Wo-ma Accounting, Auditing and Control Erasmus Universiteit Rotterdam 28 juli 2009 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 7
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
8 8 8 8
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
13 13 18 26 29 32 36
Bijlage 1: Samenstelling panel
39
Bijlage 2: Programma site visit
41
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
43
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
44
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
1 Samenvattend advies De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft van de Erasmus Universiteit Rotterdam een aanvraag ontvangen voor een toets nieuwe opleiding met betrekking tot de wo-master Accounting, Auditing & Control. Algemeen 1. Het door de NVAO samengestelde panel heeft het door de instelling verstrekte Informatiedossier bestudeerd en naar aanleiding daarvan geconstateerd dat een substantieel gedeelte van de informatie ontbrak. Hierop heeft de opleiding een aanvullend rapport Aanvullende opmerkingen toegestuurd. Ook deze informatie was niet volledig. Daarom heeft het panel nogmaals om aanvullende documenten gevraagd. Deze zijn uiteindelijk in verschillende etappes toegestuurd. De informatievoorziening vanuit de opleiding liet veel te wensen over en is rommelig verlopen. 2. De onderhavige opleiding wordt reeds vanaf de invoering van de bachelor-masterstructuur aangeboden als afstudeerprogramma binnen de MSc in Economics & Business. Daarvoor was de opleiding een afstudeerrichting binnen de doctoraalfase van de opleiding Economie. De hierop volgende postinitiële opleiding „Accountancy‟ is in 2006 gevisiteerd door QANU. Geconstateerd is dat die opleiding voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit. Desalniettemin heeft het panel de opleiding als een zelfstandige opleiding beoordeeld, conform de bedoeling van de Toets Nieuwe Opleiding. De beoordeling De volgende overwegingen hebben voor het panel een belangrijke rol gespeeld in de beoordeling van de opleiding: De eindkwalificaties van de opleiding zijn door de instelling afgeleid van de eisen van enerzijds de Commissie Eindtermen Accountancy (CEA) en anderzijds de Vereniging van Registercontrollers (VRC). Deze eisen worden gehanteerd voor de beide postinitiële opleidingen, zijn ingegeven door met name de beroepspraktijk en zijn mede bepaald door wat vergelijkbare buitenlandse opleidingen vereisen. Het panel gaat akkoord met deze eindkwalificaties omdat gebleken is dat de meeste studenten inderdaad na deze opleiding de postinitiële opleiding gaan volgen. Omdat er bovendien een accent ligt op de verwerving van wetenschappelijke vaardigheden acht het panel de eindkwalificaties functioneel voor de toekomstige beroepspraktijk van deze studenten, en ook zinvol in het geval een student (onverhoopt) niet in het postinitiële onderwijs terecht komt. Het panel concludeert bovendien dat de beschrijvingen van de eindtermen aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master en dat het hier om een wetenschappelijke opleiding gaat. Daarbij wordt overigens wel opgemerkt dat de gedragswetenschappelijke benadering, inclusief de eindkwalificaties op dit terrein, meer aandacht behoeft. Om deze reden beveelt het panel dan ook aan om de vacature voor een hoogleraar „Bestuurlijke Informatie Voorziening‟ op korte termijn in te
pagina 3
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
vullen. De inbreng van een dergelijke hoogleraar zal voor een groot deel in deze lacune kunnen voorzien. Het panel beoordeelt het onderwerp „Doelstellingen‟ als voldoende. Het programma stelt studenten in staat vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek op te doen en het programma heeft duidelijk aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Geconstateerd wordt dat de kennisontwikkeling van de studenten wel meer in interactie met het eigen wetenschappelijk onderzoek van docenten plaats zou kunnen vinden. Voorts is het panel van mening dat de belangrijkste elementen van een didactisch concept aanwezig zijn. Wellicht kunnen de meer uitdagende werkvormen vaker een plaats krijgen binnen de „courses‟. Met betrekking tot de toetsing is het panel van mening dat deze in voldoende mate de eindkwalificaties van de opleiding afdekt. Het panel zet een kanttekening bij de mate waarin de leerdoelen (zoals geformuleerd bij de verschillende programmaonderdelen) de eindkwalificaties weerspiegelen. In de eindkwalificaties wordt het accent gelegd op de wetenschappelijke vaardigheden. Hoewel het panel akkoord gaat met de uitleg van het opleidingsmanagement dat de leerdoelen met name de wetenschappelijke vaardigheden betreffen, beveelt het panel aan de relatie tussen leerdoelen en eindkwalificaties verder te verhelderen door de overige leerdoelen zoals geformuleerd in de programmaonderdelen specifiek en ook expliciet als eindkwalificatie te formuleren. Dit zou de studenten een beter beeld kunnen geven van de kennis en vaardigheden die zij op het eind van de masteropleiding bezitten. Hoewel aanbevolen wordt om alternatieve mogelijkheden te onderzoeken om aan de samenhang vorm te geven, vindt het panel het programma als geheel samenhangend. De studielast is naar het oordeel van het panel in orde. Opgemerkt wordt nog wel dat er mogelijk sprake is van „dubbeltelling‟ van studiepunten. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat studenten al gedurende het voorbereidende seminar (van 12 ects) kunnen werken aan hun master‟s thesis (16 ects). De maatregelen die men neemt om de instroom op niveau te houden, zijn goed gekozen. Verder voldoet de opleiding aan de formele eis met betrekking tot de minimale omvang van een wo-master. Het panel beoordeelt het onderwerp „Programma‟ als voldoende. Het panel constateert dat de promotiegraad van de docenten op dit moment onder de streefnorm van de faculteit ligt. Het panel onderschrijft echter de opvatting van de opleiding dat dit verklaarbaar is, gezien de lage landelijke promotiegraad op dit terrein. Daarnaast constateert het panel dat de opleiding er veel aan doet om promotietrajecten tot een succes te maken. Ook het beleid van de faculteit is er op gericht zoveel mogelijk gepromoveerden in dienst te hebben. De student/staf-ratio van 21,4/fte is naar de mening van het panel normaal voor een dergelijke opleiding. Verder is het panel overtuigd geraakt dat zowel de inhoudelijke als de didactische kwaliteit van de docenten in orde is en dat het systeem van functioneringsgesprekken bijdraagt aan verbetering van het onderwijs. Het panel beoordeelt het onderwerp „Personeel‟ als voldoende. Hoewel het panel in het algemeen positief oordeelt over de studiebegeleiding, wil het toch een flinke kanttekening plaatsen bij het feit dat men – voor zover het panel heeft vernomen – niets onderneemt als studenten studievertraging oplopen dan wel uitvallen. Ook is het
pagina 4
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
panel niet gecharmeerd van het feit dat studenten geen idee hebben waar ze terecht kunnen met hun klachten, die niet in de categorie „op te lossen door de mastercoördinator‟ vallen. Het panel heeft echter wel veel waardering voor de mate waarin studenten begeleid worden bij het schrijven van hun master‟s thesis. Ook acht het panel de informatievoorziening aan studenten voldoende. Het panel beoordeelt het onderwerp „Voorzieningen‟ als voldoende. Men is bezig een goed functionerend, systematisch en op verbetering gericht kwaliteitszorgsysteem op te bouwen, ook al staan nog niet alle puntjes op de i. Het panel is er niet van overtuigd geraakt dat de opleiding in voldoende mate de verschillende belanghebbenden bij de interne kwaliteitszorg betrekt. Vooral studenten en alumni, maar ook het afnemende werkveld hebben naar de mening van het panel te weinig invloed op de kwaliteit van het aangeboden onderwijs, ook al realiseert het panel zich dat het CEA heldere externe eisen stelt aan de Postinitiële Opleiding en daarmee ook aan deze opleiding. Het overkoepelende oordeel van het panel over het onderwerp „Kwaliteitszorg‟ blijft overigens „voldoende‟. Omdat het hier feitelijk gaat om onderwijs dat al decennia gegeven wordt, heeft het panel geen vraagtekens gezet bij de continuïteit van de opleiding. Gegeven de garantstelling is het voor iedere student die start met de opleiding in principe mogelijk de opleiding af te ronden. Het panel beoordeelt het onderwerp „Continuïteit‟ als voldoende. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding MSc Accounting, Auditing and Control van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Den Haag, 26 juni 2009 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding MSc Accounting, Auditing and Control van de Erasmus Universiteit Rotterdam,
Prof. dr. L.F. van Muiswinkel (voorzitter)
pagina 5
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
drs. L.A. van Loosbroek (secretaris)
2 Inleiding en verantwoording Deze rapportage geeft de beoordeling weer van het door de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) ingestelde panel voor toetsing van de nieuwe womasteropleiding Accounting, Auditing and Control aangevraagd door de Erasmus Universiteit Rotterdam, bij brief van 16 juni 2008. 2.1
Werkwijze panel In dit advies presenteert het panel zijn oordeel over de wo-masteropleiding Accounting, Auditing and Control, aangevraagd door de Erasmus Universiteit Rotterdam. De opleiding is ondergebracht in de Faculteit der Economische Wetenschappen. Het panel heeft de toetsing en zijn advies gebaseerd op het toetsingskader van de NVAO (22 mei 2003, Staatscourant 2003, 120), het Informatiedossier behorende bij de aanvraag (Aanvraag Toets Nieuwe Opleiding. Master in Accounting, Auditing and Control, 7 mei 2008), aanvullende informatie (Aanvullende opmerkingen, 25 mei 2009), aanvullende documenten, (omdat de opleiding als afstudeerprogramma reeds bestaat) een achttal scripties, een viertal tentamens, een bezoek aan de instelling (12 juni 2009) en de aldaar ter inzage gelegde en opgevraagde documenten. Een overzicht van de bestudeerde documenten is opgenomen in bijlage 3. De samenstelling van het panel (de commissie van deskundigen) is opgenomen in bijlage 1. Het panel heeft de volgende werkwijze gehanteerd: Na bestudering van het Informatiedossier werd geconstateerd dat de beschikbare informatie onvolledig was. Vervolgens is per facet nagegaan welke informatie nog noodzakelijk was om te kunnen komen tot een oordeel over de opleiding. Deze screening is toegezonden aan de opleiding. Deze heeft op basis daarvan een aanvullend rapport opgesteld en dit op 25 mei 2009 gestuurd naar de NVAO. Ook deze informatie was niet volledig. Op dezelfde dag – 25 mei 2009 – heeft een voorbereidende bijeenkomst plaats gevonden waarin het panel zich met behulp van het beoordelingsformat wo-ma op basis van de beschikbare informatie een voorlopig oordeel vormde over de opleiding. Vervolgens is een groot aantal vragen geformuleerd, dat tijdens het locatiebezoek gesteld zou gaan worden. Eveneens is vastgesteld welke aanvullende informatie nog noodzakelijk was. Tevens is besproken welke vertegenwoordigers het panel wilde uitnodigen voor de gesprekken tijdens het locatiebezoek en de gewenste tijdsplanning. De onderwerpen waarop alsnog aanvullende informatie gevraagd werd, waren: Van de 4 meest recente tentamens de opgave, de uitwerking en de behaalde cijfers Een exemplaar van het OER Een document over het toetsbeleid Beschrijving van het didactisch concept Samenstelling van de Opleidingscommissie Lijst met CV's van de docenten Het zelfevaluatierapport van de postinitiële opleiding EUR uit 2005 Deze informatie is in verschillende etappes naar de NVAO toegestuurd. De coördinator heeft de informatie steeds direct naar de panelleden gestuurd.
