UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
De drievoudige articulatie van nieuwsconsumptie: een empirisch onderzoek
Wetenschappelijk artikel Aantal woorden: 8851
Laura Velghe
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN Afstudeerrichting NIEUWE MEDIA EN MAATSCHAPPIJ
PROMOTOR: Prof Dr. De Marez Lieven COMMISSARIS: Courtois Cédric COMMISSARIS: D’heer Evelien
ACADEMIEJAAR 2011 - 2012
1. Abstract Daily, millions of people check the news to inform themselves about regional, national and international events. But every individual has its own, mostly unique experience in relation to consulting the news. All these individuals have varied ways of consulting the news due to their different lifestyle situations regarding context, content and device. These three form a concept called triple articulation, in which media can be seen as an object (the physical object), a text (the object as a messenger) and a context (a place where the medium is consulted and who we consult it with) (Courtois, Mechant, Paulussen & De Marez, 2012, p. 402). Based on a qualitative method, we want to research the practical relevance of this triple articulation concerning news consumption. By means of twenty in-depth interviews we try to find out if these three articulations each contribute to people's news consumption or not. We have done this by looking at which media people use to inform themselves about what’s going on in the world (content) and in which social and spatial context they consult these media. Our research clearly shows that each articulation, both object, content, as well as device, have to be regarded as equally important concerning the news consumption of people and that the concept of triple articulation applies to it. Also notable is the fact that individuals who live in a media-rich environment, show a larger variation regarding the articulations than those individuals who have less media devices available.
2. Inleiding Schroder en Kobbernagel (2010, p. 115) hebben reeds in Denemarken een onderzoek gevoerd naar de crossmediale nieuwsconsumptie bij de Deense bevolking. Hun onderzoek was hierbij enkel op het device en de inhoud gefocust en niet op de context. Zo verwonderlijk is dat niet, want vanuit de domesticatietheorie stelt men dat de context afzonderlijk geen betekenis geeft aan mensen hun nieuwsconsumptie. De domesticatie-scholen gaan eerder uit van een dubbele articulatie, waarbij men stelt dat de context en het object ‘gekoppeld’ zijn aan elkaar en er enkel sprake kan zijn van een impact van de inhoud alsook van de toestellen op mensen hun nieuwsgebruik (Hartmann, 2006, p. 86). Wij willen aantonen dat dit niet langer het geval is en dat er eerder sprake is van een drievoudige articulatie waarbij zowel de content, context en het device onafhankelijk van elkaar worden gezien en elk afzonderlijk mensen hun nieuwsbeleving vorm geven. Om dit te kunnen bewijzen, moeten we natuurlijk eerst te weten komen hoe mensen hun nieuwsconsumptiepatronen vandaag de dag zijn, gericht op deze drie articulaties. Dit willen we doen op basis van een empirisch onderzoek. Aan de hand van twintig semi-gestructureerde diepte-interviews willen we dus kijken welke routines mensen van tegenwoordig hebben omtrent hun nieuwsgebruik en dit met betrekking tot de inhoud van het nieuws, het medium waarmee het nieuws geraadpleegd wordt alsook in welke sociale en ruimtelijke 2
context (beide vallen samen onder de algemene noemer van context). Op basis daarvan willen we dan aantonen dat deze drie zaken elk apart betekenis toekennen aan mensen hun nieuwservaring en dus bewijzen dat de drievoudige articulatie opgaat. Bij onze interviews en onze resultaten daarvan moeten we wel rekening houden met het feit dat we meer zijn gaan leven in een digitaliserend en convergerend medialandschap. Want het is namelijk dankzij deze tendensen dat mensen hun nieuwsgebruik geëvolueerd is tot de gewoontes die ze nu hebben. De laatste jaren zijn namelijk de keuzes om nieuws te consumeren op het vlak van context, content en device enorm toegenomen (Courtois, Verdegem & De Marez, revision submitted, p 1). Elk individu heeft hieromtrent dan ook een eigen routine ontwikkeld. Maar dit wil niet zeggen dat deze routines vastliggen. Deze routines kunnen veranderen door de opkomst van nieuwe media, maar dit kan ook door een variant van een medium gebeuren (Schroder & Kobbernagel, 2010, p. 116). Om die redenen gaan we eerst eens kijken naar hoe het medialandschap vroeger, zo een twintig tot dertig jaar geleden, was en hoe het geëvolueerd is tot nu. De convergentie, meer bepaald het samengaan van verschillende mediavormen en technieken, alsook de digitalisering, hebben een belangrijke impact gehad op mensen hun nieuwsraadpleging. Zeker de gevolgen van de convergentie en de digitalisering zijn vandaag de dag nog steeds voelbaar. Wat het drievoudige articulatie concept dan weer betreft, kunnen we voornamelijk stellen dat dit nog heel recent is en pas de laatste jaren in de literatuur is opgedoken. Om die reden is het dan ook nog niet voor iedereen bekend en wordt de praktische relevantie ervan nog steeds in vraag gesteld (Courtois, Verdegem & De Marez, revision submitted, p. 1-2; Livingstone, 2007, p. 22).
3. Literatuuroverzicht: a. Korte geschiedenis van de mediaconvergentie en de opkomst van de digitalisering Wanneer we naar de nieuwsconsumptie van zo een tien tot twintig jaar geleden kijken, merken we op dat er heel wat zaken veranderd zijn en dit door de (media-)convergentie alsook door de digitalisering. (Courtois, Mechant, Paulussen & De Marez, 2012, p. 405; Courtois, Verdegem & De Marez, revision submitted, p. 13). De meest algemene definitie van mediaconvergentie is deze van Henry Jenkins, die zegt dat het een continu proces is waarbij de media-inhoud, -industrieën, -technologieën en -publieken elkaar kruisen/overlappen waardoor de relatie tussen hen drastisch verandert (Jenkins, 2004, p. 116; Kolodzy, 2006, p. 5; Jenkins, 2004, p. 3). Wel moeten we in het achterhoofd houden dat de convergentie hierbij verwijst naar een proces en niet naar een vast eindpunt (Jenkins, 2004, p. 34). Daarom geven we hier een korte schets van de mediaconvergentie van vroeger tot hoe het nu is: 3
Zo een twinig tot dertig jaar geleden waren drie industrieën sterk van elkaar gescheiden: de computer-, broadcast-/film- en de print-/uitgeverij-industrie (Kolodzy, 2006, p. 5). Nicholas Negroponte voorspelde in de jaren zeventig dat deze drie industrieën aan het begin van de éénentwintigste eeuw zouden samensmelten en overlappen (Kawamoto, 2003, p. 59). Deze, eerder economische, convergentie kwam er dan ook doordat de technologie de status quo in elk van deze drie industrieën uitdaagde (Cooke, 2005, p. 24; Kolodzy, 2006, p. 5). De digitalisering zorgde ook voor een nieuwe stroom van mediaconvergenties in de jaren tachtig, maar deze keer op het technologsich vlak. Men omschrijft deze technologische convergentie als: ‘The merging of two or more media technologies (1) or the sharing of information through digitization (2)’ (Cooke, 2005, p. 25). (1) Slaat volgens Ofcom op het samenbrengen van meerdere technologieën in één apparaat of het feit dat slechts één technologie op meerdere apparaten beschikbaar is (Dwyer, 2010, p. 4). Ondanks het feit dat men ervan overtuigd was dat de technologieën zouden convergeren in een soort ‘all-in-one’ device, gebeurde tot nog toe juist het tegenovergestelde (Courtois, Mechant, Paulussen & De Marez, 2012, p 405). We leven met name in een periode waar er een enorme verscheidenheid aan devices is. De digitalisering zorgde ook voor technologische convergenties met betrekking tot de content (2). Eenzelfde media-inhoud kan namelijk dankzij de digitale technologie op allerlei devices afgespeeld of geraadpleegd worden (infra) (Cooke, 2005, p. 25). Men spreekt ook van een culturele convergentie met betrekking tot de doelgroepen. Dit slaat op het feit dat het dagelijks leven van de bevolking veranderd is door de mediaconvergentie. Mensen zijn door de jaren heen andere patronen gaan ontwikkelen om het nieuws te kunnen raadplegen (Kolodzy, 2006, p. VII). Om een voorbeeld te geven: vroeger kon men enkel met de GSM bellen en sms’en, waardoor de GSM niet gelinkt was aan mensen hun nieuwsgebruik. Iedereen had zo zijn eigen gewoontes gericht op de verschillende devices. Nu kan je met de GSM ook het nieuws online raadplegen, wat je anders op je computer deed, of het nieuws beluisteren via de radio op je GSM, wat je anders uitsluitend via je radio-toestel deed (= technologische convergentie). Sommige mensen zijn de GSM dan ook veel meer gaan gebruiken met betrekking tot hun nieuwsraadpleging, omdat het handiger en soms ook vlugger is dan de televisie of de computer te moeten gaan consulteren (= culturele convergentie).
