Wo-master International Law of Human Rights and Criminal Justice Universiteit Utrecht 21 juni 2007 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Parkstraat 28 | Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag P.O. Box 85498 | 2508 CD The Hague | The Netherlands T +31 (0)70 312 2300 | F +31 (0)70 312 2301
[email protected] | www.nvao.net
Paneladvies
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
10 10 15 23 27 30 34
5
pagina 2
Overzicht advies
37
Bijlage 1: Samenstelling panel
38
Bijlage 2: Programma site visit
40
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
42
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
43
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
1 Samenvattend advies De instelling heeft een Informatiedossier aangeleverd dat voldoet aan de eisen van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Dat dossier en de op verzoek van het panel nog nader verstrekte schriftelijke informatie hebben het panel, tezamen met de mondeling - ter gelegenheid van de site visit - gegeven nadere toelichtingen, in staat gesteld om tot een weloverwogen beoordeling van de voorgedragen opleiding te komen. In algemene zin is het panel van oordeel dat de voorgedragen opleiding een aantrekkelijk programma behelst, vooropgesteld dat de opleiding erin zal weten te slagen om van de twee vakdisciplines waaruit het programma bestaat een synergetisch geheel te maken. Het panel heeft in het huidige programma die synergie nog maar in beperkte mate aangetroffen. Verder vindt het panel de aanduiding van het programma als ‘postinitiële’ master misleidend. Gelet op de inhoud van het programma en het niveau van de genoten vooropleiding als instroomvereiste, gaat het hier in wezen om een initiële opleiding. Terminologisch zou ‘onbekostigde master’ de lading beter dekken. In het kader van het onderwerp doelstellingen stelt het panel vast dat er een zekere spanning bestaat tussen de geformuleerde eindkwalificaties en het feitelijke programmaaanbod. Met name de multidisciplinaire ambities zijn in de tekst van het aanvraagdossier te zwaar aangezet in verhouding tot het geboden programma. Het geclaimde carrièreperspectief op internationale advocatenkantoren is, zonder nadere toelichting, naar het idee van het panel misleidend. Het programma leidt wel op tot competenties, maar niet tot bevoegdheden in de sfeer van de juridische beroepsuitoefening. Het programma heeft een herkenbaar didactisch concept, dat vertaald is in daarbij aansluitende werkvormen en toetsings- en beoordelingswijzen. Het onderwerp ‘programma’ scoort ook op de overige facetten van het Toetsingskader voldoende, behalve voor het facet samenhang, waar het panel de nodige kritische kanttekeningen plaatst. Zo vindt het panel dat de twee domeinen waaruit het programma bestaat in het curriculum weinig verwevenheid vertonen. Human Rights Law en International Criminal Law blijven in het programma goeddeels onderscheiden en gescheiden vakdisciplines. Van interactie blijkt maar weinig. De tweedeling van het programma in twee richtingen draagt daar in niet onbelangrijke mate toe bij. Het panel beveelt de opleiding aan om het verplichte deel van de opleiding strakker vorm te geven en meer te integreren. De opleiding zou tot dat doel moeten beginnen vanuit de vraag wat de grote actuele vragen zijn in de sfeer van mensenrechten en internationaal strafrecht die om academische reflectie vragen, en van daaruit het cursusaanbod verder moeten inrichten. Op die manier kan het programma inderdaad de ‘masterclass in Human Rights Law’ worden die de opleiding zelf zegt met het programma te willen bieden. Het onderwerp inzet van personeel waardeert het panel over de hele linie ook als voldoende. Wel vindt het panel dat het in het verplichte deel van het programma niet zou misstaan als daar meer specifieke expertise op het terrein van het internationale strafrecht zou worden ingezet. Op het vlak van de voorzieningen voorziet het panel geen problemen. De vestiging van het departement Rechtsgeleerdheid in het gebouw Achter Sint Pieter 200 en de andere
pagina 3
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
gebouwen waarover het departement in de binnenstad kan beschikken, bieden voldoende ruimte(n) en faciliteiten om de opleiding te kunnen aanbieden. De leerondersteunende voorzieningen, waaronder de bibliotheek, de audiovisuele middelen en de digitale leeromgeving (WebCT) zijn van goede kwaliteit. Het panel spreekt zijn waardering uit voor het feit dat de opleiding heeft voorzien in een aparte studieruimte met computerfaciliteiten speciaal voor de studenten van de internationale masters. Het departement Rechtsgeleerdheid kent geen geprotocolleerd systeem van interne kwaliteitszorg. Niettemin doet het departement feitelijk wel aan kwaliteitsbewaking en kent het een evaluatieproces dat daadwerkelijk ook verbetermaatregelen kan opleveren (en heeft opgeleverd). Dat laat onverlet dat het departement wel zou dienen te voorzien in een geprotocolleerd integraal systeem van interne kwaliteitsbewaking - met beschrijving van de fases die het proces van kwaliteitsbewaking omvat, van de streefdoelen aan de hand waarvan metingen en evaluaties zullen plaatsvinden, en met aanduiding of opgaaf van wie verantwoordelijk is voor welk onderdeel van het proces, daaronder begrepen het formuleren van verbetermaatregelen en het implementeren daarvan. Met het instellen van een werkgroep tot nadere concretisering van het UU ‘Plan van aanpak interne kwaliteitszorg’ (april 2007) en de aanstelling van een senior beleidsmedewerker kwaliteitszorg (juli 2007) streeft het departement ernaar nog voor 2008 een eerste versie van een handboek kwaliteitszorg gereed te hebben. Een tussenversie van een ‘opzet voor een Handboek kwaliteitszorg’ bestaat reeds en werd het panel desgevraagd nog nagestuurd. De betrokkenheid van met name het beroepenveld en (oud)medewerkers en tot op zekere hoogte ook van de alumni bij de interne kwaliteitszorg kwalificeert het panel als onvoldoende. Voor de waardering van het onderwerp ‘interne kwaliteitszorg’ heeft dat echter geen consequenties. De condities voor continuïteit van de opleiding zijn naar het oordeel van het panel in voldoende mate gegeven. Het financiële beeld dat de opleiding te zien geeft is vertrouwenwekkend. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding International Law of Human Rights and Criminal Justice van de Universiteit Utrecht.
Den Haag, 21 juni 2007 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe masteropleiding International and European Law van de Universiteit Utrecht,
prof. dr. J. Wouters (voorzitter)
pagina 4
mr. dr. Th.L. Bellekom (secretaris)
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
2 Inleiding en verantwoording Bij brief van 22 december 2006 is door het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht 1 onder aanbieding van een informatiedossier - bij de NVAO een aanvraag ingediend voor een toets nieuwe opleiding (Tno) ten behoeve van de masteropleiding International Law of Human Rights and Criminal Justice (ILHR&CJ). Na ontvankelijk-verklaring van de aanvraag en het bijbehorend dossier, is van de kant van de NVAO een aanvang gemaakt met de Tnoprocedure. Met het oog op een in dat verband aan hem uit te brengen advies over de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding is bij besluit van 1 februari 2007 door het bestuur van de NVAO een panel van deskundigen ingesteld. Voor de samenstelling van dat panel, alsmede een opgaaf van relevante kwalificaties van de afzonderlijke leden daarvan, zij hier verwezen naar bijlage 1 bij dit advies
2.1
Werkwijze panel Het panel heeft de beoordeling verricht aan de hand van het ‘Toetsingskader nieuwe 2 opleidingen hoger onderwijs’ . Omdat de tijd die het panel bemeten was voor het uitbrengen van zijn advies (relatief) beperkt was en vergadertechnisch problemen waren te verwachten - gelet op het getal van zijn leden, hun drukke werkagenda’s en hun logistieke beschikbaarheid - heeft het panel gemeend te moeten afzien van het houden van een vooroverleg. Ook van een schriftelijke informatieve voorronde met de aanvragende instelling, voorafgaand aan de te houden site visit, is afgezien, omdat daaraan niet echt behoefte 3 bleek te bestaan. Wel is, aan de hand van de door de procescoördinator bij de panelleden gepeilde behoeften naar nadere toelichting of informatie, een lijstje van vragen om aanvullende informatie naar de instelling gestuurd met het verzoek over een en ander ter gelegenheid van de site visit het nodige ter inzage te leggen. Dat is ook gebeurd. Een deel van die informatie is door de instelling ook digitaal aan het panel verstrekt, twee weken voorafgaande aan het locatiebezoek. Het locatiebezoek zelf heeft op 17 april 2007 plaatsgevonden in één van de vestigingen van de Rechtenfaculteit in Utrecht, namelijk in het gebouw Achter Sint Pieter 200. Tijdens dit bezoek heeft het panel zich in verschillende gespreksronden van nadere informatie voorzien, aan de hand van door de panelleden voorbereide vragen en vraagpunten naar aanleiding van het door de instelling aangeleverde dossier. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop heeft het panel de bevindingen op basis van het materiaal en de uitkomsten van de verschillende gespreksronden onderling besproken en vertaald naar, aan het Toetsingskader gekoppelde, conclusies. Daarbij is eerst per facet afzonderlijk een beoordeling uitgesproken en is vervolgens per onderwerp een oordeel gegeven over de desbetreffende facetten in onderling verband, uitmondend in een voorlopig eindadvies. De secretaris van het panel heeft daarna een concept-paneladvies opgesteld dat, na verwerking van de daarop binnengekomen commentaren van de panelleden, is geworden tot het definitieve advies zoals dat hier voorligt. 1 2 3
pagina 5
Hierna ook wel aangeduid als ‘aanvraagdossier’. NVAO, Den Haag 14 februari 2003; hierna te noemen: Toetsingskader Al s procescoördinator in dezen is opgetreden mevr. dr. C. Verhas, beleidsmedewerker bij de NVAO.
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
2.2
Opbouw paneladvies Kern van het achterliggende advies vormt hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding toetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten die het Toetsingskader daarvoor aanreikt. De opbouw is daarbij zo dat het panel, per facet, onder het kopje bevindingen eerst een samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voor zover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Na de bevindingen volgen de overwegingen van het panel, waarbij hetgeen aan bevindingen is gereleveerd wordt beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende conclusie. Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel. Daarbij summier concluderend tot voldoende als ook de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin de voorgedragen opleiding kort wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Een samenvatting van zijn bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel, waartoe het panel is gekomen is te vinden in hoofdstuk 1. Dit samenvattend advies dient als basis voor het formuleren van het voornemen tot besluit, zoals dat door het bestuur van de NVAO aan aanvragende instelling wordt kenbaar gemaakt. Aan het advies is een aantal bijlagen toegevoegd, met onder meer informatie over de samenstelling van het panel, het programma van de site visit en een overzicht van geraadpleegde stukken.
pagina 6
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Universiteit Utrecht Wo-master International Law of Human Rights and Criminal Justice master (postinitieel) wo LL.M [ILHR&CJ] Utrecht voltijds Rechten
Profiel instelling 4
De instelling profileert zich, blijkens haar website , als een ‘groot en veelzijdig kenniscentrum dat onderwijs en onderzoek van internationale kwaliteit wil leveren.’ Zij stelt zich daarbij onder meer tot taak: jonge mensen academisch te vormen, nieuwe generaties onderzoekers op te leiden, academici af te leveren die kennis combineren met professionele vaardigheden, grensverleggend onderzoek te doen en bijdragen te leveren aan oplossingen voor maatschappelijke problemen. Om die ambities te kunnen realiseren zegt zij te willen investeren in medewerkers en studenten, door een aantrekkelijk werkklimaat te creëren voor jong talent en hoogwaardig onderwijs aan te bieden dat een appèl doet op studenten om het beste uit zichzelf te willen halen. De kernwaarden van waaruit de instelling zegt haar missie te willen waarmaken zijn: betrokkenheid, inspiratie en ambitie.