pagina 6
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Op deze plaats wil het panel melden dat de informatievoorziening vanuit de opleiding veel te wensen overliet en rommelig verlopen is. Tenslotte heeft het de benodigde informatie toch bijeen kunnen sprokkelen. Het locatiebezoek vond plaats op 12 juni 2009 te Rotterdam. (Zie voor het programma van het locatiebezoek bijlage 2) Na een korte voorbereidende ronde van het panel en na inzage in de door de instelling verzorgde extra schriftelijke informatie, zijn er zes gesprekken gevoerd: 1. met de decaan en plaatsvervangend decaan van de faculteit en het opleidingsmanagement, 2. met de verantwoordelijken kwaliteitszorg, 3. met alumni (postinitiële studenten), 4. met studenten die op dit moment het afstudeerprogramma volgen op het onderhavige terrein, 5. met docenten, en 6. nogmaals (kort) met het opleidingsmanagement. Het programma van het locatiebezoek met een overzicht van de gesprekspartners is opgenomen in bijlage 2. Direct na afloop van de geplande gesprekken met de betrokkenen heeft het panel in besloten kring op basis van de bevindingen een oordeel gegeven per facet en onderwerp van het toetsingskader. Het panel heeft hierbij, met de aanvullende informatie en de gedurende de dag opgedane informatie, voortgebouwd op de eerste beoordelingen naar aanleiding van de bestudering van het Informatiedossier. Op 19 juni 2009 is de conceptversie van dit rapport opgemaakt. Deze is ter correctie en aanvulling aan alle panelleden toegezonden. Na verwerking daarvan heeft de voorzitter van het panel op 26 juni 2009 zijn fiat gegeven aan de finale versie van het paneladvies.
2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit paneladvies vormt hoofdstuk vier waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de aangevraagde opleiding toetst. Die toetsing gebeurde aan de hand van de zes onderwerpen met bijbehorende facetten die in het toetsingskader van de NVAO worden aangereikt. Per facet geeft het panel de bevindingen: een samenvatting van de door de Erasmus Universiteit Rotterdam aangeleverde informatie met een weergave van die zaken die naar het oordeel van het panel relevant zijn. Daarna volgen de overwegingen van het panel, waarin de bevindingen worden beoordeeld en gewogen, en een afsluitende conclusie. Per overkoepelend onderwerp is een samenvattend oordeel gegeven. Aan het kernhoofdstuk gaat een beschrijving van de opleiding vooraf (hoofdstuk 3). In het afsluitende hoofdstuk vijf wordt in een tabel het samenvattende overzicht gegeven van de door het panel gegeven oordelen over de opleiding. Het advies bevat vier bijlagen met relevante informatie.
pagina 7
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie Variant Sector
3.2
Nederland Erasmus Universiteit Rotterdam Master in Accounting, Auditing and Control master wo Master of Science Erasmus Universiteit Rotterdam, Faculteit der Economische Wetenschappen voltijd en deeltijd Economie
Profiel instelling Op de website van Erasmus Universiteit Rotterdam wordt de strategie van de Universiteit als volgt geformuleerd: “The principal tasks of Erasmus University Rotterdam are the generation and transfer of knowledge proceeding from a high degree of social engagement. To this end, the university pursues knowledge in an inquiring, critical, investigative and flexible manner, with a strong international orientation and based on the values of professionalism, teamwork and fair play.” De universiteit herbergt zeven faculties of schools: Erasmus School of Economics (ESE), Faculty of Social Sciences, Erasmus School of Law, Erasmus MC, Faculty of Philosophy, Faculty of History and Arts, Rotterdam School of Management, Erasmus University. De ESE formuleert haar missie als volgt (Aanvullende opmerkingen): “ De Erasmus School of Economics levert als internationaal erkende instelling een wetenschappelijke bijdrage aan toekomstige economische ontwikkelingen en aan de beantwoording van vraagstukken van overheids- en ondernemingsbeleid. Ze richt zich op de productie, verspreiding en toepassing van wetenschappelijke kennis vanuit een economisch perspectief. De ESE maakt gebruik van de nieuwste inzichten op het vakgebied, werkt in internationaal wetenschappelijk verband samen en heeft een maatschappelijke opdracht die sterk verbonden is met de unieke positie van Rotterdam als internationaal zakelijk knooppunt. De ESE schept een goed werkklimaat voor vernieuwende wetenschapsbeoefening en stelt in het onderwijs de wetenschappelijke vorming centraal.”
3.3
Profiel opleiding Volgens het Informatiedossier wordt de onderhavige opleiding reeds vanaf de invoering van de bachelor-master-structuur aangeboden als afstudeerprogramma binnen de MSc in Economics & Business. Daarvoor was de opleiding een afstudeerrichting binnen de doctoraalfase van de opleiding Economie.
pagina 8
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Situering De opleiding is als volgt gesitueerd (zie Informatiedossier): “Op 30 september 2005 is de Erasmus School of Accounting & Assurance (ESAA) gestart als een joint venture tussen EURAC BV en de Faculteit der Economische Wetenschappen. De Erasmus Universiteit Rotterdam Accountancy, Auditing en Controlling (EURAC) BV, opgericht op 30 december 1998, heeft als doelstelling het optimaal toepassen en overdragen aan derden van de resultaten van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek op het gebied van financiële administratieve informatievoorziening en op het gebied van auditing. Door de instelling van ESAA zijn alle opleidingen op het terrein van Accounting, Auditing & Control in een gezamenlijke virtuele organisatie ondergebracht, van het bachelorprogramma tot en met de postinitiële opleidingen. De samenwerking betreft voorts het onderzoek (fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en contractonderzoek). Hierdoor worden een verbreding van de basis en een betere integratie van expertise bereikt. De wens is dat er binnen de Faculteit der Economische Wetenschappen één eenheid voor het traject bachelor-master-postinitieel-praktijkopleiding ontstaat. Het aanbieden van een MSc in Accounting, Auditing and Control is daar een belangrijk onderdeel in.” Op dit moment trekt het masterprogramma jaarlijks gemiddeld 85 studenten. De verwachting is dat dit aantal zal toenemen door de verbeterde doorstroommogelijkheden vanuit het HBO. Doel van de opleiding In het Informatiedossier wordt toegelicht dat de opleiding beoogt een naadloze doorstroom te realiseren van studenten naar de postinitiële opleidingen, met name de opleidingen tot Registeraccountant (RA) en tot Registercontroller (RC). Terwijl de masteropleiding zich kenmerkt door een sterk wetenschappelijke inslag, zijn de postinitiële opleidingen veel meer gericht op de beroepspraktijk. De afgestudeerde is volgens het Informatiedossier met name in staat om groepsgewijs en zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten. In het volgende wordt een volledig overzicht gegeven van de eindkwalificaties: 1. Vakspecifieke kennis Studenten beschikken over diepgaande en systematische kennis van Accounting, Auditing & Control en zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot het: 1.1 hanteren van diepgaande kennis van een specialistisch onderwerp binnen de bedrijfseconomie en met name binnen accounting. 1.2 hanteren van diepgaande kennis en begrip van moderne economische instrumenten. 2. Vermogen tot analyseren en verklaren Studenten analyseren en verklaren systematisch complexe verschijnselen en problemen in de economie en in bedrijven met behulp hun kennis van de theorieën en methodologie van de economie en tonen zich daarin kritisch, creatief en origineel. Studenten zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot het: 2.1 toepassen van nieuwe bedrijfseconomische concepten, theorieën, onderzoekstechnieken en onderzoekmethoden van relevante nationale en internationale economische organisaties op complexe en nieuwe verschijnselen en problemen van bedrijfseconomische aard.
pagina 9
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
2.2 analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde economische beleid van overheden en bedrijven en van studies daarover van erkende nationale en internationale organisaties op basis van diepgaande kennis en creatief vermogen. 2.3 analyseren van actuele vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken en deze vervolgens te herdefiniëren en te verklaren vanuit de spanning tussen die verschillende invalshoeken en belangen. 3. Formulering van doelstelling en probleemstelling Studenten formuleren een bedrijfseconomische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën. Studenten zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot het: 3.1 afbakenen en definiëren van onderzoek op het terrein van de bedrijfseconomie, en legitimering daarvan vanuit wetenschappelijke of maatschappelijke actualiteit. 3.2 concretiseren, formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen op systematische en valide wijze. 4. Keuze van onderzoeksopzet Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling. Studenten zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot het: 4.1 selecteren en gebruiken van relevante en moderne kwalitatieve en/of kwantitatieve onderzoeksmethoden. 4.2 opsporen en efficiënt en effectief gebruiken van databanken ten behoeve van gegevensverzameling. 5. Keuze van onderzoeksmethode Studenten kiezen of creëren een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken. Studenten zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot het: 5.1 kritisch evalueren en hanteren van up-to-date kwantitatieve analysemethoden en bewustzijn van de consequenties voor de onderzoeksconclusies. 6. Formulering van conclusies en aanbevelingen Studenten formuleren helder conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoek en tonen zich daarbij creatieve en originele professionals. Studenten zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot het: 6.1 helder formuleren van conclusies en aanbevelingen, waarbij afdoende rekening wordt gehouden met vooronderstellingen, uitgangspunten en beperkingen en mogelijkheden van de gekozen methodologie. 6.2 beredeneerd inschatten van de effecten van beleidsaanbevelingen. 6.3 omvormen van conclusies tot realistische aanbevelingen vanuit creativiteit, originaliteit en een goed inzicht in maatschappelijke en wetenschappelijke waarden en normen. 7. Communiceren Studenten communiceren effectief en op hoog niveau schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard. Studenten zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot: het presenteren van complex onderzoek, onderzoeksresultaten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als mondelinge vorm toegesneden op de kennis, interesses en belangen van het publiek.
pagina 10
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
8. Interpretatiekaders Studenten gebruiken verschillende interpretatiekaders bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid. Studenten zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot: het herontwerpen van de onderzoeksmethoden als een spanningsveld tussen verschillende interpretatiekaders is ontstaan. 9. Reflectie Studenten beoordelen hun denkbeelden op interne consistentie, empirische validiteit, kracht en stellen deze desgewenst bij. Studenten zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot: het blijvend onderzoeken van eigen zienswijzen in het licht van (nieuwe) wetenschappelijke, maatschappelijke en ethische inzichten. 10. Zelfsturing Studenten profileren zich als een verantwoordelijk en academisch professional die beschikt over de leervaardigheid, die een hoog niveau van zelfstandigheid veronderstelt, aan te gaan. Studenten zijn aan het einde van de masteropleiding in staat tot het: 10.1 zelfstandig bijhouden van de ontwikkeling in het vakgebied en heeft de leervaardigheid en de instelling nodig voor een vervolgopleiding op zeer hoog niveau. 10.2 nemen van beslissingen in complexe en onvoorspelbare situaties van bedrijfseconomische aard. Uitdrukkelijk wordt gesteld dat de onderhavige masteropleiding niet beschouwd moet worden als eindonderwijs. De meeste studenten stromen door naar het postinitiële onderwijs. Tijdens het locatiebezoek is dit zowel door studenten en alumni als door docenten bevestigd. Slechts een enkeling verlaat na het masterprogramma de universiteit. Programma Het programma van de opleiding is weergegeven in onderstaand schema: De MSc Accounting, Auditing and Control beslaat voor voltijdstudenten een studiejaar. Het studiejaar is ingedeeld in vijf “blokken” van elk 12 ects. Elk blok bestaat uit 8 onderwijsweken (inclusief eventuele tentamenweek). Het curriculum voor voltijdstudenten is als volgt (60 ects).