4
b. Gevolgen van de convergentie en digitalisering, toegepast op het nieuws Dankzij de digitalisering kunnen mensen online snel informatie verkrijgen over wat er zich in de wereld afspeelt (Pavlik, 2000, p. 231). Je moet met name niet langer wachten tot de krant de volgende ochtend in je bus ligt om te weten wat er op dit moment allemaal gebeurt in de wereld (Pavlik, 2000, p. 232). Iedereen, die toegang heeft tot het internet, kan op gelijk welk moment van de dag het nieuws online in verschillende vormen en met verschillende devices raadplegen, mede dankzij de convergentie: ‘Convergence is about being flexible enough to provide news and information to anyone and everyone, anytime and all the time, anywhere and often everywhere without abandoning key journalistic values’ (Kolodzy, 2006, p. VII). Dus dankzij de digitalisering kunnen mensen zowel de kranten als de journaals online raadplegen. Heel wat media-analysten en directieleden van het nieuws zagen dit online nieuws als een bedreiging voor zowel het televisiejournaal alsook de dagbladen (Ahlers, 2006, p. 12). Men vreesde er vooral voor dat deze online nieuwssites de traditionele media zouden gaan vervangen. Deze angst was onterecht volgens Ahlers (2006, p. 36), want uit zijn onderzoek is gebleken dat consumenten meerdere media gebruiken om informatie te verschaffen over de snel veranderende wereld (Chan & Leung, 2005, p. 358). De meeste mensen zien het online nieuws hierbij niet als een vervanging voor de traditionele media, maar eerder als een aanvulling erop (Chan & Leung, 2005, p. 358; Ahlers, 2006, p.48). De convergentie heeft er ook voor gezorgd dat journalisten niet langer voor slechts één medium krant, televisie of internet - werken, maar voor meerdere (Singer, 2004, p. 3). Het doel van de journalisten is mensen beter en sneller te kunnen informeren over het regionaal, nationaal en internationaal nieuws. Om dit te kunnen verwezenlijken moeten journalisten polyvalenter kunnen werken. Ze moeten met name één artikel kunnen aanpassen voor verschillende media en dit voor wat betreft de inhoud, de lay-out, het beeldmateriaal,… Journalisten staan vandaag de dag synoniem voor het idee dat één persoon alles doet en dus moet beschikken over ‘cross-media skills’ (Dwyer, 2010, p. 2; Kolodzy, 2006, p. VIII). Nog een ander gevolg van de digitalisering is dat men uitgesteld is kunnen gaan kijken en niet langer in huis aanwezig moet zijn op het moment dat een programma uitgezonden wordt (Pavlik & McIntosh, 2005, p. 71). Dit geldt niet alleen voor de TV-journaals, maar ook voor alle actualiteits- en duidingsprogramma’s etc. De digitale televisie biedt mensen de mogelijkheid dat wanneer ze niet thuis zijn of wanneer ze de tijd niet hebben om dergelijke programma’s te bekijken, ze dit nog steeds
5
achteraf kunnen doen. Zo blijft men ook op de hoogte van de nieuwsfeiten/-onderwerpen, alleen mits wat vertraging.
c. Drievoudige articulatie in de nieuwsconsumptie Algemeen kan je dus stellen dat er door de digitalisering en de convergentie heel wat mogelijkheden zijn ontstaan om nieuws te consumeren. Niet alleen zijn er verscheidene media platformen die je kan raadplegen om het nieuws te beluisteren of te bekijken, maar elk platform heeft ook nog eens een verscheidenheid aan mogelijkheden over de manier waarop je het nieuws kan consulteren (Schroder & Kobbernagel, 2010, p. 115; Dwyer, 2010, p. 4). Bijvoorbeeld de computer: je kan via het internet op je computer het nieuws online raadplegen, zowel de online kranten (tekstueel) als de nieuwsuitzendingen (audio/video) en je kan ook via je computer naar het nieuws op de radio luisteren (audio). Wat de inhoud dan weer betreft, kan deze nog steeds verschillen op het vlak van het type medium, maar het is wel zo dat sinds de convergentie de media-inhoud meer device-onafhankelijk geworden is (supra) (Courtois, Mechant, Paulussen & De Marez, 2012, p. 401). Ook voor wat betreft de ruimtes waarin het nieuws wordt geraadpleegd is er een evolutie geweest. Vroeger werd er enkel gesteld dat mediatechnologieën een dubbele articulatie kenden (Silverstone, Hirsch & Morley, 1992, p. 15-18). Het was namelijk zo dat er enkel sprake was van een object en een content, aangezien het vroeger de gewoonte was dat een apparaat gebonden was aan één bepaalde ruimte. Daar is nu wel verandering in gekomen, mede dankzij de convergentie. Toen de computer bijvoorbeeld begon binnen te dringen in de huishoudens, werd deze aan één vaste ruimte gekoppeld, meestal de bureauruimte. Dit omdat er in de jaren negentig vaak slechts één (of zelfs nog geen) ‘personal computer’ aanwezig was per gezin. Vandaag de dag heeft de computer geen vaste ruimte meer en dankzij de intrede van de laptops nog minder. Daarom gaat men nu eerder uit van een drievoudige articulatie waarbij men dus stelt dat er wel een conceptuele scheiding bestaat tussen het object, de content en de context en dat er dus na de twee articulaties van content en object nog een derde articulatie, met name ‘de sociospatiale’ context, is die ook zelfstandig bijdraagt aan mensen hun nieuwsconsumptie (courtois, Verdegem & De Marez, revision submitted, p. 7). Niet iedereen is hier even sterk van overtuigd, en we willen dan ook met ons onderzoek aantonen dat deze stelling wel degelijk klopt.
4. Methodologie a. Algemeen Door al deze veranderingen over de jaren heen is het interessant geworden eens te kijken naar welke patronen mensen nu ontwikkeld hebben met betrekking tot het consulteren van het nieuws. Aan de 6
hand van twintig semi-gestructureerde diepte-interviews wilden we dan ook deze nieuwspatronen trachten te achterhalen voor wat betreft de content, context en het device. Ook wilden we op deze manier trachten aan te tonen ofdat de drievoudige articulatie gericht op mensen hun nieuwsgebruik nu eerder wel of niet opgaat. Voor wij met deze interviews konden starten, moesten we eerst onze respondenten selecteren. Wij hebben dit gedaan op basis van bestaande datasets, afkomstig van surveys omtrent mensen hun nieuwsconsumptie (digimeter). Wij hebben dan een clusteranalyse uitgevoerd op deze datasets en zijn zo tot 3 profielen gekomen. Meer bepaald tot de profielen van de traditionele (T), de progressieve (P) en de sporadische (S) nieuwslezers. Onder de traditionelen vallen diegene die zich voornamelijk nog op de traditionele media richten, zoals de radio, de televisie en de krant om de actualiteit te achterhalen. De progressieve nieuwslezers zijn meer afhankelijk van het internet, de mobiele applicaties en de sociale netwerksites voor hun nieuwsgaring. Wat de sporadische nieuwsgebruiker dan weer betreft, heeft die eerder een minder frequent patroon qua nieuwsconsumptie. Naast de meer algemene kenmerken per segment hebben we ook voor onze selectie gekeken naar het percentage mannen en vrouwen dat tot elk segment behoort en in hoeverre elk segment in de bevolking aanwezig is, en op basis daarvan hebben wij dan respondenten gezocht. Zo zijn we dan gekomen tot negen respondenten voor het progressieve profiel, waarvan vijf mannen en vier vrouwen. Voor het traditionele profiel zijn we dan tot zes personen gekomen, drie mannen en drie vrouwen. Ook hebben we vijf respondenten gezocht die eerder sporadische nieuwslezers zijn, waarvan twee mannen en drie vrouwen. Tot slot hebben we ervoor gezorgd dat er een sterke variatie aanwezig is in zowel het beroep van de respondenten (student, aannemer, politie-inspecteur, sociaal werker, huismoeder, gepensioneerde,…) als in de leeftijd. Op die manier hebben we getracht om tot representatieve data te komen. De respondenten die wij gebruikt hebben voor dit onderzoek waren ook allemaal minimum achttien jaar.