3.3
Profiel opleiding Beschrijving van de opleiding op hoofdlijnen Over profiel, inhoud en doelstelling van de voorgedragen master valt in de aanvraag onder meer het volgende te lezen: “De masteropleiding International Law of Human Rights and Criminal Justice heeft als centrale doelstelling de student de gelegenheid te bieden zich te specialiseren op het gebied van de eerbiediging van de rechten van de mens in relatie tot de internationalisering van de strafrechtshandhaving. Deze keuze is met name gemaakt om de onderlinge verwevenheid van deze vakgebieden duidelijk te maken. Juist in het licht van deze onderlinge samenhang wordt aan de student de mogelijkheid geboden zich in brede zin te verdiepen in beide rechtsdomeinen. Tevens biedt het programma de mogelijkheid voor nadere verdieping door het aanbieden van een richting op elk van beide domeinen: rechten van de mens of internationalisering van de strafrechtshandhaving. Het programma omvat de internationale en regionale bescherming van de rechten van de mens en het internationale en regionale strafrecht, alsmede de doorwerking en vervlechting daarvan in het nationale recht, in de breedste zin. Voorts heeft het betrekking op de 4
http://www.uu.nl►De universiteit►Missie, strategie en beleid
pagina 7
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
juridische implicaties van grensoverschrijdende strafrechtshandhaving, waarbij het accent ligt op het (internationaal) strafrecht, rechtsvergelijking en geschillenbeslechtingmiddelen en de bescherming van de rechten van de mens. Het masterprogramma is gebaseerd op de filosofie dat een goede jurist niet alleen heldere ideeën moet kunnen formuleren, maar deze ook moet kunnen plaatsen in de juiste juridische en maatschappelijke context en zich daarbij moet verdiepen in fundamentele onderliggende rechtsvragen en deze overtuigend moet kunnen formuleren. Daarom investeert het programma in het ontwikkelen van juridische vaardigheden en het ontwikkelen van een passende attitude. Het programma is opgebouwd rondom vier vakken, die exclusief voor de opleiding worden aangeboden. De student kan kiezen voor hetzij de richting International Law of Human Rights, hetzij de richting Internationalization of Crime and Criminal Justice. De verplichte vakken en de optionele vakken zijn afhankelijk van de richting. Daarnaast dienen uit het keuzevakkenmenu drie vakken gekozen te worden. De keuzevakken worden gevolgd gezamenlijk met masterstudenten uit de initiële opleidingen. Zo is er een ruim aanbod van keuzevakken mogelijk. De voordelen van kleinschaligheid worden zo gecombineerd met de voordelen van grootschaligheid.” In schema ziet het programma er als volgt uit: Richting International Law of Human Rights
Richting: Internationalization of Crime and Criminal Justice
Verplichte vakken: 1. Human Rights in International and European Law
1. The European Convention on Human Rights and Criminal Law
2. Human Rights Case Law
2. Comparing Criminal Justice Systems
Optioneel vak: één van de twee volgende 3. The European Convention on Human Rights and
3. Human Rights in International and European
Criminal Law
Law
4. Comparing Criminal Justice Systems
4. Human Rights Case Law
Keuzevakken: drie vakken uit: Causes of Gross Human Rights Violations Civil, Social and Political Rights Economic, Social and Cultural Rights European/International Criminal Law Human Rights in International Relations International Criminal Courts International Humanitarian Law International Public Law Seminar Jean Pictet Humanitarian Law Moot Court Competition* Police and Human Rights Violations Principles of Good Governance The Guilt of Nations * participation on basis of selection NB: elk van de vakken kent een zwaarte van 7,5 ECTS; tezamen met de scriptie van 15 ECTS levert een en ander een totaal programma van 60 ECTS op.
Over de afstudeerscriptie meldt de aanvraag nog:
pagina 8
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
“De afstudeerscriptie dient qua onderwerp de gekozen richting te betreffen. In overleg tussen de coördinator van het programma en de student wordt zorgvuldig een op de individuele wensen en capaciteiten van de student afgestemd programma samengesteld. Zo kan het studiepakket worden aangevuld met bijvoorbeeld een verdere specialisatie op het gebied van principles of good governance, moot courts of mensenrechten in internationale betrekkingen.” Nieuwe opleiding voor Nederland In Nederland bestaan geen met het voorgedragen curriculum vergelijkbare opleidingen. In Europa is alleen de LL.M-opleiding die het Essex University Human Rights Centre aanbiedt verwant. Dat Centre kent ook een MA-opleiding van vergelijkbare inhoud, met een daaraan voorgekoppelde bachelor. De nadruk bij deze LL.M- en Ma-opleidingen ligt op de wijsgerige, politiek-theoretische en sociologische aspecten van de mensenrechtenvraagstukken, terwijl bij de onderhavige master de juridisch strafrechtelijke kant centraal staat in de benadering van de mensenrechtenproblematiek. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding is voor de instelling in zoverre nieuw dat zij een zelfstandige voortzetting is van twee richtingen binnen de opleiding International Master of Laws die sinds 1 september 1997 door de instelling aangeboden wordt. De accreditatieaanvraag voor de onderhavige postinitiële opleiding (het ILHR&CJ-pogramma) past in het streven van het departement Rechtsgeleerdheid om de International Master of Laws-opleiding internationaal een meer herkenbaar profiel te geven. Ook voor twee andere richtingen van die opleiding is accreditatie als postinitiële master aangevraagd, te weten voor de opleiding International Business Law and Globalisation en de opleiding International and European Law. Studieomvang Het programma van de masteropleiding International Law of Human Rights and Criminal Justice omvat een scriptie van 15 ECTS en 6 vakken van 7,5 ECTS elk. Naast de 2 verplichte vakken per specialisatie zijn dat 1 optioneel verplicht vak en 3 keuzevakken.
pagina 9
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten uit het Toetsingskader. Per facet is telkens (eerst) de letterlijke omschrijving daarvan uit het Toetsingskader overgenomen. Daarna volgen, eveneens per facet, een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling (Bevindingen), het oordeel van het panel ten aanzien van deze bevindingen (Overwegingen) en tot slot de waardering - voldoende of onvoldoende - die het panel daaraan verbindt (Conclusie). Ook per onderwerp geeft het panel nog een korte totaal waardering, in de vorm van een samenvattend oordeel.
4.1
Doelstellingen opleiding Voor een beschrijving van de algemene doelstellingen van de opleiding wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. De doelstellingen, in termen van te behalen eindkwalificaties, komen onder 4.1.1 ter sprake.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Internationaal zijn er, volgens de instelling, wel enkele organisaties die zich met kwaliteitsbeleid ten aanzien van juridisch hoger onderwijs bezighouden maar hebben die zich nog niet gewaagd aan het formuleren van eisen waaraan opleidingen op het juridisch domein zouden moeten voldoen. Wel is in het verband van de European Law Faculties Association (ELFA) in de jaarvergaderingen van 2004 en 2005 een aantal eisen geformuleerd waaraan afgestudeerde juristen in het algemeen zouden dienen te voldoen. Die eisen zijn, volgens de instelling, bruikbaar als vertrekpunt voor het formuleren van vereisten die aan internationale juridische opleidingen zouden dienen te worden gesteld, en fungeren in de praktijk volgens haar als ‘informele’ domeinspecifieke eisen. Naar eigen zeggen hebben die eisen de instelling tot richtsnoer gediend bij de inrichting van de voorgedragen opleiding. Maar meer dan door deze informele domeinspecifieke eisen blijkt de instelling zich bij de formulering van de beoogde eindkwalificaties toch te hebben laten leiden door, wat naar haar waarneming, de beroepspraktijk aan competenties verlangt van masters die werkzaam willen zijn in de sfeer van internationaal strafrecht en mensenrechten. Als te vervullen functies in de beroepspraktijk denkt de instelling aan die van juridisch medewerker of beleidsmedewerker bij: (i) grote transnationaal opererende advocatenkantoren en juridische afdelingen van internationaal werkende instellingen, (ii) onderdelen van nationale overheden en bedrijven die zich met internationale en Europese vraagstukken inzake mensenrechten en internationaal strafrecht bezighouden, (iii) internationale organisaties en NGO’s waar doorwerking van internationaal recht in brede zin een toenemende rol speelt en (iv) bij internationale tribunalen, met name het Internationale Strafhof. Aan het kunnen functioneren in die ‘context’ heeft de instelling de benodigde competenties gerelateerd, zo licht zij toe:
pagina 10
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
“De (internationale) context waarin de afgestudeerden moeten functioneren is complex. Adviezen op het terrein van mensenrechten zijn slechts dan zinvol wanneer zij met oog en begrip voor de interdisciplinaire aspecten gegeven worden. Het onderzoek op het terrein van de rechten van de mens is meer en meer inter- en multidisciplinair. Deze ontwikkeling komt voort uit de belangrijke plaats die de bescherming van de rechten van de mens is gaan innemen in de nationale rechtsorde, op het terrein van buitenlandse betrekkingen, in het politieke debat, in de internationale rechtspraak en in de activiteiten van internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties. De toegenomen rol van de rechten van de mens verklaart tot op zekere hoogte de aandacht die besteed wordt aan de betekenis, inhoud en samenhang tussen verschillende rechten en vrijheden vanuit fundamentele vragen. Een belangrijk aspect van de huidige academische discussie betreft bijvoorbeeld de vraag tot op welke hoogte de rechten van de mens universeel zijn. Aanhangers van het cultureel relativisme betwisten het universele karakter van de rechten van de mens zoals verwoord in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948, waarop een groot aantal mensenrechten verdragen gebaseerd is. Deze verdragen, zowel op mondiale basis als op regionale basis, voorzien in een klachtmechanisme met een of andere toezichtprocedure. Naast de op verdragen gebaseerde procedures spelen op basis van het VN Handvest een stelsel van thematische en landen rapportages en die van speciale VN werkgroepen een belangrijke rol. Op regionaal niveau spelen de Europese Conventie tot de Bescherming van de Rechten van de Mens, de Inter-Amerikaanse Conventie ter Bescherming van de Rechten van de Mens en het Afrikaanse Handvest inzake de Rechten van de Mens en van Volkeren een belangrijke rol. Deze regionale systemen hebben een verfijnd toezichtmechanisme in het leven geroepen. Om in deze context de beoogde functies te vervullen heeft de afgestudeerde competenties (kennis, inzicht en vaardigheden) nodig die hem/haar in staat stellen om in een internationale omgeving en in internationale netwerken complexe vraagstukken te analyseren op het terrein van de rechten van de mens in samenhang met het internationale strafrecht en een bijdrage te leveren aan het oplossen van dergelijke vraagstukken.” Als vereiste competenties formuleert de instelling vervolgens:” studenten hebben een diepgaande kennis van de internationale bescherming van de rechten van de mens en het internationale strafrecht, alsmede de doorwerking daarvan in het nationale recht, in de breedste zin; ze hebben inzicht in de vervlechting van het nationale recht met het internationale (publiek)recht en vooral Europese recht; studenten kunnen de kennis koppelen aan de verschillende aspecten van de internationalisering van de misdaad en de ontwikkeling van een internationaal en transnationaal instrumentarium van strafrechtshandhaving; ze kunnen de maatschappelijke en wetenschappelijke discussies over de juridische implicaties van grensoverschrijdende (straf)rechtshandhaving zowel mondeling als schriftelijk voeren, met extra aandacht voor het (internationaal) strafrecht, rechtsvergelijking en geschillenbeslechtingmiddelen en de bescherming van de rechten van de mens; ze zijn in staat de juridische aspecten te relateren aan de filosofische, politicologische en sociologische aspecten die bij een casus een rol spelen; ze zijn in staat zelfstandig wetenschappelijk verantwoord onderzoek te verrichten.”
pagina 11
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Overwegingen De beschrijving van de domeinspecifieke context waarbinnen afgestudeerde hebben te functioneren is naar het oordeel van het panel zeker voldoende. Het ambitieniveau van de verlangde eindkwalificaties sluit goed aan bij het beroepenprofiel, zoals beschreven. Het geclaimde carrièreperspectief van jurist op internationale advocatenkantoren gaat daarentegen naar het idee van het panel te ver, voor zover daarmee wordt gesuggereerd dat een afgestudeerde master zich met het afronden van de opleiding rechtens ook zou kwalificeren als bevoegd (internationaal) advocaat. Het programma leidt namelijk wel op tot het behalen van zekere competenties, maar geeft geen directe aanspraak op het uitoefenen van een togaberoep - zoals dat van advocaat. Nationaal niet, maar ook internationaal niet. Het programma sluit naar het oordeel van het panel, per saldo, wel aan bij de eisen die door de internationale beroepspraktijk worden gesteld aan een opleidingsprogramma in het onderhavige domein. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende. 4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen In de aanvraag maakt de instelling duidelijk dat de eindkwalificaties van de voorgedragen master voor een deel bestaan uit zgn. gemeenschappelijke eindtermen die het departement Rechtsgeleerdheid voor al haar masteropleidingen (initiële en postinitiële) gelijkelijk heeft geformuleerd en voor een deel uit specifieke eindtermen die meer in het bijzonder voor de ILHR&CJ-master gelden. In een matrix probeert de instelling vervolgens aanschouwelijk te maken dat die eindtermen aansluiten bij de Dublin-descriptoren, als internationaal algemeen aanvaarde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Die matrix wordt hier in tweeën weergegeven: Dublin-descriptoren*
Gemeenschappelijke eindtermen masteropleidingen UU
1
heeft kennis van en inzicht in de theoretische en methodologische
x
2
3
4
5
grondslagen van een aantal juridische kernleerstukken, inclusief hun internationaalrechtelijke aspecten, heeft een diepgaande kennis van de gebieden die worden bestreken in de
x
door hem of haar gekozen richting, heeft kennis van en inzicht in de maatschappelijke context, en daarmee van
x
x
historische, politieke en economische factoren die een rol spelen bij de totstandkoming van normen en waarden, en die invloed uitoefenen op de inhoud en plaats van het recht in de (internationale) samenleving, is in staat bestaande wetenschappelijke kennis te vergaren, deze op waarde
x
x
x
x
x
te schatten en zich deze eigen te maken met het oog op de eigen beroepsuitoefening, kan zelfstandig een wetenschappelijk verantwoord onderzoek verrichten naar aanleiding van aspecten van een leerstuk of naar aanleiding van een concreet probleem, en het resultaat daarvan zowel schriftelijk als mondeling helder presenteren,
pagina 12
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
x
kan een schriftelijk of mondeling betoog van een ander kritisch analyseren en
x
x
waarderen, kan een beargumenteerd standpunt innemen in de voortgaande publieke
x
x
discussie over de ontwikkeling van het recht; hij of zij geeft daarbij blijk zich bewust te zijn van de grenzen en de werking van het recht en van metajuridische aspecten die bij de rechtsvorming en de rechtshandhaving een rol spelen, is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die
x
hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten, bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie
x
aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Dublin-descriptoren* Specifieke eindtermen van de ILHR&CJ-master
1
heeft kennis van en inzicht in specifieke handhavings- en
x
2
3
4
geschillenbeslechtingsmethoden en -procedures binnen het internationaal strafrecht en het Europees recht en het recht met betrekking tot de eerbiediging van de rechten van de mens, met ruime aandacht voor de nietjuridische elementen die een zo belangrijke rol spelen in de internationale betrekkingen, heeft kennis van en inzicht in de beperkingen van het strafrechtelijk juridisch
x
instrumentarium, gegeven de maatschappelijk politieke context van schendingen van mensenrechten, is in staat de bruikbaarheid van het strafrechtelijk juridisch instrumentarium te
x
toetsen aan de discussie over de universaliteit van de mensenrechtconcepten, heeft een gedegen kennis van en inzicht in de praktische werking met
x
(afhankelijk van de gekozen richting) een bijzondere verdieping in het materiële en formele internationaal strafrecht, het recht van de Europese Unie en de doorwerking daarvan in en vervlechting met het nationale recht, de juridische implicaties van grensoverschrijdende transacties, waarbij het accent ligt op het recht inzake de bescherming van de rechten van de mens, de rechtsvergelijking en de geschillenbeslechtingsmiddelen. * de cijfers staan voor resp: (1) kennis en inzicht, (2) toepassing van kennis en inzicht, (3) oordeelsvorming, (4) communicatie en (5) leervaardigheden.