Blok Blok 1
Blok 2 Blok 3
Blok 4 Blok 5
pagina 11
Naam Accounting Process management 1a Accounting Process management 1b Security and ICT Audit Seminar Auditing Theory Keuze uit: Seminar Advanced Financial Accounting Seminar Advanced Management Accounting & Control Master‟s thesis Financial Information Systems 2 Master‟s thesis (vervolg) International Financial Reporting and Analysis
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Credits 4 ects 4 ects 4 ects 12 ects
12 ects 8 ects 4 ects 8 ects 4 ects
Het programma voor deeltijdstudenten wordt verdeeld over twee studiejaren. Het volgende basisschema wordt daarbij gehanteerd. Studiejaar 1 deeltijdstudenten (28 ects). Blok Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5
Naam Accounting Process management 1a Accounting Process management 1b Seminar Auditing Theory Vervolg Seminar Auditing Theory Financial Information Systems 2 International Financial Reporting and Analysis
Credits 4 ects 4 ects 6 ects 6 ects 4 ects 4 ects
Studiejaar 2 (32 ects). Blok Blok 1 Blok 2
Blok 3 Blok 4 Blok 5
Naam Security and ICT Audit Keuze uit: Seminar Advanced Financial Accounting Seminar Advanced Management Accounting & Control Vervolg Seminar Master‟s thesis Master‟s thesis (vervolg)
Credits 4 ects 6 ects
6 ects 8 ects 8 ects
Uit de gesprekken blijkt dat de verdeling van ECTS over de twee jaren ongelijk is vanwege de keuze die gemaakt is om cursussen in één jaar te kunnen afronden. Dit zou anders niet het geval kunnen zijn. De voertaal tijdens het onderwijs is Engels. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding wordt op dit moment als afstudeerprogramma verzorgd binnen de opleiding MSc in Economics & Business. Omdat nagenoeg alle andere universiteiten in Nederland gekozen hebben voor het aanbieden van zelfstandige accountancymasters, ligt het – aldus het Informatiedossier – in de reden het comparatieve nadeel van de Faculteit der Economische Wetenschappen op te heffen en het masterprogramma Accounting, Auditing and Control ook aan te gaan bieden als zelfstandige masteropleiding. In die zin is hier sprake van een nieuwe opleiding voor de instelling. Studieomvang 60 ECTS
pagina 12
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een sam envattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de doelstellingen wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen In de later ontvangen Aanvullende opmerkingen van de instelling wordt gesteld dat bij de vaststelling van de eindtermen rekening is gehouden met de eisen van enerzijds de Commissie Eindtermen Accountancy (CEA) en anderzijds de Vereniging van Registercontrollers ( VRC). De onderhavige eisen zijn ingegeven door met name de beroepspraktijk en zijn mede bepaald door wat vergelijkbare buitenlandse opleidingen vereisen. Studenten die de MSc-opleiding afronden (en wellicht daarna de RA of RC-opleiding) gaan in het algemeen aan het werk bij grote, internationaal, opererende organisaties, waarbij zij op niveau moeten kunnen participeren met functionarissen die in het buitenland vergelijkbare opleidingen hebben genoten. Zowel het nationale als het internationale perspectief zijn belangrijke pijlers bij de opbouw van het curriculum, zo verheldert de opleiding in de Aanvullende opmerkingen. Bij de internationale en nationale benchmarking is met name gebruik gemaakt van de recente visitatie van de postinitiële RA-opleidingen omdat de ingangseisen voor deze opleidingen zijn gerelateerd aan de eindtermen van de voorbereidende initiële MScopleiding: als de ingangseisen van een vervolgopleiding zijn geijkt aan internationale kaders, dan is daarmee – nog steeds volgens de Aanvullende opmerkingen – ook een indicatie gegeven van de eindtermen van de voorbereidende opleiding. Volgens het Informatiedossier geldt dat ten aanzien van het gehele opleidingstraject (initieel, gevolgd door postinitieel) de doelstellingen en eindtermen zijn geformuleerd tegen de achtergrond van externe benchmarks: De Achtste richtlijn van de Europese Gemeenschap De International Education Standards for Professional Accountants van de International Federation of Accountants Beroeps- en Opleidingsprofiel 2001/2005 van het Koninklijk Nivra Richtlijnen Van Zutphen voor de inrichting van het curriculum Wet op de registeraccountants.
pagina 13
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Overwegingen Het panel onderschrijft de redenering van de opleiding dat het noodzakelijk is om aan te sluiten bij de eisen die CEA en VRC stellen. Deze redenering gaat echter alleen op als de meeste studenten daadwerkelijk na de masteropleiding de postinitiële opleidingen gaan volgen. Uit de gesprekken bleek dat dit op een enkele uitzondering na het geval is. Het panel concludeert tevens dat er een grote nadruk ligt op de verwerving van wetenschappelijke vaardigheden. Het panel acht deze nadruk functioneel voor de toekomstige beroepspraktijk van deze studenten, en ook zinvol in het geval een student (onverhoopt) niet in het postinitiële onderwijs terecht komt. Conclusie Het panel onderschrijft dat de beoogde eindkwalificaties aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. Het panel beoordeelt het facet 1.1 „Domeinspecifieke eisen‟ als voldoende. 4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen Volgens de Aanvullende opmerkingen is voor wat betreft het niveau van de eindkwalificaties van de master AAC aangesloten bij de masterbeschrijving van de zogenoemde “Dublindescriptoren”. De cijfers verwijzen naar de nummering van eindkwalificaties in hoofdstuk 3. Dublin descriptoren Master
pagina 14
Eindkwalificaties MSc in AAC
Kennis en inzicht
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
1, 2
Toepassen kennis en inzicht
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
3, 4, 5
Oordeelsvorming
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en
6, 8, 9
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
oordelen. Communicatie
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet specialisten.
7
Leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
10
Aan de alumni is gevraagd of zij van oordeel zijn dat hun masterprogramma inderdaad masterniveau had. Hierop antwoordden zij positief. Overwegingen Het panel onderschrijft de analyse van de opleiding. Conclusie Het panel concludeert dat de beschrijvingen van de eindtermen aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master. Het panel beoordeelt het facet 1.2 „Master‟ als voldoende. 4.1.3
Oriëntatie wo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in wo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. – Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen In het Informatiedossier en ook in de Aanvullende opmerkingen wordt benadrukt dat de opleiding er op gericht is studenten te leren zelfstandig onderzoek te doen. Letterlijk: “De MSc student wordt tijdens de opleiding voortdurend geconfronteerd met vraagstellingen die academisch onderzoek noodzakelijk maken. Met name tijdens het seminar advanced Financial accounting (of advanced management accounting and control) en het schrijven van de master‟s thesis ligt de nadruk op het zelfstandig uitvoeren van wetenschappelijke research. Daarbij wordt voortgebouwd op eerder verkregen kennis en inzicht in wetenschappelijke methoden en technieken van onderzoek. Zowel kwalitatieve (bijvoorbeeld case study research) als kwantitatieve (bijvoorbeeld statistisch onderzoek) technieken komen aan de orde. De student dient onderbouwd een techniek te kiezen uit de veelheid van ter beschikking staande technieken. Basis voor het zelfstandig uit te voeren onderzoek is een adequate theoretische fundering.” Het informatiedossier vervolgt met: “Vanzelfsprekend moet bij alle vakken die deel uitmaken van het curriculum relevante (en actuele) literatuur worden bestudeerd, in de vorm van “handboeken” ( bij de keuze van die handboeken wordt als benchmark het gebruik van die
pagina 15
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
handboeken door andere [inclusief buitenlandse] universiteiten gehanteerd) en/of artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften.” Tijdens de gesprekken is aan de orde gesteld waarom studenten aan het eind van de opleiding niet in staat hoeven te zijn om kwalitatieve analysemethoden kritisch te evalueren (en wel kwantitatieve). Hierop werd geantwoord dat men het vooral van belang vindt dat studenten leren kwalitatief onderzoek kwantitatief te onderbouwen. Dat wil dus niet zeggen dat men geen kwalitatief onderzoek uitvoert. Voorts is tijdens het locatiebezoek dieper ingegaan op de inhoud van de wetenschappelijke discipline en op de internationale wetenschapsbeoefening. Op de vraag van het panel op welke wijze de gedragswetenschappelijke benadering aan de orde komt werd opgemerkt dat dit met name in de inleidende colleges aan bod komt. Het onderwerp „behavioral accounting research‟ wordt wel aangereikt, maar studenten kiezen het niet zo snel als onderwerp voor hun thesis. Binnen het „management control perspectief‟ komt het “beïnvloeden van gedrag” wel naar voren. Men onderschreef echter de mening van het panel dat de aandacht voor “ethische aspecten” groter mag zijn. Met betrekking tot de internationale wetenschapsbeoefening werd door het opleidingsmanagement gesteld dat het curriculum zeer internationaal is. Zie voor de herkomst van de eindkwalificaties ook het gestelde onder 4.1.1. Met betrekking tot de internationalisering werd opgemerkt dat men er juist aan hecht “de thuisbasis open te gooien”. Men wil zoveel mogelijk buitenlandse studenten aantrekken. Ook wil men aantrekkelijk zijn voor buitenlandse hoogleraren. Met het vertrek van studenten naar het buitenland heeft men meer moeite. Overigens gaan docenten regelmatig naar het buitenland voor een „sabatical year‟. Ook is gevraagd naar de inbedding van de eindkwalificaties in de relevante praktijk van het toekomstige beroepenveld. Hierop werd geantwoord dat deze inbedding gerealiseerd wordt door de directe contacten die er via de docenten zijn met de grote accountantskantoren en door het contact met het beroepenveld via de postinitiële opleidingen. Aangezien het hier om een opleiding gaat die reeds als afstudeerprogramma bestaat, zijn er resultaten van het onderwijsaanbod beschikbaar in de vorm van scripties. Het panel heeft een achttal scripties (inclusief beoordelingsformulieren) beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat deze over het algemeen een bewijs vormen van het realiseren van de genoemde eindkwalificaties. Ook kwam de hoogte van het cijfer vrijwel in alle gevallen overeen met het cijfer dat de panelleden gegeven zouden hebben. Omdat het panel in het geheel geen kwalitatief onderzoek in de scripties aantrof, is tijdens het locatiebezoek nog een scriptie opgevraagd waarmee gestaafd zou kunnen worden dat er wel degelijk ook kwalitatief onderzoek wordt uitgevoerd. Deze scriptie is ontvangen, ter plaatse bestudeerd en in orde bevonden. Overwegingen Het panel is ervan overtuigd dat het hier om een wetenschappelijke opleiding gaat, ondanks het feit dat het om vakken gaat die op het eerste gezicht van nature meer op de praktijk gericht zijn. De gelezen scripties bewijzen dat het resultaat aan de maat is. Ook uit de gesprekken blijkt dat het wetenschappelijke karakter van de opleiding breed gedragen wordt.
pagina 16
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Daarbij wordt overigens wel geconstateerd dat de gedragswetenschappelijke benadering meer aandacht behoeft, ook op het niveau van de eindkwalificaties. Zowel binnen „finance‟ als binnen „accounting‟ is dit weinig uitgewerkt. Hoewel het onderwerp weliswaar in bepaalde literatuur aan de orde wordt gesteld, mag het uitdrukkelijker in het onderwijs een plaats krijgen. Om deze reden beveelt het panel dan ook aan om de vacature voor een hoogleraar „Bestuurlijke Informatie Voorziening‟ op korte termijn in te vullen. De inbreng van een dergelijke hoogleraar zal voor een groot deel in deze lacune kunnen voorzien. Conclusie Dat het hier gaat om doelstellingen op wetenschappelijk niveau is volgens het panel voldoende aangetoond. Het panel beoordeelt het facet 1.3 „Oriëntatie wo‟ als voldoende.