b. Methodes Bij het afnemen van de interviews zijn we steeds gestart met een concrete vraag, meer bepaald, de ‘day in life’-vraag. Daar werd aan de respondent gevraagd een bepaalde dag (vaak was dit de dag voordien) uit zijn/haar week eens te overlopen vanaf het moment dat die was opgestaan, tot het moment dat die ging slapen, en dit voornamelijk gericht op zijn/haar nieuwsgebruik. Op die ’day in life’-vraag werd dan beducht ingespeeld en ook goed op doorgevraagd. Het doel hiervan was om al van in het begin relevante informatie te verkrijgen over hoe de actualiteit past in mensen hun dagelijkse leven en welke impact personen in hun omgeving hierop kunnen hebben. Daarop volgend hebben we dan nog drie concrete methodes toegepast. De eerste twee methodes waren er op gericht om meer te weten te komen over het gebruik van de content, het object en de context 7
afzonderlijk, terwijl de derde methode eerder peilde naar hoe mensen de interactie tussen die drie zaken zien in hun dagelijkse nieuwsgaring. Hieronder zijn de drie methodes kort besproken alsook hun relevantie voor ons onderzoek. 1. Q-sorting: hierbij kregen de respondenten een stapel met vijfentwintig kaartjes waarbij op elk kaartje
een
bepaalde
nieuwsinhoud
geschreven
was
(actualiteitsprogramma’s,
duidingsprogramma’s, tv-journaals,…) (tabel 1). De keuze van de verschillende contents is gemaakt op basis van het wetenschappelijk onderzoek van Courtois, Verdegem & De Marez (revision submitted) alsook op basis van dat van Schroder en Kobbernagel (2010). De respondenten moesten deze kaartjes leggen volgens een bepaalde schaal. Deze liep van -4 (minst belangrijk) tot +4 (meest belangrijk) en in het midden lag neutraal. Ze moesten alle vijfentwintig kaartjes dus leggen naargelang deze belangrijk zijn in hun leven naar eerder niet belangrijk, dus eventueel volgens wat ze het meest gebruiken naar wat ze weinig of niet gebruiken. Als alle kaartjes gelegd waren, kwam je een soort van piramide uit (Figuur 1). Terwijl de respondenten deze kaartjes sorteerden werd ook de ‘think aloud’ methode toegepast. Dit houdt in dat we de respondent luidop laten praten hebben, terwijl die zijn/haar sortering maakte. Deze methode was interessant om te gebruiken omdat ze de respondent dwong bepaalde keuzes te maken en we zo ook wisten welke nieuwsinhoud voor hem/haar een belangrijke rol speelt.
2. Card-sorting: We hebben een stapeltje met objecten, een stapeltje met spatiale contexten (de ruimtes) en een stapeltje met sociale contexten (de personen) gemaakt (tabel 2). De respondent werd dan gevraagd deze (steeds) zes kaartjes per reeks te sorteren naargelang die belangrijk waren voor hem/haar naar minst belangrijk. Hierbij werd ook de ‘think aloud’ methode toegepast. Deze card-sorting-methode had als doel om meer informatie te bekomen over zowel de meest gebruikte toestellen als de meest gebruikte ruimtes van de respondenten, gericht op hun nieuwsgebruik. Ook wilden we op die manier te weten komen met wie zij voornamelijk de actualiteit bekijken of er over praten. De keuzes voor het selecteren van de verschillende devices of contexten gebeurde ook hier op basis van bestaande wetenschappelijke literatuur, meer bepaald op basis van het onderzoek van Courtois, et al. (revision submitted).
3. Constante-methode: We hebben dus eigenlijk vier zaken: het object, de inhoud, de sociale context en de spatiale context. Bij deze laatste methode hebben we steeds drie van die zaken constant gehouden en het vierde steeds laten variëren tussen twee mogelijkheden, waartussen
8
de respondent dan moest kiezen. Bijvoorbeeld: Object = televisie, content = actua-programma, sociale context = alleen en de respondent moest dan bij de spatiale ruimte een voorkeur geven voor dit ofwel het liefst te bekijken in de woonkamer of het liefst in de slaapkamer. We hebben deze methode toegepast op heel wat verschillende situaties, maar wel al reeds aangepast aan de gewoontes van de mensen zelf die we tijdens het interview te weten zijn gekomen. De bedoeling van deze methode was om op deze manier te achterhalen of de drievoudige articulatie nu eerder opgaat of niet (infra analyse). Ook konden we dankzij deze constante-methode dan kijken waar er bij de verschillende respondenten/profielen gelijkaardige patronen naar voor komen en waar eerder afwijkende. Alle interviews werden, na afname, gecodeerd in Nvivo8. Dit om de analyse van de interviews te vergemakkelijken. Alle onderdelen/methodes van het interview werden dan in aparte ‘codes’ ondergebracht. En voornamelijk op basis van de constante methode verliep het grootste deel van onze analyse. Aan de hand van Queries die we getrokken hebben in Nvivo8 hebben we getracht verbanden alsook verschillen te zoeken tussen de respondenten toegepast op de drie articulaties.
5. Resultaten a. Algemeen 1. Negative case analysis? Voor de algemene analyse van onze data zijn we afgegaan op de theorie van Patton (2002, p. 94), die het heeft over de analytische inductie. Hieronder wordt een inductische analyse verstaan die uitgaat van een deductische basis (Patton, 2002, p 94). Concreet houdt dit in dat we uitgaan van een hypothese, die we trachten te staven via cases (= deductie). En op basis van de uitkomsten van die cases, kunnen we dan beslissen of de hypothese kan bevestigd of eerder ontkracht worden (= inductie). Toegepast op dit onderzoek is onze hypothese: ‘Vertaalt het triple articulation concept zich in de empirische realiteit of niet?’ Dit is het geval wanneer er in onze volledige sample variaties te vinden zijn tussen onze respondenten in termen van object, context en content. Want als onze participanten variëren ten opzichte van elkaar in keuze en dit voor de drie articulaties, dan toont dit aan dat voor elk afzonderlijk andere zaken een bijdrage leveren aan hun nieuwsconsumptie en onze stelling dus bevestigd kan worden. Dit kunnen we het best aantonen op basis van onze constante-methode, waar we verscheidene situaties met steeds wijzigende articulaties hebben voorgeschoteld aan onze respondenten. Om dus te weten te komen of onze hypothese hier klopt of niet hebben we een matrix coding opgesteld op basis van onze gecodeerde interviews. Het resultaat daarvan is dit: 9
Object neg.
Object pos.
Sociaal neg.
Sociaal pos.
Spatiaal neg.
Spatiaal pos.
Text neg.
Text pos.