Overwegingen Het panel vindt dat de instelling er in is geslaagd om op heldere en overtuigende wijze invulling te geven aan de eindkwalificaties van de opleiding. Door deze eindkwalificaties in een matrix te zetten met en aldus in relatie te brengen tot de Dublin-descriptoren heeft de instelling ook tot op zekere hoogte inzichtelijk gemaakt dat er sprake is van een ‘aansluiten bij’ genoemde descriptoren, als internationaal aanvaarde standaarden voor een master. Een echte onderbouwing daarvan ontbreekt echter. Voor sommige van de eindkwalificaties laat die onderbouwing zich ook wel raden, gelet op de formulering van de desbetreffende eindkwalificaties, maar in een aantal gevallen toch ook niet. Zo wordt niet altijd duidelijk waarom een eindkwalificatie beweerdelijk zou bijdragen aan het niveau van oordeelsvorming, de kwaliteit en techniek van communicatie en de omvang van opgedane leervaardigheden, zoals die door de Dublin-descriptoren
pagina 13
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
5
worden verondersteld. Met het zetten van een kruisje kan dan eigenlijk niet worden volstaan. Uit de door programmaverantwoordelijken en docenten bij gelegenheid van het locatiebezoek gegeven nadere toelichting ten aanzien van een en ander heeft het panel uiteindelijk wel weten op te maken dat de eindkwalificaties waarover enige twijfel bestond toch wel degelijk aansluiten bij het door de Dublin-descriptoren veronderstelde niveau ter zake. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende. 4.1.3
Oriëntatie wo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in wo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. – Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Ter onderbouwing van de wo-oriëntatie van de opleiding stelt de instelling onder meer dat: “De master International Law of Human Rights and Criminal Justice een wetenschappelijke master [is]. Studenten leren zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te doen. Zij leren van het positieve recht te abstraheren en dit te herleiden naar de grondbeginselen en leerstukken. Zij kunnen hierover in een internationale context reflecteren en theoretiseren. Tevens leren zij zich op basis van de theorie een oordeel vormen over actuele juridische ontwikkelingen en het actueel juridisch onderzoek. De ontwikkeling van de wetenschappelijke houding en de onderzoeksvaardigheden bereidt de student voor op een academische loopbaan - voor een PhD-programma of een loopbaan in toegepast onderzoek dat aansluit op de master. Het eindniveau dat in de opleiding wordt bereikt, wordt weerspiegeld in de afstudeerscriptie. De gedegen kennis die de student zich eigen maakt in combinatie met de vaardigheden om nieuwe kennis te vergaren, toe te passen, te integreren en te verwoorden maakt de afgestudeerde geschikt voor een groot aantal verschillende functies op academisch (juridisch) niveau, met name in de internationaal georiënteerde praktijk.“ Als vervolgperspectieven claimt de instelling in dit verband de vervulling van professionele juridische en beleidsmatige functies in bijvoorbeeld de adviespraktijk voor zowel overheidsorganisaties als ngo’s, of van functies als die van juridisch medewerker of beleidsmedewerker: in de internationale en nationale beroepspraktijk (grote, transnationaal opererende advocatenkantoren en de juridische afdelingen van internationaal werkende instellingen); bij onderdelen van nationale overheden en bedrijven die zich bezighouden met internationale en Europese vraagstukken inzake mensenrechten en internationaal strafrecht; bij internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties; in de nationale beroepspraktijk in de meest brede zin, vooral daar waar de doorwerking van het Europese en internationale recht een toenemende rol speelt;
pagina 14
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
-
bij of op het gebied van internationale tribunalen in het algemeen en het Internationale Strafhof in het bijzonder.
De academische oriëntatie van de opleiding volgt, naar het idee van de instelling, ook uit het feit dat het programma een juridische wetenschappelijke bacheloropleiding als ingangsvereiste stelt om op het gewenste denk- en werkniveau te kunnen participeren aan het onderwijs. Daarnaast vereist het programma ook dat de student het (juridisch) Engels voldoende beheerst. Overwegingen Het panel heeft uit het geheel van het aanvraagdossier kunnen opmaken dat de voorgedragen opleiding een duidelijke wo-oriëntatie kent. Dat geldt voor het niveau waarop beoogd wordt kennis en inzicht bij te brengen, de multidisciplinaire aanpak die wordt nagestreefd en de training die gedurende de opleiding plaatsvindt in het zelfstandig en verantwoord doen van rechtswetenschappelijk onderzoek. De vakbeschrijvingen, de gekozen werkvormen en toetsingsvormen leggen daar getuigenis van af. Wel vindt het panel dat de multidisciplinaire ambities in de tekst van de aanvraag te zwaar zijn aangezet in verhouding tot het geboden programma. Doordat in het curriculum veelvuldig gastdocenten worden ingezet die werkzaam zijn bij uiteenlopende internationale organisaties (gouvernementele als niet-gouvernementele) en geregeld ook excursies plaatsvinden naar in Nederland gevestigde internationale gerechtshoven, wordt in het programma ook een duidelijk oriëntatie geboden op het toekomstige beroepenveld en de complexiteit daarvan. Studenten krijgen daardoor een goed beeld van het niveau van de competenties die van hen na beëindiging van de studie wordt verlangd waar het gaat om het doen van onderzoek, het uitbrengen van adviezen en het helpen oplossen van vraagstukken en conflicten. Het panel waardeert dit positief. Dat zelfde geldt voor het rechtstreeks betrekken van studenten bij ‘human rights research projects’, die door stafleden - in hun kwaliteit van experts - in opdracht van (inter)nationale organisaties worden uitgevoerd, zoals in het vak ‘The European Convention on Human Rights and Criminal Law’ gebeurt. Al is het panel daar in het kader van het hiernavolgende facet (2.1.) ook wel geneigd een kritische kanttekening bij te plaatsen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie wo’ als voldoende.
4.1.4
4.2
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘domeinspecifieke eisen’, ‘master’ en ‘oriëntatie wo’ heeft het panel als voldoende beoordeeld. Daarmee krijgt het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als geheel een positieve beoordeling.
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
pagina 15
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
4.2.1
Eisen wo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een woopleiding: – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. – Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. – Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Bevindingen Dat het programma aansluit bij de vier criteria van het onderhavige facet onderbouwt de instelling met de volgende argumenten: [kennisontwikkeling in interactie tussen onderwijs en wetenschappelijk onderzoek] “De leden van de vaste staf zijn gepromoveerd en hebben een gecombineerde onderwijsen onderzoeksaanstelling. Zij nemen deel aan de facultaire onderzoeksprogramma’s en leveren daardoor een bijdrage aan de ontwikkeling van het vakgebied. Het onderwijs in de master wordt verzorgd door docenten die tevens een onderzoeksaanstelling hebben. Hun specialisme en de resultaten van hun onderzoek komen tot uitdrukking in de vakken die zij verzorgen. Hierdoor is er een direct verband gelegd tussen actueel onderzoek en het onderwijs.” [aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën] “In het onderwijs worden actuele en praktijkvraagstukken behandeld in het licht van de verschillende opvattingen en theorieën. Samen met de studenten worden de dilemma’s geanalyseerd en in het licht van de theorie verkend. Hierbij confronteren de docenten de studenten niet met oplossingen, maar zoeken zij gezamenlijk naar antwoorden. Daarbij wordt weerkerend teruggegrepen op de grondbeginselen van het internationale rechtssysteem. Ook uit de opgave van de voorgeschreven literatuur blijkt dat gebruik gemaakt wordt van actuele wetenschappelijke literatuur. In de readers worden artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften opgenomen die de actuele juridische debatten weergeven.” [ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden] “Studenten leren op twee manieren zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te doen. In de eerste plaats vormt het zelfstandig opzetten en uitvoeren van en rapporteren over een onderzoeksthema een terugkerend onderdeel binnen de mastervakken. Instructie en feedback worden gegeven zowel op de onderzoeksmethoden alsook op de bronnen en de juridische analyse. Op deze manier ontwikkelen de studenten hun onderzoeksvaardigheden. De opleiding wordt afgerond met het schrijven van een afstudeerscriptie (15 ECTS), een proeve van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek, die aan de academische maatstaven van juridisch onderzoek moet voldoen. In de afstudeerscriptie komen de academische vaardigheden, die in de loop van de masteropleiding tot dan toe zijn ontwikkeld idealiter bijeen. Voorts is bij de scriptie een nadrukkelijk beoordelingscriterium of aansluiting is gezocht bij actuele wetenschappelijke theorieën en ontwikkelingen.” [aantoonbare verbanden met de actuele praktijk] “De docenten van de opleiding brengen de beroepspraktijk op een aantal manieren in het onderwijs. De docenten houden via hun beroepsnetwerken en nevenfuncties contact met het werkveld. Door regelmatig gastsprekers uit de praktijk uit te nodigen maken ook de studenten contact met het werkveld en ontwikkelen zij relaties daarmee. Naast de inzet van
pagina 16
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
gastdocenten en bezoeken aan instellingen wordt gebruik gemaakt van praktijkcases in het onderwijs. Als voorbeeld hiervan kan dienen het vak The European Convention on Human Rights and Criminal Law, waarin aan de hand van praktijkvragen een onderzoek wordt uitgevoerd. Het feit dat een aantal internationale organisaties, zoals het Internationaal Gerechtshof, het VN Tribunaal voor Voormalig Joegoslavië en het Internationaal Strafhof in Nederland gevestigd zijn, stelt de faculteit in staat de studenten door middel van gastdocenten en bezoeken hun kennis te laten verbreden en verdiepen en zo aan te sluiten bij de ontwikkelingen op het terrein de internationale rechtspraktijk. In bepaalde gevallen worden de studenten in de gelegenheid gesteld een bezoek te brengen aan de instellingen waar de alumni hun werkkring hebben gevonden. Zo zijn in de afgelopen jaren bezoeken gebracht aan de Tweede Kamer waar de studenten de gelegenheid werd geboden kamerleden te ontmoeten. Ook zijn er regelmatig bezoeken gebracht aan het Tribunaal voor Voormalig Joegoslavië en het Internationale Strafhof. Tevens worden er regelmatig lezingen en seminars georganiseerd voor de studenten van de postinitiële masteropleidingen.” Overwegingen Het panel meent dat het programma op zichzelf wel voldoet aan de eisen die het Toetsingskader aan een wo-curriculum stelt, maar vindt dat de instelling in haar onderbouwing van het voldaan zijn aan die eisen hier en daar meer poneert dan ze in de beschrijving van het feitelijke programma blijkt waar te maken. Waar het gaat om de aansluiting bij actuele wetenschappelijke ontwikkelingen en inzichten zou het naar het oordeel van het panel geen kwaad kunnen als de invulling van de kerncursussen nog eens goed tegen het licht wordt gehouden. Dat geldt in het bijzonder voor de vakken Human Rights in International and European Law en Human Rights Case Law. Als de ‘important topics’ die bij het eerst genoemde vak ter sprake komen, noemt de instelling in de vakbeschrijving ‘subjects en sources’, ‘jurisdiction’ en ‘state responsibility’. Het panel vindt dat daarmee aan de echt fundamentele problemen die actueel op het terrein van de mensenrechten spelen voorbij wordt gegaan. Bij het tweede genoemde vak doet zich een vergelijkbaar probleem voor: Het textbook dat voor het vak wordt gebruikt is eigenlijk veel te algemeen en bovendien sterk verouderd (1999). Het ambitieniveau dat de instelling, blijkens de beoogde eindkwalificaties, met de opleiding wil behalen, laat zich daarmee moeilijk bereiken. Ook bij het vak The European Convention on Human Rights and Criminal Law schuilt er een zeker risico dat het ambitieniveau niet wordt behaald. De gedachte namelijk om studenten te laten meedraaien met lopende ‘human rights research projects’, die door leden van de staf in opdracht van (inter)nationale organisaties worden uitgevoerd, is aantrekkelijk maar de kwaliteit van het vak staat of valt dan in feite dan met het aanbod van hoogwaardige projecten. En dat aanbod staat niet bij voorbaat vast. Het panel wil hier in positieve zin niet onvermeld laten dat de opleiding ook in die zin werk maakt van het verband tussen het academisch programma en de beroepspraktijk dat zij actief bemiddelt bij het verkrijgen van stageplaatsen na afronding van de studie. Met succes blijken elk jaar afgestudeerde LL.M-ers geplaatst te kunnen worden op stageplekken bij onder meer het Tribunaal voor Voormalig Joegoslavië, het Internationaal Strafhof en verschillende instellingen van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Organisatie van Amerikaanse Staten. Waardering heeft het panel ook voor het feit dat de opleiding - zoals ook onder facet 1.3. al ter sprake kwam - geregeld ontmoetingen met internationale experts organiseert om
pagina 17
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
studenten langs die weg vertrouwd te maken met het toekomstige beroepenveld. In de praktijk van het onderwijs in de verschillende vakken blijkt dat soort ontmoetingen en gastcolleges overigens veelvuldiger voor te komen dan uit de beschrijvingen van de vakken en van de opleiding als geheel naar voren komt. De opleiding doet er goed aan daar explicieter melding van te maken. Datzelfde geldt voor de excursies/bezoeken die in het kader van verschillende vakken worden afgelegd bij/aan de in Nederland gevestigde internationale (straf)hoven. Ook die blijven in de beschrijving van de vakken onderbelicht. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen wo’ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Over het didactisch model, de gekozen werkvormen en wijze(n) van toetsing en beoordeling worden door de opleiding, verspreid over de aanvraag, de volgende relevante punten opgemerkt: “Het departement Rechtsgeleerdheid heeft [….] voor de opleidingen een didactisch model opgesteld. Dat didactisch model is allereerst opgesteld met het oog op de bachelorfase, maar is ook leidend voor de wijze waarop het onderwijs in de masterfase wordt georganiseerd. In de masterfase wordt uitgegaan van activerend onderwijs, diversiteit in werkvormen en de nadruk op integrale toetsing. Met name bij de afsluitende scriptie wordt van de studenten verwacht dat zij zelf de verantwoordelijkheid nemen m.b.t. begeleiding en voortgang van het proces.” Bij de onderhavige master, waaraan studenten met verschillende achtergronden en onderscheiden kennisniveaus deelnemen, vergt het gekozen didactisch model extra aandacht binnen het onderwijs, aldus de instelling, o.a. bij de keuze van de werkvormen. De instelling noemt het een: “uitdaging om werkvormen te kiezen en omstandigheden te creëren, die enerzijds recht doet aan de leerdoelen van de individuele student en anderzijds de didactische interactie binnen en met de groep studenten bevordert. Daarom wordt veelvuldig gekozen voor werkvormen, waarbij interactief gewerkt wordt in kleinere groepen. Zo kan de student zijn eigen leerdoelen verbinden met de doelstellingen van de opleiding. Een aantal vakken is speciaal ingericht om de mondelinge presentatievaardigheid te ontwikkelen en te verbeteren; daarnaast is een aantal vakken vooral gericht op de schriftelijke competenties. De presentaties van studenten aan elkaar worden door de docent gecorrigeerd en met de student besproken. De ontwikkeling van schriftelijke vaardigheden is tevens een voorbereiding op het schrijven van de eindscriptie. […] [I]n het eerste semester worden er ook hoorcolleges gegeven om de rode draad van de opleiding duidelijk te maken, maar de nadruk van de gehele opleiding ligt vooral op het onderwijs in werkgroepen en seminars. Hiervoor is gekozen - zoals gezegd - om makkelijker in te kunnen spelen op de verschillende kennisniveaus van de studenten. In overleg met de programmacoördinator kan de student ook een keuzevak invullen door middel van individueel onderwijs in de vorm van een literatuurstudie of het individueel verder uitwerken van een vooraf vastgestelde opdracht. [...]
