UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Facebook & Sociale vergelijking 2.0: De rol van Facebook in de ervaring van jaloezie en nijd
Wetenschappelijk artikel aantal woorden: 8005
Astrid Eelbode
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: (PROF.) DR. Hans Verstraeten COMMISSARIS: Cédric Courtois COMMISSARIS: (PROF.) Peter Mechant
ACADEMIEJAAR 2011 - 2012
Voorwoord
Eerst en vooral wil ik mijn promotor bedanken, voor de vrijheid die hij mij gegeven heeft in de keuze van mijn onderwerp en de manier waarop ik dit wou verwezenlijken. Ten tweede wil ik hem bedanken om mij in contact te brengen met Cédric Courtois. Cédric, ik kan je niet genoeg bedanken voor de vele hulp doorheen dit hele proces en de snelle respons wanneer ik vast zat met vragen. Ook wil ik je bedanken voor de interesse in mijn werk en het duwtje in de rug wanneer ik te snel tevreden was met bepaalde zaken. Ook bewonder ik het vele geduld die je met mij gehad hebt ondanks mijn weinige kennis in verband met SPSS. Ik zou ook graag mijn ouders, broer en zus bedanken voor zowel de financiële als de emotionele steun en om altijd te geloven in alles wat ik doe. Bedankt om telkens naar mijn problemen te luisteren ook al had je er geen idee waarover ik het juist had. Ten laatste wil ik ook nog mijn vriendinnen bedanken voor de vele “meetings” die me hielpen om alles een beetje te relativeren. In het specifiek wil ik ook het fantastisch koppel Lies en Logghe bedanken, jullie weten wel waarom. Ik ben zo dankbaar voor al diegene die mij geholpen hebben doorheen dit hele proces, ik kan jullie niet genoeg vermelden!
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
2
A) Abstract On social network sites (SNS), information about one’s romantic partner is readily available and public for friends. The paper focuses on SNS jealousy and SNS envy, both can lead to consequences of SNS use for romantic relationships. First, we will look at the differences between these two concepts and how they interact with one another. Next, we examined whether satisfaction with life, relationship satisfaction, unfaithful behavior, beliefs about infidelity and social comparison predicted these emotional consequences (Jealousy & Envy). A final sample of 178 respondents was used to do this. Satisfaction with life was found to mediate Envy, whereas Envy was found to be a predictor of jealousy. Social comparison only has an effect on Jealousy when it’s fully mediated by Envy. To our surprise, relationship quality had no significant effect on Jealousy. Unfaithful behavior on the other hand was a predictor for Jealousy, regardless of the belief a person holds about infidelity. These results imply that we need to nuance the story of unfaithfulness on Facebook.
B) Inleiding
Facebook staat niet alleen als het gaat om het delen van persoonlijke informatie. Er vindt een aardverschuiving plaats als het gaat om de grenzen tussen privé en publiek. In de publieke ruimte waaronder social media als Facebook en Twitter -bespreken we tegenwoordig allerlei persoonlijke zaken. Het privédomein bestaat niet meer, of beter gezegd: het is overal. Op Sociale netwerksites (SNS) is er een overvloed aan informatie vrij te bekijken over een persoon zijn of haar romantische partner en dit wordt zichtbaar gemaakt voor tal van onbekenden en vrienden. De toegang tot een partner zijn of haar profiel voorziet koppels die actief gebruik maken van Facebook met informatie die nog niet bestond voor de opkomst van sociale netwerken. We zullen in deze studie specifiek focussen op Facebook, doordat dit de grootste netwerksite is met een merendeel van gebruikers die bestaat uit jongvolwassenen. Het aandeel van jongvolwassenen in universiteiten en hoger onderwijs die actief zijn op Facebook wordt geschat op 85 tot 95% in Amerika (Lampe et al., 2006). Hierdoor is dit de meest belangrijke netwerksite voor deze bijzondere cohorte van ontwikkelende volwassenen.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
3
Deze paper zal zich focussen op de gevolgen van SNS-gebruik op romantische relaties. Tot op vandaag is er weinig onderzoek gebeurd dat zich richt op factoren die effecten verklaren van SNS op intieme relaties. We zullen ons specifiek focussen op jonge koppels. Bij de jonge koppels zie je meer de korte instabiele relaties, rond de 25 jaar vindt er dan een kantelmoment plaats waarop de relatie geacht wordt volwassener te worden. Arnett (2000) beschouwt de periode tussen 18-25 jaar als de cruciale periode die de overgang aangeeft tussen adolescentie en volwassenheid. Bogle’s (2008) toonde aan dat een relatie in hoger onderwijs vaak onvoorspelbaar is, toch proberen jongvolwassenen de ‘volwassen regels’ van romantiek te volgen. Studenten in hoger onderwijs ervaren een andere vorm van intimiteit dan in hun puberteit. Om deze reden zullen we de ervaringen van hun relaties met SNS voor deze demografie onderzoeken. Arnett (2000) stelt dat deze fase kritisch is voor een individu zijn ontwikkeling tot volwassene omdat een persoon gedurende deze tijd zijn sociale vaardigheden opbouwt, toekomstplanning schetst en aan relatieonderhoud doet. De ontwikkeling en onderhoud van vriendschappen doorheen deze periode toont een invloed aan op identiteitsvorming, algemeen welzijn en de ontwikkeling van romantische relaties op lange termijn ( [Connolly et al., 2000] en [Montgomery, 2005] ). SNS biedt een nieuwe set van werktuigen aan om relaties te ontwikkelen en te onderhouden en zijn dus van groot belang in de overstap naar volwassenheid.
Deze paper bouwt verder op bestaand werk en verruimt het op verschillende manieren. Ten eerste is het onze bedoeling om het verschil te duiden tussen nijd en jaloezie. Ten tweede focust de paper zich niet enkel op jaloezie in relaties maar ook op jaloezie die mensen kunnen ervaren wanneer ze anderen hun profiel bekijken en geconfronteerd worden met hun ‘perfecte leven’. Deze soort van jaloezie wordt dus afgunst of nijd genoemd. Onderzoekers kwamen tot de conclusie dat mensen constant overschatten hoeveel plezier anderen hebben en onderschatten hoeveel geluk ze zelf hebben. We gaan na of deze twee zaken een verband met elkaar hebben en of er andere variabelen hierop een invloed uitoefenen.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
4
C) Literatuuroverzicht 1.De rol van jaloezie en nijd 1.1 Relatie tussen nijd en jaloezie
Omdat jaloezie en nijd de kern uitmaken van ons onderzoek, zullen we eerst de relatie tussen deze twee concepten gaan duiden. Nijd wordt vaak verward met een andere term, namelijk jaloezie. Onderzoek toont aan dat deze twee soorten van emoties eigenlijk veel van elkaar verschillen (Parrott & Smith, 1993; Smith et al. 1988). Nijd heeft in het algemeen betrekking op twee personen en komt voor wanneer de ene persoon iets mist wat de andere persoon bezit. De focus van de afgunst kan gericht zijn op een persoon of op een groep (Smith & Kim, 2007). Jaloezie daarentegen heeft betrekking op drie personen en komt voor wanneer de ene persoon schrik heeft om de andere persoon te verliezen aan een derde persoon. Nijd en jaloezie produceren dus verschillende emotionele belevenissen die resulteren uit verschillende situaties. Er zijn drie redenen waarom nijd en jaloezie vaak met elkaar verward worden. Ten eerste is het zo dat mensen deze twee termen, nijd en jaloezie, door elkaar gebruiken als zijnde verwisselbaar met elkaar (Salovey & Rodin, 1986). Het is door deze linguïstische ambiguïteit dat de termen jaloezie en nijd verkeerd gezien worden als equivalente emoties. Een tweede reden waarom nijd en jaloezie als meer gelijk worden beschouwd dan ze eigenlijk zijn is omdat deze emoties vaak samen plaatsvinden (Parrott & Smith, 1993). Desteno & Salovey (1996) leggen dit als volgt uit: een rivaal kan bedreigend zijn juist omdat hij of zij over benijdbare kwaliteiten beschikt, die op hun beurt ook kunnen leiden tot verhoogde jaloezie. Onderzoek van Parrott & Smith (1993) toonde aan dat jaloezie in 59% van de gevallen ook nijd bevat. Hierdoor komen we bij de volgende hypothese: Hypothese 1: Facebook Envy heeft een effect op Facebook Jealousy. Een derde en laatste reden waarom nijd en jaloezie vaak verwisseld worden volgt uit een kenmerk die ze eigenlijk in de eerste plaats onderscheidt van elkaar. Jaloezie houdt over het algemeen een meer intense emotie in dan nijd (Salovey & Rodin, 1986). Kwalitatieve verschillen tussen de
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
5
ervaring van jaloezie en nijd toonde aan dat de hogere intensiteit in de meeste gevallen van jaloezie, vergeleken met nijd, deze verschillen kan maskeren.
1.2. Jaloezie
Jaloezie is een belangrijk onderwerp in romantische relaties: het bevindt zich in de top drie van de meest frequente problemen die ervaren worden tussen partners (Zusman & Knox, 1998). Zoals we al eerder vermelden wordt jaloezie gegenereerd door een bedreiging tot, of een verlies van de aandacht van de partner door een daadwerkelijke of ingebeelde rivaal (Buunk & Dijkstra, 2004; Dijkstra & Buunk, 1998). Vele auteurs geven aan dat jaloezie geassocieerd wordt met verschillende negatieve relationele uitkomsten, gaande van relationele conflicten tot huishoudelijk geweld en scheiding ( Barnett, Martinez, & Bluestein, 1995; Buss, 2000; Puente & Cohen, 2003). Volgens Bareld & Barelds-Dijkstra (2007) is het zo dat jaloezie niet enkel bijdraagt tot relationele onzekerheid en conflictsituaties, het zorgt er ook voor dat de niet-jaloerse partner zich gewantrouwd en gecontroleerd voelt. Barelds & Dijkstra (2006) belichtten niet enkel de negatieve kant van jaloezie. Zij stellen samen met Buss (2000) dat jaloezie, althans gedeeltelijk, ook een positief relationeel fenomeen kan zijn. Volgens hen is jaloezie een teken dat de partners geven om elkaar en hun relatie genoeg waarderen om het te beschermen. Dit zou betekenen dat jaloezie positief gerelateerd is aan de kwaliteit van een relatie. Mathes (1985) bevestigde dit. Hij rapporteerde dat individuen met relatief hoge scores op jaloezie, meer stabiele en succesvollere relaties hadden dan personen die relatief laag scoorden (Hansen, 1983). In een gelijkaardig onderzoek stelden Rydell, McConnell en Bringle (2004) dat individuen in toegewijde relaties hogere niveaus van jaloezie ervaren dan minder toegewijde koppels. Doordat jaloezie zowel positief als negatief geassocieerd is met de kwaliteit van een relatie, blijft het antwoord onduidelijk. De vraag of het nu iets positief dan wel negatief is, wordt steeds relevanter doordat jaloezie een vaak voorkomend onderwerp is in relatietherapie (Buunk & Dijkstra, 2001).
