening bevat het informatiedossier nog wel de volgende relevante tekstpassage: “The programme is the responsibility of the Dutch Police Academy's Faculty of Initial Police Training. Upon entry to the Police Academy students are issued with a Study Guide of the MSc Programme, including the "OER". The guide contains detailed information on the organisation and content of the programme, such as: (i) the mission of the Police Academy (ii) the educational principles (iii) the guidance system of the Academy (also related to training in the policeforce) (iv)assessment procedures (v) regulations (vi) student facilities and appeal procedures (vii) course planning (viii) course content and (ix) awards This information as well as particular learning assignments are also disseminated through e.g. BlackBoard or the Police Knowledge Net. In addition, individual course ‘lecture notes’ are also issued: these give detailed descriptions of the main concepts involved and are particularly useful for ‘emerging’ Policing subjects. The Faculty runs its own induction sessions covering essentials such as room and seminar group allocations, location of lectures, etc. At the start of the Master’s programme the Programme Director informs the students about the procedures and contents of the programme, especially with regard to the co-operation with Canterbury Christ Church University and matters such as diploma equivalence and APL procedures (Accreditation of Prior Learning).”
pagina 28
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Overwegingen Het panel is van oordeel dat de instelling inderdaad voldoende personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening heeft vrijgemaakt. De coaching van studenten door docenten is verder in hoge mate individueel en intensief. Studenten en afgestudeerden gaven bij gelegenheid van het locatiebezoek aan tevreden te zijn met de intensiteit en de kwaliteit van de studiebegeleiding en de informatievoorziening. Herhaald zij hier dat de begeleiding vanuit de korpsen varieert en door studenten niet altijd als toereikend wordt ervaren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als /voldoende.
4.4.3
4.5 4.5.1
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De materiële voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel een positieve beoordeling.
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen 13 De instelling hanteert naar eigen zeggen een kwaliteitsstelsel dat gerelateerd is aan een drietal kwaliteitsmodellen [kort gezegd: dat van het INK, het IOOV en de NVAO]: “By law the Police Academy is obliged to supply various agencies with information on the quality of police training. For example, as part of the Dutch Police, the Police Academy is compelled by law to adhere to the INK (Institute for Dutch Quality) management cycle. In addition the law stipulates that the Institute for Public Order and Safety (IOOV), part of the Ministry of the Interior and Kingdom Relations, should perform its inspection duties. The IOOV monitors the quality of police training and examination by means of meta-evaluations. To this end the institute makes use of its own supervisory framework. In addition, the Police Academy measures itself against the requirementw which apply to regular education, by means of accreditation.” Als gevolg daarvan beschikt de Politieacademie over een breed arsenaal aan instrumenten om de kwaliteit van het door haar verzorgde onderwijs te toetsen, te verantwoorden en te verbeteren, waar dat nodig mocht blijken: “University as well as Police Academy procedures for the maintenance of quality include evaluation by students, teaching staff, tutors, employees and external collaborators (such as examiners, police experts, colleagues from other institutions). Evaluation, including students’ experiences, uses a variety of methods according to the nature and demands of each course and the dissertation. These may include questionnaires, nominal group technique, participant interviews, etc.
13
pagina 29
Blijkens onder meer de brochure ‘Kwaliteitsstelsel Politieacademie’, welke het panel als Appendix 8 bij de aanvraag werd aangeboden.