Interview André (1)
0
1
1
1
0
1
0
1
Interview André (2)
0
1
0
1
0
1
0
1
Interview Carine (1)
0
1
1
1
0
1
1
1
Interview Carine (2)
0
1
1
1
0
1
0
1
Interview Carmen
0
1
1
1
0
1
0
1
Interview Cédric
0
1
0
1
1
1
0
1
Interview Didier
0
1
0
1
0
1
1
1
Interview Dirk
0
1
1
1
0
1
0
1
Interview Franky
0
1
0
1
0
1
0
1
Interview Glenda
0
1
0
1
0
1
0
1
Interview Guy
0
1
1
1
0
1
0
1
Interview Ilse
0
1
0
1
0
1
0
1
Interview Julie
0
1
1
1
0
1
0
1
Interview Maïté
0
1
1
1
0
1
0
1
Interview Marleen
0
1
0
1
0
1
0
1
Interview Nadine
0
1
1
1
0
1
0
1
Interview Philippe
0
1
0
1
0
1
0
1
Interview Ria
0
1
1
1
0
1
0
1
Interview Ruben
0
1
0
1
0
1
0
1
Interview Wouter
0
1
0
1
0
1
0
1
Wat betekent dit nu precies? In onze derde methode werden steeds drie zaken constant gehouden en het vierde werd dan gevariëerd met keuzemogelijkheden. Een één in deze tabel bij de positieve articulaties houdt in dat de respondent een duidelijke voorkeur vertoont voor een bepaald device/content/context, wat dus inhoudt dat wat de respondent gekozen heeft wel degelijk betekenis geeft aan zijn/haar nieuwservaring. Aangezien elke respondent bij elke positieve articulatie een één vertoont, betekent dit dat de drievoudige articulatie opgaat en onze hypothese dus bevestigd is. We kunnen bij deze sample dus niet spreken van een ‘negative case analysis’, want dit zou betekenen dat een bepaalde respondent een afwijkend patroon zou vertonen en dus geen enkele onafhankelijke bijdrage zou leveren aan een articulatie (Courtois, Verdegem & De Marez, revision submitted, p. 14). Wat betekent dan een één bij de negatieve articulaties? Dit betekent dat sommige respondenten ook af en toe eens geen voorkeur toonden in specifieke situatieschetsen. In onze afzonderlijke analyse van de verscheidene articulaties zullen we verder ingaan op deze cases. De belangrijkste focus in onze rapportering ligt op het geven van een globaal overzicht van de meest prominente voorkeuren binnen een bepaalde articulatie en hoe die geplaatst zijn binnen de dagdagelijkse ervaringen van onze participanten (= ‘day in life’ en ‘card sort’). De Q-sort wordt in ons onderzoek nauwelijks gebruikt gericht op onze resultaten, omdat deze voornamelijk bedoeld was voor een ander onderzoek, namelijk dit van Kari Keymolen. Zij focust zich in haar analyse op de nieuwsinhoud van onze gezamenlijke vijfendertig respondenten. 10
b. Specifiek 1. Variatie object Hier kijken we naar de belangrijkste toestellen waarin onze respondenten variëren en die voor elk van hen een specifieke bijdrage leveren aan hun nieuwsbeleving. Laat ons hier wel benadrukken dat we bij deze analyse enkel de meest voorkomende en de belangrijkste variaties hebben toegelicht, want anders zou het ons te ver geleid hebben. Het grootste contrast dat we bij de toestellen gevonden hebben is dat tussen de televisie en de radio. Glenda (25, V, P) woont samen met haar vriend en is voor haar job nogal vaak op de baan, waardoor ze het nieuws regelmatig hoort via de radio. Wanneer ze echter thuis in haar woonkamer is, waar zowel haar radio als haar televisie aanwezig zijn, zal ze het nieuws toch liever bekijken op de televisie dan dat ze het hoort via de radio: ‘Omdat ik dat zo onpersoonlijk vind een radio. Daar komt een stem uit, maar je kan je daar niet echt een visueel beeld van vormen. Ja, dat is misschien beroepsmisvorming, maar ik ken graag context en details. Misschien dat die niet altijd belangrijk zijn, maar ik heb liever een context en visueel beeld. Dat maakt het echter voor mij, dan een radio waar een stem uitkomt’ (Glenda: 25, V, P) Glenda is niet de enige. Het overgrote deel van onze participanten vindt dat beeld en klank een belangrijke bijdrage levert aan hun nieuwservaring. Vaak als men het nieuws hoort via de radio, kan men zich daar moeilijk een beeld van vormen. Maar eenmaal men dan de werkelijkheid ziet via het journaal, beseft men pas vaak wat de ernst van de situatie echt is en kunnen ze er een definitief beeld op plakken. Dit is dan ook voor velen een belangrijk pluspunt van de televisie, gelinkt aan hun ervaring met de actualiteit. De televisie is door heel wat respondenten steeds verkozen boven andere toestellen. Dit had zo zijn redenen. Zoals hierboven al werd aangehaald was beeld en klank een doorslaggevende factor, maar ook het ontspannend aspect dat men ervaart bij de televisie is belangrijk. Omwille van het grote scherm en het feit dat je niks moet doen en enkel de beelden op u moet laten afkomen, vindt men de televisie rustgevend en een goed medium. Anderen vinden de computer dan weer een veel betere en gemakkelijkere nieuwsbron. Wouter (27, M, P) bijvoorbeeld is voor zijn nieuwsgebruik volledig ‘into the computer’. Hij ondervindt meer voordelen wanneer hij het nieuws via online streaming bekijkt dan via de televisie. Als het nieuws hem niet meer boeit of wanneer hij verscheidene zaken al een paar keer gehoord heeft via de radio in zijn auto, dan vindt hij het handig dat hij de uitzendingen online kan doorspoelen naar die zaken die hem op dat moment wel nog interesseren. Ook wanneer voor hem een bepaald item nogal saai is, kan hij vlug eens een ander venster openen en op zoek gaan naar toffere mogelijkheden om te doen tussendoor. Maar ook in deze mening verschillen mensen, want dit was dan weer de reden waarom 11
Carmen (45, V, P) de televisie verkiest boven haar computer. Voor haar staat de televisie meer gelijk aan vrije tijd en haar computer is dan weer meer gerelateerd aan haar werk als freelance fotograaf. Zij weet uit zichzelf dat wanneer zij via de redactie.be het journaal probeert te herbekijken, zij rapper geneigd zal zijn om andere applicaties open te zetten en dat vindt ze dan, om het in haar eigen woorden te zeggen, ‘te heavy’. Cédric (22, M, P) was dan weer een interessante respondent voor wat de impact van zijn job betreft op zijn nieuwsgebruik. Voor hij in een ploegensysteem werkte, keek hij graag eens naar het zeven uur journaal op de televisie in zijn woonkamer. En dit gaf hij hiervoor als reden: ‘ge kunt in uw zetel zitten, ge moet er niet zeer op concentreren want het is niet lezen. Ge kunt dat gewoon passiever meevolgen’ (Cédric: 22, M, P). Maar door zijn ploegensysteem nu is het onmogelijk voor hem geworden om nog een vaste routine gericht op het zeven uur of andere journaal uitzendingen in te bouwen, hoe graag hij dat ook zou willen, want de televisie blijft voor hem een veel ontspannender medium. Maar omwille van zijn job heeft hij dan ook verplicht voor andere keuzes moeten opteren om meer te weten te komen over de dagdagelijkse actualiteit. Meer bepaald bekijkt hij hln.be alsook autoblog.be regelmatig op zijn computer, omdat hij op die manier het nieuws vluchtiger kan overlopen. Hij bekijkt dit dan in zijn slaapkamer en dit voornamelijk bij zijn ontbijt en als hij thuis komt van zijn werk. Ongeveer negentig procent van zijn nieuwsberichtgeving bekomt hij van de nieuwssites via zijn computer. Overdag raadpleegt hij ook nog eens geregeld mobiele websites (ook hln.be en autoblog of bmwblog). Dit doet hij dan eerder in het openbaar of tijdens dode momenten op zijn werk. Want op zijn werk heeft hij geen internetconnectie alsook geen krant, waardoor hij over geen andere mogelijkheden beschikt om het nieuws daar te raadplegen. De voorkeur voor de krant of de computer als nieuwsbron is hier dan weer meer verdeeld. De ene respondent vindt de krant rustgevender dan de computer, terwijl de andere de krant dan weer afkeurt omdat die te duur uitvalt en de online versie goedkoper is. Een andere respondent heeft dan weer een vorm van smetvrees, waardoor ze de krant liever niet leest, omdat die inkt afgaat op haar handen,…(Julie: 22, V, S). Ieder kent echter zijn voor- en nadelen toe aan het lezen van de actualiteit op de computer of het lezen ervan in de krant. Wat aantoont dat beide objecten een specifieke bijdrage leveren aan mensen hun nieuwservaring. Als voorbeeld hebben we André (2) (64, M, T) gekozen omdat hij toch wel heel duidelijk stelt naar wat zijn voorkeur uitgaat en waarom: André heeft de dagdagelijks routine om elke ochtend bij het ontbijt zijn krant, de Tijd, voor minimum een uur door te nemen. Hij leest zowat alle katernen, behalve de koersen van de beleggingsfondsen en de aandelen. André vindt voornamelijk het gebruiksgemak van zijn krant een groot pluspunt. Het is heel snel bij de hand, aangezien hij het maar uit zijn brievenbus hoeft te halen s’ochtends. Terwijl het opstarten van zijn computer hem veel langer duurt. Maar André ziet het grootste voordeel van zijn papieren krant in het feit dat hij die kan houden zolang hij wil en hij de maandag, als er geen editie van de Tijd verschijnt, nog de weekendeditie kan bekijken met de extra bijlagen die erin zitten zoals Sabato en 12
Netto. En die mogelijkheid heeft hij niet bij het nieuwsblad online, waarvan hij dagelijks ook eens kort de headlines doorloopt.