pagina 18
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Om de doelstelling van de opleiding te bereiken wordt het onderwijs vooral aan de hand van cases of thema’s gegeven. In werkgroepvorm komen de studenten eenmaal per week bij elkaar om een praktijkcasus en wetenschappelijke vraagstukken te bespreken. De casus en vraagstukken kunnen vooraf op WebCT (de elektronische leeromgeving) worden geraadpleegd, waarbij de student tevens verwijzingen vindt naar relevante literatuur. Voor sommige vakken moeten enkele studenten vooraf een mondelinge presentatie voorbereiden. Naar aanleiding van de presentatie wordt het onderwerp in de werkgroep onder leiding van de docent uitgebreid geanalyseerd en bediscussieerd. Behalve een presentatie wordt van de student ook een schriftelijke bijdrage verwacht over een voor het vak relevant onderwerp. Het eindcijfer wordt bepaald door de presentatie, de schriftelijke opdracht en de actieve participatie tijdens de werkgroepen. [...] Het onderwijs vindt plaats in groepen van maximaal 25 studenten. Bij het ontwikkelen van het mastercurriculum wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de toetsing. In de master International Law of Human Rights and Criminal Justice kennen alle vakken meerdere toetsonderdelen. Een doorlopende lijn in de toetsing zijn de onderzoeksopdrachten en de presentatie daarvan. Voor de beoordeling of de geformuleerde doelstellingen van de opleiding zijn gehaald is de scriptiebeoordeling een belangrijk instrument. [...]” Het panel stelt vast dat hem van een (aantoonbaar) vertaald zijn van de eindkwalificaties in leerdoelen van het programma in de aanvraag en de daarbij behorende bijlagen eigenlijk niets is gebleken. Wel heeft de instelling bij het onderhavige facet een overzicht verstrekt, waarbij - in een matrix - de algemene en de specifieke eindkwalificaties van de opleiding worden gecorreleerd aan de vier exclusieve [en (optioneel) verplichte] vakken én de scriptie. Maar of daarmee bedoeld is die ‘vertaling’ te geven is het panel niet duidelijk geworden. Volgens de toelichting die de instelling daarbij zelf geeft zou het overzicht “aantonen dat in de vakken verschillende aspecten van de opleidingsdoelstellingen aan de orde komen. Ieder vak geeft een verdieping van de juridische kennis en inzichten. Daarnaast komen in de vakken de specifieke vaardigheden aan de orde, die de student in staat stellen in het tweede semester zelfstandig onderzoek te doen, resulterend in een eindscriptie.” Overwegingen De instelling heeft naar het idee van het panel aannemelijk weten te maken dat het programma - met het didactische concept dat eraan ten grondslag ligt en de daarbij gekozen werkvormen en toetsingswijzen - een weerspiegeling vormt van de eindkwalificaties die de instelling zich voor ogen heeft gesteld. Het programma stimuleert studenten onmiskenbaar tot zelfstandig leren, leert hen kritisch om te gaan met verworven kennis en inzichten, helpt richting te geven aan eigen oordeelsvorming en traint hen in het vermogen om probleemoplossend te werk te gaan. Een expliciete vertaling van eindkwalificaties in leerdoelen van het programma ontbreekt, zo constateerde het panel onder Bevindingen reeds. Al veronderstelt het panel dat de instelling er zelf wel vanuit gaat zulks te hebben gedaan door in een overzicht van het curriculum en eindkwalificaties aan te geven dat in de vakken van dat curriculum verschillende aspecten van de ‘opleidingsdoelstellingen’ aan de orde komen. Maar daarmee en met de elders in de aanvraag gebezigde terminologie geeft de instelling er blijk van niet duidelijk te willen of te kunnen onderscheid maken tussen de begrippen ‘eindkwalificaties’, ‘leerdoelen’ en ‘opleidingsdoelstellingen’, en deze in wezen als verwisselbare grootheden aan te merken.
pagina 19
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
5
In de beschrijving van de afzonderlijke vakken [in bijlage 6 bij de aanvraag ] komt de instelling in veel gevallen wel tot het formuleren van met het desbetreffende vak te bereiken leerdoelen. Maar typerend voor het verwarrend woordgebruik in dezen, gebeurt dit dan niet onder het vakbeschrijvingselement ‘aim’, waar verwacht zou mogen worden dat de leerdoelen vermeld worden, maar onder ‘description’. Achter ‘aim’ wordt bij de meeste vakken zelfs niets ingevuld. In de verdere presentatie van de opleiding zou de instelling er goed aan doen duidelijker te onderscheiden tussen enerzijds de met het programma te bereiken eindkwalificaties en anderzijds de met de vakken van het programma te bereiken leerdoelen. Een laatste punt dat het panel in het verband van dit facet nog ter sprake wil brengen is de plaats van een eventueel te lopen stage binnen het programma. Blijkens de aanvraag (p. 17) behoort het lopen van een stage tot de mogelijkheden die aan (daarvoor naar het oordeel van de opleidingscoördinator in aanmerking komende) studenten geboden kan worden. Op zichzelf zou het lopen van een stage binnen de doelstellingen van het programma kunnen passen. Maar uit de aanvraag valt niet op te maken of zo’n stage een regulier onderdeel van het curriculum vormt, of dat het om een buiten-curriculaire activiteit gaat die de opleiding als extra ‘service’ aan studenten biedt om zich nog wat beter op de latere beroepsuitoefening te kunnen oriënteren. Ook hieraan zou de instelling bij de verdere presentatie van het programma meer aandacht dienen te besteden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Over de inhoudelijke samenhang van het programma meldt de aanvraag het volgende: “De studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Afhankelijk van de richting die zij kiezen ligt de nadruk anders. Samenhang in de uitvoering van het programma wordt op de eerste plaats bewaakt door de docenten die keuzes maken ten aanzien van de inhoud van vakken. De docenten van de vakken stemmen in een regelmatig overleg de inhoud en de werkvormen op elkaar af. Studenten worden gestuurd door de verplichtingen in het programma en de daarin mogelijke keuzes. In het eerste semester ligt de nadruk op het kerngedeelte van de opleiding doordat dan, naast een keuzevak, tenminste twee verplichte vakken en het optionele keuzevak gevolgd moeten worden. De studenten kiezen in overleg met de opleidingscoördinator drie keuzevakken. De opleidingscoördinator adviseert de student bij deze (academische) keuzes. De opleidingscoördinator ziet er tevens op toe dat de student kiest voor een samenhangend vakkenpakket dat past bij de specifieke opleidingswens van de student.” Overwegingen Naar het oordeel van het panel is het punt van de inhoudelijke samenhang de zwakste schakel in het hele voorstel.
5
pagina 20
Voor een deel ook in de aanvraag zelf (pp. 19/20), namelijk voor zover het de vier kernvakken van het programma betreft.