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
On the basis of an official Verification Framework the Police Academy monitors process, organisation, facilities and content of a programme by a wide range of evaluation instruments: □ STEM (Student Tevredenheid Meting) measures students' (dis)satisfaction yearly with regard to: (i) training content (ii) supervision at the Academy (iii) supervision in the force (iv) facilities and service (v) organisation (vi) planning and communication (vii) individual learning routes (viii) atmosphere and personal approach (ix) legal position and participation. □ KEII (Kwartiel Evaluatie Initieel) identifies bottle necks for students in a specific course (to be solved in a short term); □ HOEI (Halfjaarlijkse Evaluatie Initieel) questions students twice a year on the coherence between learning at the Academy and the Force and the interdependence of courses and proficiency tests; □ EXIT (Voortijdig vertrek studenten) provides insight into the reasons for students' drop out; □ KTO (Korps Tevredenheid onderzoek) explores the level of appreciation for the new Police Training within the forces; □ APPI (Actoren Primair Proces Initieel) is directed at the opinion of lecturers and learning process supervisors (of the Academy) and the route supervisors, the on-the-job-coaches and line-managers (of the forces) with regard to plus and minus points of a programme. Furthermore, the quality of new curriculum developments is frequently judged by two Advisory Bodies of the Police Academy, one concerning the relevance for policing and the other with regard to educational principles, such as competency orientation, level of qualification and didactical issues. This spectrum of monitoring instruments covers the areas that are also subject to CCCU'S evaluation procedures, such as achievement of the stated aims and objectives, students’ own contribution to learning, learning and teaching strategies, assessment and resources. In terms of feasibility the results of these evaluations could be submitted to the Board of Examiners to act as an additional formal forum in which programme tutors’ evaluations may take place. Reports from External Examiners to the Vice Chancellor might also be added to the evaluation procedure. [….] Although the internal and external quality assurance procedures are carried out by the Police Academy, an annual evaluation report of the University should be produced under the responsibility of the Head of Crime & Policing, as the Programme Director belongs to the Police Academy. The evaluation report will include information about the overall student experience on each course and whilst undertaking the dissertation as well as comments on performance indicators (such as examination results, cohort progression and ‘wastage’), staff research and action taken in response to External Examiners’ reports. The HoD is required to collate the evaluation reports from all programmes within the Faculty and make an annual report to the Academic Board. The Academic Board may, as a result of evaluation reports, recommend areas for specific evaluation.” Overwegingen Er is een brede waaier van interne evaluatie-instrumenten waarbij alle actoren betrokken worden. Bovendien zijn er evaluatie-instrumenten die vast deel uitmaken van het arsenaal waarop de evaluatie van de kwaliteitszorg, intern, steunt en bestaan er ook instrumenten van evaluatie die specifiek zijn voor CCCU en die hier voor deze masteropleiding ook zullen worden aangewend.
pagina 30
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Daarnaast vindt er ook een externe evaluatie van de kwaliteitszorg plaats. Er is de evaluatie die gebeurt binnen het EFQM management systeem, van toepassing op de politiekorpsen in Nederland en op de Politieacademie. Er is een inspectie voorzien door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Verder is er de Politieonderwijsraad die de minister van BZK en de minister van Justitie (gevraagd en ongevraagd) adviseert over het Nederlandse politieonderwijs. Tevens fungeert de Politieonderwijsraad als een afstemmingsorgaan tussen direct en indirect betrokkenen bij het Nederlandse politieonderwijs. De Raad kan ook een beroep doen op experts. Zie ook hierna onder 4.5.2. Tot slot is er de externe evaluatie van de NVAO. Alle instrumenten voor een doorgedreven kwaliteitszorgbenadering zijn aanwezig, en voor een belangrijk deel wettelijk verankerd. Het panel vindt wel dat de instelling meer werk zou dienen te maken van het vinden van samenhang (in dit verband werd wel de vergelijking gemaakt van het rijgen aan een satehpen) tussen de diverse gehouden evaluaties: wat levert een analyse van alle gehouden evaluaties op, wat betekent dat voor de verdere ontwikkeling? Het bestuur van de instelling heeft aangegeven die vragen te willen oppakken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Over de betrokkenheid van de verschillende stakeholders bij het proces van interne kwaliteitszorg valt in het informatiedossier onder meer het volgende te lezen: “A Programme Management Committee will manage the programme. The membership of the Committee will consist of: ▪ the Head of Crime & Policing or his nominee (Chair) ▪ the Head of Education; ▪ the Head of the of the Bachelor & Master curricula (“BAMA”) ▪ the Programme Director ▪ an educational expert ▪ members of the programme delivery team. Views of students are generated through a Student's Council of the Police Academy, a system of feedback questionnaires (see section 14.1 and appendix 8, Quality System), by reports to the Programme Director and by attending the Committee meetings occasionally. The quality cycle requires due consideration of their remarks. Moreover students are consulted regularly on an individual basis by an academic supervisor, a learning process supervisor and a route supervisor who is the liaison of the force. Furthermore, student representatives will be invited to attend the Student's Council of the Police Academy on behalf of course members and will regularly be consulted through several devices of the Quality System.