2. Variatie spatiale context Aan de hand van onze interviews hebben we opgemerkt dat ook de ruimtes een impact kunnen hebben op mensen hun nieuwsgebruik. Logischerwijs hebben we natuurlijk het onderscheid in voorkeur sterk opgemerkt tussen de woonkamer en de keuken. Algemeen ging de grootste voorkeur voor velen uit naar de woonkamer. Niet alleen omdat daar bij velen de televisie staat, maar ook omdat ze het daar gezellig vinden en het rust uitstraalt, wat vaak in contrast is met andere ruimtes. Dit wordt sterk bevestigd door André (1) (72, M, T) die het niet zo heeft voor de keuken, aangezien het hem daar niet rustig genoeg is. André en zijn vrouw beschouwen eerder de woonkamer als dé centrale plaats in hun appartement gericht op hun nieuwsbeleving. De woonkamer wordt bij hen zelfs gebruikt voor alles. André en zijn vrouw hebben nogal een vast ritme op hun dag wat betreft naar de televisie kijken. ‘s Middags volgen ze het journaal van één uur, gevolgd door een dutje of een bezoekje aan vrienden of familie. Tegen 17.30u zijn ze dan terug om de soap Buren te kunnen volgen, wat een half uurtje duurt en hen perfect uitkomt, want tegen 18.00u begint hun favoriete feuilleton: Stürm der Liebe. Deze Duitse Telenovelle duurt een uur, dus tot 19.00u, en dan start het journaal. Dit zal André nooit missen op zijn dag. André wil elke dag mee zijn met het reilen en zeilen in de wereld en heeft dan ook de voorkeur om s’avonds nog eens het laat avondjournaal te bekijken in zijn slaapkamer samen met zijn partner. Ze vinden dat aangenaam en ontspannend om in hun slaapkamer nog even televisie te kunnen kijken voor ze in slaap vallen. Niet iedereen is zo een fervente voorstander van de woonkamer voor zijn nieuwsgebruik. Sommigen prefereren toch liever de keuken, en dit vaak om praktische redenen. De één vindt de keuken handig omdat hij daardoor dicht bij de frigo en de koffie is, terwijl de ander het gewoon gezellig vindt om iets te doen te hebben tijdens het ontbijt. Guy (52, M, P) bijvoorbeeld bekijkt s’ochtends tijdens zijn ochtendritueel nogal graag de mobiele applicatie ‘World Newspapers’ op zijn tablet in zijn keuken. Hij vindt dit handig tijdens het ontbijt, omdat hij ondertussen ook aan het eten is en dus zijn ontbijt kan combineren met het vergaren van het nieuws en dit uit verschillende kranten. s’Avonds gebruikt hij zijn tablet dan weer het liefst in zijn woonkamer. Vaak als hij in zijn zetel naar de televisie aan het kijken is, en er interesseert hem iets niet of er is een reclameblok, dan durft hij die tablet al vlug eens bij hem te nemen om daar wat (auto)nieuws op te vergaren. Guy heeft aan elke ruimte zowat zijn gewoontes gekoppeld gericht op zijn nieuwsgebruik en elke ruimte levert een andere gevoelsmatige bijdrage aan zijn nieuwsconsumtptie. Dit is ook het geval met zijn wekelijkse krant. Guy heeft enkel de zaterdag de krant Het Laatste Nieuws en heel af en toe leest hij ook eens de zondagskrant. Beide leest hij enkel in zijn keuken, omdat hij van daaruit een mooi zicht heeft op zijn tuin en hij daar ook de 13
meeste lichtinval heeft, wat dan bijvoorbeeld niet het geval is in zijn bureauruimte. Maar dit is niet zijn enige reden. In zijn keuken kan hij de krant ook mooi open op de tafel leggen, wat gemakkelijker leest voor hem. Maar Guy is in dat opzicht niet de enige die zo redeneert. Velen maken een onderscheid tussen hun woonkamer en hun keuken op basis van hun krant. Niet iedereen leest graag zijn krant in de zetel en dit omdat ze dat niet handig vinden. Je kan die grote krant namelijk niet makkelijk neerleggen in de zetel waardoor je deze dus tussen je handen moet houden en zo moet trachten te switchen van pagina. Anderen vinden het dan weer niet praktisch om hun krant plat op tafel te leggen, aangezien ze dan de hele tijd hun krant naar voor en naar achter moet schuiven om alles gezien/gelezen te hebben. Ze vinden het dan juist handiger om die krant in hun handen te houden in de zetel, omdat ze deze gemakkelijker dichter en verder (van hun ogen) kunnen trekken. Nog anderen vinden dan gewoon in het algemeen dat ze meer op hun gemak zitten in de zetel om hun krant te lezen dan in de keuken bijvoorbeeld, omdat deze laatste meer geassocieerd is met eten en drukte. Julie (22, V, S) is dan weer in elk opzicht een enorme voorstander van haar keuken. In de week zit ze op kot in Gent, waar ze slechts in één ruimte leeft, maar in het weekend gaat ze steeds naar huis bij haar ouders. Julie gebruikt thuis haar slaapkamer nooit, behalve voor te slapen. Daarom werkt en studeert ze voor haar opleiding altijd in de keuken. Haar laptop ligt daar bij de hand en ze heeft dan ook de gewoonte als ze die opstart om altijd eens het nieuws te bekijken. Julie heeft van haar vriend gezien dat die google news als startpagina heeft en dit heeft ze dan ook van hem overgenomen, waardoor ze nu vlugger dan vroeger de actualiteit eens kort bekijkt. Haar voorkeur voor de keuken is omdat ze daar veel geconcentreerder is. Ze vraagt haar wel af of het niet eerder iets psychologisch is. Want ook al komt iedereen daar te pas en te onpas binnen, toch vindt ze dat ze daar het minst afgeleid wordt. Ze heeft het niet zo voor haar woonkamer voor haar nieuwsconsumptie, omdat ze daar rapper de neiging heeft om iets anders op tv open te zetten dan nieuwsgerelateerde zaken of rapper de neiging ook heeft de televisie mee te volgen, ook al is ze zelf bezig op haar computer met een actualiteitssite te lezen: ‘Als ik het nieuws volg op de computer en mijn zus is naar de televisie aan het kijken en ik zit in de woonkamer, dan haak ik midden in het artikel af en dan volg ik mee naar wat mijn zus aan het kijken is. Dus keuken is optimaal voor mij om het nieuws te consulteren’ (Julie: 22, V, S). In één situatieschets hebben we ook de link proberen maken met de ‘ruimte’ openbaar. We hebben onze participanten steeds de keuze gegeven tussen: de radio het liefst beluisteren in het openbaar (voornamelijk auto) of het liefst in hun huis, in een specifieke ruimte. Daar waren de meningen sterk verdeeld. Verscheidene participanten halen aan dat ze het nieuws niet graag beluisteren in hun auto, omdat hen dat afleidt van de baan en men zich wil kunnen concentreren op de weg om zo ongelukken 14
te voorkomen. Maar de meerderheid zegt eerder van: wat kan je anders doen in je auto dan naar de radio luisteren en af en toe eens het nieuws meepikken? Velen beluisteren de radio voornamelijk voor de muziek, maar als het het nieuws is, zullen ze dit niet snel verzetten. Ook de verkeersinformatie, met name waar ze flitsen en dergelijke, wordt wel geapprecieerd. Anderen stellen dan weer dat men thuis minder vlug de radio zal aanzetten voor het nieuws, omdat men in huis sneller naar andere objecten zal grijpen om meer over de actualiteit te weten te komen. In deze analyse van de spatiale ruimte, viel ook Cédric (22, M, P) op in de matrix coding, omdat hij bij de negatieve context-articulatie als enige een één vertoont. Dit betekent dat hij in een bepaalde situatieschets geen voorkeur had voor een ruimte om daarin zijn actualiteit te raadplegen. We hadden hem namelijk voor zijn actualiteitsbeleving gevraagd om een voorkeur te geven tussen zijn woonkamer of zijn werk. En Cédric zei dat hem dat niet zoveel uitmaakt: ‘Als ik op mijn werk de tijd zou krijgen om een krant te lezen alleen, dan zou ik die zeker nemen. Dus ja…Ge wordt dan betaald om een krant te lezen, dat kan niet beter zijn. In plaats dat ik het in mijn vrije tijd zou doen, zou ik ervoor worden betaald. Maar dan zou ik ook alleen moeten zijn; dat er geen bazen zijn’ (Cédric: 22, M, P). Het is niet zo abnormaal dat Cédric hier geen voorkeur heeft. Maar de reden ligt niet aan specifieke aspecten van de ruimte zelf, maar aan het feit dat als hij de mogelijkheid echt zou kunnen krijgen om de actualiteit te raadplegen terwijl hij werkt en dus betaald wordt, hij dat niet zal laten liggen.