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
6
Jaloezie wordt vaak voorgesteld als zijnde multidimensionaal (White & Mullen, 1989). Er werden al verscheidene typologieën voor het concept jaloezie voorgesteld, gaande van Freud (1950) tot Pfeiffer en Wong (1989). Wij zullen ons concentreren op het werk van Buunk en Dijkstra (2001, 2006). Deze onderzoekers maken een onderscheid tussen reactieve, angstige en obsessieve jaloezie. In ons onderzoek maken we enkel gebruik van angstige jaloezie (anxious jealousy), toch is het van belang om het verschil tussen de soorten van jaloezie te belichten. Reactieve jaloezie (reactive jealousy) is in ons onderzoek de minst belangrijke soort van jaloezie. Het is de mate waarin individuen negatieve emoties ervaren, zoals woede en verdriet, wanneer hun partner emotioneel of seksueel ontrouw was. Obsessieve jaloezie (possesive jealousy) refereert naar de mate van inspanning die bepaalde individuen doen om contact tussen hun partner en individuen van het tegenovergestelde geslacht te voorkomen. Een extreem gevolg hiervan kan zijn dat de jaloerse partner overgaat tot geweld en stalkgedrag in een poging om de autonomie van hun partner te limiteren (Daly, Wilson, & Weghorst, 1982; Kamphuis, Emmelkamp, & De Vries, 2004). Ten slotte wordt angstige jaloezie (anxious jealousy) gezien als het proces waarbij individuen zich telkens de ontrouw van hun partner voorstellen, opnieuw bovenhalen en herbeleven. Hierdoor zullen ze extreme gevoelens van angst, wantrouwen en ongerustheid ervaren. Het is belangrijk om te vermelden dat angstige jaloezie niet enkel veroorzaakt wordt door daadwerkelijk bedrog, het komt ook voor wanneer er geen sprake is van een daadwerkelijke rivaal (Buunk & Dijkstra, 2001, 2006). Dit is op zich de reden waarom we besloten om de typologie van Buunk en Dijkstra te hanteren omdat zij ook rekening houden met de mogelijkheid dat er geen daadwerkelijk bedrog moet plaatsvinden. We kunnen dus besluiten dat reactieve jaloezie een sterke emotionele component heeft, obsessieve jaloezie een sterke gedragsmatige en angstige jaloezie een sterk cognitieve bevat (Buunk & Dijkstra, 2001, 2006). Centraal in de typologie van Buunk en Dijkstra (2001, 2006) is het feit dat de verschillende types van jaloezie verschillen in de mate waarin ze potentieel problematisch zijn of niet. Reactieve jaloezie wordt gezien als een relatieve gezonde of rationele vorm van jaloezie. Obsessieve en angstige jaloezie daarentegen kunnen voor verschillende redenen overgaan in problematische of pathologische jaloezie. De eerste reden hiervoor is volgens Barelds en Barelds-Dijkstra (2007) door het denkbeeldige karakter die zowel obsessieve als angstige jaloezie bevatten, met andere woorden het zich
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
7
inbeelden van rivalen en gevaar. Vorige studies toonden al aan dat ervaringen die overeenkomen met angstige jaloezie een kenmerk zijn van extreem jaloerse personen die in het algemeen worstelen met ernstige relationele problemen ( Carson & Cupach, 2000; Dolan & Bishay, 1996). Obsessieve jaloezie kan problematisch worden wanneer het controleren van de partner resulteert in obsessieve relationele bemoeienis en stalken (Tjaden & Thoennes, 1998). Hoewel obsessieve en angstige jaloezie beiden kunnen resulteren in problematisch gedrag, kan obsessieve jaloezie ook op een positieve manier uitgedrukt worden (Barelds & Barelds-Dijkstra, 2007). Buss en Schackelford (1997) konden dit beamen. Zij stelden dat individuen zogenaamde positieve ‘mate retention tactics’ gebruikten, zoals zich mooi maken, cadeaus kopen, om te voorkomen dat hun partner ontrouw zou zijn. Barelds & Barelds-Dijkstra (2007) besluiten dat wanneer men de verschillende typologieën op een schaal zou plaatsen, reactieve jaloezie de minst schadelijke is en angstige jaloezie de meest problematische. Hun hypothese stelde dat reactieve jaloezie positief gerelateerd zou zijn aan de kwaliteit van de relatie, obsessieve en angstige jaloezie daarentegen zou negatief gerelateerd zijn aan de kwaliteit van de relatie (zie verder bij hypothese 4a). Dit werd niet helemaal ondersteund door hun onderzoek. Obsessieve jaloezie was ook positief gerelateerd aan de kwaliteit van de relatie. Een mogelijke uitleg hiervoor vinden we terug in het ambivalente karakter van obsessieve jaloezie. Deze uitkomst, die in strijd is met de hypothese, kan verklaard worden door de manier waarop obsessieve jaloezie geuit wordt. Wanneer een obsessieve partner bloemen koopt of juwelen schenkt om de partner geïnteresseerd te houden, zal dit positief geassocieerd worden met de kwaliteit van de relatie. Wanneer een obsessieve partner echter terugvalt op geweld of soortgelijk gedrag, om te voorkomen dat de partner ontrouw zal zijn, zal dit negatief geassocieerd worden met de kwaliteit van de relatie (Barelds & Barelds-Dijkstra, 2007). Nog een andere mogelijkheid voor de positieve correlatie tussen obsessieve jaloezie en de kwaliteit van de relatie ligt in het feit dat obsessieve jaloezie niet zozeer kwalitatief verschilt van de andere types van jaloezie, maar eerder het gevolg is van angstige jaloezie (Barelds & Barelds-Dijkstra, 2007).
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
8
Hoewel de ervaring en expressie van jaloezie in de context van Facebook niet gezien wordt als een reden voor ongerustheid, moet men toch rekening houden met de verschillende vertakkingen die het kan bevatten. Al te vaak is jaloezie de onderliggende reden voor gewelddadig gedrag en stalking (Easton & Schackelford, 2009). Facebook kan het dan wel makkelijker maken om vriendschappen te onderhouden, het maakt het ook makkelijker om anderen te stalken en de partner te controleren, terwijl je virtueel onopgemerkt blijft. In de initiële fase van de relatie kan verzamelen van informatie op Facebook over de toekomstige partner onzekerheid verlagen. Hierdoor wordt ook de angst verlaagd tegenover de andere, nieuwe persoon. Maar meestal is het zo dat Facebookgebruikers, of ruimer SNS-gebruikers, terug contact opzoeken met oude of huidige kennissen (Ellison, Steinfield & Lampe (2007). Hierdoor wordt online sociaal netwerken een ‘slippery slope’ voor diegenen die betrokken zijn in een romantische relatie.
1.3. Nijd
Foster (1972), Schoek (1969) en Teitelbaum (1976) stellen dat nijd de onaangename emotie is die voorkomt wanneer we nadelig vergeleken worden met anderen. Dit is een gemeenschappelijke ervaring voor de meeste mensen ongeacht in welke cultuur men opgevoed is. Nijd is een heel oud gegeven, het speelt al een rol in twee van de tien geboden in het Oude Testament. Psychoanalisten claimen dat het een vernietigend instinct is dat gekenmerkt wordt door woede (Klein, 1957). Het is de wens om goeie dingen te vernietigen als het alternatief zou zijn dat anderen het zouden verkrijgen (Klein, 1957; Schimmel, 1993). Het is een gevoel van kwaadaardige vreugde wanneer de benijde persoon of groep afziet of faalt (Smith, 1996; Leach, Spears, Branscombe, & Doosje, 2003) zelfs wanneer dit lijden onterecht is (Brigham, Kelso, Jackson & Smith, 1997). Hoe minder gelukkig men is met zijn eigen leven (Satisfaction with life), hoe makkelijker het is om nijd te ontwikkelen tegenover andere personen. Sheldon, Houser & Marko (2001) stellen dat de zoektocht naar geluk één van de overkoepelende levensdoelen is van de mens. De zaken die mensen denken dat hun geluk beïnvloedt ( zoals rijkdom, onderwijs, huwelijksstatus,…) maken slechts 10% uit van de variantie in de geluk-niveaus van mensen (Lyubomirsky, Sheldon & Schkade, 2005). Sommige onderzoekers stelden dat een overwegend deel van de overblijvende variantie in geluk van mensen verklaard kan worden door individuele verschillen in cognitieve processen,
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
9
vooral de processen die gerelateerd zijn aan de perceptie die mensen van zichzelf en anderen hebben. Hierdoor komen we bij de tweede hypothese: Hypothese 2: Envy wordt gemedieerd door Satisfaction with life
Toch is het opmerkelijk dat er nog zeer weinig psychologisch onderzoek gedaan is naar nijd. Ondanks de machtige invloed die nijd heeft op onze alledaagse sociale interacties en zijn niet te ontkennen rol in het vormen van sociale normen, staat het onderzoek toch nog in zijn kinderschoenen (Smith & Kim, 2007). Ook Parott (1991) stelt dat nijd een onaangename, vaak pijnlijke emotie is die gekenmerkt wordt door gevoelens van minderwaardigheid, vijandigheid en haatdragendheid wanneer we merken dat een andere persoon of groep bepaalde bezittingen geniet, die wij wensen (voorwerpen, sociale status, kwaliteiten,…). Een vereiste opdat nijd zou kunnen ontstaan is het hebben van bepaalde gelijkenissen met de benijde persoon (vb. zelfde sociale klasse, opvoeding, afkomst,…). Onderzoek wees uit dat het domein van vergelijking waarin de benijde persoon een voordeel geniet, zelfrelevant moet zijn (Salovey & Rodin, 1984, 1991; Silver & Sabini, 1978; Tesser, 1991). Het is onwaarschijnlijk dat een sociale vergelijking eender welke emotie kan creëren zonder dat deze gelinkt zijn aan de eigen doelen in het leven. Dit is een belangrijk punt dat de meeste onderzoekers erkennen (Lazarus, 1991; Ortony, Clore & Collins, 1988).