pagina 31
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
In addition to this formative process, summative evaluation questionnaires will be distributed at the conclusion of individual courses and at the completion of the dissertation. The information provided by these questionnaires will be analysed and acted upon wherever possible. The Department of Crime and Policing Studies is committed to a full and thorough evaluation process and the active participation of its students is encouraged. The evaluation process supports the achievement of quality within the programme. Influence of the Police Forces on the programme has been secured by their contribution to the development of the programme and will be secured by their role in quality assurance procedures. The Programme Management Committee will meet at least twice every academic year and will receive reports from individual courses within the programme and effect appropriate curriculum monitoring with regard to: (i) content; (ii) learning and teaching strategies; (iii) programme development; (iv) attendance; (v) assignment patterns; (vi) resources available; (vii) ‘wastage’ rates; (viii) course evaluations. Overwegingen Medewerkers en studenten worden op dit moment al duidelijk betrokken bij de kwaliteitszorg. Het voornemen bedstaat om ook de alumni (van deze pas gestarte opleiding) te volgen en in voorkomende gevallen te bevragen. De leiding staat open voor adviezen van externen; dat geldt in het bijzonder de ideeën en suggesties van de kant van alumni. Het beroepenveld is middels de Politieonderwijsraad (POR) in institutionele zin bij de kwaliteitszorg betrokken. Bij de totstandkoming van het MSc-programma zijn de politiekorpsen betrokken geweest, maar die inbreng was van incidentele aard en was vaak meer een kwestie van toevallige personele unie. Wat het panel betreft zou ook die inbreng een meer institutionele en structureel basis mogen krijgen. Positief oordeelt het panel in dit verband het feit dat de voorzitter van het bestuur van de Politieacademie het periodieke overleg van de Politiekorpschefs bijwoont en uit dien hoofde bekend is met de behoeften die vanuit het werkveld worden gevoeld waar het invulling en actualisering van het MSc-programma betreft. De Politieonderwijsraad heeft een Commissie onderhoud en ontwikkeling Kwaliteitsstructuur Politieonderwijs (Commissie KSP) ingericht. Deze commissie heeft zijn eigen werkwijze nader beschreven in een door de Politieonderwijsraad vastgestelde jaarplanning. De Commissie wordt geacht zorg te dragen voor een adequate signaleringsfunctie met betrekking tot relevante ontwikkelingen in de politiepraktijk en de politieorganisatie. Hierbij speelt het bureau van de Politieonderwijsraad een rol, maar ook de kennisfunctie van de Politieacademie wordt hiervoor benut (lectoraten, kenniskringen, programmacolleges). De Commissie is gevraagd ervoor te zorgen dat de beleidsontwikkelingen binnen de expertgroepen, strategische beleidsgroepen en Boards van de Raad van Hoofdcommissarissen gevolgd worden, voor zover deze van betekenis (kunnen) zijn voor de jaarlijkse cyclus onderhoud en ontwikkeling kwalificatiestructuur en de inrichting of inhoud van het politieonderwijs, dus ook van de onderhavige opleiding. Verder zijn er de netwerken waarover de instelling beschikt via de lectoraten: ieder lectoraat bestaat uit een wetenschappelijk geschoolde lector en uit de politiepraktijk afkomstige programmamanager; elk lectoraat heeft een bijbehorende kenniskring, bestaande uit interne en externe experts. Het panel betreurt het dat het ter gelegenheid van het locatiebezoek niet heeft kunnen spreken met vertegenwoordigers van de POR, hoewel daar van de kant van het panel wel om was gevraagd. Eén van de panelleden heeft zich door een Hoofdcommissaris van Politie, tevens lid van de POR, laten informeren over (o.m.) diens zienswijze ten aanzien van de mate van betrokkenheid van de stakeholders vertegenwoordigd in de POR.
pagina 32
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende, ervan uitgaande dat de instelling aan de betrokkenheid van alumni op niet al te lange termijn institutionele en /of structurele wijze vorm zal weten te geven.
4.5.3
4.6 4.6.1
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel heeft de facetten ‘Systematische aanpak’ en ‘Betrokkenheid medewerkers etc.’ als voldoende gekwalificeerd, daarmee krijgt het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ in zijn geheel een voldoende waardering.