4.1.4
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding 4.1.1 4.1.2 4.1.3
voldoende voldoende voldoende
Het panel beoordeelt de opleiding in zijn samenvattende oordeel voor het onderwerp „Doelstellingen‟ als voldoende.
pagina 17
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
4.2
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen wo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een woopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. – Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. – Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Bevindingen – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Volgens de Aanvullende opmerkingen moet de student zich op de hoogte stellen van de actuele stand van zaken door bestudering van artikelen in wetenschappelijke tijdschriften (prior research), en moet men daarover ook verslag doen. Die artikelen worden voor een deel aangereikt door de docenten, maar studenten moeten ook zelf op zoek gaan naar voor hun doel relevante artikelen. Studenten moeten over de uitkomsten van hun onderzoek rapporteren, zowel schriftelijk als mondeling. Tijdens het locatiebezoek is zowel aan de alumni als aan de studenten die op dit moment het afstudeerprogramma volgen gevraagd in hoeverre het wetenschappelijke onderzoek van de docenten aan de orde wordt gesteld tijdens het onderwijs. Hier bleek dat studenten deze inbreng wel ervaren in de seminars (die voorbereidend zijn op het uitvoeren van het eigen onderzoek) en veel minder in de overige vakken. De docenten waren van mening dat deze inbreng goed tot zijn recht komt, ook al gaf men aan dat men in de toekomst de studenten meer wil sturen om in onderzoeksprojecten van docenten een bijdrage te leveren en te komen tot bijvoorbeeld copublicaties. – Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. In het Informatiedossier wordt een overzicht gegeven van de benaderingswijzen en theorieën die tijdens de opleiding centraal staan. Deze worden onderscheiden naar de twee deeldisciplines binnen het vakgebied „Accounting‟: Management Accounting & Control en Financial Accounting. Zoals hierboven (4.1.3) reeds opgemerkt, is er een lacune op het gebied van de gedragswetenschappelijke benadering. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Studenten moeten eerst groepsgewijs en dan in tweetallen (bij het seminar Advanced Financial Accounting of het seminar Advanced Management Accounting and Control) wetenschappelijk onderzoek doen en daarover rapporteren. Het gaat hier vooral om het
pagina 18
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
formuleren van een onderzoeksvoorstel. De master‟s thesis is een individueel werkstuk, waarin onderzoek centraal staat. Het uitwerken van vraagstukken respectievelijk het doen van wetenschappelijk onderzoek wordt op deze wijze tijdens de opleiding opgebouwd: eerst groepsgewijs, vervolgens in tweetallen en tot slot individueel. Elke fase wordt begeleid door de vakdocent. – Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. In de Aanvullende opmerkingen wordt vermeld dat studenten bij het vak Accounting Process Management 1b in groepjes van 4 of 5 studenten vraagstukken moeten uitwerken, gebaseerd op de stof die wordt gedoceerd bij Accounting Process Management 1a. Voorts wordt – nog steeds volgens de Aanvullende opmerkingen – “tijdens de colleges steeds ingegaan op verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Bij het seminar Auditing Theory komt dit tot uitdrukking in het feit dat de werkcolleges onder verantwoordelijkheid van de hoogleraar worden verzorgd door docenten die tevens voeling hebben met de praktijk. De hoorcolleges bij dit vak zijn bij uitstek geschikt om actuele vraagstukken uit de beroepspraktijk te bediscussiëren.” Overwegingen Het panel constateert dat studenten blijkbaar niet goed registreren dat hun kennisontwikkeling ook plaats vindt in interactie met het wetenschappelijk onderzoek van de docenten. Gebleken is dat studenten deze inbreng ervaren in de seminars (die voorbereidend zijn op het uitvoeren van het eigen onderzoek), maar veel minder in de overige vakken. Docenten waren hierover verwonderd. Het panel is van mening dat de herkenbaarheid van het eigen wetenschappelijk onderzoek in de vakken helderder kan worden gepresenteerd en beveelt aan dit in de vakken ook meer te etaleren. Behalve meer aandacht voor de gedragswetenschappelijke benadering binnen de beide deeldisciplines heeft het panel geen kanttekeningen bij de overige punten die onder „eisen wo‟ vermeld staan. Het programma stelt studenten in staat vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek op te doen en het programma heeft duidelijk aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Conclusie De kennisontwikkeling binnen het programma past bij het niveau van een WOmasteropleiding. Het panel beoordeelt het facet 2.1 „Eisen wo‟ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Het moet het panel van het hart dat in het Informatiedossier (en ook in de Aanvullende opmerkingen) met betrekking tot dit facet alleen ingegaan is op de relatie eindkwalificatie en leerdoelen en in het geheel niet op het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing. Via de gesprekken, via het (later toegestuurde) document Didactisch Systeem en
pagina 19
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
via het concept Handboek Kwaliteitszorg 2009 kon informatie gevonden over het didactisch concept. Met betrekking tot de toetsing is een gedeelte van de OER toegezonden dat betrekking heeft op het afleggen van tentamens, op de tentamenuitslag en de vrijstelling. Daarnaast is een aantal procedures van de kwaliteitsbewaking na afname van de tentamens opgenomen en is een interne notitie van de Werkgroep Kwaliteitsbeleid meegestuurd over de voorwaarden waaraan het hoofdstuk over toetsing in het kwaliteitshandboek moet voldoen. Met betrekking tot het didactisch concept is tijdens het locatiebezoek het volgende onder de aandacht van het panel gebracht: Men wil een intensieve betrokkenheid van de student in functie van het leren zelfstandig onderzoek doen. Vooral tijdens de seminars worden studenten uitgedaagd zelfstandig op zoek te gaan naar bijvoorbeeld een vraagstelling voor onderzoek en naar literatuur. In het Handboek Kwaliteitszorg vinden we de volgende formulering: Het onderwijs gaat uit van studenten die nadrukkelijk eigen verantwoordelijkheid nemen op het punt van zelfwerkzaamheid, zelfstudie; de onderwijsorganisatie prikkelt en stimuleert de studenten hiertoe en reikt structuren aan om die eigen verantwoordelijkheid ook te nemen; Het onderwijs daagt studenten op hun eigen niveau uit door programma‟s voor topstudenten, de goede studenten en remediërende programma‟s voor wie dat nodig heeft. De volgende werkvormen worden gehanteerd: hoorcolleges en werkcolleges (seminars). De maximale groepsomvang van een seminar is 24 studenten. Groepswerk, werkstukken, presentatie en discussie zijn – aldus de nagestuurde notitie Jaarplansysteem: het didactisch model van de ESE – zeer geëigende werkvormen in de werkcolleges. Verplichte aanwezigheid is daarom noodzakelijk. Uit de gesprekken bleek dat men ook met opdrachten en casus werkt. Door studenten werd opgemerkt dat men in het begin van de opleiding, en dan vooral bij de „courses‟, wel wat meer uitgedaagd zou mogen worden. Ze ervaren deze als minder „activerend‟. Het was ook even schrikken toen bleek dat ze tijdens het seminar, later in het jaar, echt zelf aan de slag moeten. Uit de gesprekken bleek voorts dat studenten en alumni positief zijn over de wijze waarop getoetst wordt. “De toetsing is fair.” Van tevoren is meestal duidelijk wat de beoordelingscriteria zijn. Een enkeling merkte overigens ook op dat het zeker goed mogelijk is de tentamens te halen zonder alle literatuur bestudeerd te hebben. De docenten die het panel gesproken heeft herkenden zich niet in deze uitspraak. Er is ook geen sprake van „open boek tentamens‟. Het panel heeft zelf een aantal tentamens, de normeringen daarvan en de uitslagen opgevraagd en bekeken, en komt tot de conclusie dat deze tentamens het juiste niveau hebben en ook de bedoelde kwaliteit. Tijdens het locatiebezoek is verder het programma Financial Information Systems 2 besproken. Over dit programmaonderdeel was zo goed als geen informatie opgenomen in het Informatiedossier. Ter plekke is deze lacune opgevuld. Met betrekking tot de vraag of de eindkwalificaties aantoonbaar vertaald zijn naar de leerdoelen van (onderdelen van) het programma geeft de opleiding in de Aanvullende
pagina 20
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
opmerkingen een iets andere opsomming dan in het originele Informatiedossier. Op deze plaats zullen we het meest recente overzicht (Aanvullende opmerkingen) geven: Doelstellingen/Eindtermen op vakniveau.
FEM11012 FEM11014 FEM11019 FEM11020 FEM11021 FEM11022 FEM11032 FEM31005
1.1
1.2
2.1
2.2
2.3
3.1
3.2
4.1
4.2
5.1
6.1
6.2
6.3
7.1 8.1
9.1
Waarbij de vakcodes verwijzen naar: FEM11012 FEM11014 FEM11019 FEM11020 FEM11021 FEM11022 FEM11032 FEM31005
International Financial Reporting and Analysis Seminar Advanced Financial Accounting Seminar Auditing Theory Accounting Process Management 1a Accounting Process Management 1b Financial Information Systems 2 Master thesis Security and ICT audit
Voor de opsomming van de eindkwalificaties (1.1 t/m 10.2): zie hoofdstuk 3. Het is het panel opgevallen dat als gekeken wordt naar de leerdoelen zoals geformuleerd in bijlage 4 (beschrijving van de programmaonderdelen), deze in veel gevallen eerder inhoudelijk op kennisontwikkeling gericht zijn (eindkwalificaties 1 en 2) dan op het opdoen van wetenschappelijke vaardigheden, terwijl de eindkwalificaties met name op dit laatste betrekking hebben (eindkwalificaties 3 t/m 10). Tijdens het gesprek met het opleidingsmanagement is dit aan de orde gesteld en is verhelderd dat een ruime helft van het aantal studiepunten gericht is op het ontwikkelen van wetenschappelijke vaardigheden. Overwegingen In de gesprekken werd duidelijk dat de belangrijkste elementen van een didactisch concept aanwezig zijn. Ook is er volgens het panel voldoende variatie in werkvormen. Wellicht kunnen de meer uitdagende werkvormen vaker een plaats krijgen binnen de „courses‟. Met betrekking tot de toetsing is het panel eveneens van mening dat deze in voldoende mate de eindkwalificaties van de opleiding afdekt. Hoewel het panel akkoord gaat met de uitleg van het opleidingsmanagement dat de leerdoelen met name de wetenschappelijke vaardigheden betreffen, beveelt het panel aan de relatie tussen leerdoelen en eindkwalificaties verder te verhelderen door de overige leerdoelen zoals geformuleerd in de programmaonderdelen specifiek en ook expliciet als eindkwalificatie te formuleren. Dit zou de studenten een beter beeld kunnen geven van de kennis en vaardigheden die zij op het eind van de masteropleiding bezitten.