Hierdoor komen we bij de volgende
hypothese: Hypothese 3a: Facebook Envy medieert het effect van Social comparison op Facebook Jealousy
Er zijn twee soorten van nijd die mensen gebruiken in twee contradictorische contexten (Foster, 1972; Neu, 1980; Rawls, 1971; Silver & Sabini, 1978). De ene soort wordt ‘envy proper’ genoemd en is de hoofdfocus van wetenschappelijk onderzoek. De andere soort wordt ‘benign envy’ genoemd en verschilt van de eerste vorm doordat het vrij is van vijandige gevoelens (Rawls, 1971). Deze tweede vorm wordt gebruikt wanneer men een emotie bedoelt die dichter ligt bij bewondering dan bij nijd (Foster, 1972; Silver & Sabini, 1978). Deze vorm van nijd kan constructieve in plaats van destructieve gevolgen hebben (Smith & Kim, 2007). De eerste vorm van nijd, ‘envy proper’, wordt meestal geheim gehouden. Sommige beweren dat het de allerlaatste emotie is die mensen willen
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
10
toegeven (Schoeck, 1969; Silver & Sabini, 1978). In ons onderzoek maken we gebruik van ‘envy proper’, omdat we geïnteresseerd zijn in de negatieve kant van nijd en welke relatie dit heeft met Facebook-gebruik. Zoals eerder al vermeld voelen we enkel nijd tegenover gelijksoortige anderen die een voordeel bezitten in een domein die relevant is voor onze zelf-waarde. Maar er is nog een ander belangrijk kenmerk die we niet over het hoofd mogen zien in het vergelijken van een situatie (Kim & Smith, 2007). Mensen die nijd ervaren moeten ervan overtuigd zijn dat het kenmerk waar ze naar verlangen buiten hun mogelijkheid ligt om te bezitten (Elster, 1998; Neu, 1980; Scheler, 1915/1961; Smith, 1991; Vecchio, 1997).
2. Rol van Sociale Netwerksites 2.1 Persoonlijkheidskenmerken
Het verlangen om over de eigen identiteit te leren door sociale vergelijking is voor de meeste psychologen een universeel gegeven (Gibbons & Buunk, 1999). Deze onderzoekers baseerden zich op resultaten van voorafgaand onderzoek die aangaf dat zo goed als iedereen aan sociale vergelijking doet van tijd tot tijd. Gilbert, Price & Allan (1995) stelden dat het proces en de informatie die gegenereerd worden door sociale vergelijking, evolutionaire voordelen met zich meebrengen. De nood om zich met andere te vergelijken is fylogenetisch zeer oud, biologisch zeer krachtig en wordt herkend in vele verschillende soorten (Gilbert, Price & Allan, 1995). Gibbons & Buunk (1999) wilden echter aantonen dat de mate waarin men aan sociale vergelijking doet verschilt van individu tot individu. Het primaire doel waarom men aan sociale vergelijking doet is om informatie te verschaffen over zichzelf, de eigen persoon (Taylor, Wayment & Carillo, 1995; Wood, 1989). Gilber, Giesler en Morris (1995) suggereerden dat het sociale vergelijkingsproces iets is wat spontaan, moeiteloos en onbewust verloopt. Toch kunnen we stellen dat situaties en omstandigheden hierop een invloed uitoefenen. Verschillende situaties leiden tot een verschillende nood aan op vergelijking gebaseerde informatie. Volgens Festinger (1954), Taylor, Buunk & Aspinwall (1990), Wills & Suls
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
11
(1991) is interesse in sociale vergelijking geassocieerd met periodes van onzekerheid. Deze onderzoekers ontdekten dat periodes van stress, verandering of nieuwe uitdagingen leiden tot een verhoging in sociale vergelijking. Lyubomirsky (1994) stelde dat de mogelijkheden om aan sociale vergelijking te doen alomtegenwoordig zijn. Alledaagse sociale interacties en de media houden ons op de hoogte van de prestaties, acties en levensstijlen van andere personen. In deze paper slaat de betekenis media hier vooral op de sociale netwerksite Facebook, die een onuitputtelijke bron aan informatie biedt, die ten alle tijde raadpleegbaar is. Zoals eerder vermeld door Gilber, Giesler en Morris (1995) verloopt het vergelijkingsproces relatief automatisch. Voor de meeste personen is het bijna onmogelijk om bij het horen van het succes, het falen, de goede of slechte gebeurtenissen van andere personen en ‘peers’, niet te reflecteren over de eigen prestaties en status. Van kinds af aan leren mensen dat succes iets relatief is in plaats van een absolute uitkomst. Hierdoor leert men te kijken naar de wereld in een context van ‘waar men staat tegenover relevante anderen’. Festinger haalde al in 1954 aan
dat opdat men succesvol sociaal wil functioneren in de
maatschappij men geregeld eens zijn verdiensten, kijk op het leven en capaciteiten moet evalueren. Hier stuitte Festinger (1954) op een probleem. Er bestaat geen objectieve informatie, dus stelde hij dat het noodzakelijk is dat zo’n evaluatie gebaseerd wordt op sociale vergelijking. Meer specifiek zijn er volgens de Amerikaanse sociaal psycholoog twee soorten van vergelijkingen die mensen maken. De eerste is dat mensen zich vergelijken met gelijksoortige anderen, ook wel ‘peers’ genoemd. Dit noemt men sociale vergelijking (Festinger, 1954). In een hechte relatie wordt de mate van bedreiging door een specifiek probleem bepaald door hoe andere koppels omgaan met dezelfde problemen. Een tweede vorm van vergelijking is de temporele vergelijking. Mensen evalueren zichzelf door hun huidige status te vergelijken met hun verschillende statussen doorheen de tijd (Festinger, 1954). Onderzoek wees uit dat mensen vaak strategisch hun vergelijkingsdoelen kiezen die in hun voordeel spelen. Lyobomirsky (1994) stelt dat ongeluk bij een ‘peer’ een ander gelukkig kan laten voelen, in de zin van het ontweken hebben van datzelfde ongeluk, het kan de ander ook angst inboezemen dat hetzelfde lot hem of haar ook te wachten staat. Het succes van een gelijksoortig
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
12
individu kan leiden tot jaloezie, nijd en verlaagd zelfvertrouwen, maar ook inspiratie en optimisme bieden wanneer men zich identificeert met de superieure ‘peer’ (Tesser, 1988; Wheeler, 1966; Wills, 1981; voor empirsch bewijs zie Major, Testa, & Bylsma, 1991; Tesser, Millar, & Moore, 1988). Hierdoor komen we bij de volgende hypothese: Hypothese 3b: Facebook Envy wordt verklaard door social comparison
Lyubomirsky (1994) besluit dat bij sommige mensen hun gemoedstoestand sterk afhangt van sociale vergelijking, andere daarentegen hechten weinig belang aan vergelijkende informatie. Individuen met een laag zelfvertrouwen, een zelfbeeld hebben die zeer onzeker en onstabiel is, zijn sterk geïnteresseerd in het vergelijken van zichzelf met anderen (Campbell, 1990; Swallow & Kuiper, 1988). Wanneer we sociale vergelijking gaan toepassen op Facebook houden we ons volgens Ekman & Friesen (1969) aan bepaalde regels. Volgens hen is het een ongeschreven regel dat het ongepast is in vele sociale situaties (waaronder ook de publieke site Facebook) negatieve emoties tentoon te stellen. Het is zo dat de overgrote meerderheid van mensen hun negatieve emoties probeert te onderdrukken in een publieke setting. Jordan et al. (2011) stellen dat de druk om negatieve emoties voor zichzelf te houden leidt tot een vertekend beeld wanneer mensen directe en indirecte observaties gaan maken van andere mensen hun emotionele toestand in sociale settingen. Dit kan leiden tot ‘pluralistic ignorance’ (Prentice & Miller, 1993). ‘Pluralistic ignorance’ wil zeggen dat mensen constant andere personen hun private gemoedstoestand verkeerd inschatten omwille van de publieke norm die stelt dat je negatieve emoties best voor jezelf houdt. Deze foute interpretaties zorgen er op hun beurt weer voor dat mensen ook hun eigen private gemoedstoestand positiever gaan representeren om deze af te stemmen op wat ze (verkeerd genoeg) interpreteren als zijnde de norm (Miller & McFarland, 1978). Door deze ‘pluralistic ignorance’ worden mensen onwillig om nog hun alledaagse gemoedstoestand uit te drukken, ze zijn bang om uitgelachen of uitgesloten te worden door gelijksoortige anderen (peers). Dit zorgt ervoor dat de meeste mensen zich meer alleen voelen in hun verdriet of negatieve emoties dan eigenlijk nodig is (Jordan et al., 2011).