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen De instelling beroept zich voor het bestaan van de garantie dat studenten het programma eenmaal aangevangen - ook daadwerkelijk kunnen afmaken in eerste instantie op het feit dat de opleiding door bekostiging van de kant van het ministerie van BZK verzekerd is van duurzaamheid. In de tweede plaats voert de instelling daarvoor aan dat de doorsnee student in dienst is van een korps en uit dien hoofde verzekerd is van begeleiding en support bij de afronding van de studie. Tot slot beroept de instelling zich op art. 35 van het OER, dat de geldigheid voor onbepaalde tijd garandeert van de certificaten die voor afgeronde onderdelen (het behalen van een zgn. core task) worden afgegeven. Het panel ontleent een en ander aan de zgn. Conversietabel: CCCU- validationcriteria/ faceteisen Toetsingskader. Overwegingen De instelling heeft naar het oordeel van het panel op bevredigende wijze de garantie gegeven dat studenten die tot het programma worden toegelaten dit ook kunnen afronden, als dezen van hun kant ook bereid zijn zich de inspanningen en prestaties te getroosten die van studenten verlangd mogen worden. Naar het panel is gebleken leggen zowel de korpsen als de Politieacademie voldoende commitment aan de dag om de gegeven afstudeergarantie waar te maken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
pagina 33
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen.
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Bevindingen De instelling beroept zich hier in algemene zin op de ‘jaarlijks gegarandeerde bekostiging door BZK’, alsmede op het zgn. Collaborative Provision Endorsement Form (ENDdocument), waarin de investeringen/bijdragen zijn geïnventariseerd die van de kant de kant van de CCCU met zekerheid in het MSc-programma zullen worden gedaan. Ook hier is de Conversietabel [zie de Bevindingen bij facet 6.1] de bron waarop het panel zich baseert. Overwegingen Het panel constateert dat voor het realiseren van de opleiding geen initiële kosten of primaire investeringen meer hoeven te worden gemaakt. De opleiding is bestaand. Van voorziene investeringen die toereikend zijn om de opleiding ‘tot stand te brengen’ kan dan ook geen sprake zijn. Voor een beoordeling in het kader van de Tno is dit facet voor de onderhavige opleiding daarom niet relevant (meer). Niettemin onderschrijft het panel in deze wel het door de instelling ter onderbouwing gegeven argument van de jaarlijkse bekostiging vanwege het ministerie van BZK van de door de Politieacademie verzorgde opleidingen. Op grond van die bekostiging konden eerder de initiële kosten en primaire investeringen worden gedaan om de opleiding van de grond te tillen. En is die bekostiging ook de basis voor verdere investeringen in de opleiding, mochten die nodig blijken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ (pro forma) als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen De instelling beroept zich hier wederom, maar nu zonder verder toevoeging, op de ‘jaarlijks gegarandeerde bekostiging door BZK’. Bron is ook hier de Conversietabel. Overwegingen Voor dit facet geldt in principe hetzelfde als wat het panel bij facet 6.2 overwoog. Van ‘aanloop’verliezen kan in deze geen sprake zijn, omdat de opleiding, al twee jaar bestaat en volledig operationeel is. Voor de beoordeling van onderhavige opleiding is facet 6.3 dus feitelijk geen relevant toetsingscriterium. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ (pro forma) als voldoende.
4.6.4
pagina 34
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Het panel heeft de facetten ‘Afstudeergarantie’, ‘Investeringen’ en ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende gekwalificeerd, daarmee krijgt het onder werp ‘Condities voor continuïteit’ in zijn geheel een voldoende waardering
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie wo
V
2.1 Eisen wo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen wo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 35
Oordeel
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter: • Prof.mr. drs. J.Th. Degenkamp Dik Degenkamp (1935)behaalde in 1961 het doctoraal Economie en in 1965 het doctoraal Rechten. Hij was van 1961 tot 1963 werkzaam als organisatieadviseur en daarna (tot 1967) als econoom bij de Raad van State. Vanaf 1963 was hij tevens werkzaam als wetenschappelijk medewerker aan de universiteit van Amsterdam. In 1971 volgde zijn benoeming tot gewoon hoogleraar in de rechtswetenschap aan de Faculteit der Economische Wetenschappen bij de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn leeropdracht behelsde de Inleiding tot de rechtswetenschap en het burgerlijk en handelsrecht. Hij ressorteerde met zijn leerstoel onder de vakgroep Accountancy. Hij heeft die leerstoel tot 1997 bekleed. Vanaf 1999 tot aan zijn emeritaat in 2001 is de heer Degenkamp nog aangesteld geweest als hoogleraar rechtswetenschap aan Nyenrode Business Universiteit. De heer Degenkamp vervult nog altijd verschillende maatschappelijke en adviesfuncties, zo is hij arbiter (sinds 1997), maakt hij deel uit van Geschillencommissie Hbo (al sedert 1990) en is hij lid van de Commissie van Toezicht van de Faculteit Economie en Management aan de Hogeschool Arnhem. De heer Degenkamp heeft verder deelgenomen aan verschillende NQA-visitaties in het kader van (NVAO)accreditaties van hoger onderwijs opleidingen.