3. Variatie sociale context Niet alleen de spatiale context, maar ook de sociale context geeft vorm aan mensen hun nieuwsbeleving. Wat opviel bij de analyse van de sociale context was dat de grootste voorkeur bij onze participanten uitging naar het nieuws ofwel alleen ofwel met de partner te raadplegen. Al de andere mogelijkheden, zoals met vrienden, met ouders, met kinderen of collega’s kregen nauwelijks of nooit een voorkeur. Dit valt voor een deel te verklaren door het feit dat een groot deel nog geen kinderen heeft alsook de meeste participanten niet meer thuis wonen bij hun ouders. In het algemeen kunnen we ook stellen dat men dus met vrienden/collega’s/ouders/kinderen niet vaak nieuwsinformatie samen verzamelt. Voornamelijk ging de voorkeur uit naar het alleen lezen/bekijken/beluisteren van de actualiteit. Dit met de reden omdat men vindt dat men zich zo beter kan concentreren zonder stoorzenders op de achtergrond. Bij sommigen is het zo dat wanneer zij de krant aan het lezen zijn en er anderen komen meekijken, dit als zeer storend wordt ervaren. Een oplossing dat hier dan vaak naar voor komt is dat men aan de andere persoon een deel van de krant geeft, zodat die dus niet meer over de schouders hoeft mee te kijken. Philippe (57, M, S) is daarin
15
anders. Hij heeft de dagelijkse gewoonte om s’ochtends De Standaard uit zijn brievenbus te halen en deze dan aan de ontbijttafel samen met zijn partner te delen. Ze hebben zelfs een specifiek doorschuifsysteem en weten perfect van elkaar wie met welk deel start. Philippe zegt zelf dat hij het niet erg vindt wanneer zijn vrouw en/of zijn kinderen aanwezig zijn terwijl hij zijn krant aan het lezen is, maar enkel zolang ze niet té veel lawaai maken. Als het dan weer op de televisie aankomt, heeft hij liever dit met het gehele gezin te bekijken, en dit gericht op hun familiale band: ‘Als je in familieverband naar tv kijkt, dan heb je al een discussie die vooraf gaat van: naar wat kijken we vanavond? En dan moet je een soort van gemeenschappelijke noemer maken en dat is ook belangrijk voor je familiaal leven, want dat geeft zo een beetje een eenheid aan uw leven zo van: we hebben hetzelfde programma gezien, we spreken over hetzelfde. [...] we hebben dezelfde actua gezien als we eens naar Koppen gekeken hebben. Dus ik vind dat belangrijk’ (Philippe: 57, M, S) Marleen (60, V, T), die helemaal alleen woont, denkt daar dan weer anders over. Marleen durft samen met haar kinderen wel eens naar duidingsprogramma’s kijken op de televisie wanneer zij op bezoek komen, maar algemeen bekijkt ze dergelijke programma’s alsook actualiteitsprogramma’s toch wel het liefst alleen. Ze vindt dat het haar te veel afleidt wanneer er meerdere mensen in haar omgeving zijn, omdat die vaak de neiging hebben om vragen te stellen en om commentaar te geven op wat ze zien. Zeker Marleen haar kinderen hebben daar de neiging toe. Zij trekken nogal graag zaken in twijfel of ze waarheidsgetrouw zijn of niet en Marleen stoort zich daar aan. Ze heeft het liefst dat ze dergelijke programma’s elk apart bekijken in hun eigen huis en alles eens laten bezinken om er daarna pas over te praten. Marleen vormt liever haar eigen beeld over iets, dan dat dat beïnvloed wordt door anderen. Ze wil gerust met anderen over de verschillende onderwerpen praten, maar niet op het moment van de uitzending. Op het moment zelf wil ze in alle rust en stilte luisteren wat er gezegd wordt om er dan zelf haar oordeel over te vellen en er een standpunt over in te nemen. Wat ze wel durft doen tijdens een programma op de televisie of tijdens het TV-journaal is sms’jes sturen naar vrienden of familie om te zeggen dat ze dit of dat moeten bekijken, zodat ze er daarna dan kunnen over discussiëren. Hoe zit dat dan met het consumeren van het nieuws enkel met de partner? Ook hier zijn de meningen weer verdeeld. Wanneer bijvoorbeeld de partner in de buurt is, dan vinden sommigen dat irritant, omdat die vaak juist op de momenten dat het interessant is, begint te praten over vanalles, waardoor de respondent niet gehoord heeft wat er gezegd is. Ook kan de partner zo de onhebbelijke gewoonte hebben om te beslissen dat ze iets anders wil zien of horen, waardoor het nieuwsgebruik van de andere volledig wordt tenietgedaan. Franky (48, M, P) bijvoorbeeld is voor zijn nieuwsconsumptie op elk vlak het liefst alleen. En dit met de reden dat hij heel sterk verschilt in nieuwsvoorkeur ten opzichte van zijn gezin. Franky luistert in zijn auto bijvoorbeeld heel graag naar radio Vaticaan. Maar wanneer zijn vrouw en dochter meerijden, dan heeft hij niet te kiezen naar wat hij wil luisteren. Zijn vrouw en 16
dochter zetten het dan steeds op een andere post waar er zeker geen nieuws in zal voorkomen, waardoor Franky verplicht is zijn nieuws op te geven in functie van de muziek. Ook in zijn huis zal hij zich vaak afzonderen om alleen het nieuws te raadplegen. Bijvoorbeeld het TV-journaal zal Franky het liefst van al alleen bekijken, en dit omdat hij de VRT-zender interessanter vindt dan de VTM-zender, waar zijn vrouw dan weer een voorkeur voor heeft. Beide bekijken dan het journaal elk in een aparte ruimte. Maar daar stoort Franky zich niet aan. Hij bekijkt het liever alleen, in alle rust, zodat hij zich op zijn minst niet hoeft te enerveren aan de andere nieuwszender. Anderen kozen er dan toch eerder voor om het nieuws het liefst met de partner te raadplegen. Het hing soms af van situatie tot situatie, maar velen vinden het interessant om met de partner naar het journaal of actualiteitsprogramma’s te kijken om er dan samen te kunnen over discussiëren of om gewoon elkaars mening hierrond te horen. Wanneer we dan weer kijken naar het gedeelte ‘negatieve articulaties van sociale context’, valt het op dat de helft van onze respondenten hier een één bij vertoont. Wel bij velen omwille van dezelfde reden. Voor de meeste hierbij maakt het niet uit of ze nu alleen of met meerdere hun krant lezen of het nieuws bekijken, maar toch zeggen ze er steeds bij: als er meerdere mensen zijn, moeten ze wel stil zijn en tussendoor geen vragen stellen of een discussie starten. Dus kunnen we hieruit wel afleiden dat alleen nog altijd primeert boven met meerdere mensen het nieuws consulteren, maar dat het niet altijd stoort als ze erbij zijn, zolang ze zelf maar geen stoorzender spelen.