pagina 21
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
10.1
10.2
Conclusie De opleiding heeft aannemelijk gemaakt dat met de beoogde vakken (inclusief de geformuleerde leerdoelen), de activerende werkvormen en de wijze van toetsing de eindkwalificaties bereikt kunnen worden. Het panel beoordeelt het facet 2.2 „Relatie tussen doelstelling en programma‟ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Volgens het Informatiedossier is het programma sequentieel opgebouwd, waarbij significant onnodige overlap is voorkomen. Zo wordt bij het schrijven van de master‟s thesis voortgeborduurd op kennis, inzichten, analysetechnieken, theorieën en onderwerpen die in het seminar (Advanced Financial Accounting of Advanced Management Accounting Control) aan de orde zijn geweest. Het seminar gaat uit van kennis en inzichten die in een bacheloropleiding zijn opgedaan, alsook van de vakken die in de blokken 1 en 2 (zie 3.3) aan de orde zijn gekomen. Het vak International Financial Reporting and Analysis (blok 5, zie 3.3) plaatst de opgedane kennis en vaardigheden in internationaal perspectief, dit alles nog steeds volgens het Informatiedossier. In de aanvullende informatie wordt dit verder verhelderd, ook voor zover dit de deeltijdopleiding betreft: “Het programma begint met een drietal „core courses‟ waarin verwerven en verdieping van specialistische kennis centraal staat (blok 1). De inhoud van Accounting Process Management is noodzakelijk voor het seminar Auditing Theory (blok 2). Dit seminar is voor alle studenten verplicht. Tijdens het tweede seminar brengen studenten een accent aan in hun programma, richting RA dan wel RC (blok 3). In de integratieve werkcolleges worden kennis en toepassing bij elkaar gebracht. Interactie, groepswerk, opdrachten zijn daarbij heel belangrijk. De opleiding wordt afgesloten met een thesis op masterniveau (blok 4, 5).” “Het programma voor deeltijdstudenten is gespreid over twee jaar (……) Vakken waarvan de inhoud bekend wordt verondersteld bij een of meerdere andere vakken zijn als eerste in het curriculum opgenomen. Zo wordt bijvoorbeeld bij het seminar Auditing Theory uitgegaan van de gedachte dat studenten kennis hebben van het vak “Accounting Process Management”. Het advanced seminar is in jaar twee geprogrammeerd, omdat dat voorbereidt op het sluitstuk van de studie: de master‟s thesis.” Studenten en alumni bevestigden tijdens de gesprekken dat zij voldoende samenhang ervaren tijdens de opleiding. Tijdens het gesprek met de docenten werd duidelijk dat men vindt dat er binnen de masteropleiding nog wel mogelijkheden zijn om integratie tussen de verschillende vakken te bevorderen. Het panel stuitte tijdens het locatiebezoek op een brochure (Postinitiële opleiding 20092010. Accountancy) waarin op pagina 4 op de volgende mogelijkheid gewezen wordt: “U volgt eerst de Postinitiële opleiding Accountancy (waarbij een schakelpakket en een aantal mastervakken deel uitmaken van het deficiëntiepakket). Daarna rondt u de opleiding af bij de Erasmus School of Economics met het behalen van de MSc-titel in Accounting, Auditing
pagina 22
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
& Control.” Dit lokte bij een van de panelleden de uitspraak: “Dit is étudier à rebours”, een enigszins archaïsche uitdrukking die zoiets betekent als: dit is “in tegengestelde richting, tegen de draad in, achterstevoren studeren”. Het opleidingsmanagement reageerde hierop door er op te wijzen dat het hier vooral gaat om het schrijven van de master‟s thesis in het derde jaar van de postinitiële opleiding. Deze mogelijkheid wordt heel af en toe door HBO/BE-studenten gekozen. Men benadrukte dat deze gang van zaken sterk afgeraden wordt. Overwegingen Het panel is van mening dat in het programma (zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding) voldoende samenhang gerealiseerd wordt. Het panel bevestigt de opvatting van de opleiding dat er zeker nog mogelijkheden zijn om integratie nog meer te bevorderen. Daarbij kan gedacht worden aan het behandelen van één casus vanuit de verschillende invalshoeken. Met betrekking tot de mogelijkheid de voorgeschreven volgorde van het programma te omzeilen is het panel van mening dat dit niet toegestaan zou moeten worden. Het panel is ervan overtuigd dat het opleidingsmanagement deze opvatting deelt. Conclusie Hoewel aanbevolen wordt om alternatieve mogelijkheden te onderzoeken om aan de samenhang vorm te geven, kan het panel zich vinden in de keuzes die door de opleiding in dezen gemaakt zijn. Het panel beoordeelt het facet 2.3 „Samenhang programma‟ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen In de Aanvullende opmerkingen wordt vermeld dat “het totale programma verdeeld is over vijf blokken met elk 8 onderwijsweken. Elk blok heeft een omvang van 12 ects, dat is 336 studentbelastinguren. De totale wekelijkse gemiddelde studielast is daarmee 42 uren voor een voltijdstudent en ongeveer 21 uren voor een deeltijdstudent. De vaststelling van de omvang (in pagina‟s) van de door studenten te bestuderen literatuur geschiedt op basis van een bepaalde norm (6 tot 8 pagina‟s per uur), rekening houdend met het aantal contacturen, alsmede met het aantal uren dat een student naar verwachting zal besteden aan het uitwerken van opdrachten en vraagstukken, het voorbereiden van presentaties en dergelijke.” “Het programma voor deeltijdstudenten is gespreid over twee jaar. Bij de verdeling van de vakken uit het voltijdprogramma over die twee jaar is enerzijds rekening gehouden met de jaarlijkse studielast (jaar 1: 28 ects; jaar 2: 32 ects [elk vak kent een omvang van 4 ects of een veelvoud daarvan]) en anderzijds met de opbouw van het programma. Op deze manier is een studeerbaar programma samengesteld, zowel voor voltijd- als voor deeltijdstudenten.” Op de vraag of het programma studeerbaar is hebben studenten en alumni duidelijk gemaakt dat dit het geval is. Er is ook geen sprake van een overbodige overlap tussen literatuur voor deze masteropleiding en de postinitiële opleiding.
pagina 23
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Een gedeelte van de master‟s thesis wordt voorbereid in het seminar Advanced Financial Accounting of Advanced Management Accounting Control. Het betreft het leren formuleren van een onderzoeksvoorstel. Hoewel studenten dit voorstel niet per definitie overnemen als onderzoeksvoorstel voor de thesis is dit wel vaak het geval. Studenten hebben er op gewezen dat het eigenlijk niet mogelijk is de opleiding binnen het jaar af te ronden. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat het laatste vak (International Financial Reporting and Analysis) pas getentamineerd kan worden nadat de thesis is opgeleverd. Het opleidingsmanagement heeft dit bevestigd, maar geeft aan dat dit om organisatorische redenen niet anders kan. Hierdoor kan de diploma-uitreiking op zijn vroegst in augustus plaats vinden. Overwegingen Met betrekking tot de voorbereiding van de thesis in het seminar wil het panel enerzijds opmerken dat zij dit beslist een „trouvaille‟ vindt en een goede oplossing om studievertraging te vookomen. De 16 ects die officieel staan voor het schrijven van een scriptie zouden anders wel eens te krap kunnen zijn. Anderzijds vraagt het panel zich af of in die gevallen waarin studenten het onderzoeksvoorstel „meenemen‟ voor het uitwerken van de thesis, er geen sprake is van “dubbeltelling” van studiepunten. Hoe het ook zij, het programma is daardoor in ieder geval niet te zwaar. Hoewel het panel van mening is dat de opleiding in één jaar afgerond moet kunnen worden, heeft zij begrip voor de organisatorische belemmeringen. Conclusie Het programma is studeerbaar. Het panel beoordeelt het facet 2.4 „Studielast‟ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: wo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Volgens het Informatiedossier sluit het programma aan bij de kwalificaties van instromende studenten uit relevante WO-bachelors (met name Economie en/of Bedrijfseconomie). Er worden geen nadere eisen gesteld. Voor studenten afkomstig uit het HBO (met name HBO-RA, maar ook HBO-AA, HBO-AC en HBO-BE ) zijn specifieke schakelprogramma‟s ontwikkeld, afgestemd op de ingangseisen van de opleiding. In een bijlage wordt dit verder uitgewerkt. Voor studenten die niet aan de eisen voldoen zijn er verschillende deficiëntieprogramma‟s. Overwegingen Het panel heeft zich afgevraagd of eventuele deficiënties bij instromende WO-bachelors (Economie, Bedrijfseconomie en Accountancy) in voldoende mate worden opgelost voordat de studenten aan de Masteropleiding beginnen. Volgens het opleidingsmanagement is dit het geval. Het panel is van mening dat de deficiënties van instromende HBO-studenten voldoende worden aangepakt.
pagina 24
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Door de schakelprogramma‟s zal het beoogde programma voldoende aan kunnen sluiten bij de kwalificaties van instromende studenten. Conclusie De kennis van de instromende studenten sluit aan op het niveau van het programma. Het panel beoordeelt het facet 2.5 „Instroom‟ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: wo-master met minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding Bevindingen De MSc in Accounting, Auditing and Control heeft een omvang van 60 ects, verdeeld over 5 blokken van gelijke omvang. Overwegingen De opleiding voldoet aan de formele eis met betrekking tot de minimale omvang van een wo-master. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 „Duur‟ als voldoende.