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
13
Dit onderdrukken van de negatieve emoties kan verklaren waarom internetgebruikers triestige online dagboeken lezen of op zoek gaan naar roddelsites die de valkuilen van beroemdheden bloot leggen. Deze sites kunnen ervoor zorgen dat mensen zich minder alleen voelen in hun persoonlijke problemen (Jordan et al., 2011). Aan de andere kant is het zo dat sociale netwerksites (vooral Facebook) alledaagse misvattingen over andermans gemoedstoestand kan uitvergroten omwille van de volledige controle die Facebook-gebruikers hebben in het creëren van hun publiek imago door het gebruik van fotoalbums, status updates, aantal vrienden, enz… (Jordan et al., 2011). Toch is het zo dat iedereen zich als ‘gelukkiger’ zal inschatten dan zijn ‘peers’, wat eigenlijk logisch onmogelijk is (Klar & Giladi, 1999). De reden hiervoor is dat vergelijkende inschattingen overwegend op zichzelf gericht zijn. Het blijkt dat de meeste mensen leven volgens het ‘ Lake Wobegon principle’, waar iedereen zichzelf ziet als boven de gemiddelde gemoedstoestand van de groep (Keillor, 1985). Dit is wat men noemt ‘illusory superiority’ (Hoorens, 1993).Volgens deze ‘superiority’ verklaring wordt de vertekening in het vergelijken van geluk onder een groep bepaald door het verlangen van de mens om zichzelf als beter te zien dan de anderen (Alicke, Klotz, Breitenbecher, Yurak, & Vredenburg, 1995; Heady & Wearing, 1988: Hoorens, 1993; Wood & Taylor, 1991). Wanneer mensen zichzelf hoger inschatten dan hun peers op een gegeven dimensie, simpelweg vanuit de overweging dat ze zichzelf hoog inschatten, dan is het ook logisch dat wanneer ze zichzelf als laag inschatten op een dimensie, ze zichzelf als lager zullen inschatten dan hun peers. (Khlar & Giladi, 1999). Zoals eerder vermeld door Miller & McFarland (1987) wordt dit fenomeen opnieuw gerelateerd aan het concept van ‘pluralistic ignorance.’ Dit wil zeggen dat mensen falen in het correct inschatten van de mogelijkheid dat hun peers dezelfde problemen en nadelen vergelijkbaar met de eigen problemen ervaren. Het niet in rekening brengen van anderen hun gemoedstoestand kan leiden tot pessimistische en of optimistische vertekeningen in vergelijkingsprocessen met anderen (Khlar & Giladi, 1999). Buunk, Collins, Van Yperen, Taylor & Dakoff (1990) zijn de eersten die onderzoek gedaan hebben naar sociale vergelijkingsprocessen in intieme relaties. Bewijs in deze context stelt weer vast dat sociale vergelijkingen een ‘zelf-verbeterende’ functie hebben. Individuen zullen proberen om hun eigen relatie in vergelijking met andere relaties op een zodanige manier te construeren dat hun eigen relatie er zo goed mogelijk uitkomt. Heady & Wearing ;Taylor & Brown (1988) stelden dat het
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
14
zich boven het gemiddelde voelen een normale staat en kenmerk is van goed aangepaste individuen.
2.2 Relatiekenmerken
Onderzoek naar sociale vergelijking in intieme relaties suggereert dat partners soms vergelijkende evaluaties vermijden (Beach et al, 1998). Ironisch genoeg stellen Buunk et al. (1990) vast dat koppels die het moeilijk hebben meer voordeel halen uit ‘downward comparisons’ dan gelukkige koppels. Sociale vergelijking is soms moeilijk te vermijden wanneer men geconfronteerd wordt met een potentiële rivaal (Desteno & Salovey, 1996). Deze potentiële rivalen zijn overal te vinden op Facebook. Het is daarom sterk aangewezen te weten wanneer sociale vergelijking bedreigend is voor de relatie en wanneer het zelf-verbeterend is (Collins, 1996; Lockwood, 2002; Wood, 1989).
Sociale netwerksites bestaan al enkele jaren, toch heeft de komst van Facebook het gebruik van SNS naar een compleet ander niveau gebracht. Ook al verschilt Facebook niet veel van andere sites, het is de ongelofelijke populariteit van Facebook die het apart maakt van andere SNS (Mod & Bowe, 2010). Hoewel romantische relaties enkel een klein deel van het FB-gebruik voorstellen is het niettemin de meest publieke plaats waar een koppel zich representeert. Muise et al. (2009) zijn de eersten geweest om attentie te richten op het negatieve effect die Facebook kan veroorzaken in romantische relaties, zijnde verhoogde jaloezie. Deze onderzoekers toonden aan dat individuen in een relatie jaloers kunnen worden na het zien van interactie op Facebook tussen hun partner en potentiële romantische partners. Muise toonde aan dat personen die Facebook-jaloezie ervaren gedetermineerd werden door twee factoren: de mate van jaloezie in het algemeen en de tijd die gespendeerd wordt op Facebook. Stern & Taylor deden in 2007 een studie over Facebook en ontdekten zo dat het merendeel van de studenten gewoonlijk gebruik maakte van de SNS om hun partner te checken door het bezoeken van zijn of haar partners profiel. Deze facebook-gebruikers zochten naar bewijzen die konden wijzen op ontrouw, zoals ongepaste berichten of foto’s.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
15
Facebook is paradoxaal gelinkt met zowel verbeteringen én ontevredenheid in relaties. Papp, Danielewicz en Cayemberg (2012) vonden bewijs dat aantoont dat er psychologische implicaties volgen door het gebruik van technologie. Zij stelden dat we niet langer de potentiele connecties tussen Facebook en intieme relaties over het hoofd kunnen zien omdat die dienen als een van de meest belangrijke contexten voor individuele groei en ontwikkeling vandaag. Volgens Utz & Beukenboom (2011) kan SNS op verschillende manieren gebruikt worden in romantische relaties. Zij onderscheiden drie kenmerken die eigen zijn aan SNS en die volgens hen een invloed uitoefenen op romantische relaties. Een eerste kenmerk van Facebook is dat het de informatie die individuen ontvangen over hun partner aanzienlijk verhoogt. Alhoewel individuen altijd al info ontvangen hebben over hun partner via vrienden of kennissen, werd met de komst van SNS deze informatie gecentraliseerd. Een tweede eigenschap die de onderzoekers belichten is dat sociale netwerksites gezien worden als een sociaal aanvaardbare vorm om de partners activiteiten te volgen, zonder dat de partner hiervan afweet. Hierdoor vervaagt het onderscheid tussen het bezoeken van profielen voor info en het systematisch checken van de partner. Sociale netwerksites bieden dus eigenlijk een manier aan om de partner te volgen zonder dat dit een ernstige schending van het vertrouwen hoeft te betekenen door het anonieme karakter van Facebook. Een laatste eigenschap van SNS is dat informatie over de romantische relatie publiekelijk voorgesteld wordt. Volgens Afifi, Falato & Weiner (2001) heeft dit als resultaat dat de info die gevonden wordt op SNS een grotere impact heeft dan deze die vergaard wordt in een minder publieke context, vooral wanneer deze info kan leiden tot gezichtsverlies. Toch is het belangrijk op te merken dat Utz & Beukenboom (2011) stellen dat individuen in het algemeen meer kans hebben om relatie-geluk te ervaren dan SNS-jaloezie te ervaren. Dit kan verklaard worden vanuit de derde eigenschap van SNS. Facebook laat niet enkel toe dat het publiek gemaakt wordt wanneer het slecht gaat in de relatie, Facebook maakt ook plaats voor publieke demonstraties van affectie en relationele verbondenheid. Bowe & Mod (2010) besloten dat het design en de kenmerken van Facebook, zijnde mogelijkheid tot constante controle, een emotionele impact kan hebben op zijn gebruikers. Dit kan leiden tot verhoogde gevoelens van bezitterigheid en jaloezie in een intieme relatie. Muise (2009) stelde dat het veelal het gebrek aan context is die leidt tot jaloezie. Facebook zorgt voor zeer ambigue informatie die op verschillende manieren kan geïnterpreteerd worden. Dit kan op zich weer leiden tot verhoogde controle van een partner zijn of haar Facebook pagina. Voor velen wordt de nood voor kennis over de partner een ware verslaving
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
16
(Muise, 2009). Papp, Danielewicz en Cayemberg (2011) stelden vast met hun resultaten dat ruzie tussen partners over Facebook problematisch is voor de gezondheid van de relatie en ze veelal verwijzen naar dieperliggende thema’s zoals jaloersheid, verbondenheid en macht. Zelfvertrouwen is een belangrijk aspect, omdat er al herhaaldelijk bewezen is dat zelfvertrouwen processen in romantische relaties modereert (Cameron, Holmes & Vorauer, 2009; Murray, Aloni, et al., 2009; Murray, Leder, et al., 2009). Utz & Beukenboom (2011) ontdekten dat het vooral onzekere personen zijn die relationele bedreigingen ervaren op Facebook. Actieve activiteiten op Facebook zoals het uploaden van foto’s en het contacteren van de ex-partner leiden tot verhoogde stress bij Facebook-gebruikers in zijn of haar intieme relatie (Bowe & Mod, 2010). Het gemak waarop connecties gemaakt worden op Facebook kunnen contact tussen vroegere romantische en seksuele partners weer doen opflakkeren, op zijn beurt kan dit weer leiden tot jaloezie in de huidige relatie. Wanneer relatietevredenheid en inzet voor de relatie hoog zijn, houden koppels zich bezig met allerhande soorten van ‘relatie onderhoudend gedrag’, zoals het verdelen van taken en activiteiten (Dainton, 2000). Wanneer relationele tevredenheid laag is, zullen koppels meer geneigd zijn om ontrouw te vermoeden en zullen ze meer jaloezie ervaren (Shackelford & Buss, 1997). Hierdoor komen we bij de volgende hypothese: Hypothese 4a: Facebook Jealousy wordt gemedieerd door relationship satisfaction Alhoewel mannen en vrouwen dezelfde hoeveelheden jaloezie ervaren, is het soort van jaloezie verschillend tussen de seksen. Mannen hebben via de evolutie seksuele jaloezie ontwikkeld, terwijl vrouwen emotionele jaloezie ontwikkeld hebben. Vrouwen zijn jaloers wanneer er sprake is van emotionele ontrouw omdat het betekent dat hun partner zijn ‘resources’ investeert in andere vrouwen of die vrouwen hun kinderen. Mannen ervaren seksuele jaloezie voornamelijk omdat wanneer een vrouw seksueel overspel pleegt er zich het adaptief problem stelt van ‘parental insecurtity’. Dit zorgt voor reproductieve kosten voor de man. Om deze reden worden mannen seksueel jaloers en zullen ze tactieken gebruiken om zich te beschermen tegen overspel. Buss and Shackelford (2007) vonden bewijs die stelde dat mannen waarvan hun partner ontrouw is, meer intens hun partner gaan controleren. Kaighobadi, Starratt, Shackelford and Popp (2008) vonden zelfs bewijs dat, “men’s accusations of their partner’s infidelity explain a small but