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
De twee domeinen waaruit het programma bestaat, vertonen in het curriculum - gelet ook op de vakbeschrijvingen van de vakken (i.h.b. de kerncursussen) - weinig verwevenheid. Human Rights Law en International Criminal Law blijven in het programma goeddeels onderscheiden en gescheiden vakdisciplines. Van interactie en onderlinge verwevenheid blijkt maar heel weinig. Ook de tweedeling van het programma in twee richtingen lijkt erop te duiden dat de opleiding in feite uit twee losstaande delen bestaat. Slechts bij een gering aantal onderdelen is aantoonbaar sprake van samenhang. Een factor die maakt dat de samenhang ook niet echt wordt bevorderd is het relatief grote aantal keuzevakken in verhouding tot het aantal verplichte (hoofd)vakken. In de opzet die het programma nu kent is het - in theorie althans - mogelijk dat iemand bij het afstuderen het label ‘International Law of Human Rights and Criminal Justice’ verwerft maar het strafrecht (bij een minimalistische insteek) vrijwel geheel, namelijk op één vak na, kan mijden. Verwacht mag worden dat de begeleidende docenten daarvoor beducht zullen zijn en studenten tot verantwoorde keuzes zullen aanzetten, maar een garantie dat studenten beide delen goed en vanuit een geïntegreerde aanpak zullen doen, biedt het programma niet. Naar het idee van het panel moet uit de vier kerncursussen een strakker en meer geïntegreerd programma te destilleren zijn. Daarbij zou het goed zijn te beginnen vanuit de vraag wat de grote actuele vragen zijn die om academische reflectie vragen, en van daaruit het cursusaanbod verder in te richten. Op die manier kan het programma inderdaad de ‘masterclass in Human Rights Law’ worden die de opleiding zelf zegt met het programma te willen bieden, met Criminal Justice als logische ‘uitloper’ of het sluitstuk van de Human Rights Law: nodig immers voor de bestraffing van degenen die mensenrechten schenden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als onvoldoende. 4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Het programma is volgens de instelling om de volgende redenen studeerbaar: “De studiebelasting van het programma bedraagt 60 ECTS, de standaardbelasting voor een éénjarige masteropleiding, verdeeld over twee semesters van 30 ECTS, die weer onderverdeeld zijn in twee gelijke perioden van 15 ECTS. Er wordt uitgegaan van een gemiddelde van 40 uur per week aan studietaken. Het eerste semester bestaat uit twee verplichte vakken, een optioneel vak en een keuzevak. In het tweede semester kiezen de studenten een verplicht vak en een keuzevak uit de lijst van keuzevakken en schrijven hun scriptie. Studenten kunnen ervoor kiezen om eerst de vakken af te ronden en vervolgens aan hun scriptie te werken. Het schrijven hiervan is voor een aantal studenten, die komen uit landen met een onderwijstraditie die zich minder op het geschreven woord baseert, wel een mogelijk knelpunt. Om dat te ondervangen wordt al vanaf het begin van de opleiding veel aandacht aan de ontwikkeling van schrijf-vaardigheden besteed. Zowel de studieresultaten als de organisatorische/infrastructurele aspecten worden voortdurend bewaakt door de opleidingscoördinator. Gezien de kleinschaligheid van de opleiding en de persoonlijke begeleiding worden studieproblemen en knelpunten in het programma snel opgemerkt, waarna passende maatregelen genomen kunnen worden. Voor inhoudelijke begeleiding kan de student naast de coördinator ook bij de studieadviseur terecht. In het verleden is gebleken dat het merendeel (gemiddeld 95 %) van de studenten
pagina 21
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
van de International Master of Laws-opleiding die opleiding, die dezelfde ingangseisen hanteerde, succesvol binnen een jaar (12 maanden) afgerond heeft.” Overwegingen Het panel acht het programma goed studeerbaar. De omstandigheden die de instelling aanvoert, zoals de weekbelasting die het programma gespreid over het jaar te zien geeft, de kleinschaligheid van het programma, de individuele begeleiding en het individuele bijspijkerprogramma voor studenten met een schrijfachterstand dragen er allemaal toe bij dat het curriculum binnen de beoogde studieduur kan worden afgerond. Een indicatie daarvoor kan ook gevonden worden in de rendementscijfers van de twee richtingen van de IML, waarvan de ILHR&CJ-opleiding de verzelfstandigde voortzetting vormt. Al plaatst het panel bij de ambitie van de instelling om ook in de toekomst het slaagpercentage van 95% te blijven behalen wel de kanttekening dat aan het onverkort vasthouden aan dit streefgetal - zoals de opleiding lijkt te willen - het risico verbonden is dat het met de opleiding beoogde niveau niet wordt bereikt of niet kan worden gehandhaafd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: wo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Blijkens de aanvraag staat de masteropleiding open voor ‘graduates in Law’. De term ‘graduates in Law’ omvat, naar zeggen van de instelling: “iedereen die een juridisch universitair basiscurriculum heeft voltooid, en een academische graad heeft verworven, waarbij aantoonbaar kennis is vergaard door het succesvol afronden van vakken op het gebied van internationaal (publiek)recht, mensenrechten en internationale betrekkingen in eigen land op tenminste wetenschappelijk bachelorniveau.” Het is niet vereist dat de bijbehorende overheidsexamens of professionele examens zijn afgelegd, noodzakelijk voor de beroepsbeoefening of toelating tot de advocatuur of rechterlijke macht, aldus de instelling. Bij toelating tot de opleiding vindt selectie plaats. Naast de Engelse taalvaardigheid omvatten de criteria voor toelating: de studieresultaten van de undergraduate rechtenstudie, de motivatie van de student en de opgegeven referenties. Eventuele opgedane relevante beroepservaring wordt meegewogen maar is geen vereiste voor toelating, zo licht de instelling nader toe. Andere kandidaat-studenten dan zij voor wie Engels de moedertaal is of die beschikken over een universitaire graad in de Engelse taal, moeten aantonen over voldoende beheersing van de Engelse taal te beschikken, blijkende uit de score die gehaald is uit één van de volgende toetsen: TOEFL, IELTS, APIEL of Cambridge EFL Examinations. De instelling veronderstelt dat van de omstandigheid, dat al deze informatie vermeld staat op de facultaire website en in de masterbrochure, als zodanig al een sterk selecterende werking uitgaat. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de toelatingseisen en de wijze van selectie realistisch zijn en recht doen aan het niveau van de opleiding.
pagina 22
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: wo-master met minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding Bevindingen De aanvraag meldt over de duur, kort: Alle postinitiële programma’s van de faculteit zijn éénjarige programma’s (60 ECTS). Het programma van de masteropleiding International Law of Human Rights and Criminal Justice omvat een scriptie van 15 ECTS en 6 vakken van 7,5 ECTS elk. Naast de 2 verplichte vakken per specialisatie zijn dat 1 optioneel verplicht vak en 3 keuzevakken. Overwegingen Het panel acht de voor de opleiding berekende studiebelasting van 60 ECTS realistisch. Het panel heeft in ieder geval geen reden om aan te nemen dat het programma - ingevuld met de studieonderdelen zoals opgevoerd en beschreven in het aanvraagdossier - in significante zin méér of minder belasting zou behelzen dan de 60 ETCS die daarvoor door de instelling zijn berekend. Met 60 ECTS voldoet de opleiding aan de minimumeis die de WHW stelt aan een womaster. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
4.3 4.3.1
pagina 23
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma De facetten ‘eisen wo’, ‘relatie tussen doelstellingen en programma’, ‘instroom’, en ‘duur’ beoordeelt het panel als voldoende. Voor het facet ‘samenhang programma’, heeft het panel na enige discussie besloten het oordeel onvoldoende toe te kennen. Het panel wil met deze negatieve score een signaal geven dat het programma aan kracht zal winnen wanneer de relatie tussen beide studie-onderdelen versterkt wordt. Het panel geeft daarbij ook haar eigen visie mee als suggestie voor de indieners. Het panel meent dat het in de beoordeling van een nieuwe opleiding ongepast zou zijn om een programma dat zij als geheel wel voldoende kwaliteitsvol acht, af te rekenen op de concretisering ervan, die immers in deze vorm nog van start moet gaan. Het panel heeft er alle vertrouwen in dat de opleiding in staat zal blijken om het hier gegeven signaal op te vangen en aldus het verplichte deel van het programma strakker vorm te geven. Daarom krijgt het onderwerp 2 ‘Programma’ als geheel een positieve beoordeling.
Inzet personeel Eisen wo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een woopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Bevindingen Over het voldaan zijn aan de onder dit facet verlangde criteria voor de inzet van personeel meldt de instelling in de aanvraag: “De leden van de vaste staf zijn gepromoveerd en hebben een gecombineerde onderwijsen onderzoeksaanstelling. Zij nemen deel aan een van de facultaire onderzoeksprogramma’s en leveren daardoor een bijdrage aan de ontwikkeling van het vakgebied. [Volgt verwijzing naar overzicht van de beoogde docenten voor de opleiding.] De binding van docenten aan de disciplinegroep, in plaats van aan een onderwijsinstituut, voorkomt een geïsoleerde plaats van het onderwijs in het departement. Hiermee garandeert de opleiding de wisselwerking tussen onderwijs en onderzoek.” Overwegingen Het panel heeft aan de hand van de lijst van vaste en gastdocenten, die de instelling van plan is in te zetten voor de opleiding inderdaad kunnen opmaken dat aan de eisen van het onderhavige facet wordt voldaan. Het departement is traditioneel sterk in de vakgebieden die met de opleiding worden bestreken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen wo’ als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Bevindingen Over de vrij te maken capaciteit aan docenten en onderwijsondersteunend personeel valt in de aanvraag onder meer het volgende te lezen: “De beschikbare onderwijscapaciteit voor de opleiding wordt berekend op basis van genormeerde tijdsbestedingen en is afhankelijk van het aantal studenten en de gekozen werkvormen. Op basis van deze normering zijn er bij ongeveer 16 studenten voldoende middelen om de capaciteit die nodig is voor het geven van de opleiding te vergoeden, zodat bij de nagestreefde 24 studenten na de aanloopfase van de opleiding ruim voldoende middelen zijn. Aangezien de opleiding zelffinancierend is, kunnen de opbrengsten van de opleiding direct worden gerelateerd aan de noodzakelijke menskracht, en kan bij grotere studentaantallen extra personeel worden ingezet. Naast de capaciteit op basis van deze berekening worden regelmatig visiting professors en gastdocenten uitgenodigd. De inzet van docenten voor de verschillende activiteiten als onderzoek, onderwijs voor de initiële bachelor- en masteropleidingen en de postinitiële opleidingen en de verschillende beheersactiviteiten is niet evenwichtig over het jaar verspreid. Dit leidt regelmatig tot piekbelasting bij docenten. Binnen de disciplinegroepen wordt er naar gestreefd nietonderwijsgebonden activiteiten te concentreren in perioden dat de betrokken docent beperkte onderwijsverplichtingen heeft. Bij de keuzevakken volgen de studenten van de masteropleiding onderwijs gezamenlijk met de studenten van de initiële masteropleidingen. Dit heeft onder meer als voordeel dat de docentcapaciteit efficiënt kan worden ingezet.” Voor de praktische ondersteuning kan de instelling terugvallen op 2,0 fte onderwijsondersteunend personeel volgens de volgende verdeelsleutel van daarbij te vervullen functies:
pagina 24
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Functie
organisatie
Front office: studie- en praktische informatie
International Office
fte 0,3
Leidinggevende /Aansturing
International Office
0,45
Secretariaat examencommissies
International Office
0,2
Secretariaat toelatingscommissies
International Office
0,4
Administratie
International Office
0,4
Roostering
Onderwijs Student Zaken
PM
Communicatie en Voorlichting
International Office
0,1
Alumni beleid
International Office
PM
Studieadviseurs en stagecoördinatie
Onderwijs Student Zaken
0,15 2,0
Overwegingen De instelling heeft naar het oordeel van het panel voldoende capaciteit aan docent-formatie en aan onderwijsondersteunend personeel vrijgemaakt om de opleiding van start te kunnen laten gaan, alsook om deze te kunnen continueren. Het panel is daarbij afgegaan op de schriftelijk en mondeling gegeven verzekering dat de berekening van de benodigde formatieruimte correct en adequaat is. Wel vindt het panel de inzet van het aantal kerndocenten dat het programma draagt aan de lichte kant. Uit de beschrijving van de vakken laat zich een veel geringer aantal in te zetten docenten afleiden dan op grond van de lijst van betrokken docenten, die het panel bij gelegenheid van het locatiebezoek werd verstrekt, zou mogen worden verwacht. Het panel heeft zich er, ter gelegenheid van het locatiebezoek, verder nog van vergewist of er in de periodes van het academiejaar dat er geen sprake is van piekbelasting vanwege onderwijs in (onder meer) deze opleiding, nog wel voldoende tijd en ruimte is om aan onderzoek toe te komen, mede gezien de betrokkenheid van veel docenten bij andere programma’s. Van de kant van de docenten is de verzekering gegeven dat dit het geval is. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen De inhoudelijke en de onderwijskundige expertise zijn naar zeggen van de instelling goed in de organisatie verankerd, doordat de bewaking van de inhoudelijke expertise en van het academisch niveau van de docenten is opgedragen aan de disciplinegroepen, terwijl de zorg voor de didactische expertise primair een zaak is van de onderwijsorganisatie van het departement en met name onder de verantwoordelijkheid valt van de directeuren van de Undergraduate en de Academic Graduate School. Over hoe de kwaliteit van die beide expertises wordt bewaakt en verder ontwikkeld valt in de aanvraag onder meer het volgende te lezen: “De ontwikkeling van de inhoudelijke expertise en van het academisch niveau van docenten is gebaat bij een omgeving waarin onderzoek en de (rechts)praktijk beiden hun invloed kunnen doen gelden. Docenten hebben daarom hun wetenschappelijke basis in één van de
pagina 25
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
zes disciplinegroepen van het departement. De vaste docenten hebben naast hun onderwijstaak ook een taak als onderzoeker. Het bestuur van de disciplinegroep, casu quo het instituut, in het bijzonder de voorzitter - tevens hoogleraar -, is verantwoordelijk voor de spreiding van expertise binnen de disciplinegroep. Hij zorgt tevens voor een zodanige verdeling van onderwijs- en onderzoekstaken tussen de leden van de wetenschappelijke staf dat daarmee wordt voldaan aan de eisen, die de onderwijs- en de onderzoeksorganisatie aan de disciplinegroep stellen. […] De docenten van de masteropleiding overleggen regelmatig over de inhoud en de voortgang van de opleiding. De zorg voor de didactische expertise van docenten is verankerd in de ‘basiskwalificatie onderwijs’, waarover elke aangestelde docent moet beschikken, en in de ‘seniorkwalificatie onderwijs’, voor alle docenten op seniorniveau. Bovendien wordt voor een permanente didactische ondersteuning gezorgd door het onderwijskundig centrum van de universiteit, het Ivlos, en volgen docenten periodiek didactische cursussen. Het departement heeft voor opleiding en scholing jaarlijks ongeveer 70. 000 Euro beschikbaar. Docenten die een spilfunctie in het onderwijs hebben, krijgen een specifiek daarop gerichte opleiding in het Center of Excellence for University Teaching van de universiteit (CEUT). […] De onderwijsdirecteur heeft de verantwoordelijkheid voor de didactische vorming van de docenten, en ziet toe op de aanwezigheid van voldoende didactische expertise.[….] Tenslotte weegt de didactische expertise van een docent mee als een factor bij het bepalen van schaalniveau en schaalaanpassing tijdens de jaarlijkse resultaat- en ontwikkelingsgesprekken (R&O-gesprekken). Deze gesprekken zijn gericht op de resultaten van het werk. Op basis van die resultaten worden afspraken gemaakt over te behalen resultaten en over de te nemen stappen voor de verdere ontwikkeling van medewerkers.[…]” Overwegingen Wat de inhoudelijke en didactische kwalificaties van het in te zetten personeel betreft gaat het panel af op de aangeleverde cv’s van de vaste en de gastdocenten. Het panel stelt vast dat het in te zetten personeel in ieder geval in die zin gekwalificeerd is om het onderwijs in de voorgestelde opleiding te verzorgen, dat het domein waarmee zij zich beroepsmatig in de rechtspraktijk bezig houden, dan wel waarop zij onderzoek doen en publicaties verrichten, direct gerelateerd is aan de studieonderdelen waarvoor zij in het programma worden ingezet. De meesten van hen kunnen daarbij bogen op een ruim aantal jaren werken/of onderwijservaring. Waar nodig kan op professionele didactische ondersteuning en begeleiding van universiteitswege worden teruggevallen. Gebleken is verder dat de betrokken docenten in het verleden - bij het verzorgen van het onderwijs in de studievariant van de IML-opleiding die als voorganger van de voorgedragen opleiding is te beschouwen - ook voldoende organisatorische kwaliteiten aan de dag hebben gelegd om erop te mogen vertrouwen dat zij de ILHR&CJ-opleiding op niveau zullen weten helpen te realiseren. Het panel heeft in ieder geval geen reden daaraan te twijfelen. Studenten die op dit moment onderwijs volgen in de richtingen van de IML-opleiding, die in het voorstel tezamen de nieuwe de ILHR&CJ-opleiding vormen, bevestigden desgevraagd dat de betrokken docenten - bij wie ze zelf onderwijs volgden of van wie ze begeleiding ontvingen - naar hun gevoel voldoende gekwalificeerd zijn om het onderwijs in een internationale master te verzorgen. Tot slot spreekt het panel als zijn oordeel uit dat het in het verplichte deel van het programma niet zou misstaan als iets meer specifieke expertise op het terrein van het internationale strafrecht zou worden ingezet.