Leden: • mr. J.P. Balkema Jeppe Balkema is sinds 1998 raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden, in welk college hij zitting heeft in de Tweede of Strafkamer. Daarvoor was hij (vanaf 1986) raadsheer in het Hof van Arnhem, waar hij in 1992 tot vice-president en in 1996 tot coördinerend vicepresident werd benoemd. De heer Balkema is zijn loopbaan begonnen als hij wetenschappelijk medewerker bij de Rijksuniversiteit Groningen. Hij promoveerde daar in 1979 op een proefschrift, getiteld: De duur van de voorlopige hechtenis: termijnen en rechtsmiddelen. Daarna was hij vanaf 1981 wetenschappelijk medewerker en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Limburg (thans Universiteit Maastricht). Naast het raadsheerschap in de Hoge Raad vervult de heer Balkema nog een aantal nevenfuncties en is hij in verschillende maatschappelijke organisaties actief. Zo is de heer Balkema voorzitter van de Commissie voor de gebiedsaanwijzing bij de provincie Gelderland (sinds 1995), bestuurslid van de Stichting Koningsheide (sedert 1998), voorzitter van het bestuur van de Stichting Nationale Reclasseringsaktie (vanaf 2001) plaatsvervangend Kroonlid van het Hof van Discipline (eveneens vanaf 2001) en plaatsvervangend lid van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (vanaf okt. 2004). Tot januari 2007 was de heer Balkema nog lid van de commissie van toezicht leerstoel penitentiair recht bij het Stichting Nijmeegs Universiteitsfonds (SNUFRadboud Universiteit Nijmegen). Verder heeft de heer Balkema zitting in een drietal redacties van juridische tijdschriften, t.w.: van het blad Sancties, de Bijlage bij het blad Trema over straftoemeting en het (elektronische) tijdschrift Data Juridica. • Prof. dr. B. de Ruyver Brice de Ruyver is licentiaat in de rechten, licentiaat in de criminologie en doctor in de criminologie (1986 Gent). Hij is als gewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent verbonden
pagina 36
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
aan de vakgroep strafrecht en criminologie (vakgebied strafrecht) en directeur van de onderzoeksgroep ‘Institute for International Research on Criminal Policy (IRCP). Hij doceert strafrecht, strafrechtelijk beleid, drugsbeleid, Organised Crime in Europe en Drugpolicy in Europe. De heer De Ruyver was expert in verschillende Belgische parlementaire onderzoekscommissies, namelijk rond mensenhandel (92-94), rond drugsbeleid (96-97) en de affaire Dutroux (96-97). Hij was en is promotor van verschillende onderzoeksprojecten (een zestigtal), onder meer voor de Europese Commissie en verschillende Belgische ministeries (waar onder Wetenschapsbeleid, Justitie, BinnenlandseZaken, Buitenlandse zaken en Ontwikkelingssamenwerking). De heer De Ruyver participeert in verschillende internationale netwerken en heeft gepubliceerd rond drugsbeleid, georganiseerde criminalitiet, mensenhandel, strafrechtelijk beleiden Europees en intenationaal beleid op het vlak van justitie en binnenlandse zaken. Sinds april 200 is hij adviseur van de Belgische premier op het vlak van veiligheid en politiehervorming; en sidns 2002 is hij lid van het wetenschappelijk comité van het EMCDDA (te Lissabon). Sedert 2003 is hij lid van de expertgroep Trafficking in Human Beings van de Europese Commissie. Verder is hij nog voorzitter van het College Inlichtingen en Veiligheid. • J.J.T.Stoutjesdijk Hans Stoutjesdijk (1939) behaalde in 1957 het diploma H.B.S.