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
17
significant variance in men’s partner-directed violence”. Dit geldt ook voor de vrouwen, alhoewel dit niet noodzakelijk leidt tot geweld. Dit toont aan dat ontrouw van de partner leidt tot ernstige jaloezie en zelfs kan resulteren in partner-gericht geweld. Hypothese 4b: Facebook Jealousy wordt verklaard door unfaithful behavior
Deze evolutionaire theorie die stelt dat mannen en vrouwen verschillende soorten jaloezie ervaren, moeten we in ons achterhoofd houden wanneer we het gaan hebben over ‘’beliefs about infidelity’. Buss, et al. (1999) deden een onderzoek die gebaseerd was op het evolutionaire psychologisch model van jaloezie om voorspellingen te doen over de ‘beliefs about infidelity’ tussen de seksen. Buss et al. (1992) stelden dat de evolutionaire theorie in verband met jaloezie goed stand houdt wanneer we de sekseverschillen in de psychologische reacties op verschillende scenario’s van ontrouw gaan bekijken. Wat dus betekent dat vrouwen een meer negatieve attitude ervaren wanneer er sprake is van emotionele ontrouw, terwijl mannen een negatievere attitude ervaren tegenover seksuele ontrouw. In ons onderzoek maken we geen onderscheid tussen mannen en vrouwen maar willen we testen of de attitude die men heeft tegenover ontrouw in het algemeen de mate van jaloezie medieert. Hierdoor komen we bij onze laatste hypothese: Hypothese 4c: Facebook Jealousy wordt gemedieerd door attitude tegenover Unfaithful Behavior
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
18
3. Methode
Aangezien de gebruikte concepten reeds geoperationaliseerd en gevalideerd waren, en hypothesen op basis van theorie mogelijk waren, leek een survey aangewezen. Aan de hand hiervan probeerden we de literatuur aan te vullen en concepten verder te operationaliseren. We zullen een conceptueel model opbouwen die we daarna toetsen aan de hand van data via het structural equation model in AMOS. De deelnemers in ons onderzoek werden verzameld via een online enquête in Vlaanderen. Deelname werd gelimiteerd tot diegene die Facebook hadden en waarvan hun partner of ex-partner ook een Facebook-gebruiker is. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen man of vrouw, heteroseksueel of homoseksueel. Een totaal van 256 personen vervolledigde de enquête, waarvan er na data cleaning een uiteindelijke sample van 178 personen gebruikt werd voor data analyse. De sample bestond uit 70% vrouwen en 30% mannen. De criteria om aan data cleaning te doen was het verwijderen van al de incomplete delen van de data. De inconsistenties in de data werden voornamelijk veroorzaakt door ‘user entry interpreteren
error’ of door het
verkeerd
van de vraag (bv. Hoeveel minuten zit u op Facebook bij elke sessie, foute
antwoorden: bijna de hele dag).
4. Schalen Na een korte demografische vragenlijst die de
algemene kenmerken van de respondenten
probeerde in kaart te brengen ging de vragenlijst over naar meer specifieke vragen die gestoeld werden op de voor ons onderzoek relevante schalen. Zie tabel 1 voor de correlatiematrix, gemiddelde en standaardafwijking. Alle correlaties met p < 0.05 zijn schuin gedrukt. De cronbachs alpha (α) van iedere schaal is hoog tot zeer hoog, wat betekent dat de interne consistentie van de items goed zit. ‘Social comparison on FB’(α=0.87) werd gemeten via een 5-item Likert schaal gaande van helemaal oneens tot helemaal eens, deze schaal werd geadapteerd uit vorig onderzoek van Gibbons & Buunk (1999). Sociale vergelijking werd apart gemeten voor mannen en vrouwen maar daarna samengevoegd doordat we in ons onderzoek geen rekening houden met sekseverschillen. De twee delen van de data werden opgeteld en daarna gedeeld door twee om zo de enkele variabele ‘social comparison’ te bekomen. Sample items zijn ‘Op Facebook vergelijk ik mezelf vaak met hoe andere
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
19
mannen/ vrouwen het er van af brengen’ en ‘Op Facebook let ik steeds op hoe ik dingen doe in vergelijking met andere mannen/vrouwen’. ‘Envy on FB’ (α=0.95) werd gemeten via een 5-item Likert-schaal gaande van helemaal oneens tot helemaal eens, deze schaal werd geadapteerd uit vorig onderzoek over Dispositional Envy van Richard H. Smith, W. Gerrod Parrott, Edward F. Diener, Rick H. Hoyle en Sung Hee Kim (1999). Envy werd apart gemeten voor mannen en vrouwen en daarna samengevoegd doordat we in ons onderzoek geen rekening houden met sekseverschillen. De twee delen van de data werden opgeteld en daarna gedeeld door twee om zo de enkele variabele ‘envy on FB’ te bekomen. Sample items zijn ‘Als ik op Facebook profielen zie van succesvolle mannen/vrouwen voel ik mezelf ontoereikend’ en ‘Als ik op Facebook profielen zie van succesvolle mannen/vrouwen kwellen gevoelens van afgunst me’. ‘Satisfaction with life (SWL)’ (α=0.88) werd gemeten via een 7-item Likert-schaal gaande van helemaal oneens tot helemaal eens, deze schaal werd gebaseerd op de satisfaction with life scale uit vorig onderzoek van Diener, E., Emmons, R.A., Larsen, R.J. & Griffin, S. (1985). Sample items zijn ‘In de meeste gevallen leunt mijn leven dicht tegen het ideaal aan’ en ‘De condities waaronder ik leef zijn uitmuntend‘. ‘Relationship satisfaction (RAS)’(α=0.67) werd gemeten via een 5-item Likert-schaal waarbij de antwoorden verschilden naargelang de vraag (gaande van helemaal oneens tot helemaal eens, of nauwelijks tot altijd…). Deze schaal werd gebaseerd op de Relationship assesment scale uit vorig onderzoek van Hendrick (1988). Sample items zijn ‘In welke mate beantwoordt uw huidige/ laatste partner aan uw behoeften?’ en ‘ Hoe tevreden bent/was u met uw relatie in het algemeen?’. ‘Anxious Jealousy on FB’(α=0.96) werd gemeten via een 5-item Likert schaal gaande van nooit tot altijd, deze schaal werd gebaseerd op de Anxious Jealousy scale uit vorig onderzoek van Buunk (1997). Sample items zijn ‘Ik maak(te) me er zorgen over dat mijn partner iemand aantrekkelijker zou zien op Facebook dan mij’ en ‘Ik pieker(de) erover dat mijn partner via Facebook met iemand anders een seksuele relatie zou kunnen hebben/beginnen’. ‘Perceived Unfaithful Behavior’(α=0.93) werd opgesplitst in drie onderverdelingen; explicit gedrag, ambiguous gedrag en deceptive gedrag. Deze items werden gemeten via een Ja/Nee vraag. Deze vragen zijn gebaseerd op onderzoek van Wilson, Mattingly, Clark, Weidler & Bequette (2011).
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
20
Sample items zijn ‘Heb je reeds gemerkt via Facebook dat jouw huidige/laatste partner met een ander iets ging eten/drinken’ en ‘…met een ander heeft gedanst’. ‘Attitude towards Unfaithfulness’(α=0.93) werd ook opgesplitst in dezelfde drie onderverdelingen zoals bij ‘Perceived Unfaithful Behavior’, maar bij deze vragen gaat het niet om specifiek gedrag die plaatsgevonden heeft maar over de mate waarin men dergelijk gedrag als ontrouw beschouwt. Deze schaal werd gemeten via een 7-item likert schaal gaande van extreem laag niveau van bedrog tot extreem hoog niveau van bedrog. Deze schaal is ook gebaseerd op onderzoek van Wilson, K, Mattingly, B., Clark, E., Weidler, D. & Bequette, A. (2011). Sample items zijn ‘In welke mate vind je de volgende activiteiten een toonbeeld van ontrouw mocht jouw partner het met iemand anders doen? Cadeaus kopen/krijgen’ en ‘… Met elkaar praten via telefoon/internet’.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
21
Tabel 1
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
22
5. Resultaten
Om de voorgestelde hypothesen te testen werden de uitgelijnde paden en richtingen van de hypotheses gespecifieerd in een structural equation model (zie figuur 1). Wanneer we kijken naar de resultaten van dit model, past de model fit niet perfect ( X² (36): p= 0.000, X²/ df :2.18, TLI = 0.901, CFI = 0.935, RMSEA =0.082, PClose: 0.02). Model fit is voldoende hoog, maar vooral de RMSEA is problematisch (Als pClose significant is => dan wijkt RMSEA significant af van .06 = problematisch). (Kenny, D., 2011).
Hierdoor gaan we op zoek naar effecten die niet gemodelleerd zijn, maar wel je fit verbeteren zodat de model fit beter bij de data past. Via modification indices zoeken we een model dat de empirische werkelijkheid beter beschrijft, maar tegelijk theoretisch valide blijft. We zien dat de onderverdeling ‘ambiguous’ bij de variabele ‘attitude tegenover unfaithful behavior’
en de
variabele ‘anxious jealousy’ sterk met elkaar overeenkomen en hierdoor de model fit beïnvloeden. Dit kan verklaard worden doordat anxious jealousy gezien wordt als het proces waarbij individuen zich telkens opnieuw hun partners ontrouw voorstellen en dit telkens opnieuw bovenhalen en herbeleven (Buunk & Dijkstra, 2001, 2006). Bij ambiguous gedrag zal dit ook het geval zijn, de partner zal zich het gedrag (zoals dansen, iets gaan eten…) veel erger voorstellen dan het in werkelijkheid is en er misschien van uit gaan dat hun wederhelft verder gaat in zijn gedrag of dat het ambiguous gedrag zal leiden tot ontrouw. Om dit op te lossen zullen we een correlatiepijl trekken naar de errortermen van e7 en e11 zodat deze twee termen in alle vrijheid kunnen correleren met elkaar. Daarna gaan we terug de model fit gaan bekijken en zien we dat deze veel beter past dan bij het originele model. (X² (35): p=0.003, X²/df: 1.80, TLI= 0.933, CFI= 0.957, RMSEA= 0.067, PClose: 0.140) De bovenstaande resultaten bevestigen hypothese 1 (H1). Er is sprake van een positief significant effect (standardized estimate: 0,29) tussen Envy on FB en Anxious jealousy on FB. Bij de tweede hypothese (H2) was er ook sprake van een significant effect (standardized estimate: -0.24). Deze hypothese voorspelde dat ‘Envy’ gemedieerd wordt door ‘ Satisfaction with life’. Dit is echter slechts een partiële mediatie wat betekent dat de mediërende variabele telt voor een deel van de relatie tussen de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele, maar niet voor alles. Het eerste deel van hypothese 3 (H3a) voorspelde dat ‘Envy’ het effect van ‘Social comparison’ op
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
23
‘Anxious Jealousy’ volledig medieert.