pagina 26
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4
4.4 4.4.1
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel De facetten ‘eisen wo’, ‘kwantiteit personeel’ en ‘kwaliteit personeel’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 3 ‘Inzet personeel’ als geheel een positieve beoordeling.
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Naast de algemene onderwijsruimten waarover het departement Rechtsgeleerdheid in het centrum van Utrecht kan beschikken (waaronder gebouw ASP 200), is er speciaal voor de internationale studenten van de postinitiële opleidingen een zgn. IML-Study gerealiseerd, 6 die uitsluitend door hen mag worden gebruikt. De IML-Study bestaat uit een aparte ruimte met computerfaciliteiten. Studenten kunnen hier individueel of in groepen werken. De IMLStudy bevindt zich in het Molengraaff Instituut. Over de andere materiële voorzieningen meldt de aanvraag, voor zover hier relevant, het volgende. “De studenten aan de Universiteit Utrecht hebben toegang tot de Universiteitsbibliotheek, waarvan de juridische afdeling in Nederland als zeer goed bekend staat. De Juridische Bibliotheek (JB) heeft uitgebreide elektronische voorzieningen, zoals CD-ROM’S, jurisprudentie en elektronische tijdschriften, maar ook een grote collectie van boeken en tijdschriften. In de bibliotheek zijn verschillende werkplekken, zowel voor individueel als groepsgebruik en er zijn print- en kopieerfaciliteiten. [….] Via de websites is een goede oriëntatie op de voorzieningen en de collecties mogelijk. De site heeft veel links en staat ook buiten Rechtsgeleerdheid bekend als een belangrijk instrument voor de toegang tot elektronische juridische informatie. De hoge kwaliteit van de JB en bijbehorende voorzieningen is de afgelopen jaren op tenminste hetzelfde niveau gebleven en meegegroeid met nieuwe ontwikkelingen.[...] Studenten hebben ook toegang tot de aparte bibliotheek, het documentatiecentrum en de databases van het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM). Het documentatiecentrum van het SIM heeft een unieke collectie literatuur en jurisprudentie op het gebied van de rechten van de mens. De collectie bevat onder meer: wetenschappelijke literatuur, documenten van intergouvernementele organisaties (Verenigde Naties, Raad van Europa en Organisatie van Amerikaanse Staten) en documenten van niet-gouvernementele organisaties (Amnesty International, International Commission of Jurists, Human Rights Watch, etc.). Naast deze documenten bevat de collectie handboeken, bibliografieën, naslagwerken en tijdschriften. De collectie is grotendeels Engelstalig. Het SIM heeft verschillende databases waarin de collectie toegankelijk wordt gemaakt. Deze databases zijn bedoeld om boeken, artikelen, rapporten, arresten en verdragen in de bibliotheek terug te vinden. Daarnaast zijn er full-text databases. In deze databases zitten geen 6
pagina 27
Ook wel LL.M –Study genoemd; IML = International Master of Laws
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
beschrijvingen van documenten, maar de volledige teksten van documenten. Sinds januari 2000 zijn de databases online beschikbaar op de SIM Documentation site. Helpteksten zijn hierop ook te raadplegen. Het departement heeft meer dan 200 computerwerkplekken voor studenten. Naast de IMLStudy kunnen de studenten ook de algemene computervoorzieningen van het departement gebruiken. [...] Tijdens kantooruren is een helpdesk beschikbaar voor ondersteuning. Het departement beschikt over up to date software, print- en kopieervoorzieningen. Studenten van deze opleiding [i.e. de ILHR&CJ-master, red.] ontvangen een kaart voor 2000 kopieën of prints. Het merendeel van de gebouwen van het departement heeft een draadloos netwerk, zodat vrijwel overal de eigen of een leenlaptop kan worden gebruikt. Het departement heeft goede internetvoorzieningen. Vrijwel alle studentenfaciliteiten zijn toegankelijk per internet: vakregistratie, collegeroosters, studievoortgangregistratie (OSIRIS), WebCT, de universitaire bibliotheek, vakbeschrijvingen, tentamenroosters, studiegids etc. Het informatiepunt is toegankelijk voor alle studenten [...] Bij de start van de studie in Utrecht krijgen de studenten een universitair e-mail account en ruime opslagruimte voor digitale materialen. Dit account wordt door het departement gebruikt voor het toesturen van de maandelijkse nieuwsbrief.“ Overwegingen Het panel heeft ter plekke kunnen waarnemen dat er voldoende onderwijsruimten en faciliteiten beschikbaar zijn om de opleiding te kunnen aanbieden. De leerondersteunende voorzieningen, waaronder de bibliotheek, de audiovisuele middelen en de digitale leeromgeving (WebCT) zijn van goede kwaliteit. Het SIM vormt met zijn collectie tijdschriften, literatuur en documenten en zijn databases een landelijk zwaartepunt ten aanzien van documentatie en informatie op het gebied van de mensenrechten. Het panel spreekt zijn waardering uit voor het feit dat de opleiding heeft voorzien in een aparte studieruimte met computerfaciliteiten voor internationale studenten van de internationale postinitiële masters. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Wat betreft de studiebegeleiding doet de instelling in de aanvraag uitkomen dat daar vooral een taak ligt van aan de ene kant de opleidingscoördinator en aan de andere kant het International Office. Zij meldt daarover onder meer het volgende: “De opleidingscoördinator ondersteunt de student bij de keuze van de keuzevakken en beantwoordt de vragen over de dagelijkse gang van zaken met betrekking tot de opleiding. Daarnaast beoordeelt hij de scriptieonderwerpen en wijst begeleiders toe. Hij kent de structuur en de mogelijkheden van het programma, de organisatie en de vakken. De coördinator fungeert als coach voor de studenten op het gebied van studieplanning en studiekeuzes. […] Gedurende het jaar heeft de opleidingscoördinator met regelmaat gesprekken met de groep als geheel, en vanzelfsprekend op afspraak met individuele studenten. De spreekuren worden gepubliceerd en gehandhaafd. […]
pagina 28
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Het facultaire International Office maakt deel uit van het bedrijfsbureau van de faculteit Rechten, Economie, Bestuur en Organisatie en heeft een traditie in het begeleiden van het verblijf van ongeveer 40 internationale masterstudenten en 120 juridische bacheloruitwisselingsstudenten per jaar. […] Het International Office draagt zorg voor de marketing van de postinitiële opleidingen (website, brochures, posters, mailingen, beurzen etc.), voor de afhandeling van verzoeken om informatie, voor de selectieprocedures (volledig maken van dossiers, afhandeling van de selectie), en voor alles wat aan de aankomst van de student voorafgaat, met name visumen huisvestingsaanvragen (deels in samenwerking met het universitaire International Office).” Ook wordt gezorgd voor de financiële afwikkeling van de betaling van de fee en wordt ondersteuning verleend bij allerhande praktische aspecten van het verblijf in Nederland. Verder bevordert het International Office de vorming van internationale netwerken en ondersteunt deze ook na afloop van de opleiding, onder meer door een speciaal daarvoor aangestelde alumnimedewerker. Er wordt ook nog gewerkt aan het ontwikkelen van een alumnidatabase en een alumni-newsletter. De internationale studenten en alumni krijgen een uitnodiging voor een programma dat georganiseerd wordt bij de jaarlijkse universiteitsdag. Tot slot wijst de instelling er nog op dat internationale studenten ook gebruik kunnen “maken van alle voorzieningen die op universitair niveau bestaan ten aanzien van begeleiding en ondersteuning, zoals de studentendecanen (die adviseren op verschillende terreinen, in het bijzonder waar het de juridische positie van studenten betreft), de studentenpsychologen (die kunnen worden geraadpleegd bij persoonlijke problemen en klachten van psychologische aard), en de studieloopbaanadviseur (die is gespecialiseerd op het gebied van studiekeuze, loopbaankeuze en de arbeidsmarkt).” Over de adequaatheid van de informatievoorziening, o.a. met het oog op de studievoortgang, valt aan de aanvraag onder meer het volgende aan relevants te ontlenen. “Gedurende hun studie krijgen de internationale studenten een maandelijkse nieuwsbrief per e-mail met allerhande praktische informatie gericht op de studie [...]. De frontoffice is elke werkdag geopend van 13.00 tot 16.30 uur. Een medewerker International Masterprogramma’s heeft daarnaast wekelijks twee spreekuren van elk twee uur. Vanaf september 2007 heeft het departement naast deze voorziening een ervaren studieadviseur voor 0,3 fte voor de internationale studenten [...] De Universiteit Utrecht werkt met het studentenadministratie- en voortgangsregistratieprogramma OSIRIS. Naast de registratie van studie- en examenresultaten, biedt het systeem ondersteuning bij de registratie van de studentbegeleiding, studentgesprekken, afspraken m.b.t. studieplanning en de roostering. OSIRIS heeft een online module beschikbaar voor studenten. Binnen deze module hebben studenten, tijd en plaats onafhankelijk, steeds inzage in de over hen geregistreerde gegevens op het gebied van studievoortgang, onderwijsroosters etc. Deze module is nog niet geheel Engelstalig, maar er wordt aan gewerkt dat op korte termijn gerealiseerd te hebben. [...]” Overwegingen De instelling heeft op overtuigende wijze duidelijk weten te maken dat de studiebegeleiding inhoudelijk, studietechnisch (met het oog op het maken van keuzes en het reflecteren op de studievoortgang), praktisch én in de persoonlijke sfeer goed geregeld is. Het aanvraagdossier geeft van een en ander een accurate beschrijving. (Oud)studenten bevestigden ter gelegenheid van de site visit dat de studiebegeleiding adequaat is.
pagina 29
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Aantekening verdient hier nog dat tijdens het locatiebezoek kwam vast te staan dat de scriptiebegeleiding niet 8 uur bedraagt, zoals in de aanvraag abusievelijk staat vermeld, maar 20 uur. Ook de informatievoorziening aan de studenten is zonder meer toereikend te noemen. De kleinschaligheid van het programma maakt dat de ‘lijntjes’ naar de docenten, de programmacoördinatoren en het personeel van het International Office ‘kort‘ zijn. Docenten zijn laagdrempelig benaderbaar; gesprekken hebben daardoor vaak een informeel karakter. Dat maakt het voor studenten gemakkelijk om problemen, bijv. over de studievoortgang, voor te leggen en eventuele knelpunten snel te helpen oplossen - zo werd van studentzijde op vragen van het panel hieromtrent tijdens de site visit medegedeeld. Het panel houdt de instelling graag aan de toezegging om OSIRIS bij de aanvang van het academisch jaar 2007/2008 ook geheel Engelstalig beschikbaar en operationeel te hebben. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
4.5 4.5.1
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De materiële voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel een positieve beoordeling.
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen In de aanvraag valt over dit facet te lezen: “De interne kwaliteitszorg voor de masteropleidingen van het departement Rechtsgeleerdheid is gebaseerd op het systeem van kwaliteitszorg zoals ontwikkeld binnen 7 de Universiteit Utrecht, waarbij de zgn. PDCA -cyclus uitgangspunt is. Het systeem van interne kwaliteitszorg richt zich naar de departementale streefdoelen, zoals die onder meer 8 in de Meerjarenstrategie Faculteit Rechtsgeleerdheid zijn geformuleerd. Om te meten of de departementale streefdoelen worden bereikt, worden het onderwijs, de onderwijsvoorzieningen en de onderwijsresultaten met regelmaat geëvalueerd.[…] De basis van het evaluatiesysteem vormen de studentenoordelen over de verschillende vakken en de reactie van de docent en de programmacoördinator daarop, aldus de instelling. Waaraan zij toevoegt dat vooralsnog alle mastervakken ieder jaar worden geëvalueerd. Het evaluatieproces verloopt [daarbij in hoofdlijnen] als volgt: Studenten geven hun oordeel over uiteenlopende aspecten van een door hen gevolgd vak door middel van het invullen van een vragenformulier. In deze vragenlijst worden de doelstellingen die met het vak en de opleiding worden beoogd getoetst.