4.2.7
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma 4.2.1 voldoende 4.2.2 voldoende 4.2.3 voldoende 4.2.4 voldoende 4.2.5 voldoende 4.2.6 voldoende Hoewel het panel enkele vraagtekens zet bij de mate waarin de opleiding er in slaagt de relatie tussen eindkwalificaties en leerdoelen te verantwoorden, is het er van overtuigd dat het programma een wetenschappelijk karakter heeft, dat de belangrijkste elementen van een didactisch concept aanwezig zijn, dat het programma voldoende samenhang vertoont, studeerbaar is, (geschikte) studenten opleidt in de richting van de beoogde doelstellingen en beantwoordt aan de formele eisen. Het panel beoordeelt de opleiding in zijn samenvattende oordeel voor het onderwerp „Programma‟ als voldoende.
pagina 25
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
4.3 4.3.1
Inzet personeel Eisen wo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een woopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Bevindingen Volgens het Informatiedossier is van het wetenschappelijk personeel (excl. promovendi) dat aan het eind van 2006 in dienst van de FEW was ongeveer 88% gepromoveerd. “Op termijn streeft de FEW naar een promotiegraad van 95% van de wetenschappelijke staf. Vrijwel alle vakken van de MSc in Accounting, Auditing and Control worden gedoceerd door gepromoveerden en/of hoogleraren; in alle gevallen is een hoogleraar en/of gepromoveerde eindverantwoordelijke voor een bepaald vak.” Volgens de Aanvullende opmerkingen is op dit moment 59% van de [eigen] staf gepromoveerd. De verklaring daarvoor is dat in bepaalde vakgebieden (bijvoorbeeld Auditing Theory) ook landelijk de promotiegraad laag is. Met zittende medewerkers zijn afspraken gemaakt over promotietrajecten. Bij het aantrekken van nieuwe medewerkers is de promotie-eis van groot belang. Overwegingen Het panel constateert dat de promotiegraad op dit moment onder de streefnorm van de faculteit ligt. Het panel onderschrijft echter de opvatting van de opleiding dat dit verklaarbaar is. Daarnaast constateert het panel dat de opleiding er veel aan doet om promotietrajecten tot een succes te maken. Ook het beleid van de faculteit is er op gericht zoveel mogelijk gepromoveerden in dienst te hebben. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 „Eisen wo‟ als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Volgens de Aanvullende opmerkingen kent de ESE een “onderwijsallocatiesysteem waarbij de opleidingsdirecteur volgens een normeringstabel uren beschikbaar stelt aan een capaciteitsgroep ten behoeve van het verzorgen van onderwijs. De normeringstabel is gerelateerd aan de onderwijsvorm en studiefase.” De capaciteitgroepsdirecteur levert vervolgens onderwijs volgens de afgesproken specificaties. Voor de masterfase is de onderwijsnormering altijd afhankelijk van de studentenaantallen. De student/staf-ratio is bij een instroom van 100 studenten per jaar ongeveer 21,4/fte. Voor de ondersteuning bij het schrijven van de thesis worden per student 30 docentbelastingsuren (DBU) uitgetrokken.
pagina 26
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
De opleiding wordt reeds lange tijd als afstudeerprogramma aangeboden. Er is dus veel ervaring met de beschikbare capaciteit. Zowel de studenten als de alumni benadrukten dat de toegankelijkheid van docenten groot is. Men loopt “gemakkelijk binnen”. Volgens één van de alumni: “Docenten zijn te allen tijde bereikbaar”. Overwegingen De student/staf-ratio is naar de mening van het panel normaal voor een dergelijke opleiding. Uit de gesprekken met de studenten concludeert het panel bovendien dat de toegankelijkheid van docenten goed is en dat studenten met vragen goed bij de staf terecht kunnen. Het aantal DBU ten behoeve van de master‟s thesis lijkt het panel eveneens voldoende. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 „Kwantiteit personeel‟ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen – Inhoud Zoals hierboven reeds is vermeld (4.3.1) is op dit moment bijna 60% van de staf gepromoveerd. Het personeelsbeleid is er op gericht dit percentage te verhogen. In het Informatiedossier wordt beschreven dat de FEW goed werkgeverschap nastreeft. Hier hoort bij dat sinds 2006 het wetenschappelijk loopbaanbeleid verder is geconcretiseerd. Specifieke functiecriteria zijn dan ook voor het wetenschappelijk personeel gedefinieerd. – Didactiek Volgens de Aanvullende opmerkingen verplicht de ESE “nieuwe docenten tot het met goed gevolg doorlopen van de Basiscursus onderwijs (BKO), zoals die wordt verzorgd door het OECR (het onderwijskundig centrum van de EUR).” In het Informatiedossier vinden we verder dat voor studentassistenten die een rol spelen bij de practica er speciale didactische cursussen ontwikkeld zijn, waarin een onderwijskundige en de verantwoordelijke vakdocent samenwerken. De cursus is voor deze studentassistenten verplicht. “De ESE volgt de kwaliteit van de uitvoering van alle colleges op de voet. Voor wat betreft de onderwijsevaluaties wordt daarbij een objectief criterium gebruikt, waaraan een ingrijpen van de opleidingsdirecteur is verbonden[….]” Zie hiervoor ook 4.5.1. Tijdens het locatiebezoek bleek dat deze regel ook feitelijk opgevolgd wordt. De onderwijsevaluaties maken sinds 2007 standaard deel uit van de jaarlijkse functioneringsgesprekken en de schriftelijke (verplichte) rapportage daarvan. Verder wordt in de Aanvullende opmerkingen gesteld dat bij het aantrekken van nieuwe medewerkers zowel de promotie-eis als de onderwijskwaliteit van groot belang zijn. – Organisatie
pagina 27
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
De Faculteit der Economische Wetenschappen kent een matrix-structuur. De facultaire opleidingsdirecteur neemt van de 4 capaciteitsgroepen docenten/uren af voor de vakken die in de verschillende opleidingen worden gegeven. Overwegingen Omdat het om een „accountantsopleiding‟ gaat, volgt het panel de redenering van de opleiding dat het lastig is om een hoog aantal gepromoveerden in dienst te hebben. Het panel heeft zich laten overtuigen dat de opleiding in dezen veel doet om het percentage te verhogen door docenten in de gelegenheid te stellen een promotietraject te volgen. Het panel is gecharmeerd van het feit dat elke (nieuwe) docent in staat gesteld wordt de BKO (Basiskwalificatie Onderwijs) te behalen. Het panel is ervan overtuigd geraakt dat zowel de inhoudelijke als de didactische kwaliteit van de docenten in orde is en dat het systeem van functioneringsgesprekken leidt tot verbetering van het onderwijs. Het panel heeft waardering voor de doortastende wijze waarop minder goed presterende docenten een verbetertraject aangeboden krijgen. Conclusie Het panel is overtuigd van de kwaliteit van het personeel. Het panel beoordeelt het facet 3.3 „Kwaliteit personeel‟ als voldoende.
4.3.4
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel 4.3.1 4.3.2 4.3.3
voldoende voldoende voldoende
Het samenvattende oordeel van het panel op het onderwerp „Inzet personeel‟ is voldoende.
pagina 28
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Voorzieningen 4.3.5
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Hieronder volgt een samenvatting van wat in het Informatiedossier is vermeld. De opleidingen binnen de EUR worden gegeven op de Woudestein campus. Deze campus biedt uitstekende faciliteiten en voorzieningen voor het verzorgen van onderwijs op kwalitatief hoog niveau. De campus Woudestein heeft een eigen vestiging van boekhandel Selexyz (voorheen Donner), waar de verplichte literatuur doorgaans op voorraad is. Zalen en studieruimten: Een groot aantal ruimten, in aantal plaatsen variërend van 16 tot 882, is beschikbaar voor klassikaal onderwijs. De ruimtes zijn voorzien van de gebruikelijke moderne hulpmiddelen. In het gebouw van de bibliotheek zijn grote studieruimten met in totaal 450 plaatsen, waar de studenten individueel in stilte kunnen studeren. Ook staan hier 150 pc‟s die de studenten kunnen gebruiken. Er zijn ruime openingstijden. In de tentamenperiodes zijn ze ook op zondag toegankelijk. In het G-gebouw zijn 34 kamers ingericht als studieruimte (“breakout rooms”), te gebruiken voor groepswerk. Bibliotheek Op de campus is een uitgebreide bibliotheek aanwezig, uitgerust met moderne apparatuur. De dienstverlening is volledig klantvriendelijk, aangepast aan de mogelijkheden die de IT vandaag de dag biedt. Men kan via Internet de catalogus raadplegen en alle relevante acties uitvoeren zoals aanvragen, reserveren, verlengen. De bibliotheek heeft een groot aantal tijdschriften op het gebied van zowel economie als informatica in digitale vorm beschikbaar. Daarnaast heeft elke student toegang tot een groot aantal binnen- en buitenlandse databases. Studenten en medewerkers kunnen deze informatiebronnen ook buiten het campusnetwerk raadplegen via een VPN3 faciliteit. De digitale leeromgeving De FEW maakt op het ogenblik gebruik van twee parallelle systemen voor elektronische begeleiding bij het onderwijs. Het ene systeem is een aangekocht pakket Blackboard, het andere is het op de EUR ontwikkelde SIN4-Online. Blackboard wordt vooral gebruikt voor het uitwisselen van documenten: docenten publiceren studiemateriaal, opdrachten, tentamens, enz. en studenten leveren werk in via de `Dropbox‟. Communicatie tussen studenten onderling wordt door Blackboard ondersteund via email en virtuele classrooms. Het SINOnline systeem heeft voornamelijk een administratieve functie: roosters (en wijzigingen daarop), uitslagen, evaluaties door studenten. PC/Laptop gebruik door de student De universiteit heeft op de campus een aantal computers ten dienste van studenten opgesteld. De FEW beschikt daarnaast zelf over een aantal PC-zalen: 8 zalen met daarin 196 werkplekken, 1 zaal met 10 plug-in punten voor laptops en een specifiek voor E&I studenten ingericht lab. Ook stelt de FEW aan studenten zgn. „mailmuren‟ ter beschikking. Deze 24 sta-werkplekken zijn bedoeld voor kortstondig gebruik (bijvoorbeeld even de e-mail „checken‟).
pagina 29
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
De afdeling I&A (Informatievoorziening & Automatisering) die alle werkplekken van de medewerkers beheert, is ook voor de faciliteiten op deze etage verantwoordelijk. Zij acht de PC-capaciteit voldoende. Vermeld wordt dat er spitsuren zijn, tijdens de lunchpauze en aan het eind van de middag, waarop vaak alle PC‟s bezet zijn. Maar als studenten uitwijken naar de rustigere tijden, bijvoorbeeld voor 11 uur of tussen 14 en 16 uur of in de avond, kunnen zij altijd op een PC terecht. Tijdens het locatiebezoek is aan studenten gevraagd of er “bottlenecks” zijn bij het gebruik van de voorzieningen. De studenten merkten op dat het soms lastig is om in de bibliotheek of elders een plaatsje te vinden en gebruik te maken van de PC‟s. Dit doet zich – in overeenstemming met hierboven vermeld staat – niet voor indien men hier vroeg of laat op de dag gebruik van wil maken. Verder is gevraagd hoe zij het werken met twee systemen ervaren. Zij meldden hierover geen problemen. Uit de studenttevredenheidsenquête blijkt dat studenten tevreden zijn over de faciliteiten. Overwegingen De literatuurvoorzieningen zijn goed. De collegezalen en studieruimten voldoen en ook de elektronische systemen functioneren naar tevredenheid. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 „Materiële voorzieningen‟ als voldoende.