Deze mediatiehypothese wordt ondersteund door de
resultaten. Er is dus sprake van volledige mediatie, dit wil zeggen dat wanneer de mediërende variabele in rekening wordt gebracht dit de relatie tussen de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele naar nul brengt. Het tweede deel van hypothese 3 (H3b) voorspelde dat Facebook Envy verklaard wordt door social comparison, ook dit deel werd significant bevonden (standardized estimate: 0.51). Deze derde hypothese wordt dus volledig ondersteund door de resultaten.
Verder in ons onderzoek gingen we dan gaan kijken hoe bepaalde relatiekenmerken een rol spelen in het ervaren van jaloezie. Hiervoor gebruikten we drie onderverdelingen bij Hypothese 4. Het eerste deel van hypothese 4 (H4a) voorspelde dat Facebook Jealousy gemedieerd wordt door Relationship Satisfaction.
Deze mediatiehypothese werd niet bevestigd via de resultaten
(standardized estimate: 0.07). Er is wel een effect van attitude op jealousy (standardized estimate : 0.27) en relatiekwaliteit ( standardized estimate: 0.49). De relatiekwaliteit verklaart dus geen jaloezie, ondanks correlatie, wanneer effectief gedrag en de attitude in rekening worden gebracht. Het tweede deel van hypothese 4 (H4b) voorspelde dat Jealousy wordt verklaard door Unfaithful behavior. Dit werd bevestigd via het model en is dus wel significant (standardized estimate: 0.31). We kunnen dus stellen dat wat op Facebook gebeurt en bekeken wordt gepaard gaat met jaloezie, net door het platform. Ten laatste wordt het derde gedeelte van hypothese 4 (H4c) niet bevestigd ( standardized estimate: 0.27). Deze voorspelde een effect van ‘attitude towards unfaithfulness’ op Facebook Jealousy. Er is wel een effect van ‘attitude tegenover unfaithfulness’ op ‘ Anxious Jealousy’ maar dit is meer een controlevariabele. Dit betekent dat ongeacht wat de partner doet, jaloezie wel positief verklaard wordt door de attitude, bovenop het effectief gedrag die plaats vindt. De vierde hypothese is dus maar gedeeltelijk bevestigd.
Wanneer we de determinatiecoëfficiënten van de hypothesen
bekijken (zie tabel 2) zien we dat de verklaarde varianties in de variabelen behoorlijk hoog zijn voor sociale /gedragswetenschappen.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
24
Figuur 1 Tabel 2: overzicht van de hypothesen en de determinatie coëfficiënt(R²) Hypothese
Bewijs
H1: Facebook Envy heeft een effect op Facebook Jealousy H2: Envy wordt gemedieerd door Satisfaction with life
Ja
R²
0.190
Partial Med.
0.123
Full Med.
0.190
Ja
0.311
Nee
0.020
Ja
0.176
Nee
0.227
H3a: Facebook Envy medieert het effect van Social Comparison op Facebook Jealousy H3b: Facebook Envy wordt verklaard door Social Comparison H4a: Facebook Jealousy wordt gemedieerd door Relationship Satisfaction H4b: Facebook Jealousy wordt verklaard door unfaithful behavior H4c: Facebook Jealousy wordt gemedieerd door attitude tegenover Unfaithful Behavior
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
25
6. Besluit
Wanneer we deze resultaten van dichterbij gaan bekijken kunnen we opmerken dat Facebook een platform biedt waar aan sociale vergelijking kan gedaan worden. Dit kan op zijn beurt een voedingsbodem zijn voor nijd (zie hypothese 3b), zeker als er sprake is van verminderde levenssatisfactie (hypothese 2). Individuen met een laag zelfvertrouwen die een zelfbeeld hebben dat zeer onzeker en onstabiel is, zijn sterk geïnteresseerd in het vergelijken van zichzelf met anderen (Campbell, 1990; Swallow & Kuiper, 1988). Ook het concept ‘pluralistic ignorance’ speelt hierbij een rol, door pluralistic ignorance worden mensen onwillig om nog hun alledaagse gemoedstoestand uit te drukken, ze zijn bang om uitgelachen of uitgesloten te worden door gelijksoortige anderen (peers). Dit zorgt ervoor dat de meeste mensen zich meer alleen voelen in hun verdriet en ontwikkelen nijd door geconfronteerd te worden met anderen die blijken een ‘boeiender leven’ te leiden (Jordan et al., 2011). Nijd is bovendien een verklarende factor voor jaloezie (hypothese 1), aangezien Facebook ervoor zorgt dat die nijd een sociale dimensie kan krijgen. Volgens Afifi, Falato & Weiner (2001) heeft dit als resultaat dat de impact van de info die gevonden wordt op SNS een grotere invloed heeft dan die info die vergaard wordt in een minder publieke context, vooral wanneer deze info kan leiden tot gezichtsverlies. Dit is zeker het geval als de partner zich op Facebook bevindt samen met personen die kunnen gezien worden als een bedreigende derde partij.
Toch geven onze resultaten aan dat sociale vergelijking op zich geen voldoende condities is om gevoelens van jaloezie te ervaren. Gevoelens van jaloezie zijn er enkel wanneer men ook gevoelens van nijd ervaart (hypothese 3a). Deze resultaten wijzen op een ‘full mediation’ door nijd van sociale vergelijking op jealousy. Dit wil zeggen dat het verband tussen sociale vergelijking en jaloezie volledig verklaard wordt door envy. Dit betekent dat het directe pad tussen sociale vergelijking en jaloezie niet significant is, enkel wanneer ook envy als voorspeller van jaloezie wordt meegenomen.
Ook de partner speelt een rol in de verhoging van jaloerse gevoelens wanneer deze zich ontrouw gedraagt op Facebook (H4b) , ongeacht de attitude die men heeft tegenover ontrouw. Dus jaloezie bij ontrouw zal er sowieso zijn, ongeacht of men restrictief of permissief denkt over verschillende soorten van gedrag van de partner (zie hypothese 4c). We merken ook op dat er geen effect is van ‘unfaithful behavior’ op de attitude tegenover ontrouw. Dit suggereert dat wat op Facebook
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
26
gebeurt er niet voor zorgt dat respondenten negatiever staan tegenover ontrouw. Dit resultaat wordt verder ondersteund door de onafhankelijke verklaring van jaloezie door attitude en gedrag. Ondanks de verwachting dat relatiekwaliteit een mediërende factor zou zijn in de verklaring van jaloezie door effectief ontrouw gedrag, blijkt dit niet zo te zijn (hypothese 4a: niet significant).Hierdoor kunnen we vaststellen dat gepercipieerde ontrouw op Facebook niet gepaard gaat met slechtere relatietevredenheid. Samen met de bevinding dat attitude tegenover ontrouw niet uitmaakt, impliceert dit dat we het verhaal van ontrouw op Facebook behoorlijk moeten nuanceren.
Voorafgaand onderzoek van Muise et al. (2009) stelde dat hoe meer tijd men spendeert op FB hoe meer men jaloezie-gerelateerde gevoelens zou ervaren. Wij gingen na of er andere variabelen waren die jaloezie konden voorspellen en of een andere vorm van jaloezie, namelijk nijd, hierin een rol speelde. We kwamen tot de conclusie dat het niet zo is dat wanneer men een Facebookgebruiker is men automatisch nijd zal ervaren op Facebook ondanks de vele mogelijkheden tot sociale vergelijking. Of men al dan niet nijd zal ervaren hangt af van hoe tevreden men is met zijn eigen leven. Het is wel zo dat wanneer men last heeft van Facebook Envy dit sneller kan leiden tot jaloezie op Facebook tussen de partners, ongeacht ofmen een goeie of slechte relatie heeft. We kunnen dus besluiten dat Facebook heel wat mogelijkheden biedt tot betekenisvolle sociale interacties en het boosten van je zelfvertrouwen, dit door het aantal ‘friends’ die je hebt of de ‘likes’ die je ontvangt. Toch is Facebook ook een soort doos van Pandora die vol mogelijkheden zit om anderen te bespioneren, te stalken en andere onzekere en jaloezie gedreven acties tussen partners te veroorzaken. Al deze publieke deeltjes van data over je relatie, van nieuwe relaties tot relatiebreuken en digitale liefdesbetuigingen, kunnen een impact hebben op hoe anderen, inclusief je partner, een beeld van je vormen.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
27
7. Beperkingen en verder onderzoek
Alhoewel onze resultaten verder bouwden op vorig onderzoek, bestaan er toch beperkingen. Een eerste beperking in ons onderzoek is dat we de deelnemers een brede set van vragen stelden en voorbeelden van gedragingen die verscheidende connotaties konden hebben. Een tweede beperking van ons onderzoek is het probleem van zelfselectie, het al dan niet kiezen om deel te nemen aan de enquête, wat de generaliseerbaarheid van ons onderzoek limiteert. Als verder onderzoek kunnen we gaan kijken of deze implicaties ook gelden voor een andere cohorte van respondenten, zoals getrouwde koppels. Door het groeiende aantal virtuele affaires kunnen we gaan kijken of onze variabelen en Facebook in het algemeen hier een rol in spelen (Young, Griffinshelley, Cooper, O'marad & Buchanand, 2000).