-B in Den Haag. Na het vervullen van zijn militaire dienstplicht volgde hij van 1958 – 1961 in Hilversum de opleiding tot inspecteur van politie aan het Rijksinstituut tot Opleiding van Hogere Politieambtenaren (thans Politieacademie). Van 1961-1972 vervulde hij diverse functies als (hoofd)Inspecteur van gemeentepolitie in Den Haag ( surveillancedienst, recherche, verkeer, persvoorlichting, chef bureau binnenstad). In 1972 werd hij benoemd tot Korpschef van gemeentepolitie Doetinchem. Vanaf 1975 vervulde hij daarnaast ook de functie van chef van het op te richten gemeentelijk politiekorps in Zevenaar. In 1978 volgde zijn benoeming tot Commissaris van gemeentepolitie in Hengelo (O). In 1984 werd hij benoemd tot Hoofdcommissaris van politie in Nijmegen. Vanaf 1992 leidde hij als Korpschef van de regionale politie in Gelderland-Zuid de fusie van Rijks- en gemeentepolitie in dat gebied. In 1997 vervulde hij daarnaast de functie van waarnemend-Korpschef in de regio LimburgNoord. In 1997 volgde zijn benoeming tot Hoofd van de Inspectie Politie bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Van 1980-1984 was de heer Stoutjesdijk o.a. gastdocent bij de Kaderschool gemeentepolitie in Zutphen. Van 1978-1984 was hij betrokken bij de selectie van studenten voor de Politieacademie. In 1996 behaalde hij het certificaat auditortraining Politie van het Instituut Nederlandse Kwaliteit. Binnen de Raad van Hoofdcommissarissen verzorgde hij o.a. de portefeuille vreemdelingen- en inlichtingendiensten. Na zijn pensionering in 1999 werd de heer Stoutjesdijk in het kader van het Netherlands Management Cooperation project (NMCP) enkele malen uitgezonden naar Riga (Letland) ter advisering van de Statepolice in dat land. Tot 2006 was hij plaatsvervangend voorzitter van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ) ex art. 2 van de Vreemdelingenwet 2000 en in 2005 lid van de commissie die een onafhankelijk onderzoek instelde naar de gang van zaken bij uitzettingen van afgewezen Congolese asielzoekers (commissie Havermans). De heer Stoutjesdijk is thans o.a. lid van de Raad van Toezicht van de Stichting Lindenhout (Jeugdzorg in Gelderland).
pagina 37
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Secretaris: mr. dr. Th.L. Bellekom Theo Bellekom (1949) is directeur van adviesbureau Ars Docendi te Wassenaar. Hij verricht in dat verband naast (advies)werkzaamheden ten behoeve van de NVAO onder meer ook juridisch gekwalificeerd werk in de functie van rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank ‘sGravenhage en als lid en (vice)voorzitter van enkele bezwaarschriften- en klachtencommissies, o.a. van de gemeente Teylingen en de Universiteit Leiden. Hij was van 1974 tot 2003 als universitair (hoofd)docent Staats- en bestuursrecht verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Hij is in 1987 aan die universiteit cum laude gepromoveerd. Alle panelleden en de secretaris hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend, welke in het bezit is van de NVAO Procescoördinator: Lic. H.X.M. Belmans Rik Belmans is beleidsmedewerker bij de NVAO.