7
PDCA = Plan Do Check Act
8
pagina 30
Februari 2004
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Om de vergelijkbaarheid tussen de vakken te waarborgen wordt er gewerkt met een standaard (Engelstalige) vragenlijst die desgewenst per vak met een aantal vakspecifieke onderdelen kan worden uitgebreid. De resultaten van de evaluatie worden met een reactie van de docent en programmacoördinator aan de directeur Academic School of Graduate Studies gestuurd. Daarbij worden ook verbeterpunten aangegeven. Na het advies te hebben ingewonnen van de (Engelse Kamer van de master-) opleidingscommissie, worden de vice-decaan Rechtsgeleerdheid en de raadscommissie Rechtsgeleerdheid geïnformeerd door de directeur Graduate School. Daarbij wordt aangegeven welke verbetermaatregelen genomen worden om gesignaleerde knelpunten weg te nemen.” Na het doorvoeren van verbetermaatregelen wordt bij de daarop volgende evaluatieronde onderzocht of de maatregelen ook daadwerkelijk de beoogde resultaten hebben opgeleverd. Verder is er, blijkens opgaaf van de instelling, regelmatig overleg tussen de docenten van de masteropleiding, waarin de samenhang van de opleiding wordt besproken, de inhoud van de verplichte vakken aan de orde komt en waarin toetsen, opdrachten en vaardigheden op elkaar worden afgestemd. De opmerkingen van studenten over de vakken worden hier ook besproken. Daarnaast vindt na afloop van ieder semester een evaluatie plaats tussen de opleidingscoördinator en de studenten, waarin naast de specifieke vakken ook de samenhang en aansluiting tussen de vakken en de plaatsing van de vakken in de opleiding aan de orde komt. Het departement Rechtsgeleerdheid heeft de ambitie op Europees niveau te behoren tot de kring van vooraanstaande aanbieders van opleidingen met een ‘Europese uitstraling en grote aantrekkingskracht’. De streefdoelen zijn met het oog daarop nader geconcretiseerd in de volgende aspecten, aldus de instelling: (i) Profileren van de opleiding, niet van het departement, (ii) Academisch karakter van de opleiding aanscherpen, (iii) Meer internationale - vooral Europese – oriëntatie, (iv) klantvriendelijkheid vergroten, (v) Rendementen onderscheidend hoog en (vi) optimale aansluiting bij de arbeidsmarkt. -
Overwegingen Een systeem van interne kwaliteitszorg, waarvan de uitgangspunten, het cyclisch proces en de streefdoelen zijn vastgelegd in een schriftelijk document, zoals een facultair handboek of een vergelijkbaar document, bestaat op dit moment nog niet. Niettemin lijkt de instelling tot het doel van kwaliteitszorg wel te werk te gaan volgens een bestaand evaluatieproces, met verschillende (meet)instrumenten en aan de hand van een aantal concreet geformuleerde streefdoelen. Die laatste zijn door het departement Rechtsgeleerdheid voor de masteropleidingen wel schriftelijk vastgelegd en nader geconcretiseerd in de Meerjarenstrategie Faculteit Rechtsgeleerdheid 2004. Het door de opleiding in de aanvraag beschreven evaluatieproces met de bijbehorende instrumenten van mondelinge en schriftelijke evaluaties, blijkt in de praktijk - ondanks het feit dat het maar gedeeltelijk schriftelijk is verankerd - wel te werken. In het verleden heeft dat proces ook in die zin zijn nut en operationaliteit bewezen dat het hier en daar tot het formuleren van verbetermaatregelen heeft geleid, die ook daadwerkelijk in de masteropleidingen zijn doorgevoerd, zo is het panel verzekerd. Daarnaast is het natuurlijk zo dat de kleinschaligheid van de postinitiële masterprogramma’s, waaronder dat van de ILHR&CJ, met zich meebrengt dat ‘de lijntjes kort zijn’ en problemen van allerlei aard (ook die welke de kwaliteit van het programma raken) op informele wijze aangepakt kunnen worden.
pagina 31
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Een en ander laat onverlet dat het departement naar de opvatting van het panel wel dient te voorzien in een geprotocolleerd integraal systeem van interne kwaliteitsbewaking, met beschrijving van de fases die het proces van kwaliteitsbewaking omvat, inclusief de streefdoelen aan de hand waarvan metingen en evaluaties zullen plaatsvinden, en met aanduiding of opgaaf van wie verantwoordelijk is voor welk onderdeel van het proces, daaronder begrepen het formuleren van verbetermaatregelen en het implementeren daarvan. Met het instellen van een werkgroep tot nadere concretisering van het UU ‘Plan van aanpak interne kwaliteitszorg’ (april 2007) en de aanstelling van een senior beleidsmedewerker kwaliteitszorg (juli 2007) streeft het departement ernaar nog voor 2008 een eerste versie van een handboek kwaliteitszorg gereed te hebben. Een tussenversie van een ‘opzet voor een Handboek kwaliteitszorg’ bestaat reeds en werd het panel desgevraagd nog nagestuurd. Het panel heeft bijgevolg het vertrouwen dat het departement dat streven waarmaakt.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Over de betrokkenheid van de verschillende ‘stakeholders’ bij de interne kwaliteitszorg releveert de aanvraag het volgende: “Studenten zijn zeer direct betrokken bij de opleiding. Gezien hun kleine aantal vormen ze een hechte groep die veel contact onderhoudt met elkaar. Vanzelfsprekend worden de studenten ook betrokken door elk vak aan de hand van een enquête te evalueren. De mening van de studenten over het onderwijs wordt tenminste 2x per jaar besproken in een vakoverstijgend overleg (1x per opleiding, 1x over totaal van de internationale postinitiële masteropleidingen ter afsluiting). De uitkomsten van dit overleg worden gebruikt door de directeur Academic School of Graduate Studies om te komen tot verbetervoorstellen van de opleidingen, maar ook om te onderzoeken of nieuwe opleidingen wenselijk zijn. De afgestudeerden vormen onderling een hecht netwerk. Dit netwerk realiseert ook na afloop van de opleiding onderlinge kennisuitwisseling en professionele feedback. Het International Office is ondersteunend bij het vormen en in stand houden van dit netwerk. Door de aanstelling van een aparte alumnicoördinator is hieraan in faciliterende zin vorm gegeven. Alumni worden door het departement regelmatig benaderd om een bijdrage te leveren aan wervingsactiviteiten als ook voor gastonderwijs en sociale activiteiten voor de internationale opleidingen. Ook wordt er jaarlijks een informatiesessie georganiseerd over het schrijven van de scriptie, waarbij alumni worden uitgenodigd te vertellen over hun studie-ervaringen, overwonnen moeilijkheden bij het schrijven van de scriptie en over hun ervaringen in het vinden van een geschikte werkkring. Op deze manier verzamelt het departement tevens structureel informatie over de ervaringen en beroepsperspectieven van de studenten. Voor het eerst in 2006 is de jaarlijkse universitaire alumnidag ook een bijzondere bijeenkomst voor de alumni van de Engelstalige juridische masteropleidingen georganiseerd.
pagina 32
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Advisering aan studenten over hun verdere loopbaan vindt op verzoek plaats door deskundige medewerkers van het International Office en door landencoördinatoren. Teneinde de professionele ontwikkeling en de loopbaan van de alumni beter te kunnen monitoren zal een studentcareer-centre, speciaal gericht op de studenten van internationale masteropleidingen, worden opgezet. Op basis van deze gegevens en op basis van periodieke alumni-enquêtes kan het departement zonodig de inhoud en de werkvormen van de opleiding aanpassen aan de beroepsvelden waarin de afgestudeerden hun werkkring vinden. Zodra de instroom van de postinitiële opleidingen voldoende financiële speelruimte biedt, zal aan de verdere uitbouw van deze activiteiten prioriteit gegeven worden.” Overwegingen In de beschrijving van de bij het proces van interne kwaliteitszorg betrokken partijen mist het panel de medewerkers, het beroepenveld en tot op zekere hoogte ook de oud-docenten. Weliswaar heeft de instelling bij de bespreking van het vorige facet al melding gemaakt van het feit dat er regelmatig overleg tussen de docenten van de masteropleiding plaatsvindt (bij welke gelegenheden ook over de kwaliteit van het programma zal worden gesproken, zo veronderstelt het panel), maar of dit op structurele en institutionele basis gebeurt en met welke frequentie, blijft in het ongewisse. Het beroepenveld komt in het proces van kwaliteitsbewaking al helemaal niet voor. Anders dan alumni die in het beroepenveld werkzaam zijn, worden op dit moment bij het proces van kwaliteitsbewaking geen vertegenwoordigers uit de het beroepenveld van de mensenrechten en het internationale strafrecht betrokken. Er ontbreekt ook een gremium (bijv. adviesraad of klankbordgroep) waarin vertegenwoordigers uit die sector (en/of alumni) op institutionele basis van hun betrokkenheid bij de opleiding kunnen getuigen, door gevraagd of ongevraagd van advies te dienen. Een dergelijke mogelijkheid tot geven van feedback ontbreekt ook voor oud-docenten. Deze omstandigheden én het feit dat ook de inbreng van alumni nog maar weinig statuur heeft in het proces van interne kwaliteitszorg, maken dat het panel dit facet als onvoldoende wenst aan te merken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als onvoldoende.
4.5.3
pagina 33
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg De systematische aanpak van de interne kwaliteitszorg heeft het panel als voldoende aangemerkt, maar de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld daarbij als onvoldoende. Voor het onderwerp Interne Kwaliteitszorg meent het panel dat het totaaloordeel niettemin toch op een voldoende dient uit te komen. Het panel heeft daarvoor de volgende omstandigheden in aanmerking genomen: de opleiding moet in de voorgestelde vorm nog van start gaan; een aantal zaken laat zich gaande de rit nog regelen; het beroepenveld (en de groep van alumni) laat zich door zijn wereldwijde verspreidheid en mobiliteit moeilijk rekruteren voor structurele betrokkenheid bij de interne kwaliteitszorg; de kleinschaligheid van de internationale masteropleiding(en) maakt dat het kwaliteitsbewakingsproces toch wel functioneert, zij het op informele wijze. Die omstandigheden in aanmerking nemend komt het panel toch bij een voldoende uit voor het totale onderwerp Interne kwaliteitszorg.