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
28
5. Referenties
Acitelli, L. (2001). Maintaining and enhancing a relationship by attending to it. In J. Harvey & A. Wenzel (Eds.), Close romantic relationships: Maintenance and enhancement (pp. 153–167). Mahwah, NJ: Erlbaum.
Afifi, W., Falato, W. & Weiner, J. (2001). Identity concerns following a severe relational transgression: The role of discovery method for the relational outcomes of infidelity. Journal of Social and Personal Relationships, 18, 291–309.
Alicke, M., Klotz, M., Breitenbecher, D., Yurak, T., & Vredenburg, D. (1995). Personal contact, individuation, and the better-than-average affect. Journal of Personality and Social Psychology, 68, 804-825.
Arnett, J. (2000) Emerging adulthood: A theory of development from the late teens through the twenties. American Psychologist, 55(5) 469-480.
Barelds, D., & Dijkstra, P. (2006). Reactive, anxious and possessive forms of jealousy and their relation to relationship quality among heterosexuals and homosexuals. Journal of Homosexuality, 51(3), 183–198.
Barelds D. & Barelds-Dijkstra P. (2007). Relations between different types of jealousy and self and partner perceptions of relationship quality. Clinical Psychology and Psychotherapy , 14 ,176–188.
Barnett, O., Martinez, T. & Bluestein, B. (1995). Jealousy and romantic attachment in maritally violent men. Journal of Interpersonal Violence, 10(4), 473-486. Beach, S. (1998). Pleasure and pain in doing well, together: an investigation of peformance-related affect in close relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 923-938.
Bogle, K. (2008). Hooking up: Sex, dating, and relationships on campus. New York: New York University Press.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
29
Bowe, B. & Mod, A. (2010). Reading Romance: The Impact Facebook Rituals Can Have on a Romantic Relationship. Journal of comparative research in anthropology and sociology, 1(2), 61-77 Brigham, N. , Kelso, K., Jackson, M. & Smith, R. (1997). Theroles of invidious comparisons and deservingness in sympathy and schadenfreude. Basic and Applied Social Psychology, 19, 363–380. Brown, M. (2006). Web 2.0 services: these objects are closer than they appear. Dartmouth College. Buss, D., Larsen, R., Westen, D. & Semmelroth, J. (1992). Sex differences in jealousy: Evolution, physiology, and psychology. Psychological Science, 3, 251-255. Buss, D., & Shackelford, T. (1997). From vigilance to violence: mate retention tactics in married couples. Journal of Personality and Social Psychology, 72(2), 346–361. Buss, D., Shackelford, T., Kirkpatrick, L., Choe, J., Lim, H., Hasegawa, M., Hasegawa, T. & Bennett, K., (1999). Jealousy and the nature of beliefs about infidelity: Tests of competing hypotheses about sex differences in the United States, Korea, and Japan. Personal Relationships, 6, 121-150. Buss, M. (2000) The Evolution of Happiness. American Psychologist, 55(1), 15-23. Buunk, B., Collins, R., Van Yperen, N., Taylor, S. & Dakoff, G. (1990). Upward and downward comparisons. Either direction has its ups-and-downs. Journal of Personality and Social Psychology, 59, 1238-1249.
Buunk, B. (1997). Personality, birth order and attachment styles as related to various types of jealousy. Personality and Individual Differences, 23(6), 997-1006. Buunk, A., & Dijkstra, P. (2004). Gender differences in rival characteristics that evoke jealousy in response to emotional and sexual infidelity. Personal Relationships, 11(4), 395-409. Buunk, A., & Dijkstra, P. (2006). The threat of temptation: Extradyadic relationships and jealousy. In D. Perlman & A.L. Vangelisti (Eds.), The Cambridge handbook of personal relationships. (pp. 533556). New York: Cambridge University Press.
Cameron, J., Holmes, J. & Vorauer, J. (2009). When self-disclosure goes awry: Negative consequences of revealing personal failures for lower self esteem individuals. Journal of Experimental Social Psychology, 45, 217-222.
Campbell, J.D. (1990). Self-esteem and clarity of the self-concept. Journal of Personality and Social Psychology, 59, 538-549.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
30
Carson, C., & Cupach, W. (2000). Fueling the flames of the green-eyed monster: The role of ruminative thought in reaction to romantic jealousy. Western Journal of Communication, 64, 308– 329.
Collins, R. (1996). For better or worse: The impact of upward social comparison on self-evaluation. Psychological Bulletin, 119(1), 51-69.
Connelly, J., Furman, W.& Konarski, R. (2000). The role of peers in the emergence of heterosexual romantic relationships in adolescence. Child Development, 71, 1395-1408.
DeSteno, D. & Salovey, P. (1996). Evolutionary origins of sex differences in jealousy? Questioning the “fitness” of the model. Psychological Science, 7(6), 367-372.
Dainton, M. (2000). Maintenance behaviors, expectations for maintenance, and satisfaction: Linking comparison levels to relational maintenance strategies. Journal of Social and Personal Relationships, 17, 827–842.
Daly, M., Wilson, M., & Weghorst, S. (1982). Male sexual jealousy. Ethology and Sociobiology, 3, 11– 27.
Diener, E., Emmons, R., Larsen, R. & Griffin, S. (1985). The satisfaction with life scale. Journal of Personality Assessment, 49, 71-75.
Dijkstra, P., & Buunk, A. (1998). Jealousy as a function of rival characteris-tics: An evolutionary perspective. Personality and Social Psychology Bulletin, 24, 1158-1166.
Dijkstra, P., & Buunk, A. (2001). Sex differences in the jealousy-evoking nature of a rival’s body build. Evolution and Human Behavior, 22(5), 335-341.
Dolan, M., & Bishay, N. (1996). The effectiveness of cognitive therapy in the treatment of non– psychotic morbid jealousy. British Journal of Psychiatry, 168, 588–593.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
31
Easton, J., & Shackelford, T. (2009). Morbid jealousy and sex differences in partner-directed violence. Human Nature, 20, 342-350.
Ekman, P., & Friesen, W. (1969). The repertoire of nonverbal behavior: Categories, origins, usage, and coding. Semiotica, 1, 49-98.
Ellison, N., Steinfield, C. & Lampe, C. (2007). The benefits of Facebook "friends:" Social capital and college students' use of online social network sites. Journal of Computer-Mediated Communication, 12(4), 1.
Elster, J. (1998). Alchemies of the mind: Rationality and the emotions. Cambridge, United Kingdom: Cambridge University Press.
Facebook (2011). Geraadpleegd op 23 november 2011 op het World Wide Web: http://www.tbgdigital.com/TBG_Digital_Q2_2011_Global_Facebook_Marketing_Report.pdf
Festinger, L.(1954). A theory of social comparison processes. Human Relations, 7, 117–140.
Foster, G. (1972). The Anatomy of Envy. Current Anthropology, 13,165-202.
Freud, S. (1950). Certain neurotic mechanisms in jealousy, paranoia and homosexuality. Complex, 1, 3–13.
Gibbons, F. & Buunk, B. (1999). Individual differences in social comparison: The development of a scale of social comparison orientation. Journal of Personality and Social Psychology, 76, 129-142.
Gilbert, D., Giesler, R., & Morris, K. (1995). When comparisons arise. Journal of Personality and Social Psychology, 69, 227–236.
Gilbert, P., Price, J., & Allan, S. (1995). Social comparison, Social attractiveness and evolution: how might they be related. New Ideas in Psychology, 13, 149--‐165.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
32
Hansen, G. (1983). Marital satisfaction and jealousy among men. Psychological Reports, 52, 363– 366.
Heady, B. & Wearing, A. (1988). The sense of relative superiority - central to well-being. Social Indicators Research, 20, 497-517.
Hendrick, J. (1988). The Relationship Assessment Scale. Journal of Social and Personal Relationships, 15(1), 137-142.
Hoorens, V. (1993). Self-enhancement and superiority biases in social comparison. European Review of Social Psychology, 4, 113-139.
Jordan, A., Monin, B., Dweck, C., Lovett, B., John, O. & Gross, J. (2011). Misery Has More Company Than People Think: Underestimating the Prevalence of Others’ Negative Emotions. Personality and Social Psychology Bulletin, 37(1), 120–135.
Kaighobadi, F., Starratt, V., Shackelford, T., & Popp, D. (2008). Male mate retention mediates the relationship between female sexual infidelity and female-directed violence. Personality and Individual Differences, 44, 1422–1431.
Kamphuis, J., Emmelkamp, P., & de Vries, V. (2004). Informant personality descriptions of postintimate stalkers using the five factor profile. Journal of Personality Assessment, 82, 169–178.
Keillor, G (1985). Lake Wobegon Days. Viking.
Klar, Y., & Giladi, E. (1999). Are most people happier than their peers, or are they just happy? Personality and Social Psychology Bulletin, 25, 585–594.
Klein, M. (1957). Envy and Gratitude: A Study of Unconscious Forces. New York: Basic Books.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
33
Lampe, C., Ellison, N., & Steinfield, C., (2006). A Face(book) in the crowd: Social searching vs. social browsing. Proceedings of the 2006 20th Anniversary Conference on Computer Supported Cooperative Work (pp. 167-170). New York: ACM Press.
Lazarus, R. (1991). Emotion and adaptation. New York: Oxford University Press.
Leach, C., Spears, R., Branscombe, N. & Doosje, B. (2003). Malicious pleasure: Schadenfreude at the suffering of another group. Journal of Personality and Social Psychology, 84, 932–943.
Lockwood, P. (2002). Could it happen to you? Predicting the impact of downward comparisons on the self. Journal of Personality and Social Psychology, 82, 343-358.
Lyubomirsky, S. (1994). The hedonic consequences of social comparison: Implications for enduring happiness and transient mood. Unpublished doctoral dissertation, Stanford University.
Lyubomirsky, S., Sheldon, K.
& Schkade, D. (2005). Pursuing happiness: The architecture of
sustainable change. Review of General Psychology, 9, 111-131.