pagina 38
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een locatiebezoek afgelegd op 28 november 2007 voor de toetsing van de nieuwe opleiding ‘Master of Science in Policing’ van de Politieacademie Locatie: Politieacademie, De Kleiberg 15, 7312 SN Apeldoorn Programma 08.30 – 08.45 uur: Ontvangst 08.45 – 10.00 uur: Voorbespreking panel, bestuderen aanvullende informatie (besloten) 10..00 - 11.00 uur: Sessie 1 - Gespreksronde met College van Bestuur & Faculteitsdirectie Conchita Alvarez, Hoofd onderwijs Faculteit Algemene Politiekunde (FAP) Ad van Baal, Voorzitter CvB, Hoofdcommissaris van Politie Dirk Hilarides, Plaatsvervangend voorzitter CvB, Commissaris van Politie Prof. dr. Pieter Tops, Lid van het CvB Mr. Meindert van der Vegt (LLM/EMPM), Directeur FAP 11.00 - 11.45 uur: Sessie 2 - Gespreksronde met onderwijs- en onderzoekverantwoordelijken Prof. dr. Monica den Boer, Wetenschappelijk decaan van de Politieacademie (PA) Prof. dr. Gabriël van den Brink, Lector Gemeenschappelijke Veiligheidskunde Drs. Bas Mali, Docent-onderzoeker Methoden & Technieken Drs. Harry Peeters, Programmadirecteur MSc in Policing Prof. dr. Pieter Tops, Lid van het CvB 11.45 - 12.30 uur: Sessie 3 - Gespreksronde met docenten Prof. dr. Monica den Boer, Wetenschappelijk decaan van de Politieacademie (PA) Dr. Robin Bryant, Hoofd van de afdeling Crime & Policing Studies van CCCU Sofia Graca (Mphil), Docent Recht & Toegepaste Criminologie CCCU Drs. Anke van der Hooft, Docent-onderzoeker aan de PA Drs. Gert Vogel, Docent-onderzoeker aan de PA Dr. Dominic Wood, Hoofddocent Policing van de CCCU 12.30 - 13.30 uur: Lunch (besloten)
pagina 39
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
13.30 - 14.15 uur: Sessie 4 - Gespreksronde met vertegenwoordigers van het werkveld David l’ Anson, National Police Improvement Agency (NPIA) Dr. Bernard Frevel, Docent Fachhochschule für öffentliche Verwaltung NRW, Deutschland Wim Gerritsen, Projectmanager bureau Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, Directie Regie Prof. dr. Bob Hoogenboom, Hoogleraar Forensic Studies aan Nyenrode Business University Drs. Martin Sitalsing, Plaatsvervangend Korpschef Regio Fryslan Drs. Gery Veldhuis, Plaatsvervangend Korpschef regio Drenthe 14.15 – 15.00 uur: Sessie 5 - Gespreksronde met studenten Sytse Algra, Teamchef Grootschalig optreden/ Adviseur GVK Haaglanden Paula Grassart, Aspirant Politiekundige Master Regio Utrecht Drs. Petra Jurriëns, Kennismakelaar aan de PA Drs. Ing. Jeroen Lentink, Beleidsmedewerker Informatie Kennisontwikkeling en Onderzoek (IKOO), Directie Politie BZK Drs. Ellis Lesterade, Young Professional, werkzaam bij de PA, afdeling Bestuurs- en Concernstaf 15.00 – 15.45 uur: Sessie 6 - Gespreksronde met afgestudeerden Michiel de Feijter MSc, Inspecteur van Politie, Korps Zuid Holland-Zuid Suzanne Heijmans MSc, Inspecteur van Politie, Korps Midden en West Brabant Rik Jonker MSc, Inspecteur van Politie, Korps Utrecht Drs. Wouter de Kool MSc, Inspecteur van Politie, Korps Utrecht Mark Toonen MSc, Inspecteur van Politie, Korps Midden en West Brabant 15.45 –16.00 uur: Afsluitend beraad panel (besloten)
pagina 40
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
I. Informatiedossier cum annexis * Validated Programme Document (VAL), programme offered by the Department of Crime and Policing Studies for the award of MSC in Policing, August 2006; met Appendix 1: Course Outlines (91 pp.) * Appendices 2 t/m 7 bij Validated Programme Document, August 2006 (152pp.) * In aanvulling op en voor een beter begrip van het VAL was door de instelling nog een achttal documenten extra bij het informatiedossier gevoegd, t.w.: (i) Developmental Engagements CCCU 2002-2003 (i.v.m. beoordeling door The Quality Assurance Agency, may 2003), (ii) het Memorandum of Understandig between CCCU and Police Academy of the Netherlands 20 may 2005), (iii) het Memorandum of Agreemant (tussen dezelfde partijen van june 2006), (iv) Collaborative Provisions Endorsement Form, (v) Outline Proposal for New or Revalidated Programma (juni 2005), (vi) Minutes of the (Internal) Scrutiny Meeting CCCU, 31 january 2006, (vii) Minutes of the Validation for MSc in Policing (Extern event), 20 june 2006 en (viii) Conversietabel CCCU-validation criteria/ Faceteisen NVAO Toetsingskader. * Modified Programme Document, programme offered by the Department of Crime and Policing Studies for the award of MSC in Policing, August 2007 (115 pp.) * Zes afgeronde en beoordeelde theses in de cursusjaren 2005/2006. en 2006/2007 NB: In de loop van de Tno-procedure is door de instelling een tweetal aanvullende documenten geproduceerd; t.w. * Een ‘Description of Minor Modifications’ op het punt van keuzevakken en majors, waarbij drie major-varianten aan het bestaande MSc-programma worden toegevoegd, Augustus 2007 (24 pp.). * Een (mede op basis van de ‘Description of Minor Modifications’) Modified Validated Programme, Augustus 2007 (115 pp.).