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
4.6 4.6.1
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen De afstudeergarantie waarnaar facet 6.1 bedoelt te vragen wordt door de instelling in de aanvraag als volgt verwoord: ”Vanzelfsprekend wordt door het departement de garantie geboden dat studenten die formeel tot een opleiding zijn toegelaten, aan de opleiding kunnen deelnemen en deze kunnen afronden, mits binnen een termijn van 12 maanden, met een uitloop van maximaal 6 maanden. Indien zou worden besloten om de instroom van een opleiding in enig jaar stop te zetten, dan wordt dat besluit genomen voorafgaand aan de sluitingsdatum van aanmelding, dus minimaal enkele maanden voor aanvang van het betreffende opleidingsjaar.“ De instelling voegt daar nog aan toe dat het departement de eerste drie jaar als aanloopperiode beschouwt , waarin de opleiding haar plaats op de international markt kwalitatief en kwantitatief bewezen dient te hebben. Hoewel de opleiding bij een instroom van 16 studenten kostendekkend kan draaien, is het streven erop gericht om ook in de aanloopjaren een instroom van 24 studenten per jaar te realiseren, om op die manier voldoende kritische massa te vormen om de onderwijskundige doelen ook op termijn te kunnen [blijven] verwezenlijken. Blijkt dat in de periode 2007-2010 jaarlijks slechts 12 of minder studenten in de opleiding instromen, dan zal de opleiding in deze vorm worden beëindigd. Dat zal ook gebeuren als in de jaren volgend op de aanloopperiode de opleiding gedurende twee achtereenvolgende jaren terugzakt naar een instroom onder de 12 studenten. In een situatie waarbij de instroom terugzakt naar 13, 14 of 15 studenten in twee achtereenvolgende jaren, nemen de vicedecaan Rechtsgeleerdheid en de directeur Academic School of Graduate Studies een beslissing over beëindiging, of dispensatie en prijsverhoging. Overwegingen De instelling heeft naar het oordeel van het panel op bevredigende wijze de garantie gegeven dat studenten die tot het programma worden toegelaten dit ook kunnen afronden, als dezen van hun kant ook bereid zijn zich de inspanningen en prestaties te getroosten die van serieuze studenten verlangd mogen worden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen
pagina 34
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Over de gedane investeringen en de toereikendheid daarvan meldt het aanvraagdossier dat: “Rechtsgeleerdheid vanaf 1990 geïnvesteerd [heeft] in de ontwikkeling van Engelstalige vakken, en vanaf 1997 - met gebruikmaking van derde geldstroominkomsten - in de ontwikkeling van het International Master of Laws-Programme (IML). Daarnaast is vanaf 1992 geïnvesteerd in de opzet en uitbouw van een aanvankelijk departementaal en later facultair International Office. Tenslotte is fors geïnvesteerd in de ontwikkeling van internationale contacten, en het vestigen van internationale naamsbekendheid. Deze investeringen vormen een goede basis voor de vier postinitiële opleidingen die thans ter NVAO accreditatie worden aangeboden. Daarnaast investeert het departement momenteel in de ombouw van de International Master of Laws-Programme, en met name in de ontwikkeling van de voor elke opleiding deels nieuwe ‘exclusieve vakken’, die als verplichte onderdelen van de opleiding slechts toegankelijk zijn voor de studenten van de opleiding zelf. Al deze investeringen worden gefinancierd vanuit de derde-geldstroom-reserve, die in de loop van de periode 1997-2006 is opgebouwd. Ook de kosten van de voorbereiding en uitvoering van de accreditatieprocedure komen uit diezelfde reserve.” Overwegingen Eigenlijk is een belangrijk deel van de investeringen al geruime tijd geleden gedaan bij het opzetten en ontwikkelen van het International Master of Laws-progamma. De voorgedragen opleiding is immers een zelfstandige voortzetting van twee van de richtingen van dat IMLprogramma. De investeringen die op dit moment nog gedaan moeten worden om de nieuwe opleiding te realiseren beperken zich tot de ontwikkeling van de vier verplichte vakken die exclusief voor deze opleiding verzorgd zullen gaan worden. Die kosten zijn relatief gering en laten zich afdekken uit de derdegeldstroom reserve die de faculteit vanaf de start van het IML-programma (in 1997) heeft opgebouwd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen/ Overwegingen Verliezen in de aanloopfase (2007-2010) van de opleiding doen zich voor als de instroom beneden het aantal van 16 studenten zou blijven. Immers bij een instroom van16 studenten draait de opleiding quitte. De instelling heeft ter dekking van eventuele negatieve resultaten een financiële buffer ingecalculeerd die gelijk staat aan drie maal het equivalent van één jaar cursusgeld (dus 3x €.10,500,-). Anders gezegd: bij een instroom van 13 of meer studenten kunnen de aanloopkosten gefinancierd blijven. Bij een instroom van 12 of minder studenten zal de opleiding in de voorgedragen vorm worden beëindigd. De kans daarop acht het panel - met de instelling - gering. Uit de stand van zaken met betrekking tot de aanmeldingen voor het studiejaar 2007-2008, met 12 mei 2007 als peildatum, is het panel gebleken dat van de 53 aanmeldingen voor de ILHR & CJ-opleiding inmiddels al 31 door beide coördinatoren zijn goedgekeurd, 15 door één van beiden, 5 nog moeten worden beoordeeld en 2 zijn afgewezen. Een deel van de goedgekeurde aanmeldingen is weliswaar geaccepteerd onder voorwaarde van financiering, maar de
pagina 35
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
verwachting is dat het break-evenpoint van 16 gefinancierde toelatingen zonder meer gaat worden gehaald; mogelijk geldt dat zelfs voor het streefgetal van 24 instromende en betalende studenten Een en ander levert een vertrouwenwekkend en geruststellend financieel beeld op voor de aanloopfase van de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 36
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit De facetten ’afstudeergarantie’, ‘investeringen’ en ‘financiële voorzieningen’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt onderwerp 6: ‘Continuïteit’ als geheel een positieve beoordeling.
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie wo
V
2.1 Eisen wo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
O
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen wo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
O
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 37
Oordeel
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Prof.dr. J. Wouters De heer Wouters (1964) bekleedt sinds 1998 de leerstoel Internationaal Recht en Recht der Internationale Organisaties aan de K.U. Leuven. Hij vervult daarnaast een ‘of counsel’functie bij Linklaters De Bandt te Brussel (sedert november 1997) en is verder onder meer voorzitter van de Vereniging voor de Verenigde Naties (sinds juni 2003). Voor zijn benoeming tot hoogleraar aan de K.U. Leuven heeft hij een aantal uiteenlopend functies vervuld, waaronder die van Attaché bij het Kabinet van de Minister van Financiën te Brussel (1989), van Referendaris bij het Hof van Jusititie van de EG (1991-1994), van gasthoogleraar aan de Université de Liège (1996-1998) en van universitair (hoofd)docent Internationaal en Europees recht aan de Universiteit Maastricht (1997-1998). Panellid Prof. dr. W.J.M. van Genugten De heer Van Genugten (1950) studeerde rechten en filosofie aan de KUNijmegen en is sinds 1996 hoogleraar Internationaal Recht aan de Universiteit van Tilburg. Hij is tevens als senior fellow verbonden aan INTERVICT, het Internationaal Victimologisch Instituut Tilburg. Van 1991tot 2006 was hij bijzonder hoogleraar Rechten van de Mens aan de Universiteit van Nijmegen. Tot zijn belangrijkste neventaken behoren het voorzitterschap van NWO-WOTRO en van Commissie voor de Rechten van de Mens van de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Panellid Prof. dr. P. Kavelaars De heer Kavelaars (1959) is in het jaar 1983 afgestudeerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), studierichting Fiscale Economie. Hij is sinds 1989 werkzaam als directeur van het Wetenschappelijk Bureau voor belastingadviseurs van Deloitte. Naast zijn functie bij Deloitte is de heer Kavelaars als hoogleraar Fiscale Eonomie verbonden aan de EUR. Hij is in 1992 aan die universiteit gepromoveerd op een proefschrift met als onderwerp: ‘Toewijzingsregels in het Europees sociaal-verzekeringsrecht’. Hij heeft daarnaast en sindsdien veel artikelen en publicaties geschreven naar aanleiding van fiscale actualiteiten. Verder is hij (hoofd)redacteur van resp. de Pensioenbrief, het Fiscaal Zakboek en Pensioen & Praktijk. Panellid Prof.dr. B.M.J.van der Meulen De heer Van der Meulen (1960) is afgestudeerd in twee studierichtingen, te weten in: Rechten (1984) en in de Vrije Bestuurswetenschappelijke studierichting (1986), die hij beide aan de Vrije Universiteit te Amsterdam volgde. Hij is in 1993 gepromoveerd op een proefschrift over Ordehandhaving aan dezelfde universiteit. Hij heeft op verschillende universiteiten in Nederland onderwijs gegeven in het vakgebied van het staats- en bestuursrecht. Hij heeft daarnaast vijf jaar gewerkt als advocaat en was vier jaar werkzaam bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Sedert januari 2002 is hij als hoogleraar Recht en Bestuur verbonden aan Wageningen Universiteit. Hij is verder onder meer directeur van het European Institute for Food Law en voorzitter (en tevens mede-oprichter) van de Nederlandse Vereniging voor Levensmiddelenrecht.
pagina 38
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Panellid Prof.dr. N. Sybesma-Knol Mevrouw Sybesma-Knol (1932) is emeritus hoogleraar Internationaal Recht en Lucht- en Ruimterecht aan de Vrije Universiteit Brussel, waar zij directeur was van het Centrum voor de Studie van het Recht van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde organisaties. Zij promoveerde in Leiden (1981) op een dissertatie met als onderwerp: ‘The status of observers in the United Nations’. Zij heeft over een breed scala van internationaalrechtelijke onderwerpen gedoceerd (en ook gepubliceerd), variërend van zeerecht en internationaal arbeidsrecht (de handhaving van ILO-normen) tot internationaal lucht- en ruimterecht.
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend, welke in het bezit is van de NVAO.
Secretaris mr. dr. Th.L. Bellekom, adviesbureau Ars Docendi, Wassenaar
Procescoördinator dr. C. Verhas, beleidsmedewerker NVAO
pagina 39
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 17 april 2007 voor de toetsing van de nieuwe masteropleiding International Law of Human Rights and Criminal Justice 9 (ILHR&CJ) – Universiteit Utrecht. Locatie
:
Achter Sint Pieter 200, Toon Peterszaal
Programma: 09.00 - 09.30
Verwelkoming panel
09.30 - 10.00
Voorbespreking panel (besloten)
10.00 - 11.00
Gesprek met het opleidingsmanagement: drs. M. van de Kasteelen, hoofd International Office mr. L. Zwaak, coördinator van de opleiding International Law of Human Rights and Criminal Justice dr.T. Zwart, directeur Academic School of Graduate Studies
11.00 - 13.00
Gesprek met docenten: dr. A. Beijer, UHD strafrecht, docent ECHR and Criminal Law prof. dr. I. Boerefijn, docent Human Rights in International and European Law prof. mr. J.E. Goldschmidt, hoogleraar mensenrechten (opvolger van prof. mr. Flinterman in de functie van dir. SIM)) prof. mr. C. Flinterman, directeur SIM, hoogleraar mensenrechten
13.00 - 14.00
Lunchpauze (tevens benut voor een bezoek aan het SIMdocumentatiecentrum)
13.00 - 3.45
Gesprek met studenten: A. Albrecht (Zweden), S. Bracun (Slovenië), V. Figueroa (Guatamala), O. Henderson (Australië), A. Malaala (Ruanda), J. Pereira Montero (Portugal), J.Tschopp (Zwitserland), F.Yusuf (Indonesië)
13.45 - 14.30
Gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld en alumni prof mr. M. Kuijer, ministerie van Justitie C. Mibenge, alumna
15.30 - 16.15
Gesprek met het faculteitsbestuur en het management: prof. mr. A.F.M. Dorresteijn, decaan dr. T. Zwart, directeur Academic School of Graduate Studies
9
Bij diezelfde gelegenheid is het panel ook opgetreden ter toetsing van drie andere postinitiële juridische masters van de UU, te weten:
de Ma. International and European Law, de Ma. International Business Law and Globalisation en de Ma. Tax Governance. Bij de weergave van de samenstelling van de delegaties van gesprekspartners in het hierna volgende programmaoverzicht zijn alleen de personen vermeld die vanwege de beoordeling van de master ILHR&CJ van belang zijn om genoemd te worden. Het aantal gesprekspartners was bij de verschillende gespreksronden in werkelijkheid (veel) groter.
pagina 40
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
-
16.15 - 19.00
pagina 41
prof. mr. J. Vervaele, onderzoeksdirecteur drs. M. Klein, directeur Faculteitsbureau drs. N. Meijers, hoofd Onderwijs Studentzaken
Intern en (afsluitend) beraad van het panel (besloten)
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
Informatiedossier opleiding en aanverwante stukken/bronnen International Law of Human Rights and Criminal Justice, Dossier t.b.v. accreditatie, Universiteit Utrecht, december 2006; rapport met 7 bijlagen (78 pp) Homepage van de UU: http://www.uu.nl/ ►De universiteit ► Missie, strategie en beleid [ i.v.m. het profiel van de instelling]
Documenten beschikbaar gesteld, c.q. ter inzage gelegd tijdens locatiebezoek Algemene informatie: Practical Information for LL.M students, september 2006 Some Guidelines for Writing a Paper Corus case Newsletters 1 t/m 6 (t.b.v. de studenten van de lopende LL.M-cursussen) Accreditatie van studenten/aanmeldingen: o Lijsten van geaccrediteerde studenten, van resp. september 2004 en februari 2005 [de lijsten van het cursusjaar 2005 – 2006 en 2006-2007 waren al voorafgaand aan de site visit naar het panel opgestuurd ] o Stand van zaken aanmeldingen studiejaar 2007-2008 voor de masterprogramma’s Human Rights and Criminal Justice, International and European Law en International Business Law and Globalisation per 12-4-2007 Beschrijvingen van alle vakken, compleet met literatuurlijsten en geselecteerde literatuur en door de instelling samengestelde syllabi Strategie REBO 2005-2009: Naar eenheid in verscheidenheid
Overige documenten Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 febr. 2003 Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs wo-master: beoordelingsformat ten behoeve van deskundigenpanels, voor het maken van aantekeningen en het geven van waarderingen per onderwerpen en facet Geprinte versie van het format ‘Paneladvies, NVAO Toets Nieuwe Opleiding’ Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006 Opzet voor een handboek kwaliteitszorg subfaculteit Rechtsgeleerdheid Utrecht (tussenversie) Plan van aanpak interne kwaliteitszorg Interne certificering Universiteit Utrecht, 2006 Handleiding kwaliteitsplan onderwijs
pagina 42
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
pagina 43
APIEL
Advanced Placement International English Language
ba
bachelor
CERES
Research School for Resource Studies for Development
CvB
College van Bestuur
ECTS
European Credit Transfer System (1 ECTS = 28 uur)
hbo
hoger beroepsonderwijs
IELTS
International English Language Testing System
ILHR&CJ
(masteropleiding) International Law of Human Rights and Criminal Justice
ISEP
(Disciplinegroepen) Internationaal, Sociaal en Economisch Publiekrecht
ma
master
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
NWO
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
REBO
Faculteit Rechten, Economie, Bestuur en Organisatie
SIM
Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten
TOEFL
Test of English as a Foreign Language
wo
wetenschappelijk onderwijs
WOTRO
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen en Ontwikkelingslanden, onderdeel van NWO
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe wo-masteropleiding International Law of Human Rights and Criminal Justice van de Universiteit Utrecht. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 44
#1778
NVAO | wo-Ma International Law of Human Rights and Criminal Justice| UU | 21 juni 2007 |