Major, B., Testa, M. & Bylsma, W. (1991). Responses to upward and downward social comparisons: the impact of esteem-relevance and perceived control. In J. Suls T, Wills (Eds.), Social comparison: Contemporary theory and research (pp. 237-260). New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.
Mathes, E.(1985). Jealousy and romantic love: A longitudinal study. Psychological Reports, 58, 885– 886.
Miller, D. & McFarland, C. (1987). Pluralistic ignorance: When similarity is interpreted as dissimilarity. Journal of Personality and Social Psychology, 53, 298-305.
Mod, G. (2010). Reading romance: The impact Facebook rituals can have on a romantic relationship. Journal of Comparative Research in Anthropology and Sociology, 1, 61-77.
Montgomery, M. (2005). Psychosocial intimacy and identity: From early adolescence to emerging
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
34
adulthood. Journal of Adolescent Research, 20, 346–374.
Muise, A., Christofides, E. & Desmarais, S. (2009). More Information than You Ever Wanted: Does Facebook Bring Out the Green-Eyed Monster of Jealousy? CyberPsychology & Behavior, 12(4), 441444.
Murray, S. L., Aloni, M., Holmes, J. G., Derrick, J. L., Stinson, D. A., & Leder, S. (2009). Fostering partner dependence as trust insurance: The implicit contingencies of the exchange script in close relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 96, 324-348.
Murray, S., Leder, S., MacGregor, J.
Holmes, J., Pinkus, R. & Harris, B. (2009). Becoming
irreplaceable: How comparisons to the partner's alternatives differentially affect low and high selfesteem people. Journal of Experimental Social Psychology, 45, 1180-1191.
Neu, J. (1980). Jealous thoughts. In R. Rorty (Ed.), Explaining emotions (pp. 425–463). Berkeley: University of California Press.
O’Farrell, K., Rosenthal, E. & O’Neal, E. (2003). Testing an Evolutionary Explanation. Journal of Social and Personal Relationships, 20, 663.
Ortony, A., Clore, G. & Collins, A. (1988). The cognitive structure of emotions. New York: Cambridge.
Papp, L., Danielewicz, J. & Cayemberg, C. (2012). “Are We Facebook Official?” Implications of Dating Partners' Facebook Use and Profiles for Intimate Relationship Satisfaction. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking., 15(2), 85-90.
Parrott, W. (1991). The emotional experiences of envy and jealousy. In P. Salovey (Ed.), The psychology of jealousy and envy (pp. 3–30). New York: Guilford.
Parrott, W.& Smith, R. (1993). Distinguishing the experiences of envy and jealousy. Journal of Personality and Social Psychology, 64, 906-920.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
35
Pfeiffer, S. & Wong, P. (1989). Multidimensional jealousy.
Journal of Social and Personal
Relationships, 6, 181–196.
Prentice, D.
& Miller, D. (1993). Pluralistic ignorance and alcohol use on campus: Some
consequences of misperceiving the social norm. Journal of Personality and Social Psychology, 64, 243-256.
Puente, S. & Cohen, D. (2003). Jealousy and the meaning (or nonmeaning) of violence. Personality and Social Psychology Bulletin, 29(4), 449–460.
Rawls, J. (1971). A theory of justice. Cambridge, MA: Harvard UniversityPress.
Rusbult, C., Verette, J., Whitney, G., Slovik, L., & Lipkis, I. (1991). Accommodation processes in close relationships: Theory and preliminary evidence. Journal of Personality and Social Psychology, 60, 53–78.
Rydell, R., McConnell, A., & Bringle, R. (2004). Jealousy and commitment: Perceived threat and the effect of relationship alternatives. Personal Relationships, 11(4), 451–469.
Salovey, P., & Rodin, J. (1984). Some antecedents and consequences of social-comparison jealousy. Journal of Personality and Social Psychology, 47, 780–792.
Salovey, P., & Rodin, J. (1986). The differentiation of social-comparison jealousy and romantic jealousy. Journal of Personality and Social Psychology, 50, 1100–1112.
Salovey, P., & Rodin, J. (1991). Provoking jealousy and envy: Domain relevance and self-esteem threat. Journal of Social and Clinical Psychology, 10, 395–413.
Scheler, M. (1961). Ressentiment. Glencoe, IL: Free Press. (Original work published in 1915).
Schimmel, S.(1993). Seven deadly sins. New York: Bantom Doubleday.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
36
Schoeck, H. (1969) Envy: A theory of social behavior. New York: Harcourt, Brace and World.
Shackelford, T. , & Buss, D. (1997). Cues to infidelity. Personality and Social Psychology Bulletin, 23, 1034–1045.
Sheldon, K. & Houser-Marko, L. (2001). Self-concordance, goal-attainment, and the pursuit of happiness: Can there be an upward spiral? Journal of Personality and Social Psychology, 80, 152– 165.
Silver, M., & Sabini, J. (1978). The perception of envy. Social Psychology Quarterly, 41, 105–117.
Smith, R. (1991). Envy and the sense of injustice. In P. Salovey (Ed.), Psychological perspectives on jealousy and envy (pp. 79–99). New York: Guilford.
Smith, R., Parrott, G., Diener, E., Hoyle, R. & Kim, S. (1999). Personality and Social Psychology Bulletin, 25, 1007.
Smith, R., Turner, T., Leach, C., Garonzik, R., Urch-Druskat, V., & Weston, C. (1996). Envy and schadenfreude. Personality and Social Psychology Bulletin, 22, 158–168.
Smith, R., Kim, S. (2007). Comprehending envy. Psychological Bulletin, 113, 46-64.
Smith, T., Pope, M., Sanders, J., Allred, K. & O’Keefe, J. (1988). Cynical hostility at home and work: Psychosocial vulnerability across domains. Journal of Research in Personality, 22, 525–548.
Solove, D. (2007). 'I've got nothing to hide' and other misunderstandings of privacy. San Diego Law Review, 44, 745-772.
Stern, L. & Taylor, K.(2007). “Social Networking on Facebook.” Journal of the Communication, Speech & Theatre Association of North Dakota, 20, 9-20.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
37
Stone, E., Shackelford, T. & Buss, D. (2007). Sex ratio and mate preferences: A cross-cultural investigation. European Journal of Social Psychology, 37, 288-296.
Swallow, S., & Kuiper, N. (1990). Mild depression, dysfunctional cognitions, and interest in social comparison information. Journal of Social and Clinical Psychology, 9, 289-302.
Taylor, S. & Brown, J.(1988). Illusion and well-being: A social psychological perspective on mental health. Psychological Bulletin, 103, 193—210.
Taylor, S., Buunk, B. & Aspinwall, L. (1990). Social comparison, stress, and coping. Personality and Social Psychology Bulletin, 16, 74-89.
Taylor, S. , Wayment, H., & Carrillo, M. (1995). "Social comparison and self-regulation". In R.M. Sorrentino & E.T. Higgins (Eds.), Handbook of motivation and cognition(pp 3-27). New York: Guilford Press.
Teitelbaum, J. (1976). The Leer and the Loom--Social Controls on Handloom Weavers. In C. Maloney (Ed.),The Evil Eye (pp. 63-75). New York: Columbia University Press.
Tesser, A., Murray M. & Moore, J. (1988). Some Affective Consequences of Social Comparison and Reflection Processes: The Pain and Pleasure of Being Close. Journal of Personality and Social Psychology, 54, 49-61.
Tesser, A. (1988). Toward a self-evaluation maintenance model of social behavior. In L. Berkowitz (Ed.), Advances in Experimental Social Psychology (pp181-227). New York: Academic Press.
Tesser, A. (1991). Emotion in social comparison and reflection processes.In J. Suls & T. Wills (Eds.), Social comparison: Contemporary theory and research (pp. 115–145). Hillsdale, NJ: Erlbaum.
Tjaden, P., & Thoennes, N. (1998). Stalking in America: Findings from the National Violence Against Women Survey. Washington, DC: National Institute of Justice,US Department of Justice.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
38
Utz, S. & Beukeboom, C. J. (2011). The role of social network sites in romantic relationships: Effects on jealousy and relationship happiness. Journal of Computer-Mediated Communication, 16(4), 511527.
Vecchio, R. (1997). It’s not easy being green: Jealousy and envy in the workplace. In R. Vecchio (Ed.), Leadership: Understanding the dynamics of power and influence in organizations (pp. 542–562). Notre Dame, IN: University of Notre Dame Press.
Walther, J., Van Der Heide, B., Hamel, L. & Shulman, H. (2009). Self-generated versus othergenerated statements and impressions in computer-mediated communication: A test of warranting theory using Facebook. Communication Research, 36, 229-253.
Wheeler, L. (1966). Motivation as a determinant of upward comparison. Journal of Experimental Social Psychology, 1, 27- 31.
White, G. & Mullen, P. (1989). Jealousy: Theory, research and clinical strategies. New York: Guilford Press.
Wills, T. (1981). Downward comparison principles in social psychology. Psychological Bulletin, 90, 245–271.
Wills, T. & Suls, J. (1991) Commentary: Neo-social comparison and beyond. In J. Suls & T. Wills (Eds.), Social comparison: Contemporary theory and research (pp.395-411). Hillsdale, NJ: Erlbaum.
Wilson, K., Mattingly, B., Clark, E., Weidler, D., & Bequette, A. (2011). The gray area: Exploring attitudes toward infidelity and the development of the Perceptions of Dating Infidelity Scale. Journal of Social Psychology, 151, 63-86.
Wood, J. (1989). Psychological Bulletin, 106(2), 231-248.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
39
Wood, J. V., & Taylor, K. L. (1991). Serving self-relevant goals through social comparison. In J. Suls & T. Wills (Eds.), Social comparison: Contemporary theory and research (pp. 23-49). Hillsdale, NJ: Erlbaum
Young, K., Griffin-shelley, E., Cooper, A., O'marad, J. & Buchanan, J. (2000). Online infidelity: A new dimension in couple relationships with implications for evaluation and treatment, Sexual Addiction & Compulsivity: The Journal of Treatment & Prevention ,7, 1-2.
Zusman, M., & Knox, D. (1998). Relationship problems of casual and involved university students. College Student Journal, 32, 606–609.
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
40
Facebook & Sociale vergelijking 2.0
41