II. Documenten beschikbaar gesteld tijdens het locatiebezoek De instelling heeft op verzoek van het panel relevante documenten van een zevental categorieën ter inzage gelegd, t.w.: (1) Verslagen of notulen waaruit zou blijken dat de 5 beroepsprofielen (occupational profile and core task etc.) daadwerkelijk door de beroepspraktijk zijn gevalideerd, door de politieberaden zijn gelegitimeerd en door de ministers van BZK, Jusititie en Onderwijs zijn vastgesteld. (2) Een actuele opgave van de namen en de expertise(s) van het voor de cursus in te zetten personeel. (3) Opgave van namen en kwaliteiten van het kernteam van docenten dat verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het programma en de aansturing van het overige personeel.
pagina 41
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
(4) a. Het Handboek Kwaliteitszorg, of een ander document waaruit blijkt dat de NPA beschikt over een integraal systeem van interne kwaliteitszorg. b. Verslagen/evaluatierapporten van de Advisory Bodies die de NPA kent. c. Voorbeelden van verbetermaatregelen die geformuleerd en/of genomen zijn op grond van het voor de NPA geldende systeem van kwaliteitszorg. d. Resultaten van gehouden enquêtes in het kader van het systeem van kwaliteitszorg. (5) Opgave van de samenstelling van de twee Advisory Bodies die de NPA kent, blijkens p. 49 van het aanvraagdossier. (6) Documenten waaruit de mate van betrokkenheid van de verschillende stakeholders bij de kwaliteitszorg voor de opleiding blijkt. (7) Financiële stukken (waaronder meerjarenbegroting en resultatenrekeningen) waaruit valt op te maken dat de continuïteit van de opleiding verzekerd is. (8) ‘Koersen naar 2011’, Advies over de verdere ontwikkeling van het politieonderwijs, Politieonderwijsraad, 6 juli 2007. (9) Werkstukken en de mastertheses (en beoordelingsverslagen). III. Overige documenten/bronnen van informatie * Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 febr. 2003 * Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 * Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006 * Onderzoeksrapport ‘Evaluatie van Politieonderwijs’, 2 april 2007 (Twynstra Gudde i.s.m. het IVLOS, Universiteit Utrecht) * ‘Kwalificatiestructuur Politieonderwijs 2008’ , deel 2, par. 2: Ontwikkelingsthema’s voor het politieonderwijs, Politieonderwijsraad 30 maart 2007
pagina 42
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen APL BZK CCCU CvB ECTS EMCDDA EMPM EPLN EVC FAM GVK hbo INK IOOP IPEP IVLOS LLM ma MSc Mphil NQA NVAO OER PA PKN POR Tno WEB
pagina 43
Accreditation of Prior Learning Binnenlandse Zaken Canterbury Christ Church University College van Bestuur European Credit Transfer System (1 ECTS = 28 uur) European Monitoring Centre for Drugs and Drugs Addiction Executive Master of Police Management European Police Learning Net Elders verworven competenties Faculteit Algemene Politiekunde Gemeenschappelijke Veiligheidskunde aan de PA hoger beroepsonderwijs Instituut Nederlandse Kwaliteit Inspectie Openbare Orde en Veiligheid International Police Expertise Net Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheidonderwijs van de Universiteit Utrecht Master of Laws Master Master of Science Master of Philosophy Netherlands Quality Agency Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Opleidings- en Examenreglement Politieacademie Police Knowledge Net (= afd. Van de Politieacademie) Politieonderwijsraad Toets nieuwe opleiding Wet educatie en beroepsonderwijs
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding wo-master Master of Science in Policing. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 44
# 2200
NVAO | Master of Science in Policing | Politieacademie | 20 december 2007 |