4. Variatie text Wat bij de analyse van de inhoud duidelijk werd, is dat ook deze een impact kan hebben op onze respondenten hun nieuwservaring. Opvallend was dat sommige mensen afhankelijk van de content bepaalden of ze al dan niet mensen in hun omgeving wilden. Sommigen vinden de inhoud van een bepaald programma niet gepast om alleen te bekijken, zoals zware actualiteitsdrama’s, terwijl ze andere programma’s dan weer het liefst van al alleen raadplegen. Anderen bekijken dan weer alles graag met iedereen, behalve dat ene (type) programma. Ilse (22, V, S) is een mooi voorbeeld van dit laatste. Ilse woont nog steeds bij haar ouders, waardoor zij vaak het nieuws samen met hen bekijkt tijdens het avondeten in de keuken. Ilse is dat nu wel al gewoon, waardoor ze er verder niet echt bij stilstaat en dit steeds als ze thuis is samen met haar ouders doet. Maar programma’s zoals Koppen of Telefacts wil ze dan weer kost wat het kost alleen bekijken, en dit omwille van de commentaar die haar ouders altijd geven op de onderwerpen die in dergelijke programma’s behandeld worden. Ilse vindt dat storend, en zeker ook omdat ze vaak een andere mening heeft dan haar ouders, waardoor er dan steeds discussies ontstaan. Om dit te vermijden, bekijkt ze dergelijke programma’s alleen. Al de andere programma’s maken haar niet zoveel uit of ze die nu bekijkt met haar ouders of alleen, zeker
17
als ze aan het zappen zijn. Maar wanneer het op de actualiteitsprogramma’s aankomt, en dan nog eens op onderwerpen die ze zeker en vast gezien wil hebben, is ze toch liever op haar zelve. Wat lezen onze respondenten dan weer het liefst: de inhoud van hun krant op papier of deze eerder online? Julie (22, V, S) leest het liefst de krant online en dit omdat de online krant zelf inspeelt op Julie haar interesseveld, met name het media-en showbizznieuws, door artikels steeds aan te geven met een gelijkaardige inhoud aan het artikel dat ze al aan het lezen is. Julie heeft daardoor steeds het gevoel dat ze persoonlijk aangesproken wordt om nog andere zaken die eraan gerelateerd zijn te lezen en ze vindt dit veel beter en handiger dan de krant waarin ze steeds moet zoeken naar het medianieuws. André (2) (64, M, T) is dan weer een grotere voorstander van zijn krant De Tijd, omdat hij het niet zo heeft voor al die reclame die hij op het internet te verduren krijgt tussen al zijn artikels in, terwijl dit in de krant dan weer in aparte katernen is gevat die hij gemakkelijker kan overslaan. De krant heeft volgens een paar respondenten ook nog een ander voordeel en dit ten opzichte van een magazine. En dat is dat het veel beknopter de actualiteit kan weergeven, terwijl een magazine vaak pagina’s wijdt aan een bepaald onderwerp, wat niet iedereen altijd even interessant vindt, tenzij ze er juist veel over te weten willen komen, zoals Franky (48, M, P). Hij leest namelijk liever een professioneel magazine dan een krant, omdat dat veel doelgerichter is en hij dan zaken leest die hij zeker en vast interessant vindt. Ook de soort krant kan een invloed hebben op mensen hun nieuwsgebruik. Guy (52, M, P) bijvoorbeeld, heeft het niet zo voor de kwaliteitskranten en al zeker niet voor De Standaard. Hij houdt niet zo van het lettertype van die krant en ook de inhoud is daar ‘te stijf en te conservatief geschreven, met serieuze politieke vooroordelen’ (Guy: 52, M, P). Dus die krant vliegt direct in een hoek bij Guy wanneer hij die in zijn handen krijgt. Natuurlijk denkt niet iedereen hier zo over. Maïté (24, V, P) bijvoorbeeld durft nog wel eens De Standaard te kopen wanneer er interessante zaken in staan gelinkt aan haar opleiding. Maar Maïté leest het liefst van al de populaire Vlaamse kranten, en meer bepaald Het Laatste Nieuws. De reden die ze hiervoor aanhaalt is omdat ze vindt dat er van alles wel iets instaat: sensatienieuws, politiek nieuws, iets over de tv-programma’s,… Maar voornamelijk het sensatie-gehalte staat Maïté wel aan. Ze weet het bijvoorbeeld graag wanneer Lady Gaga weer een extravagante outfit heeft aangehad, en daar is Het laatste Nieuws voor haar de beste krant voor. Maar ook de voorkeur voor dat sensatie-gehalte is niet voor iedereen weggelegd. Carmen (45, V, P) leest die populaire Vlaamse kranten niet graag omdat er voor haar dan weer te veel sensatie instaat en er te veel ongelukken en gruwelijke dingen getoond en vermeld worden, waarvan ze vermoedt dat ze er na een maand bang zou van worden. Als we dan opnieuw kijken naar de personen die een één vertonen bij de articulatie ‘text negatief’, dan zien we dat dit er maar twee zijn. En zelfs twee keer om dezelfde reden. Wanneer we onze respondenten vroegen naar wat hun voorkeur uitging betreffende het radionieuws: dit het liefst 18
raadplegen voor of na negen uur, dan maakte dat voor de beide respondenten niks uit. Ze horen het wel wanneer ze in hun auto of in hun huis aanwezig zijn en hun radio daar eventueel aanstaat.
5. Algemene bevinding We hebben ook nog een algemene bevinding gevonden in onze analyse van de variaties. We hebben namelijk een onderscheid opgemerkt tussen de traditionele en de progressieve profielen en dit op het vlak van twee articulaties. Het viel ons op dat de meer traditionele participanten nauwelijks of zelfs eerder geen variatie vertoonden in voorkeur van objecten ten opzichte van elkaar. Steeds kozen ze allemaal voor hetzelfde toestel in gelijk welke situatie. Terwijl de meer progressieve respondenten hun voorkeur wel uiteenlopend was en zij dus wel variëerden ten opzichte van elkaar. Dit valt te verklaren door het feit dat de traditionele respondenten niet alle mogelijke toestellen in huis hebben (vaak geen tablet en geen smartphone en sommige zelfs geen computer) en nog steeds meer de ‘oude’ gewoontes (tv, radio, krant) aanhangen. Terwijl de meer progressieve respondenten dan weer wel over de meeste toestellen beschikken en al zeker over een computer, waardoor zij sneller zullen variëren in voorkeur. Ook op het vlak van de content viel het op dat de meer traditionelen hun voorkeur steeds uitging naar het raadplegen van analoge content in plaats van de digitale, terwijl dit bij de progressieven dan weer meer varieerde tussen die twee. Ook hier is het feit dat de progressievere profielen meer (digitale) toestellen hebben de verklaring. Maar als we dan zijn gaan kijken naar de spatiale en de sociale context, viel het op dat zowel de traditionelere als de progressievere respondenten hier verschilden in voorkeur ten opzichte van elkaar en dat hier dus geen vast patroon in te vinden was. Dit valt dan weer te verklaren door het feit dat beide types van profielen verscheidene ruimtes gebruiken voor eenzelfde toestel en zij dus vlug kunnen verschillen in hun voorkeur hiervoor. Bijvoorbeeld de krant is een typisch object dat op meerdere plaatsen gelezen wordt en de voorkeur daarin is verschillend van persoon tot persoon. Wat het sociale aspect betreft is het natuurlijk zo dat afhankelijk van de levensfase waarin onze respondenten zich bevinden ze steeds andere voorkeuren zullen hebben. Hun voorkeuren hebben hierbij dus niets te maken met hun toegekende profiel.
6. Discussie Wij hebben dus op basis van twintig semi-gestructureerde diepte-interviews getracht empirisch te bewijzen dat de drievoudige articulatie opgaat. We wouden dus aantonen dat zowel de context, de content als de objecten elk afzonderlijk een betekenis geven aan mensen hun nieuwsconsumptie. Wanneer mensen bij de constante methode een voorkeur vertoonden in de hen voorgelegde situaties ten opzichte van een device, een content of een sociospatiale context, dan hield dit in dat hetgeen ze 19
gekozen hadden wel degelijk een rol speelt in hun nieuwservaring. Wanneer er dan weer geen voorkeur was van de respondent uit, toonde dit aan, dat er niet kon gesteld worden dat één van beide keuzes een bijdrage zou kunnen leveren aan de participant zijn nieuwsgebruik. Alle respondenten hebben in ons onderzoek duidelijk aangetoond dat zij bij alle drie de articulaties een voorkeur vertonen, wat dus inhoudt dat onze stelling bewezen is en de drievoudige articulatie in dit onderzoek opgaat. Dit werd ook uitvoerig aangetoond aan de hand van heel wat dagdagelijkse voorbeelden die we haalden uit onze analyse van de interviews. Deze bevinding zet natuurlijk wel kracht bij aan het feit dat wat men eerst dacht, namelijk dat enkel de content en het object een impact hadden op de nieuwsvergaring van mensen, niet langer opgaat. Dit onderzoek toonde heel duidelijk aan dat het object en de context niet langer aan elkaar verbonden zijn, aangezien beide elk apart ook bijdragen tot de nieuwsconsumptie van de respondenten. Een ander resultaat uit onze analyse is dat we ook kunnen stellen dat er variaties op alle articulaties te vinden zijn bij diegene die quasi alles in huis hebben (= progressieven), en de meer traditionele profielen enkel verschillen van elkaar voor wat betreft de sociale en de spatiale context.