4.3.6
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen – Studiebegeleiding Uit het Informatiedossier blijkt dat er op centraal niveau studentendecanen, universiteitspsychologen, studieloopbaanadviseurs en vertrouwenspersonen zijn. De studentendecanen geven raad, bijstand en informatie aan studenten over persoonlijke zaken, onderwerpen van praktische aard (huisvesting, geldproblemen e.d.) en problemen rond de studie. Studentendecanen zijn tevens belast met de behandeling van klachten van studenten. Dit laatste is tijdens het locatiebezoek aan de orde gesteld. Daar bleek dat zowel huidige studenten als alumni niet goed op de hoogte zijn waar ze met hun klachten naartoe kunnen. De universiteit biedt verder diverse workshops, trainingen en cursussen aan op het gebied van time-management, spreken in groepen, tentamens voorbereiden, talen, voorbereiding op de arbeidsmarkt. Eén van de studentendecanen treedt op als contactpersoon voor studenten met een functiebeperking.
pagina 30
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
In de „aanvullende informatie‟ vermeldt men verder dat er een mastercoördinator is aangesteld die als eerste aanspreekpunt dient voor studenten die vragen, dagelijkse klachten, op- en aanmerkingen of anderszins hebben. De mastercoördinator is tevens verantwoordelijk voor het opstellen en bewaken van het rooster, alsmede voor de toewijzing van docenten aan studenten in het kader van de begeleiding van hun thesis. Studenten worden bij het schrijven van hun master‟s thesis intensief begeleid. Tijdens het locatiebezoek is gevraagd of een specifieke functionaris belast is met de taak studenten die studievertraging oplopen in de gaten te houden. Dit is niet het geval. Studenten worden geacht zelf bij te houden hoever ze met de studie zijn. Als zij ondersteuning nodig hebben “moet dit uit henzelf komen”. – Informatievoorzieningen De opleiding wordt samen met de andere opleidingen van de FEW ondersteund door het facultaire Onderwijs Service Centrum (OSC). In het Informatiedossier lezen we verder dat in het OSC een adequate informatievoorziening naar studenten is ondergebracht, via een fysieke balie, een telefonische helpdesk en drie studieadviseurs. Ook worden het studievolgsysteem Osiris, de elektronische leeromgeving Blackboard en het EUR-studieinformatiesysteem SinOnline ook voor de Master in Accounting, Auditing and Control ingericht. Daarnaast ondersteunt de afdeling I&A de ICT omgeving. Binnen het OSC speelt – zo blijkt eveneens uit het Informatiedossier – ook internationalisering een belangrijke rol. Men bemiddelt enerzijds voor studenten die aan een buitenlandse universiteit willen studeren. Anderzijds geeft men ondersteuning in brede zin aan buitenlandse studenten die aan de FEW studeren. Vanuit het OSC worden tevens cursussen “Scriptievoorbereiding” verzorgd. Overwegingen Met betrekking tot de studiebegeleiding wil het panel een flinke kanttekening plaatsen bij het feit dat men – voor zover het panel dat begrijpt – niets onderneemt als studenten studievertraging oplopen dan wel uitvallen. Ook is het panel niet gecharmeerd van het feit dat studenten geen idee hebben waar ze terecht kunnen met hun klachten, die niet in de categorie „op te lossen door de mastercoördinator‟ vallen. Het panel heeft echter wel veel waardering voor de mate waarin studenten begeleid worden bij het schrijven van hun master‟s thesis. Ook acht het panel de informatievoorzieningen voldoende. Conclusie Hoewel hier verbeteringen mogelijk zijn kan geconcludeerd worden dat zowel voor de studiebegeleiding als voor de informatievoorziening passende maatregelen getroffen zijn. Het panel beoordeelt het facet 4.2 „Studiebegeleiding‟ als voldoende.
4.3.7
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen 4.4.1 voldoende 4.4.2 voldoende Het samenvattende oordeel over het onderwerp „Voorzieningen‟ is voldoende.
pagina 31
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
4.4 4.4.1
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen De faculteit is bezig een kwaliteitszorgsysteem (afgeleid van het EFQM-model) te implementeren. Aan het panel is een concept van het handboek Kwaliteitzorg ESE 2009 ter beschikking gesteld. De meetbare en toetsbare doelen worden opgenomen in dit handboek. Het document is nog in wording: diverse procedures en normen zijn al beschreven, maar een ander deel moet nog worden toegevoegd en de vertaling naar een website is gaande. Het systeem van kwaliteitszorg valt – aldus de Aanvullende opmerkingen – uiteen in drie lagen: Intern. De jaarcyclus binnen de faculteit met o.a. de studentenevaluaties, functioneringsgesprekken, begrotingscyclus, verbeter- en veranderprojecten, OER, jaarverslagen; curriculumvaststelling in het opleidingsmanagement in samenspraak met de OLC‟s ( bijv. het stroomlijnoverleg bij econometrie). EUR-niveau. De mid-term cyclus, waarbinnen halverwege de geaccrediteerde periode een interne beoordeling en visitatie plaats vindt. Extern. De zesjaarlijkse accreditatiecyclus, de driejaarlijkse CHE-ranking, e.a. (Centre for Higher Education Development) De Aanvullende opmerkingen melden dat “om de kwaliteit van het onderwijs en docenten te waarborgen er aan het einde van ieder blok alle daarin aangeboden vakken (indien aan de orde uitgesplitst per practicumgroep) en vakdocenten door studenten beoordeeld worden. Hiertoe wordt per vak in SIN-Online een enquête aangemaakt en gedurende een bepaalde periode opengesteld. De standaard vragenlijst bestaat uit meerkeuzevragen en uit open vragen (Bijlage 50). Studenten scoren antwoorden op een 5-puntsschaal. De uitkomsten hiervan worden integraal naar de betrokken docenten gestuurd. Het OSC verwerkt de uitkomsten per blok tot rapportages. Deze rapportages zijn beschikbaar voor de betrokken docenten, de capaciteitgroepsdirecteur, en het opleidingsmanagement.” Het panel heeft verder kunnen ontdekken dat behalve de vakevaluatie (op dit moment) de volgende instrumenten gebruikt worden: Studenttevredenheidsenquête WO-monitor Exit-enquête (sinds april 2009). Een aantal streefdoelen is reeds bepaald. Zo is bijvoorbeeld vastgelegd dat bij onvoldoende scores bij de vakevaluaties (< 0,325 op vijfpuntschaal) niet alleen de betrokken docent maar ook de capaciteitsgroepsdirecteur aangesproken wordt. Bij matige scores (tussen 3,253,75) wordt door de opleidingsdirecteur met de docent(en) gesproken en samen gezocht naar oorzaken en oplossingen. De algemene tendens over vier jaar is dat de docentscores geleidelijk stijgen (aldus de Aanvullende opmerkingen).
pagina 32
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Het panel heeft het handboek ingezien en komt tot de conclusie dat men inderdaad bezig is een goed functionerend, systematisch en op verbetering gericht kwaliteitszorgsysteem te bouwen. Overwegingen De faculteit waar de opleiding een onderdeel van vormt is bezig een systematische aanpak voor de kwaliteitzorg te ontwikkelen. Uit het concept Handboek Kwaliteitszorg 2009 dat het panel heeft ingezien, blijkt dat men voortvarend bezig is deze aanpak vorm te geven. Het is het panel opgevallen dat er op dit moment nog niets beschreven is over de wijze waarop het curriculum als geheel geëvalueerd wordt. Ook heeft het panel niets aangetroffen over de wijze waarop de docenttevredenheid gemeten wordt. Conclusie Het panel heeft het handboek ingezien en komt tot de conclusie dat men inderdaad bezig is een goed functionerend, systematisch en op verbetering gericht kwaliteitszorgsysteem op te bouwen, ook al staan nog niet alle puntjes op de i. Het panel beoordeelt het facet 5.1 „Systematische aanpak‟ als voldoende.
4.4.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen – Medewerkers De wetenschappelijk medewerkers worden volgens het Informatiedossier voortdurend betrokken bij de invulling van het onderwijs. Er is veelvuldig overleg hierover. – Studenten In de Aanvullende opmerkingen wordt gesteld dat via de opleidingscommissies (OLC‟s) van de verschillende opleidingen en via de faculteitsraad er dialoog is tussen studenten, docenten en het opleidingsmanagement. Het aantal studenten en docenten in elk van deze organen is in evenwicht. De OLC´s vergaderen regelmatig. Structureel zijn ze ondermeer betrokken bij de vaststelling van de OERen. Daarnaast wordt hen regelmatig op concrete punten om (schriftelijk) advies gevraagd door de opleidingsdirecteur. De afgelopen jaren betrof dat o.a. de invoering en het ontwerp van het Jaarplansysteem en de tussentijdse evaluatie daarvan. Tijdens het locatiebezoek merkte de opleidingsdirecteur op dat het in de reden ligt om voor de nieuwe masteropleiding een aparte opleidingscommissie in te stellen. Op dit moment zijn er geen masterstudenten van het onderhavige afstudeerprogramma die in de OLC zitting hebben. Middels de vraag aan studenten hoe zij invloed hebben op het aangeboden onderwijs kreeg het panel de indruk dat veranderingen in het onderwijs eerder worden „meegedeeld‟ dan worden ontwikkeld in dialoog met studenten (en andere belanghebbenden). Het opleidingsmanagement reageerde hierop door te wijzen op het feit dat – nu de opleiding kleinschaliger wordt – het contact met de studenten ook zal verbeteren. – Alumni
pagina 33
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
In het oorspronkelijke Informatiedossier treffen we de volgende zin aan: “Alumni en afnemend beroepenveld zijn niet rechtstreeks actief bij de masteropleiding betrokken.” Deze opmerking wordt later in de Aanvullende opmerkingen genuanceerd: “De EUR/ESE participeert in de jaarlijkse WO-monitor onder recent afgestudeerden. Als benchmark is dit onderzoek voor de ESE tot nu toe niet van veel waarde: het aantal deelnemende faculteiten is zeer gering, en bijna 100% van de respondenten (49 van de 51) komen uit de ESE. Wel is het onderzoek bruikbaar om een indruk te krijgen van het eerste jaar van onze afgestudeerden op de arbeidsmarkt, direct voor wat betreft de alumni, indirect op het punt van de waardering van de werkgevers voor onze afgestudeerden.” Vanaf april 2009 voegt de ESE de afname van exit-enquêtes toe aan het evaluatiepalet. Studenten krijgen ten tijde van hun afstuderen als MSc een vragenlijst. De ESE onderhoudt het contact met haar alumni vooral via een reeks symposia en informatieve bijeenkomsten. Twee keer per jaar is er een dag voor alle alumni en daarnaast organiseren verschillende studieverenigingen alumnibijeenkomsten op hun vakgebied. – Afnemend beroepenveld Via de vele medewerkers die niet alleen in de faculteit maar ook in het bedrijfsleven zijn aangesteld is er een levendig contact met de arbeidsmarkt. Ook zijn veel docenten niet alleen actief in het initiële onderwijs maar ook in de (op 1 maart 2009) 17 postinitiële masters en cursussen. Het postinitiële onderwijs is een contactlijn tussen alumni en de ESE. Dit alles aldus de Aanvullende opmerkingen. Overwegingen Het panel is van mening dat het betrekken van studenten en alumni bij het onderwijs op dit moment wel te wensen overlaat. Het lijkt nu alsof studenten alleen mogen „reageren‟. Van hen wordt geen actieve inbreng verwacht. Datzelfde geldt voor de alumni. De alumni worden weliswaar regelmatig uitgenodigd op de universiteit, maar zij worden niet systematisch „gebruikt‟ om voorstellen te doen voor verbetering van het onderwijs. Ook het afnemende werkveld wordt niet systematisch bij de interne kwaliteitszorg betrokken. Docenten hebben weliswaar veel contact met het werkveld, maar gerichte bevraging door de opleiding van het werkveld en het gericht gebruik maken van ideeën uit het werkveld lijkt niet te gebeuren. Dit laat onverlet dat het panel zich realiseert dat het CEA heldere externe eisen stelt aan de Postinitiële Opleiding en daarmee ook aan deze opleiding. Het gaat hier echter om een eigen relatie met het werkveld die productief gemaakt wordt voor deze opleiding. Conclusie De verschillende belanghebbenden worden naar de mening van het panel te weinig betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Het panel beoordeelt het facet 5.2 „Betrokkenheid‟ als onvoldoende.
4.4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 4.5.1 voldoende 4.5.2 onvoldoende
pagina 34
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Hoewel het panel de betrokkenheid van de belanghebbenden op dit moment te gering acht, is het panel er wel van overtuigd geraakt dat de opleiding op korte termijn haar interne kwaliteitszorg op orde zal hebben. Het samenvattend oordeel over het onderwerp „kwaliteitszorg‟ is voldoende.
pagina 35
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
4.5 4.5.1
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Studenten die in enig jaar met de MSc-opleiding starten, hebben – aldus de Aanvullende opmerkingen – de garantie dat zij kunnen afstuderen met het curriculum dat op hen van toepassing was bij de start van de opleiding. Deze garantie is opgenomen in het OER (Onderwijs- en Examenreglement). Het OER voorziet ook in overgangsregelingen bij eventuele wijzigingen van het curriculum. Overwegingen Gegeven de garantstelling is het voor iedere student die start met de opleiding in principe mogelijk de opleiding af te ronden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 „Afstudeergarantie‟ als voldoende.
4.5.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen De opleiding bestaat inhoudelijk al decennia. Volgens het Informatiedossier betreft deze aanvraag slechts een statusverandering. De benodigde investeringen zijn laag. Overwegingen Met uitzondering van de opmerking dat deze aanvraag slechts een statusverandering betreft, onderschrijft het panel bovenstaande. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 „Investeringen‟ als voldoende.
4.5.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen Gelet op de bestaande situatie is er voor de nieuwe opleiding geen sprake van aanloopverliezen. Overwegingen Akkoord.
pagina 36
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 „Financiële voorzieningen‟ als voldoende.
4.5.4
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit 4.6.1 voldoende 4.6.2 voldoende 4.6.3 voldoende Het samenvattend oordeel van het panel over het onderwerp „Continuïteit‟ is voldoende
pagina 37
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie wo
V
2.1 Eisen wo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen wo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
O
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 38
Oordeel
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Prof. dr. L.F. van Muiswinkel, Vrije Universiteit Amsterdam Dik van Muiswinkel (1938) studeerde Economie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam waar hij in 1961 cum laude afstudeerde. Na zijn militaire dienstplicht (reserveofficier Koninklijke Luchtmacht) was hij tot 1967 werkzaam bij de Nederlandse Bankiersvereniging. In 1967 promoveerde hij op het proefschrift Inflatie en Economische groei. In datzelfde jaar werd hij benoemd tot lector en in 1970 tot hoogleraar aan de Economische faculteit van de Vrije Universiteit Amsterdam. Leeropdracht: Openbare financiën en macro-economie (19672003). Van 1988 tot 2004 was hij kroonlid van de Sociaal Economische Raad in Den Haag. Hij was voorzitter van het bestuur van de Stichting Instituut voor Onderzoek en Overheidsuitgaven en van de Centrale Plancommissie in Den Haag. Hij was en is commissaris van verschillende vennootschappen. Thans is hij lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité te Brussel, voorzitter van de Raad van Toezicht van de Netherlands School of Public and Occupational Health te Amsterdam, lid van de Raad voor de stadsfinanciën te Amsterdam en voorzitter van de Raad van Toezicht van de Oosterschelde Ziekenhuizen te Goes. Panellid Prof. dr. J.J.A. Leenaars, Universiteit van Amsterdam Hans Leenaars (1952) studeerde bedrijfseconomie aan de Hogere Economische School te Rotterdam en Accountancy via het NIVRA en promoveerde in 1993. Hij heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan en heeft vele lezingen in binnen- en buitenland verzorgd. Van 1988 tot 2000 was hij lid van de Raad van Bestuur van de Robeco Groep. Na een tweejarig intermezzo als bestuursvoorzitter van SNS Reaal Groep werd hij in 2002 benoemd tot lid van de Raad van Bestuur van nv Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), binnen welk gremium hij primair verantwoordelijk is voor treasury en capital markets. Leenaars is tevens voorzitter van BNG‟s kredietcommissie. In 1993 en 1994 was Leenaars vicevoorzitter van het Koninklijk NIVRA. Hij houdt zowel een aantal aan zijn primaire functie assessoire als een aantal externe commissariaten. Sinds 1994 is hij als hoogleraar Bestuurlijke Informatieverzorging verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Panellid Prof. dr. C. Lefebvre, Katholieke Universiteit Leuven Chris Lefebvre is gewoon hoogleraar in de accountancy en forensic auditing aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de K.U.Leuven, en tevens deeltijds buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Antwerpen. Op dit moment doceert hij de vakken Boekhouden en kostprijs, Forensic Accounting, Forensic Accounting capita selecta en Accountancy, special topics. Chris Lefebvre is Registered Forensic Auditor in België sinds 2003 en is hij lid van de Raad van Bestuur van het Instituut van Forensische Auditoren in België. Hij is lid van het Interfacultair Instituut van Forensische Wetenschappen (I.I.F.W.) aan de K.U. Leuven. Hij is tevens lid van de examencommissie van het Instituut van Bedrijfsrevisoren (België). Panellid Geri Wijnen, studentlid, Technische Universiteit Eindhoven Geri Wijnen (1986) behaalde in 2007 haar wo-bachelor Bouwkunde en volgt momenteel de wo-master Real Estate Management and Development aan de Technische Universiteit
pagina 39
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Eindhoven. Zij vervulde een aantal student-assistentschappen (o.a. geven van cursussen m.b.t. studievaardigheden) en nam deel aan het project „Van Onderwijsvisie naar Huisvestingsconcept‟ bij adviesbureau Brink Groep. Zij nam deel aan de bouwkundige programmacommissie die een algehele curriculumwijziging doorvoerde. Op dit moment is zij actief in de functie commissaris Onderwijs binnen de bouwkundige studievereniging CHEOPS en is zij lid van de opleidingscommissie.
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend.
Secretaris en procescoördinator J.W. Meijer, beleidsmedewerker NVAO, (procescoördinator) Drs. L.A. van Loosbroek (secretaris)
pagina 40
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 12 juni 2009 voor de toetsing van de nieuwe opleiding wo-master in Accounting, Auditing and Control, Erasmusuniversiteit Rotterdam. Locatie: Campus Woudestein, Burgemeester Oudlaan 50, Rotterdam Programma 08.30u - 10.00u Ontvangst + bestuderen aanvullende informatie
10.00u - 10.45u
Sessie 1 – gesprek opleidingsmanagement
Franses de Vries Arnold Gortemaker Hoogendoorn van der Wal van den Brink 10.45u - 11.15u
Prof. Dr. P.H.B.F. Prof. Dr. C.G. de Prof. Dr. I.J.M. Prof. J.C.A. Prof. Dr. M.N. Drs. R. Drs. W.A.
Sessie 2 – verantwoordelijken kwaliteitszorg
Arnold van der Wal van den Brink van Hoepen Span
Prof. Dr. I.J.M. Drs. R. Drs. W.A. Prof. Dr M.A. Dr Mr. G.P.J.
RA RA
opleidingsdirecteur mastercoördinator beleidsmedewerker voorzitter Examencommissie hoofd OnderwijsServiceCentrum
11.15u - 11.30u
pauze
11.30u - 12.15u
Sessie 3– gesprek alumni (PI-studenten) accounting and controlling Nelleke Jasper Henk-Pieter
van 't Hoff Seger den Boer 12.15u - 13.00u
Sessie 4 – gesprek met MA-studenten
Don van Hoorik Hudson Baatti Door panel geselecteerd: Houkes
pagina 41
RA RA RA
decaan plv. decaan opleidingsdirecteur capaciteitsgroepdirecteur programmadirecteur RA-opleiding mastercoördinator beleidsmedewerker
Jaap-Willem Mariska Cindy Btisame
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
13.00u - 13.45u
Lunch (besloten)
13.45u – 14.45u Sessie 5 – gesprek docententeam van der Boom Gortemaker van Hoepen Knoops Noeverman
Dr. Ind.Sc. A.H. Prof. J.C.A. Prof. Dr M.A. Drs. C.D. Dr J.
RA RA
14.45u – 15.30u Paneloverleg (besloten): voorlopige oordeelsvorming
15.30u - 16.15u
Arnold Gortemaker Hoogendoorn van der Wal van den Brink 16.15u – 16.30u
pagina 42
Sessie 6 – tweede gesprek vertegenwoordigers opleidingsmanagement met aandacht voor zaken die nog onduidelijk/onvoldoende zijn Prof. Dr. I.J.M. Prof. J.C.A. Prof. Dr. M.N. Drs. R. Drs. W.A.
RA RA RA
opleidingsdirecteur capaciteitsgroepdirecteur programmadirecteur RA-opleiding mastercoördinator beleidsmedewerker
Paneloverleg (besloten): definitieve oordeelsvorming per facet en per onderwerp, en input tbv paneladvies
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling – Aanvraag Toets Nieuwe Opleiding, Master in Accounting, Auditing and Control, 7 mei 2008 – Aanvullende Opmerkingen, 25 mei 2009
Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek – Erasmus School of Economics, Annual report, 2008 – Brochure: Postinitiële Opleiding 2009-2010 Accountancy, Erasmus Universiteit Rotterdam, Erasmus School of Accounting & Assurance – A Course Made Good – Outlook 2008 – Brochure International Master‟s Programmes – Studenttevredenheidsonderzoek OSC 2008 – Overzicht literatuurlijsten postinitiële opleiding Accountancy 2008-2009 – Studentevaluaties (2008-2009) – Master‟s thesis – Accountability – Masterflyer AAC – PwC Honours Master brochure – Promotiemateriaal Corporate brochure ESAA – Promotiemateriaal deeltijdschakeltraject RA – Promotiemateriaal postinitieel RC – Congresboek EAA Rotterdam – FSR Journaal – IRP FSR boek Overige documenten – Zelfevaluatierapport Postinitiële Opleiding Accountancy, ESAA, Erasmus Universiteit Rotterdam, december 2005 – Onderwijsvisitatie postinitiële opleidingen Accountancy, QANU, juli 2007 – Toetsbeleid ESE Rotterdam – 8 Master´s theses – Erasmus School of Economics, Handboek Kwaliteitszorg ESE 2009, Concept – Jaarplansysteem: het didactische model van de ESE – Winnen door kiezen, Strategisch plan 2004-2008, Erasmus School of Economics, Erasmus Universiteit Rotterdam – Jaarplan. Eindrapport van de stuurgroep jaarplansysteem, Rotterdam, 18 januari 2007 – Tussenevaluatie Jaarplansysteem, Opleidingsmanagement ESE, versie januari 2009 – 4 recente tentamens (Financial Information System 2, Accounting Process management 1a, Security and ICT Audit, Auditing Theory) – CV‟s docenten
pagina 43
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
pagina 44
ba
bachelor
BKO
Basis Kwalificatie Onderwijs
CEA
Commissie Eindtermen Accountantsopleiding
DBU
docentbelastingsuren
ECTS
European Credit Transfer System
ESAA
Erasmus School of Accounting & Assurance
ESE
Erasmus School of Economics
FEW
Faculteit der Economische Wetenschappen
Fte
Full time equivalent
hbo
hoger beroepsonderwijs
ma
master
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
OER
Onderwijs- en Examenreglement
OLC
Opleidingscommissie
RA
Registeraccountant
RC
Registercontroller
VRC
Vereniging van Registercontrollers
wo
wetenschappelijk onderwijs
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding wo-master Accounting, Auditing & Control van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 45
#3039
NVAO | wo-ma in Accounting, Auditing and Control | 28 juli 2009 |