7. Conclusie Op basis van ons empirisch onderzoek kunnen we dus concluderen dat wat we in theorie vermoed hadden, toch bleek te kloppen. De drievoudige articulatie is niet langer een concept waarover we spreken, maar het is getoetst aan de realiteit en op basis daarvan is ook bewezen dat het van toepassing is op mensen hun nieuwsconsumptie. Wel moet ik hierbij direct vermelden dat al deze resultaten enkel gelinkt zijn aan ons land, met name België, aangezien we hier gewerkt hebben met Vlaamse respondenten. Deze conclusies kunnen dus niet zomaar doorgetrokken worden naar andere landen. Wat bijvoorbeeld een mooie aanvulling zou zijn op deze studie is dat het onderzoek dat al reeds in Denemarken gevoerd is, verder uitgewerkt zou worden en dit op de drie articulaties om dan te kijken wat de gelijkenissen en de verschillen zouden zijn met België. Maar niet alleen in Denemarken, ook in andere landen kan dit onderzoek gevoerd worden. Op die manier kan men ook zien hoe ver het daar reeds gesteld is met de digitalisering en de convergentie op het vlak van de (nieuws)media. Ook kan dit onderzoek uitgebreid worden naar andere thema’s toe. Wij hebben hier nu de drievoudige articulatie toegepast op mensen hun nieuwsconsumptie en Courtois, et al. (revision submitted) hebben dit ook al gedaan op de audiovisuele mediaconsumptie, maar de onderwerpen hierin kunnen nog heel ver reiken. De toepassing van de drievoudige articulatie op de sociale netwerksites bijvoorbeeld zou heel interessant kunnen zijn. We kunnen dus zeker en vast besluiten dat het triple articulation concept nog mogelijkheden biedt tot toekomstig onderzoek, en dit niet alleen in verschillende landen, ook gericht op verschillende thema’s.
20
8. Dankwoord Eerst en vooral wil ik Cédric Courtois bedanken voor alle hulp en alle tijd die hij aan mij besteed heeft om dit werk tot een goed einde te brengen. Daarnaast wil ik ook mijn promotor, Prof. Dr. Lieven De Marez, bedanken voor zijn promotorschap en het verschaffen van informatie bij mijn masterproef. En tot slot wil ik ook mijn ouders, zussen en Julie bedanken voor hun interesse en steun in alles wat ik doe gericht op mijn studies.
9. Figuren en tabellen Tabel 1: Keuzes Q-sort Eerste articulatie Text 1. TV- journaals (Vlaamse zenders, duurt 20+ minuten) 2. Kanalen met 24/24 nieuws (vb. CNN, BBC, Kanaal Z) 3. Duidingsprogramma’s (Vlaamse zenders, vb. TerZake) 4. Actualiteitsprogramma’s (Vlaamse zenders, vb. Koppen, Telefacts) 5. Nieuws- en duidingsprogramma’s op niet-Vlaamse zenders (vb. RTBFjournaal, Pauw & Witteman) 6. Radionieuws (voor 9u ‘s morgens) 7. Radionieuws (na 9u ’s morgens) 8. Duidingsprogramma’s op de radio (vb. De ochtend, Nieuwe Feiten) 9. Vlaamse kwaliteitskranten (vb. De Standaard, De Morgen) 10. Gespecialiseerde Vlaamse kranten (vb. De Tijd) 11. Gratis dagbladen (vb. Metro) 12. Populaire Vlaamse kranten (vb. Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws) 13. Regionale kranten (vb. Gazet van Antwerpen, Belang van Limburg) 14. Gratis wekelijkse kranten (vb. De Zondag, De Streekkrant) 15. Professionele- en nieuwsmagazines (vb. Klasse, Trends, Knack) 16. Algemene weekbladen, mannen- en vrouwenbladen (vb. Dag Allemaal, Pmagazine, Flair) 17. Hobbytijdschriften (Dobbit, Woef!, Automagazine) 18. Nieuws op Vlaamse professionele nieuwswebsites (redactie.be, De Standaard Online, HLN.be)
21
19. Nieuws op andere Vlaamse websites (bijvoorbeeld over cultuur, muziek, theater, film) 20. Nieuwsblogs op het internet 21. Sociale Media (Facebook, Twitter, YouTube, etc.) 22. Nieuws op internationale professionele nieuwssites (vb. NYTimes, BBC, CNN) 23. Nieuws op andere internationale websites 24. Nieuws op Teletekst 25. Nieuws via mobiele sites of applicaties (incl. SMS)
Tabel 2: Keuzes card sorting Eerste articulatie Text Zie Q-sort
Tweede articulatie Object Televisie Radio Papier Computer GSM Tablet
Derde articulatie Sociale context Alleen Met partner Met ouders Met kinderen Met vrienden Met colllega’s
Vierde articulatie Spatiale context Woonkamer Keuken Slaapkamer Bureau/hobbykamer Openbaar School/werk
Figuur 1: Foto Q-sort (piramide)
22
10.
Referenties
Ahlers, D. (2006). News Consumption and the New Electronic Media. Press/Politics, 11(1), 29-52. Chan, J.K-C. & Leung, L. (2005). Lifestyles, reliance on traditional news media and online news adoption. New media & society, 7(3), 357-382. Cooke, L. (2005). A visual convergence of print, television and the internet: charting 40 years of design change in news presentation. New Media & society, 7(1), 22-46. Courtois, C., Mechant, P., Paulussen, S. & De Marez, L. (2012). The triple articulation of media technologies in teenage media consumption. New Media & Society, 14(3), 401-420. Courtois, C., Verdegem, P. & De Marez, L. (revision submitted). The triple articulation of media technologies in audiovisual media consumption. In review for Television and New Media. Dwyer, T. (2010). Media Convergence. U.K.: Open university press. Gurevitch, M., Levy, M.R. & Roeh, I. (1993). The global newsroom: convergences and diversities in the globalization of television news. In P. Dahlgren & C. Sparks (Eds.), Communication and citizenship: journalism and the public sphere (pp. 195-216). London: Routledge.
Hartmann, M. (2006). The Triple Articulation of Icts. Media as technological objects, symbolic environments and individual texts. In T. Berker, M. Hartmann, Y. Punie, and K. Ward (Ed.), Domestication of Media and Technology (pp.1-249). Berkshire: Open University Press. Jenkins, H. (2004). Pop Cosmopolitanism: Mapping Cultural Flows in an age of Media Convergence. In M.M. Suarez-Orozco & D.B. Qin-Hilliard (Eds.), Globalization: culture and education in the new millennium (pp.114-140). Berkeley en L.A.: university of California Press. Jenkins, H. (2004). The cultural logic of media convergence. International journal of Cultural studies, 7(1), 33-43. Kawamoto, K. (2003). Digital journalism: emerging media and the changing horizons of journalism. USA: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. Kolodzy, J. (2006). Convergence journalism: writing and reporting across the news media. USA: Rowman & Littlefield Publishers, Inc. Livingstone, S. (2007). On the material and the symbolic: Silverstone’s double articulation of research traditions in new media studies. New Media & Society, 9(1), 16–24.
23
Patton MQ (2002) Qualitative Research and Evaluation Methods. London: Sage.
Pavlik, J. & McIntosh, S. (2005). Convergence and its consequences. In E.P. Bucy (Ed.), Living in the information age: a new media reader (pp. 67-73). USA: Thomson Learning. Pavlik, J. (2000). The impact of technology on journalism. Journalism Studies, 1(2), 229-237. Schroder, K.C. & Kobbernagel C. (2010). Towards a typology of cross-media news consumption: a qualitative-quantitative synthesis. Intellect publishers of original thinking, 8(1), 115-138. Silverstone, R., Hirsch, E. & Morley, D. (1992). Information and Communication Technologies and the Moral Economy of the Household. In R. Silverstone & E. Hirsch (Eds.), Consuming technologies: Media and Information in Domestic Spaces (pp. 15-31). New York: Routledge. Singer, J.B. (2004). Strange bedfellows? The diffusion of convergence in four news organizations. Journalism studies, 5(1), 3-18.
24